3.4.
Ruimte, milieu- en natuurbeleving en mobiliteit voor jeugd
3.4.1. Feiten, vaststellingen en evoluties 3.4.1.1.
Fysieke Ruimte
Ruimte is een breed begrip. Kinderen en jongeren hebben voldoende en diverse ruimte nodig. Dit is niet altijd evident in een grootstedelijke context. Bovendien is (openbare) ruimte geen bevoegdheid van de VGC, net zo min als milieu, mobiliteit, … De VGC kan wel aan de ene kant zoveel mogelijk ruimte voor kinderen en jongeren voorzien in en met eigen infrastructuren en door te investeren in projecten van het Nederlandstalige werkveld. Aan de andere kant kan de VGC proberen zoveel mogelijk in te breken op projecten van andere overheden die wel “ruimte” binnen hun bevoegdheden hebben. 3.4.1.2.
Eigen infrastructuren en projecten of investeringen in projecten van het Nederlandstalige werkveld
Sommige gebouwen zijn opgeëist om er een exclusieve jeugdfunctie aan toe te kennen. In het vorige jeugdwerkbeleidsplan werd er gekozen tot actie over te gaan voor de verbouwing van de panden Ten Nude op de grens van Sint-Joost-ten-Node en Brussel en De Fabriek in Schaarbeek. Ten Nude werd verbouwd en is nu Jeugdcentrum Aximax, met een polyvalente spel- en sportinfrastructuur. De Fabriek in Schaarbeek werd verbouwd tot thuisbasis voor Art Basics for Children (ABC). Ondertussen is het pand in erfpacht gegeven aan ABC. In 2009 werd het gebouw van Jeugdtheater Bronks geopend aan de Varkensmarkt. Het is een volledig nieuw gebouw met een theaterzaal, een café, enkele repetitiezalen, burelen en andere kleine ruimten. Bronks kreeg het gebouw in concessie van de VGC. Het Neerhof huist in infrastructuur eigendom van de VGC en is een biologische gezinsboerderij. Hier kunnen Brusselse kinderen en jongeren terecht voor een stukje natuur en natuurbeleving net buiten de grenzen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Naast enkele evenementen organiseert Het Neerhof ook tienervakanties en activiteiten voor scholen. Zoals beschreven in de paragraaf rond jeugdwerkinfrastructuur, werd er de voorbije jaren ernstig geïnvesteerd in ruimte voor het particuliere jeugdwerk en dus voor kinderen en jongeren. Ook de gemeenschapscentra beschikken over heel wat infrastructuur die gebruikt kan worden door kinderen en jongeren. Toch is het voor hen vaak moeilijk om tieners en jongeren te bereiken en door deze groepen als ontmoetingsplek gezien te worden. In het jeugdmuziekplan, wat verder aan bod komt, werd er vooropgesteld om te voorzien in 5 bijkomende repetitieruimtes. Ondertussen is er een bijkomende ruimte gecreëerd in het Roodebeekcentrum en werd er in gemeenschapscentrum De Pianofabriek extra geïnvesteerd in uitrusting. De VGC-speelpleinen gaan voornamelijk door in scholen. Dit zorgt wel eens voor problemen. Wanneer de VGC investeert in schoolgebouwen, wordt er met de school een overeenkomst afgesloten die vermeldt dat VGC-initiatieven in de school kunnen plaatsvinden, maar weliswaar onder de voorwaarden van de school. Toch blijft de VGC vragende partij voor een eigen speeldomein.
Uit: Jeugdbeleidsplan 2011-2015 van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, pp. 78-83.
1
3.4.1.3.
Andere projecten
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tracht stadsvernieuwing te initiëren door middel van wijkcontracten. Deze herwaarderingsprogramma’s zijn gericht op verschillende kwetsbare wijken en worden uitgevoerd in een partnerschap met de gemeenten. Sinds 1999 wordt er elk jaar een reeks van vier wijkcontracten gelanceerd. Recent werden de wijkcontracten omgevormd tot “Duurzame Wijkcontracten”, met een groter accent op duurzame ontwikkeling en burgerparticipatie. Een duurzaam wijkcontract omvat vijf luiken. Naast luiken die voornamelijk voorzien in huisvesting en sociaal-economische herwaardering van de wijk, is er ook een luik voor de aanleg of heraanleg van openbare ruimten. De VGC heeft een vast zitje in de wijkcommissies van de duurzame wijkcontracten. Dit zitje wordt ingevuld door de cel Stedelijk Beleid en de Entiteit Gemeenschapscentra van de VGC. De cel Stedelijk Beleid en de Entiteit Gemeenschapscentra informeren samen proactief het Nederlandstalige werkveld, dat gestimuleerd wordt om projectvoorstellen te ontwikkelen in functie van de noden van de wijk en die passen binnen en/of aansluiten bij het gemeenschapsbeleid van de VGC. Deze manier van werken is nieuw en leidde tot enkele mooie resultaten in Sint-Gillis of rond gemeenschapscentrum Elzenhof. Yota!, onderdeel van vzw JES, is een Brusselse participatiestructuur voor kinderen en jongeren. Zij organiseerden ondermeer een inspraakproject voor het Flageyplein in het kader van een wijkcontract. Op 27 maart 2009 organiseerde Yota! een studiedag onder de naam “Spreken door Ruimte”. Door middel van theoretische sessies en praktische binnen- en buitenlandse cases, wilde Yota! de discussie op gang brengen tussen jeugdwerkers, beleidsmedewerkers en ontwerpers. 3.4.1.4.
Natuur- en milieubeleving
NME-link werd GREEN Brussel, Nederlandstalig steunpunt van vzw GREEN Belgium, waarmee de VGC een overeenkomst sloot waarin bijzondere opdrachten voor de jeugd zijn opgenomen. Deze opdrachten houden in: het aanbieden van educatieve workshops en vorming rond natuuren milieu-educatie en duurzame ontwikkeling, netwerking binnen het sociaal-culturele veld en dus ook de jeugdsector, het uitbouwen van de bibliotheek en het documentatiecentrum en projectwerking. Jeunes Natuurlijk! is een platform voor jeugd- en jongerenverenigingen en beheerders van de groene ruimten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Bos- en parkwachters, beheerders van groene ruimten en jongerengroeperingen gaan er in dialoog met elkaar. Zoekend naar een evenwicht tussen de bescherming van het natuurlijk erfgoed en de beschikbaarheid van de groene ruimte om te spelen en te leren. GREEN coördineert dit platform in samenwerking met Leefmilieu Brussel. Ook de Jeugddienst van de VGC woont deze bijeenkomsten bij. De onderwerpen variëren: de aanleg van natuurrijk speelgroen, speelse natuurbeleving, het ontwikkelen van natuureducatieve ruimte, een gezamenlijke strijd en zorg voor groene ruimten. Alle acties vinden hun inspiratie in het samenwerkingsakkoord dat in juni 2007 werd ondertekend, beter bekend als het charter “Groene Ruimte”. Een van die acties was de ontwikkeling van de kaart “BIM voor groentjes”. Deze werd door Leefmilieu Brussel ontwikkeld in samenwerking met de jeugdverenigingen. De kaart biedt een overzicht van de verschillende groengebieden in Brussel, hun bereikbaarheid met openbaar vervoer en vooral de bezoekersaantallen per zone.
Uit: Jeugdbeleidsplan 2011-2015 van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, pp. 78-83.
2
3.4.2. Adviezen, meningen en analyses Kinderen en jongeren willen de hele stad als hun actieterrein. Zij moeten daarom zowel de fysieke als mentale ruimte krijgen om zich te ontplooien in een grootstedelijke context. Een speelweefsel is een samenhangend geheel van plekken en verbindingen die belangrijk zijn voor kinderen en jongeren. Vanuit dit concept is het gemakkelijker om de actieradius van kinderen en jongeren in kaart te brengen en zo de hiaten en behoeften op te sporen bij de inrichting van de openbare ruimte. In andere steden zijn er goede voorbeelden van buurten en wijken waar er met speelweefsel geëxperimenteerd is en de bevindingen geïmplementeerd werden. De jeugdraad is vragende partij om dit concept ook ingang te laten vinden in Brussel. Ook in Brussel zijn er voorbeelden van heraanleg van openbare ruimte waar er op dezelfde manier, niet per se bewust of onder de vlag van “speelweefsel”, over nagedacht is. Een voorbeeld hiervan is de helling aan de Brigittine in de Brusselse vijfhoek. In het verlengde hiervan moet er volgens de jeugdraad bij elke heraanleg van de openbare ruimte met kinderen en jongeren niet enkel even rekening worden gehouden, maar ze moeten volledig betrokken worden bij de heraanleg van openbare ruimte. Kinderen en jongeren eigenen zich ruimte toe en in plaats van dit in het beste geval enkel te tolereren, kan men ze beter daadwerkelijk betrekken en op die manier mede-eigenaar laten zijn van de openbare ruimte. Dit creëert tevens verantwoordelijkheidszin voor alle partijen. Om dit te realiseren moeten zowel de gemeentebesturen als het gewest aangemoedigd worden om ten eerste meer ruimte open te breken voor kinderen en jongeren, maar ook om buurtgericht initiatieven op te zetten waar uiteraard kinderen en jongeren bij worden betrokken. Het welbevinden van kinderen en jongeren in de stad is ontzettend belangrijk. Er is daarom ook behoefte aan stille ruimten, chillruimte, hangruimte, … In elk geval is de juiste mix van gebruik creëren bij de heraanleg en inrichting van openbare ruimte essentieel. Ook bij groene ruimte is het mede-eigenaarschap van groot belang. Kinderen en jongeren zijn alleen of in groep niet altijd even graag geziene gasten in parken en bossen. Hun spel en ruimtegebruik wordt soms ervaren als bedreigend voor de natuur en voor de rust van de andere bezoekers. Maar de behoefte aan die groene ruimte bij kinderen en jongeren is groot. Het is belangrijk om hierin een goed evenwicht te vinden. Het charter “Groene Ruimte” en de inspanningen die op dit vlak worden geleverd door het platform Jeunes Natuurlijk! en Leefmilieu Brussel zijn stappen in de goede richting. De jeugdraad vraagt de beleidsmakers om bijkomende inspanningen te leveren om verenigingen te ondersteunen in hun zoektocht naar parken waar gespeeld mag worden en de bevoegde instanties die beslissen over het gebruik van de groene ruimte te sensibiliseren om zich meer open te stellen voor de jeugd. In het algemeen is er nood aan meer kindvriendelijke groene en publieke ruimte. Naast de openbare ruimte is er, volgens de jeugdraad, een steeds groter wordende behoefte aan ruimte voor creatie, activiteiten en fuiven. Het is voor jongeren die iets willen organiseren zeer moeilijk om een laagdrempelige en dus betaalbare ruimte te vinden, zeker in het centrum van Brussel. In het kader van een integraal fuifbeleid dient dit te worden meegenomen en uitgezocht wat de mogelijkheden zijn. Ook voor jongeren die willen creëren en zich artistiek uitleven in welke vorm dan ook (muziek, beeldende kunst, dans, theater, DIY, …), is de zoektocht naar een geschikte plek vaak een huzarenstukje. Investeren in vrijplaatsen en repetitieruimte blijft belangrijk; werk maken van een echte jeugdculturele zone is nog beter. Er zijn in Brussel serieus wat leegstaande panden. De jeugdraad vraagt om de mogelijkheden te onderzoeken om die leegstand tijdelijk op te vullen en die ruimte zo positief aan te wenden voor jongeren.
Uit: Jeugdbeleidsplan 2011-2015 van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, pp. 78-83.
3
Ook in infrastructuur van de VGC of infrastructuur waar de VGC in investeert, zijn er nog verbeteringen mogelijk. Er is heel wat gemeenschapsinfrastructuur die grote delen van de tijd leeg staat. De gemeenschapscentra kunnen nog veel meer openstaan voor kinderen en jongeren, niet alleen fysiek, maar zeker ook mentaal. Alleen een aanbod voor kinderen en jongeren is niet genoeg. Kinderen en jongeren moeten veel meer hun eigen ding kunnen doen in de werking van gemeenschapscentra. Daarom moet het kader aangepast zijn aan hun noden: de openingsuren, het reservatiesysteem, de afspraken, … Alleen zo kan het oubollige imago van sommige gemeenschapscentra bij kinderen en jongeren worden doorbroken. De jeugdraad vraagt ook om eindelijk werk te maken van de realisatie van de jeugdparagraaf in de gemeenschapscentra. Niet alleen de gemeenschapscentra hebben hierin een taak, ook de scholen. Zo vindt de jeugdraad: “Hoewel het ‘eigen nest’ voor de jeugd belangrijk blijft, dienen scholen tijdens
weekends/vakantieperiodes zich nog meer open te stellen voor jeugdgroepen, al was het maar als tijdelijk onderkomen of voor het gebruik van specifieke ruimtes (opslagruimte, sportzaal, etc.). Inspanningen door scholen om hun infrastructuur naar jeugd- en andere verenigingen in de buurt open te stellen, zouden door het beleid beloond en als voorbeeld moeten worden gesteld naar anderen toe. Bij het toekennen van infrastructuursubsidies voor scholen, zou de openstelling naar de jeugdsector en andere buurtverenigingen een absolute voorwaarde kunnen zijn voor subsidiëring. Ook de openstelling in de omgekeerde richting: jeugdinfrastructuur die ter beschikking wordt gesteld van scholen, moet worden aangemoedigd door het beleid.” De speelpleinwerking van de VGC maakt gebruik van scholen. Deze situatie is lang niet altijd ideaal. Er is een steeds groter wordende nood aan een eigen speeldomein. De jeugdraad, en in het bijzonder de werkgroep Vakantieaanbod en Speelpleinen, vraagt om dit te realiseren. Ondertussen is het wel belangrijk om ook in de scholen te blijven investeren en te garanderen dat de speelpleinwerkingen over de nodige ruimte kunnen beschikken om een optimale werking te kunnen garanderen. Een goed contact met de school is hierin belangrijk. Zoals ook aangegeven in de omgevingsanalyse, gebruiken sommige kinderen, maar ook jongeren, weinig of geen openbaar vervoer. Waar jongeren tegenwoordig overal mobieler worden, is dit in Brussel niet altijd het geval. Mobiliteit en sociale achtergrond hangen bovendien samen, bijgevolg ook de kansen en beperkingen. De jeugdraad vindt het belangrijk dat zelfstandige mobiliteit van kinderen en jongeren gestimuleerd wordt. 3.4.3. Doelstellingen STRATEGISCHE DOELSTELLING 7: Kinderen en jongeren krijgen de ruimte om zich te ontplooien in een grootstedelijke context. OPERATIONELE DOELSTELLING 7.1: De VGC voorziet actief ruimte voor spel, ontmoeting en creatie tie van kinderen en jongeren. crea Acties 86. Er wordt minstens één groot, groen en avontuurlijk speeldomein voor de speelpleinen van de VGC ingericht dat openstaat voor particuliere jeugdorganisaties, al dan niet gekoppeld aan een reorganisatie van Het Neerhof. 87. Er wordt actief gezocht naar laagdrempelige ruimten voor creatie en organisatie: vrijplaatsen, repetitieruimten en zalen voor kleine evenementen.
Uit: Jeugdbeleidsplan 2011-2015 van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, pp. 78-83.
4
88. Een duidelijk aanspreekpunt waar jongeren informatie kunnen krijgen over waar en hoe ze iets kunnen organiseren wordt ontwikkeld. 89. De mogelijkheid voor het tijdelijk gebruik van leegstaande en beschikbare ruimte wordt onderzocht. 90. De mogelijkheid voor een nieuw laagdrempelig jeugdverblijf voor jeugdgroepen wordt onderzocht. 91. De VGC geeft als inrichtende macht met haar eigen scholen en gemeenschapscentra het goede voorbeeld op vlak van openstelling van infrastructuur. Bij uitbreiding is dit het geval voor de andere eigen infrastructuur en infrastructuur van derden waarin de VGC investeert door middel van subsidies. Waar mogelijk zal dit als clausule worden opengenomen in de overeenkomst. 92. Bij elke verbouwing en nieuwbouw dient er een verbredingstoets te worden gemaakt. OPERATIONELE DOELSTELLING 7.2: Kinderen en jongeren worden aanzien als actieve participanten aan de openbare openbare ruimte in een bredere Brusselse context. Acties 93. Het concept “speelweefsel” wordt gehanteerd. 94. Er is aandacht voor hangjongeren en welbevinden in de stad en daarom is er overleg met andere overheden. 95. Zelfstandige mobiliteit wordt gestimuleerd bij kinderen en jongeren. 96. Er wordt gestreefd naar maximale participatie van kinderen en jongeren bij de inrichting van de openbare ruimte.
Uit: Jeugdbeleidsplan 2011-2015 van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, pp. 78-83.
5