EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 22.12.2009 C(2009)10665
Betreft:
Steunmaatregel N 524/2009 – Nederland Wijzigingen in het Nederlands Fonds voor de Film (N 291/2007)
Excellentie, 1.
PROCEDURE
(1)
Bij brief van 18 september 2009 hebben de Nederlandse autoriteiten een aantal wijzigingen aangemeld in de Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland die – als onderdeel van het Nederlands Fonds voor de Film – door de Commissie was goedgekeurd bij beschikking van 10 juli 2007, C (2007) 3231 (N 291/2007 - het Nederlands Fonds voor de Film)1 (hierna: beschikking van de Commissie van 10 juli 2007).
(2)
Op 4 november 2009 ontving de Commissie een klacht van Nedfilm & Television B.V. betreffende een wijziging van de voorwaarden voor de aanvaarding van een aanvraag in het kader van de Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland. Bij brief van 12 november 2009 verzocht de Commissie de Nederlandse autoriteiten een aantal vragen te beantwoorden en hun opmerkingen over de klacht te maken. Op 23 november 2009 verstrekten de Nederlandse autoriteiten hun antwoorden en opmerkingen aan de Commissie.
2.
BESCHRIJVING VAN DE AANGEMELDE MAATREGEL
(3)
De beschikking van de Commissie van 10 juli 2007 had zowel betrekking op de Uitvoeringsregeling Lange Speelfilm als de Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland.
(4)
De aangemelde wijzigingen houden alleen verband met de Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland. Deze subsidieregeling, de Suppletieregeling, heeft ten doel het bevorderen van de totstandkoming van bioscoopfilms die een culturele waarde hebben, omdat zij bijdragen aan de diversiteit van cultuuruitingen in
1
http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/comp-2007/n291-07.pdf
Zijne Excellentie de Heer Maxime VERHAGEN Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 NL - 2500 EB Den Haag Commission européenne, B-1049 Bruxelles – Belgique Europese Commissie, B-1049 Brussel – België Telefoon: 00- 32 (0) 2 299.11.11.
Nederland, én door hun toegankelijkheid in staat zijn grotere groepen van de bevolking te bereiken. (5)
De aanmelding ter zake betreft de volgende wijzigingen in de Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland: ¾ Het maximale steunbedrag voor de productie van een bioscoopfilm werd verlaagd van 2,5 miljoen euro naar 1,5 miljoen euro (terwijl het maximum van 35% van de filmkosten werd behouden). ¾ De maximale steunintensiteit voor een lowbudgetfilm of een moeilijke film (zoals gedefinieerd in artikel 5, lid 3, van de Uitvoeringsregeling Lange Speelfilm)2 werd verlaagd van 75% tot 55% van de productiekosten. ¾ De criteria voor de afwijzing van een aanvraag werden veranderd. Naast de eis dat een door de aanvrager, of een persoon binnen de organisatie van de aanvrager, in de periode van vijf kalenderjaren voorafgaand aan een subsidieaanvraag geproduceerde bioscoopfilm na de première minimaal 3 weken gelijktijdig vertoont geweest moet zijn in 3 of meer bioscopen in Nederland, moet deze film in die periode nu ook door minimaal 50 000 personen zijn bezocht. Terzelfder tijd, dient een dergelijke bioscoopfilm nu in de periode van zeven kalenderjaren voorafgaand aan een subsidieaanvraag geproduceerd te zijn, in plaats van de bovengenoemde periode van vijf kalenderjaren. Indien de aanvrager in hetzelfde kalenderjaar nogmaals een aanvraag voor een bioscoopfilm indient, wordt een dergelijke aanvraag afgewezen indien een in de voornoemde periode van zeven kalenderjaren door de aanvrager voortgebrachte bioscoopfilm niet door minimaal 100.000 bezoekers is bezocht. ¾ Tenslotte werd een aantal begrippen verduidelijkt en werden de procedure en de financiële discipline enigszins aangepast. Zo werd de formulering van de definitie van filmkosten verduidelijkt als "productiekosten (de kosten gemoeid met de voortbrenging van een bioscoopfilm), vermeerderd met de kosten voor de uitbrengkopieën en de marketing van de bioscoopfilm in bioscopen in Nederland"3.
(6)
Daarnaast bevestigden de Nederlandse autoriteiten dat het jaarlijks budget voor deze subsidieregeling verlaagd werd van 13 miljoen euro naar 12 miljoen euro met ingang van 1 januari 2009.
(7)
Inzake alle andere aspecten wordt verwezen naar de beschikking van de Commissie van 10 juli 2007.
3. BESCHRIJVING VAN DE KLACHT EN OPMERKINGEN VAN NEDERLAND (8)
2
3
De klager voert aan dat de wijziging van de criteria voor de afwijzing van een subsidieaanvraag (zie punt (5)) tot gevolg zal hebben dat een deel van de bestaande Zie de punten 14 - 16 van de Beschikking van de Commissie C (2007) 3231 (N 291/2007 - het Nederlands Fonds voor de Film) van 10 juli 2007. De ´eerdere´ definitie luidde als volgt: de totale kosten gemoeid met de voortbrenging van een bioscoopfilm, de uitbrengkopieën en de marketingkosten van de uitbreng van de bioscoopfilm in bioscopen in Nederland (zie punt 28 van de Beschikking van de Commissie C (2007) 3231). 2
Nederlandse producenten, alle nieuwkomende Nederlandse producenten en vrijwel alle producenten uit andere EU-lidstaten uitgesloten zullen worden. Volgens de klager is deze wijziging onevenredig en is zij in strijd met de regels betreffende het vrij verkeer van diensten, en resulteert zij in een verandering van de voorwaarden inzake het handelsverkeer en de mededinging in de Unie op een wijze die het gemeenschappelijk belang schaadt. (9)
Ten eerste voert de klager aan dat de wijziging geen betrekking heeft op de culturele inhoud van een film en dat de Suppletieregeling derhalve niet langer in aanmerking kan komen voor de uitzonderingsbepaling van artikel 107, lid 3, onder d), VWEU. Ten tweede betoogt de klager dat de wijziging niet bijdraagt tot het aantrekken van grotere groepen bezoekers aangezien zij een grote groep producenten uitsluit waardoor de concurrentiepositie van filmproducenten verslechtert in plaats van verbetert, op een wijze die onverenigbaar is met de interne markt.
(10) De Nederlandse autoriteiten bevestigden dat, ook na de wijzigingen in de subsidieregeling, niet alleen de bestaande aanvragers, maar ook vele andere, op de Nederlandse markt actieve, Nederlandse en Europese speelfilmproducenten toegang tot de regeling zullen hebben. Zij gaven aan dat in totaal minstens 33 Nederlandse productiehuizen, zowel grote als kleine, aan het gewijzigde criterium zouden voldoen. Daarenboven hebben de afgelopen zeven jaar meer dan 100 door Europese producenten uitgebrachte films meer dan 50 000 bezoekers getrokken, waardoor zij dus ook voldeden aan het gewijzigde criterium. (11) Van de in 2008 uitgekomen nieuwe Nederlandse bioscoopfilms heeft 57% tenminste 50 000 bezoekers getrokken (en 47% meer dan 100 000). Daarnaast benadrukken de Nederlandse autoriteiten de mogelijkheid dat een aanvrager die niet aan het criterium voldoet, een natuurlijk persoon met de juiste achtergrond als (mede)beleidsbepalend kan aanstellen, of een aanvraag kan indienen met een coproducent. De Nederlandse autoriteiten verduidelijkten voorts dat de gewijzigde eis verband hield met het tweede deel van de doelstelling van de regeling, dat wil zeggen "door hun toegankelijkheid in staat zijn grotere groepen van de bevolking te bereiken", alsook met een zekere garantie dat de aanvrager een producent is, die bekend is met het huidige productie- en vertoningklimaat. 4. BEOORDELING VAN DE MAATREGEL 4.1.
DE VRAAG OF ER SPRAKE IS VAN STAATSSTEUN
(12) Zoals reeds was uiteengezet in bovenvermelde beschikking van de Commissie van 10 juli 2007, vormt de maatregel staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. 4.2. VERENIGBAARHEID MET HET VWEU (13) De voorgenomen wijzigingen aan de Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland betreffen voornamelijk beperkingen van de maximale subsidie die een film kan krijgen door een vermindering van het maximale steunbedrag en de maximale steunintensiteit. Ook werd het jaarlijkse beschikbare budget voor deze subsidieregeling gereduceerd. Dat betekent dat de steunregeling inhoudelijk niet is gewijzigd. 3
(14) Wat de wijziging in verband met de afwijzing van aanvragen betreft, meent de Commissie op basis van de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte informatie, en in tegenstelling tot de beweringen van de klager dat de regeling niet in strijd is met het wettelijkheidsbeginsel, aangezien zij algemeen toegankelijk blijft voor alle begunstigden. Uit de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte informatie blijkt dat het criterium objectief en algemeen bereikbaar is. (15) Wat het argument van de klager betreft dat de betrokken wijziging geen verband houdt met de culturele inhoud, herinnert de Commissie eraan dat zij in haar beschikking van 10 juli 2007 reeds concludeerde dat de steun gericht was op een cultureel project, op basis van de in artikel 1 van de Suppletieregeling neergelegde criteria. De Commissie merkt op dat deze criteria niet zijn veranderd. (16) Dit betekent dat de staatssteunregeling inhoudelijk niet is gewijzigd. Deze regeling werd reeds voorheen overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder d), VWEU als verenigbaar met de interne markt goedgekeurd. (17) De beschikking van de Commissie van 10 juli 2007 tot goedkeuring van de Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland was gebaseerd op de mededeling van de Commissie in verband met de beoordelingscriteria voor staatssteun in de mededeling van de Commissie over bepaalde juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken (mededeling inzake film) van 16 september 20014, alsook rechtstreeks op basis van artikel 107, lid 3, onder d), VWEU. De geldigheid van de in de mededeling inzake film opgenomen verenigbaarheidscriteria werd verlengd bij mededeling van de Commissie van 16 maart 2004 tot 30 juni 2007, vervolgens bij mededeling van 13 juni 2007, tot 31 december 2009 en recentelijk bij mededeling van 28 januari 2009, tot 31 december 2012, zodat deze verenigbaarheidscriteria nog steeds geldig zijn. (18) De hierboven in punt (5) beschreven aangemelde wijzigingen zijn in overeenstemming met bovenvermelde mededeling omdat de voorwaarden voor toekenning van de steun voor het overige ongewijzigd zijn gebleven. Daarnaast wordt de evenredigheid van de maatregel gerespecteerd wat betreft steun voor de pre- en postproductie van audiovisuele werken, aangezien dit al als evenredig werd beoordeeld met de vorige (hogere) steunintensiteit en het (hoger) steunbedrag. 4.3. CONCLUSIE (19) De Commissie concludeert derhalve dat de gewijzigde Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU vormt, die evenwel verenigbaar is met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, onder d), VWEU. (20) De Commissie herinnert eraan dat de regeling goedgekeurd was tot 1 juli 2013 bij de beschikking van de Commissie van 10 juli 2007. De regeling kon tot 1 juli 2013 worden goedgekeurd omdat de Nederlandse autoriteiten hebben toegezegd alle aanpassingen aan te brengen die nodig mochten blijken wanneer bovenvermelde mededeling inzake film van de Commissie afloopt. 4
Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's over bepaalde juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken (COM(2001)534 definitief van 26.9.2001,PB C 43 van 16.2.2002). 4
5. BESLUIT (21) De wijzigingen in de Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland, zoals aangemeld door de Nederlandse autoriteiten, zijn verenigbaar met de interne markt overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder d), VWEU. De Commissie formuleert geen bezwaren in dit verband. (22) De Commissie herinnert de Nederlandse autoriteiten aan hun verplichting om jaarlijks een verslag over de tenuitvoerlegging van de regeling in te dienen. (23) Voorts herinnert de Commissie de Nederlandse autoriteiten eraan dat alle voornemens om deze regeling aan te passen, of een nieuwe regeling goed te keuren, bij de Commissie moeten worden gemeld overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU. (24) Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens mocht bevatten die niet mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat u instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op Internet: http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm. Dit verzoek dient via geëncrypteerde e-mail te worden gezonden aan:
[email protected] of, anders, bij faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Concurrentie Griffie Staatssteun B-1049 Brussel Fax nr: +32 2 296 1242 Met bijzondere hoogachting, Voor de Commissie
Neelie KROES Lid van de Commissie
5