Verslag van de vergadering van de statencommissie Omgevingsbeleid en Wonen, d.d. 14 mei 2003 van 14.00 uur tot 16.10 uur in de Blauwe Zaal (C319) van het provinciehuis Groningen. Aanwezig: dhr. P.M. de Bruijne (PvdA; voorzitter), mw. M.J. Schouwenaar (PvdA), dhr. Dieters (PvdA), mw. I.P.A. Mortiers (PvdA), mw. Peetoom (CDA), dhr. IJ.J.Rijzebol (CDA), T.W. Oterdoom (VVD), mw. A.M.K.D. Folkerts (GroenLinks), mw. A.F. Bos (GroenLinks), C. Swagerman (SP), mw. M.J. Edzes-Posthumus (D66), mw. D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), T.J. Zanen (PvhN).
L.A. dhr. dhr. dhr.
Afwezig: dhr. E.J. Luitjens (VVD), dhr. H. Staghouwer (CU) en mevr.Gräper-van Koolwijk D66) Voorts aanwezig: dhr. H. Bleker (gedeputeerde); dhr. D.P. Sennema (secretaris); dhr. Th. Poggemeier (VBA; verslag). 1.
Opening
De voorzitter opent de vergadering. Hij spreekt de hoop uit dat de vergadering de tijdsduur van de ochtendvergadering niet zal evenaren. Aangezien om 16.00 uur het afscheid van exgedeputeerde Boertjens is gepland, zal de voorzitter ernaar streven rond dat tijdstip de vergadering ook af te sluiten. De heren Luitjens (VVD) en Staghouwer (CU) en mevr. Gräper-van Koolwijk hebben zich afgemeld voor deze vergadering. 2.
Gelegenheid tot spreken voor niet-statenleden
Er hebben zich geen niet-statenleden gemeld die het woord zouden willen voeren op deze vergadering. 3.
Regelingen van de werkzaamheden
Voorstellen vreemd aan de orde van de dag hebben de vergadering vandaag niet bereikt. De voorzitter concludeert dat de agenda zoals die voorligt, daarom kan worden vastgesteld. Dhr. Oterdoom (VVD) vraagt zich af of vreemd aan de orde behelst dat zaken die niet van tevoren zijn aangemeld op de agenda kunnen worden geplaatst. De voorzitter legt uit dat elk statenlid voor de vergadering een voorstel vreemd aan de orde van de dag bij de secretaris kan inbrengen, die vervolgens kan worden meegenomen in de vergadering. Dit valt na te lezen in het Regelement van Orde. Dhr. Sennema (secretaris) verklaart dat dit soort zaken minimaal twee dagen (schriftelijk) van tevoren moeten worden ingebracht en de vergadering beslist daarna of dit punt op de agenda wordt geplaatst. Hiermee moet dan minimaal eenderde van de statenleden akkoord gaan. 4.
Verslag van de vergadering van de commisie Omgevingsbeleid en Wonen van 9 april 2003 + toezeggingenlijst
1
Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. Achter op het verslag staan twee toezeggingen die enigszins gedateerd zijn (oktober 2002). De voorzitter geeft aan dat gedeputeerde Calon vandaag wegens familieomstandigheden niet aanwezig kan zijn. Dhr. Bleker zal hem waarnemen. De toezeggingslijst zal daarom worden verschoven naar de volgende vergadering als dhr. Calon wel aanwezig zal zijn. 5.
Mededelingen gedeputeerde
Aangezien de gedeputeerde Bleker nog niet aanwezig is, stelt de voorzitter voor om dit punt naar achteren te schuiven. Het bespreekpunt 7 betreffende de bijdrage t.b.v. jaarverslag 2002 m.b.t. BLOW kan zonder de gedeputeerde ook niet plaatsvinden. Dit geldt evenzo voor de bespreking van het Jaarverslag 2002 en Rekening dienstjaar 2002. De voorzitter stelt voor om met de Naamgeving commissie en de Rondvraag te beginnen. 10.
Naamgeving commissie
Mw. Schouwenaar (PvdA) geeft aan dat haar fractie zich kort met deze kwestie heeft beziggehouden en Ruimtelijke Ordening en Wonen misschien wel een betere naam is voor de commissie. Deze dekt de lading wat beter. Dhr. Oterdoom (VVD) stelt dat zijn fractie zich hier helemaal niet mee bezig heeft gehouden maar dat de naam Ruimtelijk Ordening alleen wel zal volstaan. Het begrip wonen valt natuurlijk ook onder Ruimtelijke Ordening. De voorzitter stelt dat er nu twee voorstellen liggen: Ruimtelijke Ordening en Wonen en Ruimtelijke Ordening. Mw. Peetoom (CDA) vindt namens haar fractie dat de naam maar zo moet blijven als zij was. Mw. Bos (GroenLinks) stelt dat haar fractie zich over deze kwestie ook niet heeft gebogen, maar dat de bestaande naam haar goedkeuring kan wegdragen. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) spreekt namens haar fractie als ze zegt dat de naam Ruimtelijke Ordening alleen voldoende is. Mw. Edzes-Posthumus (D66) stelt dat haar fractie de naam ongewijzigd wil laten, al is het alleen maar omdat deze naam nu op de mappen staat. Dhr. Swagerman (SP) handhaaft namens zijn partij ook het liefst de huidige naam. De voorzitter concludeert dat binnen deze commissie er een voorkeur bestaat om de huidige naam te handhaven. Aldus wordt besloten en dit zal aan het Presidium worden meegedeeld. Hij heet de gedeputeerde Bleker welkom, waarna overgegaan kan worden naar punt 5 op de agenda. 5.
Mededelingen gedeputeerde -inzake IPO -inzake SNN -overige
Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat er geen mededelingen zijn. 6.
Ingekomen stukken
Er zijn geen ingekomen stuken.
2
7.
Brief van GS van 14 april 2003, nr. 2003-05910/15/A.11,RP, betreffende bijdrage t.b.v. jaarverslag 2002 m.b.t. BLOW
Nb. in het presidium van 16 april is op voorstel van commissie III afgesproken het onderwerp windenergie (BLOW) van commissie I naar III over te hevelen. Mw. Edzes-Posthumus (D66) verklaart dat D66 het er niet mee eens is om simpelweg te stellen dat windenergie puur als industriële activiteit kan worden beschouwd, zoals in het verslag van de provincie wordt geschreven. In het verslag wordt aan bijvoorbeeld de miniwindturbines van tegenwoordig volledig voorbijgegaan. Deze zijn namelijk zo stil dat ze zelfs aan woningen kunnen worden aangebouwd, dus ook in woonomgevingen goed kunnen worden geplaatst. Mw. Edzes-Posthumus vindt in het verslag niets terug over het eventuele voorlichtingscentrum dat bij de grote windmolenparken zou worden geplaatst. Zij vraagt zich af of dit van de baan is, en mocht dit niet het geval zijn dan zou haar fractie graag zien dat in dit centrum ook een plaatsje wordt ingeruimd voor de windmolens die in woonwijken kunnen worden geplaatst en voor de enthousiaste windmolenontwerpers uit onze provincie. Zo’n centrum kan natuurlijk ook een belangrijke toeristische rol gaan spelen. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) stelt dat haar fractie windenergie ook niet puur als een industriële activiteit ziet en daarom ook goedkopere en kleinere windmolens onder de 15 meter geplaatst wil zien. De verplichting van teruglevering van stroom wil haar fractie ook niet handhaven, want dat maakt deze kleine molens juist zo verschrikkelijk duur. Veel bedrijven, zoals bijvoorbeeld in de glas- en tuinbouw, hebben alleen aan de warmte genoeg. Die hebben geen wisselstroom nodig, dus hoeven helemaal niet terug te leveren, wat veel in de kosten kan schelen. Haar fractie pleit ervoor om samen met Noord-Duitsland te lobbyen in Den Haag voor een groot windmolenpark in zee. Wat zouden daar de voordelen van zijn en de mindere nadelen voor de omwonenden? Deze windmolenparken zijn alleen nog steeds niet kostendekkend, de fractie van de PvhN pleit er dan ook voor om geld voor extra onderzoek uit te trekken en dan vooral gericht op research naar kleinere molens, die relatief veel energie leveren. Haar fractie is niet zo gelukkig met de indeling langs de N33. Zijn er verder niet meer mogelijkheden tot participatie dan als in het stuk aangegeven? Mw. Bos (GroenLinks) stelt dat in deze commissie over windenergie al veel is gesproken en dat er al veel onderzoek (ook betreffende participatie) naar is verricht. Haar fractie is blij dat ook binnen de Staten enige terughoudendheid is, wat betreft het opstarten van artikel 19procedures. De GroenLinks-fractie vraagt zich af of tussen 2002 en 2010 echt wel 107 MW gerealiseerd kan worden, tot een totale capaciteit van 165 MW. Er zijn genoeg gemeenten die echt niet staan te trappelen om windmolens binnen de gemeentegrenzen te halen. Dit cijfer is dus misschien wat te optimistisch gesteld. Volgens mw. Bos neemt het draagvlak voor windmolens eerder af dan toe. Zij vindt ook dat hoge windmolens onder industriële activiteiten moeten worden geplaatst en dus op industriegebieden thuishoren. Dit betekent echter niet dat deze molens daar dan maar lukraak moeten worden geplaatst. Kleine windmolens tot 15 meter zijn volgens haar fractie een goed alternatief, omdat die overal in het landschap kunnen worden geplaatst. Zijn aan de plaatsing van moderne kleine molens ook restricties gesteld? Want 165 MW aan windenergie is natuurlijk heel mooi, maar volgens GL nog niet genoeg. Over deze Europese richtlijnen kan GL betreffende Lauwersoog niets terugvinden, alleen betreffende de Vogel- en Habitatrichtlijn voor de Eemshaven. Dhr. Oterdoom (VVD) verwijst naar de inbreng van zijn fractie over dit onderwerp in Commissie I. (nb. dit is niet gebeurd; afgesproken was immers BLOW over te hevelen van cie. I naar cie. III. Dhr. Swagerman (SP) heeft in de brief nogal wat tijdsaanduidingen aangetroffen die al verstreken zijn en wil daar graag wat meer duidelijkheid over. Zo moet het VROM medio maart al gereageerd hebben op het voorstel van de provincies. Zouden verder windmolenparken waar de molens op vrij grote afstand van elkaar staan, zoals net over de grens in Duitsland het geval is, geen goed alternatief voor onze provincie kunnen zijn vraagt dhr. Swagerman zich af? Bij Menterwolde of in Oost-Groningen zou dit misschien al mogelijk zijn. Parken van 6-12 molens die geen overlast veroorzaken voor de bewoners (geluidsoverlast, slagschaduw.)
3
Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt zich af op welke parken dhr. Swagerman precies doelt in Duitsland. Dhr. Swagerman (SP) antwoordt dat hij doelt op het park vlak over de grens richting Emden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) heeft er zo zijn twijfels over of deze parken geen aanslag plegen op het natuurschoon. Dhr. Swagerman (SP) stelt dat dit volgens hem niet het geval is (en het gebied is identiek aan dat in Oost-Groningen) en geeft dan ook de voorkeur aan zo’n park, boven het plaatsen van molens bij elke boerderij. Net zoals in het POP ook al wordt gesteld. Dhr. Rijzebol (CDA) stelt namens zijn fractie dat windmolens beneden de 15 meter geplaatst kunnen worden binnen de kaders van het POP. De CDA-fractie denkt dat het bereiken van 165 MW in 2010 dan ook haalbaar is. Maar de procedures zijn erg complex en nemen daarom nogal veel tijd in beslag. Dit uit zich niet alleen in planologische procedures, maar ook daar waar participatie aan de orde zou moeten zijn. De opzet, exploitatie en het beheer dienen volgens de CDA-fractie ook deel uit te maken van deze brede gewenste participatie, zodat ook op wensen van individuen, clubs of belangstellenden kan worden ingespeeld. De fractie is zich ervan bewust dat het complexe van met name deze factoren kan leiden tot moeizame discussies en vertraging, kan de gedeputeerde de zorgen van de CDA-fractie hier wegnemen? De CDA-fractie constateert met genoegen de brede participatiemogelijkheden in Veendam en Menterwolde, maar maakt zich wel zorgen over de afwijzende opstelling van met name Veendam. Kan de gedeputeerde hier een stuwende rol in spelen, vraagt de fractie zich af? De levensduur van solitaire windturbines is niet onbeperkt, dus leverbaarheid en technische ontwikkelingen zullen hier ooit aan de orde komen als ze vervangen moeten worden. Heeft de gedeputeerde inzicht in het verlies van capaciteit op dit punt? Binnen de kaders van het POP lijkt voldoende ruimte voor het opwekken van groene windenergie, conform de taakstelling, maar de CDA-fractie zal de realisering hiervan nadrukkelijk blijven volgen. Dhr. Dieters (PvdA) onderschrijft de conclusie die onderaan het verslag staat. Toch signaleert de PvdA-fractie wel wat problemen bij de invulling. Betreffende de afwijzende/afwachtende houding van Veendam en Menterwolde wil zijn fractie graag wat meer informatie ontvangen. Ook de positie van Delfzijl is nog niet helemaal duidelijk, daar is overleg over geweest. Zijn de problemen daar nu opgelost? De gerechtelijke uitspraak van de Raad van State betreffende de 27 MW in Delfzijl-zuid, is die al geweest en zoniet wanneer kunnen we die dan verwachten? De subsidieregeling valt lager uit dan gepland. Is er nog wel in voldoende mate belangstelling voor of holt deze achteruit, vraagt dhr. Dieters zich af. De PvdA-fractie heeft in het verslag gelezen dat de Mer voor de Eemshaven in 2001 is stopgezet, i.v.m. onduidelijkheden rond de Vogel- en Habitatrichtlijn, wat zijn hiervan de gevolgen? Is het verder al bekend hoe het VROM heeft gereageerd op de voorstellen van de provincie met betrekking tot de toepasbaarheid van de WNC (WindNormCurve). Binnen de DNCRO (Duits Nederlandse Commissie Ruimtelijke Ordening subcommissie Noord) doet een werkgroep onderzoek naar de formele en inhoudelijke aspecten van molens in de grensstreek, dit moet resulteren in een informatiebrochure, waarin de bevindingen zullen worden opgenomen. Wanneer zal dit zijn afgerond en blijft het alleen bij een informatiebrochure? De SP stelt dat de hinder voor de bewoners in de grensstreek alleszins binnen de perken blijft, maar dhr. Dieters is daar nog niet zo van overtuigd en wil hier graag wat meer over horen van de gedeputeerde. De voorzitter stelt dat veel aspecten aan de orde gekomen, die beleidsmatig met opwekking van windenergie van doen hebben. In deze commissie moet het volgens de voorzitter primair gaan om het vaststellen van de tekst, zoals die in het IPO-verslag zal worden opgenomen. Is deze tekst, zoals voorgesteld door het College, in orde en kan de commissie daar mee leven? Dhr. Bleker (gedeputeerde) concludeert dat deze rapportage voor de meeste partijen adequaat genoeg is om te worden opgenomen in het IPO-verslag. Wat betreft locatie en industriële activiteit stelt de gedeputeerde dat deze rapportage uitgaat van het POP, zoals vastgesteld in december 2000. De activiteiten die bij de windturbines (deze overschrijden
4
onderhand met gemak de 40 meter hoogte) plaatsvinden, heeft het College onder industriële activiteiten geschaard, waarvoor vervolgens speciale locaties zijn aangewezen. Voor de mini-turbines (die een bepaalde hoogte niet overschrijden) geldt regulier het planologische beleid van de gemeente zelf. In het POP staat hier dan ook niets over geschreven. Betreffende de participatie heeft het College de laatste tijd veel werk verzet. Het College heeft daarbij gebruik gemaakt van zijn positie in het Havenschap Groningen Seaports. Medio april is er in het algemeen bestuur van het Havenschap gesproken over windmolens en participatiemogelijkheden. Er is een voorstel tot concessieverlening aan het Havenschap voorgelegd voor het bouwen en beheren van windmolens. Dit geldt ook voor kleine eenheden van 1-3 windmolens. Diegene die het opstalrecht verwerft is gehouden aan een aantal eisen, betreffende veiligheid en exterieur van de molen, maar kan binnen deze regels wel tot volledige participatie komen. Het zou dus zo kunnen zijn dat in de nabije toekomst iemand vanuit zijn flatje op 5-hoog in Vinkhuizen elke dag naar zijn molen in de Eemshaven rijdt om te werken en te verblijven. Deze participant is dus tegelijkertijd beheerder, investeerder en eigenaar. Voor zo'n 25 turbines behoort deze vorm van participatie tot de mogelijkheden. Het College is niet overoptimistisch wat betreft de opwekcapaciteit in de aangewezen opweklocaties Delfzijl en de Eemshaven. De target, gesteld door het College, zal kunnen worden gehaald, maar niet worden overschreden. Of er uiteindelijk een productieverhoging zal komen hangt natuurlijk ook in grote mate af van economische wetten en subsidieregelingen (want het gaat hier om een bedrijfsmatige investering). Het College creëert in ieder geval de voorwaarden om de gewenste productie door particulieren gerealiseerd te krijgen. De N33 is een zoeklocatie die in het POP is aangegeven, binnen de gemeenten wordt daar nogal verschillend over gedacht. Het overleg is hier nog gaande. Het College kan niet het argument aanvoeren dat deze locaties nodig zijn om de gestelde targets te realiseren. Het College is pas van plan om een serieus onderzoek naar een windmolenpark in zee op te starten (in nauwe samenwerking met de Duitse deelstaat Niedersachsen), als vanaf regeringskant wordt aangegeven dat hier interesse voor bestaat. Het is veel te prematuur om hier nu met onze Duitse collega’s al trajecten voor te gaan uitzetten of opstellen. Mw. Hoekzema-Buist (CU) interrumpeert met de opmerking dat een lobby richting Den Haag hier misschien gewenst zou zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat hier beter even mee gewacht kan worden, des te meer omdat het niet zeker is dat alle productiecapaciteit die er op dit moment is, wel volledig benut gaat worden. De gedeputeerde mag zich ervaringsdeskundige noemen met betrekking tot de windmolens net over de Duitse grens. Dat deze molens door hun locatie en aard geen vervelende schaduwwerking zouden hebben, zoals dhr. Swagerman stelt, daarvan is de gedeputeerde zeker niet overtuigd. Integendeel, als dhr. Swagerman eens na 10 uur ‘s avonds bij de gedeputeerde op bezoek zou komen, zou hij zich zelf van het tegendeel kunnen overtuigen. In de oostelijke richting ziet men een lange rij flikkerende rode lampen, wat niet bepaald een voorbeeldfunctie genoemd mag worden. Dhr. Swagerman (SP) geeft aan dat hij sprak over het gebied richting Emden, dus een heel andere regio. Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat ervan uit dat daar ook mensen wonen en er zelfs minder bomen zijn. Dhr. Swagerman (SP) vindt alleen dat daar eens moet worden gekeken en bij de bewoners moet worden nagevraagd wat hun ervaringen met de molens zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) is het er niet mee eens dat in het mooie Reiderland nu maar molens moeten worden geplaatst omdat ze aan de overkant van de grens ook al staan. Vooral niet omdat binnen de DNCRO subcie. Noord op dit moment wordt gesproken over de gerealiseerde plaatsing van molens pal aan de Duitse grens. Hier wordt stevig gedebatteerd of deze de toets der kritiek van de Europese regelgevingen wel kan doorstaan. De gedeputeerde blijft het zelf ook vreemd vinden dat onze Duitse partners deze molens vanaf Emden tot aan Nieuweschans pal aan de grens hebben geplaatst. Hij vraagt zich hardop af
5
of het 10 kilometer verder landinwaarts nu echt veel minder waait in Duitsland? Of hier wel de juiste procedures zijn gevolgd is tot op heden nog niet duidelijk. Als antwoord op de vraag van mw. Bos (SP) geeft de gedeputeerde aan dat Europese richtlijnen natuurlijk overal gelden, dus niet alleen voor de Eemshaven en Delfzijl maar ook voor Lauwersoog. Mw. Bos (GroenLinks) vraagt zich af waarom Lauwersoog niet in de tekst stond vermeld. Dhr. Ter Horst (ambtelijke bijstand) geeft aan dat dit voor alle gebieden geldt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat in op de vraag van dhr. Rijzebol met betrekking tot het eventuele capaciteitsverlies bij vervanging van een windturbine door bijvoorbeeld veroudering. Hij verklaart dat de ontwikkeling, wat er in de pijplijn zit en welke ruimte er planologisch is, wel bekend is, maar hoe dat volume zich ontwikkelt in verhouding tot vervanging en veroudering niet bekend is. Maar dit is wel een punt om rekenschap mee te houden in de toekomst. Dhr. Rijzebol (CDA) stelt dat dit in elk geval binnen 10 jaar het geval zal zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat er een bestuursuitspraak (1 april 2003) is geweest van de Raad van State op verzoek van een High Energy BV plan, tegen het treffen van een voorlopige voorziening betreffende het bestemmingsplan van het windmolenpark in Delfzijlzuid. Deze was afwijzend. De voorzitter ziet voldoende aanleiding te veronderstellen dat de Gedeputeerde Staten het plan in redelijkheid en goede overeenstemming met de ruimtelijke ordening heeft kunnen achten. De voorzitter acht het aannemelijk dat de opstelling aan de hand van de ruimtelijke argumenten is bepaald en dat het plan economisch uitvoerbaar is. Het bestemmingsplan is hierdoor dus overeind gebleven. De opschorting van het opstellen van de Mer wordt van ambtelijke zijde later beantwoord. De gedeputeerde vraagt zich af wanneer door het provinciaal bestuur zou zijn besloten dat wij de ontwikkeling van een voorlichtingscentrum zouden willen bevorderen. Mw. Edzes-Posthumus (D66) weet te vertellen dat het Consortium Koop er bij betrokken was en dit moet hebben plaatsgevonden in het jaar 1999. Zij hebben gezegd dat er een voorlichtingscentrum bij een van de parken in Delfzijl zou komen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) kan zich niet herinneren dat GS of PS die ambitie ooit zal hebben geformuleerd. Dat het voorlichtingscentrum er nog niet is heeft dan ook niets te maken met het feit dat dit plan niet is opgepakt. De wereld van de windenergie is goed georganiseerd (met o.a. de vereniging particuliere windopwekkers en eigenaren) en daarnaast is het ook big business geworden. Dus of een brede voorlichtingscampagne nog wel zo nodig is, blijft maar de vraag. Of het in termen van milieueducatie interessant zou kunnen zijn om een voorlichtingscentrumpje bij een van de parken te plaatsen, ook daar heeft de gedeputeerde zo zijn twijfels over. De urgentie daarvan is bij de gedeputeerde niet hoog. Dhr. Ter Horst (ambtelijke bijstand) verklaart dat er destijds nog onduidelijkheden waren over de externe werking vanuit de Waddenzee en wat voor invloed deze op de locaties zou hebben. Maar de provincie houdt alle huidige locaties waar windmolens gepland staan, vooralsnog aan. In tweede termijn Mw. Edzes-Posthumus (D66) vraagt zich af of het juist is dat de MW uit kleine molens niet worden meegeteld, en alleen die uit grote windmolens. Dhr. Dieters (PvdA) vraagt zich af of de WindNormCurve (WNC) al geaccepteerd is. Voor alle locaties wordt er nu dus een Mer opgesteld, zou de gedeputeerde er een schatting van kunnen maken wanneer dit afgerond zou kunnen zijn? Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat de provincie alles met liefde mee wil tellen, maar dat er wel heel veel molentjes nodig zijn voordat dit daadwerkelijk zoden aan de dijk gaat zetten.
6
Wat betreft de WNC geeft de gedeputeerde aan dat daar nog steeds onenigheid over bestaat met het VROM. Medio maart werd dus niet gehaald, zoiets duurt toch altijd langer dan verwacht. Dhr. Ter Horst (ambtelijke bijstand) verklaart dat er een startnotitie Mer in procedure is gebracht voor Delfzijl, en dat er een zal worden opgesteld voor de schermdijken, waar ook een aantal windmolens geplaatst zal worden. Er zal geprobeerd worden de Mer van de Eemshaven weer op te starten. De voorzitter vraagt naar de tijdspanne. Dhr. Ter Horst (ambtelijke bijstand) moet het antwoord daarop schuldig blijven. Aanvulling verslag: de tijdspanne m.e.r. Eemshaven moet worden ingeschat op 1.5 tot 2 jaar (zonder complicaties) Mw. Edzes-Posthumus (D66) stelt dat de zaak betreffende het voorlichtingscentrum moet worden onderzocht, omdat dat indertijd echt is toegezegd. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het College zal nagaan of er indertijd een toezegging is gedaan voor medewerking bij de totstandkoming van zo’n voorlichtingscentrum bij een van de windmolenparken. Dit antwoord zal in het verslag worden opgenomen. Aanvulling verslag: het is inderdaad juist dat er een info-centrum in Delzijl -zuid gaat komen. Het vigerende bestemmingsplan laat dit toe. Mw. Bos (GroenLinks) vraagt nogmaals over de toepasbaarheid van de WNC en het geschil dat hierover bestaat met het VROM, want het antwoord van de gedeputeerde was haar niet voldoende. Wat is nu precies het geschil? Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het geschil nog niet is opgelost, maar dat de ambtelijke bijstand hierover vast meer kan vertellen. Dhr. Ter Horst (ambtelijke bijstand) geeft aan geen geluidsdeskundige te zijn, maar kan wel het volgende vertellen: als het harder waait ontstaat er meer omgevingsgeluid, waardoor de curve hoger gaat uitvallen. De provincie vindt dat dit binnen alle wettelijke kaders past, maar het VROM is het daar niet mee eens. Mw. Bos (GroenLinks) begrijpt nu waar hij heen wil. Het College wil er meer MW uithalen, maar over de uitvoering verschillen de provincie en het VROM dus van mening. De voorzitter stelt vast dat de commissie ten aanzien van de tekst voor de verslaglegging geen inhoudelijke opmerkingen of voorstellen tot wijzigingen heeft gedaan, waarop dit punt nu is vastgesteld. Daar het een brief van GS betreft, wordt het geen Statenstuk, dus de bepaling of het een A-stuk of een B-Stuk moet worden kan achterwege blijven. 8.
Voordracht van april 2003, nr. 2003-07356/A.23/FC, betreffende rekening dienstjaar 2002 en jaarverslag 2002 Voorstel: Jaarverslag bespreken voorzover dit het werkterrein van deze commissie
betreft. De voorzitter geeft aan dat binnen deze commissie vooral over de pag. 17 t/m 20 en pag.37 t/m 43 van het jaarverslag gesproken zal gaan worden. Mw. Schouwenaar (PvdA) heeft namens haar fractie wat opmerkingen over het jaarverslag. Een jaarverslag zou inzicht moeten geven in de realisatie van voorgenomen plannen. De opzet van het jaarverslag is goed op weg, maar er staan nog wel veel slordigheden in. Er staan nogal veel foute jaartallen in (2001 i.p.v. 2002) die er met zoeken en vervangen op de computer gemakkelijk hadden kunnen worden uitgehaald. Zo is de agenda voor de Veenkoloniën al aan het kabinet aangeboden, terwijl volgens de jaarrekening dit nog niet het geval is. De snelheid van het schrijven van de Jaarrekening zal hier wel debet aan zijn geweest.
7
Ten aanzien van het gebied wonen staat in het verslag dat het jaar 2002 het laatste jaar is geweest dat de provincie heeft bijgedragen aan de gemeentelijke woonplannen. In de Begroting 2003 leest mw. Schouwenaar echter nog steeds dat de provincie het als haar taak ziet om de gemeente te steunen bij vernieuwingsprojecten en bij vervulling van de woningvraag. Onder de nota Ruimte staat dat de provincie claims heeft liggen bij het kabinet om bepaalde gebieden als nationaal landschap aan te merken. Het wachten is natuurlijk op het nieuwe kabinet in deze, maar gezien de financiële situatie van het land, zouden deze claims best eens kunnen worden afgewezen. Wat heeft dit voor gevolgen voor het eigen provinciale beleid? Heel intrigerend vindt mw. Schouwenaar de opmerking aan het eind van het verslag, dat de provincie zich bezint op een nieuwe strategie. Dit staat op pag. 21 van het jaarverslag. Wat behelst deze nieuwe strategie? M.b.t. nieuwe strategieën heeft de PvdA-fractie voorts een vraag over de grondpolitiek t.b.v. meer betaalbare woningen. Kan dat onderdeel zijn of aanleiding vormen voor een algemene grondpolitiek? Er wordt aangekondigd dat er een nota komt over planbeoordeling die aangeleverd gaat worden aan de gemeenten. Het zou heel interessant zijn om te weten hoeveel plannen er voor die nota werden afgekeurd en hoe zich dat ontwikkelt als de nota gerealiseerd is. Een van de geplande acties in 2002 op het gebied van bouwen en wonen was de voortgang van het bouwen van woningen voor statushouders. De PvdA-fractie vraagt zich af hoe dit gedaan is. In het verslagjaar zijn de Interreg-subsidies blijkbaar niet voldoende benut, is dit incidenteel of zal hier structureel wat meer aandacht aan besteedt moeten worden? Moeten de gemeenten niet worden ondersteund bij het binnenhalen van deze subsidies. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt waar dit precies uit wordt afgeleid? Mw. Schouwenaar (PvdA) antwoordt dat dit staat geschreven op pag. 43 van het jaarverslag. Bij Interreg staat in de jaarrekening dus helemaal niks gepland, waardoor subsidieruimte onbenut blijft. De PvdA-fractie heeft ook een vraag wat de provincie van plan is bij perifere grootschalige detailhandel. Dit was een van de geplande acties voor 2002, maar daarvan heeft de PvdAfractie in de jaarrekening niets teruggezien. Wat betreft de verslaglegging rond het POP en het gebiedsgericht werken is de tekst wel heel summier. Als men spreekt over co-financiering bij langdurige projecten van meer dan € 7 miljoen, zonder dat deze verder wordt uitgelegd, dan wordt de controlerende functie van de Staten wel heel erg lastig waar te maken. Er staat geschreven dat er een niet-ingezet bedrag van bijna € 227.000 is voor Delfzijl, die volgens het stuk maar moet worden ingezet voor de problematiek van Delfzijl. Maar wat is er dan niet doorgegaan bij die langdurige projecten op het gebied van gebiedsgericht werken, vraagt de PvdA-fractie zich af? Mw. Peetoom (CDA) stelt dat zoals gebruikelijk binnen haar fractie, de afdeling Bestuur en Financiën het deel van de jaarrekening voor zijn rekening zal nemen. Mw. Peetoom heeft geen opmerkingen over de Jaarrekening of over veranderingen in het Jaarverslag, maar wel naar aanleiding van. Ten eerste met betrekking tot het aantal gebouwde woningen in het jaar 2002. Bij de bespreking van de Tussenevaluatie Bouwen en Wonen heeft gedeputeerde Calon aangegeven dat hij op dat moment geen overzicht kon geven van het aantal gerealiseerde woningen. Dit was alleen mogelijk voor de gemeente Groningen. Aangezien het onderhand al mei is zou het wel passend zijn dit overzicht te krijgen. De CDA-fractie is bezorgd of dit aantal wel gehaald gaat worden. De gedeputeerde gaf indertijd aan dat hij er niets voor voelde om een extra tussenevaluatie in te lassen, daarvoor zou de ambtelijke capaciteit ontbreken, maar zo’n eenvoudig overzicht van het aantal gebouwde woningen zou wel heel prettig zijn.. Kan de gedeputeerde dit toezeggen? Ten tweede heeft mw. Peetoom een vraag over de vliegende brigades. Volgens het jaarverslag op pag. 18 zal binnenkort een evaluatie van de Vereniging van Groninger
8
Gemeenten komen over de werkwijze van deze brigades. Kan de gedeputeerde daar als iets over vertellen? Mw. Bos (GroenLinks) heeft nog een paar opmerkingen. Op pag. 17 van de brief staat dat vrijwel alle gemeenten een woonplan hebben vastgesteld. Is het al zover dat ze allemaal binnen zijn? De kwestie van het Nationale landschap is voor GL ook erg belangrijk, maar dat is al aan de orde gekomen. De afloop wordt hier wel met spanning gevolgd. Op pag 22 staat: ‘Ook in 2002 hebben we op lokale en regionale schaal de natuur en landschapskwaliteit weer kunnen verbeteren’, dit is volgens mw. Bos in tegenspraak met de notitie Toestand van Natuur en Landschap in de Provincie Groningen die een paar weken geleden is gepresenteerd. Op pag. 38 staat dat begin 2002 de overlegprocedure de Leegte gekoesterd is afgerond. In de toenmalige commissie Ruimte, Water en Groen is deze visie ook al eens naar voren gebracht. Van de inhoud en de daarin beschreven voorstellen was mw. Bos toentertijd niet zo gecharmeerd, het werkte volgens haar namelijk andersom wat betreft de Leegte gekoesterd. Daar is toe niet veel reactie op gekomen, maar de visie is wel verder uitgebreid. Welke plannen zullen hiervan opgepakt gaan worden? De kritische punten die mw. Schouwenaar heeft gemaakt ten aanzien van verslag en Jaarrekening kan mw. Bos alleen maar onderschrijven. Mw. Folkerts (GroenLinks) heeft nog wat opmerkingen over de herstructurering in Delfzijl op pag. 18. Daar staat geschreven dat de bewoners bij de planvorming zoveel als mogelijk moeten worden betrokken (o.a. deelname aan de projectgroepen). Daar is mw. Folkerts het volledig mee eens. Er is in Delfzijl een werkbezoek geweest, waaraan mw. Folkerts ook heeft deelgenomen, waar duidelijk is gebleken dat de bewoners enorm veel inzet tonen zonder ooit de garantie te krijgen dat ze straks zelf in het gebied ook weer zullen kunnen wonen. GS zou hier wat meer aandacht aan moeten besteden, want deze mensen leveren een bewonderswaardige investering en daarna moeten ze maar afwachten waar ze uiteindelijk komen te wonen. Een schrijnend voorbeeld van herstructurering. De voorzitter vraagt of er in eerste termijn nog opmerkingen zijn over het Jaarverslag. Dit blijkt niet het geval. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt vervolgens om een korte schorsing. Bij een viertal vragen heeft de gedeputeerde ambtelijke ondersteuning nodig. De gedeputeerde vraagt aan de voorzitter een kwartier schorsing. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. Dhr. Bleker (gedeputeerde) heeft navraag gehouden en is nu in staat om alle vragen te beantwoorden. 1. De meest actuele stand van zaken is dat alle gemeenten op dit moment een woonplan hebben ingediend. 2. In het jaar 2002 zijn naar de meeste recente en betrouwbare informatie 2650 woningen gebouwd. In de tussenevaluatie valt na te lezen hoe de gemeenten procentueel hebben gepresteerd, ten opzichte van hun taakstelling. 3. De vliegende brigade wordt bekostigd uit het ISV-budget wat eigenlijk bestemd is voor gemeenten, maar in goed overleg vindt die bekostiging vanuit dat budget plaats. Eind van het jaar zullen de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) en de provincie gezamenlijk rond de tafel gaan zitten of men daarmee door wenst te gaan. 4. Met betrekking tot de Leegte gekoesterd, stelt de gedeputeerde dat dit een globaal visiedocument is geweest voor de westkant van de stad, het stedelijk uitloopgebied. Dit is nu een Interreg-project geworden waarbij de gemeente voor de inhoud verantwoordelijk is en de provincie een supporterende rol speelt. De ambtelijke bijstand dhr. Van Hilten zal daar later nog wat meer over kunnen zeggen.
9
Dat mensen niet kunnen wonen in de wijk waarvoor ze zich inzetten is geen zaak van de provincie maar van de woningbouwcorporaties en gemeenten. Maar de provincie ondersteunt wijkplatforms via lokaal sociaal beleid in steden. Ingrijpen in het toewijzingsbeleid, dat is niet aan de orde. Mw. Bos heeft volgens de gedeputeerde wel gelijk dat wat betreft Natuur en Landschap de situatie wat te ongenuanceerd positief is weergegeven. Dat de inspanningen van de provincie op het terrein van natuur en landschap tot een algemene verbetering van de kwaliteit van natuur en landschap leidt, is wat al te rooskleurig voorgesteld. Dit staat ook op enigszins gespannen voet met het onderscheid dat wordt gemaakt in het rapport Toestand van Natuur en Landschap in de Provincie Groningen, tussen aan de ene kant de ontwikkeling van het landschap, waar wel een positieve ontwikkeling valt waar te nemen (bijv. het wierdenherstel), terwijl de natuurwaarden in grote delen van onze provincie zo te spreken ‘achteruitboeren’. Het houtwallenlandschap van het Westerkwartier en terpenlandschap van Noord-Groningen zijn door de provincie aangedragen als nationaal landschap. Als dit wordt toegekend dan kunnen extra middelen van het Rijk worden binnengehaald. Mocht dit niet worden gehonoreerd dan vallen deze positieve (geldelijke) effecten natuurlijk weg. De plannen vinden dan wel gewoon doorgang, maar het zal allemaal wat langzamer gaan omdat er minder geld voor beschikbaar is. Het College is voornemens om in de loop van dit jaar op het punt van grondbeleid tot nadere voorstellen te komen. Zowel grondbeleid uit perspectief van de natuur als ook de woonfunctie. In de Staten is hierover eerder al een motie aangenomen en een notitie opgesteld. Met de actuele gegevens gaat het College bezien of en op welke punten uitvoering mogelijk is. De actuele situatie heeft vooral betrekking op de sterke terugloop van geldmiddelen voor de aankoop van agrarische gronden voor de ecologische hoofdstructuur. Daar is door het huidige kabinet een aankoopstop voor afgekondigd en ook het nieuwe kabinet zal niet veel middelen voor aankoop hebben en meer inzetten op agrarisch natuurbeheer (vergoedingen voor agrariërs om een bepaalde wijze van bedrijfsvoering in bepaalde gebieden te plegen, om zo de natuurwaarden te verbeteren.) Dit zou betekenen dat de provincie m.b.t. de aankoop van de ruim 400 ha van de ruim 1000 ha die de provincie nog moet verwerven voor de ecologische hoofdstructuur echt in de problemen gaat komen. Daarom gaat het College op basis van het Collegeakkoord zich ook bezinnen op alternatieve financieringsvormen. Bijvoorbeeld via het Groenfonds of via andere middelen, of in de vorm van voorfinanciering met provinciale middelen. Het gaat er niet alleen over of en hoe deze financiering gaat worden ingevuld, maar ook waartoe. Er moet veel selectiever worden omgesprongen met de rijksmiddelen, vandaar dus een nieuwe strategie. Dit refereert ook aan het Collegeakkoord waar staat geschreven dat de inzet van voorfinanciering met name ter afronding van bijna geheel verworven gebieden zal gelden en niet om zomaar ergens 50 ha bij te kopen omdat dit toevallig wordt aangeboden. Het is misschien veel beter om ergens 12 ha te kopen dat onderdeel uitmaakt van een gebied van 300 ha, dan om ergens 30 ha aan te schaffen dat geheel geïsoleerd ligt. Met de nota Planbeoordeling wil het College bereiken dat de inkomende plannen al zo goed zijn, dat er bijna geen werk meer aan behoeft te worden verricht. Nu is het vaak zo dat in de planvoorbereiding van de gemeentelijke plannen er al een intensief verkeer is, waar de mensen van de provincie onze mensen als het ware uitleggen hoe het moeten, waarna het vervolgens in de commissies ook weer bekeken wordt. Met deze nota wil het College de gemeenten zelf in staat stellen zodanige plannen te maken dat er daarna voor het College veel minder werk aan zal zijn. Over de statushouders wordt apart gerapporteerd in de halfjaarlijkse rapportage van het College over het provinciale asielbeleid. Hier wordt per gemeente de taakstelling beschreven betreffende het aantal woningen voor statushouders en wat de gemeente heeft gerealiseerd. In de laatste rapportage ging het om 3-4 gemeenten die nog niet aan de taakstelling hadden voldaan. Deze worden aangeschreven om hier vaart mee te maken. In het jaarverslag is kort gesproken over perifere grootschalige detailhandel. Het rijksbeleid is daarover is nog niet uitgekristalliseerd, door de val van het kabinet is dit allemaal wat in de
10
versukkeling gekomen. Het College in bezig met het SNN (Samenwerkingsverband Noord Nederland) om hierover een Noordelijke beleidslijn te ontwikkelen. Deze wordt pas effectief als er in het Rijksbeleid weer duidelijkheid komt. De gedeputeerde is het met mw. Schouwenaar eens dat de rapportage ‘Gebiedsgericht werken’ nogal magertjes is uitgevallen. Bij de eerste bespreking van Gebiedsuitwerking Noord-Groningen heeft het College afgesproken de rapportagesystematiek, specifiek voor het gebiedsgericht werken, te veranderen. Op de vraag van mw. Schouwenaar m.b.t. het niet besteden van een bepaald bedrag voor gebiedsgericht werken en dit over te hevelen naar Delfzijl, moet de gedeputeerde het antwoord schuldig blijven. Als mw. Schouwenaar dit echt wil weten dan kan ze zich wenden tot de desbetreffende ambtelijke organisatie of er uiteindelijk middels het verslag kennis van nemen. Aanvulling verslag: In de beginfase van het gebiedsgericht werken, toen de regioprogramma's nog in voorbereiding waren, is een deel van het beschikbare budget voor gebiedsgericht werken van € 703.359,- te weten € 227.000,- ingezet voor de Ontwikkelingsmaatschappij Delfzijl. Het is niet zo dat er gebiedsgerichte projecten niet zijn doorgegaan. Met betrekking tot Interreg. geeft de gedeputeerde onomwonden toe dat er meer mogelijkheden zijn, dan er tot nu toe benut worden en de inzet erop gericht zal zijn tot een betere benutting te komen. Dhr. Van Hilten (ambtelijke bijstand) geeft met betrekking tot de status en de voortgang van de Leegte gekoesterd aan dat het hier een ontwikkelingsvisie betreft, zonder beleidsmatige status. Maar met alle partijen die hieraan hebben meegewerkt is wel afgesproken, dat deze visie als bouwsteen kan dienen bij stukken die wel status krijgen, zoals bijvoorbeeld een bestemmingsplan buitengebied, structuurplannen van gemeentes. De visie is al wel benut voor de Stroomgebiedvisie, dus is al wel ‘actief’. Juist vanwege de relatie met de Stroomgebiedsvisie benadrukt de ambtelijke bijstand de importantie van het goed weten van elkaar hoe in dat gebied met water moet worden omgegaan. Dus de andere onderdelen die in de Leegte gekoesterd staan, zoals landbouw en recreatie staan nu op een lager pitje en van het Interreg IIIb-project worden nu de onderdelen die betrekking hebben op water verder uitgewerkt. Eind vorig jaar is een definitieve goedkeuring gekomen van de Europese commissie voor dit project en komende week staat de derde partnermeeting met onze partners in Deventer gepland, waar over de uitvoering van het project verder zal worden gepraat. In tweede termijn Mw. Schouwenaar (PvdA) wil toch graag nog wat horen over haar vraag de jaarrekening wat meer te concretiseren. In het verhaal over de planbeoordeling is haar de bedoeling bijvoorbeeld geheel duidelijk, maar of deze bedoeling vervolgens ook wordt gerealiseerd wordt haar pas duidelijk als ze zoiets zou lezen als: dit leidt nu tot 10, 20 of 50% minder afgekeurde plannen. Dát inzicht geeft de jaarrekening niet en daar zou wel naar gestreefd moeten worden. Mw. Peetoom (CDA) geeft aan aangenaam verrast te zijn door de snelheid waarmee de gedeputeerde het definitieve aantal gebouwde woningen in 2002 boven tafel heeft gebracht. Hopelijk kan de gedeputeerde dit getal ook uitsplitsen per gemeente. De percentages zouden kunnen worden teruggelezen in de tussenevaluatie, maar die cijfers behelsden de jaren 1997-2001. Volgens haar eigen berekening heeft de gemeente Groningen 920 woningen voor zijn rekening genomen. Maar hoe zit dit met de resterende gemeenten? Het zou ook interessant zijn dit getal af te zetten tegen het aantal geplande woningen per gemeente voor het afgelopen jaar.
11
Mw. Bos (GroenLinks) bedankt de gedeputeerde voor de beantwoording en alle getrooste moeite. Zij drukt haar bezorgdheid uit over het feit dat ze in de Leegte gekoesterd heeft gelezen over eventuele woningbouw aan het van Starkenborghkanaal en geplande recreatie, etc. Daar is zij in het geheel niet gelukkig mee. De ambtelijke bijstand verklaarde wel dat landbouw en recreatie even op een laag pitje zijn gezet, maar is hier nog wel sprake van? Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft met betrekking tot de vraag van mw. Schouwenaar aan, dat het College die ambitie natuurlijk over de volle breedte heeft. Er zal worden gewerkt naar een transparanter en meer controleerbaar formuleren. Op een aantal terreinen zal dat goed lukken, op andere op iets langere termijn en er zullen terreinen blijven. De verantwoording aan het jaarverslag zal daaraan dan gekoppeld kunnen worden, zo komen we stapje voor stapje meer in de goede richting. De gedeputeerde stelt dat het College puur geluk heeft gehad, juist op dit moment dit getal van het aantal gerealiseerde woningen te kunnen presenteren. De recentelijk voorhanden gekomen informatie zal de commissieleden worden gezonden. Meer gedetailleerde informatie over de realisatie in de afzonderlijke gemeenten is hierbij, indien aanwezig, natuurlijk inbegrepen.. Aanvulling verslag:zie de bij het verslag gevoegde informatie Met betrekking tot de Leegte gekoesterd stelt dhr. Van Hilten (ambtelijke bijstand) voor de goede orde dat woningbouw helemaal geen deel van deze visie uitmaakt. Met de stad Groningen is in het beginstadium al afgesproken dat de stad aan de westkant wat dat betreft gewoon af is. De eerste 20-30 jaar geen nieuwe woningen aan de westkant is toen al hardop gezegd. In de Leegte gekoesterd zullen de statenleden hierover dan ook niets terugvinden.Wat betreft landbouw en recreatie is op visieniveau al wel een aantal voorstellen ontwikkeld. Maar zolang nog niet duidelijk is wat er met het water in het betreffende gebied zal gaan gebeuren, kunnen er nog niet veel stappen worden ondernomen. Dit zal met het Interreg IIIb-project eerst verder moeten worden uitgezocht en daarna kan beter worden gekeken naar hoe met de rest van het gebied moet worden omgegaan. Het zal wel wat langer gaan duren, dan een paar jaar geleden was gepland. De voorzitter stelt dat over de gerealiseerde woningbouwproductie in het Bouwmarktbericht van februari van dit jaar al gegevens werden verstrekt, dus dat het de provincie niet al te veel moeite behoeft te kosten deze cijfers te verstrekken. De voorzitter stelt vast dat het College zich zal gaan inspannen, hetzij bij het verslag, dan wel bij het afzonderlijke bericht het lijstje met gerealiseerde woningen te geven. Aanvulling: zie bijlage bij het verslag De vraag van mw. Schouwenaar met betrekking tot de Interregsubsidie en Delfzijl zal volgens de voorzitter in het verslag worden beantwoord. Aanvulling verslag: zie pagina 10 onderaan Dhr. Swagerman (SP) heeft nog een vraag over het aantal van 2650 gerealiseerde woningen. In wat voor prijscategorieën vallen deze woningen, hoeveel huurwoningen zijn er gebouwd en hoeveel in de vrije sector? Deze 2650 woningen is voor dhr. Swagerman en veel te algemeen begrip. Dhr. Bleker (gedeputeerde) zegt toe dat de informatie die er op dit moment is over de totale productieomvang in 2002, indien mogelijk vergeleken met de geplande omgang in zijn totaliteit en gespecialiseerd naar gemeente er zal komen. Of de informatie die dhr Swagerman wenst voorhanden is weet de gedeputeerde niet. Mocht die wel voorhanden zijn, dan wordt deze ook meegenomen en anders niet. De voorzitter sluit dit agendapunt af.
12
9.
Rondvraag
Er zijn geen vragen 11.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 16.10.
13