6 VERBINTENISSENRECHT
229
6
VERBINTENISSENRECHT
229
6.1
BRONNEN VAN VERBINTENISSEN
232
6.1.1
Contracten
233
6.1.1.1
Soorten contracten - eenzijdige en wederkerige contracten - vergeldende en kanscontracten - contracten om niet en ten bezwarende titel - consensuele, formele en zakelijke contracten - contracten intuitu personae - toetredings- of adhesiecontracten - bijkomende en hoofdcontracten - benoemde en niet benoemde contracten
6.1.1.2
Contractenleer
235
wilsautonomie, consensualisme, onherroepelijkheid, uitvoering te goeder trouw - gedwongen uitvoering - het Europees betalingsbevel - collectieve schuldenregeling / schuldbemiddeling
6.1.1.3
Geldigheidsvereisten van contracten
238
toestemming partijen, bekwaamheid partijen, voorwerp van het contract, oorzaak van het contract
6.1.1.4
Gevolgen van contracten
240
6.1.1bis
Benoemde contracten
241
6.1.1bis.1
Koop onderhandse en openbare verkoop algemene regels koop/verkoop: verplichtingen van de partijen bijzondere regels koop/verkoop onroerende goederen - meeneembaarheid (Vlaanderen) - meerwaardebelasting - gratis verzekering gewaarborgd wonen (Vlaanderen) - recht van voorkoop overheid (Vlaanderen) - kooprecht van de huurder van een sociale woning (Vlaanderen) - vruchtgebruik en naakte eigendom apart kopen: artikel 9 van het wetboek der successierechten bijzondere regels koop/verkoop consumptiegoederen: wettelijke waarborg en productenaansprakelijkheid - bestellen = kopen? bedenktijd na aankoop? - kopen op afbetaling - kopen op het internet - een auto kopen: belastingen en belastingsvoordelen
6.1.1bis.2 6.1.1bis.3
Ruil Huur algemene regels huur: verplichtingen van de partijen bijzondere regels huur - huishuur en huurwet -- sociale verhuurkantoren - pacht - handelshuur - financieringshuur = leasing - huur van werk en diensten
6.1.1bis.4 6.1.1bis.5
Vennootschappen Lening (bruiklening en verbruiklening)
242
244
246 247 248
250 251
- lenen aan je kinderen - hypothecaire lening - collectieve schuldenregeling / schuldbemiddeling - Vlaamse verzekering gewaarborgd wonen - Centrale voor kredieten aan particulieren
6.1.1bis.6 6.1.1bis.7
Bewaargeving en sekwester Kanscontracten verzekeringscontracten - familiale - auto en verkeer -- schade na een verkeersongeval -- ongeval met niet verzekerde auto -- autoverzekering voor jongeren -- autoverzekering voor ouderen -- nieuw bonus-malusstelsel -- bescherming zwakke weggebruiker -- verzekering rechtsbijstand
253 254
230 spel en weddenschap - pokerhype explodeert - overheidsmonopolie en het Europese Hof van justitie - gokverslaving lijfrente
257
6.1.1bis.8 6.1.1bis.9
Lastgeving Dading
260 261 262
6.1.2
Oneigenlijke contracten
263
6.1.2.1 6.1.2.2 6.1.2.3
Zaakwaarneming Onverschuldigde betaling Onrechtmatige verrijking
6.1.3
Misdrijven en oneigenlijke misdrijven
6.1.3.1
Aansprakelijkheid voor eigen daden
264
- toerekenbaarheid
6.1.3.2
Aansprakelijkheid voor andermans daden
266
ouders, leerkrachten en patroons, werkgevers, gemeenten - ouderlijke aansprakelijkheid en familiale verzekering - gemeentelijke verantwoordelijkheid en het Vlaamse gemeentedecreet
6.1.3.3 6.1.3.4
Aansprakelijkheid voor dieren Aansprakelijkheid voor zaken
268 269
6.1.4
De wet
270
6.2
MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
271
6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.2.5 6.2.6 6.2.7
Voorwaarde Tijdsbepaling Alternatieve verbintenissen Hoofdelijke verbintenissen Deelbare en ondeelbare verbintenissen Verbintenissen onder strafbeding Resultaat- en middelenverbintenissen
6.3
TENIETGAAN VAN VERBINTENISSEN
6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.3.4 6.3.5 6.3.6
Schuldvernieuwing Kwijtschelding van schuld Schuldvergelijking Schuldvermenging Verlies van de verschuldigde zaak Nietigverklaring en ontbinding
273
231
6
VERBINTENISSENRECHT
Persoonlijke rechten verschillen grondig van zakelijke rechten. Over de zakelijke rechten zie boven: 5. a-
Anders dan een zakelijk recht is een verbintenis = persoonlijk recht = vorderingsrecht géén direct recht: het komt indirect tot stand d.w.z. de titularis ervan kan het maar uitoefenen als hij eerst passeert via een ander persoon. Wanneer bijv. iemand een woning wil huren moet iemand anders bereid zijn om te verhuren. Het akkoord = contract tussen huurder en verhuurder schept voor beide partijen schuldvorderingen = rechten, maar ook schulden = plichten. Wat recht is voor de ene is plicht voor de andere, m.a.w. beide partijen zijn tegelijkertijd schuldeiser en schuldenaar: de huurder mag het gebruik van de woning opeisen maar moet daarvoor een prijs betalen, de verhuurder mag betaling van de huurprijs vorderen maar moet zijn woning ter beschikking stellen. Het recht van de huurder om de woning te gebruiken heet persoonlijk omdat de totstandkoming ervan het akkoord vereist van een ander persoon, de verhuurder. Zodra die zijn akkoord betuigt is hij verbonden en kan de huurder van hem eisen of vorderen dat hij zijn verbintenis nakomt. Vice versa vereist het recht van de verhuurder op huurgeld de bereidheid van de huurder om te huren. b-
Een persoonlijk recht is niet aan iedereen (‘erga omnes’) tegenstelbaar maar alleen aan de persoon (of personen) op wiens akkoord het berust. Bijv. een huurder kan zijn rechten op het gehuurde goed alleen inroepen tegenover de verhuurder, niet tegenover andere personen = derden. Als derden beweren enig recht op het goed te hebben en bijv. de huurder dagvaarden om te worden verwezen tot ontruiming van het geheel of van een gedeelte van het goed, of om de uitoefening van enige erfdienstbaarheid te gedogen, moet de huurder de verhuurder in vrijwaring oproepen, en indien hij het eist zal hij buiten het geding gesteld worden mits hij de verhuurder noemt voor wie hij bezit (art. 1727 BWB). c-
Persoonlijke rechten verlenen geen volgrecht. Wanneer de verhuurder zijn verplichting om de woning ter beschikking te stellen van de huurder negeert en ze bijv. verkoopt aan iemand anders kan de huurder er geen recht op laten gelden. (Ev. kan hij van de verhuurder wel schadevergoeding eisen.) d-
Persoonlijke rechten verlenen geen voorkeurrecht. De titularis van een persoonlijk recht, bijv. de huurder, zal in concurrentie met de titularis van een zakelijk recht, bijv. de nieuwe eigenaar in het voorbeeld hierboven, geen recht, of in concurrentie met andere schuldeisers, bijv. in het kader van een faillissement, maar gedeeltelijke rechten kunnen laten gelden.
232
6.1
Bronnen van verbintenissen
De voorbeelden hierboven illustreren hoe een verbintenis kan ontstaan op basis van een contract, in casu een huurcontract. Maar contracten zijn niet de enige bron van verbintenissen. Het burgerlijk wetboek (BWB) somt alle bronnen op: (6.1.1) contracten = overeenkomsten waarbij een of meer personen zich jegens een of meer andere personen verbinden om iets te geven, te doen of niet te doen (art. 1101 BWB) (6.1.2) oneigenlijke contracten = vrijwillige daden van een persoon waaruit een eenzijdige verbintenis ontstaat jegens een ander persoon en soms wederzijdse verbintenissen voor beide (art. 1371 BWB) (6.1.3) delicten (misdrijven) en quasi-delicten (oneigenlijke misdrijven) = alle daden van de mens die een ander, opzettelijk of niet, schade toebrengen (art. 1382 BWB) (6.1.4) de wet (art. 1370 BWB) De bronnen van verbintenissen kunnen ook worden ingedeeld in rechtshandelingen en rechtsfeiten. Een rechtshandeling is elke vrije daad = wilsdaad met de vooropgezette bedoeling om rechtsgevolgen te scheppen. Het kan gaan om een daad van - bewaring bijv. herstellingen uitvoeren - beheer bijv. verhuren of beleggen - beschikking bijv. verkopen of schenken Rechtshandelingen worden verder onderverdeeld in - publiekrechtelijke rechtshandelingen d.w.z. normerende, individuele of gerechtelijke rechtshandelingen van de overheid die éénzijdig aan (een) welbepaalde (groep) personen een verbintenis opleggen tegenover (een) andere (groep) personen Bijv. wetten zijn normerende, onteigeningsbesluiten individuele, vonnissen gerechtelijke publiekrechtelijke rechtshandelingen. - privaatrechtelijke of particuliere rechtshandelingen die naargelang het geval éénzijdig of meerzijdig kunnen zijn Bijv. een erkenning van een kind is een éénzijdige wilsuiting van degene die erkent, een contract is twee- of meerzijdig: partijen verbinden zich over en weer. Een rechtsfeit is een gebeurtenis, toestand of handeling die plaatsvindt buiten de menselijke wil maar waaruit niettemin rechtsgevolgen (verbintenissen) kunnen voortkomen, bijv. een geboorte, meerderjarigheid, een onrechtmatige daad (bij een verkeersongeval).
233
6.1.1
Contracten
Een contract is een overeenkomst waarbij een of meer personen zich tegenover een of meer andere personen verbinden om iets te geven, te doen of niet te doen (art. 1101 BWB). De betrokken personen = de contractanten = contracterende partijen zijn dragers = titularissen = subjecten van rechten en plichten. Het object = voorwerp van een contract is, naargelang het een contract betreft om te geven, te doen of niet te doen, de te leveren zaak, de prestatie of de onthouding van prestatie. Aan een contract gaan soms min of meer langdurige onderhandelingen vooraf: de ene partij doet een voorstel, de andere een tegenvoorstel enzovoort. Een voorstel kan vrijblijvend zijn, dan bindt het niemand. Wanneer het echter alle noodzakelijke elementen van het contract bevat (zie hierna) spreekt men van een aanbod: degene die het formuleerde is erdoor verbonden. Mits aanvaarding van dit aanbod door de tegenpartij komt er een geldig contract tot stand. Zo bekeken is een contract een aanvaard aanbod. De aanvaarding van een aanbod gebeurt ofwel uitdrukkelijk (bijv. door je handtekening onder een prijsofferte te plaatsen) ofwel stilzwijgend. Maar het louter stilzwijgen volstaat niet, de aanvaarding moet ondubbelzinnig blijken uit handelingen en/of gedragingen.
6.1.1.1
Soorten contracten
Eenzijdige en wederkerige contracten (art. 1102-1103 BWB) In een eenzijdig contract verbindt één partij zich tegenover een andere, zonder dat deze laatste zich tot een tegenprestatie verbindt. Bijv. een schenking, een gratis bewaargeving. Vanzelfsprekend moet elk van beide partijen zijn akkoord betuigen, anders is er geen contract. Bijv. de begunstigde van een schenking moet deze uitdrukkelijk aanvaarden, ook al wordt er van hem niet de minste tegenprestatie verwacht (art. 932 BWB).
In een tweezijdig = wederkerig contract verbinden de twee of meer partijen zich over en weer, d.w.z. wederkerig én gelijktijdig: de verbintenis van de ene partij vormt het motief voor de verbintenis van de andere partij. Bijv. bij een huurcontract betaalt de huurder huurgeld omdat de eigenaar zijn woning ter beschikking stelt, en vice versa.
Vergeldende en kanscontracten (art. 1104 BWB) Bij een vergeldend contract verbinden de partijen zich tot vaststaande, min of meer gelijkwaardige prestaties. Bijv. in het kader van een koopcontract draagt de verkoper een goed over aan de koper en deze betaalt een equivalent in geld.
Bij een kans- = risicocontract is de prestatie van (tenminste) één partij geheel onzeker: zij hangt af van een onvoorspelbare toekomstige gebeurtenis. Bijv. in het kader van een verzekeringscontract betaalt de verzekeringsnemer een periodieke premie maar of de verzekeraar ooit enige tegenprestatie zal moeten leveren, d.w.z. het verzekerde kapitaal uitbetalen, valt volstrekt niet te voorzien.
Contracten om niet en onder bezwarende titel (art. 1105-1106 BWB) Contracten onder bezwarende titel brengen voor beide partijen een voordeel mee. Alle wederkerige contracten (zie boven) komen tot stand onder bezwarende titel. Contracten om niet = uit vrijgevigheid brengen maar voor één partij voordeel mee. Een contract om niet is per definitie eenzijdig (zie boven) maar niet elk eenzijdig contract is er een om niet.
234 Zo kan men zich verbinden zonder onmiddellijke tegenprestatie van de medecontractant = eenzijdig, maar wordt er later wel een tegenprestatie verwacht = onder bezwarende titel: bijv. een schenking onder (later te vervullen) voorwaarden.
Consensuele, formele en zakelijke contracten In de regel zijn contracten consensueel: zij komen tot stand zodra er tussen de partijen een akkoord = consensus ontstaat over (1) het voorwerp + (2) de prijs. Een mondeling akkoord volstaat, een geschrift is niet vereist. Maar kan, i.v.m. het bewijs, wel nuttig zijn. Zie ook verder: 6.1.1.2 en 6.1.1.3.
Een formeel = vormelijk = plechtig contract kan maar geldig tot stand komen als, naast de consensus van de partijen, een bijzondere formaliteit wordt in acht genomen. Zo is de tussenkomst van een ambtenaar van de burgerlijke stand noodzakelijk voor de geldigheid van een huwelijk - een consensus tussen de twee partners is niet voldoende, en zo is de tussenkomst van een notaris nodig voor de geldigheid van een huwelijkscontract.
Een zakelijk = reëel contract komt maar geldig tot stand na de afgifte van de zaak (‘res’) waarop het contract betrekking heeft. Bijv. contracten van bruiklening of contracten van bewaargeving komen maar geldig tot stand na overhandiging door de schuldeiser aan de schuldenaar van de in bruikleen of bewaring gegeven zaak.
Contracten intuitu personae Wanneer de bruikbaarheid van een contract verbonden wordt aan de (meestal economische) waarde van een van de partijen spreekt men van een contract ‘intuitu personae’. Bijv. een contract van sponsoring.
Als de economische waarde van deze partij verdwijnt, bijv. door haar overlijden, komt ipso facto een einde aan het contract. Dit is niet het geval bij andere contracten: deze verbinden niet alleen de contractanten zelf maar ook hun rechtsopvolgers. Toetredings- of adhesiecontracten Een toetredings- = adhesie- = standaard- = typecontract wordt opgesteld door de partij die een voorstel of aanbod doet. Elke onderhandeling over de inhoud ervan wordt bij voorbaat uitgesloten, de andere partij heeft slechts de keuze tussen aanvaarden = toetreden of weigeren = niet contracteren. Bijv. Belgacom onderhandelt niet over de prijs van de telefoonaansluiting, deze is te nemen of te laten.
Bijkomende en hoofdcontracten Een bijkomend = accessoir contract vergezelt en volgt (het lot van) een hoofdcontract. Bijv. een contract van borgstelling (= accessoir contract) kan alleen maar bestaan in samenhang met een ander contract, bijv. een lening (= hoofdcontract). Wanneer het hoofdcontract verdwijnt (bijv. door de terugbetaling van het geleende geld) verdwijnt automatisch ook het accessoir contract.
Een hoofdcontract kan op zichzelf bestaan. Benoemde en niet benoemde contracten. Alleen betreffende de benoemde contracten (koop, ruil, huur, vennootschap, lening, bewaargeving en sekwester, kanscontracten, lastgeving en dading) voorziet het burgerlijk wetboek in een uitvoerige regeling (zie verder 6.1.1bis). Maar de concrete nood van partijen kan een andersoortig contract vereisen, m.a.w. als het burgerlijk wetboek hen geen bruikbare regeling aanbiedt voor hun specifieke contractuele situatie kunnen zij, mits respect voor de imperatieve rechtsregels, de openbare orde en de goede zeden, zelf een eigen-aardige regeling uitwerken d.w.z. een niet benoemd contract afsluiten.
235
6.1.1.2
Contractenleer
Wilsautonomie Partijen beschikken over een ruime contractuele vrijheid. Deze vrijheid moest in oorsprong slechts rekening houden met een relatief klein aantal regels van openbare orde, goede zeden en imperatief recht maar naarmate de overheidsinterventie toenam werd de vrijheid om te contracteren ingeperkt. (O.a.) volgens moraalfilosoof J. Verplaetse (Universiteit Gent) bestaat de vrije wil niet. Als dit zo is komen diverse rechtstakken in de problemen: het strafrecht (met het rechtsbeginsel nullem crimen sine culpa, geen misdrijf zonder schuld), maar ook het burgerlijk recht – verbintenissen zijn nietig door een wilsgebrek (over de wilsgebreken zie verder: 6.1.1.3), niet toerekeningsvatbare personen zijn niet aansprakelijk (over toerekenbaarheid zie verder: 6.1.3.1). Lees Jan Verplaetse, Welk recht als de vrije wil niet bestaat? in De Juristenkrant nr. 206 van 24.3.2010 p. 13. Jan Verplaetse is ook initiatiefnemer van de onderzoeksgroep The Moral Brain: www.themoralbrain.be.
Consensualisme Een contract is geldig zodra de contractanten een akkoord = consensus bereiken omtrent het voorwerp en de prijs. Bijzondere formaliteiten, zoals het opstellen van een geschrift, zijn niet vereist, een mondeling akkoord volstaat. Maar er zijn uitzonderingen, zo vereist het bewijsrecht voor elke rechtshandeling met een waarde van meer dan ! 375 wel een (ev. elektronisch) ondertekend geschrift (zie verder: 8). En voor de geldigheid van formele contracten is een formaliteit vereist, bij zakelijke contracten is de afgifte van de zaak vereist (zie hierboven: 6.1.1.1). Onherroepelijkheid Een overeenkomst strekt hen die ze aangingen, en alleen hen, tot wet (art. 1134 BWB). Een overeenkomst komt tot stand bij wederzijdse toestemming, logischerwijze kan zij dan ook maar herroepen worden bij wederzijdse toestemming (‘mutuus consensus mutuus dissensus’) of op de gronden door de wet erkend (zie verder). Uitvoering te goeder trouw Een contract moet te goeder trouw worden uitgevoerd (art. 1134 BWB), m.a.w. de partijen moeten de geest van de overeenkomst respecteren evenzeer als de letterlijke zin ervan (art. 1156 BWB). Bij gebreke van vrijwillige uitvoering kan men overgaan tot gedwongen uitvoering (zie hieronder). Gedwongen uitvoering a-
D.m.v. een ingebrekestelling = aanmaning, per aangetekende brief of deurwaardersexploot, stelt men de onwillige medecontractant aansprakelijk en dringt men nog een laatste keer aan op vrijwillige uitvoering = betaling. b-
Levert de aanmaning niet het verhoopte resultaat op dan kan men een proces starten bij de bevoegde rechtbank. c-
Zodra men over een uitvoerbare titel beschikt kan men de onwillige partij daadwerkelijk tot uitvoering dwingen. Een uitvoerbare titel is een officieel document dat het mogelijk maakt, zo nodig met een beroep op de gewapende macht, de onwillige medecontractant tot uitvoering te dwingen. Alleen een uitvoerbaar vonnis of arrest (en een notariële akte) bezitten deze uitvoerbare kracht. Men kan overgaan tot uitvoering in natura of bij wijze van equivalent. (Op grond van een notariële akte kan men alleen uitvoeren in natura.) Wie uitvoert in natura dwingt de tegenpartij te doen wat contractueel was afgesproken, wie uitvoert bij wijze van equivalent verzaakt aan een natura uitvoering en neemt genoegen met een compenserende schadevergoeding. De rechtbanken verkiezen een herstel in natura. Maar een eis tot herstel in natura mag niet ontaarden in rechtsmisbruik. Dat is het geval wanneer de kosten van herstel in natura niet in verhouding staan tot het geleden nadeel. Bijv. een aannemer legt een oprit aan. De klant betaalde een voorschot van ! 1000 maar weigert betaling van het saldo van ! 3000 want niet tevreden met het resultaat. De aannemer start een proces en eist de volledige betaling. De klant stelt een tegeneis: hij wil dat de aannemer op zijn kosten de oprit heraanlegt. De expert, aangesteld door de rechtbank, besluit dat de oprit inderdaad (eerder kleine) gebreken vertoont en raamt de minwaarde op 20%.
236 De aannemer stemt er mee in om het gevorderde saldo te reduceren tot ! 2200. Maar de klant volhardt. Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat tegemoetkomen aan de tegeneis van de klant, m.a.w. een herstel in natura bevelen, zou neerkomen op machtsmisbruik en veroordeelt de klant tot betaling van ! 2200. (Burgerlijke rechtbank Brussel 26.6.1989, Res et Iura Immobilia 1991 p. 115, geciteerd in Budget & Recht nr. 100 p. 46, bedragen aangepast.) Gedwongen uitvoering kan leiden tot een beslag op goederen van de onwillige schuldenaar. Het gerechtelijk wetboek (GWB), art. 1386 e.v., onderscheidt bewarend en uitvoerend beslag, en bewarend en uitvoerend derdenbeslag. Sommige levensnoodzakelijke goederen kunnen in geen geval in beslag genomen worden. Sinds kort kunnen zelfstandigen d.m.v. een verklaring van onbeslagbaarheid bij de notaris vermijden dat bij faillissement van hun zaak de gezinswoning mee zou verkocht worden. Voor meer info zie www.belgium.be/nl/economie/onderneming/sociale_zekerheid/beveiliging_van_de_woning/. Beslag op loon is maar mogelijk binnen wettelijke grenzen. Zie hierover onze syllabus Sociaal recht. Voor meer informatie over de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen zie http://ec.europa.eu/civiljustice/enforce_judgement/enforce_judgement_bel_nl.htm. Het Europees betalingsbevel Bij verordening nr. 1896/2006 van 12.12.2006 van het Europees parlement en de Raad werd een Europese betalingsbevelprocedure ingevoerd. Daardooor is de invordering mogelijk van grensoverschrijdende niet betwiste civiel- en handelsrechtelijke schuldvorderingen, d.m.v. een uniforme procedure op basis van (7) formulieren. Partijen moeten niet voor een rechtbank verschijnen, het volstaat dat de eiser een verzoekschrift indient bij een rechtbank waarna de procedure automatisch verder loopt. De verzoeker hoeft geen andere formaliteiten of handelingen te verrichten. In België zijn het de Vredegerechten, de Rechtbanken van eerste aanleg, de Rechtbanken van koophandel en de Arbeidsrechtbanken die een Europees betalingsbevel kunnen afleveren. De verordening is toepasselijk tussen alle EU-landen, met uitzondering van Denemarken. Voor meer info zie http://europa.eu/legislation_summaries/justice_freedom_security/judicial_cooperation_in_civil_matters/l16023_ nl.htm. Lees Europees betalingsbevel maakt centen innen over grenzen heen makkelijker in De juristenkrant nr. 181 van 14.1.2009 p. 7.
237
Voor wie door overmatige schuldenlast in de problemen komt is voorzien in een collectieve schuldenregeling / schuldbemiddeling. Burgers met een overmatige schuldenlast kunnen een verzoek tot collectieve schuldenregeling indienen bij een arbeidsrechtbank. Eind november 2010 waren er 364.309 Belgen met een kredietprobleem. Cfr. de wet houdende bepalingen betreffende de termijnen, het verzoekschrift op tegenspraak en de procedure van collectieve schuldregeling van 13.12.2005, publicatie 21.12.2005, geïntegreerd in het gerechtelijk wetboek (art. 1675). Voor de volledige tekst van de wet zie www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm > (Numac) 2005009983. Gerechtelijk wetboek: www.belgischrecht.be/codex.asp.. Over de arbeidsrechtbank zie boven: 2.1.2.2.
De rechtbank beoordeelt de toelaatbaarheid van het verzoekschrift en duidt ev. een schuldbemiddelaar aan. De bemiddelaar onderhandelt met de schuldeisers met het oog op een minnelijke aanzuiveringsregeling, die de arbeidsrechtbank dan bekrachtigt. Lukt dit niet dan kan de rechtbank een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opleggen, en daarbij beschikt zij over een zeer ruime bevoegdheid: ze kan (o.a.) de schulden gedeeltelijk of zelfs volledig kwijtschelden (wat neerkomt op een soort faillietverklaring van een niet-handelaar). Voor meer uitgebreide informatie download of bestel (gratis) de brochure De collectieve schuldenregeling op http://economie.fgov.be/nl/binaries/0464-09-01_tcm325-81307.pdf. Lees ook Reddingsboei in oceaan van schulden in Budget&Recht nr. 220 van januari/februari 2012 p. 29-31. Eind november 2010 telde men 86.502 gezinnen met een aanvraag voor collectieve schuldbemiddeling; in 2008 waren dat er slechts 69.748. Lees Schuldbemiddelaars verdrinken in werk in De Standaard (DS) van 17.7.2009 p. E2-3, Belgen betalen krediet almaar slechter af in De Standaard van 25.1.2010 p. E1, 80.287 gezinnen in schuldenregeling in DS van 28.4.2010 p. 2, Collectieve schuldenregeling: alles kan beter in De Juristenkrant nr. 210 van 26.5.2010 p. 12-13, Er gingen nog nooit zoveel Belgische gezinnen ‘failliet’ in DS van 22.12.2010 p. 33. Over de erelonen van de schuldbemiddelaars zie www.gdwantw.com/information/Ereloon%20schuldbemiddelaar.pdf. Lees Ereloon schuldbemiddelaar blijft aan banden gelegd in De Juristenkrant nr. 227 van 6.4.2011 p. 1. Naast de collectieve schuldenregeling, onder supervisie van een arbeidsrechtbank, bieden ook de Openbare Centra voor Maatschappelijk Werk = OCMW’s en de Centra voor Algemeen Welzijn = CAW’s hun diensten aan voor (een minder formele vorm van) schuldbemiddeling. De Vlaamse OCMW’s en CAW’s telden in 2009 62.183 dossiers OCMW: http://nl.wikipedia.org/wiki/Openbaar_Centrum_voor_Maatschappelijk_Welzijn. CAW: www.caw.be. Daarnaast telde Vlaanderen in 2009 nog eens ongeveer 15.000 gezinnen die (nog) geen zwaar schuldprobleem hadden/hebben maar toch een beroep deden/doen op schuldbemiddeling omdat ze het moeilijk hadden/hebben met het beheer van het eigen budget. Lees ook boven: 2.1.1.4 Alternatieve geschillenregeling: bemiddeling.
238
6.1.1.3
Geldigheidsvereisten van contracten (art. 1108-1133 BWB)
Om een geldig contract te kunnen afsluiten moeten 4 voorwaarden vervuld zijn: partijen moeten akkoord gaan, zij moeten bekwaam zijn, het voorwerp van het contract moet bepaald zijn (of bepaalbaar) en de oorzaak ervan geoorloofd. Toestemming van de partijen Een contract komt tot stand zodra er tussen de partijen overeenstemming bestaat omtrent het voorwerp en de prijs (consensualisme), d.w.z. wanneer zij allebei met (alle onderdelen en gevolgen van) het contract instemmen. Bevinden de contractanten zich dat moment op eenzelfde plaats dan komt het contract op deze plaats en op dat moment tot stand. Maar vaak komen contracten tot stand per brief of telefoon, telex, telegram, telefax of e-mail: dan ontstaat het contract op het moment dat en op de plaats waar de aanbieder de aanvaarding van zijn aanbod verneemt = vernemingstheorie. Een contract kan worden afgesloten voor een bepaalde/beperkte termijn: wanneer die termijn voorbij is komt logischerwijze een einde aan het contract. Maar soms voorziet het contract in een stilzwijgende verlenging. De wettelijke regels betreffende de stilzwijgende verlenging van contracten werden recent gewijzigd, in het voordeel van de consument. Lees hierover Consument minder gebonden in Budget&Recht nr. 194 van september/oktober 2007 p. 24.
De toestemming van de partijen kan gebrekkig zijn d.w.z. aangetast door wilsgebreken. “Geen toestemming is geldig indien zij alleen door dwaling is gegeven, door geweld afgeperst of door bedrog verkregen” (art. 1109 BWB). Art. 1118 BWB voegt hier nog een wilsgebrek aan toe: de benadeling. a-
Dwaling is de onvrijwillige = niet frauduleuze verkeerde voorstelling van zaken die een partij of beide partijen tot het sluiten van een overeenkomst bracht. Had/hadden zij de waarheid gekend dan zou/zouden zij niet hebben gecontracteerd. Conform art. 1110 BWB vormt dwaling een grond tot nietigheid van een contract als zij: - de zelfstandigheid betreft van de zaak die het voorwerp van de overeenkomst uitmaakt Bijv. men denkt een origineel te kopen maar achteraf blijkt het een kopie te zijn.
- de persoon van de medecontractant betreft mits diens hoedanigheid essentieel is voor het tot stand komen van het contract Bijv. men denkt een kunstwerk te kopen van A waar het in feite een werk is van B.
In de beide gevallen moet de dwaling bovendien - doorslaggevend zijn d.w.z. niet louter op bijkomstigheden slaan Bijv. men denkt een ets te kopen met zwarte lijst maar die blijkt donkerbruin te zijn.
- en verschoonbaar d.w.z. dat elke normale redelijke persoon zich in gelijkaardige omstandigheden zou vergissen Bijv. hij die een huis koopt na herhaalde bezoeken ter plaatse zal achteraf niet geloofwaardig zijn als hij beweert dat hij niet wist dat er geen garage was. b-
Geweld of dreiging met geweld, tegen de persoon van de medecontractant, zijn echtgenote, ascendenten of descendenten, vormt een grond tot nietigheid van een contract, ook al is het geweld gepleegd of de dreiging geuit door een derde (art. 1111-1115 BWB). Het geweld moet van die aard zijn dat het een redelijk mens, gelet op zijn leeftijd, geslacht en geaardheid, schrik aanjaagt: er moet gedreigd worden met een aanzienlijk en dadelijk kwaad. Vrees uit eerbied voor vader of moeder of een andere ascendent is niet voldoende om een contract te vernietigen.
239 c-
Bedrog veronderstelt een opzettelijke = frauduleuze verkeerde voorstelling van zaken en vormt in alle omstandigheden een grond tot nietigheid van een contract (maar moet wel worden bewezen) (art. 1116 BWB). d-
Benadeling (art. 1118 BWB) is, in tegenstelling tot de vorige drie wilsgebreken, geen algemeen wilsgebrek. Het BWB erkent slechts in een beperkt aantal gevallen de benadeling als grond tot nietigheid van een contract. O.m. bij benadeling van een erfgenaam voor meer dan 1/4 bij een verdeling gemaakt door een bloedverwant in de opgaande lijn (art. 1079 BWB), en bij benadeling van de verkoper van een onroerend goed voor meer dan 7/12 (art. 1674 BWB). (O.a.) volgens moraalfilosoof J. Verplaetse (Universiteit Gent) bestaat de vrije wil niet. Als dit zo is komen diverse rechtstakken in de problemen: het strafrecht (met het rechtsbeginsel nullem crimen sine culpa, geen misdrijf zonder schuld), maar ook het burgerlijk recht – verbintenissen zijn nietig door een wilsgebrek, niet toerekeningsvatbare personen zijn niet aansprakelijk (over toerekenbaarheid zie verder 6.1.3.1). Lees Jan Verplaetse, Welk recht als de vrije wil niet bestaat? in De Juristenkrant nr. 206 van 24.3.2010 p. 13. Jan Verplaetse is ook initiatiefnemer van de onderzoeksgroep The Moral Brain: www.themoralbrain.be.
Bekwaamheid van de partijen (art. 1123-1125 BWB) In principe is iedereen bekwaam om te contracteren, maar de wet verklaart sommige personen onbekwaam, o.a. minderjarigen (zie boven: 3.1.3 Bekwaamheid en onbekwamen). Als een onbekwame tegen de wettelijke regels in toch een contract afsluit is dit nietig, maar het betreft een betrekkelijke = relatieve nietigheid: alleen de onbekwame zelf of zijn vertegenwoordiger(s) kan (kunnen) ze inroepen. Voorwerp van het contract (art. 1126-1130 BWB) De partijen van een contract verbinden er zich toe om iets te geven, te doen of niet te doen. De inhoud van hun verbintenis, d.w.z. de te leveren zaak, de te verrichten prestatie of de in acht te nemen onthouding, vormt het voorwerp van het contract. Dit voorwerp moet - in de handel zijn - bepaald zijn = naar soort en hoeveelheid omschreven Bijv. 100 kg appelen golden delicious.
of minstens bepaalbaar = bepaald naar soort maar (nog) niet naar hoeveelheid Bijv. de aardappeloogst van boer Janssens van volgend jaar.
- geoorloofd zijn = niet strijdig met de openbare orde en de goede zeden Oorzaak van het contract (art. 1131-1133 BWB) De oorzaak wordt vaak verward met het voorwerp. Het voorwerp betreft wat men contracteert (‘quid debitur’).
De oorzaak van een contract betreft het onderliggende motief van het contract = waarom men contracteert (‘cur debitur’). Een contract is nietig als het is aangegaan - zonder oorzaak = als elk motief ontbreekt - uit valse oorzaak = wanneer men simuleert, om het ware motief verborgen te houden - uit een ongeoorloofde oorzaak = als zij door de wet verboden is of strijdig met de openbare orde of de goede zeden Bijv. een contract van vennootschap, opgericht om een drughandel op te zetten.
240
6.1.1.4
Gevolgen van contracten
“Overeenkomsten brengen alleen gevolgen teweeg tussen de contracterende partijen; zij brengen aan derden geen nadeel toe en strekken hun slechts tot voordeel in het geval voorzien bij artikel 1121” (art. 1165 BWB). ‘Res inter alios acta aliis neque nocere neque prodesse potest.’
Een contract heeft gevolgen voor de contracterende partijen. Je contracteert natuurlijk voor jezelf maar meteen ook voor je erfgenamen, algemene legatarissen en legatarissen ten algemene titel (art. 1122 BWB), m.a.w. al deze zullen na je overlijden je contractuele rechten en plichten moeten overnemen. Tenzij ze de erfenis verwerpen.
Derden staan in principe buiten een contract. Alle anderen dan deze vermeld in vorige paragraaf zijn derden: bijzondere legatarissen, schuldeisers, vreemden… Wel zullen zij het louter bestaan van het contract moeten erkennen: zodra twee (of meer) personen een geldig contract hebben afgesloten is het bestaan ervan, alleen het bestaan, aan iedereen (‘erga omnes’) tegenstelbaar. Soms strekken contracten derden toch tot voordeel en/of nadeel. a-
Schuldeisers kunnen alle rechten en vorderingen van hun schuldenaars in hun plaats uitoefenen (art. 1166 BWB) = zijdelingse rechtsvordering. Rechten en vorderingen welke alleen gebonden zijn aan de persoon, bijv. familierechten, zijn uitgesloten. b-
Schuldeisers kunnen de handelingen die hun schuldenaars verrichtten met bedrieglijke benadeling van hun belangen laten herroepen (art. 1167 BWB) = herroepende of pauliaanse rechtsvordering. Wie zijn vermogen of een deel ervan bijv. wegschenkt om de betaling van schulden te ontlopen riskeert dat zijn schuldeiser(s) de vernietiging van deze schenking vordert (vorderen). Zo vernietigde het Hof van beroep van Antwerpen bij arrest van 12.4.2005, op vraag van de ontvanger der belastingen, de schenking van een bakkerszaak door een moeder aan haar kinderen. Deze schenking was er op gericht de nog verschuldigde belastingen te ontlopen. c-
Men kan zich ertoe verbinden een derde (proberen) te overtuigen om iets te doen (art. 1120 BWB) = sterkmaking. Als de derde weigert deze verbintenis te honoreren zal degene die zich verbond = de sterkmaker aan de medecontractant schadevergoeding moeten betalen. d-
Men kan bedingen ten behoeve van een derde wanneer zulks de voorwaarde is van een beding dat men voor zichzelf maakt of van een schenking die men aan een ander doet. Wie zo'n beding gemaakt heeft kan het niet meer herroepen wanneer de derde verklaard heeft ervan gebruik te willen maken. (Art. 1121 BWB.) De meest courante toepassing van een beding ten behoeve van een derde is de levensverzekering.
241
6.1.1bis
Benoemde contracten
6.1.1bis.1
Koop/verkoop (art.1582-1699 BWB)
Burgerlijk wetboek (BWB): zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
Koop/verkoop is een overeenkomst waarbij een partij = de verkoper haar eigendomsrecht van een goed overdraagt aan een andere partij = de koper die hiervoor een geldsom = de prijs betaalt. Het koopcontract is een wederkerig, consensueel contract ten bezwarende titel. Alle goederen die in de handel zijn kunnen worden verkocht (art. 1598-1601 BWB). Alle personen aan wie de wet het niet verbiedt kunnen kopen of verkopen (art.1594 BWB). Een koopcontract is o.m. verboden tussen echtgenoten in welbepaalde gevallen (zie art. 1595-1597 BWB). Onderhandse en openbare verkoop De eigenaar kan naar keuze onderhands of openbaar verkopen. In een aantal gevallen is een openbare verkoop echter wettelijk verplicht. O.a. voor de verkoop van onroerende goederen die geheel of gedeeltelijk toebehoren aan minderjarigen, aan vermoedelijk afwezigen, aan onbekwaamverklaarden of aan personen aan wie een voorlopige bewindvoerder is toegevoegd krachtens de artikelen 488bis, a) tot k), van het Burgerlijk Wetboek) (art. 1186 gerechtelijk wetboek = GWB), voor de verkoop van onroerende goederen die behoren tot nalatenschappen aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving of tot onbeheerde nalatenschappen, op verzoek van de erfgenamen of curatoren (art. 1189 GWB), voor de verkoop van onroerende goederen die tot een failliete boedel behoren (art. 1190 GWB). Gerechtelijk wetboek: zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
Een openbare verkoop is alleen mogelijk met tussenkomst van een notaris, voor onroerende goederen, of een gerechtsdeurwaarder, voor roerende goederen. Voor meer informatie download de brochures ‘Ik koop, ik leen’, ‘Ik koop. Standaardverloop van een aankoopdossier’, ‘Ik verkoop. Standaardverloop van een verkoopdossier’ op de website van de Nederlandstalige notarissen: www.notaris.be/verkopen-kopen-hurenlenen/brochures.
Met ingang van 1.1.2010 is de tweede zitdag afgeschaft bij de openbare verkoop van een woning. Lees Openbare vrkopen vanaf januari sneller en Openbare verkoop voortaan in één zitdag in De Standaard van 16.12.2009 p. E1-E2-E3.
De eigendomsoverdracht (van verkoper naar koper) vindt onmiddellijk plaats, d.w.z. op het ogenblik dat de partijen een akkoord bereiken over voorwerp + prijs (= consensualisme), en hij valt samen met de overdracht van het risico van verlies van het voorwerp van de koop/verkoop. ‘Res perit domino’.
In uitzonderlijke gevallen vindt géén onmiddellijke overdracht van eigendom en risico plaats: a-
bij de verkoop van soortelijke goederen (= producten die per soort, niet per stuk worden geproduceerd, verkocht en/of geleverd, bijv. kasseien, stookolie, planken...) b-
bij de verkoop van toekomstige goederen (= producten die nog moeten gemaakt of afgewerkt worden of nog moeten uitgroeien, bijv. woningen op plan, suikerbieten vooraleer ze volgroeid of gerijpt zijn en dus geleverd kunnen worden...) Lees Bouw niet op zand (over een appartement op plan kopen) in Budget&Recht nr. 199 van juli/augustus 2008 p. 29-33. Lees Aankoop op plan: een goed plan? in Plus magazine nr. 257 van februari 2010 p. 82-83. c-
als partijen overeenkomen de eigendomsoverdracht uit te stellen = eigendomsvoorbehoud maken - wat courant is wanneer men koopt op afbetaling Voorbeeld: je onderhandelt met je garagist over de aankoop van een tweedehands wagen. Op het ogenblik dat er tussen jou en hem een (mondeling of schriftelijk) akkoord = consensus tot stand komt omtrent het voorwerp (‘dié welbepaalde wagen’) en de prijs is er een volwaardig contract en vindt de overdracht plaats van eigendom en risico: al wordt de wagen pas een week later geleverd (d.w.z. meestal afgehaald), jij werd er op het ogenblik van de consensus eigenaar van + draagt het risico van het ev. tenietgaan van de wagen wegens overmacht (gaat de wagen teniet door een fout van de garagist of een derde dan zal die natuurlijk voor de schade moeten opdraaien). En hoe dan ook moet je de overeengekomen prijs volledig betalen.
242 Maar koop je 500 liter stookolie (= een soortelijk bepaald goed) of een appartement op plan (= een toekomstig goed) dan worden eigendom en risico pas later overgedragen d.w.z. op het moment van de individualisering van het soortelijk goed = bij de levering van de stookolie, resp. bij de oplevering van het appartement.
De eigendomsoverdracht vindt meestal plaats samen met de bezitsoverdracht = levering. Maar niet altijd. Soms vindt de levering later plaats (bijv. bij de aankoop van een nieuwe wagen = een toekomstig goed), soms vond ze al eerder plaats (bijv. wanneer een huurder het eigendomsrecht verwerft van de huurwoning die hij al jarenlang bewoont).
Algemene regels koop/verkoop: verplichtingen van de partijen a-
De verkoper moet leveren (art. 1604-1624 BWB). De levering of afgifte (van de verkochte goederen als dit mogelijk is of anders van de sleutels en/of eigendomstitels) gebeurt ten huize van de verkoper, tenzij anders is overeengekomen. De koper moet de geleverde goederen in ontvangst nemen. Maar als hij bij de levering of kort nadien zichtbare gebreken (>) constateert kan hij naargelang het geval de levering weigeren of protesteren of een lagere prijs eisen. b-
De verkoper moet de koper vrijwaren (art. 1625-1649 BWB). Hij moet hem vrijwaren tegen uitwinning, m.a.w. hij mag hem niet storen in het normale genot van de verkochte zaak (= feitelijke stoornis) noch mag hij enig recht op de zaak laten gelden (= rechtsstoornis). Bovendien dient hij rechtsstoornissen door derden af te weren. De verkoper moet de koper vrijwaren tegen verborgen gebreken (<) als deze de verkochte zaak ongeschikt maken voor het gebruik waarvoor ze bestemd was of de gebruiksmogelijkheden dusdanig verminderen dat de koper de zaak niet of alleen voor een mindere prijs zou gekocht hebben had hij deze gebreken gekend. Deze vrijwaringsplicht tegen verborgen gebreken kan contractueel worden beperkt. Zie ook hieronder: wettelijke waarborg en productenaansprakelijkheid. Gevallen Een pas aangekochte tweedehands wagen vertoont een aantal volgens de koper verborgen gebreken. Het herstel van de wagen kost de koper 30.000 BEF. Hij wil deze kosten verhalen op de verkoper en start een proces. De verkoper beweert dat de gebreken helemaal niet verborgen waren maar integendeel duidelijk zichtbaar. Omdat er inderdaad maar kan sprake zijn van verborgen gebreken als de koper ze bij de levering niet kan vaststellen gaat de rechter elk defect afzonderlijk na: de defecte dashboardverlichting kon de koper makkelijk vaststellen en dat de schokdemper kapot was stond te lezen op het schouwingsbewijs, maar de mankementen van de radiator, de waterpomp en de achterruitverwarming vormen wel verborgen gebreken waarvoor de verkoper moet instaan. De rechter beslist dan ook dat de koper recht heeft op terugbetaling van een deel van de prijs. (Vredegerecht Zele 6.9.1989, Tijdschrift van de Vrede- en Politierechters 1991 p. 142.) Een echtpaar koopt een villa maar ontdekt al snel ernstige verborgen gebreken. Het eist dan ook een prijsvermindering. Het komt tot een proces en de expert aangesteld door de rechtbank constateert dat de verkoper inderdaad probeerde d.m.v. multiplexplaten een aantal brede barsten in de muren weg te moffelen. Hij schat de minderwaarde van de villa op 1.600.000 BEF. De verkoper richt zich daarop tot de aannemer en de architect van de woning: deze moeten de kwaliteit van hun bouwwerkzaamheden 10 jaar lang waarborgen (de bouw van de villa dateert van meer dan 10 jaar geleden), ingeval van bedrog blijven zij 30 jaar lang aansprakelijk. De rechter oordeelt dat er inderdaad sprake is van bedrog door de aannemer vermits de diepte van de funderingen en de dikte van de muren niet overeenstemmen met de plannen van de architect. Maar, aldus de expert, de gebreken aan de woning hadden voor nauwelijks 100.000 BEF kunnen verholpen worden had de verkoper meteen het probleem voor de rechtbank opgeworpen, wat hij niet deed. Het is derhalve zijn schuld dat de schade nadien nog is toegenomen. De rechtbank kent de verkoper een schadevergoeding toe van amper 100.000 BEF ten laste van de aannemer, terwijl hij zelf 1.600.000 BEF moet terugbetalen aan de koper. De architect blijft buiten schot. (Hof van beroep Bergen 6.2.1990, Revue notariat belge 1990 p. 554.) Een mevrouw koopt een huis en merkt enkele maanden later dat het gebinte van het dak in erbarmelijke staat verkeert. De herstelling kost haar 1.300.000 BEF, bedrag dat zij terugvordert van de verkoper wegens verborgen gebreken. Uit het verslag van de expert blijkt echter dat de parasieten die de schade aan het gebinte veroorzaakten sedert minstens een jaar duidelijk zichtbaar waren: een oplettende koper had ze dus bij een eerste bezoek moeten opmerken. (Rechtbank van eerste aanleg Brussel 17.4.1990, Res et Iura Immobilia 1991 p. 279.)
243 c-
De koper moet de prijs betalen (art. 1650-1657 BWB). De betaling gebeurt op de plaats en het tijdstip van de levering, tenzij anders is overeengekomen. Bij gebreke van betaling kan de verkoper weigeren te leveren. Is de levering al gebeurd dan kan hij de geleverde zaak terugvorderen of de gerechtelijke ontbinding van de verkoop vragen en/of schadevergoeding. d-
De koper moet de kosten betalen van vervoer, verzekering enz., tenzij anders is overeengekomen. Bijzondere regels koop/verkoop onroerende goederen - Algemeen: een onroerend goed kopen Zie boven: 4.4.3.1 Verkoop van onroerende goederen. Lees ook Van kandidaat-koper tot eigenaar in Budget&Recht nr. 183 van november/december 2005 p. 20-24, De sleutel tot succes (een woning verkopen) in Budget&Recht nr. 210 van mei/juni 2010 p. 14-17.
- Meeneembaarheid (Vlaanderen) Wie in het Vlaams gewest een woning koopt en daarna verkoopt, om een andere woning te kopen, kan de registratierechten betaald op de eerste woning in mindering brengen op de registratierechten op de tweede woning. Beide woningen moeten tot hoofdverblijfplaats dienen + in het Vlaams gewest gelegen zijn. Voor meer informatie zie www.vlaanderen.be/servlet/Satellite?c=Solution_C&cid=1247814655469&pagename=Infolijn%2FView. Lees ook Europees Hof aanvaardt Vlaamse registratirechten op www.Tijd.be: www.tijd.be/nieuws/politiek_economie_europa/Europees_Hof_aanvaardt_Vlaamse_registratierechten.9133245-3465.art.
- Meerwaardebelasting Door de wet van 1.1.1997 moet een particulier die een woning die hij niet zelf bewoont binnen 5 jaar na aankoop met winst verkoopt 16,5% belasting betalen op de meerwaarde. De meerwaarde = het verschil tussen aankoopprijs en verkoopprijs. De aankoopprijs mag worden verhoogd met ofwel 25% forfaitaire aankoopkosten ofwel de werkelijke aankoopkosten + 5% per volledig verstreken jaar tussen aankoopdatum en verkoopdatum, de verkoopprijs mag worden verlaagd met de kosten van tekoopstelling. De wet is geïntegreerd in het wetboek van inkomstenbelastingen, diverse inkomsten, art. 90 - 8° en 10° - zie http://ccff02.minfin.fgov.be/KMWeb/document.do?method=view&id=2849549a-92d4-435c-8f4a-ff90a442b1ff#findHighlighted. Zie ook www.6minutes.be/nl/Artikel.aspx?ArtikelID=8653&RubriekID=9, www.livios.be/nl/_immo/_guid/_sale/1323.asp, Verkoop niet te snel (meerwaarde op vastgoed) in Budget&Recht nr. 209 van maart/april 2009 p. 42-43, Wordt u belast op de meerwaarde? in Plus Magazine nr. 266 van december 2010 p. 74-75.
- Gratis verzekering gewaarborgd wonen (Vlaanderen) Wie in Vlaanderen een woning koopt (of bouwt of verbouwt) heeft recht op een gratis verzekering gewaarborgd wonen: die komt tussen bij de afbetaling van je hypotheek als je werkloos wordt. De verzekering trad in werking op 1.4.2003 en liep tot 2008. Op 1.4.2009 trad ze opnieuw in werking. Voor meer info download of bestel de (gratis) brochure Gratis verzekering gewaarborgd wonen: http://publicaties.vlaanderen.be/eblweb/do/publicatieSessionFacade/publicatieEenvoudigeDetailAction/raadplegen?method=raadplegen&id=33857.
- Recht van voorkoop (Vlaanderen) De Vlaamse overheid heeft in bepaalde gebieden een recht van voorkoop. Als zij dit recht uitoefent verwerft zij in de plaats van de kandidaat-koper de aangeboden onroerende goederen. Zij koopt dan tegen de prijs en de voorwaarden van de kandidaat-koper. Zijn van het recht van voorkoop uitgesloten: 1- de woningen die deel uitmaken van een gebouw met meerdere woningen waarbij de verkoop mede-eigendom over gemeenschappelijke delen doet ontstaan, 2- afzonderlijke garages, 3- afzonderlijke loten van een goedgekeurde verkaveling, 4- de aankoop van een eerste woning of een perceel bestemd voor woningbouw door een of meer natuurlijke personen op voorwaarde dat deze verkrijgers geen andere woning of ander perceel bestemd voor woningbouw volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik hebben op de dag van het sluiten van de overeenkomst tot koop. Voor meer informatie zie www.vlm.be/notarissen/rechtvanvoorkoop/Pages/default.aspx. Lees Scheldevallei bouwt via voorkooprecht in De Standaard van 21.8.2008 p. 21/editie Oost-Vlaanderen.
244 - Kooprecht van de huurder van een sociale woning (Vlaanderen) Artikel 21 van het Vlaams decreet van 20.12.2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003 kende de huurder van een sociale woning het recht toe om de gehuurde woning te kopen. Maar dit voorkooprecht van de sociale huurder werd in arrest nr.115/2004 van 30.6.2004 van het Arbitragehof vernietigd. Over het Arbitragehof zie www.arbitrage.be > www.const-court.be. Lees Arbitragehof vernietigt voorkooprecht sociale huurder in De Juristenkrant nr. 95 van 6.10.2004 p. 9.
Vruchtgebruik en naakte eigendom apart kopen: artikel 9 van het wetboek der successierechten Het kan vooruitziend zijn om bij een aankoop het vruchtgebruik en de naakte eigendom te splitsen. Bijv. moeder koopt het vruchtgebruik van een appartement aan de kust en haar dochter de naakte eigendom: elk van beiden betaalt registratierechten, bij het overlijden van moeder betaalt de dochter niets.
Let wel, de fiscus zal dit niet zomaar laten passeren: (artikel 9 van) het wetboek der successierechten gaat in zo’n geval uit van een vermoeden van (verdoken) schenking – weliswaar een weerlegbaar vermoeden. Wil de dochter bij het overlijden van haar moeder geen successierechten meer verschuldigd zijn, dan zal zij moeten bewijzen dat (1) de prijs gesplitst werd (een deel voor het vruchtgebruik, een voor de naakte eigendom) en beide deelprijzen correct en realistisch waren (2) ze als koper/naakte eigenaar wel degelijk over voldoende financiële middelen beschikte om te kopen en deze financiële middelen daadwerkelijk voor de koop gebruikte. Artikel 9: “De roerende of onroerende goederen, verkregen ten bezwarenden titel voor het vruchtgebruik door de overledene en voor de blote eigendom door een derde, (…) worden, voor de heffing van het uit hoofde van de nalatenschap van de overledene eisbaar successierecht en recht van overgang bij overlijden, geacht in volle eigendom in dezes nalatenschap voorhanden te zijn en door de derde als legaat te zijn verkregen, tenzij het bewezen wordt dat de verkrijging of de inschrijving niet een bedekte bevoordeling ten behoeve van de derde is.” Wetboek der successierechten: http://ccff02.minfin.fgov.be/KMWeb/document.do?method=view&id=97ab2885-d928-4034-82ce75c9ec918fe7#findHighlighted en http://navigator.fenb.be/fiscdb-consult/. Over verdoken schenkingen zie verder: 4.3.3.4. Lees ook www.notaris.be/faq/verkopen-kopen-huren-lenen/de-gesplitste-aankoop-blote-eigendom-vruchtgebruik-–successieplanning/5/193/1.
Bijzondere regels koop/verkoop consumptiegoederen: wettelijke waarborg en productenaansprakelijkheid De wettelijke waarborg beschermt de koper tegen een verborgen gebrek. Voor een koop/verkoop van consumptiegoederen = lichamelijke roerende goederen, door een handelaar aan een particulier, geldt een biezondere wettelijke regeling (a- tot f- hieronder). Een koop/verkoop onder handelaars en onder particulieren valt onder de algemene regels van hierboven. De wet van 1.9.2004, publicatie 21.9.2010, is van kracht sinds 1.1.2005 – hij werd geïntegreerd in het BWB, art. 1649bis-1649octies. Voor de volledige tekst van de wet zie http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/loi_a.pl?language=nl&caller=list&cn=2004090138&la=n&fromtab=wet&sql=dt='wet'&tri=dd+as+r ank&rech=1&numero=1. Lees ook de overheidsbrochure over de wet op http://economie.fgov.be/nl/binaries/folder_warranty_nl_tcm325-36054.pdf, Waarborg: niet zwart op wit… in Budget&Recht nr. 193, juli/augustus 2007 p. 8-14, Twee jaar waarborg! Ja, maar... in Plus Magazine nr. 266 van december 2010 p. 69-73. a-
Als een gekocht/verkocht product niet in overeenstemming is met het contract van koop/verkoop is er een gebrek. b-
Het gebrek moet zich voordoen tijdens de eerste 2 jaar na de levering. Tijdens de eerste 6 maanden moet de koper het gebrek zelfs niet bewijzen, het wordt zondermeer verondersteld (= een soort van vermoeden van schuld in hoofde van de verkoper). Let wel, als de verkoper verkeerd gebruik door de koper of normale slijtage kan bewijzen geldt de waarborg niet. Na 6 maanden, tot het einde van het tweede jaar na de levering, moet het gebrek bewezen worden. Maar ook als het product meer dan 2 jaar na de levering een ernstig verborgen gebrek vertoont dat reeds bestond bij de levering kan de koper de verkoper in gebreke stellen.
Voor tweedehandsgoederen is een contractuele inkorting mogelijk tot minimum 1 jaar. c-
Het gebrek moet aan de verkoper worden gemeld binnen 2 maand na de vaststelling. d-
De koper kan voor het gebrek aan het product, in hiërarchische volgorde, ofwel herstel eisen, ofwel vervanging, ofwel prijsvermindering, ofwel ontbinding van de verkoop. Voor de ev. schade ten gevolge van het gebrek kan hij een schadevergoeding eisen. e-
Een extra commerciële waarborg (naast de wettelijke waarborg), meestal in de vorm van een waarborgkaart overhandigd door de verkoper en ev. door de koper in te vullen en op te sturen, is niet verboden maar ook niet verplicht.
245 Als een extra commerciële waarborg wordt gegeven is de verkoper verplicht om te vermelden dat er ook een wettelijke waarborg bestaat. f-
Klachten kunnen ingediend worden bij de federale overheidsdienst (FOD) KMO, middenstand en energie. FOD KMO: e-mail:
[email protected], tel. 02 2775485, http://economie.fgov.be/nl/consument/, info-brochure op http://economie.fgov.be/nl/binaries/Bescherming_van_de_consumenten_bij_de_verkoop_van_consumptiegoederen_tcm325-98573.pdf.
De wet op de productenaansprakelijkheid van 25.2.1991 is de uitvoering van richtlijn 85/374/EEG van de Raad van de Europese (ecoomische) gemeenschap van 25.7.1985. Voor de volledige tekst van de richtlijn zie http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:31985L0374:NL:HTML. Lees het verslag voor de Europese commissie van februari 2003 over de productenaansprakelijkheid in de EU: http://ec.europa.eu/enterprise/policies/single-market-goods/files/goods/docs/liability/studies/lovells-study_nl.pdf. Lees ook Hof van Justitie preciseert vervaltermijnen voor productaansprakelijkheid in De Juristenkrant nr. 206 van 24.3.2010 p. 16, over het arrrest van het Europees Hof van Justitie van 2.12.2009: http://curia.europa.eu > zaaknummer C-358/08. Praktijkgevallen productenaansprakelijkheid: Hof van Cassatie 26.9.2003 in Nieuw juridisch weekblad nr. 63 van 3.3.2004 p. 271-272. a-
De aansprakelijkheid van producenten van EU-producten of importeurs van producten van buiten de EU of verkopers van producten waarvan noch de producent noch de importeur bekend is werd gevoelig uitgebreid. De richtlijn verplicht hen, naast het gebrek = de schade aan het product, ook de productenschade te vergoeden = de schade die gebrekkige producten toebrengen aan personen (de koper, de gebruiker, derden) en goederen (voor deze laatste met een franchise van 22.500 BEF). En waar in de klassieke foutaansprakelijkheid (zie verder) het slachtoffer van een gebrekkig product een fout van de producent moet bewijzen moet het volgens de wet op de productenaansprakelijkheid alleen een oorzakelijk verband tussen de schade en het gebrekkig product bewijzen (en dus geen fout). b-
Productenaansprakelijkheid loopt 10 jaar na het in omloop zijn van het product. c-
Klachten kunnen ingediend worden bij het Europees centrum voor de consument (ECC). ECC: e-mail info@ecobelgië.be, tel. 02 5423243, www.eccbelgium.be - info-brochure zie www.eccbelgium.be/20100428/guaranteelegislation-a-clear-brochure-for-buyers-and-sellers-Attach_s56761.pdf.
Bestellen = kopen? Bedenktijd na aankoop? Lees Bestellen is kopen in Budget&Recht 199 van juli/augustus 2008 p. 16-19, Kunt u nog terugkomen op uw aankoop? in Budget&Recht 196 van januari/februari 2008 p. 16-19, Spijt van een aankoop? Zo raakt u ervan af! in Plus Magazine nr. 244 van december 2008 p. 82-85, Het compromis is niet vrijblijvend! in Plus Magazine nr. 246 van februari 2009 p. 70-73, Als de verkoop van vastgoed niet doorgaat in Budget&Recht nr. 207 van november/december 2009 p. 5.
Kopen op afbetaling De wet op het consumentenkrediet van 12.6.1991 (art. 40-45) regelt de koop/verkoop op afbetaling = een koop/verkoop door een handelaar aan een privaat persoon = consument die gespreid betaalt. Zie http://economie.fgov.be/nl/consument/consumentenkrediet/.
Kopen op het internet De regels i.v.m. de wettelijke waarborg gelden evengoed voor een koop/verkoop via het internet. Bovendien is een handelaar op het internet wettelijk verplicht om op zijn website een minimum aantal informatieve gegevens te vermelden: zijn handelsnaam en registratienummer, geografisch adres (geen postbus), elektronisch adres en telefoonnummer – voor klachten kan men gerecht bij het ECC (zie hierboven). Lees E-shoppers hebben ook rechten in Budget&Recht nr. 211 van juli/augustus 2010 p. 20-24, Niet tevreden, geld terug (Aankopen via het internet) in Plus Magazine nr. 273 van juli/augustus 2011 p. 68-69.
Een auto kopen: belastingen en belastingsvoordelen Surf naar http://fiscus.fgov.be/interfisc/nl/faq/auto/aankoop.htm.
246
6.1.1bis.2
Ruil (art. 1702-1707 BWB)
Burgerlijk wetboek (BWB): zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
Ruilen betekent dat je (het eigendomsrecht van) een zaak overdraagt aan iemand anders, die jou daarvoor (het eigendomsrecht van) een andere zaak overdraagt. Ruil is een contract maar anders dan bij een koopcontract is de prijs geen geldsom maar een materieel of immaterieel goed. Ruil is, net als koop/verkoop, een wederkerig, consensueel contract ten bezwarende titel. Over wederkerige en consensuele contracten en contracten ten bezwarende titel zie boven: 6.1.1.1 Soorten contracten.
Alle regels van het koopcontract zijn van toepassing op het ruilcontract behalve één: een ruilcontract kan niet worden vernietigd wegens benadeling. Over benadeling zie boven: 6.1.1.3 Geldigheidsvereisten van contracten.
Ruilhandel is een traditionele vorm van handeldrijven maar zit weer in de lift. Over de historiek van ruilhandel zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Ruilhandel. Lees ook Ruilhandel is weer in in Budget & Recht nr. 128 van augustus 1996 p. 16-17.
- Een organisatie waarbij bedrijven, zelfstandigen en vrije beroepen kunnen aansluiten en onderling ruilen is Ebank Trade: de waarde van de verhandelde goederen en diensten wordt er omgezet in trade euro zodat de transacties, geheel of gedeeltelijk, met gesloten portemonnee kunnen gebeuren. Ebank Trade, van Australische origine, is sinds eind 2003 ook in België werkzaam (www.ebanctrade.com).
- Bekend, internationaal en in België, is ook Troc International, een bedrijf dat depotverkoop organiseert, een formule die het midden houdt tussen koop en ruil. Zie www.trocinternational.com. Lees over depotverkoop het HONIM-eindwerk van Yves Hauwaert, 3MA 2002-2003.
- Bekend en populair is de zgn. puntenruil, bijv. van Soubry. Zie www.soubry.be/consumer/spaarpunten/ruilcentra.html.
- Sinds enkele jaren breiden zich de zgn. LETS-kringen uit. LETS = Local Exchange Trading System: in lokale non profit ruilnetwerken kan men ‘letten’, d.w.z. kunnen goederen en diensten geruild worden zonder dat daar geld voor nodig is. LETS-kringen gebruiken belastingvrije lokale vormen van krediet, zodat er niet direct geruild hoeft te worden. Een lid van een LETS-kring kan bijvoorbeeld krediet verdienen als kinderoppas voor de ene persoon en het later weer uitgeven aan een door een ander persoon uit dezelfde LETS-kring uitgevoerde timmerklus. Het verdiende en uitgeven krediet wordt centraal bijgehouden door de desbetreffende lokale LETS-kring en valt in te zien door alle leden van zo'n LETS-kring. Deze leden stellen ook de hoogte van een krediet voor bepaalde goederen en diensten vast. Voor meer informatie zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Lokale_ruileconomie#LETS, www.letsgent.be/index.php.
Over de registratierechten, verschuldigd ingeval van ruil, zie boven: 4.4.3.2.
247
6.1.1bis.3
Huur (art. 1708 e.v. BWB)
Burgerlijk wetboek (BWB): zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
Huur van goederen is een contract waarbij een partij = de verhuurder zich ertoe verbindt om tegen een afgesproken prijs een andere partij = de huurder voor een bepaalde tijd het genot te laten van een zaak (art. 1709 BWB). Huur van werk = diensten is een contract waarbij een partij zich ertoe verbindt om iets voor een andere partij te doen, tegen betaling van een overeengekomen prijs (art. 1710 BWB). Algemene regels huur: verplichtingen van de partijen (art. 1719 e.v. BWB) a-
De verhuurder moet het verhuurde goed in goede d.w.z. bruikbare staat leveren, tenzij anders is overeengekomen. b-
De verhuurder moet het verhuurde goed onderhouden, tenzij anders is overeengekomen. Het gaat hier om het zgn. groot onderhoud (>) = de noodzakelijke herstellingen tengevolge van ouderdom of normale slijtage. Bijv. aan de buitenzijde, de trappen, vloeren, lift, verwarmingsinstallatie, het sanitair van een woning. c-
De verhuurder moet de huurder het rustig genot waarborgen. Hij moet de huurder vrijwaren tegen verborgen gebreken en zich onthouden van elke feitelijke of rechtsstoornis. Bovendien moet hij de huurder vrijwaren tegen rechtsstoornissen door derden. d-
De huurder moet het gehuurde goed gebruiken en onderhouden als een goede huisvader. Een goede huisvader = ‘Bonus pater familias.’
Het gaat hier om het zgn. klein onderhoud (<) = de herstellingen ten gevolge van abnormale slijtage of breuk. Van bijv. de kranen, deursloten en -klinken, ruiten, zekeringen… van een woning.
De huurder mag zonder de toestemming van de verhuurder de bestemming van het gehuurde goed niet veranderen. Over groot en klein onderhoud van een huurwoning lees Huurwoning: hou ze in ere in Budget&Recht nr. 191 van maart/april 2007 p. 42-45. e-
De huurder moet de huurprijs betalen. f-
De huurder van een woning moet deze van genoegzaam huisraad voorzien (art. 1752 BWB). De verhuurder heeft een voorrecht op het meubilair van zijn huurder. g-
De huurder moet het gehuurde goed in goede staat teruggeven. De verhuurder doet er goed aan bij de aanvang én op het einde van de huur een plaatsbeschrijving op te (laten) maken. Bij gebreke daarvan bij de aanvang van de huur wordt vermoed dat de huurder het gehuurde goed ontvangen heeft in dezelfde staat als waarin het zich bevindt op het einde van het huurcontract, behoudens tegenbewijs (art. 1731 BWB). De huurder is aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan (art. 1733 BWB). Geval Een woning brandt af, bij afwezigheid van de huurder. Omdat huurder en verhuurder niet tot een akkoord komen over het herstel van de woning schakelt de verhuurder de vrederechter in. Deze vonnist dat het huurcontract ten gevolge van het volledig verlies van de woning van rechtswege ontbonden is, stelt de huurder aansprakelijk voor de brand (hij liet tijdens zijn afwezigheid de houtkachel branden, dicht bij een houten zoldering) en verplicht hem (d.w.z. zijn verzekering) de verhuurder te vergoeden voor de brandschade én voor de huurderving tengevolge van de ontbinding van het huurcontract. Vredegerecht Torhout 29.10.1991, Rechtskundig Weekblad 1992-1993 786.
248
Bijzondere regels huur De algemene regels hierboven gelden voor alle soorten huur. Daarnaast zijn er specifieke regels voor huishuur, pacht, handelshuur, financieringshuur, huur van werk en diensten. - Huishuur en huurwet Voor de huur van woningen die niet als hoofdverblijfplaats dienen van de huurder bestaat geen specifieke regeling, op die huurcontracten zijn de algemene regels van hierboven van toepassing. Voor huurcontracten betreffende een woning waar de huurder zijn hoofdverblijfplaats heeft geldt de huurwet van 20.2.1991. Deze wet, die ondertussen reeds enkele keren is gewijzigd, werd geïntegreerd in het BWB, boek III titel VIII hoofdstuk II afdeling II. Goede volledige informatie over de huurwet vind je op http://justitie.belgium.be/nl/publicaties/de_huurwet_12de_editie.jsp?referer=tcm:265138519-64 - je kan er de brochure ‘De huurwet’ gratis downloaden. Je kan ook de brochure ‘Huren en verhuren’ (hoofdstuk ‘De woninghuurwet’) downloaden op de website van de Nederlandstalige notarissen: www.notaris.be/verkopen-kopen-huren-lenen/brochures. Lees ook Een nieuw contract, een nieuw geluid in Budget&Recht nr. 194 van september/oktober 2007 p. 29-31.
De meest recente wijziging van de huurwet voert (o.a.) de verplichtingen in - de huurprijs en de kosten te afficheren - een schriftelijk huurcontract op te stellen, met een aantal verplichte bijlagen - een plaatsbeschrijving = inventaris op te maken - voor de verhuurder om bepaalde herstellingen uit te voeren - de waarborg te beperken tot max. 2 maand huur, als de huurder het bedrag stort op een geblokkeerde rekening Lees Bankwaarborg een maat voor niets in Budget&Recht nr. 205 van juli/augustus 2009 p. 38-41, Banken weigeren huurwet toe te passen in De Standaard (DS) van 27.5.2011 p. 19.
- voor de banken om de huurwaarborg (maximum 3 maand huur) voor te schieten als hun klanten daarom vragen (de klanten betalen het voorgeschoten bedrag + intrest terug in maandelijkse termijnen) Lees Banken veroordeeld tot verstrekken huurwaarborg in DS van 28.10.2008 p. E10. Maakt een bank daarover problemen dan kan men terecht bij Febelfin = de federatie van de Belgische financiële sector: zie www.febelfin.be/nl/dienstverlening/meldpunt-huurwaarborg.
De jongste huurwet voorziet ook de mogelijkheid dat een bank de huurwaarborg voorschiet – de huurder betaalt deze dan intrestloos terug in 3 jaar, de bank rekent wel (hoge) dossierkosten aan. Lees Banken weigeren huurwet toe te passen in DS van 27.5.2011 p. 19.
Woninghuurcontracten moeten ingeschreven worden op het registratiekantoor, zodat ze vaste datum krijgen. Deze registratieplicht bestond al eerder maar is met ingang van 1.1.2007 vereenvoudigd en verstrengd: - een woninghuurcontract moet door de verhuurder geregistreerd zijn binnen de 2 maand na de ondertekening, als hij dit nalaat kan hij beboet worden - de registratie is gratis - de huurder van een niet geregistreerde woning kan deze verlaten zonder opzegtermijn noch opzegvergoeding De lijst van registratiekantoren is te vinden op http://annuaire.fiscus.fgov.be/qw/index.php?lang=nl. Lees Registratie van huurcontract: eenvoudiger maar strenger in Budget&Recht nr. 191 van maart 2007 p. 4, Niet registreren breekt zuur op in Budget&Recht nr. 207 van november/december 2009 p. 46.
Over de controle op het verhuren van woningen zie de brochure ‘De huurwet’, III.3-In welke staat moet het goed verhuurd worden? > http://justitie.belgium.be/nl/publicaties/de_huurwet_12de_editie.jsp?referer=tcm:265-138519-64). Lees ook Meer controle op huurwoningen in De Standaard van 24-25.7.2010 p. 11.
Sociale verhuurkantoren Sociale verhuurkantoren (SVK’s) huren tegen een redelijke marktprijs woningen van particuliere eigenaars en verhuren ze door aan minder begoeden, in samenwerking met het Vlaams overleg bewonersbelangen (VOB). In Vlaanderen opereren 51 sociale verhuurkantoren die samen ongeveer 5000 woningen beheren. 41 ervan worden gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. Voor meer informatie zie www.vob-vzw.be/tabid/64/default.aspx. Lees ook 223 gemeenten hebben SVK in De Standaard van 14.1.2009 p. 5.
- Pacht Ook de wetten van 4.11.1969 en 7.11.1988 betreffende de pacht zijn geïntegreerd in het BWB, boek III titel VIII hoofdstuk II afdeling III. Download de brochure ‘Landpacht’ op de website van de Nederlandstalige notarissen: www.notaris.be/verkopen-kopen-hurenlenen/brochures.
249 - Handelshuur Ook de wet van 30.4.1951 betreffende de handelshuur is geïntegreerd in het BWB, boek III titel VIII hoofdstuk II afdeling IIbis. Info op (o.a.) www.handelshuur.be. Download ook de brochure ‘Huren en verhuren’ (hoofdstuk ‘de handelshuur’) op de website van de Nederlandstalige notarissen: www.notaris.be/verkopen-kopen-huren-lenen/brochures.
- Financieringshuur = leasing De wet op het consumentenkrediet (art.1-10°) omschrijft de financieringshuur als ‘elke kredietovereenkomst waarbij de ene partij zich ertoe verbindt de andere het genot van een lichamelijk roerend goed te verschaffen tegen een bepaalde prijs, die de laatstgenoemde zich verbindt periodiek te betalen en waarin, eveneens expliciet of stilzwijgend, een koopaanbod is vervat’. Wet consumentenkrediet van 12.6.1991: http://economie.fgov.be/nl/consument/consumentenkrediet/. Roerende leasing voor bedrijven is geregeld in het koninklijk besluit (kb) nr. 55 van 10.11.1967. Voor bedrijven is ook onroerende leasing mogelijk: zie kb nr. 30 van 28.12.1970. Website Belgische leasingvereniging: www.blv-abl.be/nl/leasing_intro.html.
- Huur van werk en diensten Het BWB (art. 1779-1799) onderscheidt 3 soorten huur van werk en diensten: de huur van dienstboden en werklieden, van vervoerders te land en te water, en van aannemers van werken die handelen ingevolge bestekken of aannemingen. Voor meer informatie over aannemers van werken zie http://mijn.bouwkroniek.be/html/algemeen/indexen/erkenning_aannemers.htm www.belgium.be/nl/huisvesting/bouwen_en_verbouwen/aannemer/
250
6.1.1bis.4
Vennootschappen
Het wetboek van vennootschappen van 7.5.1999 trad in werking op 6.2.2001. Wetboek van vennootschappen: www.belgischrecht.be/codex.asp. Educatieve informatie met takenbladen op www.pienternet.be/lessen/ufsia/recht.
Wie wil een (burgerlijke of handels-) zaak starten moet allerlei formaliteiten vervullen. Voor uitgebreide informatie over het starten van een handelszaak zie www.ikwilstarten.be/starten/wat-je-zeker-moet-doen/richt-jevennootschap-op.
Sinds 1.6.2010 kan een beginnend handelaar, na opmaak van een financieel plan samen met een boekhouder of bedrijfsrevisor, een zgn. starters-BVBA oprichten met een startkapitaal van ! 1. Het kapitaal moet binnen de 5 jaar verhoogd worden tot ! 18.550 = het startkapitaal van een reguliere BVBA, tot de verhoging blijft de handelaar persoonlijk aansprakelijk. Lees BVBA oprichten kan voortaan met één euro in De Juristenkrant nr. 205 van 10.3.2010 p. 1-2, Starters-bvba is een flop in De Standaard (DS) van 19.7.2010 p. 1, Starts-bvba mist start in DS van 26.10.2010 p. 40, ‘Starters-bvba bijsturen’ in DS van 30.5.2011 p. 44.
Men kan kiezen voor een eenmanszaak, dit is de meest eenvoudige vorm. In dat geval wordt de zaak, bijv. de handelszaak, als het ware vastgeklonken aan de persoon van de handelaar, met alle voor- en nadelen. Gaat de zaak bijv. failliet dan verliest de handelaar niet alleen de zaak maar ook (afhankelijk van de omvang van de schulden, alle of sommige van) zijn persoonlijke bezittingen = persoonlijke aansprakelijkheid. Door te kiezen voor de vennootschapsvorm kan met zijn aansprakelijkheid beperken. (Men moet dan wel kiezen voor een specifieke vennootschapsvorm, niet alle vennootschappen beperken de aansprakelijkheid – zie hierna). Een vennootschap is aangewezen als verschillende personen samen willen optreden. Maar sinds enige tijd kan ook één persoon, een handelaar of beoefenaar van een vrij beroep, een vennootschap oprichten = éénpersoonsvennootschap (in principe alleen mogelijk onder de vorm van een BVBA – zie hierna). Naar Belgische recht kan een vennootschap opgericht worden onder verschillende vormen. De meest voorkomende zijn de BVBA = besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, voor kleinere bedrijven, en de NV = naamloze vennootschap, voor grotere bedrijven. Voor meer uitgebreide informatie zie www.notaris.be/opstarten-ondernemen/eenmanszaak-of-vennootschap/de-vennootschap. Voor informatie over de diverse vennootschapsvormen zie www.belgium.be/nl/economie/onderneming/oprichting/vennootschapsvormen.
Comm.V: (gewone) commanditaire vennootschap Comm.VA: commanditaire vennootschap op aandelen VOF: vennootschap onder firma Eenmanszaak BVBA: besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CVOA: coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid CVBA: coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NV: naamloze vennootschap ESV: economisch samenwerkingsverband VZW: vereniging zonder winstoogmerk (Feitelijke) vereniging: www.belgium.be/nl/economie/onderneming/oprichting/vennootschapsvormen/verenig ingen Klik op de vennootschapsnaam voor een meer uitgebreide informatie over de vennootschap in kwestie.
251
6.1.1bis.5
Lening (art. 1874-1914 BWB)
Burgerlijk wetboek (BWB): zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
Het burgerlijk wetboek (BWB) onderscheidt bruik- en verbruikleningen. 1:
Bij een bruiklening = commodaat stelt de lener aan de ontlener een niet verbruikbare zaak ter beschikking voor tijdelijk gebruik. De ontlener moet de zaak teruggeven wanneer dit gebruik ten einde loopt. De bruiklening is een wederkerig en zakelijk contract. In de regel wordt het afgesloten om niet, maar partijen kunnen een vergoeding overeenkomen. Lees Een vriendendienst... en iedereen blij! (over bruikleen en recht van bewoning) in Plus Magazine nr. 261 van juni 2010 p. 78-80. 2:
De verbruiklening, in het dagelijks taalgebruik kortweg lening, betreft verbruikbare goederen. De ene partij geeft aan de andere een bepaalde hoeveelheid verbruiksgoederen af, onder verplichting om evenveel goederen van gelijke soort en kwaliteit terug te geven. Goederen lenen die, hoewel van dezelfde soort, individueel verschillen, bijv. dieren, is bruiklening.
Het is gebruikelijk om voor eenvoudige leningen intrest te bedingen (van geld, waren of andere roerende goederen). Lees Zet een lening altijd op papier! in Plus Magzine nr. 262 van juli/augustus 2010 p. 68-69.
Over lenen aan je kinderen lees Zo leent u aan uw kind... zonder ruzie! In Plus magazine nr. 245 van januari 2009 p. 68-72. Over de hypothecaire lening zie www.hypotheekwinkel.be. De tarieven van de Belgische banken worden er vergeleken en de bijkomende kosten berekend. Lees ook Afdingen is de kunst in Budget&Recht nr. 209 van maart/april 2010 p. 32-35.
Op hypothecaire leningen zijn registratierechten verschuldigd (zie boven: 4.5.3). In de regel bedragen die 1% van het geleende bedrag. Het Vlaams gewest stelde hypothecaire leningen tot ! 100.000 vanaf 1.1.2009 vrij van registratierechten. Over de hypotheek zie boven: 5.9. Download ook de brochure ‘Ik koop, ik leen’ op de website van de Nederlandstalige notarissen: www.notaris.be/verkopen-kopen-huren-lenen/brochures.
Voor wie door overmatige leninglast in de problemen komt voorzag de overheid in een collectieve schuldenregeling / schuldbemiddeling. Zie boven: 2.1.2.4 Alternatieve schuldenregeling en 6.1.1.2 Contractenleer – collectieve schuldenregeling / schuldbemiddeling. Vlaamse verzekering gewaarborgd wonen Sinds 2003 kon een inwoner van het Vlaams (niet van het Brussels) gewest die een hypothecaire lening afsloot voor de aankoop van een woning onder bepaalde voorwaarden genieten van een verzekering tegen verlies van zijn beroepsinkomen door ziekte of ontslag, betaald door de Vlaamse overheid. Per 1.8.2008 moest het contract met de verzekeraar, Ethias, verlengd worden maar de Vlaamse regering wees het verlengingsvoorstel af als te duur, zodat de verzekering sinds die datum niet meer van toepassing was. 14.11.2008 werd de verzekering gewaarborgd wonen toch weer ingevoerd, in het kader van een minder duur contract, met... Ethias. Sinds 1.4.2009 kunnen inwoners van het Vlaams gewest (opnieuw) van de verzekering gewaarborgd wonen gebruik maken, voor hypothecaire leningen vanaf 1.1.2008. - Een inkomensgrens is er niet (meer) zodat nu iedereen, ongeacht het inkomen, van de verzekering kan genieten. - Alleen woningen met een verkoopwaarde van maximum ! 320.000 + 15% indien ze gelegen zijn in een van de 39 gemeenten van het Vlabinvest-gebied komen in aanmerking = arrondissement Halle-Vilvoorde + Kortenberg, Bertem, Huldenberg, Tervuren van arrondissement Leuven. - Voor nieuwbouwleningen is de verzekering gekoppeld aan energienormen. - De verzekering komt tussen voor maximaal ! 500 per maand in het 1ste, ! 400 in het 2de, ! 300 in het 3de jaar. - In geval van werkloosheid wordt de tegemoetkoming beperkt tot 2 x 18 maanden (i.p.v. 36 aansluitende maanden) en om de duur van de werkloosheid zo kort mogelijk te houden wordt de werkloze begeleid door de VAB en het agentschap wonen. Voor meer informatie zie www.verzekeringgewaarborgdwonen.be. Lees ook Drie keer meer aanvragen voor nieuwe verzekering gewaarborgd wonen in De Standaard online van 13.8.2009: www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=DMF20090813_047.
252
Centrale voor kredieten aan particulieren Sinds 1.9.2004 verzamelt (de Kredietcentrale van) de Nationale Bank van België (NBB) alle gegevens van particulieren met consumenten- en/of hypothecaire kredieten. Zie www.nbb.be > kredietcentrales > kredieten aan particulieren.
Wie wil controleren of en welke gegevens over hemzelf zijn opgenomen in deze centrale stuurt een eenvoudige brief met een kopie van zijn identiteitskaart naar de NBB, Centrale voor kredieten aan particulieren, Berlaimontlaan 14, 1000 Brussel. Lees ook Belg steekt zich steeds dieper in de schulden in De Standaard van 17.1.2008 p. E1, Steeds meer wanbetalers in Wallonië in De Standaard van 11.2.2010 p. E2. Eind maart 2011 telde de Kredietcentrale van de NBB 369.415 Belgen (= ! 2,49 miljard aan schulden) die een achterstand opliepen bij het terugbetalen van hun lening(en). Het betreft hier leningen op afbetaling + kredietopeningen (er is sprake van een kredietopening als men in het rood gaat op een bankrekening en/of met een kredietkaart).
253
6.1.1bis.6
Bewaargeving en sekwester (art. 1915-1963 BWB)
Burgerlijk wetboek (BWB): zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
Bewaargeving is een overeenkomst waarbij iemand een roerend goed van een ander in ontvangst neemt, onder verplichting het te bewaken en bewaren en in natura terug te geven. Het is een wederkerig zakelijk contract, in principe om niet maar men kan een vergoeding overeenkomen. Er is bewaargeving wanneer men in de vestiaires van theaters, bioscopen enz. kledingstukken of in meubelopslagplaatsen meubelen e.a. ter bewaring achterlaat. Lees In goede handen? in Budget & Recht nr. 171, november/december 2003 p. 38-40 (over de bewaargeving in een restaurant, parkeergarage, banksafe, luchthaven, hotel, treinstation). Over parkeergarages bestaat er betwisting: (o.a.) Test-Aankoop beschouwt de exploitanten van een parkeergarage als bewaarders, de exploitanten zelf voeren aan dat zij er zich niet toe verbinden de geparkeerde wagens te bewaken en dus met hun klanten geen contract van bewaargeving afsluiten maar een huurcontract. Lees ook Men vond zijn jas niet meer terug in het restaurant. Wie is aansprakelijk? in Budget&Recht nr. 207 van november/december 2009 p. 28.
Het conventioneel sekwester is de bewaargeving van een betwist roerend of onroerend goed aan een derde die de zaak na regeling van de betwisting teruggeeft aan wie zij krachtens die regeling toekomt. Een sekwester is een contract om niet maar er kan een vergoeding bedongen worden. Het gerechtelijk sekwester wordt bevolen door de rechter en kan slaan op roerende goederen in beslag genomen bij een schuldenaar, roerende of onroerende goederen waarvan de eigendom of het bezit betwist wordt, of goederen die een schuldenaar aanbiedt tot kwijting van zijn schulden.
254
6.1.1bis.7
Kanscontracten (art. 1964-1983 BWB)
Burgerlijk wetboek (BWB): zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
“Een kanscontract is een wederkerige overeenkomst waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor een of meer van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen. Van dien aard zijn: het verzekeringscontract, de bodemerij, spel en weddenschap, het contract van lijfrente.” (Art. 1964 BWB) Het verzekeringscontract, spel en weddenschap, en het contract van lijfrente bespreken we hierna. Bodemerij, geregeld door het zeerecht, is een overeenkomst van geldlening tegen premie door de gezagvoerder of de rederij van een schip onder verband van schip of lading, of van beide; in geval van geheel of gedeeltelijk vergaan door zee-evenement verliest de geldschieter zijn recht op het geleende en de premie, voor zoverre verhaal daarvan op hetgeen van het verbondene overblijft, onmogelijk is. Thans komt het vrijwel niet meer voor. (Van Daele, 2005) Lees ook www.zeerecht.be/2-3-9-Slotbepalingen.aspx.
Verzekeringscontracten Een verzekering is een consensueel, wederkerig contract ten bezwarende titel: de verzekeraar = verzekeringsmaatschappij vergoedt de verzekeringsnemer wanneer zich een bepaalde toekomstige gebeurtenis voordoet, deze betaalt hiervoor een periodieke premie. In principe is ieder geoorloofd risico verzekerbaar. Zich verzekeren tegen het risico een (verkeers-)boete op te lopen is niet geoorloofd, d.w.z. niet voor een particulier, ev. wel voor een werkgever die aansprakelijk is voor zijn werknemer die bijv. tijdens de werkuren een verkeersovertreding begaat. Een particulier kan zich wel laten verzekeren voor de uitbetaling van een dagvergoeding voor het geval hij omwille van een verkeersovertreding zijn rijbewijs ontnomen wordt en bijv. een taxi moet huren.
Men onderscheidt schadeverzekeringen en persoonsverzekeringen. a-
Schadeverzekeringen = verzekeringen waarbij de verzekeraar zich ertoe verbindt schade te vergoeden, - hetzij schade van de verzekerde zelf = zaakverzekering (o.a. de brandverzekering) - hetzij schade aan een derde waarvoor de verzekerde aansprakelijk is = aansprakelijkheidsverzekering (o.a. de autoverzekering en de familiale) b-
Persoonsverzekeringen = verzekeringen waarbij een bedrag wordt uitbetaald wanneer zich een door de polis voorzien feit voordoet met gevolgen voor het leven, het lichaam of de gezinssituatie van de verzekerde (o.a. de arbeidsongevallenverzekeringen, de verzekeringen lichamelijke ongevallen, de ziekte- en invaliditeitsverzekeringen en de levensverzekeringen) Voor een gedetailleerde beschrijving van de diverse verzekeringstakken zie de site van de Beroepsvereniging van verzekeringsondernemingen: www.assuralia.be > Info, Publicatie & Cijfers > Info per tak. Cijfers vind je op www.assuralia.be > Info, Publicatie & Cijfers > Studies & Cijfers - in 2009 stond op nummer 1 AG Insurance (24,2%) , 2 AXA (16,4) , 3 KBC (13), 4 Ethias (10,4), 5 Dexia (5,5) , 6 P&V (4,6) , 7 ING (3,9), 8 Alllianz (3,7) , 9 Delta Lloyd (2,8), 10 ERGO (2,6).
De zgn. familiale verzekering vergoedt de schade die de verzekerde berokkent aan derden, in zijn privéleven + extracontractueel derden. De minimumgarantievoorwaarden van de familiale BA-verzekeringsovereenkomsten zijn vastgelegd bij k.b. van 12.1.1984.
Schade aan eigen goederen of aan mede-verzekerden (echtgenoot, kinderen…) is dus niet gedekt. Ook schade die ontstaat in contractueel verband is niet gedekt. Let op: er is eerder een contractueeel verband dan men denkt en het moet niet noodzakelijk om een schriftelijk contract gaan. Voor meer info zie www.assuralia.be/index.php?id=226&L=0&tx_ttnews[tt_news]=156. Over familiale verzekering en ouderlijke aansprakelijkheid zie verder: 6.1.3.2 > aansprakelijkheid van ouders. Lees ook Familiale verzekering voor hond in De Standaard Online van 22.3.2011 8u51: www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=7M37OG41.
255
Op (een aantal aspecten van) de autoverzekering gaan we hierna nader in. Een BA-autoverzekering is wettelijk verplicht (een van de weinige wettelijk verplichte verzekeringen). Maar men kan, facultatief, een zgn. aanvullende verzekering afsluiten (bijv. een omnium of een mini-omnium). Voor meer info zie www.assuralia.be/index.php?id=26&L=0. Lees over de goedkoopste autoverzekering Duidelijke winnaars in Budget&Recht 202 van januari/februari 2009 p. 20-21, Vergelijken loont in Budget&Recht nr. 205 van juli/augustus 2009 p. 36-37, Verzekeraars houden u een wortel voor in Budget&Recht nr. 207 van november/december 2009 p. 14-16. Voor een prijsvergelijking voor jonge automobilisten lees Redelijke tarieven voor jongeren in Budget&Recht nr. 193 van juli/augustus 2007 p. 36-37 en Ook voor jongeren in Budget&Recht 196 van januari/februari 2008 p. 36. Over de omniumverzekering lees Voor elke klant een andere prijs in Budget&Recht nr. 194 van september/oktober 2007 p. 20-23.
Schade na een verkeersongeval Een verkeersongeval kan diverse schadevormen veroorzaken: lichamelijk schade (overlijden, arbeidsongeschiktheid...), materiële schade, morele schade. Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Schade. Lees ook Hoeveel ben ik waard? in Budget&Recht nr. 205 van juli/augutus 2009 p. 32-35.
Ongeval met een niet verzekerde auto Sinds 1957 is het Gemeenschappelijk motorwaarborgfonds actief. Het wordt gefinancierd door de verzekeringsmaatschappijen, met als opdracht in een aantal wettelijk bepaalde gevallen verkeersslachtoffers te vergoeden die anders in de kou zouden blijven staan, met name ten gevolge van ongevallen met niet verzekerde autos. Gemeenschappelijk motorwaarborgfonds, Liefdadigheidstraat 33 b1, 1210 Brussel, tel. 02/287 18 11, www.fcga-gmwf.be. Lees ook Niet alles is verloren! Ongeval met een niet-verzekerde auto in Budget & Recht nr. 171 van november/december 2003 p. 24-25.
Tot 26.6.2008 werd alleen de lichamelijke schade vergoed. Sindsdien wordt ook materiële schade vergoed, op voorwaarde dat er ernstige lichamelijke schade is geleden. Lees Hogere vergoeding bij vluchtmisdrijf in De Standaard van 9-10.8.2008 p. 5, Het noodfonds voor verkeersongevallen in Budget&Recht nr. 219 van november/december 2011 p. 44-45.
Autoverzekering voor jongeren De meeste autoverzekeraars zijn jonge klanten liever kwijt dan rijk, of anders laten zij hen torenhoge premies betalen. Lees hierover Jongeren betalen het gelag in Budget&Recht nr. 187 van juli/augustus 2006 p. 16-17.
Daarom zien veel jonge automobilisten geen andere mogelijkheid dan een verzekering af te sluiten op naam van een familielid. Dat mag alleen als zij slechts af en toe hun wagen gebruiken, anders is er sprake van een schijnverzekering en kan de verzekeraar de nietigheid van de polis inroepen. In overleg met de Beroepsvereniging van verzekeringsondernemingen (BVVO) richtte de overheid het Tariferingsbureau auto op. Het is operationeel sinds 1.11.2003. Het bureau vervangt de Verzekeringspool waar moeilijk verzekerbare chauffeurs terechtkonden tot 2/2004. Jonge (maar ook alle andere) automobilisten die binnen een periode van 2 maand door minstens 3 verzekeraars geweigerd zijn of door een verzekeraar alleen aanvaard worden tegen betaling van een abnormaal hoge premie, d.w.z. 5 x de laagste premie van die maatschappij, kunnen zich laten verzekeren via het tariferingsbureau. Dit kan in principe niemand weigeren. a-
Men wendt zich tot het Tariferingsbureau via zijn verzekeringsagent of rechtstreeks via het Gemeenschappelijk motorwaarborgfonds dat instaat voor het dagelijks beheer van het Tariferingsbureau. Tariferingsbureau auto, c/o Gemeenschappelijk motorwaarborgfonds, Liefdadigheidstraat 33 b1, 1210 Brussel, tel. 02/287 18 11, www.fcgagmwf.be. b-
Het Tariferingsbureau berekent de te betalen premie, rekening houdend met het type en het vermogen van de te verzekeren wagen en de leeftijd, de rij-ervaring en het rijverleden van de te verzekeren persoon. Deze kan het voorstel van het Bureau aanvaarden of weigeren. Het Bureau treedt niet zelf op als verzekeraar maar verwijst door naar de 4 private verzekeringsmaatschappijen = partners van het bureau (Axa Belgium, Ethias = het vroegere OMOB, Fortis AG en Winterthur). In 2005 kwamen bij het Tariferingsbureau 12.646 aanvragen binnen, 11.054 hiervan werden goedgekeurd. In 2006 steeg het aantal aanvragen met nog eens ongeveer 10% - lees hierover Steeds meer autobestuurders geweigerd door verzekeraars in De Standaard van 11.1.2006 p. E1. In 2007 daalde het aantal aanvragen met iets meer dan 1000 – lees hierover Verzekeraars weigeren minder autobestuurders in De Standaard van 9-10.2.2008 p. E1. Sinds 2006 is het aantal aanvragen stabiel – lees Verzekeraars weigeren 13.000 chauffeurs in De Standaard van 1.7.2009 p. E7.
Ten gevolge van een akkoord tussen de Minister van economie en de verzekeringssector geldt sinds 1.3.2004 een extra regeling voor jongere automobilisten. De (meeste) verzekeraars zegden toe beginnende chauffeurs (< 26 jaar), met een rijbewijs jonger dan 3 jaar en een auto met beperkt vermogen (maximum 60 kw = 80 pk), een 29/29-contract aan te bieden, tegen betaling van een premie die niet hoger is dan de basispremie voor een 29jarige + 29%.
256 Een jongere moet voldoen aan de volgende bijkomende voorwaarden (www.assuralia.be). a-
Hij mag zijn auto niet beroepshalve gebruiken, ook niet ’s nachts (= van 24 tot 7u), niet op vrijdag, zaterdag, zondag en (de dag voor) een wettelijke feestdag (behalve bij overmacht of om naar het werk te rijden). b-
Hij mag nog niet meer dan 1 ongeval veroorzaakt hebben en nog niet betrokken zijn geweest of veroordeeld in een ongeval met bezwarende omstandigheden. c-
Hij mag maximum 2 passagiers vervoeren, mag het stuur niet overlaten aan een bestuurder die de voorbije 3 jaar betrokken was in een ongeval met bezwarende omstandigheden, wiens rijbewijs werd ingetrokken of die in die periode meer dan 1 ongeval veroorzaakte. In Gazet Van Antwerpen van 24-25.1.2004 (p. 1: Makelaars: “Speciale autopolis voor jongeren is onwettelijk” en p. 14: “Polis voor jongeren is niet wettelijk”) liet de Federatie van verzekeringsmakelaars (FVF) horen dat de 29/29-regeling onwettelijk is (zie www.gva.be > service > bestellen). Dezelfde dag al lieten de verzekeringsmaatschappijen weten dat de regeling wel degelijk in overeenstemming is met de wet. Wat later raakte bekend dat de verzekeringsmakelaars de 29/29-polis maar zelden (willen) aanbieden. Zie Jongeren raken niet verzekerd en Jongeren krijgen auto niet verzekerd zonder familie in De Standaard van 10.8.2004 p. 1, resp. p. 4, Onbetaalbaar voor de jeugd in Budget&Recht nr. 210 van mei/juni 2010 p. 20-24. Lees ook Autoverzekering duurder voor jonge vrouwen in De Standaard van 5-6.1.2008 p. E1 (vanaf 1.1.2008 wordt de autoverzekering duurder voor jonge vrouwen, goedkoper voor jonge mannen – een gevolg van de invoering van de Europese antidiscriminatieregel).
Begin november 2008 startte Axa een test met de zgn. G-box, een groene doos geplaatst onder het handschoenkastje van de wagens van 500 automobilisten tussen 18 en 22 jaar. De box registreert het rijgedrag en stuurt dagelijks de gegevens door via een sim-kaart. Bestuurders met goede resultaten krijgen een vermindering van hun autoverzekeringspremie. Voor meer info zie www.axa.be/nl/bi_bel_pers_20_05_09.html.
Autoverzekering voor ouderen Ook tegenover oudere automobilisten staan de verzekeringsmaatschappijen weigerachtig. Lees hierover Autoverzekering: senioren niet toegelaten? in Budget & Recht nr. 171, november/december 2003, p. 10-12.
Ook zij kunnen een beroep doen op het Tariferingsbureau: zie hierboven. Nieuw bonus-malusstelsel voor autoverzekering Onder druk van de Europese commissie die van oordeel is dat een verplicht bonus-malusstelsel strijdig is met de verzekeringsrichtlijn van 1994 tot deregulering van de autoverzekering werd het stelsel ook in België afgeschaft. Bij koninklijk besluit van 14.2.2002, van kracht sinds 1.1.2004.
In de oude regeling was de bonus-malusschaal voor alle verzekeringsmaatschappijen dezelfde. In het nieuwe stelsel mogen de verzekeringsmaatschappijen elk een eigen schaal hanteren. Ze houden, op een steekkaart, het schadeverleden van hun verzekerden in detail bij en bepalen dus zelf in welke mate ze met dit schadeverleden rekening houden voor het vaststellen van de verzekeringspremie. Er wordt, bijv. bij de overstap naar een andere maatschappij, geen bonus-malusattest meer afgeleverd, wel een attest dat alle schadegevallen van de voorbije (maximum) 5 jaar vermeldt. Zie ook www.bvvo.be > info per tak > motorrijtuigverzekering
Frankrijk en Luxemburg hielden vast aan een verplicht bonus-malusstelsel. Zij weigerden de Europese commissie te volgen, zodat deze tegen hen een proces begon bij het Europees hof van justitie in Luxemburg. Op 7.9.2004 gaf dit, eerder onverwacht, Frankrijk en Luxemburg gelijk (zie www.curia.eu.int > arrest C347/02), m.a.w. deze landen kunnen hun verplicht stelsel behouden. België zou nu zijn oude stelsel weer kunnen invoeren, waar o.a. de consumentenorganisatie Test-Aankoop voor pleit. Lees Test-Aankoop vraagt terugkeer naar aloude bonus-malus in De Morgen van 8.9.2004 p. 12.
Bescherming zwakke weggebruiker Sinds 1.7.1995 is een weggebruiker die zelf geen bestuurder is van een motorrijtuig beter beschermd. Deze zwakke weggebruiker = voetganger, fietser of passagier heeft absolute voorrang in het verkeer. Bij een ongeval waarbij een motorrijtuig betrokken is wordt de zwakke weggebruiker a.h.w. automatisch vergoed door de BAverzekering van de bij het ongeval betrokken motorrijtuig, er moet geen fout bewezen worden. Alleen als het slachtoffer ouder is dan 14 jaar + een onverschoonbare = zware fout beging wordt deze regel niet toegepast. Meer info op http://economie.fgov.be/nl/consument/Verzekering/Assurance_auto/Assurance_RC_auto/Schade/Zwakke_weggebruiker/. Lees ook David en Goliat in het verkeer in Budget&Recht nr. 187 van juli/augustus 2006 p. 36-38.
Verzekering rechtsbijstand Zie www.assuralia.be/index.php?id=32&L=0. De brochure Rechtsbijstandverzekering kan worden gedownload op www.crioc.be/files/nl/5226nl.pdf.
257
SPEL
EN
WEDDENSCHAP
‐
Burgerlijk
wetboek
(BWB):
zie
www.belgischrecht.be/codex.asp.
Spel
en
weddenschap
zijn
per
definitie
kanscontracten
(zie
boven:
6.1.1bis.7).
Wedden
en
gokken
zijn
onzekere
gebeurtenissen
met
vaak
dramatische
gevolgen
voor
wie
er
zich
aan
waagt,
logisch
dat
overheid
en
samenleving
er
eerder
argwanend
tegenover
staan.
‐
Lees
‘Gokverslaafden
zijn
tot
alles
in
staat’
in
De
Standaard
van
22‐23‐24.5.2010
p.
14‐15.
a‐
Een
rechtsvordering
voor
een
speelschuld
of
voor
de
betaling
van
een
weddenschap
is
niet
ontvankelijk
(art.
1965
BWB).
Er
wordt
een
uitzondering
gemaakt
“voor
spelen
die
geschikt
zijn
tot
oefening
in
de
wapenhandel,
de
wedlopen
te
voet
of
te
paard,
de
wedrennen
met
wagens,
het
kaatsspel,
en
andere
soortgelijke
spelen
waarmee
behendigheid
en
geoefendheid
van
het
lichaam
zijn
gemoeid”
(art.
1966
BWB).
b‐
Een
verliezer
kan
wat
hij
vrijwillig
betaalde
niet
terugeisen
“tenzij
er
aan
de
kant
van
de
winner
bedrog,
list
of
oplichting
plaats
had”
(art.
1967
BWB).
c‐
Art.
4
van
de
wet
van
7.5.1999
op
kansspelen,
kansspelinrichtingen
en
bescherming
van
de
spelers
stelt
principieel:
“Het
is
verboden,
onder
welke
vorm,
op
welke
plaats
en
op
welke
manier
ook,
één
of
meer
kansspelen
of
kansspelinrichtingen
te
exploiteren…”.
‐
Voor
de
volledige
tekst
van
de
wet
van
7.5.1999,
publicatie
30.12.1999,
zie
www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm
>
Numac
1999010222
(tekstbijwerking
tot
30.12.2009).
‐
Zie
ook
http://ccff02.minfin.fgov.be/KMWeb/document.do?method=view&id=74848f0b‐cfcc‐42f3‐ 85e9‐b00bb9d6967d#findHighlighted.
Exploitanten
van
kansspelen
riskeren
een
gevangenisstraf
(tot
5
jaar)
en/of
een
boete
(tot
€
100.000).
Sinds
kort
zijn
ook
spelers
strafbaar.
En
als
het
parket
beslist
om
betrapte
spelers
niet
te
vervolgen
kan
de
Kansspelcommissie
(zie
hierna)
een
administratieve
boete
(tot
€
100.000)
opleggen.
‐
Lees
Illegaal
pokeren
kan
tot
100.000
euro
kosten
op
De
Standaard
online
van
18.1.2011
6u37:
www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20110118_003.
Maar
art.
4
vervolgt:
“...tenzij
die
overeenkomstig
deze
wet
zijn
toegestaan”.
M.a.w.
de
wet
laat
onder
bepaalde
voorwaarden
kansspelen
toe,
om
(betwistbare)
fiscale
en
andere
redenen.
Zie
hieronder.
De
wet
van
7.5.1999
laat
bovendien
‘amateurkaarttornooien’
toe
met
een
inzet
tot
€
0,22
en
een
winst
tot
€
6,20
(*).
Sinds
1.1.2011
zijn
een
aantal
grondige
wijzigingen
aan
de
wet
van
7.5.1999
van
toepassing.
‐
We
duiden
ze
hier
aan
met
een
(*).
Alle
kansspelen
(voor
de
diverse
vormen
zie
hieronder)
staan
onder
toezicht
van
de
KANSSPELCOMMISSIE.
De
commissie
kan
administratieve
boetes
opleggen
van
140
tot
550.000
euro.
(*)
‐
Over
de
kansspelcommissie
zie
www.gamingcommission.fgov.be.
‐
Lees
75.000
euro
boete
voor
gokbedrijf
Unibet
in
De
Standaard
van
11.3.2011
p.
9.
Meest
bekend
en
meest
verspreid
zijn
de
kansspelen
van
de
NATIONALE
LOTERIJ
die,
niet
altijd
terecht,
doorgaan
als
vrij
onschuldig.
Een
vastgesteld
aantal
CASINO’S
mag
diverse
geldspelen
aanbieden:
roulette,
blackjack,
poker,
jackpots
(‘eenarmige
bandieten’).
Er
werden
oorspronkelijk
8
casino’s
toegelaten:
4
Vlaamse
(Blankenberge,
Knokke,
Middelkerke,
Oostende)
en
4
Waalse
(Chaudfontaine,
Dinant,
Namen,
Spa).
De
wet
van
7.5.1999
liet
een
9de
casino
toe,
“op
het
grondgebied
van
een
van
de
19
gemeenten
van
het
Brussels
gewest”.
258
De
fiscus
houdt
direct
toezicht
op
het
geld
dat
in
de
casino’s
in
omloop
komt.
Lees
hierover
Fiscus
trekt
zich
terug
uit
casino’s
in
DS
van
21.11.2011
p.
36.
De
leeftijd
voor
casino’s
is
vastgelegd
op
21
jaar.
(*)
‐
Lees
Gokkende
Belg
heeft
geen
trek
in
jackpot
in
De
Standaard
(DS)
van
17/18.1.2004
p.
6,
Haantjesgedrag
in
stadskledij
in
DS‐weekend
van
23‐24.8.2008
p.
18‐19,
10.000
Belgen
kiezen
voor
casinoverbod
in
DS
van
27.1.2010
p.
12,
Casino's
en
speelhallen
doen
gouden
zaken
dankzij
'pokerhype'
in
DS
online
van
19.5.2011
6u36:
www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20110519_005,
Casino
Brussel
in
slechte
papieren
op
Het
Laatste
Nieuws
online
26.10.2011:
www.hln.be/hln/nl/957/Belgie/article/detail/1338667/2011/10/25/Casino‐Brussel‐in‐slechte‐ papieren.dhtml.
Per
gemeente
mogen
een
vastgesteld
maximum
aantal
SPEEL(AUTOMATEN)HALLEN
worden
ingericht,
als
het
gemeentebestuur
daarmee
instemt.
Er
zijn
180
speelhallen
actief.
De
leeftijd
voor
speelhallen
is
vastgelegd
op
21
jaar.
(*)
‐
Lees
Casino's
en
speelhallen
doen
gouden
zaken
dankzij
'pokerhype'
in
DS
online
van
19.5.2011
6u36:
www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20110519_005.
De
Kansspelcommissie
levert
de
vijfjaarlijkse
vergunningen
af
voor
het
plaatsen
van
BINGOKASTEN
IN
CAFéS,
maximum
2
per
café.
Er
zijn
ongeveer
7500
cafés
vergund.
‐
Lees
Bingoautomaten
worden
verplicht
uitgerust
met
eID‐kaartlezer
in
DS
van
14.1.2011
p.
11:
nieuwe
bingokasten
moeten
vanaf
1.7.2011,
bestaande
kasten
tegen
1.1.2015,
uitgerust
zijn
met
een
eID‐kaartlezer;
alleen
als
er
een
elektronische
identiteitskaart
van
een
meerderjarige
wordt
in
geplaatst
treden
die
kasten
in
werking;
voor
het
geval
een
klant
zijn
identiteitskaart
thuis
vergat
beschikt
de
cafébaas
over
een
uitbaterskaart
maar
als
hij
die
misbruikt
om
een
minderjarige
te
laten
spelen
kan
hij
zijn
vergunning
verliezen
en
een
zware
boete
oplopen.
Verder
zijn
er
BOOKMAKERS
en
KANTOREN
VOOR
WEDDENSCHAPPEN
actief.
Het
aantal
bookmakers
is
beperkt
tot
60,
het
aantal
kantoren
voor
weddenschappen
tot
1000.
(*)
De
jongste
tijd
zit
het
ONLINE
GOKKEN
in
de
lift.
De
Belgische
wet
van
7.5.1999
verbood
het
gokken,
in
het
algemeen,
dus
ook
op
het
internet.
Een
specifieke
regeling
voor
het
internetgokken
was
er
echter
niet.
De
wereldwijd
opererende
internetcasino’s
zijn
ook
moeilijk
te
vatten
door
een
nationale
wetgever.
De
nieuwe
wetgeving,
van
kracht
sinds
1.1.2011,
doet
een
poging
om
de
overheidsgreep
op
het
online
gokken
te
versterken.
Er
zou
in
België,
ruw
geschat,
jaarlijks
een
klein
miljard
euro
verspeeld
worden
op
het
internet,
door
ongeveer
5000
spelers
per
dag.
‐
Lees
Gokken
in
alle
anonimiteit,
achter
de
pc
in
De
Standaard
van
14.4.2004
p.
6,
Gokkers
verspelen
steeds
meer
geld
op
internet
in
DS
van
4.1.2005
p.
8,
Gokker
op
internet
geeft
25
euro
per
maand
uit
in
DS
van
11.2.2005
p.
2,
Internet
is
grootste
casino
ter
wereld
in
DS
van
20‐21.7.2006
p.
E7.
De
nieuwe
wetgeving
laat
het
internetgokken
toe,
onder
strenge
voorwaarden.
De
leeftijd
voor
onlinegokken
is
vastgelegd
op
18
jaar
(*).
Online‐gokbedrijven
moeten
een
vergunning
=
betrouwbaarheidscertificaat
aanvragen
en
krijgen.
Alleen
bedrijven
die
ook
kansspelen
aanbieden
in
de
reële
wereld
komen
in
aanmerking,
en
zij
mogen
online
alleen
die
kansspelen
aanbieden
die
ze
ook
in
de
reële
wereld
aanbieden.
(*)
Er
zullen
finaal
max.
123
aanbieders
van
virtuele
gokspelletjes
actief
zijn
=
9
casino’s
+
180
speelhallen
(zie
hierboven)
+
34
aanbieders
van
weddenschappen
(zie
hierboven).
(*)
De
Nationale
Loterij/Lotto
is
hoe
dan
ook
vergund.
En
op
9.2.2012
gingen
de
eerste
3
online
casino’s
met
een
betrouwbaarheidscertificaat
van
start.
De
erkende
goksites
zijn
belastingen
(11%)
verschuldigd
op
hun
inkomsten,
ten
bate
van
de
gewesten.
(*)
De
internetproviders
moeten
alle
buitenlandse
en
niet
erkende
binnenlandse
goksites
blokkeren;
de
Kansspelcommissie
(zie
boven)
zal
een
en
ander
controleren.
(*)
259
Uitbaters
van
niet
vergunde
goksites
zijn
strafrechtelijk
vervolgbaar.
(*)
Niet
alleen
de
niet
vergunde
operatoren
zijn
strafrechtelijk
vervolgbaar,
ook
hun
spelers
(zij
riskeren
boetes
tot
€
137.000).
(*)
‐
Lees
Jacht
op
illegale
goksites
geopend
in
DS
van
10.2.2012
p.
10
(over
de
eerste
gepubliceerde
lijst
van
illegale
goksites
–
zie
www.gamingcommission.fgov.be).
Een
speler
kan
van
deelname
aan
bepaalde
kansspelen
worden
uitgesloten,
op
eigen
verzoek
maar
ook
op
verzoek
van
een
familielid
of
hulpverlener:
het
is
de
Kansspelcommissie
die
hierover
beslist,
nadat
ze
de
speler
(desgewenst
samen
met
een
raadsman)
heeft
gehoord;
de
uitgesloten
speler
wordt
opgenomen
in
de
EPIS‐databank
(EPIS
=
excluded
persons
information
system);
na
een
jaar
kan
de
uitgesloten
speler
om
de
opheffing
van
de
uitsluiting
vragen.
Ook
personen
uit
de
directe
omgeving
van
spelers
kunnen
worden
uitgesloten.
(*)
‐
Gokken
in
het
eerste
Nederlands
internet‐casino:
www.oranjecasino.com.
‐
Lees,
over
online
pokeren,
België
weert
buitenlandse
pokersites
in
Het
Nieuwsblad
van
15.7.2009
p.
30‐31,
Illegale
pokertoernooien
ontsnappen
aan
controle
in
DS
van
29.7.2009
p.
10.
De
zgn.
BELSPELLETJES
OP
TELEVISIE
vallen
voor
wat
de
inhoud
betreft
onder
de
bevoegdheid
van
de
federale
overheid,
voor
wat
de
vorm
betreft
onder
de
bevoegdheid
van
de
Vlaamse
gemeenschap.
Het
Vlaams
decreet
van
13
juli
2012
verbood,
voor
eens
en
voorgoed,
het
uitzenden
van
belspelprogramma’s
‐
Lees
het
Vlaams
“decreet
houdende
wijziging
van
diverse
bepalingen
van
het
decreet
van
27
maart
2009
betreffende
radio‐omroep
en
televisie”
van
13
juli
2012
op:
www.ejustice.just.fgov.be/doc/rech_n.htm
>
(numac:)
2012035981
‐
Lees
ook
“Mediadecreet
verbiedt
belspelletjes
en
ASTROTELEVISIE”
in
De
Juristenkrant
nr.
254
van
26
september
2012
p.
4.
‐
Archief
De
Juristenkrant:
www.legalworld.be/legalworld/juristenkrant‐bladerfunctie‐archief.html?langtype=2067
Het
overheidsmonopolie
en
het
Europees
Hof
van
justitie
In
een
aantal
landen,
ook
België,
beschikt
de
overheid
over
een
monopolie
op
de
kansspelen,
om
de
consument
te
beschermen
tegen
malafide
aanbieders
van
kansspelen,
maar
ook
omdat
zij
voor
de
overheid
een
niet
te
onderschatten
bron
van
inkomsten
vormen.
I.v.m.
dit
overheidsmonopolie
deed
het
Europees
Hof
van
justitie
op
6.11.2003
een
opmerkelijke
uitspraak,
het
arrest
Gambelli.
‐
Zie
www.curia.eu.int
>
zaaknummer
C‐243/01,
arrest
nr.
98/2003.
Het
arrest
betreft
de
klacht
van
een
groep
bookmakers
die
in
Italië
een
bedrijf
uitbaatten
dat
weddenschappen
van
Italiaanse
klanten
verzamelde
voor
rekening
van
een
Engelse
bookmaker.
Dit
is
in
strijd
met
de
Italiaanse
wet
die
de
overheid
het
monopolie
verleent
op
kansspelen
en
de
groep
werd
daarom
strafrechtelijk
vervolgd.
Het
Hof
is
het
niet
ondubbelzinnig
eens
met
dit
overheidsmonopolie,
zoveel
is
duidelijk:
het
poneert
(zoals
ook
al
in
eerdere
arresten)
dat
de
markt
in
principe
vrij
moet
zijn,
tenzij
het
nodig
is
om
de
consument
te
beschermen,
en
geldgewin
voor
de
overheid
mag
geen
argument
zijn
om
die
vrijheid
te
beperken.
In
het
Placanica‐arrest
van
6.3.2007
ging
het
Europees
Hof
van
justitie
verder
op
de
ingeslagen
weg.
‐
Zie
www.curia.eu.int
>
zaaknummer
C‐338/04.
‐
Lees
hierover
Juridische
klap
voor
kansspelmonopolies
in
De
Standaard
(DS)
van
7.3.2007
p.
E1.
Lees
ook
Barst
in
Europese
grenzen
rond
gokspelen
en
Opschudding
in
Europese
goksector
in
De
Standaard
van
7.11.2003
p.
17
resp.
p.
20.
In
de
zaak
Liga
Portuguesa
de
Futebol
Profissional
c./
Baw
International
van
8.9.2009
stelt
het
Europees
Hof
van
justitie
dat
de
EU‐lidstaten
monopolies
op
internetkansspelen
mogen
instellen.
Het
zag
er
even
naar
uit
dat
een
gokbedrijf
dat
vergund
is
in
één
lidstaat
automatisch
ook
in
alle
andere
lidstaten
zou
mogen
opereren.
Maar
dat
gaat
dus
niet
door.
Kansspelen
worden
wel
degelijk
260
beschouwd
als
diensten
maar
de
vrijheid
van
diensten
is
niet
absoluut:
de
nationale
overheden
mogen,
als
ze
dat
wensen,
optreden
tegen
(het
groot
aantal)
misbuiken
in
de
sector.
‐
Zie
http://curia.europa.eu
>
zaaknummer
C‐42/07.
Lees
Europees
Hof
bevestigt
monopolie
internetkansspelen
in
DS
van
9.9.2009
p.
14.
In
arrest
nr.
C‐258/08
van
3.6.2010
betreffende
de
zaak
Ladbrokes
Betting
&
Gaming
Ltd,
Ladbrokes
International
Ltd
tegen
(de
Nederlandse)
Stichting
de
Nationale
Sporttotalisator
stelt
het
Europees
Hof
van
justitie
dat
Nederland
buitenlandse
bedrijven
mag
verbieden
gokspelen
aan
te
bieden
op
het
internet.
Het
Britse
Ladbroke
vindt
dat
het
aan
Nederlandse
internetgebruikers
kansspelen
mag
aanbieden,
omdat
het
al
over
een
Britse
vergunning
beschikt
–
in
Nederland
is
alleen
de
Lotto
toegelaten.
Ladbroke
kreeg
dus
ongelijk.
‐
Zie
http://curia.europa.eu
>
zaaknr.
C‐258/08.
Lees
Internetgokbedrijven
vechten
Belgische
wet
bij
Europa
aan
in
DS
van
23.6.2010
p.
5.
Gokverslaving
Werkgroep
tegen
gokverslaving:
www.wtgv.be.
Organisatie
tegen
gokverslaving:
www.rodin‐foundation.org.
LIJFRENTE
(art.
1968‐1983
BWB)
‐
Burgerlijk
wetboek
(BWB):
zie
www.belgischrecht.be/codex.asp.
Een
contract
van
lijfrente
is
een
overeenkomst
waarbij
een
partij
een
goed
verwerft
van
een
andere
partij
waarvoor
hij
deze
levenslang
of
voor
een
afgesproken
termijn
een
bedongen
periodieke
vergoeding
=
lijfrente
betaalt.
Bijv.
A
verkoopt
zijn
huis
aan
B
en
B
betaalt
A
hiervoor
maandelijks
een
afgesproken
bedrag
zolang
A
leeft.
‐
Voor
meer
informatie
lees
www.livios.be/nl/_immo/_guid/_buyg/3920.asp,
Een
dubbeltje
op
zijn
kant
–
een
huis
(ver)kopen
op
lijfrente
in
Budget
&
Recht
nr.
177
van
november‐december
2004
p.
20‐23,
Hoe
lijfrente
aantrekkelijker
maken?
in
De
Standaard
van
5.9.2007
p.
E4,
Is
uw
huis
verkopen
op
lijfrente
interessant?
in
Plus
Magazine
nr.
277
van
december
2011
p.
76‐78.
‐
Lees
ook
Kunnen
we
ons
huis
op
lijfrente
verkopen
aan
onze
dochter?
in
Plus
Magazine
nr.
264
van
oktober
2010
p.
85,
Kan
ik
mijn
huis
verkopen
op
lijfrente
aan
mijn
kinderen
in
De
Standaard
van
7‐8‐ 9.4.2012
p.
68:
www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=QA3OG6NJ&word=lijfrente.
Het
element
onzekerheid
van
de
lijfrente
is
ook
aanwezig
in
de
zgn.
‘opeethypotheek’
(zie
boven:
5.9
De
hypotheek).
261
6.1.1bis.8
Lastgeving (art. 1984-2010 BWB)
Burgerlijk wetboek (BWB): zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
Een lastgeving = volmacht is een contract waarbij de lastgever aan de lasthebber de bevoegdheid verleent om iets in zijn naam en voor zijn rekening te doen. Lastgeving komt maar geldig tot stand na aanvaarding, stilzwijgend of uitdrukkelijk, door de lasthebber. Een stilzwijgende lastgeving beperkt zich tot het stellen van daden van beheer. Om goederen te vervreemden of met hypotheek te bezwaren of enige andere daad van eigendom te verrichten is een uitdrukkelijke lastgeving vereist. Lastgeving is een consensueel contract om niet, er mag een vergoeding worden bedongen. Voorbeelden van lastgeving: de opdracht van een klant aan zijn bank of wisselagent, zijn notaris of advocaat.
262
6.1.1bis.9
Dading (art. 2044-2058 BWB)
Burgerlijk wetboek (BWB): zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
Een dading = transactie is een contract waarbij partijen een gerezen geschil beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen mits wederzijdse toegevingen. Om een dading aan te gaan moet men bekwaam zijn om te beschikken over de voorwerpen die in de dading begrepen zijn. Voor uitgebreide informatie lees H. Casier en D. De Peuter, De draagwijdte van de dading: een praktische analyse van rechtsleer en rechtspraak, Jura Falconis 2006-2007 nr. 1 p. 31-52: www.law.kuleuven.be/jura/art/43n1/casier.html. Jura Falconis: www.jurafalconis.be of www.law.kuleuven.be/jura.
263
6.1.2
Oneigenlijke contracten (art. 1371-1381 BWB)
Burgerlijk wetboek (BWB): zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
(Eigenlijke) contracten (zie hierboven: 6.1.1) ontstaan ten gevolge van een overeenkomst = consensus.
Oneigenlijke = quasi-contracten komen tot stand buiten overeenkomst, ten gevolge van een vrijwillige daad van een persoon waaruit een verbintenis ontstaat tegenover een ander persoon, ook al vroeg die niet om deze daad. Er bestaan 3 oneigenlijke contracten: de zaakwaarneming, de onverschuldigde betaling, de onrechtmatige verrijking = vermogensvermeerdering zonder oorzaak De zaakwaarneming en de onverschuldigde betaling zijn geregeld in het BWB, de onrechtmatige verrijking steunt op een algemeen rechtsprincipe.
6.1.2.1
Zaakwaarneming
Wanneer iemand vrijwillig andermans zaken waarneemt verbindt hij er zich toe om de door hem begonnen zaakwaarneming voort te zetten en te voltooien totdat de eigenaar zelf in staat is om op te treden (art. 1372 BWB). Hij onderwerpt zich aan dezelfde verplichtingen als wanneer hij van de eigenaar een uitdrukkelijke opdracht = lastgeving had gekregen. Over de lastgeving zie boven: 6.1.1bis.8.
De verplichting = verbintenis van de zaakwaarnemer komt dus niet voort uit een lastgeving of mandaat (‘ex mandato’), maar ze lijkt er wat de gevolgen betreft wel zeer sterk op, wat het gebruik van de termen quasi-mandaat (‘quasi ex mandato’) en quasi-contract verklaart. a-
Zaakwaarneming betekent dus dat iemand = de zaakwaarnemer optreedt voor iemand anders = de eigenaar = de meester van de zaak omdat deze niet zelf kan optreden, bijv. wegens ziekte of onmacht of verblijf in het buitenland, algemeen gesteld: in geval van nood. De zaakwaarnemer moet de zaakwaarneming voortzetten totdat de eigenaar zelf kan optreden, hij moet alle zorgen van een goed huisvader aan de zaak besteden en de ev. schade vergoeden die door zijn schuld of nalatigheid mocht zijn ontstaan. De meester van de zaak moet de verbintenissen nakomen die de zaakwaarnemer in zijn naam aanging en hij moet hem schadeloos stellen voor alle persoonlijke verbintenissen die hij op zich nam. b-
De zaakwaarnemer handelt vrijwillig, de meester van de zaak gaf hem geen opdracht maar verzette zich ook niet. c-
De zaakwaarnemer mag alleen daden van bewaring stellen, géén daden van beheer of beschikking. d-
De zaakwaarnemer handelt belangeloos maar zonder milddadig inzicht, m.a.w. hij beoogt geen persoonlijk profijt maar wil wel de ev. gemaakte kosten recupereren.
6.1.2.2
Onverschuldigde betaling
Wie per vergissing iets ontving waarop hij geen recht heeft, bijv. door een foute overschrijving op zijn bankrekening, is verplicht dit terug te geven (art. 1235 en 1376 BWB). 6.1.2.3
Onrechtmatige verrijking
Onrechtmatige verrijking houdt in: - de verarming van een persoon = de eiser - de verrijking van een ander persoon = de verweerder De verrijking ontstaat omdat zijn vermogen in waarde stijgt, of omdat een waardedaling vermeden wordt bijv. als één van zijn schulden wordt betaald.
- een oorzakelijk verband tussen verarming en verrijking - de afwezigheid van wettelijke reden Als de verrijking wettelijk gegrond is kan er geen sprake zijn van onrechtmatige verrijking. Bijv. een huurder laat een aannemer herstellingen uitvoeren aan de huurwoning en verlaat ze zonder de aannemer te betalen. De aannemer eist dat de eigenaar van de woning betaalt en stelt tegen deze een vordering in op grond van onrechtmatige verrijking (‘actio de in rem verso’). Zijn vordering wordt door de rechtbank afgewezen: volgens het huurcontract mocht de huurder een lagere huurprijs betalen als hij de noodzakelijke herstellingen aan de huurwoning voor zijn rekening nam, m.a.w. de eigenaar verrijkte zich niet onrechtmatig. Toepassingen van de onrechtmatige verrijking: art. 548, 555, 861-862 en 1312 BWB.
264
6.1.3
Misdrijven en oneigenlijke misdrijven
Een misdrijf = delict is een onrechtmatige strafbare daad: onrechtmatig = strijdig met de rechtsregels, en (dus) strafbaar. Bijv. je trapt wetens willens je bal in een venster van je buurvrouw. Bij de berechting van de dader van een misdrijf door de rechter van het strafrecht (= publiek recht) kan het eventuele slachtoffer van dit misdrijf zich burgerlijke partij stellen d.w.z. een eis formuleren tot vergoeding van zijn schade (= privaat recht). De strafrechter beslist over het publiek- en het privaatrechtelijk aspect: hij veroordeelt de dader tot een straf bijv. een boete aan de staat + bijv. een schadevergoeding aan het slachtoffer.
Ook een oneigenlijk misdrijf = quasi-delict is een onrechtmatige daad. Bijv. je trapt per ongeluk een bal in een venster van je buurvrouw. Wat betreft de gevolgen ervan voor het slachtoffer is er geen verschil met een eigenlijk misdrijf: in beide gevallen begaat een dader een fout waardoor een slachtoffer schade lijdt. Alleen, een oneigenlijk misdrijf is niet strafbaar d.w.z. het komt niet voor op de lijst van misdrijven. (Overigens is deze lijst van misdrijven het product van een min of meer willekeurige selectie door de wetgever.)
Samengevat: wanneer onrechtmatige = foutieve daden (misdrijven en oneigenlijke misdrijven) schade veroorzaken ontstaat er in hoofde van het slachtoffer een recht op en in hoofde van de dader een plicht = verbintenis tot schadevergoeding. Dit is een basisprincipe van onze samenleving: elke burger is aansprakelijk voor de gevolgen van zijn (foutieve) daden = burgerlijke aansprakelijkheid = foutaansprakelijkheid = aquiliaanse aansprakelijkheid = extracontractuele aansprakelijkheid (art. 1382 e.v. BWB). Iedereen is aansprakelijk voor de schade die hij/zij zelf veroorzaakt = enkelvoudige burgerlijke aansprakelijkheid (6.1.3.1), maar in bepaalde gevallen is men ook aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door personen voor wie men moet instaan = samengestelde of complexe burgerlijke aansprakelijkheid (6.1.3.2) en voor de schade veroorzaakt door dieren (6.1.3.3) en zaken (6.1.3.4). 6.1.3.1
Aansprakelijkheid voor eigen daden
Burgerlijk wetboek (BWB): zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
Elke daad van de mens waardoor schade ontstaat voor een ander verplicht degene door wiens schuld de schade ontstaat deze te vergoeden (art. 1382 BWB). Deze aansprakelijkheid voor eigen daden steunt op 3 elementen: fout, schuld, het oorzakelijk verband tussen fout en schuld. Men begaat een fout wanneer men, opzettelijk, of door onvoorzichtigheid of nalatigheid (art. 1383 BWB), iemand anders schade berokkent. Werd de schade veroorzaakt door externe factoren, overmacht of toeval of een derde, dan is er vanzelfsprekend geen sprake van een fout.
Een foutieve = onrechtmatige daad is elke daad waarvan een zgn. goede huisvader zich zou onthouden. Een goede huisvader is een gemiddeld redelijk en normaal voorzichtig persoon, gelet op zijn leeftijd, ontwikkeling en geaardheid. Bijv. op een gladde weg aan hoge snelheid een wagen besturen getuigt niet van normale voorzichtigheid.
Schade kan materieel zijn, en/of moreel (= ‘pijn en smarten’), en omvat zowel het verlies dat men lijdt als de winst die men moet derven. Bijv. de hospitalisatiekosten ten gevolge van een verkeersongeval = geleden verlies, het loonverlies ten gevolge van de arbeidsongeschiktheid = gederfde winst.
Schade is maar vergoedbaar wanneer zij - voorzienbaar was Was zij niet voorzienbaar voor de goede huisvader dan was er geen fout en is er geen vergoedingsverplichting.
- zeker is en bewezen wordt Schade moet bepaald of ev. later bepaalbaar zijn. Als men niet onmiddellijk de blijvende schade van een verkeersongeval kan inschatten wordt zij voorlopig = provisioneel vastgesteld.
265
- het gevolg is van de miskenning van een rechtmatig belang Bijv. de vordering tot morele schadevergoeding bij overlijden ten gevolge van een verkeersongeval is niet rechtmatig als zij wordt ingesteld door de pooier van de overleden vrouw.
Tussen fout en schade dient een causaal verband te bestaan: de fout moet de oorzaak zijn van de schade, de schade het gevolg van de fout. Volgens de heersende rechtspraak is er een oorzakelijk verband wanneer de fout een noodzakelijke voorwaarde vormt zonder dewelke de schade niet zou zijn ontstaan (equivalentietheorie). Bijv. iemand steelt een wagen en leent hem vervolgens uit aan een vriend die er een ongeval mee veroorzaakt. De dief zal aansprakelijk worden gesteld voor de schade door het ongeval, want zonder de diefstal zou er geen ongeval geweest zijn en dus ook geen schade.
Als de schade slechts één oorzaak heeft is de aansprakelijkheid duidelijk aanwijsbaar. Als meerdere fouten samen de schade veroorzaken wordt de aansprakelijkheid verdeeld in verhouding tot de omvang van de diverse fouten. Als meerdere daders samen een misdrijf of een oneigenlijk misdrijf begaan moeten zij solidair de schade vergoeden. Eventueel kan ook het slachtoffer medeschuldig zijn: dan zal zijn schade maar gedeeltelijk worden vergoed. Toerekenbaarheid Wie niet in staat is de gevolgen van zijn daden te overzien is niet toerekenbaar, zijn daden zullen hem niet toe- of aangerekend kunnen worden. (O.a.) volgens moraalfilosoof J. Verplaetse (Universiteit Gent). Als dit zo is komen diverse rechtstakken in de problemen: het strafrecht (met het rechtsbeginsel nullem crimen sine culpa, geen misdrijf zonder schuld), maar ook het burgerlijk recht – verbintenissen zijn nietig door een wilsgebrek (over de wilsgebreken zie boven: 6.1.1.3), niet toerekeningsvatbare personen zijn niet aansprakelijk. Lees ook Jan Verplaetse, Welk recht als de vrije wil niet bestaat? in De Juristenkrant nr. 206 van 24.3.2010 p. 13. Jan Verplaetse is ook initiatiefnemer van de onderzoeksgroep The Moral Brain: www.themoralbrain.be.
Wie de gevolgen van zijn daden niet overziet door eigen schuld, bijv. door overmatig drankgebruik, is natuurlijk wel toerekenbaar. De rechtspraak acht een kind toerekenbaar vanaf 7 jaar. Lees Van kleine kwelduivels en financiële katers in Budget&Recht nr. 181 van juli/augustus 2005 p. 8-14.
Geesteszieken zijn per definitie niet toerekenbaar. Maar wat dan met het recht op schadevergoeding van hun slachtoffers? “Wanneer aan een ander schade wordt veroorzaakt door een persoon die zich in staat van krankzinnigheid bevindt, of in een staat van ernstige geestesstoornis of zwakzinnigheid die hem voor de controle van zijn daden ongeschikt maakt, kan de rechter hem veroordelen tot de gehele vergoeding of tot een gedeelte van de vergoeding waartoe hij zou gehouden zijn indien hij de controle van zijn daden had. De rechter doet uitspraak naar billijkheid, rekening houdende met de omstandigheden en met de toestand van de partijen” (art. 1386bis BWB). Rechtspersonen zijn aansprakelijk als hun organen, binnen de grenzen van hun opdracht, een fout begaan (orgaantheorie) (art. 1384 BWB). Zie ook boven: 3.1.3.4.
266
6.1.3.2
Aansprakelijkheid voor andermans daden
Burgerlijk wetboek (BWB): zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
Aansprakelijkheid van ouders (art. 1384 BWB) Berokkenen minderjarige, niet ontvoogde, inwonende kinderen schade aan derden dan moeten de ouders de slachtoffers vergoeden. Ook voor de schade veroorzaakt door hun ontoerekenbare kinderen (zie hierboven) zijn zij aansprakelijk. Deze aansprakelijkheid beperkt zich tot de ouders, ze geldt niet voor de grootouders.
Deze regel berust op een wettelijk vermoeden van schuld bij de uitoefening van het ouderlijk gezag: als kinderen schade veroorzaken, zo redeneerde de wetgever, dan is dit omdat hun ouders tekortschieten in de opvoeding en/of bewaking van (= het toezicht op) deze kinderen. Maar dit vermoeden is weerlegbaar (= ‘iuris tantum’) (>): kunnen de ouders bewijzen dat hen géén schuld treft bij de opvoeding en bewaking van hun kinderen dan ontsnappen zij aan hun verantwoordelijkheid. De meeste rechtbanken nemen tegenwoordig genoegen met een eerder algemeen bewijs: het volstaat aan te tonen dat het kind dat schade veroorzaakte normaal school heeft gelopen en normaal is opgevoed. De rechtspraak brengt meer dan vroeger begrip op voor de problemen van moderne ouders: steeds minder ouders worden aansprakelijk gesteld op grond van een gebrekkige bewaking. Inzake verkeersongevallen zal het vaak volstaan de rechter ervan te overtuigen dat de verkeersovertreding niet aan gebrekkige opvoeding of bewaking te wijten is, voorzover de minderjarige zich gedroeg als een normale weggebruiker.
De ouderlijke verantwoordelijkheid beperkt zich tot de tijd dat hun kinderen daadwerkelijk onder hun hoede staan. Lees ook Van kleine kwelduivels en financiële katers in Budget & Recht nr. 181, juli/augustus 2005, p. 8-14, Zijn wij aansprakelijk bij de fuif van onze zoon? In Plus Magazine van mei 2009 p. 80.
Ouderlijke aansprakelijkheid en familiale verzekering Sinds 1.11.2006 geldt een conventie, afgesloten tussen de Minister van economie en de verzekeringssector: de familiale verzekering van de ouders van kinderen die schade berokkenen aan derden vergoedt de slachtoffers volledig en kan van de ouders maximum ! 31.000 terugvorderen. Lees hierover Jonge daders kunnen ouders niet meer ruïneren in De Standaard van 14-15.10.2006 p. 1, Mijn kind beging een stommiteit in Budget&Recht nr. 205 van juli/augutus 2009 p. 44-45. Over de familiale verzekering = gezinsverzekering zie boven: 6.1.1bis.7 Kanscontracten, en lees Kind in de fout in Budget&Recht nr. 217 van juli/augutustus 2011 p. 45-46
Aansprakelijkheid van leerkrachten en patroons (art. 1384 BWB) Wanneer leerlingen en leerjongens wanneer zij onder de hoede staan van hun leerkrachten of patroons een foutieve daad begaan welke schade berokkent aan derden moeten niet zijzelf maar hun leerkrachten of patroons instaan voor de schadevergoeding. Ook deze regel steunt op een weerlegbaar wettelijk vermoeden van schuld in hoofde van de leerkrachten en patroons: als hun leerlingen of leerjongens een foutieve daad stellen dan is dit omdat de leerkrachten of patroons tekortschieten in de uitoefening van hun bewakingsplicht. Over de burgerlijke aansprakelijkheid van leerkrachten (en over ongevallen op school) lees Ongeval op school: wie betaalt? in Budget & Recht 164 van september/oktober 2002 p. 10-13. Lees ook Kastanjetwist in Budget&Recht nr. 212 van september/oktober 2010 p. 46 over de uitspraak van 24.2.2010 van de 6de kamer van de burgerlijke rechtbank van Luik – bron: ‘Jurisprudence de Liége, Mons et Bruxelles’, 2010, nr. 13, p. 608.
Aansprakelijkheid van werkgevers (art. 1384 BWB) De aansprakelijkheid van meesters en aanstellers (= werkgevers) berust eveneens op een wettelijk vermoeden: onrechtmatige daden van hun personeel en de schade die daaruit voortvloeit zijn (indirect) te wijten aan fouten van de werkgevers bij de keuze van dit personeel en/of nadien bij de leiding ervan. Het betreft in dit geval een onweerlegbaar vermoeden (= ‘iuris et de iure’) (>): werkgevers kunnen in principe niet aan hun aansprakelijkheid ontsnappen, zelfs niet door te bewijzen dat zij bij de keuze en de leiding van hun personeel geen fout begingen.
267
De rechtbanken stellen een werkgever niet aansprakelijk als er door zijn werknemer bedrog is gepleegd of een zware of herhaalde lichte fout werd begaan. Zie ook onze cursus Sociaal recht.
Aansprakelijkheid van gemeenten (decreet van 10 Vendémiaire jaar IV) Gemeenten zijn aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van samenscholing van bendes. Ze ontsnappen aan hun aansprakelijkheid als ze bewijzen alle noodzakelijke maatregelen te hebben genomen om deze schade te voorkomen = wettelijk weerlegbaar vermoeden van fout. Een gemeente (of een andere overheid) kan ook aansprakelijk worden gesteld op grond van de enkelvoudige burgerlijke aansprakelijkheid (art. 1382 BWB - zie boven). Zij is bij het nemen van beslissingen immers gehouden tot een algemene zorgvuldigheidsplicht, verwaarloost ze deze plicht dan begaat ze een fout. Zo zal de gemeente moeten opdraaien voor de schade veroorzaakt door de slechte staat van de wegen, ze is verantwoordelijk voor alle wegen die over haar grondgebied lopen behalve de autosnelwegen. Een automobilist verloor door aquaplaning de controle over het stuur en reed tegen een boom. Het proces-verbaal van de bijgeroepen politieagenten vermelde dat de (staats-)weg in perfecte staat was, met uitzondering van twee grote waterplassen van 8 cm diep over een lengte van zowat 65 meter, van de grasberm tot het midden van de weg; bovendien kon het water nergens afvloeien. De rechter stelde de staat aansprakelijk omdat er een afwateringssysteem ontbrak, en de stad Brugge aansprakelijk omdat ze niet de nodige maatregelen had genomen voor een veilig verkeer, minstens had ze de staat van het probleem moeten verwittigen. Staat en stad moesten de volledige schade vergoeden. (Rechtskundig Weekblad 1990-1991, 371.) Lees ook Burgemeester Damme boet voor dodelijk ongeval in De Standaard van 19.12.2006 p. 5, Burgemeester aansprakelijk voor verkeersongeval in De Standaard van 23-24.6.2007 p. 9, Wie niet waagt, niet wint in De Standaard van 21.2.2008 p. 22 (over de klachten tegen de burgemeesters van Damme en Gent).
De gemeentelijke verantwoordelijkheid en het Vlaams gemeentedecreet De oude gemeentewet en het nieuwe Vlaamse gemeentedecreet stellen de gemeente als wegbeheerder verantwoordelijk voor de veiligheid van haar gemeentewegen. Voor het Vlaamse gemeentedecreet van 15.7.2005 en de wijziging van 2.6.2006 zie www.binnenland.vlaanderen.be/HRBB/dossiers/gemeentedecreet05/gemeentedecreet.html
268
6.1.3.3
Aansprakelijkheid voor dieren (art. 1385 BWB)
Wie dieren onder zijn hoede heeft, katten uitgezonderd, is juridisch verantwoordelijk voor de schade die deze veroorzaken. Meestal is ‘de hoeder’ de eigenaar maar het kan ook iemand anders zijn, bijv. de uitbater van een manege of de dierenarts aan wie het dier tijdelijk is toevertrouwd, de buurman die met de hond gaat wandelen… De hoeder zal aan zijn aansprakelijkheid kunnen ontsnappen door te bewijzen dat de schade te wijten was aan een fout van het slachtoffer zelf of een derde, of aan toeval of overmacht = wettelijk weerlegbaar vermoeden. Bijv. een handelsreiziger opent het hek van een woning en wordt gebeten door de hond. Er is duidelijk leesbaar een bordje aangebracht: ‘Pas op, gevaarlijke hond!’ Bij betwisting zal de eigenaar van de woning, om te ontsnappen aan zijn aansprakelijkheid m.b.t. zijn hond, kunnen argumenteren dat de handelsreiziger zelf een onvoorzichtigheid = een fout beging door de waarschuwing te negeren. Lees Famulale verzekering voor hond in De Standaard Online van 22.3.2011 8u51: www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=7M37OG41.
269
6.1.3.4
Aansprakelijkheid voor zaken (art. 1384 en 1386 BWB)
Art. 1384 formuleert het algemeen principe: men is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zaken die men onder zijn bewaring heeft. Art. 1386 past dit principe toe in een concreet geval: de eigenaar van een gebouw is aansprakelijk voor de schade door de instorting ervan veroorzaakt, wanneer deze te wijten is aan verzuim van onderhoud of aan een gebrek in de bouw. Om aan de aansprakelijkheid te ontsnappen zal men moeten bewijzen dat toeval, overmacht, de daad van een derde of van het slachtoffer zelf de schade veroorzaakte. Cass. 6.10.1961, Rechtskundig Weekblad 1961-62, 783.
De exploitant van een kerninstallatie is aansprakelijk voor de door een kernongeval veroorzaakte schade, zelfs wanneer dat ongeval rechtstreeks te wijten is aan natuurrampen van uitzonderlijke aard. Hij is niet aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een kernongeval, indien dat ongeval rechtstreeks te wijten is aan een gewapend conflict, vijandelijkheden, burgeroorlog en opstand. Wet betreffende de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie van 22.7.1985, gepubliceerd op 31.8.1985 – zie www.just.fgov.be > Belgische wetgeving. Sinds 1.1.2012 kan de exploitant van een kerncentrale ingeval van een kernongeval aansprakelijk gesteld worden tot een bedrag van ! 1,2 miljard (tevoren ! 297,5 miljoen).
270
6.1.4
De wet
Het is omdat de wet, en meer bepaald het burgerlijk wetboek, het zo bepaalt dat uit contracten, oneigenlijke contracten, misdrijven en oneigenlijke misdrijven verbintenissen ontstaan. Zo beschouwd is de wet, op indirecte wijze, bron van verbintenissen. Maar de wet doet ook voor bepaalde (categorieën van) personen op een directe wijze verplichtingen ontstaan d.w.z. zonder dat er contracten enz. aan ten grondslag liggen. Bijv. ouders en kinderen zijn wederzijds onderhoudsplichtig (art. 205 BWB), echtgenoten zijn mekaar hulp verschuldigd (art. 213 BWB) en moeten naar hun vermogen bijdragen in de lasten van het huwelijk (art. 221 BWB), elke burger is verplicht om een medeburger in nood te helpen...
271
6.2
Modaliteiten van verbintenissen
Burgerlijk wetboek (BWB): zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
6.2.1
Voorwaarde (art. 1168-1184 BWB)
Een verbintenis is voorwaardelijk als men haar laat afhangen van een onzekere toekomstige gebeurtenis. a-
Men kan de uitvoering van de verbintenis uitstellen of opschorten tot de gebeurtenis heeft plaatsgevonden = opschortende voorwaarde. Voorbeelden: moeder schenkt haar dochter een wagen op voorwaarde dat zij slaagt in haar eindexamen, A koopt een perceel bouwgrond op voorwaarde dat hij een bouwvergunning en/of een lening krijgt.
Zolang de voorwaarde niet is vervuld wordt de uitvoering van de verbintenis uitgesteld. Wanneer de voorwaarde wordt vervuld werkt ze terug tot op de dag dat de verbintenis is aangegaan. Mocht de schuldeiser ondertussen overleden zijn, dan gaan zijn rechten over op zijn erfopvolgers. b-
Men kan de uitvoering van een verbintenis annuleren of ontbinden wanneer de gebeurtenis plaatsvindt of niet plaatsvindt = ontbindende voorwaarde. Voorbeelden: een kinderloos koppel schenkt zijn neef een huis maar mocht er later toch nog een eigen kind geboren wordt dan vervalt de schenking, een kleinhandelaar komt met zijn grossier overeen dat deze de niet verkochte waren zal terugnemen.
De verbintenis wordt onmiddellijk uitgevoerd maar als de voorwaarde vervuld wordt weer geannuleerd, alsof er nooit een verbintenis was, met terugwerkende kracht = retroactief. Bij wederkerige contracten (zie boven: 6.1.1.1) is de ontbindende voorwaarde stilzwijgend inbegrepen. Als een van de partijen haar verplichtingen negeert heeft de benadeelde partij de keuze: ofwel, als dat mogelijk is, de nalatige partij dwingen de overeenkomst uit te voeren = uitvoeren in natura, ofwel de ontbinding van de overeenkomst vorderen met schadevergoeding = uitvoeren bij wijze van equivalent (zie ook 6.1.1.2 – gedwongen uitvoering). c-
Men kan de uitvoering van een verbintenis laten afhangen van louter toeval = toevallige voorwaarde. Voorbeeld: vader schenkt zijn dochter een miljoen als hij de lotto wint. d-
En tenslotte kan met de uitvoering van een verbintenis laten afhangen van een gebeurtenis die de ene of de andere partij al dan niet kan laten plaatsgrijpen = potestatieve voorwaarde. Een voorwaarde die zuiver potestatief is, d.w.z. uitsluitend van de wil van de schuldenaar afhangt en opschortend is, is nietig. Voorbeeld: ik zal betalen als ik zin heb.
Een gemengde potestatieve voorwaarde is wel geldig: zij hangt af van de wil van de schuldenaar + van de wil van een derde of van een gebeurtenis. Voorbeeld: ik verkoop mijn buurman een deel van het perceel grond dat tussen zijn en mijn eigendom gelegen is op voorwaarde dat ik dit perceel eerst zelf kan kopen.
6.2.2
Tijdsbepaling (art. 1185-1188 BWB)
De voorwaarde laat de uitvoering van een verbintenis afhangen van een onzekere toekomstige gebeurtenis.
De tijdsbepaling laat de uitvoering van een verbintenis afhangen van een zekere toekomstige gebeurtenis. a-
Bij de opschortende tijdsbepaling dient de verbintenis, geheel of gedeeltelijk, uitgevoerd te worden na een zekere tijd of gebeurtenis. Voorbeeld: een koopcontract met 6 maand uitstel van betaling. b-
Bij de ontbindende tijdsbepaling dooft de verbintenis uit na een zekere tijd of gebeurtenis. Voorbeeld: een contract afgesloten voor een bepaalde termijn.
272
6.2.3
Alternatieve verbintenissen (art. 1189-1196 BWB)
Een alternatieve verbintenis laat de schuldenaar om zich van zijn schuld te bevrijden de keuze: een welbepaald goed leveren ofwel een ander goed. De keuze is aan de schuldenaar maar partijen kunnen (dan wel uitdrukkelijk) overeenkomen de keuze aan de schuldeiser te laten.
6.2.4
Hoofdelijke verbintenissen (art. 1197-1216 BWB)
a-
Bij hoofdelijkheid onder schuldeisers zijn er meerdere schuldeisers m.b.t. eenzelfde schuld waarbij elke schuldeiser het recht heeft om de betaling te vorderen van de gehele schuld. Betaling aan een van de schuldeisers bevrijdt de schuldenaar(s). Uiteraard ontstaat er een vordering van de andere schuldeisers op de schuldeiser die de betaling ontving. b-
Bij hoofdelijkheid onder schuldenaars zijn er meerdere schuldenaars m.b.t. eenzelfde schuld waarbij elke schuldenaar kan aangesproken worden tot betaling van de gehele schuld. Betaling door een van hen bevrijdt ook de andere schuldenaars. Er ontstaat hierdoor een vordering van de schuldenaar die betaalde op de schuldenaars die niet betaalden.
Hoofdelijkheid onder medeschuldenaars vormt in burgerlijke zaken een uitzondering, deelbaarheid van schulden = schuldsplitsing is hier de regel. Hoofdelijkheid moet dan ook uitdrukkelijk worden overeengekomen. In een aantal gevallen wordt hoofdelijkheid ingesteld bij wet = hoofdelijkheid van rechtswege, bijv. onder echtgenoten m.b.t. de huishoudelijke schulden.
In handelszaken is hoofdelijkheid onder handelaars de regel.
6.2.5
Deelbare en ondeelbare verbintenissen (art. 1217-1225)
Een verbintenis is deelbaar of ondeelbaar naargelang ze tot voorwerp heeft een zaak die in haar levering of een daad die in zijn uitvoering wel of niet voor verdeling vatbaar is, materiëel of moreel. Voorbeelden: een geldsom is materieel deelbaar want de verbintenis tot betaling ervan kan verdeeld worden over diverse schuldenaars, een verbintenis tot betaling van een onderhoudsgeld is weliswaar materieel deelbaar maar moreel ondeelbaar omdat zij eigen is aan de persoon van de schuldenaar: niemand anders dan de schuldige echtgenoot is gehouden tot betaling.
6.2.6
Verbintenissen onder strafbeding (art. 1226-1233 BWB)
Een strafbeding is een clausule waarbij iemand zich verbindt tot betaling van een forfaitaire schadevergoeding in geval hij zijn (hoofd-) verbintenis niet nakomt. De schuldeiser heeft dan de keuze: hij kan vragen om de uitvoering van ofwel de hoofdverbintenis ofwel de overeengekomen 'straf' (niet van de beide).
6.2.7
Resultaat- en middelenverbintenissen
a-
Bij een resultaatverbintenis verbindt de schuldenaar zich ertoe een welbepaald en haalbaar resultaat te bereiken. Voorbeeld: een aannemer verbindt er zich toe een bepaald type woning te bouwen. b-
Bij een middelenverbintenis belooft de schuldenaar zich maximaal in te spannen d.w.z. alle middelen aan te wenden die hem ter beschikking staan om een bepaald resultaat te bereiken, zonder dit resultaat evenwel te kunnen garanderen. Voorbeeld: een advocaat doet vanzelfsprekend zijn best om het proces te winnen maar kan de goede afloop (het resultaat) niet garanderen.
6.3
Tenietgaan van verbintenissen
273 Burgerlijk wetboek (BWB): zie www.belgischrecht.be/codex.asp.
Contracten, quasi-contracten, delicten, quasi-delicten en de wet scheppen verbintenissen. Wanneer de betrokken partijen van bijv. een contract hun verbintenissen nakomen d.w.z. het contract uitvoeren = betalen, dan verliest het contract zijn bestaansreden en verdwijnt. In een aantal bijzondere gevallen verdwijnt het contract ook wanneer de partijen hun verbintenissen (nog) niet zijn nagekomen. Het burgerlijk wetboek spreekt in die gevallen van tenietgaan van verbintenissen (art. 12341314 BWB).
6.3.1
Schuldvernieuwing (art. 1271-1281 BWB)
Schuldvernieuwing vindt plaats wanneer - de schuldenaar tegenover zijn schuldeiser een nieuwe verbintenis = schuld aangaat in de plaats van de oude die verdwijnt - en/of een nieuwe schuldenaar de plaats inneemt van de vorige - en/of een nieuwe schuldeiser de plaats inneemt van de vorige
6.3.2
Kwijtschelding van schuld (art. 1282-1288 BWB)
Kwijtschelden is het kosteloos verzaken aan een vordering. Fiscaal zal een kwijtschelding haast altijd beschouwd worden als een schenking en als zodanig belast.
6.3.3
Schuldvergelijking (art. 1289-1299 BWB)
Wanneer 2 (of meer) personen mekaars schuldenaar zijn vindt schuldvergelijking plaats - uit kracht van de wet: 2 schulden vernietigen mekaar zodra zij samen bestaan, ten bedrage van de kleinste som = wettelijke schuldvergelijking; wettelijke schuldvergelijking is maar mogelijk als beide vorderingen vervangbare goederen van dezelfde soort tot voorwerp hebben (bijv. geld) en zij vaststaan en opeisbaar zijn. - of bij overeenkomst = conventionele schuldvergelijking - of bij rechterlijke beslissing = gerechtelijke schuldvergelijking
6.3.4
Schuldvermenging (art. 1300-1301 BWB)
Wanneer de hoedanigheden van schuldeiser en schuldenaar in één persoon verenigd worden vindt van rechtswege schuldvermenging plaats, waardoor de schuldvorderingen teniet gaan.
6.3.5
Verlies van de verschuldigde zaak (art. 1302-1303 BWB)
Wanneer de zekere en bepaalde zaak die het voorwerp van de verbintenis uitmaakt tenietgaat, buiten de handel wordt gesteld of verloren gaat, zodat men van haar bestaan geheel onkundig is, vervalt de verbintenis op voorwaarde dat de schuldenaar geen schuld heeft aan het tenietgaan enz.
6.3.6
Nietigverklaring en ontbinding (art. 1304-1314 BWB)
Nietigverklaren is het teniet doen, door de rechter, van een contract dat niet voldoet aan de bestaans- en/of vormvoorwaarden (zie boven). Een nietigverklaard contract verdwijnt retroactief (= ‘ex tunc’), het wordt geacht nooit te hebben bestaan. Wanneer een partij van een wederkerig contract haar verplichtingen negeert kan de tegenpartij zich beroepen op de zgn. exceptie van niet-uitvoering of niet-nakoming (‘exceptio non adimpleti contractus’) om zelf ook haar verplichtingen op te schorten, en/of zij kan aan de rechtbank de ontbinding vragen van het contract voor de toekomst (= ‘ex nunc’). Naast deze gerechtelijke ontbinding is er de contractuele ontbinding, tengevolge van de niet vervulling van een voorwaarde (zie boven: 6.2.1).