§ 2,1: Nederlands-Indië, 19e eeuw •
1830 – 1870: Javaanse boer werkt voor Nederlandse staat: - cultuurstelsel - Herendiensten van verliespost naar wingewest
•
Vanaf 1870: modern imperialisme particuliere bedrijven (koffie, thee, olie, rubber, tin) in buitengewesten > Nederland neemt gezag over geheel Nederlands-Indië; economische activiteiten veilig stellen
•
Vanaf 1900 Ethische politiek Nederland wil iets terug doen voor winst in Indië: - scholing - gezondheidszorg (welvaart en welzijn) echter, Nederlanders bleven de baas: (“Veel voor, maar niets door het Indische volk”) en bleven er aan verdienen.
2.2: Liberalisme: de burgers willen vrijheid • •
• •
• •
Tijdens de Franse Revolutie eisten de burgers vrijheid, gelijkheid en democratie – zij wilden de ideeën van de Verlichting toepassen. Zij wilden vrijheden op elk gebied, zoals - vrijheid van meningsuiting - vrijheid van godsdienst De mensen die streven naar zo veel mogelijk vrijheid voor elk mens op elk gebied noemen we liberalen (liberty = vrijheid), hun ideeën het liberalisme De fabrikanten wilden ook vrijheid, maar dan op economisch gebied - vrijheid van concurrentie = zelf een bedrijf beginnen en leiden zonder dat de vorst/regering zich er mee bemoeit - vrijheid van particulier bezit (= dat een privépersoon fabrieken enz. bezit) Als die vrijheid er is noem je het kapitalisme: hierbij streven de bazen naar winst. Door het kapitalisme ontstonden er in de 19e eeuw grote verschillen tussen de rijke fabrikanten en de arme arbeiders.
2.2: Liberalisme: de burgers willen vrijheid • •
• •
• •
Tijdens de Franse Revolutie eisten de burgers vrijheid, gelijkheid en democratie – zij wilden de ideeën van de Verlichting toepassen. Zij wilden vrijheden op elk gebied, zoals - vrijheid van meningsuiting - vrijheid van godsdienst De mensen die streven naar zo veel mogelijk vrijheid voor elk mens op elk gebied noemen we liberalen (liberty = vrijheid), hun ideeën het liberalisme De fabrikanten wilden ook vrijheid, maar dan op economisch gebied - vrijheid van concurrentie = zelf een bedrijf beginnen en leiden zonder dat de vorst/regering zich er mee bemoeit - vrijheid van particulier bezit (= dat een privépersoon fabrieken enz. bezit) Als die vrijheid er is noem je het kapitalisme: hierbij streven de bazen naar winst. Door het kapitalisme ontstonden er in de 19e eeuw grote verschillen tussen de rijke fabrikanten en de arme arbeiders.
1848: revoluties in allerlei Europese landen
§ 2,2 Nieuwe grondwet in Nederland 1848: Uit angst voor opstanden ging koning Willem 2 over tot een Grondwetswijziging: Macht verschoof van koning (alleenheerser) naar parlement; • parlement werd gekozen door rijke burgers (censuskiesrecht). • Parlement neemt wetten aan • Parlement mag regering naar huis sturen. -
Thorbecke (afbeelding) heeft de nieuwe grondwet opgesteld Nederland werd hiermee een parlementaire democratie en een constitutionele monarchie (= de koning is het staatshoofd, maar hij moet zich aan de grondwet houden)
2.3: Strijden tegen de uitbuiting - de socialisten •
•
• • • • •
Socialisten namen het op voor de arbeiders: het kapitalisme zou leiden tot uitbuiting van de arbeiders – de bezitters onderdrukken de bezitslozen (proletariërs) Karl Marx was de grote denker van het socialisme Hij voorspelde dat de revolutie door de arbeiders vanzelf zou komen, want: door de concurrentie blijven de sterke bedrijven over > de concurrentie wordt nog heviger; daartoe verlagen de bazen de lonen of vervangen arbeiders door machines > de arbeiders zouden het steeds slechter krijgen (Verelendung) > de arbeiders zouden de macht overnemen (revolutie) en het bezit verdelen: de fabrieken waren voortaan van alle arbeiders samen – er was dan geen uitbuiting meer!
2.3:Ruzie bij de socialisten onderling: sociaal-democraten tegenover communisten •
•
•
•
De door Marx voorspelde revolutie bleef uit: in West-Europa kregen de arbeiders het juist wat beter (hogere lonen, wetten tegen de ergste uitbuiting) > Ruzie onder de socialisten: hoe bereiken we toch ons doel : een samenleving zonder uitbuiting en particulier bezit: West-Europa: sociaal-democraten streven naar algemeen kiesrecht, want dan zouden de arbeiderspartijen de meeste zetels in het parlement krijgen en nieuwe wetten kunnen maken Nederland – Troelstra (SDAP) Oost-Europa (nauwelijks democratie) : communisten- Lenin als de revolutie niet vanzelf komt ga je het opwekken (via georganiseerde acties van beroepsrevolutionairen)
H.1+2 Korte samenvatting.
•
•
19e eeuw, West-Europa: Industriële revolutie - fabrieken - verstedelijking - grote groep arme arbeiders (§ 1,1 + 1,2) 19e
Nederland eeuw a. 1813-1848: veel macht koning b. na 1848: grondwetswijziging: - macht koning beperkt -macht parlement vergroot (§ 2,2)
•
Vooral na 1848: liberalen (meestal rijken en/of goed opgeleiden) hebben veel macht. (o.a via censuskiesrecht). Grondwet 1848 liberaal = vrijheid en gelijkheid. (§ 2,2)
•
Bevolkingsgroepen streven naar verbetering positie (= emancipatie) 1. Arbeiders (via vakbonden of via sociaal-democraten). (§ 2,3) 2. Confessionelen (via eigen organisaties in de zuilen).(§ 2,4) 3. Vrouwen (via het feminisme) (§ 2,5)
• • •
H.1+2 Korte samenvatting, deel2.
• • •
•
Kolonialisme: algemeen Tot 1850 – kolonialisme handelsnederzettingen Vanaf 1850: modern imperialisme: volledige bezetting en bestuur Motieven: a. economisch: grondstoffen, afzetgebied b. politiek: macht, aanzien, nationalisme c. Cultureel blanken voelden zich meerderwaardig > “beschaving overbrengen” : geloof, onderwijs, medische wetenschap
• • •
•
•
Kolonialisme: Nederlands-Indië Tot 1800: VOC handelsnederzettingen Staat neemt failliet VOC over; verlies omzetten in winst (batig saldo) > cultuurstelsel (1830-1860) 1860 - 1900: particulier initiatief; plantages, > behoefte om land te controleren; geheel Indië veroverd (modern imperialisme) 1900: ethische politiek “ereschuld” : Nederland doet wat terug voor Indië, welvaart + welzijn onderwijs, gezondheidszorg, inspraak.