Nr. 2008/64 Raadsvergadering van : 30 september 2008 Portefeuillehouder : J.B. Uit den Boogaard Afdeling : Middelen Document id. : raadsvoorstel art 2 Wvg Onderwerp : Vestiging gemeentelijk voorkeursrecht Samenvattend voorstel: Met toepassing van artikel 2 van de Wet voorkeursrecht gemeenten gronden in het Braassemerland aan te wijzen waarop het gemeentelijk voorkeursrecht gevestigd wordt. Inleiding In het kader van de ontwikkeling van het Braassemerland heeft u op 17 mei 2005 besloten voor een groot aantal percelen in het plangebied Roelofarendsveen-Zuid het gemeentelijk voorkeursrecht te vestigen. Dit besluit had als basis het structuurplan ‘Gebiedsplan RoelofarendsveenZuid’. Het voorkeursrecht was voor de duur van twee jaar van toepassing. Bij besluit van 25 april 2007, in werking getreden op 17 mei 2007, heeft u deze termijn eenmalig verlengd met een jaar. Zodoende moest het gemeentelijk voorkeursrecht op basis van het structuurplan na 17 mei 2008 worden doorgehaald. De Wet voorkeursrecht gemeenten biedt echter in artikel 2 en 3 de mogelijkheid om bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan (opnieuw) het gemeentelijk voorkeursrecht te vestigen. Deze bevoegdheid is voorbehouden aan uw raad. Overigens is de Wet voorkeursrecht gemeenten per 1 juli 2008 gewijzigd. De procedure tot aanwijzing van de percelen is enigszins vereenvoudigd. Voor dit voorstel heeft de wetswijziging geen gevolgen, met dien verstande dat de duur van het voorkeursrecht gemaximaliseerd is tot 10 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan (artikel 9, lid 1 Wvg). Overwegingen Het structuurplan ‘Gebiedsplan Roelofarendsveen-Zuid’ is uitgewerkt in het bestemmingsplan Braassemerland, dat u in deze zelfde raadsvergadering ter vaststelling zal worden voorgelegd. Vooruitlopend op de vaststelling van het bestemmingsplan hebben wij op 19 februari 2008 het voornemen uitgesproken uw raad een voorstel te doen om wederom gronden in Braassemerland aan te wijzen voor de toepassing van het gemeentelijk voorkeursrecht. Ons ontwerpbesluit tot het doen van een raadsvoorstel en de bijbehorende stukken zijn voor een ieder gedurende zes weken ter inzage gelegd. De eigenaren van en beperkt gerechtigden op de betreffende kadastrale percelen hebben persoonlijk bericht ontvangen van ons voornemen, waarbij zij op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen. Van deze mogelijkheid hebben acht belanghebbenden gebruik gemaakt. De ingediende zienswijzen hebben niet geleid tot essentiële wijzigingen van het ontwerpbesluit. Dus hebben wij op 6 mei 2008 het besluit genomen als bedoeld in artikel 6 van de Wet voorkeursrecht gemeenten, gelijktijdig met de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan ‘Braassemerland’. Dit besluit is gepubliceerd in de Staatscourant van 7 mei 2008 en ingeschreven in het gemeentelijke beperkingenregister (gekoppeld aan de openbare registers van het kadaster). Hierdoor is de zogenaamde voorbescherming gecreëerd, zodat de Wet voorkeursrecht gemeenten (nog steeds) van toepassing is op het gebied. Ons besluit dient uiterlijk binnen vijf maanden na de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan (dus uiterlijk 6 oktober 2008) en gelijktijdig met de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan te worden gevolgd door uw raadsbesluit teneinde deze bescherming te behouden. Het voorkeursrecht wordt gevestigd met het oog op de herontwikkeling van een gedeelte van het gebied Roelofarendsveen-Zuid. De agrarische gronden zullen worden ontwikkeld voor de hoofdfunctie ‘wonen’ met de daarbij behorende nevenvoorzieningen. Ook sommige percelen met andere functies, zoals bedrijven en water en een enkele woning, zullen daarbij van bestemming veranderen. De gemeente wenst in deze ontwikkeling de regierol te spelen. Hiertoe is vanaf februari 2004 het gemeentelijk voorkeursrecht op de betreffende percelen gevestigd en
sinds april 2007 het Programmabureau Braassemerland opgericht. Om de regierol van de gemeente te kunnen behouden verdient het aanbeveling het voorkeursrecht opnieuw te vestigen. Het voorkeursrecht heeft tot gevolg, dat een eigenaar die zijn onroerende zaak wil verkopen, dit eerst aan de gemeente te koop moet aanbieden. Hierdoor verschaft het voorkeursrecht de gemeente een betere uitgangspositie op de vastgoedmarkt en heeft zij een instrument in handen om percelen te verwerven. Indien gronden in het plangebied worden verworven, verkrijgt de gemeente een belangrijke grondpositie, waarmee wordt voorkomen dat de gemeente haar regierol in het gebied verliest aan met name projectontwikkelaars. Bovendien is de gemeente in staat om publieke voorzieningen (wegen, riolering, groen, maatschappelijke functies) te realiseren en bouwlocaties uit te geven teneinde o.a. de kosten van die publieke voorzieningen te financieren. Verder is het voorkeursrecht gedurende het planontwikkelingsproces van het gebied Roelofarendsveen-Zuid een beschermingsinstrument (geweest), waardoor ongewenste verkopen (grondspeculaties) kunnen worden tegengegaan. Het voorkomt prijsopdrijving van tegen elkaar opbiedende marktpartijen en buitensporige grondprijsstijgingen, waardoor de financieeleconomische uitvoerbaarheid van het plan nadelig wordt beïnvloed. In het bij dit voorstel behorende ontwerpraadsbesluit worden de kadastrale percelen met de bijbehorende rechthebbenden genoemd, waarop het voorkeursrecht wordt gevestigd. Bij het besluit behoort tevens een kadastrale kaart met de aan te wijzen percelen. Voor de aanwijzing van gronden hanteert de Wet voorkeursrecht gemeenten het criterium dat alleen gronden in aanmerking komen waaraan bij het nieuwe bestemmingsplan een niet-agrarische bestemming is gegeven en waarvan het gebruik afwijkt van dat plan. In het nieuwe bestemmingsplan worden de hoofdbestemmingen ‘Wonen’, ‘Woongebied nader uit te werken’, ‘Bedrijf’, ‘Centrum’, ‘Detailhandel’, ‘Gemengd’, ‘Groen’, ‘Horeca’, Maatschappelijk’, ‘Recreatie’, ‘Verkeer’ en ‘Water’ benoemd. Alle percelen binnen het plangebied, waar een functieverandering – hoe gering ook – zal plaatsvinden, zijn aangewezen. Ook wanneer de nieuwe bestemming voorziet in een vergelijkbaar, maar intensiever gebruik dan het bestaande, zal redelijkerwijze kunnen worden gesproken van een afwijkend gebruik. Een voorbeeld hiervan is wanneer een bestaande woning de bestemming ‘Woongebied nader uit te werken’ krijgt. Sommige percelen zijn door hun vorm, grootte en/of ligging onlosmakelijk verbonden met andere percelen, waardoor alleen integrale herontwikkeling mogelijk is en het voorkeursrecht dus gewenst is. Het voorkeursrecht wordt niet gevestigd op het merendeel van de percelen in de bestaande bebouwingslinten. Het betreft hier hoofdzakelijk particuliere woningen, waarvoor gekozen is deze zoveel mogelijk te behouden. Bij dergelijke woningen is er dan ook geen sprake van een functiewijziging en is de nieuwe bestemming conform het huidige gebruik. In de linten zijn alleen de bedrijfswoningen en overige bedrijfsmatig geëxploiteerde percelen in het voorstel meegenomen, omdat in die gevallen wel sprake is van een functieverandering. Financiële aspecten Aan de vestiging van het voorkeursrecht zijn in principe geen kosten verbonden. Uiteraard heeft het verwerven van gronden wel financiële consequenties. Deze zijn opgenomen in de exploitatie bij het Masterplan. Verder kunnen uit de in de wet genoemde, rechtsbeschermende maatregelen kosten voor de gemeente voortvloeien, zoals een taxatie door deskundigen en het voeren van rechtbankprocedures. Dergelijke kosten zullen ten laste van de exploitatie komen. Standpunten commissies en derden Ons besluit betreffende het concept van dit raadsvoorstel met bijbehorend ontwerpbesluit en overige stukken zijn wederom voor een ieder gedurende vijf weken ter inzage gelegd. De eigenaren van en beperkt gerechtigden op de betreffende kadastrale percelen hebben persoonlijk bericht ontvangen van ons voorstel, waarbij zij op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen. Van deze mogelijkheid hebben acht belanghebbenden gebruik gemaakt. Hieronder volgt een uiteenzetting van de ingediende zienswijzen.
1. De heer C.G.F. Kortekaas, Floraweg 35a te Roelofarendsveen Belanghebbende heeft aangevoerd dat in het ontwerpbesluit (voorstel) onjuist is vermeld dat de opgenomen percelen al eerder bij een aanwijzing betrokken zijn geweest. Voor het perceel van belanghebbende is dit namelijk niet het geval. Wij hebben hieromtrent het volgende overwogen. De opmerking van belanghebbende is terecht. Het merendeel van de percelen is betrokken geweest bij de aanwijzing op basis van het structuurplan ‘Gebiedsplan RoelofarendsveenZuid’. Het perceel van belanghebbende is echter nu pas voor het eerst aangewezen, omdat de nieuwe noord-zuidweg voor een deel geprojecteerd is over de achterkant van enkele agrarische percelen aan de Floraweg, teneinde de woningen aan de Kerkweg te ontzien. Een en ander is in het ontwerpbesluit aangepast, maar heeft verder geen (juridische) consequenties. 2. De heer L.J.E. van Ruiten en mevrouw A.P.G. van Ruiten-van Hameren, Zuideinde 113 te Roelofarendsveen Belanghebbenden voeren aan dat het hen bevreemdt dat hun woning (perceel) wederom in het voorstel is opgenomen, terwijl dat bij de buren niet meer het geval is. Verder is de bestemming gewijzigd naar “groen” (= Uit te werken woongebied). Van beide wijzigingen zijn zij niet op de hoogte gesteld. Wij hebben hieromtrent het volgende overwogen. Er is geen sprake van een gewijzigde situatie ten opzichte van het (voor)ontwerp van het bestemmingsplan. In het vigerende bestemmingsplan Roelofarendsveen-Zuid had het perceel van belanghebbenden de bestemming ‘Agrarische doeleinden’; het betreft dus een bedrijfswoning. In het (voor)ontwerp van het bestemmingsplan ‘Braassemerland’ zijn alle agrarische percelen bestemd tot ‘Uit te werken woongebied’, zo ook dat van belanghebbenden. In het definitieve bestemmingsplan is dat niet anders. Er is hier dus duidelijk sprake van een gebruikswijziging, zodat de aanwijzing voor het voorkeursrecht gerechtvaardigd is. Het is niet onmogelijk dat de woning als zodanig behouden blijft en bij de nadere uitwerking alsnog een woonbestemming krijgt. Dan zal het voorkeursrecht alsnog vervallen. De woningen Zuideinde 113a tot en met 117a hadden in het oude bestemmingsplan al een woonbestemming en hebben deze in het nieuwe bestemmingsplan behouden. Deze percelen zijn dan ook niet aangewezen, aangezien hier geen sprake is van een wijziging in het gebruik. 3. De heer M. Gemmink en mevrouw S.P.M. van Zaal te Amersfoort Belanghebbenden zijn eigenaar van een perceel achter de nieuw gebouwde woning Zuideinde 97. Zij voeren aan te lang – meer dan 10 jaar – te moeten wachten op uitsluitsel op hun verzoek dit perceel met een woning te bebouwen. Het wordt hen door het voorkeursrecht onmogelijk gemaakt om met verschillende partijen te onderhandelen over eventuele verkoop. De gemeente speelt een dubieuze rol door enerzijds het gebied als projectontwikkelaar op te kopen en door anderzijds te bepalen welke planologische invulling dit gebied krijgt. Betrokkenen willen alsnog de gelegenheid krijgen zelf een huis te bouwen en zijn bereid zich daarbij te conformeren aan de van toepassing zijnde criteria. Wij hebben hieromtrent het volgende overwogen. De ontwikkeling van Braassemerland kent een looptijd van circa 15 jaar en zal daardoor ook een fasering in deelgebieden kennen. Aangezien het op dit moment onmogelijk en onwenselijk is alle deelgebieden tot in detail te beschrijven, is gekozen voor een globaal bestemmingsplan. Hierin wordt de hoofdrichting bepaald en de randvoorwaarden voor de uitwerking
in deelgebieden. Bij die uitwerking kan rekening worden gehouden met gewijzigde omstandigheden, bijvoorbeeld ten aanzien van woningtypen, als marktonderzoek daartoe aanleiding geeft. De uitwerkingen kennen een eigen besluitvormingstraject, met daarbij de door de wet toegekende inspraak- en bezwaarmogelijkheden. Door de fasering wordt rekening gehouden met de aanleg van de hoofdinfrastructuur en wordt tevens een zeker bouwtempo beoogd om de overlast aan bouwwerkzaamheden en bouwverkeer te beperken. Aangezien het perceel van belanghebbenden is gelegen in de tweede fase van het plan, kan op dit moment dus niet aan hun verzoek worden meegewerkt. De Wet voorkeursrecht gemeenten heeft als oogmerk dat de eigenaar van een perceel, dat belast is met het gemeentelijk voorkeursrecht, zijn perceel niet vrij op de markt te koop kan aanbieden. Deze maatregel is bedoeld om de met deze wet beoogde effecten te waarborgen bij de ontwikkeling van een plan, namelijk het voeren van de regierol door de gemeente en het dempen van de marktprijzen. De wetgever heeft deze mogelijkheid nu eenmaal geschapen, zodat het – binnen de gestelde criteria – gerechtvaardigd is hiervan gebruik te maken. Vanwege de beoogde doelstellingen heeft zelfrealisatie in de toekomst niet de voorkeur van de gemeente, maar dit wordt niet uitgesloten, mits men zich conformeert aan de door de gemeente te stellen randvoorwaarden en de kaders van het bestemmingsplan. 4. Achmea Rechtsbijstand namens de heer G.T.J. Dröge en mevrouw M. Dröge-Outshoorn, Fransche Brug 29 te Roelofarendsveen. Belanghebbenden zijn eigenaar van een eilandje tegenover hun woning Fransche Brug 29. Aangevoerd wordt dat de vestiging van het voorkeursrecht een ernstige inbreuk maakt op het eigendomsrecht. Verder wordt bezwaar gemaakt tegen het waardedrukkend effect van het voorkeursrecht, waardoor schade wordt geleden. De grond en de woning hebben gezamenlijk een aanzienlijke waarde, aangezien het eiland door het recreatief gebruik het woongenot van de woning vergroot. De aanwijzingsbevoegdheid wordt betwist, omdat niet is aangetoond dat de grond in de nabije toekomst nodig is ter verwezenlijking van een nietagrarische bestemming. Door de geringe omvang is het eiland niet geschikt voor woningbouw en zal de recreatieve bestemming behouden blijven. Belanghebbenden bestrijden dat het gebruik afwijkt van de gewenste bestemming, omdat het gebruik ongewijzigd zal blijven. In het besluit is onvoldoende aangegeven wat het huidige en het toekomstige gebruik is van het perceel; dit had in een uitgewerkt plan moeten worden opgenomen. Ook heeft de gemeente al een keer het aanbod van het perceel afgewezen, zodat de noodzaak tot bestendiging van het voorkeursrecht ontbreekt. Wij hebben hieromtrent het volgende overwogen. De aanwijzing van een perceel op basis van de Wet voorkeursrecht gemeenten heeft uitsluitend tot gevolg dat een eigenaar, als deze zijn eigendom wil verkopen of met een zakelijk recht wil bezwaren, het perceel eerst aan de gemeente moet aanbieden. Voor het overige behoudt de eigenaar volledig de beschikking over de rechten en mogelijkheden die het eigendomsrecht hem biedt. In zoverre is de aanwijzing, mits voldaan aan de wettelijke criteria, dus gerechtvaardigd en er is geen sprake van een inbreuk op het eigendomsrecht. Een onroerende zaak, die belast is met het gemeentelijk voorkeursrecht, behoudt zijn huidige marktwaarde; daar doet het besluit van de gemeente niets aan af. De eigenaar kan zijn perceel echter niet vrij op de markt te koop aanbieden, hetgeen een prijsdempend effect kan hebben. Maar dat is dan ook een van de bedoelingen van de wet. Anderzijds zal de geschetste herontwikkeling van het gebied mogelijk een meerwaarde voor belanghebbenden kunnen opleveren, bijvoorbeeld door stijging van de waarde van de grond ten gevolge van een bestemmingswijziging. Verder staat het de eigenaar vrij het eiland samen met de woning aan te bieden; de gemeente kan dan niet alleen het eiland verwerven. Mocht de gemeente te
eniger tijd interesse tonen, dan dient zij een marktconforme prijs te betalen. Van concrete schade is derhalve geen sprake, in ieder geval is dit niet aangetoond. De gemeente heeft het perceel van belanghebbenden, samen met de woning Fransche Brug 29, in 2005 in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten aangeboden gekregen, maar niet van dit aanbod gebruik gemaakt. Enerzijds omdat de gemeente geen belangstelling heeft in de woning, anderzijds omdat toen nog niet bekend was welke rol het eiland bij de herontwikkeling zal kunnen spelen. In het vigerende bestemmingsplan heeft het eiland de bestemming ‘Recreatie, volkstuinen’, in het nieuwe bestemmingsplan is dit ‘Woongebied uit te werken 5’. De agrarische bestemmingen in het gebied verdwijnen in ieder geval en concreet zal dit perceel ook van bestemming veranderen. Dat het eiland te klein is voor een woning wil niet zeggen dat deze grond niet een rol van betekenis bij de herontwikkeling kan spelen. Bij de bestemming ‘Woongebied uit te werken 5’ behoren op grond van de voorschriften o.a. de volgende functies: wonen, ontsluitings- en toegangswegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groen- en watervoorzieningen, speel- en sportvoorzieningen, kunstwerken, voorzieningen van openbaar nut en waterkeringen. Het is denkbaar dat het eiland bijvoorbeeld een openbare functie krijgt. Daardoor staat dus niet vast dat het huidige gebruik niet zal afwijken van de toegedachte bestemming, zodat de vestiging van het voorkeursrecht gerechtvaardigd is. 5. De heer P.G. van der Meer te Hoofddorp De heer Van der Meer is o.a. eigenaar van een eiland van 720 m², gelegen tussen de Noorderhemweg en de Galgekade. Hij stelt dat er op basis van het ontwerpbestemmingsplan voor de gemeente geen noodzaak is om het perceel te verwerven en voelt zich derhalve benadeeld door de aanwijzing. Wij hebben hieromtrent het volgende overwogen. Het perceel van de heer Van der Meer heeft op basis van het vigerende bestemmingsplan de bestemming ‘Recreatie, volkstuinen’; in het nieuwe bestemmingsplan is dit ‘Woongebied uit te werken 4’. Bij de bestemming ‘Woongebied uit te werken 4’ behoren op grond van de voorschriften de volgende functies: wonen, woonwerkwoningen, zorgwoningen, drijvende woningen en woonboten, maatschappelijke voorzieningen, recreatieve voorzieningen, evenementen, beroepsmatige activiteiten, ontsluitings- en toegangswegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groen- en watervoorzieningen, speel- en sportvoorzieningen, kunstwerken, voorzieningen van openbaar nut en waterkeringen. Het ligt dus voor de hand dat het eiland een andere functie dan de huidige krijgt, zodat de vestiging van het voorkeursrecht gerechtvaardigd is. 6. De heer A.F.J. van der Zwet en mevrouw E.R. van der Zwet-Clement, Noordeinde 40 2371 CV Roelofarendsveen De heer van der Zwet is eigenaar van drie percelen, plaatselijk bekend als Noordeinde 40 bestaande uit een tuinbouwbedrijf met bedrijfswoning. Hij verwijst in zijn zienswijze naar het masterplan, waaruit zou volgen dat de nieuwe ontsluitingsweg oost-west niet meer op zijn gronden is geprojecteerd. Daarom zou het gemeentelijk voorkeursrecht niet meer nodig zijn. Wij hebben hieromtrent het volgende overwogen. De zienswijze heeft betrekking op de percelen, kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie K, nummers 916, 917 en 918. Deze percelen zijn reeds eerder aangewezen en ook nu weer opgenomen in dit voorstel. Op basis van het vigerende bestemmingsplan hebben deze percelen nog een agrarische bestemming (tuinbouw), maar deze verdwijnt bij het nieuwe bestemmingsplan. De nieuwe hoofdontsluitingsweg oost-west was oorspronkelijk op de percelen van belanghebbende geprojecteerd, maar in de eerste stedenbouwkundige schets is deze weg iets zuidelijker ingetekend. In het nieuwe bestemmingsplan zijn de percelen van be-
langhebbende aangewezen als ‘Woongebied uit te werken 5’. Bij deze bestemming behoren op grond van de voorschriften de volgende functies: wonen, woonwerkwoningen, zorgwoningen, drijvende woningen en woonboten, maatschappelijke voorzieningen, beroepsmatige activiteiten, ontsluitings- en toegangswegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenen watervoorzieningen, speel- en sportvoorzieningen, kunstwerken, voorzieningen van openbaar nut en waterkeringen. Vast staat dat de toekomstige bestemming zal afwijken van het huidige gebruik, zodat de vestiging van het voorkeursrecht gerechtvaardigd is. Het is overigens in dit stadium niet uitgesloten dat de percelen van de belanghebbende alsnog ook (gedeeltelijk) ten behoeve van de hoofdontsluiting zullen worden aangewend. 7. De heer H.W.P.J. Klein, Noordeinde 59a 2371 CN Roelofarendsveen De heer Klein is eigenaar van de percelen, kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie K, nummers 2870 en 2781, met daarop de in aanbouw zijnde woning Noordeinde 65c. Daarnaast is de heer Klein eigenaar van het aangrenzende perceel met nummer 2783 ter grootte van 1.675 m². Laatstgenoemd perceel is aangewezen voor het gemeentelijk voorkeursrecht, maar de heer Klein voert aan dat een gedeelte van dit perceel bij het woonperceel Noordeinde 65c behoort. Hij is voornemens het kadaster een nieuwe eigendomsgrens te doen vaststellen, zodat de omvang van het woonperceel duidelijk is aangegeven. Daarbij verzoekt hij het voorkeursrecht voor dat gedeelte op te heffen. Wij hebben hieromtrent het volgende overwogen. Wij hebben op 24 oktober 2007 een bouwvergunning verleend voor de bouw van de woning Noordeinde 65c. Volgens de tekening bij de bouwvergunning is de woning grotendeels gesitueerd op het perceel met nummer 2781, maar ook een gedeelte van de woning en de garage is gesitueerd op het perceel met nummer 2783. De percelen 2780 en 2781 zijn in het verleden aangewezen geweest met het voorkeursrecht, maar vanwege het besluit om de bouw van de woning toe te staan, is het voorkeursrecht doorgehaald. In het nieuwe bestemmingsplan hebben deze percelen een woonbestemming gekregen. Het perceel met nummer 2783 had een agrarische bestemming en krijgt in het nieuwe bestemmingsplan de bestemming ‘Woongebied uit te werken 3’, zodat de vestiging van het voorkeursrecht in principe gerechtvaardigd zou zijn. Uit het bouwdossier en de situatie ter plaatse hebben wij geconstateerd, dat de woning en de garage nagenoeg afgebouwd zijn. Hieruit kan worden geconcludeerd, dat het huidige gebruik van het betreffende gedeelte in overeenstemming is met de toegedachte bestemming. Het verdient echter aanbeveling om misverstanden te voorkomen dat belanghebbende zelf de eigendomsgrens ter plaatse bepaalt en dit eerst bij het kadaster laat vastleggen. Pas dan zal het voorkeursrecht voor het dan afgesplitste deel worden doorgehaald. 8. Fam. Warmerdam, Zuideinde 112 te Roelofarendsveen. Belanghebbenden hebben (samengevat) aangevoerd dat de Wet voorkeursrecht gemeenten door de gemeente niet toegepast wordt waarvoor zij bedoeld is. In eerste instantie zou de gemeente alleen strategische aankopen doen, nu wil zij alle gronden in het plangebied verwerven om haar eigen woningbouw te kunnen realiseren. Naast het voorkeursrecht zal de gemeente zich zonodig bedienen van het onteigeningsinstrument om openbare voorzieningen te realiseren, hetgeen onrechtvaardig is en ten koste gaat van de huidige grondeigenaren. Belanghebbenden zijn niet bereid hun eigendommen te verkopen en verliezen door de toepassing van de Wet voorkeursrecht gemeenten elke zeggenschap over hun eigendom. Omdat hun percelen in fase 2 van het project liggen, zullen de functieveranderingen pas in een volgend bestemmingsplan plaatsvinden. Dat betekent dat belanghebbenden de komende 10 tot 15 jaar niet meer kunnen investeren in hun bedrijf en woning, hetgeen zeer ongepast is en langdurige onzekerheid met zich mee brengt. Tot slot vinden zij het onterecht dat uitsluitend de grondeigenaren moeten opdraaien voor de publieke voorzieningen, terwijl deze bedoeld zijn voor alle inwoners van de gemeente.
Wij hebben hieromtrent het volgende overwogen. Het is financieel onhaalbaar om uitsluitend publieke voorzieningen te realiseren in het plan ‘Braassemerland’. Deze investeringen moeten op enige manier worden terugverdiend. De gemeente heeft op dit moment onvoldoende instrumenten om deze kosten te verhalen op de grondeigenaars of overige burgers. Daarom zal de gemeente zelf grond moeten ontwikkelen en uitgeven om de kosten voor de publieke voorzieningen terug te kunnen verdienen. Daartoe zal ze dus eerst gronden moeten verwerven. Gelet op de zeer hoge kosten voor het plan ‘Braassemerland’ kan de gemeente niet volstaan met slechts hier en daar gronden aan te kopen, maar moeten nagenoeg alle gronden worden verworven. Getracht wordt op minnelijke basis met de grondeigenaren tot overeenstemming te komen. Indien dit niet mogelijk blijkt, zullen wij – als laatste middel – het onteigeningsinstrument hanteren. Uiteraard moet de gemeente hiermee zorgvuldig omgaan en dienen eigenaren volledig schadeloos te worden gesteld, maar deze wet is bedoeld om het algemeen belang te laten prevaleren boven een individueel belang. Daarbij zijn de belangen van de eigenaren voldoende gewaarborgd in de wet. Overigens zijn deze instrumenten niet bedoeld om ‘haar eigen woningbouw’ te realiseren, maar woningbouw voor (toekomstige) inwoners van de gemeente. Indirect betalen alle burgers mee aan de ontwikkeling van Braassemerland, omdat de door de gemeente gepleegde investeringen nu eenmaal afkomstig zijn uit de gemeenschappelijke middelen. Daar waar het merendeel van de inwoners van de gemeente slechts ‘meebetaalt’ zonder veel profijt te hebben van het project, kunnen de grondeigenaren wellicht meeprofiteren van de ontwikkelingen en een zekere opbrengst genereren. De aanwijzing van een perceel op basis van de Wet voorkeursrecht gemeenten heeft uitsluitend tot gevolg dat een eigenaar, als deze zijn eigendom wil verkopen of met een zakelijk recht wil bezwaren, het perceel eerst aan de gemeente moet aanbieden. Voor het overige behoudt de eigenaar volledig de beschikking over de rechten en mogelijkheden die het eigendomsrecht hem biedt. Dat het deelgebied waarin de percelen van belanghebbenden zijn gelegen, pas over 10 à 15 jaar tot woongebied wordt ontwikkeld, vindt zijn oorzaak in de grootte van het gebied. Het is immers onmogelijk om alles in een keer op de schop te gooien. Gedurende deze periode kan een tuinbouwbedrijf binnen de bepalingen van het huidige bestemmingsplan investeringen blijven doen. Daarbij zullen de eigenaren de omvang van de investeringen moeten afwegen tegen de voortgang van het project. Het verdient aanbeveling om daarover met het Programmabureau van gedachten te wisselen. Het is in ieder geval zeker dat de agrarische functie op den duur uit het gebied verdwijnt om plaats te maken voor woningbouw. De uitwerking van het nieuwe bestemmingsplan zal overigens wel binnen 10 jaar gestalte krijgen, gelet op de wettelijke termijn van het voorkeursrecht. Samengevat zijn de ingediende zienswijzen geen aanleiding geweest om dit voorstel te herzien. Wel hebben wij het voorstel op enkele aspecten tekstueel aangepast en zijn enkele percelen van de lijst van aan te wijzen gronden geschrapt. Het betreft hier percelen waarvan, bijvoorbeeld vanwege een aanpassing in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp, het huidige gebruik al in overeenstemming is met de toegedachte bestemming. Ook zijn enkele percelen, die door de gemeente zijn aangekocht, van de lijst verdwenen. De commissie Ruimtelijke ordening, Openbare Werken en Milieuzaken heeft in haar vergadering van 16 september 2008 aangegeven zich in het voorstel te kunnen vinden. Uitvoering Zodra u met dit voorstel heeft ingestemd, zal dit besluit wederom worden gepubliceerd in de Staatscourant en het Witte Weekblad. Een dag na bekendmaking in de Staatscourant treedt het besluit in werking. Het raadsbesluit zal worden ingeschreven in het gemeentelijke beperkingenregister en alle eigenaren en beperkt gerechtigden ontvangen wederom persoonlijk bericht. Be-
langhebbenden hebben dan de gelegenheid binnen zes weken een met redenen omkleed bezwaarschrift bij uw raad in te dienen. Door middel van dit raadsbesluit wordt het gemeentelijk voorkeursrecht voor maximaal 10 jaar gevestigd na inwerkingtreding en zo lang het gebruik afwijkt van de bestemming. Zodra de gewenste bestemming gerealiseerd is, moet het voorkeursrecht in de openbare registers van het Kadaster worden doorgehaald. Indien u niet met het voorstel zou instemmen, vervalt de werking van het voorkeursrecht per 6 oktober 2008. In dat geval kunnen de percelen niet eerder dan over twee jaar weer bij eenzelfde voorstel worden betrokken, mits er op dat moment wederom een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is. Voorstel Wij stellen u voor, gelet op het vorenstaande, om met toepassing van artikel 2, 3 en de overige van toepassing zijnde artikelen van de Wet voorkeursrecht gemeenten gronden aan te wijzen waarop de artikelen 10-24, 26 en 27 van deze wet van toepassing zijn, een en ander conform het bijgevoegde en ter inzage gelegde ontwerpbesluit.
Roelofarendsveen, 17 september 2008 Burgemeester en wethouders van Alkemade, de wnd. secretaris, de burgemeester, P.C.M. Theuns. A.H. Meerburg.