Beleidsnotitie
Excellentie- en honoursonderwijs, de volgende fase
December 2015
Eindredactie: Rogier Moed Geschreven door de werkgroep samengesteld vanuit het netwerk: Ron Weerheijm, Hogeschool Rotterdam, Pieter Veenstra, Hanzehogeschool Groningen, Raymond ter Woord, Saxion. Namens alle betrokken hogescholen.
Beleidsnotitie Excellentie- en honoursonderwijs, de volgende fase
Hoofdstuk 1 Inleiding Excellentie- en honoursonderwijs heeft zich in de afgelopen tien jaar sterk ontwikkeld in het hoger onderwijs. Met het aflopen van het Siriusprogramma in 2015 start een nieuwe fase. Tot nu toe was het bij alle hogescholen vooral veel ontdekken door te doen. Gelijktijdig is er ook veel onderzoek gedaan. Er is onder meer gekeken naar de effecten van diverse innovatieve onderwijsvormen, de invloed van docentcompetenties en hoe de reguliere opleidingen kunnen profiteren van de positieve ervaringen van de excellentie- en honourstrajecten. Er is veel geëxperimenteerd en geleerd. Daardoor zijn er mooie programma’s ontworpen. Maar er moet ook nog veel gebeuren. Er zijn nog veel kansen en mogelijkheden. De tijd is nu om de volgende fase vorm te geven. Deze notitie geeft richting aan deze volgende fase. Het is geschreven voor alle hogescholen in Nederland, aangesloten bij de Vereniging Hogescholen (VH). Er is (nog) geen gemeenschappelijk beleid voor excellentie- en honoursonderwijs. Toch is het een onderwerp dat iedere hogeschool aan gaat. Het doel is om het gezamenlijke gesprek op gang te brengen over wat gewenst is als volgende stap voor alle hogescholen gezamenlijk. Deze notitie is geschreven op verzoek van Kees Boele, vanuit zijn rol als voorzitter van de portefeuille onderwijs binnen de VH. Hij heeft aan het actieve netwerk vanuit het aflopende Siriusprogramma gevraagd om ideeën op te schrijven voor de toekomst en de rol die de VH daarin kan spelen. Dit netwerk wil zich graag uitbreiden en openstellen voor de hogescholen die nu nog niet deelnemen. De eerste stap is te bespreken wat de gezamenlijke hogescholen willen. Daar is dit stuk voor bedoeld. Daarna komt de uitwerking van de concrete uitvoering. Om iets meer inzicht te krijgen waar over gesproken wordt, is een korte omschrijving opgenomen wat excellentieen honoursonderwijs is (hfstk. 2). Daarna worden vanuit macroperspectief de ontwikkelingen van de afgelopen jaren weergegeven (hfstk. 3). Er is hierbij bewust voor gekozen zoveel mogelijk inhoudelijke aspecten van excellentie- en honoursonderwijs achterwege te laten. De diversiteit is zo groot dat dit afleidt van de overkoepelende ontwikkeling. Ook willen de leden van het netwerk zichzelf niet als maatgevend zien voor hogescholen buiten dit netwerk. Juist openheid naar elkaar typeert de ontwikkeling. In het hierop volgende hoofdstuk (hfstk. 4) wordt een overzicht gegeven van de relevante ontwikkelingen die doorlopen naar de toekomst en de stappen die nodig zijn om tot een volgende fase te komen. Dit geheel wordt afgesloten met conclusies en een tweetal verzoeken aan de leden van de VH (hfstk. 5).
1
Beleidsnotitie Excellentie- en honoursonderwijs, de volgende fase
Hoofdstuk 2 Wat is excellentie- en honoursonderwijs? Helaas is het niet gemakkelijk de vraag te beantwoorden wat excellentie- en honoursonderwijs precies is. Dit is een medeoorzaak waarom het gesprek hierover soms zo moeilijk gaat. Waar hebben we het nu eigenlijk over? De twee termen, excellentie en honours, worden regelmatig door elkaar gebruikt. Dit komt voornamelijk omdat excellentie een breder begrip heeft en honours veelal als een onderdeel daarvan gezien wordt. Alleen in de praktijk blijkt het niet zo eenvoudig. Met excellentie in het onderwijs worden steeds vaker die vormen van onderwijs bedoeld die aanzetten tot bijzondere prestaties. Het is een overkoepelende naam geworden voor zeer diverse programma’s. Soms zijn dit master classes, een extra opdracht, een speciaal traject. Maar ook kan het een hele opleiding betreffen, die echt ontworpen is om zich anders te positioneren ten opzichte van de reguliere hbo-opleidingen. Met honoursonderwijs worden vaak trajecten of programma’s bedoeld die, dan wel multidisciplinair, dan wel binnen de eigen discipline (vakgebied), worden aangeboden. Het zijn onderwijsprogramma’s die ontworpen zijn voor studenten die meer willen en meer kunnen dan hun reguliere programma hen biedt. Het spreekt de gemotiveerde student aan, die een extra uitdaging wil. Dit zijn vaak extra programma’s, bovenop de reguliere opleiding. Soms is het ook een specifieke minor, waarmee studenten zich kunnen differentiëren. Zowel excellentie- als honoursprogramma’s hebben als primair doel een extra uitdaging te bieden voor de gemotiveerde en betere studenten. Soms zijn dit studenten die met prestaties al hebben aangetoond goed te zijn. Soms is het ook gebaseerd op het herkennen van de potentie van een student. Het streven is vaak de student aan te zetten tot professionele excellentie. Naast het primaire doel, dat zich richt op de student, zijn er ook secundaire doelen, die ook al duidelijk effect hebben gehad. Honoursonderwijs is vaak een proeftuin voor onderwijsinnovatie. Er wordt niet zozeer nieuwe kennis geleerd, maar juist geleerd om de reeds aanwezige kennis te gebruiken in complexere situaties. Dit vraagt om andere onderwijsconcepten. De succesvolle vormen, die ook aantoonbaar toepasbaar voor de grotere groep studenten zijn, worden al regelmatig in aangepaste vorm ingevoerd in het reguliere onderwijs. Dit vraagt natuurlijk ook veel van de docenten. Ook voor hen is verdergaande professionalisering van belang. Hierin zijn zij voorlopers. Zij zijn vaak zowel coach als leermeester. Hierbij inspireren ze de studenten om verder te kijken en anders met uitdagingen om te gaan dan het reguliere stappenplan hen vertelt. Uit deze algemene kenmerken blijkt hoe divers de mogelijkheden zijn en hoe moeilijk het daardoor is tot een specifieke definitie te komen. Er zijn ook bijna geen afbakeningen of gelijke kaders. Al een aantal jaren is er een wens dat hogescholen meer gaan differentiëren, zodat ze zich daarmee ook onderscheidend kunnen positioneren. In het geval van excellentie- en honoursonderwijs is dat ook gebeurd. Dit is ook door het Siriusprogramma juist gestimuleerd. Maar er is daarbij ook tegen de nadelen aangelopen. Zo lijkt het of elke hogeschool zelf het eigen wiel aan het uitvinden is wat betreft het excellentie- en honoursonderwijs. Het niet bestaan van eenduidige begrippen, zorgt regelmatig voor semantische verwarring. Binnen de eigen hogeschool is het vaak al moeilijk uit te leggen wat het precies is. Tussen de hogescholen is dit een hele uitdaging. Naar externe partijen toe, die tijdens en na het traject ook in aanraking komen met dezelfde terminologie, is dit verwarrend. Helemaal als zij met (studenten van) meerdere hogescholen in contact zijn. Hoewel er dus wel een gemeenschappelijk beeld is over dat honourstrajecten onderwijsprogramma’s zijn die ontworpen zijn voor studenten die meer willen en meer kunnen dan hun reguliere programma hen biedt en waarbij gestreefd wordt naar de student aan te zetten tot professionele excellentie, wordt in deze notitie dus bewust gesproken van ‘excellentie- en honoursonderwijs’. Dit wordt zo breed gehouden, omdat het alle enig omvangrijke activiteiten bedoelt, die voor de betere studenten worden aangeboden, met het doel aan te zetten tot bijzondere prestaties.
2
Beleidsnotitie Excellentie- en honoursonderwijs, de volgende fase
Hoofdstuk 3 Kort overzicht van wat er allemaal gebeurd is Nederland heeft lang de reputatie gehad op te leiden voor de middenmoot. Gestandaardiseerde opleidingen, waar, ongeacht de student, een vast programma doorlopen moet worden. De opvattingen hierover zijn langzamerhand veranderd. Er komt steeds meer ruimte voor specifieke groepen studenten. Al ruim tien jaar zijn hogescholen actief om onderwijsprogramma’s te ontwerpen voor de studenten die meer willen en kunnen. In dit hoofdstuk wordt vanuit macroperspectief gekeken naar de ontwikkelingen, waarbij bewust niet wordt ingezoomd op de activiteiten op een afzonderlijke hogeschool. In 2005 is er een onderzoek gedaan naar honoursprogramma’s in Nederland (Van Eijl, e.a., 2005). De universiteiten waren voorlopers ten opzichte van de hogescholen. Zij hadden toen al bijna allemaal honoursprogramma’s. Bij de hogescholen slechts enkele. Twee jaar later was dat al anders. Er zijn toen zestien honoursprogramma’s onderzocht bij evenzoveel hogescholen (Van Eijl, e.a., 2007). Deze varieerden in duur van 10 weken tot 4 jaar. Ook op andere kenmerken was er een grote diversiteit. Sommige van deze programma’s zijn ontwikkeld met subsidie van de Commissie Ruim Baan voor Talent. In 2008 is er een extra stimulans gekomen vanuit het ministerie met het Siriusprogramma, als onderdeel van het Platform Betatechniek. Zij hebben subsidies toegekend, op fifty-fifty-basis. Het voorstel moest wel voldoen aan twee hoofdkenmerken. Ten eerste moest het een extra aanbod voor de hele instelling genereren. Ten tweede moest het ten minste 5 % van de studentenpopulatie bereiken. Dit laatste is vooral gebaseerd op de algemene aanname dat 5 tot 10 % van de studentenpopulatie beduidend meer aankan dat het reguliere aanbod biedt en daarmee geïnteresseerd zou kunnen zijn in extra uitdagingen. Niet alle hogescholen hebben gebruikt gemaakt van de subsidies. Sommige hebben geen aanvraag gedaan, andere hebben zich terug getrokken en van weer andere werd de aanvraag niet gehonoreerd, om uiteenlopende reden. In 2010 is er op verzoek van de onderwijsraad een vervolgonderzoek geweest naar excellentieonderwijs in de hele keten (Mooij, e.a., 2010). Ook hierbij bleek dat er nog steeds heel veel varianten waren, op alle mogelijke dimensies. De pluriformiteit is heel rijk. Er is duidelijk van alle kanten naar eigen invulling en vormgeving gewerkt. Er is geen sprake van een keurslijf of beperkingen. Dit geeft bij alle partijen veel bewegingsruimte, die ook door iedereen graag benut wordt. Dat dit ook nadelen heeft, zoals al in hoofdstuk 2 aangegeven, is een uitdaging voor de toekomst. De wens om geen dwingend kader op te stellen, wordt alom gedeeld.
Netwerk Vanuit het Siriusprogramma is de afgelopen jaren actief geïnvesteerd om tot een netwerk te komen van hogescholen en universiteiten, die met elkaar kennis en ervaringen uitwisselen. Hogescholen die geen gebruik hebben gemaakt van de subsidie vanuit het Siriusprogramma waren in mindere mate of niet betrokken bij dit netwerk. Hierdoor is er op dit moment geen actueel totaal overzicht van wat er bij alle hogescholen op dit gebied is gebeurd. Het netwerk heeft in de afgelopen jaren verschillende functies gehad. Zo zijn vanuit het gezamenlijke netwerk de afgelopen zes jaar ieder jaar congressen georganiseerd. Universiteiten en hogescholen, uit binnen- en buitenland, komen bijeen om ervaringen en kennis uit te wisselen. Hierdoor zijn er actieve relaties ontstaan tussen hogescholen en universiteiten binnen Nederland, maar ook binnen Europa en met de Verenigde Staten. De hogescholen en universiteiten binnen het Sirius-netwerk hebben zich veelal door elkaar laten inspireren. Ook is er scherp gekeken naar Amerikaanse universiteiten. Daar is aandacht voor talent veel meer gemeengoed, waardoor de manier waarop zij daarmee omgaan ook bijdraagt aan de ideevorming hoe dat in Nederland past. Ook leren zij van ons. Wederzijdse bezoeken hebben plaatsgevonden. Actieve deelname in het netwerk leidt tot steeds meer gemeenschappelijke inzichten en beeldvorming. Zo zijn er, naast de congressen en internationale bezoeken, een aantal keer per jaar bijeenkomsten georganiseerd voor de trekkers van de excellentie- en honoursprogramma’s. Hierbij werd kennis en ervaring gedeeld over relevante ontwikkelingen en activiteiten. Ook werd er gezocht naar samenwerking, bijvoorbeeld bij onderzoek of het schrijven van publicaties. Ook zijn hogescholen bij elkaar gaan kijken en zijn er zelfs peer reviews bij elkaar uitgevoerd. Dit alles heeft geleid tot kwaliteitsverbetering en inhoudelijke discussies over wat deze vorm van onderwijs nu in essentie is en waar het toe moet leiden.
3
Beleidsnotitie Excellentie- en honoursonderwijs, de volgende fase
Onderzoek Afgelopen jaren is er ook in verschillende vormen onderzoek gedaan naar excellentie- en honoursonderwijs. Dit is van belang om uit de pioniersfase te komen. Zo is er een lectoraat opgezet, dat succesvol onderzoek doet op het gebied van excellentie- en honoursonderwijs. Ook heeft er promotieonderzoek plaatsgevonden naar de competenties van de docenten. En verder zijn er vele vormen van praktijkgericht onderzoek geweest op meerdere hogescholen. Alles heeft bijgedragen aan de successen van het excellentie- en honoursonderwijs, voor nu en in de toekomst. Een expliciet voorbeeld hiervan is de verkennende studie naar de eindprofielen van diverse honoursprogramma’s (‘Hogescholen leiden hun talenten op tot excellente professional’, 2014). Dit wordt in een vervolgonderzoek op dit moment nog verder uitgewerkt.
Gezamenlijk manifest Door de actief bij elkaar betrokken hogescholen en universiteiten is steeds gezocht naar hoe van elkaar te leren en gezamenlijk verder te komen met behoud van optimale eigen speelruimte. Dit heeft er toe geleidt dat er geen standaarden zijn en een complete diversiteit aan programma’s. Toch zijn er wel een aantal overkoepelende uitdagingen, functies en opdrachten. Deze zijn geformuleerd in een manifest in 2014 (Manifest voor excellentieonderwijs in de toekomst), dat is aangeboden aan de minister op een Summit meeting vanuit Sirius. Naast het verzorgen van onderwijsprogramma’s voor de studenten die meer willen en kunnen, zijn ook de volgende functies zichtbaar: -
Een maatschappelijke functie: doordat honoursonderwijs veelal uitgaat van complexe maatschappelijke vraagstukken, worden niet alleen deze onderzocht en soms opgelost, maar leren de studenten ook om betrokken te zijn bij de maatschappij en hier een bijdrage in te leveren.
-
De ontwikkeling van docenten: door het innovatie karakter van het onderwijs, vraagt dit om docenten die durven te experimenten met andere didactische vormen. Vanuit deze experimenten en proeftuinen, stralen de successen inmiddels ook uit naar de reguliere opleidingen. De professionele opvattingen en professionele ruimte van docenten worden op deze manier ook steeds groter.
-
Innovatie: het excellentie- en honoursonderwijs zijn broedplaatsen gebleken voor onderwijsinnovatie. Door te experimenteren, samenwerking te zoeken met onderzoekers en maatschappelijke en commerciële organisaties, out-of-the-box denken en doen te stimuleren, zijn er diverse succesvolle innovatieve concepten uitgewerkt en succesvol ingevoerd in reguliere opleidingen.
-
Aansluiting en samenwerking met middelbaar onderwijs en universiteiten: hoewel echt nog in de kinderschoenen, is de eerste afstemming en samenwerking tot stand gekomen tussen het middelbaar en hoger onderwijs. Ook met de universiteiten wordt steeds meer samengewerkt. Door aandacht te geven aan excellentie binnen de hele onderwijsketen, wordt een inspirerende cultuur rondom (excellente) samenwerking gecreëerd.
-
Samenwerking met het beroepenveld: in veel honoursprogramma’s staat het samenwerken met spelers uit het beroepenveld centraal. Vaak komen zij met een ingewikkelde vraagstelling. Door deze integratie, ontstaan er mogelijkheden om maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven steeds meer te betrekken bij het onderwijs en creëert dit mogelijkheden voor integratie met praktijkgericht onderzoek.
-
Er blijkt dat de alumni van honoursprogramma’s een sterkere betrokkenheid houden bij het onderwijsinstituut dan de gemiddelde student. Dit biedt diverse kansen om de samenwerking met het beroepenveld steeds intensiever vorm te geven vanuit gezonde en oprechte verhoudingen.
Volgende fase Met bovenstaand overzicht, in het gezamenlijk tot stand gekomen manifest, wordt de volgende fase ingeluid. De pioniersfase is voorbij en er is een behoefte aan duurzamere invulling van het excellentie- en honoursonderwijs bij de hogescholen. Ook het ministerie zet de komende jaren specifiek in op het door ontwikkelen van honoursprogramma’s. In ‘De waarde(n) van weten, strategische agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015-2025’ staat te lezen (p.45): “De afgelopen jaren is er een kwaliteitscultuur in het hoger onderwijs ontstaan waarin uitblinken en talentontwikkeling gestimuleerd worden. Het Siriusprogramma heeft daar enorm aan bijgedragen. Universiteiten en hogescholen hebben met het Siriusprogramma een cultuuromslag teweeg gebracht. Aandacht voor individuele talenten en
4
Beleidsnotitie Excellentie- en honoursonderwijs, de volgende fase
capaciteiten, middels excellentieprogramma’s, is steeds meer in de spotlight komen te staan. Deze ontwikkeling moet met kracht worden doorgezet. Alle universiteiten hebben momenteel honoursprogramma’s op bachelorniveau. Om de bestaande honoursprogramma’s te continueren, de kwaliteit te waarborgen en blijvend te innoveren is een kritische massa nodig. (…) Om als Nederland een voorlopersrol te behouden in het honoursonderwijs en talentontwikkeling, is blijvende inzet en aandacht nodig. Het zijn door hun unieke positie waardevolle proeftuinen van onderwijsinnovatie en –kwaliteit die deels ook het reguliere onderwijs kunnen beïnvloeden. Zo profiteren alle studenten ervan. Ik wil daarom de eerste jaren zo’n 10% van de middelen uit het studievoorschot benutten om aan talentprogramma’s, waaronder honoursprogramma’s, een krachtig vervolg te geven.” Aldus minister Bussemaker. In ‘HBO2025 Wendbaar en Weerbaar’ wordt de gezamenlijke ambitie van alle hogescholen, die aangesloten zijn bij de Vereniging Hogescholen, verwoord. Hierin wordt met letterlijke woorden vermeld dat het honourstraject tot het standaardpakket gaat behoren. Hoe dit er uit gaat zien, is aan de hogeschool zelf. Een gezamenlijke ambitie is er in ieder geval. Het zou mooi zijn om voort te bouwen op wat er al is, bij alle hogescholen. In het volgende hoofdstuk wordt daar een voorzet voor gedaan.
5
Beleidsnotitie Excellentie- en honoursonderwijs, de volgende fase
Hoofdstuk 4 De volgende fase: welke beweging is er al en wat is nog meer nodig? Het excellentie- en honoursonderwijs heeft een aantal jaren kunnen pionieren en heeft zichzelf uitgevonden binnen het hoger onderwijs. Dit hoofdstuk biedt inzicht in een aantal bewegingen die al zijn ingezet, zoals in het vorige hoofdstuk al benoemd, en nog verder gevoed kunnen worden om tot een volgende fase te komen. Welke beweging is er al? Binnen de afzonderlijke hogescholen en vanuit het Siriusnetwerk zijn de afgelopen jaren al veel positieve bewegingen tot stand gekomen. Hieronder een overzicht. Onderzoek naar gemeenschappelijke doel van het honoursonderwijs In beginsel was er veel onduidelijkheid over wat een honoursstudent nou precies onderscheidt van een reguliere student. Door de verscheidenheid aan programma’s en de verschillende formuleringen is er geen eenduidig profiel. Er is een aanzet gedaan door een aantal hogescholen om dit inzichtelijk te maken. Vervolgonderzoek is op dit moment gaande. Wanneer honoursprogramma’s voor een groot deel tot dezelfde doelen opleiden, waarbij de weg daarnaar toe nog steeds kan verschillen, zou dit kunnen helpen om er een duidelijkere identiteit aan te geven. Het zou hierbij welkom zijn dat hogescholen die niet hebben deelgenomen in het Siriusnetwerk, ook hierbij betrokken raken. Onderzoek naar didactiek en onderwijsconcepten Er wordt bij de meeste hogescholen die excellentie- en honoursprogramma’s uitvoeren, ook gekeken naar de effecten hiervan en hoe deze vaak innovatieve onderwijsconcepten en didactiek ook voor het reguliere onderwijs kunnen worden ingezet. Binnen het Siriusnetwerk is wel steeds afstemming geweest over wat door wie onderzocht wordt en hoe dit ook door anderen gebruikt kan worden. Landelijk en internationaal zou er echter nog veel meer samengewerkt en gedeeld kunnen worden over succesvolle onderwijsconcepten en didactiek. Vervolgonderzoeken die breder uitgezet worden, zouden een sterke stimulans kunnen zijn om naast de blijvende innovaties, ook de transfer naar het reguliere onderwijs te stimuleren. Het versterken van de nationale onderzoeksagenda zou hierbij een welkom middel zijn. Docentcompetenties Ook is er op verschillende hogescholen een steeds scherper beeld ontstaan, wat van de docent, die lesgeeft binnen deze speciale vorm van onderwijs, gevraagd wordt. Met het promotieonderzoek “intelligent Interveniëren. Docentprofessionalisering voor honoursonderwijs.” (Lappia 2015) is aangetoond dat docenten die hierin specifiek geschoold en getraind zijn significant meer impact hebben. Het docentenprofiel kan scherper worden ingevuld, waarbij de hogescholen samen kunnen werken. Hierbij is niet het doel om een nieuwe docentenfunctie te creëren, maar wel om de kenmerken en competenties die hierbij horen scherp te krijgen. Ook wanneer deze competenties gekoppeld zijn aan specifieke onderwijsvormen, kan bij de transfer naar het reguliere onderwijs, gekeken worden of het betreffende docententeam deze competenties genoeg in huis heeft. Netwerkvorming, zowel landelijk, als Europees, als mondiaal. Er is vanuit het Siriusprogramma een netwerk van een beperkt aantal actieve en betrokken hogescholen. Ook universiteiten zijn betrokken in dit netwerk. Naast nationaal zijn ook in Europees verband actieve relaties gelegd. Het nut van dit netwerk zal inmiddels duidelijk zijn. En de continuering, verbreding en versterking hiervan ook. Nu het Siriusprogramma als coördinerende kracht wegvalt, is het aan de ene kant zoeken naar een nieuwe invulling van deze coördinatie. Aan de andere kant, biedt deze volgende fase ook weer kansen voor nog niet aangesloten hogescholen, om ook deel te nemen aan een groter netwerk. Vanuit het Siriusnetwerk is grote nieuwsgierigheid naar hoe andere hogescholen met dit onderwerp zijn omgegaan. Zij staan erg open voor de inbreng vanuit deze hogescholen.
Wat is er nog meer nodig? Afgelopen jaren bleek vanuit de partners in dit netwerk dat er een aantal stappen zijn die de hogescholen nog kunnen nemen. Hieronder een kort overzicht. Een vaste, duurzame plek binnen de eigen hogeschool Door de pioniersfase in de afgelopen jaren, is het excellentie- en honoursonderwijs veelal op projectbasis gefinancierd. Aflopende subsidies, bezuiniging of veranderende agenda’s, maken de continuïteit kwetsbaar. Zowel vanuit het ministerie als vanuit de Vereniging Hogescholen is duidelijk geformuleerd dat ook de komende tien jaar in ieder geval de lijn moet worden doorgezet en dat het ook een vaste plek krijgt.
6
Beleidsnotitie Excellentie- en honoursonderwijs, de volgende fase
Dit betekent ook dat het enorm zou helpen wanneer het van een programma- of projectstatus verandert in een regulier onderdeel van het onderwijs binnen de hogescholen. Pas dan krijgt het ook een echte vaste plek in het hoger onderwijs. Eigenaarschap ook bij de opleidingen Bij veel hogescholen blijkt door de project- of programmastatus er een apart team van medewerkers verantwoordelijk voor dit onderwerp. Doordat dit hierdoor veelal centraal wordt aangestuurd, blijft het eigenaarschap ook vaak op dit centrale niveau. Binnen de opleidingen wordt het dan ook nog regelmatig ervaren als iets dat van “boven” of “centraal” komt. Gelukkig lang niet overal, maar er is soms weinig gevoel van eigenaarschap bij de opleidingen zelf. Dit zijn gemiste kansen. Het veel meer actief betrekken van de reguliere organen binnen een opleiding, zoals de curriculum commissie en de examencommissie, zouden kunnen helpen om de integratie binnen de hogeschool te kunnen bewerkstellen. Dit is uiteraard aan iedere hogeschool zelf om dit vorm te geven. Nog meer integratie met praktijkgericht onderzoek, binnen communities, met lectoraten, centres of expertise of andere vormen waar de samenwerking met partijen uit de maatschappij en beroepenveld gestalte krijgt. Er is veel gaande in het hoger onderwijs. De toenemende verwevenheid van onderwijs en praktijkgericht onderzoek en de diverse vormen van samenwerkingsverbanden met maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven zijn slechts twee sterke ontwikkelingen. Hoewel het doel niet hoeft te zijn om alles met alles te integreren, is er wel veel ruimte om op organische wijze deze elementen met elkaar in contact te brengen. Zowel excellentie- als honoursonderwijs speelt zich juist op deze nieuwe terreinen af. Het zijn voorlopers, ook op dit gebied. En door het open, onderzoekende en multidisciplinaire karakter ervan, kan juist het excellentie- en honoursonderwijs ook voor deze andere ontwikkelingen een proeftuin zijn.
Vervolgstappen Wanneer we ‘HBO2025 Wendbaar en Weerbaar‘, het gezamenlijke visiestuk van alle hogescholen, er op na slaan, dan laat dit weinig ruimte voor interpretatie. Alle hogescholen hebben hier gezamenlijk in geformuleerd dat zij excellentie- en honoursonderwijs verder gaan ontwikkelen. Op p. 15 staat “De commissie-Veerman gaf aan: “Differentiatie in het onderwijsaanbod is kansen vergroten.’ Honourstraject, Associate Degree (AD), community college en professionele master behoren in 2025 tot het standaardpakket. Al deze opleidingen staan in het teken van persoonlijk maatwerk.” Deze ambitie is helemaal in lijn met de wens vanuit het ministerie, zoals in hoofdstuk 3 aangegeven. Ook de hogescholen die betrokken zijn in het Siriusnetwerk omarmen dit uiteraard. Maar welke stappen kunnen nu gezet worden om dit ook te bereiken? Vanuit dit netwerk zijn ideeën hierover geformuleerd. Geen keurslijf Belangrijkste punt is dat niemand wil dat er beperkende kaders gaan ontstaan. Een keurslijf haalt al het enthousiasme en eigenaarschap weg. Er kan op organische wijze gezocht worden naar verbeteringen. Dit kan door onderzoek, door peer reviews, door kennis- en ervaringsuitwisselingen. Voortzetten netwerk tussen hogescholen en universiteiten Nu het Siriusprogramma niet meer betrokken is bij het hoger onderwijs, is het zoeken naar een andere vorm van coördinatie van het nationale netwerk. De betreffende hogescholen hebben aangegeven dit de komende tijd graag onderling te willen invullen. Pas wanneer het netwerk substantieel groeit of de taak er van verandert, kan gekeken te worden hoe dit anders te organiseren. Uitbreiden landelijk netwerk Door de hogescholen die actief betrokken zijn in dit netwerk is expliciet en collectief de wens uitgesproken om ook andere hogescholen hierbij te betrekken. Er is grote nieuwsgierigheid wat er op andere plekken is gebeurd. Dit zou ook een gelegenheid zijn om het leerproces te verbreden en verdiepen. Verstevigen internationaal netwerk Zowel met instituten binnen Europa als met de Verenigde Staten worden steeds intensievere banden opgebouwd. Er wordt veel van elkaar geleerd. Deze internationale netwerkvorming vraagt veel tijd en inspanning. Het zou krachtig zijn wanneer vanuit de hogescholen expliciet deze internationalisering wordt gestimuleerd.
In het laatste hoofdstuk, met conclusie en verzoek, wordt concreet weergegeven wat de leden van de Vereniging Hogescholen hierbij kunnen betekenen.
7
Beleidsnotitie Excellentie- en honoursonderwijs, de volgende fase
Hoofdstuk 5 Conclusie en verzoek Met deze notitie is een voorzet gemaakt om de volgende fase van excellentie- en honoursonderwijs in te gaan. Zoals in de inleiding al aangegeven is het doel om het gezamenlijke gesprek op gang te brengen over wat gewenst is als volgende stap voor alle hogescholen gezamenlijk. Er is bewust voor gekozen om niet de inhoudelijke aspecten van de diverse trajecten op de hogescholen weer te geven. Dit is gedaan omdat vanuit het (voormalige) Siriusnetwerk nadrukkelijk de wens is om meer hogescholen in Nederland bij deze ontwikkeling aan te laten sluiten en gezamenlijk op te trekken om de aandacht voor excellentie- en honoursonderwijs te behouden en te versterken. Met deze beleidsnotitie wordt inzicht gegeven in wat de ontwikkelingen ten aanzien van excellentie- en honoursonderwijs zijn geweest en wat de kansen zijn voor de toekomst. Het hoopt hiermee alle drempels weg te halen om dit gezamenlijk aan te gaan. Zonder keurslijf, met ieder haar eigen programma’s, maar wel in openheid naar elkaar en in bereidwilligheid om deel te nemen aan kennis- en ervaringsuitwisseling. Het verzoek is dan ook expliciet aan alle leden van de Vereniging Hogescholen om onderstaande twee vragen te bespreken: Ondersteunen de leden van de VH de wens om het netwerk rondom excellentie- en honoursonderwijs uit te breiden? Dit zou bijvoorbeeld geconcretiseerd kunnen worden door een afgevaardigde van iedere hogeschool, die excellentie- of honoursonderwijs aanbiedt, deel te laten nemen aan dit netwerk. Zijn de leden van de VH bereid het honoursonderwijs een duurzame plek te geven op de VH-agenda, door bij relevante ontwikkelingen hierover opnieuw met elkaar in gesprek te gaan en ook richting externe partijen, zoals het ministerie, dit onderwerp te vertegenwoordigen? Dit zou bijvoorbeeld geconcretiseerd kunnen worden door een actieve relatie te onderhouden tussen Kees Boele, namens de portefeuille Onderwijs, een medewerker van de VH, en vertegenwoordigers van het landelijk netwerk.
8
Beleidsnotitie Excellentie- en honoursonderwijs, de volgende fase
Gebruikte bronnen Eijl, P. J. van, Wolfensberger, M., Schreve-Brinkman, L., & Pilot, A. (2007). Honours, tool for promoting excellence. Eindrapport van het project ‘Talentontwikkeling in Honours programma’s en de meerwaarde die dat oplevert’. IVLOS mededelingen, nr. 82. Eijl, P. J. van, Wolfensberger, M. V. C., Tilborgh, P. J. van, & Pilot, A. (2005). Honoursprogramma’s in Nederland: Resultaten van een landelijke inventarisatie in 2004. IVLOS mededelingen, nr.77. Janssen, M. & Gramberg, E. (2014). Manifest voor excellentieonderwijs in de toekomst, oktober 2014, Hogeschool van Amsterdam en Sirius Programma. Lappia, J. (2015). intelligent Interveniëren. Docentprofessionalisering voor honoursonderwijs. Proefschrift Universiteit Twente, Enschede. Mooij, T. & Fettelaar D. (2010). Naar excellente scholen, leraren, leerlingen en studenten. Opdrachtgever: Onderwijsraad, projectnummer: 34000636.
Bronnen zonder expliciete auteur: HBO2025 Wendbaar en Weerbaar, mei 2015, Vereniging Hogescholen, Den Haag Hogescholen leiden hun talenten op tot excellente professional, oktober 2014, uitgevoerd door de deelnemende hogescholen, uitgave van Sirius Programma. De waarde(n) van weten, Strategische agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015-2025, juli 2015, Directie Hoger Onderwijs & Studiefinanciering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
9