Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19e eeuw)
RAPPORTNUMMER
535
DATUM
oktober 2011
AUTEUR
H. van Haaster
Colofon Titel: BIAXiaal 535 Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19e eeuw). Auteur: H. van Haaster Opdrachtgever: BAAC ISSN: 1568-2285 ©BIAX Consult, Zaandam, 2011 Correspondentie adres: BIAX Consult Hogendijk 134 1506 AL Zaandam tel: 075 – 61 61 010 fax: 075 – 61 49 980 e-mail:
[email protected]
BIAXiaal 535
1.
1
Inleiding In augustus 2009 is door BAAC een archeologisch onderzoek uitgevoerd aan de Hoogstraat-Sint Lambertusstraat in de gemeente Eindhoven (provincie NoordBrabant) (zie figuur 1).1 De aanleiding voor dit onderzoek was de voorgenomen nieuwbouw in het plangebied, waardoor de archeologische waarden in de ondergrond werden bedreigd. De aangetroffen grondsporen betreffen kuilen, paalkuilen en een bakstenen waterput. Met uitzondering van de waterput gaat het allemaal om off-site sporen die zijn ontstaan bij de ontginning van het plangebied en de agrarische activiteiten die daarop volgden. Uit de waterput (spoor 172, put 1) is een monster (vondstnummer 1) genomen voor archeobotanisch macrorestenonderzoek (zaden, vruchten en andere relatief grote plantenresten). Het doel van dit onderzoek was informatie te verkrijgen over de milieuomstandigheden, de voedingsgewoonten en de activiteiten die door de vroegere gebruikers van het terrein werden ontplooid. De waterput is gedateerd in de tweede helft van de 19e eeuw.
Figuur 1
1
Globale positie van deopgravingslocatie aan de Hoogstraat-Sint Lambertusstraat in Eindhoven weergege ven op de Topografische Militaire Kaart (1850-1864).
De hoekcoördinaten zijn 160.864/382.813,160.873/382.754,160.833/382.684 en 160.809/382.733.
BIAXiaal 535
2.
2
Werkwijze Voor het onderzoek is het monster eerst met leidingwater gezeefd over een set zeven met maaswijdten van 0.25, 0.5, 1 en 2 mm. Het monster is vervolgens geanalyseerd met een opvallend-lichtmicroscoop met vergrotingen tot 10x5. Dit werk is uitgevoerd door W. van der Meer.
3.
Resultaten De resultaten van het macrorestenonderzoek staan weergegeven in bijlage 1.
3.1
GRANEN Wat de granen betreft, zijn enkele kafresten van rijst gevonden. Archeologische vondsten van rijst worden vaak in verband gebracht met relatief hoge sociale status, maar in de 19e eeuw werd het door alle lagen van de bevolking gegeten. Wel is het zo dat rijst, vooral in de landelijke gebieden buiten West-Nederland, heel lang zijn exclusieve karakter bleef behouden. Daar werd rijst tot in de twintigste eeuw voornamelijk op zon- en feestdagen gegeten. Vaak werd de rijst in de vorm van reistbrij of -pap gegeten.2 Rijstkaf is bijzonder taai. Ongepelde rijst is eigenlijk niet eetbaar, daarom werd het kaf in rijstpellerijen van de korrels verwijderd. Waarschijnlijk kwamen in gepelde rijst wel af en toe kafresten voor, waarmee we de vondst van het kaf tussen het andere consumptieafval in de waterput kunnen verklaren. Gepelde rijst en rijstmeel blijven in archeologische cohtext niet bewaard. Om klimatologische redenen kan rijst niet in Nederland verbouwd worden. Het meest dichtbijgelegen mogelijke herkomstgebied is de Povlakte, maar de rijst kan ook uit een of ander tropisch gebied afkomstig zijn.
3.2
FRUIT, ZUIDVRUCHTEN EN NOTEN Uit deze categorie zijn resten gevonden van hazelnoot (Corylus avellana), walnoot (Juglans regia), vijg (Ficus carica), appel (Malus domestica), pruim (Prunus domestica), perzik (Prunus persica), kers (Prunus avium/cerasus), gewone braam (Rubus fruticosus), framboos (Rubus idaeus), gewone vlier (Sambucus nigra) en druif (Vitis vinifera). Met uitzondering van perzik zijn alle soorten normale verschijningen in 19e-eeuws consumptieafval. Vondsten van perzik worden echter niet zo vaak gedaan. Meestal worden perzikpitten gevonden in elitaire contexten als kastelen, buitenhuizen of beerputten van rijke burgers. In het monster uit de waterput aan de Hoogstraat is slechts één fragment van een pit gevonden. Het gaat te ver deze enkele vondst te koppelen aan een hoge sociale status van de vroegere gebruikers van de waterput, vooral gezien de geringe ouderdom van de vondst. In de loop van de tijd is het eten van perziken namelijk steeds minder exclusief geworden. 2
Jobse-Van Putten 1995, 373.
BIAXiaal 535
3.3
3
GROENTEN Uit deze categorie is alleen een zaadje gevonden van selderij (Apium graveolens). Het is moeilijk om 19e-eeuwse recepten te vinden met selderij. Vast staat wel dat het destijds vaak rauw werd gegeten in salades. In De Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid, een kookboek uit de 18e eeuw, staat een recept waarin rauwe selderij met een geklopt mengsel van olie, azijn, zout en peper wordt opgediend.3 Het is ook mogelijk dat de zaden als geneesmiddel werden gebruikt.4 De zaden kunnen afkomstig zijn van een in locale tuinen verbouwd gewas.
3.4
KRUIDEN EN SPECERIJEN Wat de kruiden en specerijen betreft, zijn zaden gevonden van Spaanse peper (Capsicum annuum) en zwarte peper (Piper nigrum). Spaanse peper is oorspronkelijk uit Mexico afkomstig, waar de plant al duizenden jaren voor het begin van onze jaartelling werd verbouwd.5 Al vrij snel na de reizen van Columbus (1493) werden de vruchten in Europa gegeten. In de Late-Middeleeuwen werd Spaanse peper vooral door mensen uit de hogere sociale milieus gegeten. Tot die tijd werd in die kringen vooral gewone peper (Piper nigrum) gegeten. In de loop van de 15e eeuw wordt het gebruik daarvan echter zo algemeen dat de rijken zich meer gingen richten op exclusievere specerijen, waaronder Spaanse peper (zie figuur 2).6 Gezien de tot op heden gedane vondsten, was Spaanse peper ook in de 18e eeuw nog een bijzonder gewas. In Den Nederlandtsen Hovenier is te lezen dat van Spaanse peper in de 18e eeuw drie variëteiten bestonden: lange, hele smalle en ronde (‘als peren’) Brasilse Peper. De kleuren (bij rijpheid) zijn rood en geel. De planten werden gezaaid op een ‘meloenberg’7 of andere warme plaatsen. Ze komen alleen voor in de hoven van kruidliefhebbers, en worden als sierplant in potten op balustrades en in de etalage van apothekers gezet.8 Uit de 19e eeuw ontbreken voldoende gegevens, maar we nemen aan dat Spaanse peper ook destijds nog een bijzonder gewas was. Van zwarte peper is in de waterput één korrelfragment gevonden. Peper is een vanouds duur (peperduur) importproduct uit Zuid-Azië. Na de Middeleeuwen wordt peper echter door alle lagen van de bevolking wel gebruikt. Omdat maar weinig peper nodig is om het eten op smaak te brengen speelde de hoge prijs niet zo’n grote rol.
3
De Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid 1761, 108. Zie bijvoorbeeld Blankaart 1698, 73. 5 Simmonds 1979, 267. 6 Laurioux 1992, 66-67. 7 Een ‘meloenberg’ is een speciaal bereide plek in de tuin waar paardenmest in de ondergrond wordt verwerkt. Bij het verteren (broeien) van de mest komt veel warmte vrij wat bevorderlijk is voor de groei van warmteminnende gewassen. Meestal werd er een bak (broeibak) met glazen ramen overheen gezet (Van der Groen 1721, 39). 8 Nyland(t) 1682, 39; Van der Groen 1721, 36. 4
BIAXiaal 535
Figuur 2
3.5
4
e
18 -eeuwse afbeelding van Spaanse peper (© Kurt Stüber).
WILDE PLANTEN Veel plantenresten die in de waterput zijn gevonden, zijn afkomstig van wilde planten (onkruiden). Voor de herkomst van deze resten bestaan grofweg twee scenario’s. De eerste is dat ze afkomstig zijn van planten die in de nabijheid van de waterput hebben gestaan. Het kan dan gaan om onkruiden uit een lokale tuin of een andere soort vegetatie in de directe omgeving van de waterput. Een tweede scenario is dat de onkruiden afkomstig zijn van graanakkers. Omdat chemische onkruidbestrijding in de 19e eeuw nog bestond, en de vruchtbaarheid
BIAXiaal 535
5
van de akkers op peil werd gehouden met natuurlijke mest van uiteenlopende herkomst (inclusief nederzettingsafval) kwamen vroeger veel meer soorten onkruiden op graanakkers voor dan tegenwoordig. De onkruiden werden met het graan meegeoogst en veel zaden kwamen uiteindelijk via brood of andere graanproducten in beerputten en dergelijke terecht. Op deze manier kunnen de onkruiden (samen met het andere consumptieafval) in de waterput terecht zijn gekomen. Uiteraard is het mogelijk dat beide scenario’s een rol hebben gespeeld. Omdat in de waterput veel meer etensresten terecht zijn gekomen dan verwacht mag worden bij een gebruik van de put als waterput, denken we dat de put in een latere fase is gebruikt als beerput of voor het storten van keukenafval. In dit scenario zijn de meeste onkruiden meegegeten met graanproducten en op deze manier in de waterput terecht gekomen. Dat van de granen zelf geen resten zijn gevonden (behalve van de rijst, die niet in ons land kan zijn verbouwd), speelt geen rol. Hele graankorrels worden in consumptieafval soms niet gevonden omdat ze vermalen werden. Zemelen blijven vaak niet bewaard als de conserveringsomstandigheden niet optimaal zijn, en pollen van granen worden alleen gevonden als hiervoor speciale onderzoekspreparaten worden gemaakt. Dit is hier om budgettaire redenen niet gebeurd. Veel onkruiden zijn kenmerkend voor voedselrijke akkers en tuinen. Dat zijn bijvoorbeeld paarse dovenetel (Lamium purpureum), vogelmuur (Stellaria media), kleine brandnetel (Urtica dioica), zwarte en beklierde nachtschade (Solanum nigrum), perzikkruid (Persicaria maculosa) en gekroesde melkdistel (Sonchus asper). Het is goed mogelijk dat deze planten in een locale moestuin hebben gestaan, maar het is niet uit te sluiten dat ze op akkers tussen graan stonden. In dit laatste geval gaat het echter om graan of hakvruchten (aardappelen, bieten, rapen en dergelijke) die op een voedselrijke bodem werd verbouwd. Een aantal soorten is kenmerkend voor akkers op matig voedselrijke grond. Dat zijn bolderik (Agrostemma githago), hanenpoot (Echinochloa crus-galli), knopherik (Raphanus raphanistrum), geelrode naaldaar (Setaria pumila) en akkerviooltje (Viola arvensis). In archeologische context worden deze soorten vaak in relatie met rogge gevonden omdat dit graan meestal op relatief voedselarme, zandige bodem wordt verbouwd. De vondst van vinkenzaad (Neslia paniculata) is interessant. Vinkenzaad komt van nature niet in ons land voor, maar heeft een meer continentaal verspreidingsgebied. Vondsten van vinkenzaad in Nederlandse beerputten worden vaak in verband gebracht met graanimporten uit het Baltische gebied.9 In veel, vooral West-Nederlandse steden, zijn bewijzen gevonden voor consumptie van Baltisch graan. Er zijn geen eerdere vondsten van Vinkenzaad uit Eindhoven of andere Brabantse contexten bekend. Ook stijve klaverzuring (Oxalis stricta) hoort eigenlijk niet in ons land thuis, maar is afkomstig uit Noord-Amerika (figuur 3). In 1658 werd zij in de botanische tuin van Oxford ingevoerd en vandaaruit werden haar knolletjes (onbedoeld) met allerlei plantgoed over Europa verspreid. Vrij zeker is dat stijve klaverzuring
9
Zie voor een nuancering van deze theorie Kooistra et al. 1998.
BIAXiaal 535
6
in de 18e eeuw algemeen in Nederland voorkwam. Tegenwoordig komt de plant voornamelijk voor op vochtige, humeuze grond.10
Figuur 3
4.
Stijve klaverzuring (© wildflowerchild).
Conclusies en discussie Door het botanisch onderzoek zijn we iets te weten gekomen over (plantaardige) voedingsgewoonten en de activiteiten van de 19e-eeuwse bewoners van het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven. Uit de grote hoeveelheid resten van voedselplanten dat in de waterput is gevonden blijkt dat deze waarschijnlijk tijdens een latere fase van haar gebruik als beerput of voor het storten van keukenafval is gebruikt. Wat de granen betreft kon alleen de consumptie van rijst worden aangetoond. De ‘fruitschaal’ was rijk gevuld met onder andere hazelnoot, walnoot, vijg, appel, pruim, perzik, kers, braam, framboos, vlierbes en druif. Resten van groenten zijn niet veel gevonden maar dat komt omdat deze categorie voedselplanten een relatief slechte kans heeft om bewaard te blijven. In de waterput zijn wel aanwijzingen voor de consumptie van selderij gevonden. Het eten werd op smaak gebracht met zwarte peper en Spaanse peper. Tot slot moet met nadruk gesteld worden dat het onderzoek weliswaar veel informatie heeft opgeleverd, maar dat het beeld dat we van de voedingsgewoonten hebben gekregen zeker niet compleet is. Van veel 10
Weeda et al. 1988, 7.
BIAXiaal 535
7
voedingsmiddelen zijn geen resten gevonden omdat geen pollenonderzoek kon worden verricht. Veel plantaardige voedingsmiddelen worden namelijk gegeten in een stadium waarin de planten nog geen zaden hebben gevormd. Dat geldt voor bijna alle bladgroenten, bladkruiden en stengel-, knol- en bolgewassen. Ook geldt dit voor een aantal specerijen (kruidnagel, saffloer, kappertje). De kans om de consumptie van deze gewassen aan te tonen door middel van pollenonderzoek is vele malen groter dan bij traditioneel zadenonderzoek het geval is. Van andere voedingsmiddelen zijn geen resten teruggevonden omdat die niet bewaard zijn gebleven of niet goed herkenbaar zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor alle dranken. De bewoners aan de Hoogstraat-Sint Lambertusstraat zullen ongetwijfeld bier, wijn, koffie, thee en chocolade hebben gedronken. Harde bewijzen daarvoor, in de vorm van herkenbare resten, werden echter niet gevonden. Ook zuivelproducten blijven over het algemeen niet in herkenbare vorm bewaard. Ongetwijfeld kenden de 19e-eeuwse bewoners van het plangebied Hoogstraat-Sint Lambertustraat deze voedingsmiddelen ook, maar we hebben er geen resten van gevonden.
5.
Literatuur Blankaart, S., 1698: Den Nederlandschen Herbarius, Amsterdam (herdruk 1980, Groningen). Groen, J. van der, 1721: Den Nederlandtsen Hovenier, Amsterdam. Jobse-van Putten, J., 1995: Eenvoudig maar voedzaam. Cultuurgeschiedenis van de dagelijkse maaltijd in Nederland, Amsterdam. Kooistra, L.I., K. Hänninen, H. van Haaster & C. Vermeeren 1998: Voedselresten in beer en afval. Botanisch onderzoek aan beerputten, afvalkuilen en ophogingslagen van de steden Dordrecht en Nijmegen uit de 12e-20e eeuw, Amsterdam (BIAXiaal 52). Laurioux, B., 1992: De gouden eeuw der kruiden, in: E. Collet (red.), Specerijkelijk, Brussel, 60-69. Nylandt, P., 1682: De Nederlandse Herbarius of Kruydt-boeck, Amsterdam (facsimile uitgave: Schiedam, 1976). Simmonds, N.W., 1979: Evolution of Crop Plants, London etc. Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid, facsimile-uitgave van de druk uit 1761 (Amsterdam), Leiden 1965. Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra 1988: Nederlandse oecologische flora. Wilde planten en hun relaties 3, Deventer.
Bijlage 1
e
Eindhoven-Hoogstraat/Sint Lambertusstraat, resultaten van het macrorestenonderzoek aan de 19 eeuwse waterput. Alle resten zijn onverkoold. Legenda: + = 11-50, ++ 51-100, +++ = >100 resten, x = aanwezig (niet gekwantificeerd), cf. = gelijkend op (determinatie niet zeker).
vondstnummer
1
spoor
171
put
1
datering
19 eeuw
e
Gebruiksplanten Granen Oryza sativa, kafbasis
7
Rijst
Corylus avellana, schaalfragment
3
Hazelnoot
Ficus carica
5
Vijg
Juglans regia, schaalfragment
+
Walnoot
Malus domestica, klokhuisfragment
1
Appel
Fruit, zuidvruchten en noten
Prunus domestica
1
Pruim
Prunus persica, fragment
1
Perzik
Prunus, hilum
5
Prunus
Rubus fruticosus
4
Gewone braam
Rubus idaeus
1
Framboos
Sambucus nigra
1
Gewone vlier
Vitis vinifera
2
Druif/Krent/Rozijn
1
Selderij
Capsicum annuum
2
Spaanse peper
Piper nigrum
1
Zwarte peper
Neslia paniculata
3
Vinkenzaad
Oxalis stricta
17
Stijve klaverzuring
Aethusa cynapium
9
Hondspeterselie
Atriplex patula-type
+
Uitstaande melde/Spiesmelde
Chenopodium album
+
Melganzenvoet
Groenten Apium graveolens Kruiden en specerijen
Wilde planten Allochtone onkruiden
Onkruiden van voedselrijke akkers en tuinen
Chenopodium cf. ficifolium
1
Stippelganzenvoet?
Erysimum cheiranthoides
1
Gewone steenraket
Fallopia convolvulus
+
Zwaluwtong
Lamium purpureum
2
Paarse dovenetel
Mercurialis annua
7
Tuinbingelkruid
Persicaria maculosa
+
Perzikkruid
Senecio vulgaris
+
Klein kruiskruid
Sinapis arvensis
++
Herik
Sinapis arvensis, hauwfragment
1
Herik
Solanum nigrum
+
Zwarte en Beklierde nachtschade
Sonchus asper
1
Gekroesde melkdistel
vondstnummer
1
spoor
171
put
1
datering
19 eeuw
Stellaria media
8
Vogelmuur
Urtica urens
++
Kleine brandnetel
Agrostemma githago, fragment
1
Bolderik
Echinochloa crus-galli
1
Hanenpoot
Raphanus raphanistrum, hauwfragment
6
Knopherik
Setaria pumila
1
Geelrode naaldaar
Viola arvensis
6
Akkerviooltje
Poa annua
2
Straatgras
Polygonum aviculare
+
Gewoon varkensgras
Cirsium arvense/palustre
2
Akkerdistel/Kale jonker
Persicaria lapathifolia
2
Beklierde duizendknoop
Reseda lutea
1
Wilde reseda
2
Distel/Vederdistel
e
Onkruiden van matig voedselrijke akkers
Tredplanten
Planten van weinig betreden, voedselrijke ruigten
Diverse plantenvondsten Carduus/Cirsium Ranunculus repens-type
1
Kruipende boterbloem-type
Salix, knop
1
Wilg
Schoenoplectus lacustris
2
Mattenbies
Silene
1
Silene
Sphagnum
x
Veenmos
Vicia sativa
1
Smalle en Voederwikke
Vertebrata, bot
x
dierlijk bot
Gastropoda
x
huisjesslakken
houtskool
+++
houtskool
baksteen
x
spijker
1
resten ijzerbewerking
+++
textiel
x
afdruk textiel in verkoold (?) materiaal
x
Overige vondsten
afdruk textiel in verkoold (?) materiaal met blauw pigment 1 steenkool/verglaasd houtskool
x