EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 27.XI.2007 C(2007)5894
Betreft: Staatssteun N 405/2007 - Nederland Bioterials
Excellentie,
1.
PROCEDURE
(1)
Bij brief van 11 juli 2007, geregistreerd op dezelfde dag bij de Commissie, hebben de Nederlandse autoriteiten overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, de individuele steunmaatregel Bioterials aangemeld.
(2)
Aangezien de ontvangen informatie niet toereikend was om de verenigbaarheid van de maatregel met de gemeenschappelijke markt te beoordelen, beschouwde de Commissie de aanmelding als onvolledig. Derhalve verzocht de Commissie de Nederlandse autoriteiten bij brief van 6 september 2007 om aanvullende informatie. De Nederlandse autoriteiten hebben daarop geantwoord bij brief van 17 oktober 2007, geregistreerd op dezelfde dag.
2.
BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL
(3)
De betrokken steun zal verleend worden voor een O&O-project betreffende nieuwe biologische materialen – "Bioterials". Het O&O-project is toegespitst op medische coatings, biologische markers, systemen voor de aflevering van medicijnen en substraten en implantaten voor zachte en harde weefsels. Daarvoor worden drie strategische subprojecten opgezet. Volgens de Nederlandse autoriteiten is elk van deze subprojecten gericht op een bijzonder, manifest probleem in de gezondheidszorg.
Zijne Excellentie de Heer Maxime VERHAGEN Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 NL - 2500 EB Den Haag Europese Commissie, B-1049 Brussel – België Telefoon: 00- 32 (0) 2 299.11.11
(4)
De uitvoering van het project gebeurt in onderlinge samenwerking tussen de Universiteit Maastricht (UM) en het Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM) enerzijds, en een grote onderneming, met name DSM Research B.V. (DSM), anderzijds. De betrokken partijen hebben daartoe een onderzoek en ontwikkelingsovereenkomst gesloten.
(5)
Het betrokken O&O-project maakt deel uit van een bredere, strategische alliantie tussen de betrokken partijen. In een later stadium van hun alliantie zijn de partijen voornemens een instituut op te richten van de Universiteit Maastricht.
2.1. Steunverlenende autoriteiten (6)
De steun voor Bioterials zal verleend worden door het Nederlandse Ministerie van Economische zaken in samenwerking met de Provincie Limburg. Elk van deze autoriteiten draagt 50% van het steunbedrag. Volgens de aanmeldingsdocumenten is het Ministerie van Economische zaken de bevoegde steunverlenende autoriteit.
2.2. Rechtsgrond – Wat betreft subsidies via het Ministerie van Economische zaken: Kaderwet EZsubsidies; – Wat betreft subsidies via de Provincie Limburg: – Algemene Wet Bestuursrecht; – Algemene Subsidieverordening 2004; – Nadere subsidieregels voor de bevordering van de economische ontwikkeling. 2.3. Begunstigden van de steun (7)
De steunmaatregel omvat financiële steun voor een grote onderneming, een universiteit en een ziekenhuis. 2.3.1.
DSM Research B.V.
(8)
DSM Research B.V. behoort tot DSM. DSM heeft haar hoofdzetel in Nederland en vestigingen in Europa, Azië, Afrika, Australië en Noord- en Zuid-Amerika. DSM is wereldwijd actief op het gebied van "voedings- en farmaceutische ingrediënten, performance materials en industriële chemicaliën1. Met het oog op de steunaanmelding ter zake, hebben de Nederlandse autoriteiten de Commissie meegedeeld dat DSM actief is in de chemische en farmaceutische industrie en dat de onderneming chemicaliën, chemische producten en kunstmatige vezels produceert.
(9)
Volgens de geconsolideerde financiële kerncijfers van DSM voor het jaar 20061, – bedroeg de netto-omzet 8 352 miljoen euro;
1
http://www.dsm.com/en_US/downloads/invest/key_financial_data_06_en.pdf 2
– bedroeg de nettowinst 547 miljoen euro; – bedroeg de nettowinst voor het jaar 2005, 527 miljoen euro. 2.3.2.
Universiteit Maastricht; Academisch Ziekenhuis Maastricht
(10) Volgens de Nederlandse autoriteiten zijn UM en AZM onderzoekinstellingen die zowel economische als niet-economische activiteiten ontplooien. De Nederlandse autoriteiten verzekerden de Commissie ervan dat alleen de niet-economische activiteiten van deze instellingen in aanmerking zullen komen voor steun krachtens deze maatregel. De O&O-activiteiten in het kader van Bioterials zullen strikt gescheiden zijn van de economische activiteiten van deze onderzoekinstellingen. (11) In dat verband deelden de Nederlandse autoriteiten de Commissie mee dat de betrokken O&O-activiteiten geen verband houden met de economische activiteiten van deze instellingen. In ieder geval zal een eventuele onrechtmatige kruissubsidiëring van economische activiteiten door openbare middelen voor het Bioterials-project uitgesloten zijn, aangezien de economische en niet-economische activiteiten strikt gescheiden zijn in de boekhouding van UM en AZM. De Nederlandse autoriteiten hebben uitdrukkelijk gegarandeerd dat ze alle noodzakelijke maatregelen zullen nemen om een onrechtmatige spill-over van openbare middelen naar de economische activiteiten van deze instellingen te vermijden. 2.4. Steuninstrument en budget (12) De steun zal worden verstrekt in de vorm van een niet-terugbetaalbare directe subsidie. (13) Het totale steunbedrag beloopt 1 502 000 euro en wordt in een enkele schijf betaald. 751 000 euro wordt gefinancierd uit het budget van het Ministerie van Economische zaken en nogmaals hetzelfde bedrag door de Provincie Limburg. (14) De steun wordt als volgt onder de partijen verdeeld: EUR DSM
719 250
UM & AZM
782 734
Totaal steunbedrag
1 501 984
2.5. Subsidiabele activiteiten – drie subprojecten (15) Bioterials behelst drie subprojecten: – CORDIAL - Controlled epicardial drug release for prophylaxis of postoperative atrial fibrillation: Het onderzoek zal toegespitst zijn op de verbetering van de efficiëntie van medicijnen 3
en de vermindering van neveneffecten. De belangrijkste aan te pakken problemen zijn de ontwikkeling van een implantaat voor de langzame afgifte van een geneesmiddel en een nieuwe applicatietechnologie. Zo hoopt het onderzoeksconsortium het probleem van postoperatieve atriumfibrillatie (AF) op te lossen, wat als belangrijkste complicatie na een operatie bij hartpatiënten wordt beschouwd. – Coating – Slimme bio coatings om een langdurig gebruik van extra corporale hartlongmachines mogelijk te maken: Het doel is een nieuwe inwendige coating voor hart-longmachines te ontwikkelen om de gevolgen van interacties tussen het bloed en vreemde materialen, zoals bloedstolling, beschadiging van bloedcellen en bloedvateninfecties, te verminderen. Door deze nieuwe coating kunnen hartpatiënten langduriger behandeld worden. – Drug Release - Controlled intravascular drug release for enhancement of tissue perfusion in peripheral arterial disease (PAD): Het subproject heeft betrekking op PAD, een ziekte die veroorzaakt wordt door de vernauwing van de arteriële bloedvaten in de ledematen als gevolg van aderverkalking. Het doel is een systeem voor de afgifte van een gecontroleerde dosis geneesmiddel binnen de slagader te ontwikkelen om de vorming van nieuwe bloedvaten te stimuleren. De bedoeling is een matrix van een intravasculair polymeer biomateriaal te gebruiken als geneesmiddelreservoir. 2.6. Onderzoekstadia (16) Het bioterials-onderzoek valt in de categorie van industrieel onderzoek. De Nederlandse autoriteiten hebben gedetailleerde informatie verstrekt over de structuur, inhoud, doelstelling, activiteiten, aanpak en achtergrond van elk subproject. (17) De subsidiabele onderzoekactiviteiten richten zich op een manifest probleem in de gezondheidszorg. De aanpak is er een van een exploratieve studie met initiële conceptontwikkeling volgens een zeven-stapsproces: 1. inventarisatie van relevante litteratuur en praktijkproblemen; 2. systematische analyse en deelanalyses; 3. multidisciplinaire brainstorm; 4. specificatie van mogelijke oplossingen, ontwikkeling van nieuwe concepten (inclusief "molecular engineering"); 5. toetsing van de oplossingen aan de analyse; 6. uitwerking oplossing tot een werkend concept; 7. toetsing van het werkend concept aan klinische praktijk. (18) Onder uitdrukkelijke verwijzing naar de specifieke voorbeelden en toelichtingen die opgenomen zijn in het Frascati-handboek2, heeft de Commissie de Nederlandse 2
Frascati manual on the Measurement of Scientific and technological Activities, Proposed Standard Practice for Surveys on Research and Experimental Development; OESO, 2002. 4
autoriteiten verzocht hun classificatie van het Bioterial-onderzoek meer gedetailleerd te omschrijven, in het bijzonder wat stap 7 van bovenvermeld concept betreft. In de gedetailleerde informatie daarover werd ingegaan op de definitie van klinisch onderzoek, tests en haalbaarheidsstudies bij patiënten die een coronaire bypass-operatie ondergaan, en de uitwerking van een gedetailleerd klinisch protocol. (19) De Nederlandse autoriteiten antwoordden de Commissie dat voor de drie deelprojecten binnen het Bioterials-project uitdrukkelijk bepaald is dat de werkzaamheden beperkt worden tot wat ondubbelzinnig omschreven werd als industrieel onderzoek. Volgens de Nederlandse autoriteiten houdt dit in dat tests en beoordeling van nieuwe biomedische materialen in het kader van het Bioterialsproject in vitro en in vivo uitgevoerd zullen worden, waarbij als beperking geldt dat alleen representatieve dierlijke modellen gebruikt kunnen worden, maar nooit menselijke vrijwilligers of patiënten. Klinische tests komen niet in aanmerking voor Bioterials-steun. (20) De Nederlandse autoriteiten hebben uitdrukkelijk gegarandeerd dat geen enkele van de activiteiten binnen het Bioterials-project zich dichter bij de markt zullen bevinden dan het industrieel onderzoek. De fase-I, II en III-klinische testen waren weliswaar vermeld in het aan de Commissie voorgelegde projectplan, maar zullen uitgesloten zijn van de subsidiabele O&O-activiteiten. (21) Volgens de Nederlandse autoriteiten hebben alle betrokken partijen verklaard dat zij zich er ten volle van bewust zijn dat het volledige Bioterials-project binnen het gebied van industrieel onderzoek moet blijven en dat daarop voortdurend zal worden toegezien. 2.7. Samenwerking tussen ondernemingen en onderzoekinstellingen; behandeling van de intellectuele-eigendomsrechten (IPR's) (22) Het Bioterials-onderzoek zal gezamenlijk worden uitgevoerd door DSM en onderzoekinstellingen. (23) Overeenkomstig de bepalingen van de O&O-overeenkomst zullen de onderzoekinstellingen, op eerste verzoek van DSM, hun IPR's en/of claims met betrekking tot de door DSM aangegeven projectresultaten overdragen. Voorts bepaalt de O&O-overeenkomst dat partijen de prijs voor de IPR's onmiddellijk onderling zullen vaststellen nadat DSM de IPR's heeft verkregen. De afgesproken prijs moet aan een deskundige ter goedkeuring worden voorgelegd. Ingeval de deskundige de prijs niet goedkeurt omdat deze niet overeenkomt met de marktprijs, onderhandelen de partijen opnieuw over de prijs. (24) De bijdrage van DSM aan de kosten van de onderzoekinstellingen wordt van deze prijs afgetrokken. Derhalve wordt een overeenkomstig percentage van de afgesproken prijs voor de IPR's betaald als IPR-compensatie. Het toe te passen percentage wordt vastgesteld door de bijdrage van de onderzoekinstelling te delen door de totale projectkosten min de projectsteun. Het budget van het project werd voor de start van het project vastgelegd en uitgesplitst per kostencategorie en opgedeeld tussen DSM enerzijds en de onderzoeksinstellingen anderzijds. (25) Zoals blijkt uit punt 2.8 hieronder, zullen de onderzoekinstellingen meer dan 10% van de totale subsidiabele projectkosten dragen. 5
(26) Volgens de voorwaarden van de O&O-overeenkomst hebben de onderzoekinstellingen het recht de projectresultaten te publiceren. In de gevallen waarin DSM bezwaar heeft tegen publicatie wegens een voorgenomen patentering, dienen de partijen te goeder trouw te onderhandelen om de publicatie zodanig te veranderen dat deze bezwaren uit de weg worden geruimd. Indien geen overeenkomst wordt bereikt, dient de publicatie voor 6 maanden te worden uitgesteld. De Nederlandse autoriteiten verklaarden dat de publicatie na de genoemde periode van 6 maanden in ieder geval gegarandeerd is, en dat dit een standaardpraktijk is. 2.8.
Subsidiabele kosten
(27) Volgens de Nederlandse autoriteiten komen: – personeelskosten (onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden) en – de kosten van sector-typisch materiaal en leveranties en soortgelijke producten die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteit voortvloeien, in aanmerking voor steun krachtens de aangemelde maatregel. (28) De Nederlandse autoriteiten hebben de Commissie in kennis gesteld van het budget van het project. De in aanmerking komende kosten van 1 april 2005 tot en met 1 april 2009 komen neer op 2 503 307 euro. 1 198 750 euro is afkomstig van DSM, terwijl 1 304 557 euro afkomstig is van UM en AZM. Volgens de Nederlandse autoriteiten maken de subsidiabele projectkosten ongeveer 70-75% van de totale projectkosten uit. De totale projectkosten worden geraamd op 4 miljoen euro. 2.9. Steunintensiteit als percentage van de subsidiabele kosten (29) Tabel: Subsidiabele kosten in euro
Steunbedrag in euro
Steunintensiteit in %
DSM
1,198,750
719,250
60
UM & AZM
1,304,557
782,734
60
Totaal
2,503,307
1,501,984
60
(30) De Nederlandse autoriteiten deelden de Commissie mee dat de totale steunintensiteit in verhouding tot de geraamde totale projectkosten, die ongeveer 4 miljoen euro bedragen, tussen 35% en 35,7% ligt. 2.10. Cumulering, monitoring en rapportage (31) De Nederlandse autoriteiten verklaarden dat cumulering van steun in het kader van het project met steun uit andere nationale of communautaire bronnen voor dezelfde in aanmerking komende kosten, uitgesloten is. Volgens de aan de Commissie 6
overgelegde kostenformulieren, worden alle kosten die niet gedekt worden door de betrokken steun, aangemerkt als gefinancierd uit eigen middelen. 2.11. Stimulerend effect (32) De Nederlandse autoriteiten hebben het stimulerend effect van de voorgenomen steun op DSM onderzocht en hun bevindingen aan de Commissie meegedeeld. Allereerst verklaarden zij dat de betrokken O&O-activiteiten niet zijn gestart alvorens de steun bij de nationale autoriteiten werd aangevraagd. Zij verklaarden dat niet met het project zou begonnen zijn zonder de betrokken steun. Ook zou het project sneller en eerder worden voltooid ten opzichte van een situatie zonder steun, waarbij gewacht zou moeten worden op autonome ontwikkelingen op het betrokken gebied. (33) Volgens de Nederlandse autoriteiten vallen de door het Bioterials-onderzoek verkregen materialen in de categorie van het zeer risicovolle O&O en is daarvoor nieuwe procestechnologie vereist. Het project genereert bijkomende voltijdbanen (FTE's) bij DSM. Deze personeelsleden werden extern in dienst genomen en kwamen dus niet voort uit interne herschikkingen. Vier bijkomende FTE's werden gecreëerd bij UM en AZM. Bij DSM zijn 25 werknemers betrokken bij het project, waarvan drie post-docs. In totaal werken 40 personeelsleden deeltijds aan het project. De Nederlandse autoriteiten informeerden de Commissie dat voor de aanvraag tot steun, DSM niet over medische onderzoeksdepartementen beschikte. (34) Volgens de door Nederland verstrekte informatie vormt het Bioterials-onderzoek een totaal nieuw gebied van activiteiten voor DSM en is elk subproject gericht op een markt waarop DSM niet actief is of was. (35) Wat in het bijzonder de medische technologieën betreft, deelden de Nederlandse autoriteiten de Commissie mee dat DSM nooit of hoogstens in verwaarloosbare mate, aanwezig is geweest op de betrokken markt. (36) Voorts merkte Nederland op dat er nog een lange weg te gaan is voordat de uit het Bioterials-onderzoek voortvloeiende producten op de markt zouden kunnen worden gebracht. Zij wezen in het bijzonder op het tijdschema van het project, aangezien alleen de eerste fase van het Bioterials-onderzoek was aangemeld en deze fase 4 jaar in beslag neemt. De Nederlandse autoriteiten schatten dat een marktintroductie van de betrokken producten zeker gepland zal worden, maar dat het onderzoek tot 10 jaar in beslag zou kunnen nemen. Daarenboven zullen talrijke vergunningsprocedures moeten worden ondergaan, om goedkeuring te krijgen voor toepassingen in het menselijk lichaam. 2.12. Openbaarheid, rapportage, informatieformulieren en bewijsstukken (37) Gedetailleerde dossiers waarin alle noodzakelijke informatie is opgenomen om te bewijzen dat de in aanmerking komende kosten en de maximaal toegestane steunintensiteit in acht werden genomen, worden gedurende 10 jaar vanaf de datum van steunverlening bijgehouden.
7
3.
DE VRAAG OF ER SPRAKE IS VAN STAATSSTEUN
3.1.
Elementen van staatssteun
(38) Voor zover subsidies toegekend worden aan ondernemingen die een economische activiteit uitoefenen, valt de voorgenomen maatregel onder artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. De aangemelde maatregel wordt gefinancierd uit de begrotingen van het Nederlandse ministerie van Economische zaken en de provincie Limburg, en wordt derhalve bekostigd met staatsmiddelen. Eén onderneming wordt begunstigd, namelijk DSM, die voor de betrokken subsidie werd geselecteerd. Derhalve is de maatregel selectief. Bovendien stelt de subsidie DSM in staat haar algemene financiële situatie te verbeteren en haar marktpositie te versterken. DSM is actief in economische sectoren waarin er intra-communautair handelsverkeer plaatsvindt. Derhalve moet worden aangenomen dat de subsidie ter zake de concurrentie waarschijnlijk zal verstoren en zo het handelsverkeer tussen lidstaten3 ongunstig zal beïnvloeden. De Commissie heeft dus geconcludeerd dat de aangemelde individuele steunmaatregel, staatssteun vormt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. (39) Wat de mogelijke steun aan onderzoekinstellingen betreft, neemt de Commissie nota van de verklaringen van Nederland (zie hierboven (11)). Nederland verklaarde dat alleen de niet-economische activiteiten van deze instellingen in aanmerking komen voor steun krachtens de maatregel. Boekhoudkundige praktijken en aanvullende noodzakelijke maatregelen zullen een eventuele spillover van overheidsmiddelen naar de potentiële economische activiteiten voorkomen. Derhalve concludeerde de Commissie dat de aan de onderzoekinstellingen verleende steun geen staatssteun vormt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EGVerdrag. 3.2.
Wettelijkheid
(40) De Commissie merkt op dat de Nederlandse autoriteiten voldaan hebben aan de vereisten van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag en de steunmaatregel hebben aangemeld alvorens deze uit te voeren. De maatregel kan slechts in werking treden na goedkeuring van de Commissie. 4.
BEOORDELING
4.1.
Basis voor de beoordeling van de verenigbaarheid
(41) Overeenkomstig de door de Nederlandse autoriteiten ingediende aanmeldingsdocumenten, voorziet de aangemelde maatregel in steun voor activiteiten die verband houden met O&O&I, namelijk industrieel onderzoek. Deze activiteiten zijn vermeld in punt 5.1 van de Communautaire kaderregeling inzake
3
Volgens EUROSTAT's External and intra-European Union trade Monthly statistics — Issue number 9/2007, tonen de intra-communautarire handelscijfers voor 2006 voor de verhandelde goederen binnen de Europese Unie voor Nederland een verzending van medische en pharmaceutische producten ter waarde van 7 300 miljoen euro en een aanvoer ter waarde van EUR 5 896 miljoen euro (http://epp.eurostat.ec.europa.eu/cache/ITY_OFFPUB/KS-AR-07-009/EN/KS-AR-07-009-EN.PDF). 8
staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie4 (hierna "de kaderregeling"). Overeenkomstig punt 5 van de kaderregeling kan dergelijke steun verenigbaar zijn uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag, voor zover deze voldoet aan de in dat punt uiteengezette voorwaarden. (42) Overeenkomstig punt 2.1, laatste alinea, van de kaderregeling is steun voor ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden5, uitgesloten van het toepassingsgebied van de kaderregeling. Zoals blijkt uit punt 2.3 hierboven, is DSM een winstgevende onderneming, en is de kaderregeling dus van toepassing. 4.2.
Indirecte staatssteun door onderzoeksorganisaties
samenwerking
tussen
ondernemingen
en
(43) Wanneer samenwerkingsprojecten gezamenlijk door ondernemingen en onderzoeksorganisaties worden uitgevoerd, is de Commissie van oordeel dat er geen indirecte staatssteun aan de industriële partner wordt verleend indien aan één van de in punt 3.2.2 van de kaderregeling opgenomen voorwaarden is voldaan. (44) Een van deze voorwaarden is dat de onderzoeksorganisatie van de deelnemende ondernemingen een vergoeding ontvangt die overeenstemt met de marktprijs voor de intellectuele-eigendomsrechten die voortvloeien uit de door de onderzoeksorganisatie in het kader van het project uitgevoerde activiteiten en die worden overgedragen aan de deelnemende ondernemingen. (45) Zoals hierboven in punt 2.7 is beschreven, is aan deze voorwaarde voldaan. Derhalve zal er door de gunstige samenwerkingsvoorwaarden via de betrokken onderzoeksorganisaties geen staatssteun aan DSM worden verleend. 4.3. Stadia van onderzoek en ontwikkeling 4.3.1.
Steun voor industrieel onderzoek
(46) Overeenkomstig punt 5.1 van de kaderregeling, geldt steun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EGVerdrag mits aan de in dat punt beschreven voorwaarden is voldaan. (47) Volgens punt 5.1.1 van de kaderregeling moet het gesteunde deel van de O&Oactiviteiten volledig binnen één of meer van de in dat punt opgenomen onderzoekscategorieën vallen. "Industrieel onderzoek" valt onder deze categorieën. De term wordt omschreven in punt 2.2.f) van de kaderregeling. (48) Volgens die omschrijving wordt onder "industrieel onderzoek" verstaan, het planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen,
4
PB C 323 van 30.12.2006, blz. 1
5
PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2 9
die noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor algemene validering van technologieën, met uitzondering van prototypes. (49) De Commissie heeft de betrokken O&O-activiteiten beoordeeld onder verwijzing naar de specifieke voorbeelden en toelichtingen die opgenomen zijn in het Frascatihandboek. Te dien einde had de Commissie de Nederlandse autoriteiten verzocht hun classificatie van het Bioterial-onderzoek meer in detail te onderbouwen, in het bijzonder wat het klinisch onderzoek betreft. (50) De Commissie heeft vroeger reeds geoordeeld over staatssteunzaken waarin de kwestie van de klinische testen werd behandeld6. Toen was de redenering van de Commissie gebaseerd op de door de autoriteiten van de lidstaat verstrekte informatie alsmede op de overwegingen van de OESO. Volgens deze laatste moeten alle klinische testfases die plaatsvinden alvorens de toelating tot productie wordt gegeven, als O&O worden beschouwd7. Met het oog op haar beoordeling gaat de Commissie ervan uit dat klinische testen over het algemeen bestaan uit 4 testfases. (51) Overeenkomstig haar gevestigde beschikkingspraktijk, en op basis van de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte informatie, beschouwt de Commissie preklinische testen, die zowel in vitro-testen als dierexperimenteel werk behelzen zoals beschreven in bovenvermelde aanmeldingsdocumenten, als industrieel onderzoek. Dit geldt evenwel niet voor de fase I, II en III-klinische testen. Die vallen in het toepassingsgebied van preconcurrentiële ontwikkeling. (52) Op basis van de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte informatie zoals hierboven in punt 2.6 beschreven werd, stelt de Commissie vast dat de fase I, II en III-klinische testen uitgesloten zullen zijn van de subsidiabele O&O-activiteiten in het kader van Bioterials. Derhalve komt de omschrijving van de industriële O&Oactiviteiten in het kader van de betrokken maatregel, overeen met de in punt 2.2.f) van de kaderregeling opgenomen definities. 4.4.
In aanmerking komende kosten
(53) In punt 5.1.4 van de O&O&I-kaderregeling zijn onder andere de volgende kosten omschreven als subsidiabele kosten van O&O-projecten (deze kosten moeten bij een specifieke categorie O&O worden ingedeeld): – personeelskosten (onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden); – andere exploitatiekosten, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteit voortvloeien. (54) Alle in aanmerking komende kosten zullen bij een specifieke categorie O&O worden ingedeeld. De in aanmerking komende kosten, zoals hierboven in punt 2.8
6 7
Beschikking inzake staatssteun N 126/2005 - Individuele O&O-steun voor Portela & Cª.S.A. (BIAL) Frascati manual – proposed standard practice for surveys on research and experimental development, OESO, 2002, alinea 130. 10
beschreven, zijn in overeenstemming met de in punt 5.1.4 van de kaderregeling opgenomen definities. 4.5.
Steunintensiteiten als percentage van de in aanmerking komende kosten
(55) Overeenkomstig punt 5.1.2 van de kaderregeling, bedraagt de toegestane basissteunintensiteit 50% voor industrieel onderzoek. Deze steunintensiteiten moeten bepaald worden voor elke begunstigde van de steun, ook in het geval van een samenwerkingsproject. (56) Volgens punt 5.1.3 b) van de kaderregeling is een verhoging met 15 procentpunt mogelijk, tot een maximum steunintensiteit van 80%, wanneer het project daadwerkelijke samenwerking behelst tussen een onderneming en een onderzoeksorganisatie, met name in het kader van coördinatie van nationaal O&Obeleid. Uitbesteding wordt niet als daadwerkelijke samenwerking beschouwd. Aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan: – de onderzoeksorganisatie draagt minstens 10% van de in aanmerking komende projectkosten; – de onderzoeksorganisatie heeft het recht de resultaten van de onderzoeksprojecten te publiceren voor zover deze afkomstig zijn van het door die organisatie uitgevoerde onderzoek. (57) De steunintensiteit van de betrokken maatregel bedraagt 60% en is dus in overeenstemming met de bovengenoemde percentages en vaststellingsmethode. Zoals hierboven in punt 2.9 werd beschreven, zal de steunintensiteit voor elke begunstigde worden bepaald. (58) DSM zal met UM en AMZ samenwerken en geen onderzoek aan hen uitbesteden. Beide onderzoeksorganisaties zullen meer dan 10% van de totale projectkosten dragen (zie hierboven, punt 2.8). Voorts hebben zij het recht de resultaten van de onderzoeksprojecten te publiceren voor zover deze afkomstig zijn van het door hen uitgevoerde onderzoek. (59) Derhalve is de steunmaatregel in overeenstemming met de punten 5.1.2 en 5.1.3 b) van de kaderregeling. 4.6.
Stimulerend effect
(60) Volgens punt 6 van de O&O&I-kaderregeling moet staatssteun een stimulerend effect hebben, - de steun moet er dus toe leiden dat de begunstigde zijn gedragingen zodanig verandert dat hij zijn O&O&I-activiteiten uitbreidt. Deze voorwaarde wordt nog verder onderbouwd: dankzij de steun moeten de O&O&Iactiviteiten toenemen in omvang, reikwijdte, uitgaven of snelheid. (61) Ten eerste is in punt 6 van de kaderregeling een wettelijk vermoeden vervat volgens welk de steun voor de begunstigde geen stimulerend effect heeft indien de O&O&I-activiteiten reeds zijn aangevat voordat de begunstigde bij de nationale autoriteiten een steunaanvraag heeft ingediend.
11
(62) Op basis van de door Nederland verstrekte informatie – zie hierboven, punt 2.11 – neemt de Commissie er nota van dat het Bioterials-onderzoek niet is aangevat voordat de steunaanvraag werd ingediend. (63) De Commissie merkt verder op dat de Nederlandse autoriteiten het stimulerend effect op DSM onderzocht hebben (zie hierboven, punt 2.11) en hun bevindingen aan de Commissie meegedeeld hebben. Volgens deze informatie is het Bioterialsproject ten eerste gericht op domeinen en markten die door DSM nog niet waren aangeboord, en is er ten tweede een toename in snelheid en uitgaven, met name wat personeelskosten betreft. Ten derde houdt het project een aanzienlijk risiconiveau in. De Commissie neemt nota van de verklaring van de Nederlandse autoriteiten dat het project zonder de steun niet zou zijn aangevat en de huidige, gesteunde fase van het Bioterials-onderzoek zich nog ver van de markt bevindt. (64) Concluderend stelt de Commissie vast dat er wel degelijk sprake is van een stimulerend effect van de steun in de zin van punt 6 van de kaderregeling. 4.7.
Cumulering
(65) In punt 8 van de O&O&I-kaderregeling is bepaald dat, wanneer de voor O&O&Isteun in aanmerking komende uitgaven volledig of gedeeltelijk in aanmerking komen voor steun ten behoeve van andere doeleinden, voor het gemeenschappelijke gedeelte het – krachtens de toepasselijke regels – gunstigste plafond van toepassing is. Deze beperking geldt niet voor steun die wordt toegekend in overeenstemming met de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen8. Steun voor O&O&I kan niet worden gecumuleerd met deminimissteun ten aanzien van dezelfde in aanmerking komende uitgaven om de in deze kaderregeling vastgestelde maximale steunintensiteiten te omzeilen. (66) De Nederlandse autoriteiten hebben bevestigd dat een dergelijke cumulering uitgesloten is. Derhalve is de maatregel in overeenstemming met punt 8 van de O&O&I-kaderregeling. 4.8.
Conclusie
(67) Op basis van bovenstaande redenering concludeert de Commissie dat de individuele steunmaatregel Bioterials in overeenstemming is met de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie. 5.
BESCHIKKING
(68) De Commissie concludeert dat de aangemelde individuele staatssteunmaatregel N 405/2007 Bioterials verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag. Zij besloot derhalve geen bezwaar aan te tekenen tegen de aangemelde maatregel.
8
PB C 194 van 18.8.2006, blz. 2. 12
(69) De Commissie herinnert de Nederlandse regering eraan dat, overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, alle voornemens om deze steunmaatregel opnieuw te financieren, te wijzigen of aan te passen, bij de Commissie moeten worden aangemeld. (70) Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens mocht bevatten die niet mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat u instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op de internetsite: http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/index.htm Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of bij faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Concurrentie Directoraat Overheidssteun Griffie Overheidssteun B – 1049 Brussel Fax No.: +32 2 296 12 42 Met bijzondere hoogachting, Voor de Commissie
Neelie KROES Lid van de Commissie
13