7. Rondvraag en sluiting

Georganiseerd overleg sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid

G.A. van Herpen-Bartlema Inlichtingen 070 - 376 57 79 telefoon [email protected] e-mail 1 bijlage AP/15.00309 briefnummer G.1.03 zaaknummer 21 mei 2015 datum

Verslag van de vergadering van de werkgroep Algemeen Personeelsbeleid van dinsdag 12 mei 2015 van 13.10 tot 15.30 uur in de Baljuwzaal van het CAOP, Lange Voorhout 13, Den Haag.

Aanwezig: Van de zijde van Defensie: R. Kreeftmeijer (vz.), E.H. Dekker, F.R. van de Hoef, E.H. Huisman, A. Nuijen, C. de Rijke t.b.v. ap. 5: C. Bouwman-Zaaijer, t.b.v. 6. J. der Kinderen; Van de zijde van de Centrales: J.J.H. van Hulsen (AC), R.W. Schilperoort (ACOP), J.P. Arts, L.C. van der Hulst, J.A. Kropf, A.B. Schnoor (CCOOP), R.E.W. Pieters (CMHF). Van de zijde van het secretariaat: G.A. van Herpen-Bartlema (CAOP).

Agenda: (AP/15.00254) 1. Opening, mededelingen en vaststellen agenda. 2. Vaststelling van het verslag van de vergadering van 24 maart 2015 (AP/15.00206). 3. Maatwerk VGB (AP/14.00075, -15.00099, -15.00171). 4. Vacaturebank (AP/14.00647). 5. Rangsbepaling ( AP/15.00167). 6. Personeelsparagraaf UCD (AP/15.00135). 7. Rondvraag en sluiting.

1/10

Postbus 556, 2501 CN Den Haag | Lange Voorhout 9, 2514 EA Den Haag | T 070 376 57 65 | F 070 345 75 28 | [email protected] | www. caop.nl | KvK 41158878

Agendapunt 1. Opening, mededelingen en vaststelling agenda. Opening De voorzitter opent de vergadering om 13.10 uur en heet iedereen welkom. Vaststelling agenda De volgorde wordt gewijzigd, met dien verstande dat agendapunt 2 (verslag) naar achteren wordt geschoven (noot secr. het verslag is wegens tijdgebrek niet meer aan bod gekomen).

Agendapunt 3. Maatwerk VGB (AP/14.00075, -15.00099, -15.00171). Na een korte inleiding door de voorzitter zegt de heer Pieters het terecht te vinden dat het beleid voor een VGB niet aan deze tafel besproken dient te worden. In brief AP/14.00075 hebben de centrales aangegeven dat met hen echter wel gesproken moet worden over de gevolgen van het intrekken van een VGB. Voorheen werd men ontslagen en nu onderneemt defensie stappen voor een andere invulling. Aangezien deze invulling het personeelsbeleid raakt, zal het aan deze tafel dan ook tot overeenstemming moeten leiden. In dat licht bezien is spreker verbaasd dat de SG-aanwijzing over de tijdelijke voorziening maatwerk bij het intrekken van de VGB van de partner, al naar de Kamer gestuurd. Aangezien het hier deels om de invulling van personeelsbeleid gaat, i.c. over de vraag wat te doen als de VGB wordt ingetrokken in een specifieke situatie, had het dus eerst met de centrales moeten worden besproken. Vervolgens merkt spreker op dat defensie de tijdelijke voorziening bij het intrekken van de VGB in verband met onvoldoende gegevens over de partner wel heel erg eng maakt en erg selectief is in de beschrijving van de ‘partner in het buitenland’. De heer Schilperoort is het eens met de heer Pieters. Het gaat de ACOP om de gevolgen van het beleid. Het stoort spreker dan ook dat er buiten de centrales om een voorziening is getroffen. Over de personele aspecten had eerst met de centrales gesproken moeten worden. Ook is spreker het er niet mee eens dat er een tijdelijke regeling is gemaakt, want gezien de steeds wijzigende omstandigheden is een structurele regeling nodig. Spreker had verwacht dat er vandaag inhoudelijk over de regeling zou worden gesproken en hij vindt het dan ook teleurstellend dat dit nu weer niet gebeurt. De heer Van Hulsen sluit zich aan bij de algemene observatie van de heer Pieters, ook wat betreft het gestelde over het ‘enge’ van de tijdelijke voorziening. Er wordt alleen maar ingegaan op de partnerkeuze, terwijl de VGB ook om andere redenen ingetrokken kan worden. Daarbij komt dat spreker het uitgezette beleid niet altijd even duidelijk vindt. Omdat lijsten niet bekend worden gemaakt, geeft het ook naar de toekomst toe niet de gewenste duidelijkheid. Spreker geeft aan dat eerst met de centrales over de gevolgen van het beleid had moeten worden gesproken. De voorzitter schorst de vergadering voor een aantal minuten voor ambtelijk beraad. Na heropening beaamt de voorzitter dat het proces niet goed gelopen is. Helaas kan dit niet meer worden teruggedraaid. Hij zet uiteen dat defensie een tijdelijke voorziening voor de partnerproblematiek heeft gemaakt. Parallel daaraan is een onderzoek uitgezet naar de impact van de regelgeving op de defensieprocessen en maatregelen. Verzocht is om met aanbevelingen te komen. Het rapport en de aanbevelingen zijn bijna gereed en zal zich richten op de volle breedte en een structurele oplossingsrichting. Spreker stelt voor om zodra het rapport definitief is aangeboden, met de centrales het gesprek aan te

2/10

gaan over de personele effecten van de structurele oplossingsrichting. De heer Pieters is bereid om te praten over de effecten van een structurele oplossingsrichting. Aangezien over de SG-aanwijzing niet met de centrales is gesproken, verkeert men nu in een situatie dat er eigenlijk niets is. Totdat de structurele regeling er is, zal men volgens spreker toch een beleid moeten afspreken. De heer Schilperoort is het eens met de heer Pieters. Met betrekking tot de tijdelijke regeling stelt spreker voor om de einddatum (1 september) te schrappen. Er kan dan een tijdelijke regeling worden overeengekomen totdat de structurele regeling een feit is. Voor de heer Van Hulsen is de tijdsplanning relevant. De tijdelijke regeling en de SG aanwijzing zijn volgens spreker op een aantal punten onduidelijk. Als defensie snel met een algemene regeling komt, kunnen die punten wel wachten, maar dat kan niet als het lang duurt. De voorzitter heeft er geen behoefte aan om uitgebreid over een tijdelijke voorziening te praten als er snel een structurele voorziening op tafel ligt. Als er echter onduidelijkheden zijn die snel kunnen worden weggenomen, moet dit nu al gebeuren. Tot het moment dat de structurele oplossing er is, zou de heer Schilperoort willen afspreken dat het intrekken van de VGB geen rechtspositionele gevolgen heeft. Een tijdelijke regeling is voor spreker niet nodig. Van belang is dat er geen gevolgen zijn, totdat er een fatsoenlijk beleid is. Duidelijk is dat de VGB wordt ingetrokken van iemand die crimineel gedrag vertoont, maar de centrales hebben al sinds februari 2014 bezwaar aangetekend tegen de gevolgen van het intrekken van een VGB bij andere kwesties, het zogenaamde grijs gebeid, en men is nog geen stap verder aldus spreker. De voorzitter bestrijdt dit laatste. Spreker heeft zojuist beaamd dat het proces van de afstemming met de centrales over het beleid niet goed is verlopen, maar de centrales zijn wel geïnformeerd over alle stappen die zijn gezet. Ook zijn opmerkingen van de centrales ter harte genomen en is de interne organisatie daarop aangescherpt. Het heeft sprekers voorkeur om meteen de structurele regeling te gaan bespreken. Hij zal intern nagaan wanneer het rapport verschijnt en de centrales hierover deze week nog informeren (pm). Op verzoek van de heer Van der Hulst zegt de voorzitter toe de structurele regeling voor de e vergadering van de 23 ter bespreking te agenderen (pm). Spreker gaat er van uit dat brieven die een reactie zijn op het traject tot nu toe, hiermee als afgedaan kunnen worden beschouwd.

Agendapunt 4. Vacaturebank (AP/14.00647). Na een korte inleiding van de voorzitter, deelt de heer De Rijke mee dat er een monitoring heeft plaatsgehad van de vacaturebank. De laatste stand van zaken is in februari 2015 opgemaakt. Er is een toename van 60% vulling. Er zitten dus nu veel meer functies dan de eerder genoemde 3800 legaal in de vacaturebank. Van de onbezette arbeidsplaatsen staat nu 37% op ‘aanhouden’ en van 3% kan niet worden achterhaald waarom ze op ‘aanhouden’ staan. Spreker deelt mee dat de redenen van het aanhouden staan vermeld in de nota; Uit onderzoek is gebleken dat mensen hierdoor geen belemmering ondervinden in het zoeken naar een functie. Spreker verwacht in juni met een nieuwe analyse te komen. De heer Schilperoort merkt op problemen te hebben met het feit dat er van de 6000 vacatures maar 1500 worden opengesteld. Daarnaast stelt defensie dat het niet openstellen vanwege legitieme

3/10

argumenten geen nadelige gevolgen heeft gehad voor de herplaatsers, maar spreker zou wel eens willen weten hoeveel van de herplaatsers niet in staat zijn geweest op de vacatures te solliciteren. De heer De Rijke antwoordt dat aangegeven is hoeveel vacatures daadwerkelijk zijn opengesteld voor sollicitatie. Van de overige aangehouden vacatures is steekproefsgewijs geconstateerd dat het functies zijn waarop niet gesolliciteerd kan worden door iemand die in het SBK zit of herplaatser is. Volgens spreker heeft dit te maken met de categorieën waarin de herplaatsers zitten. Volgens de heer Kropf heeft dit te maken met het zogenaamde vacaturemanagement. Afgesproken was dat er voor 100% gevuld zou worden en dat betekent volgens spreker dat er geen vacaturemanagement kan zijn. Nu worden er in het kader van vacaturemanagement geen vacatures vervuld terwijl ze wel openstaan. De heer De Rijke meent dat het aanhouden van functies legitiem is. De centrales zijn van mening dat hierdoor mensen buiten het hek worden gezet, terwijl er wel functies voor hen zijn. Door het vacaturemanagement kunnen commandanten een vacature net zolang aanhouden totdat de juiste persoon op het juiste moment langs komt, aldus de heer Van der Hulst. Ondanks alle verbeteringen aan de vacaturebank, komen dergelijke praktijken nog steeds voor. De heer Pieters begrijpt dat sommige vacatures om bepaalde redenen enige tijd openstaan, maar dat er vacatures openstaan vanwege het vacaturemanagement vindt hij onbegrijpelijk. De heer Schilperoort kan zich voorstellen dat een lege stoel wordt geblokkeerd als een OPCO opdracht krijgt om een aantal stoelen in te leveren, maar dat is voor hem ook het enige argument waaronder zo iets kan gebeuren. Het aantal stoelen dat nu wordt geblokkeerd heeft daar niets mee te maken. Volgens spreker moet dit aantal gevolgen gehad hebben voor herplaatsers. De heer Kropf betoogt dat zolang er mensen beschikbaar zijn die voldoen aan de eisen er geen vacaturemanagement kan zijn. De voorzitter begrijpt de zorg van de centrales, hoewel hij het niet helemaal eens is met de causale verbanden en de conclusies van de centrales. Spreker kan zich voorstellen dat er onder bepaalde omstandigheden sprake kan zijn van vacaturemanagement. Het werkelijke probleem is volgens hem dat mensen buiten het hek vallen, terwijl er nog wel een vacature voor hen is. Het is een kwestie van houding en gedrag en daarvoor zijn de rapportages geen oplossing. Wel kan aan de hand van de cijfers worden vastgesteld dat het risico voor dit gedrag er is. De heer Schilperoort maakt in ieder geval uit de cijfers op dat het meer uitzondering is dan regel. De regel is immers dat de vacatures worden opengesteld. De heer Van Hulsen meent dat uit de vandaag gepresenteerde cijfers voor de eerste keer zichtbaar wordt wat er in de praktijk gebeurt. Uit het overzicht blijkt meer dan 10% van de functies niet bezet is en dat zijn dus erg veel vacatures, gezien het totale aantal van 55000. Als dan toch gestuurd moet worden, zou er een grens moeten worden gesteld aan het aantal open vacatures. De voorzitter is het ermee eens dat de cijfers inzicht geven in wat er tot nu toe is gebeurd. Er is duidelijk een spanning waarneembaar en de vraag is hoe dit effect kan worden verminderd. De heer Pieters meent dat in eerste instantie de goede coderingen kunnen worden gebruikt. Het is een eenvoudige wijziging en het beeld wordt hierdoor verbeterd. Lastiger is de commandant ervan te overtuigen geen misbruik te maken van de situatie. Wellicht kunnen hierover op een ander moment stringentere afspraken worden gemaakt. De heer Schilperoort vindt een begrenzing van het percentage onbezette functies, een goede suggestie. Dit zou aanzienlijk lager moeten worden. Daarnaast moet er een nadere duiding komen van het begrip ‘vacaturemanagement’. De voorzitter doet het volgende voorstel:

4/10

- De periodieke gegevensoverzichten worden gehandhaafd. - De update en de analyse zullen binnenkort aan de WG AP worden gestuurd en dienen als ijkpunt. - Intern expliciet aandacht vragen voor de zorgen van de centrales. Bij de volgende rapportage kan worden bezien wat het effect daarvan is geweest. De heer Van der Hulst stelt dat het probleem in de lijn zit. Daar wordt bepaald wat er met een vacature gebeurt. Op het hoogste niveau is gesteld dat de defensieorganisatie in 2014 voor 100% gevuld zou zijn. Nu kunnen commandanten op eigen houtje iets doen en er is geen controle van bovenaf. Volgens spreker is de CDS verantwoordelijk voor zowel gereedstelling als de vulling voor de organisatie. Met de CDS en in het P-beraad moet een methodiek worden afgesproken om het percentage niet gevulde vacatures terug te dringen, zo meent spreker. De voorzitter zal dit zowel met de CDS als in de P-lijn oppakken en hierover een terugkoppeling geven richting de centrales (pm).

Agendapunt 5. Rangsbepaling ( AP/15.00167). De voorzitter merkt allereerst op dat hij zich terdege realiseert dat de brief (AP/15.00167) de vraag van de centrales niet volledig beantwoordt. Er is niet ingegaan op de essentie van de vraag, namelijk of de uitgangspunten die in 1984 zijn geformuleerd nog passen in de huidige tijd. Spreker zegt hierop geen antwoord te hebben gegeven omdat enerzijds het beleid inz. de rangsbepaling in de praktijk weinig voorkomt en hij zich anderzijds afvraagt of het nu het juiste moment is om het stuk uit 1984 te herzien en te ‘verfrissen’. De heer Van der Hulst merkt op dat er sinds 1984 kennelijk een SG aanwijzing is geweest, maar spreker zegt deze aanwijzing niet te kennen omdat deze nooit in het overleg is besproken. Aan de hand van de brief ter zake betoogt spreker dat opnieuw de discussie over de beleidsfactor moet worden aangegaan, waarbij het stuk uit 1984 als uitgangspunt kan dienen. Zo plaatst spreker een aantal vraagtekens bij de criteria voor de toepassing van de beleidsfactor en vraagt hij hoe te controleren valt dat de bestandsopbouw reden kan zijn voor de toepassing van de beleidsfactor. Wat gebeurt er als uit de FUWA-score blijkt dat een bepaalde functie een adjudantsfunctie is, er in het kader van de bestandsopbouw geen ruimte is voor een adjudantsfunctie maar betrokkene de werkzaamheden al wel uitvoert? Wat betreft de mandatering zet spreker uiteen hoe het in de praktijk gaat. Er zijn militaire functies bij de BS, het CDC en de DMO. De OPCO’s beoordelen dezelfde functies afhankelijk van de ruimte die er bij de OPCO’s zijn. Zo kan het dus voorkomen dat twee dezelfde functies bij twee OPCO’s in rang kunnen verschillen. Dit valt niet uit te leggen. Vervolgens merkt spreker op dat uit de brief blijkt dat slechts 70% van de arbeidsplaatsen een FUWAscore heeft. Hij vraagt hoe de rang moet worden bepaald voor functies die geen FUWA-score hebben. Ook vraagt hij zich af hoe kan worden nagegaan of er voor een functie een beleidsfactor wordt toegepast. De heer Van Hulsen vindt dat de brief geen nieuwe elementen bevat. Spreker geeft aan dat de rapportages die de centrales jaren lang hebben ontvangen, niet meer met regelmaat verschijnen. Uit de laatste rapportage bleek dat er veel functies waren die op onverklaarbare wijze hoger scoorden dan de bijbehorende rang. Uitgezocht zou worden hoe dit kwam en of de beleidsfactor was toegepast, maar dat is tot op heden nog niet gebeurd. Spreker is het dan ook eens met de heer Van der Hulst die stelde dat het soms voor alle partijen lastig is om te onderkennen bij welke functies de beleidsfactor is toegepast. Bij het creëren van nieuwe functies zal hieraan expliciet aandacht moeten worden besteed.

5/10

Als geconstateerd wordt dat de beleidsfactor op een bescheiden aantal functies is toegepast, dan denkt spreker dat het beleid uit ’94-‘96 moet worden aangepast. Het niveau van 5% wordt teruggebracht naar 1% en dat is in de huidige tijd ook nodig. Tevens dient de vraag zich aan of mensen die geconfronteerd worden met de beleidsfactor, niet op een andere manier beloond moeten worden. Spreker hanteert het uitgangspunt dat mensen, onafhankelijk van hun rang, financieel gewaardeerd moeten worden voor het werk dat ze doen. De heer Schilperoort sluit zich aan bij de vorige sprekers. Ook meent spreker zich te herinneren dat de centrales bij de start van de reorganisatietrajecten hebben aangegeven dat dit de kans was om het probleem aan te pakken. Spreker vindt het dan ook schokkend te lezen dat slechts 70% een FUWAscore heeft. Vervolgens merkt hij op dat bij reorganisaties is gebleken dat iemand in rang werd teruggezet omdat het soms niet goed uitkwam om hem/haar op dezelfde rang te handhaven. Dit had volgens spreker niets met de functie zelf te maken. Al met al zijn er volgens spreker voldoende redenen om de beleidsfactor te herzien. Na een korte schorsing zegt de voorzitter toe dat de Rapportage Formatiebeheer naar de centrales zal worden verzonden. (Noot secretariaat: rapportage is op 13 mei met nr. AP/15.00297 verstuurd). De voorzitter is het met de centrales eens dat de criteria voor de toepassing van de beleidsfactor ruimte bieden voor een vrije interpretatie. Hij stelt voor om het stuk uit 1984 nog eens door te lopen en aan te passen. Spreker vraagt of dit voor het na het reces moet worden besproken. De heer Van der Hulst geeft aan geen problemen te hebben met bespreking na het reces, maar dan moeten tussentijds eventuele problemen wel worden opgelost. De voorzitter zegt dit toe, eventuele problemen kunnen bij hem worden aangemeld. Het stuk uit 1984 wordt geagendeerd voor de eerstvolgende vergadering na het reces (pm). De heer Van Hulsen verzoekt om bij de rapportage een analyse te voegen van functies die afwijken. De voorzitter zal hiernaar kijken (pm).

Agendapunt 6. Personeelsparagraaf UCD (AP/15.00135). In een korte inleiding memoreert de voorzitter dat n.a.v. de presentatie in een vorige vergadering was afgesproken om de gevolgen van de pensioenanalyse in kaart te brengen en dat men zich intern defensie zou beraden over het verschil in pensioenen. Spreker geeft aan dat er intern defensie een beeld is bij de oplossingsrichtingen, maar dat men er nog niet helemaal uit is. Wel denkt defensie voldoende informatie te hebben om de markt te vragen een aanbod te doen. Als de reacties van de markt binnen zijn, kan de business case worden voltooid. Er is dan inzicht in de personele effecten, al zijn deze nog niet met de centrales besproken, en in het verschil in de pensioenen. Daarna wordt besloten of men wel of niet doorgaat. Desgevraagd door de heer Van Hulsen antwoordt de voorzitter dat defensie nog steeds door wil gaan met outsouringstraject UCD, daarbij de risico’s op zich nemend. Duidelijk is dat er hoe dan ook nog een keer met de centrales zal worden gesproken over de afhechting van de financiële personele effecten. De heer Schilperoort memoreert dat defensie eerder al had gezegd het financiële effect te zullen dragen, zolang het maar niet uit het arbeidsvoorwaardengeld wordt bekostigd. Nu zijn er nog wat zaken bijgekomen en spreker is daarom benieuwd waar defensie het risico mee afdekt.

6/10

De voorzitter antwoordt dat zodra het buiten de kaders van de business case komt en men besluit toch door te gaan, het partijen op een andere tafel gaat raken. De heer Kropf constateert dat als dat gebeurt de sourcing van tafel is. De voorzitter beaamt dit. Het kan dus niet een andere tafel raken, want het zal binnen de business case passen. De heer Kropf vraagt of de werkgever defensie het personeel dat lage niveau voor ogen wil houden. Volgens spreker heeft de voorzitter het beschikbare bedrag gezien en non verbaal daarop gereageerd. Maakt defensie dan nu de keuze om het personeel dat jarenlang goed werk heeft verricht, tot dat belachelijke niveau te gaan verlagen? De voorzitter antwoordt dat hij op basis van de gemaakte afspraken in het Sociaal Statuut het personeel niet zal wegsturen met het bedrag dat er staat. Er zal over een ander bedrag worden gesproken. De heer Pieters vraagt of defensie het personeel dan wegstuurt met een vergoeding voor een bepaalde tijd. De voorzitter is er van overtuigd dat het voorstel dat hij zal doen, zal getuigen van goed sociaal werkgeverschap. Als blijkt dat straks veel geld nodig is om het pensioengat op te vangen, komt dit niet uit gelden die bestemd zijn voor deze overlegtafel of andere overlegtafels, aldus de heer Pieters. De voorzitter antwoordt dat het budget binnen de business case moet passen. Als dat zo is en het leidt tot uitbesteding, raakt het die andere kant. De heer Kropf meent dat er nog wat cruciale punten besproken moeten worden voordat defensie ‘de markt op kan’. Deze hebben wel degelijk invloed op het voorstel. Spreker noemt de werkgarantie voor 5 jaar en de aanbesteding in regio’s. De voorzitter is het er niet mee eens. De heer van Hulsen vraagt of er nog een weg terug is als naar aanleiding van de discussie over de niet financiële elementen, waarvan de heer Kropf er zojuist een paar heeft genoemd, blijkt dat het beter is om niet tot uitbesteding over te gaan. De voorzitter denkt dat het de verantwoordelijkheid is van defensie om goed te luisteren naar de kwantitatieve en kwalitatieve zorgpunten. Het is de zorg van defensie om voorzichtig met propositie om te gaan. Spreker denkt inmiddels over zoveel informatie te beschikken dat de men de markt in kwantitatief en kwalitatief opzicht kan gaan bevragen. De heer Der Kinderen geeft aan dat in juridische zin altijd een stap terug kan worden gezet. De heer Schilperoort meent uit de woorden van de voorzitter te hebben opgemaakt dat het niet uitmaakt of defensie er niet beter van wordt, men gaat sowieso outsourcen tenzij men buiten de business case komt. De voorzitter antwoordt dat hij dit niet zo heeft gezegd. Het gaat om kwalitatieve en kwantitatieve aspecten. Als er in kwantitatief en kwalitatief opzicht een constructie ligt die voldoet aan de eisen en als defensie en de centrales er wat betreft de personele effecten uitkomen, is er geen discussie meer over alleen de lage loonschalen. Dat is namelijk een andersoortige discussie. Volgens de heer Schilperoort zegt de voorzitter feitelijk dat de outsourcing geen geld hoeft op te leveren, want als het aan het eind op nul uitkomt, blijft men ook binnen de business case. De voorzitter zou zich kunnen voorstellen dat de business case op nul uitkomt, maar dat de

7/10

kwalitatieve eisen die gesteld worden niet volstaan. Het is een afweging van een totaalpakket. De business case is sowieso relevant, maar dat wil niet zeggen dat als de business case klopt er niet meer naar de kwalitatieve elementen wordt gekeken. De heer Schilperoort had altijd begrepen dat het geld moest opleveren. De voorzitter meent dat dit ook het streven is. De heer Der Kinderen stelt dat deze discussie gevoerd moet worden op het go/no go moment. Uiteindelijk wordt op het SG-niveau bepaald of men doorgaat. De heer Van der Hulst wijst op hoofdstuk 10 van de Rijksbegroting. Hierin staat dat outsourcing geld op moet leveren. De heer Kropf geeft aan dat iedereen geschrokken is van de cijfers die een vorige keer zijn gepresenteerd. Het was nog erger dan men had gedacht. Daarom kan het volgens spreker niet zo zijn dat de SG een beslissing neemt, voordat er met de centrales afspraken zijn gemaakt over de reparatie van de P-aspecten en deze elementen voor alle betrokken partijen duidelijk zijn. Het immers niet de bedoeling dat er Kamervragen komen over iets wat al lang is besloten, terwijl het overlegtraject nog niet is afgerond. De voorzitter vindt dat er helderheid moet zijn over de kosten alvorens het go/no go moment van de business case er is (pm).

Agendapunt 7. Rondvraag en sluiting Jaarverslag IMG. Op verzoek van de heer Schilperoort zegt de voorzitter toe een appreciatie aan te bieden van de aanbevelingen bij het jaarverslag IMG (noot secr. toegezonden op 1/5 onder nummer SOD/15.00270). Hierop aansluitend verzoekt de heer Van der Hulst om behandeling van het jaarverslag IMG. De voorzitter zegt dit toe en zal de IMG verzoeken om een toelichting te komen geven (pm). Knelpuntcategorie DMO/Operations. De heer Van Hulsen zegt geen behoefte te hebben om te piepen op de op 1 mei jl. verzonden piepbrief over een aangepast voorstel voor het vaststellen van knelpuntcategorieën DMO/Operations (noot secr. AP/15.00272). Spreker heeft echter wel behoefte aan een discussie over de onderliggende problematiek. De voorzitter zegt dit toe (pm). Vastgesteld wordt dat ook de overige centrales geen behoefte hebben om te piepen. Herkenbaarheid NATO militairen + familieleden/kentekenplaten. Op verzoek van de heer Schilperoort zal de voorzitter via mail reageren op uitkomsten van de gesprekken met de Duitse autoriteiten en de te ondernemen stappen (pm).

Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter de vergadering om 15.30 uur.

8/10

Actiepunten na vergadering 12-5-2015 Nr. : 1

2

3.

4.

Onderwerp:

Actie:

Evaluatie/Toepassing FPS/ Quick Wins (AP/14.00228, -/14.00275, /14.00313, AP/15.00087) 24-2-2015, (AP/15.000206), ap 3 Vacaturebank 12-5-2015 (AP/15.00309) ap,4, blz. 5

- Bespreken ihk van herziening FPS. - Brief inz. stopzetten quickwins afstemmen met centrales

Evaluatie besluit medezeggenschap (AP/14.00102, -/14.00499, 15.00096, -/15.000153)/ Toepassing artikel 2a 20-1-2015 (AP/15.00062), ap. 2 24-3-2015 (AP/15.000206), ap. 2 Nota rangsbepaling (uit 1984) 12-5-2015, AP/15.00309, ap.5, blz.6

-periodieke gegevensoverzichten handhaven - Intern expliciet aandacht vragen voor de zorgen van de centrales. Bij de volgende rapportage bezien wat het effect daarvan is geweest. - Probleem vulling zowel met de CDS als in de P-lijn oppakken en een terugkoppeling geven richting de centrales - Schriftelijk reactie op brief van AC en CCOOP (AP/15.00153)

-Nagaan of IMG met minister heeft gesproken - Nota uit 1984 na zomerreces agenderen t.b.v. herziening.

Medisch gezondheidscentrum Soesterberg 28-10-2014 (AP/14.00628) ap.9 16-12-2014 (AP/15.00010), ap.2 20-1-2015 (AP/15.00062), ap. 2 Das shops 28-10-2014 (AP/14.00628), ap.9 20-1-2015 (AP/15.00062), ap. 2 Rechtspositie reservepersoneel (AP/15.000701) 3-2-2015 (AP/15.00095), ap.2

- Defensie maakt brief. - Agendering AP april 2015

8.

PX 10 (AP/14.00610, -/14.00645) 16-12-2014 (AP/15.00010),blz. 8

Schriftelijke reactie op aantal elementen uit brief ACOP (AP/14.00610)

9.

Herkenbaarheid NATO militairen + familieleden 16-12-2014 (AP/15.00010),blz. 8 20-1-2015 (AP/15.00062), ap. 2 12-5-2015 (AP/15.00309), ap. 7

Na overleg met CDS centrales informeren over oplossing.

5.

6.

7.

10.

11.

12.

Principe discussie reorganisatie/sourcing trajecten 20-1-2015 (AP/15.00062), blz. 3 3-2-2015 (AP/15.00095), ap.3, blz.4 24-3-2015 (AP/15.00206), ap.2 Voortgangsrapportage BBO en Klanttevredenheidsonderzoek /(AP/14.00624 en -/14.00705, 15.00103) 20-1-2015 (AP/15.00062), ap. 2 ROC’s (AP/14.00702) 20-1-2015 (AP/15.00062), ap.9

Opmerkingen:

Rapportage formatiebeheer is op 13 mei met nr. AP/15.00297 verstuurd

Brief adequate vervanging DAS shops

- Overzicht inzet reservisten; - Brief VBM beantwoorden

Brief Def. is op 23-3 verzonden. (AP/15.00195)

Centrales per mail informeren over uitkomst gesprek met Duitse autoriteiten. Implementatienota Procesverbetering Sourcing agenderen voor een wg. AP

2e Rapportage Klanttevredenheidsonderzoek Begeleidings- en bemiddelingstraject SBK 2012 [AP/15.00103] agenderen voor de vergadering van april 2015 Defensie gaat schriftelijk in op terugdraaien verlenging arbeidsduur en op brief AP/14.00702. Agendering volgt

9/10

13.

Evaluatie commissie De Veer 3-2-2015 (AP/15.00095), ap.6, blz. 8 24-3-2015 (AP/15.00206), ap 5

Evaluatie voor 1-9-2015 gereed.

14.

UCD 10-3-2015 (ap/15.00181), ap.2 12-5-2015 (AP/15.00309), ap.6, blz.7 Brevetten 3-2-2015 (AP/15.00095), ap. 6, blz.8

- Gevolgen pensioenanalyse in kaart brengen - Helderheid over kosten alvorens go/no go

Uitzendnorm SOD vergadering 18-11-2014 (SOD/14.00700), blz.2 VGB 12-5-2015 (AP/15.00309), ap.3, blz.3

Uitzendnorm agenderen voor een wg. AP

15. 16.

17.

18

Jaarverslag IMG 12-5-2015 (AP/15.00309), ap.7, blz.8

19.

Beleid generieke functiebeschrijvingen 12-5-2015 (AP/15.00309)

Nagaan of Marine bij de toekenning van brevetten afwijkt van het eenduidig beleid.

-Centrales informeren over verschijningsdatum rapport - Structurele regeling agenderen voor 23-6. - Appreciatie bij aanbevelingen; - Agenderen voor een wg. AP Agenderen voor een AP

10/10