A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Engels Leerjaar: 1 Onderwerp: Leesvaardigheid Kerndoel(en): 12, 13, 14, 17
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat. 13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten. 14. De leerling leert in Engelstalige schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen. 17. De leerling leert informeel contact in het Engels te onderhouden via e-mail, brief en chatten.
Leerdoel(en): ● ●
Het begrijpen van korte Engelse tekstjes Vragen over de tekstjes kunnen beantwoorden
Onderwerp(en): Alles met betrekking tot het dagelijks leven van leerlingen Jeugdliteratuur
Aangeboden in: Vakles
Periode:
Toetsvormen:
Weging:
Alle
Aantal toetsen: 5
schriftelijk
doorlopend
1
Toetsmaken over een reader gelezen in de les
Onderdeel van SO’s en 1 PW die 3x telt 1x
Vakles
Vak: Engels Leerjaar: 1 Onderwerp: Luistervaardigheid Kerndoel(en): 11, 12, 13, 15, 16
11. De leerling leert verder vertrouwd te raken met de klank van het Engels door veel te luisteren naar gesproken en gezongen teksten. 12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat. 13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten.
15. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven. 16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te vragen en om hulp te vragen.
Leerdoel(en): ● ●
Eenvoudige gesprekken kunnen volgen en voeren, mededelingen begrijpen, radioboodschappen begrijpen Vragen over het geluisterde materiaal kunnen beantwoorden
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Alles met betrekking tot het dagelijks leven van leerlingen
Vakles
Alle
4
schriftelijk
Als onderdeel van een SO
Vak: Engels Leerjaar: 1 Onderwerp: spreekvaardigheid Kerndoel(en): 12, 13, 15, 16 12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat. 13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten. 15. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven. 16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te vragen en om hulp te vragen.
Leerdoel(en): ●
Leerlingen spreken over een zo authentiek mogelijk situatie Engels.
Onderwerp(en): Leerlingen spreken over een situatie gerelateerd aan een thema reeds behandeld in het boek. Vak: Engels
Aangeboden in: Vakles
Periode: 3&4
Aantal toetsen: 1
Toetsvormen:
Weging:
mondeling
2x
Leerjaar: 1 Onderwerp: Schrijfvaardigheid Kerndoel(en): 12, 17, 19 12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat. 17. De leerling leert informeel contact in het Engels te onderhouden via e-mail, brief en chatten. 18. De leerling leert zich creatief te uiten in de geschreven taal. Leerdoel(en): ●
Brieven, ansichtkaarten en e-mails schrijven.
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Alles met betrekking tot het dagelijks leven van leerlingen
Vakles
Alle
B.
Aantal toetsen: 4
Toetsvormen:
Weging:
schriftelijk
Onderdeel van een grotere toets die 3x telt
VAARDIGHEDEN Gymnasium Novum Gespreksvaardigheid klas 1
Criteria
Uitspraak
Grammatica (werkwoordsfout en, geslachtsfouten, fouten in ontkenning.)
4
3
RP of GenAm
Uitspraak is herkenbaar als Hollands. Letters worden correct weggelaten.
Zowat geen fouten.
Er worden niet veel fouten gemaakt en de communicati e wordt niet verstoord.
Punten
2 Uitspraak is niet storend voor begrip. Letters die niet uitgesproken horen te worden, worden wel uitgesproken.
Er worden veel fouten gemaakt, maar minder storende fouten.
1
Uitspraak is storend voor begrip.
Er worden teveel storende fouten gemaakt , fouten die deel hadden moeten uitmaken van de verworven basiskennis.
____
____
Vocabulaire
Spreektempo
Heeft goede vocabulaire paraat op het juiste moment.
Vocabulaire is goed, maar moet even zoeken.
Spreekt lekker door.
Moet wel zoeken naar woorden, maar praat in een goed tempo.
Kiest niet altijd de juiste woorden.
Moet veel zoeken naar woorden en het tempo ligt laag.
Komt vaak niet op woorden en weet ook geen compenseren de strategieën toe te passen.
Komt erg weinig uit, slaat dicht. Totaal---->
C.
____
____
____
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst Kennen
Kunnen
Vocabulaire
Woordjes m.b.t. ontmoetingen, weg vragen, wonen, eten, vakantie, school, aangifte doen, verkeer, reizen, ziek zijn, sport
Zich voorstellen, omschrijven hoe ze wonen, inlichtingen geven en begrijpen over huis, familie en school, sport. Omschrijven van bezittingen, aangifte doen, omschrijven van lichamelijke klachten. Ter ondersteuning van lees-, schrijf-, luister- en spreekvaardigheid.
Grammatica
To be, pronouns, imperatives, can/can’t, this/that/these/those, possessive form, have/has, object pronouns, and/or, prepositions, quantity, comparing, time prepositions, and/but, present continuous, questions, verbs, because/so, present simple, future, present conditionals, a/an/the, some/any, present perfect
Onderwerp
Vocabulaire en grammatica beheersen, leesstrategieën en
Ww leren vervoegen in een zin, zinnen ontkennend maken, zinnen vragend maken. Klokkijken, tellen, vragen hoe laat het is, aangeven van wie iets is, vragen van wie iets is, zeggen welke dag het is, wanneer hun verjaardag is, praten over hobby’s, vertellen hoe iets eruit ziet, informatie vragen, praten over dingen ze gaan doen, voorspellen, praten over nationaliteiten, beleefd iets vragen, praten over hun prestaties. Ter ondersteuning van lees-, schrijf-, luister- en
compenserende strategieën. Leesvaardigheid Vocabulaire en grammatica beheersen, uitspraak
Luistervaardigheid
Spreekvaardigheid
Vocabulaire en grammatica beheersen, uitspraak
Vocabulaire en grammatica beheersen, spelling
spreekvaardigheid. Correspondentie lezen, oriënterend lezen, lezen om info op te doen, instructies lezen, lees- en compenserende strategieën kunnen toepassen. Gesprekken tussen moedertaalsprekers verstaan, luisteren naar aankondigingen en instructies, luisteren naar tv, video en geluidsopnames. Informele gesprekken, zaken regelen, informatie uitwisselen, monologen houden Correspondentie, aantekeningen, berichten
Schrijfvaardigheid
D.
NOVUMDAG
Vak: Engels Leerjaar: 1
Onderwerp: Ontwikkeling van de talen Kerndoel(en): 11, 13, 18 11: De leerling leert verder vertrouwd te raken met de klank van het Engels door veel te luisteren naar gesproken en gezongen teksten. 13: De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten 18: De leerling leert welke rol het Engels speelt in verschillende soorten internationale contacten.
Leerdoel(en): ● ● ●
Leerlingen leren hoe de West-Europese talen aan elkaar verwant zijn. Leerlingen leren wat de historische ontwikkeling van het Engels is geweest Leerlingen maken kennis met Oud- en Middel-Engels
Activiteit
Aangeboden in:
Periode:
Aantal toetsen:
Toetsvormen:
Novumdag
Novumdag
1a
0
geen
E. Ict-vaardigheden Algemeen Bij welke vakonderdelen Les
Soort opdrachten Alle
Welke vaardigheden Frontergebruik
Internetgebruik Bij welke vakonderdelen Les Les
Soort opdrachten Alle Woordjes leren
Welke vaardigheden Frontergebruik Gebruik WRTS
Vakprogramma’s Vakonderdeel Woordjes leren
opdracht Woordjes leren
vaardigheden Gebruik WRTS
Weging:
0
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Frans Leerjaar: 1 Onderwerp: Luistervaardigheid Kerndoel(en): 11, 12, 13, 14
11. De leerling leert vertrouwd te raken met de klank van het Frans door veel te luisteren naar gesproken en gezongen teksten. 12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse woordenschat. 13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Franstalige teksten. 14. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven.
Leerdoel(en): 1- Eenvoudige gesprekken kunnen volgen en voeren, mededelingen begrijpen. 23Onderwerp(en): Alles met betrekking tot wat zich afspeelt in de klas, het zich eigen maken van woordenschat d.m.v. het leren van toneelstukjes en gebaren.
Aangeboden in: Vakles
Periode: 1-4
Aantal toetsen: Minstens 4
Toetsvormen:
Weging:
schriftelijk
1x
B.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Frans Leerjaar: 1 Onderwerp: spreekvaardigheid Kerndoel(en): 12, 15, 16 12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse woordenschat. 15. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven. 16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren om inlichtingen te vragen en om hulp te vragen.
Leerdoel(en): 1- Zich de taal eigen maken op natuurlijke wijze door doeltaal = voertaal, ondersteund door gebaren. 2- memoriseren door veel herhalen, inslijpen van de taal, ook d.m.v spelen van toneelstukjes en het zingen van liedjes 3Onderwerp(en): Alles met betrekking tot wat zich afspeelt in de klas, het zich eigen maken van woordenschat d.m.v het leren van toneelstukjes en gebaren.(AIM)
Aangeboden in: Vakles
Periode: 1-4
Aantal toetsen: 2
Toetsvormen:
Weging:
Mondeling, opvoeren toneelstuk.
1x
C.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Frans Leerjaar: 1 Onderwerp: Schrijfvaardigheid Kerndoel(en):
12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse woordenschat. è Leerdoel(en): 1- De leerling leert korte verhaaltjes schrijven. 2- Beschrijven van plaatjes/foto’s. 3- Vragen beantwoorden in hele zinnen. Onderwerp(en): Alles met betrekking tot wat zich afspeelt in de klas, het zich eigen maken van woordenschat d.m.v. het leren van toneelstukjes en gebaren.(AIM)
Aangeboden in: Vakles
Periode:
Aantal toetsen:
1-4 Minstens 4
Toetsvormen:
Weging:
schriftelijk
wisselend
D.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst Kennen
Kunnen
Vocabulaire
Woordjes m.b.t. ontmoetingen, Wonen, school, kleding, kleuren, familie.
Zich voorstellen, inlichtingen geven en begrijpen over school, kleding, vrije tijd, familie, kleuren kennen en herkennen en gebruiken. Ter ondersteuning van schrijf-, luisteren spreekvaardigheid.
Grammatica
Mannelijk/vrouwelijk, pers.vnw, lidwoord,(on) regelmatige ww., tellen, dagen van de week, ontkenning, avoir, être, de,à + lidwoord, bezitt. Vnw. maanden van het jaar, passé composé, aanwijzend voornaamwoord, bijvoeglijk naamwoord.
Luistervaardigheid
Vocabulaire en grammatica beheersen, uitspraak.
Spreekvaardigheid
Vocabulaire en grammatica beheersen, uitspraak, vragen stellen en antwoorden in hele zinnen.
Antwoord geven op vragen docent, meespreken in klas bij gebaren docent, in groepen zichzelf verstaanbaar maken bij het zelfst. werken en een rol spelen in het toneelstuk.
Schrijfvaardigheid
Vocabulaire en grammatica beheersen, spelling.
Creatief schrijven.
Onderwerp
Ww leren vervoegen in een zin, zinnen ontkennend maken, vragen welke datum het is, aangeven van wie iets is, de volt. Tijd kunnen gebruiken. Ter ondersteuning van schrijf-, luister- en spreekvaardigheid.
Begrijpen wat de docent uitlegt, vraagt en vertelt. Elkaar begrijpen bij werken in groepen en in de conversaties.
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Biologie Leerjaar: 1 Onderwerp: H.1 Wat is biologie? BVJ 1A
Kerndoel(en): 29. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-‐levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven.
De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren over een natuurwetenschappelijk onderwerp en de uitkomsten daarvan te presenteren. Leerdoel(en): 1-Kennis maken met het vak biologie in het voortgezet onderwijs. 2-Kennis opdoen over een aantal biologische onderwerpen: levensverschijnselen, groei en ontwikkeling, hoofdthema’s in de biologie 3-tekeningen maken aan de hand van de tekenregels zoals gebruikt bij biologie.
Onderwerp(en):
B.
Aangeboden in:
Periode:
Aantal toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Biologie
1
1 Minimaal 1. 1
Proefwerk.
3
S.O. Mogelijke Practicumopdracht
1 1
VAARDIGHEDEN
Waarnemingen van eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek vastleggen en interpreteren. Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en vastleggen in tekeningen. Omgaan met organismen en met de natuur De leerling kan de juiste grootheden en eenheden hanteren. De leerling kan een grafiek tekenen.
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst Kennen
Kunnen
Levensverschijnselen De tekenregels Tabellen en grafieken Ontwikkeling bij mens, dier en
De levensverschijnselen benoemen van voorwerp/organisme Levensverschijnselen kunnen
Onderwerp
plant Hoofdthema’s in de biologie
A.
benoemen bij organismen. Tekenregels toepassen in een biologische tekening. Groei en ontwikkeling benoemen en herkennen in mens, plant en dier. Hoofdthema’s in de biologie uitleggen en toepassen op een situatie of tekening.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Biologie Leerjaar: 1 Onderwerp: H.2, Planten, BVJ 1A. Kerndoel(en): (nr 28). De leerling leert vragen over natuurwetenschappelijke, technologische en zorggerelateerde onderwerpen om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren. (nr 29). De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven. (nr 30). De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden. (nr 32). De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie. Leerdoel(en): 1-Kennis opdoen van bouw en functie van planten. 2. Kennis op doen van de ontwikkeling en groei van planten. 3. Kennis op doen van de voorplanting en vermeerdering van planten. 4. Kennis opdoen van de levenscyclus van planten. 5-Betekenis van planten in de gehele voedselketen. 6-Maken van een microscopisch preparaat. 7. Inzicht hebben in werking en belang van fotosynthese.
Onderwerp(en): Planten
Aangeboden in: vakles
Periode: 4
Aantal toetsen: 1
Toetsvormen:
Weging:
SO
2
1-3
Practicum / overig werk Proefwerk
1 3
B. VAARDIGHEDEN. Maken van een microscopisch preparaat Met de microscoop werken Anatomische tekeningen (planten, cellen) interpreteren Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek uitvoeren.
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst biologie Kennen
Kunnen
Onderwerp Planten
Begrippen: • Onderdelen plantencel • Onderdelen plant en bloem • fotosynthese • ontkiemen • bouw en onderdelen zaden • zaadverspreiding • veredeling • kruisen • geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting bij planten
• •
•
• • •
A.
levenscyclus van een plant kunnen benoemen. De verschillende delen van een plant kunnen benoemen. De bouw en functie van de verschillende delen kunnen benoemen. Tekening kunnen maken van een plantaardige cel. Inzicht hebben in het proces van fotosynthese. Eenvoudig onderzoek opzetten en uitvoeren.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Biologie Leerjaar: 1 Onderwerp: H.3, Organen en cellen, BVJ 1A Kerndoel(en): (nr 28). De leerling leert vragen over natuurwetenschappelijke, technologische en zorg-
gerelateerde onderwerpen om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren. (nr 29). De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven. (nr 32). De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie. (nr 34). De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid, en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen. (nr 35). De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden. Leerdoel(en): 1- Kennis opdoen over bouw, functies en werking van verschillende organen en orgaanstelsels 2- Kennis opdoen over cellen en bijbehorende organellen 3- Inzicht krijgen in hoe een cel zich deelt .
Onderwerp(en): Organen en cellen
Aangeboden in: biologie
Periode: 2-3
Aantal toetsen: 1 minimaal 1 1
Toetsvormen:
Weging:
Proefwerk
3
SO Practicumopdracht
1 o/v/g
B. VAARDIGHEDEN. Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beschrijven. Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen met behulp van de microscoop en vastleggen in tekeningen. Anatomische tekeningen interpreteren.
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst biologie Kennen Onderwerp
Kunnen
Organen en cellen
Begrippen: • orgaan • orgaandonatie • organenstelsel • cel • weefsel • tussencelstof • lichtmicroscoop • preparaat • transplantatie • cytoplasma • celmembraan • celkern • kernmembraan • vacuole • plastiden • bladgroenkorrels • kleurstofkorrels • zetmeelkorrels • celorganellen • mitochondriën • ribosomen • chromosomen • DNA • erfelijke eigenschappen • moedercel/dochtercel • plasmagroei • stamcel
•
Leerlingen kunnen de begrippen toepassen.
•
Leerlingen kunnen de onderdelen aan een microscoop benoemen.
•
Leerlingen kunnen omgaan met een microscoop.
•
Leerlingen kunnen een eenvoudig preparaat maken.
A. Leer en toetsplan Vak: Biologie Leerjaar: 1 Onderwerp: H.5, Stevigheid en beweging. BVJ1B Kerndoel(en): (nr 28). De leerling leert vragen over natuurwetenschappelijke, technologische en zorggerelateerde onderwerpen om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren. (nr 29). De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven. (nr 32). De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie. (nr 34). De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid, en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen. (nr 35). De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan,
verkeer) positief kan beïnvloeden. Leerdoel(en): 1-Kennis opdoen over bouw en functies van het bewegingsapparaat en onderdelen daarvan. 2-Inzicht verwerven over verschillende blessures en het voorkomen daarvan. 3-Vorm en functie van het bewegingsapparaat bij gewervelden. Onderwerp(en): Bewegen
Aangeboden in: Lessen biologie
Periode: 2
Aantal toetsen: 1 Minimaal 1 1
Toetsvormen:
Weging:
Proefwerk
3
SO Mogelijk practicumopdracht
1 1
B. VAARDIGHEDEN. Hanteren van biologische vaardigheden: een proef uitvoeren, waarnemingen doen, een model maken. Anatomische tekeningen interpreteren. Informatie uit grafieken halen. Metingen doen. Resultaten interpreteren. Grafiek interpreteren.
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst biologie Kennen Onderwerp
Kunnen
bewegen
A.
Begrippen: • Skelet, wervelkolom, borstkas, been, kraakbeen, • functies van been, kraakbeen en kalk • 4 typen beenverbindingen • 3 typen gewrichten • Bouw gewricht • Blessures • Bouw en functie van spieren • Antagonisten • Warming-up en cooling-down • Analogie en homologie in bouw van skeletten van gewervelden.
•
• • • •
Leerlingen kunnen de begrippen uitleggen en toepassen. Uitleggen wat een goede houding is. Herkennen en benoemen van beenverbindingen. Herkennen van benoemen van blessures. Informatie opzoeken uit een afbeelding
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Biologie Leerjaar: 1 Onderwerp: H.6: waarneming, regeling en gedrag. BVJ 1B Kerndoel(en): (nr 28). De leerling leert vragen over natuurwetenschappelijke, technologische en zorggerelateerde onderwerpen om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren. (nr 29). De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven. (nr 32). De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie. (nr 34). De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid, en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen. (nr 35). De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden. Leerdoel(en): 1 2 3 4
Kennis opdoen over bouw, functies en werking van zintuigen. (met uitzondering van het oog en het oor) Inzicht verwerven over de bouw en werking van de hersenen. Inzicht verwerven over de bouw en werking van het zenuwstelsel. Inzicht verwerven over de werking van het hormoonstelsel.
5 6
Kennis opdoen over gedrag bij dieren (en mensen). Gedrag van dieren objectief kunnen beschrijven.
Onderwerp(en): waarnemen
Aangeboden in: biologie
Periode: 3
Aantal toetsen: 1 minimaal 1 1
Toetsvormen:
Weging:
Proefwerk
3
SO Practicum
1 1
B. VAARDIGHEDEN. Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beschrijven. Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en vastleggen in Tekeningen, of model, of schema. Anatomische tekeningen interpreteren. Waarnemingen doen en vastleggen in tekeningen of model. Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek uitvoeren.
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst biologie Kennen
Kunnen
Onderwerp
waarnemen
Begrippen: • Zintuigen • Prikkels, adequaat en nietadequaat • Impulsen • Warmte-, koude-, pijn- en tastzintuigen. • Diverse pijnprikkels • Smaak • Geur • Verschillende smaakzintuigen op de tong • Grote hersenen • Kleine hersenen • Hersenstam • Geheugen • Coördinatie • Inwendige en uitwendige prikkels • gedrag • signalen • diverse zenuwcellen
• •
• •
Genoemde begrippen kunnen beschrijven. Taak van de begrippen kunnen omschrijven en kunnen toepassen. Practicum uitvoeren en daarvan verslag leggen. Het bestuderen van gedrag (observeren)
• • • • • • • •
gedrag handeling gedragsketen hormoon insuline-glucagon diabetes bouw hersenen hersencentra
A.
LEER- EN TOETSPLAN
Vak: Grieks Leerjaar: 1 Onderwerp: Grammatica Kerndoel(en):
Leerdoel(en): De leerlingen kunnen woordsoorten onderscheiden. De leerlingen kennen elementen van het verbuiging- en vervoegingsysteem. De leerlingen kunnen m.b.v. de betekenis van een werkwoord hun kennis over te verwachten zinsdelen operationaliseren bij de analyse van een (te vertalen) zin. De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de naamvallen en met begrip van syntactische functies betekenisverbanden leggen. De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de werkwoordsvormen en met begrip van syntactische functies betekenisverbanden leggen. De leerlingen kunnen teksten met de hierboven genoemde taalverschijnselen vertalen.
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Naamvallensysteem Werkwoordsvormen Syntaxis
Vakles
1/2/ 3/4
16 (4 per periode)
12 * SO 4 * Pw
1 3
Vak: Grieks Leerjaar: 1 Onderwerp: Vertalen Kerndoel(en): # 3 De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat. De leerlingen kennen de letters en kunnen de woorden lezen, uitspreken en schrijven. De leerlingen kunnen teksten met de onder ‘grammatica’ genoemde taalverschijnselen vertalen. Leerdoel(en): Het opbouwen van de woordenschat Grieks. Een Griekse tekst te vertalen met minimaal gebruik van hulpmiddelen. Een Griekse tekst begripvol te lezen. De leerlingen kunnen van teksten een samenvatting geven. Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Woorden Vertaalstrategie
Vakles
1/2/ 3/4
16 (4 per periode)
12 * SO 4 * Pw
1 3
Vak: Grieks Leerjaar: 1 Onderwerp: Cultuurhistorie Kerndoel(en): # 4 De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. # 8 De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden.
Leerdoel(en): Cultureel-mentale oriëntatie 1- De leerlingen kunnen de belangrijkste feiten, begrippen en kenmerken van de Griekse en Romeinse cultuur, geschiedenis en mythologie, aangeven. 2- De leerlingen kunnen overeenkomsten en verschillen aangeven tussen denkbeelden en overtuigingen van de Griekse en Romeinse Oudheid en vergelijkbare denkbeelden en overtuigingen in latere culturen. Cultuur-esthetische oriëntatie 3- De leerlingen kunnen enkele kenmerken van beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse Oudheid herkennen en typeren. 4- De leerlingen kunnen, in samenhang met de kerndoelen van het vakgebied Beeldende Vorming, antieke invloeden in de beeldende kunst en de architectuur van latere perioden, alsmede in andere uitingsvormen van hedendaagse vormgeving, herkennen.
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Cultuurhistorie
lessen AC (samen met geschiedenis)
1/2/ 3/4
16
3* 1*
Cultuurhistorie
Vakles
2/3/4
3
4 * Pw 12 * Presentatie / verslag 3 * PW
3*
B.
VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
Presentatie
De mondelinge presentatie (poster, verslag, rol) is onsamenhangend en sluit niet aan op de vraag/opdracht.
De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) is een verzameling gegevens met een kop en een staart maar sluit niet aan op de vraag/opdracht
De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. Er is een kop en een staart.
De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; er is een inleiding, kern en afsluiting; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. De leerling voegt extra elementen toe die een meerwaarde vormen (visueel, inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde niet samenwerken of werkte in een groep contraproductief.
De leerling heeft goed samengewerkt en wilde ook opdrachten van anderen uitvoeren.
De leerling heeft goed samengewerkt en heeft initiatieven genomen om de groep goed te laten samenwerken.
De leerling heeft goed samengewerkt en nam de rol van leider op zich; dank zij hem functioneerde de groep als geheel.
Grammatica en vertalen
De leerling kan in een Griekse tekst de woordsoorten niet of nauwelijks herkennen noch de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren.
De leerling kan in een Griekse tekst de meeste woordsoorten herkennen en de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren maar er geen goed lopende Nederlandse vertaling mee maken.
De leerling kan in een Griekse tekst de woordsoorten herkennen en de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren maar er geen goed lopende Nederlandse vertaling mee maken.
De leerling kan in een Griekse tekst de woordsoorten herkennen en de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren om er een goed lopende Nederlandse vertaling mee te maken.
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen
Kunnen
Alfabet
Griekse alfabet, letters en uitspraak
Woordenschat
Woorden Grieks – Nederlands
Grammatica
• • • • •
Lezen Schrijven Toepassen in een vertaling Reproduceren in schriftelijke overhoring Kennis toepassen op een Griekse tekst
Onderwerp
Vertalen
Woordsoorten Morfologie van nomina Morfologie van verba Functies van de naamvallen in de zin Grondbeginselen van de opbouw van een Griekse zin
Begrip tonen van de Griekse tekst op zowel de taalkundige als de inhoudelijke kant. Vertaalstrategie toepassen.
D.
NOVUMDAG
Vak: Grieks Leerjaar: 1 Onderwerp: Oude geschiedenis Kerndoel(en):
Leerdoel(en): 1- Leerlingen kunnen zich een (visuele) voorstelling maken van de Griekse en Romeinse culturen en zich beter inleven in de materiële aspecten ervan. 2- Leerlingen kunnen gelezen teksten koppelen aan tastbare objecten uit de Griekse en Latijnse culturen. 3- Leerlingen kunnen enkele kenmerken van de beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse Oudheid herkennen en typeren. Activiteit Aangeboden in: Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: toetsen: Bezoek RMO
Novumdag
2
Geen
E. Ict-vaardigheden Vakprogramma’s Vakonderdeel woorden leren
opdracht woorden leren
vaardigheden woorden leren
n.v.t.
n.v.t.
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak: Aardrijkskunde Leerjaar: 1 Onderwerpen: KAARTEN, KAARTLEZEN, PLAATSBEPALING, HOOG en LAAG, ENDOGENE en EXOGENE KRACHTEN, VORMING VAN DE NEDERLANDSE KUST. DEMOGRAFIE
Kerndoel(en): 1)- De leerlingen kunnen informatie- en communicatietechnologie toepassen bij de bestudering van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen, vraagstukken en processen. 3)-De leerlingen kunnen bij de bestudering van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen en vraagstukken aardrijkskundige werkwijzen toepassen. 6)- De leerlingen kunnen de ruimtelijke opbouw van hun eigen omgeving beschrijven en verklaren. 7)- De leerlingen kunnen effecten van veranderingen in natuurlijke en maatschappelijke verschijnselen op de ruimtelijke inrichting en leefbaarheid van hun eigen omgeving beschrijven en verklaren. 16)- De leerlingen kunnen het ontstaan en de ruimtelijke spreiding van belangrijke landschapstypen in Nederland beschrijven en verklaren. 17)- De leerlingen kunnen de ligging en ruimtelijke spreiding van natuurlijke verschijnselen voor verschillende deelgebieden in Europa en de wereld beschrijven en verklaren. 2)- De leerlingen kunnen, onder andere met behulp van de computer, gebruik maken van atlassen, archieven, kaarten en remote sensing-beelden (met name luchtfoto's) bij oriëntatie in gebieden en bij beeldvorming over gebieden, aardrijkskundige verschijnselen, vraagstukken en processen. 22)- De leerlingen kunnen in de wereld belangrijke deelgebieden onderscheiden op grond van sociaal-geografische kenmerken, zoals bevolking, economische activiteiten, welvaart en levensomstandigheden, politiek en cultuur Leerdoel(en): kaarten,kaartlezen en plaatsbepaling leert de leerling: - zoeksystemen in (geautomatiseerde) atlassen gebruiken; - verschillende soorten kaarten benoemen en gebruiken; - de kaartvaardigheden: kaartlezen, kaartanalyse en kaartinterpretatie toepassen; - luchtfoto's en kaarten met elkaar vergelijken; - belangrijke plaatsen, gebieden en verschijnselen op een kaart lokaliseren (topografie); - met behulp van verzamelde of aangereikte gegevens eenvoudige kaarten maken. -structuren ontdekken door middel van signaalwoorden en kernwoorden Leerdoel(en): bij aarde, endogene krachten en exogene krachten leer de leerling: De leerling : - over het ontstaan van de aarde en de endogene en exogene krachten die van invloed zijn op de vorming ervan. - de ligging van natuurlijke zones met betrekking tot reliëf, vulkanisme en aardbevingen en verschillen en overeenkomsten hiertussen beschrijven en verklaren; - de fysisch-geografische ligging van Nederland en de daar voorkomende natuurlijke verschijnselen vergelijken met andere Europese landen. - de vorming van het uiterlijk van landschappen verklaren met behulp van de invloed van wind, zee, ijs, rivieren. - een ruimtelijke geleding van zijn eigen omgeving maken op basis van geïnventariseerde en gelokaliseerde verschijnselen op het gebied van wonen, werken, recreatie/toerisme, verkeer en natuur/milieu; - de aanwezigheid en ligging van deze verschijnselen in hun eigen omgeving verklaren. - in hun eigen omgeving voorbeelden van veranderingen op het gebied van wonen, werken, recreatie/toerisme, verkeer en natuur/milieu en cultuur herkennen en noemen; - deze veranderingen in verband brengen met veranderingen in de ruimtelijke inrichting van dat gebied. - de ligging en zichtbare kenmerken van deze landschapstypen herkennen, noemen en beschrijven; - de ligging en het uiterlijk van deze landschapstypen verklaren met behulp van de invloed van wind, zee, ijs, rivieren en de mens. Leerdoel(en): bij bevolking leert de leerling - inzicht te krijgen in de verscheidenheid in bevolkingssamenstelling
- leert een onderzoek uit te voeren - leert grafieken te maken - leert tabellen/statistieken te lezen Leerdoel(en): bij exogene krachten en eigen omgeving de leerling: - leert de fysisch-geografische ligging van Nederland en de daar voorkomende natuurlijke verschijnselen vergelijken met andere Europese landen. - leert de vorming van het uiterlijk van landschappen verklaren met behulp van de invloed van wind, zee, ijs, rivieren. - een ruimtelijke geleding van zijn eigen omgeving maken op basis van geïnventariseerde en gelokaliseerde verschijnselen op het gebied van wonen, werken, recreatie/toerisme, verkeer en natuur/milieu; - de aanwezigheid en ligging van deze verschijnselen in hun eigen omgeving verklaren. - in hun eigen omgeving voorbeelden van veranderingen op het gebied van wonen, werken, recreatie/toerisme, verkeer en natuur/milieu en cultuur herkennen en noemen; - deze veranderingen in verband brengen met veranderingen in de ruimtelijke inrichting van dat gebied. - de ligging en zichtbare kenmerken van deze landschapstypen herkennen, noemen en beschrijven; - de ligging en het uiterlijk van deze landschapstypen verklaren met behulp van de invloed van wind, zee, ijs, rivieren en de mens.
Onderwerpen:
Aangeboden in
Hoofdstuk 1 Kaarten Kaartlezen Plaatsbepaling
Vaklessen
Hoofdstuk 2 Endogene krachten Het ontstaan van de aarde
vaklessen
Periode: Aantal toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
2
s.o. pw.
1x 3x
2
s.o. informatiefolder
1x naar behoren 3x
pw Hoofdstuk 3A Hoog en laag hoofdstuk 3B Exogene krachten Het ontstaan van onze kust (eigen omgeving) Hoofdstuk 4 demografie
De volgorde van de hoofdstukken kan veranderen. Ook de inhoud kan op kleine onderdelen verschillen
vaklessen
1
s.o. hoogtemeting
deels themalessen
2
s.o. (begrippen) pw
vaklessen
2
s.o. (begrippen) pw
1x naar behoren 1x 3x
1x 2x
B. VAARDIGHEDEN Vaardigheden rubrieken: Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
Presentatie
De mondelinge presentatie (poster, verslag, rol) is onsamenhangend en sluit niet aan op de vraag/opdracht.
De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) is een verzameling gegevens met een kop en een staart maar sluit niet aan op de vraag/opdracht
De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. Er is een kop en een staart.
De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; er is een inleiding, kern en afsluiting; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. De leerling voegt extra elementen toe die een meerwaarde vormen (visueel, inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde niet samenwerken of werkte in een groep contraproductief.
De leerling heeft goed samengewerkt en wilde ook opdrachten van anderen uitvoeren.
De leerling heeft goed samengewerkt en heeft initiatieven genomen om de groep goed te laten samenwerken.
De leerling heeft goed samengewerkt en nam de rol van leider op zich; dank zij hem functioneerde de groep als geheel.
Veldwerk
De leerling is niet in staat om in samenwerking tot afspraken te komen en opdrachten uit te voeren. De leerling laat de groep in de steek of wordt in de steek gelaten. Opdrachten zijn niet of half gemaakt of door de anderen uitgevoerd.
De leerling is in staat om in samenwerking tot afspraken te komen en de opdrachten uit te voeren. De groep blijft bij elkaar en de opdrachten zijn gemaakt.
De leerling is bereid om iets extra’s te doen als de groep daarom vraagt of als “deskundige” op te treden (bv het schetsen van de huizen) De groep is van meningen dat ieder zijn deel gedaan heeft.
De leerling is in staat om in samenwerking tot afspraken te komen en speelt daarbij een leidende rol. De leerling is de bindene kracht in de groep zodat de gemaakte opdrachten duidelijke samenhang en eenvormigheid vertonen
Kaartvaardig heden
De leerling gebruikt bij de atlas niet de juiste zoekmethodes, kent de verschillende soorten kaarten niet en weet ze niet te gebruiken
De leerling gebruikt bij de atlas de juiste zoekmethodes, kent en gebruikt verschillende kaarten, past kaartlezen toe en kan plaatsen e.d. op een kaart lokaliseren.
De leerling gebruikt bij de atlas de juiste zoekmethodes, kent en gebruikt verschillende kaarten, past kaartlezen, kaartanalyse en kaartinterpretatie toe, kan luchtfoto’s en kaarten vergelijken, kan plaatsen op een kaart e.d. lokaliseren
De leerling gebruikt bij de atlas de juiste zoekmethodes, kent en gebruikt verschillende kaarten, past kaartlezen, kaartanalyse en kaartinterpretatie toe, kan luchtfoto’s en kaarten vergelijken, kan plaatsen op een kaart e.d. lokaliseren en zelf met aangereikte gegevens een kaart maken
C. KENNEN EN KUNNEN Onderwerpen KAARTEN, KAARTLEZEN, PLAATSBEPALING, HOOG en LAAG, de AARDE en de ATLAS Kennen
Kunnen
De leerling kent de volgende begrippen
De leerling kan
Hoofdstuk 1 Kaart: cartografie kaartdetail kompas kaartsymbool plattegrond legenda windroos/windstreken noordpijl/situatiepijl hemelsbreed schaal/schaalstok schaalgetal Kaartlezen: register coördinaatstelsel loodrecht grootschalige kaart kleinschalige kaart vereenvoudigen generaliseren kaartsignaturen kwalitatief symbool kwantitatief symbool kaartprojectie afstandsgetrouw oppervlaktegetrouw overzichtskaart thematische kaart topografische kaart navigatiekaart remote sensing beeld
-
extra: choropleetkaart stippenkaart
Plaatsbepaling op aarde: graadnet graden/minuten geografische lengte en breedte parallellen/breedtecirkels meridianen/lengtecirkels evenaar nul-meridiaan/Greenwich globe Atlas: -
bladwijzer landenregister namenregister e zaakregister 52 druk e trefwoordenregister 53 druk
Kennen Hoofdstuk 2 Endogene krachten
hoofdstuk 1 kaart, kaartlezen en plaatsbepaling - bepalen of een kaart groot- of kleinschalig is weergegeven. - een schaal bij een zelfgemaakte plattegrond uitrekenen en hanteren. - met behulp van een schaalgetal de werkelijke afstand op een kaart uitrekenen. - met behulp van een kompas het noorden bepalen - zoeksystemen in atlassen gebruiken - verschillende soorten kaarten benoemen en gebruiken; - kaartlezen, kaarten analyseren en interpreteren - zelfstandig een onderwerp onderzoeken en door middel van de expertmethode presenteren - signaalwoorden in een tekst herkennen - belangrijke plaatsen, gebieden en verschijnselen op een kaart lokaliseren - op kaarten het onderscheid maken tussen kaartsymbolen en kaartsignaturen - op kaarten het onderscheid maken tussen kwalitatieve- en kwantitatieve symbolen - uit kaartprojecties de minst foute projectie kiezen - door middel van opgegeven coördinaten plaatsen in de atlas opzoeken of plaatsen de juiste coördinaten geven - op een wereldbol de evenaar, Greenwich meridiaan, zuidelijk-, noordelijk-, oostelijk- en westelijk halfrond tekenen. - naast de belangrijkste verschillen tussen parallellen en meridianen ook uitleggen waarom er 2 keer zoveel meridianen als parallellen zijn - uitleggen hoe meridianen met de tijdzones te maken hebben extra - een kaart maken van je eigen omgeving waarbij je vereenvoudigt en generaliseert en een legenda maakt - een stippenkaart en een choropletenkaart Maken
Het ontstaan van de aarde - perm - heelal - zonnestelsel - planeten - catastrofetheorie - principe van het actualisme - theorie continentale drift van Alfred Wegener - geologen - kosmologen - fysische opbouw aarde - lithosfeer - korst - buitenmantel - asthenosfeer - binnenmantel - buitenkern - binnenkern - platentektoniek - convectie(stromen) - oceanische korst - continentale korst - schol/schots/plaat - breuk - aardbevingen - mid-oceanische rug - lava/magma - trog - vulkanisme - schildvulkaan - kegelvulkaan - aardbeving - hypocentrum - epicentrum - liquefactie - schaal van Richter - Tsunami
Kunnen Hoofdstuk 2 Endogene krachten Het ontstaan van de aarde -
-
-
zoekopdrachten op internet uitvoeren zoekopdrachten in de atlas uitvoeren nadenken/filosoferen over het ontstaan van het heelal/aarde het ontstaan van het heelal en de aarde in beknopte vorm navertellen signaalwoorden in de tekst herkennen en een aantal structuren. kleine schema’s maken van gevonden structuren met eenvoudige tekeningetjes de platentektoniek uitleggen waarbij de verschillende begrippen aan de orde komen. tekeningetjes maken van een vulkaan informatiefolder maken over: een vulkanisch verschijnsel
Verdieping - een werkende vulkaan maken/tekenen met de verschillende vulkanische verschijnselen uitgebeeld
-
C. KENNEN EN KUNNEN Onderwerpen AARDBEVINGEN EN VULKANEN en HET ONSTAAN VAN ONZE KUST Kennen Kunnen De leerlingen kent de volgende begrippen
De leerling kan
Hoofdstuk 3A Hoog en laag:
Hoofdstuk 3a Hoog en laag
-
-
reliëf laagland heuvelland middelgebergte hooggebergte hoogvlakte/laagvlakte hoogtekleuren,cijfers,lijnen dieptekleuren,cijfers,lijnen N.A.P. Hoogtegordels en reliëfvormen Zeespiegelstijging (absoluut en relatief Bodemdaling Plooiingsgebergte Breukgebergte Horsten en slenken Geologische tijdschaal Kwartair Pleistoceen/Holoceen Karboon Krijt
Hoofdstuk 3B Exogene krachten Landschapvormende processen verwering chemische verwering mechanische/fysische verwering erosie sedimentatie Landschapvormende krachten rivierwater zeewater wind ijs Landschap cultuurlandschap natuurlandschap sedimenten klei, zand, grind, stenen veen keileem zwerfstenen Sedimenten en landschapsvormen uit de eigen omgeving: zeeklei kwelder strandzand duinzand zandbank veen strandwal strandvlakte moeras
Nederland als kantelend blok
- hoogtelijnen op een kaart aflezen - een doorsnede maken aan de hand van een kaart met hoogtelijnen - het reliëf in een doorsnede accentueren(zichtbaarder maken) door op de x-as en y-as de maten te veranderen - hoogtelijnen tekenen aan de hand van hoogtecijfers. (reliëfkaart) - een tabel maken van de hoogteverschillen - dieptekleuren/cijfers/lijnen in de atlas opzoeken en herkennen - een hoogtemeting uitvoeren
Hoofdstuk 3B Exogene krachten Landschapsvormende processen - een sedimentonderzoek uitvoeren en de verschillen tussen strandzand, jong duinzand, oud duinzand en veen aangeven - een grondboring uitvoeren en het materiaal analyseren - door middel van een onderzoek/veldwerk in de eigen omgeving landschapselementen van vroeger ontdekken. - verbanden en structuren leggen tussen de begrippen - gegevens van kaarten lezen - gegevens van een doorsnede aflezen - beoordelen of een foto een cultuurof natuurlandschap laat zien
Kennen hoofdstuk 4 Demografie CBS Statistiek Demografie: - geboortecijfer - sterftecijfer - geboorteoverschot - kindersterfte - zuigelingensterfte - sterfteoverschot - natuurlijke bevolkingsgroei - sociale bevolkingsgroei - bevolkingsdichtheid - bevolkingsspreiding - ontgroening - vergrijzing - vruchtbaarheidscijfer - levensverwachting - bevolkingsprognoses - demografische druk - absolute getallen - relatieve getallen - procenten/promillen - dynamisch - kwalitatief - kwantitatief - antropologie - sociologie - bevolkingspolitiek - demografische druk - Bevolkingsopbouw - Leeftijdstabel - Statistiek - Leeftijdsgrafiek/diagram: - Piramide model - klok model - urn model - Migratie - emigratie - immigratie - remigratie/retourmigratie - allochtoon - autochtoon - vestigingsoverschot - vertrekoverschot - migratiesaldo - pendel/forensisme - afstotingsgebied - aantrekkingsgebied - pushfactoren - pullfactoren - braindrain
Kunnen Hoofdstuk 4 Demografie - verbanden en structuren leggen tussen de begrippen - statistiekgegevens/tabellen aflezen - grafieken maken met behulp van tabellen - een geboorten- en/of sterftecijfer uitrekenen - de drie leeftijdsdiagrammen tekenen - een klein bevolkingsonderzoek/enquete verrichten
LEER EN TOETSPLAN Vak: LO Leerjaar: 1 Onderwerp: Domein A spel: Badminton Kerndoel(en): 1. De leerlingen kunnen twee terugslagspelen spelen, te weten (een vorm van) volleybal en één spel te kiezen uit vormen van badminton, tafeltennis, of tennis. 2. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2); 3. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 4. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 5. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 6. Het leren communiceren (4); 7. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 8. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal, hockey, basketbal, korfbal of rugby. 9. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken. 10. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 11. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes en gezamenlijkheid); 12. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 13. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 14. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; Leerdoel(en): 1- De leerling leert de shuttle in het spel te houden. 2- De leerling leert de shuttle te plaatsen. 3- De leerling leert het spel op een klein veld te spelen. De hierbij geldende regels m.n. aangaande de service zijn bekend en worden correct toegepast. 4- De leerling kan als scheidsrechter het spel leiden. Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Badminton, basis vaardigheden
Vak: LO Leerjaar: 1 Onderwerp: Domein A spel: Flagfootbal Kerndoel(en):
Periode: Aantal toetsen: 2a 1
Toetsvormen:
Weging:
Praktische vaardigheid
1
1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2); 2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 5. Het leren communiceren (4); 6. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 7. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal, hockey, basketbal, korfbal of rugby. 8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken. 9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes en gezamenlijkheid); 11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; Leerdoel(en): 1- De leerling leert werpen en vangen met de american footbal 2- De leerling leert de specifieke terminologie en posities van het flagfootbal en leert deze toepassen en de bijbehorende taken uitvoeren. 3- De leerling krijgt enkele standaard spelpatronen aangereikt en leert hierop te varieren en/of binnen de regels geheel nieuwe spelpatronen te bedenken en uitvoeren. 4- De leerling leert het spel zelfstandig in de eindvorm te spelen. Onderwerp(en): Flagfootbal werpen en vangen Flagfootbal spel
Aangeboden in:
Periode: Aantal toetsen: 1a 1 2b
1
Toetsvormen:
Weging:
Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid
1 1
Vak: LO Leerjaar: 1 Onderwerp: Domein A spel: Unihockey Kerndoel(en): 1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2); 2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6)
en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); Het leren communiceren (4); Het leren reflecteren op het leerproces (5); De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal, hockey, basketbal, korfbal of rugby. 8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken. 9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes en gezamenlijkheid); 11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; 4. 5. 6. 7.
Leerdoel(en): 1- De leerling leert pushen, slaan en stoppen. 2- De leerling leert na een eenvoudige combinatie af te werken op het doel. 3- De leerling speelt unihockey op een klein veld 3-3, kent de veiligheidsvoorschriften en neemt deze in acht. Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Unihockey
Periode: Aantal toetsen: 2b 1
Toetsvormen:
Weging:
Praktische vaardigheid
1
Vak: LO Leerjaar: 1 Onderwerp: Domein A spel: Basketbal Kerndoel(en): 1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2); 2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 5. Het leren communiceren (4); 6. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 7. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal, hockey, basketbal, korfbal of rugby. 8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken. 9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes en gezamenlijkheid); 11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;
13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; Leerdoel(en): 1- De leerling kan op 3 manieren passen; chestpass, bouncepass en de overheadpass. 2- De leerling kan een hoge en lage dribbel uitvoeren. 3- De leerling moet kunnen stoppen in het 2-tel ritme. 4- De leerling kan pivoteren en weet wanneer hij dit toe moet passen. 5- De leerling kan een lay-up aan de voorkeurskant. 6- De leerling kan een set-shot aan de voorkeurskant Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Techniek Basketbal
Periode: Aantal toetsen: 1b 1
Spel basketbal
2a
1
Toetsvormen:
Weging:
Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid
1 1
Vak: LO Leerjaar: 1 Onderwerp: Domein A spel: Softbal Kerndoel(en): 1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2); 2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 5. Het leren communiceren (4); 6. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 7. De leerlingen kunnen een slag- en loopspel (vormen van softbal) spelen. 8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken. 9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes en gezamenlijkheid); 11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;
Leerdoel(en): 1. De leerling moet weten welke handschoen te gebruiken en hoe hij deze moet gebruiken 2. De leerling moet een grondbal, een strakke bal en een hoge bal kunnen verwerken 3. De leerling moet in staat zijn een strakke bal te kunnen werpen waarbij hij met het goede been uitstapt. 4. De leerling moet weten hoe hij de knuppel moet vasthouden en de juiste slaghouding in moet nemen. 5. De leerling moet voldoende regelkennis hebben om het spel zelfstandig te kunnen spelen 6. In het 1e leerjaar wordt peanutbal gespeeld met de normale softbalregels.
Onderwerp(en): Vangen en werpen Spelvaardigheid peanutball
Aangeboden in:
Periode: Aantal toetsen: 1a 1 2b
1
Toetsvormen:
Weging:
Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid
1 1
Vak: LO Leerjaar: 1 Onderwerp: Domein A spel: Volleybal Kerndoel(en): 1. De leerlingen kunnen twee terugslagspelen spelen, te weten (een vorm van) volleybal en één spel te kiezen uit vormen van badminton, tafeltennis, of tennis. 2. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2); 3. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 4. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 5. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 6. Het leren communiceren (4); 7. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 8. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal, handbal, hockey, basketbal, korfbal of rugby. 9. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken. 10. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 11. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes en gezamenlijkheid); 12. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 13. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 14. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; Leerdoel(en): 1- De leerling kan de bal met de bovenhandse techniek spelen. 2- De leerling kan de bal met de onderhandse techniek spelen.
3- De leerling kan de bal door middel van een onderhandse service in het veld brengen 4- De leerling weet hoe de puntentelling werkt en hoe en wanneer er moet worden doorgedraaid. 5- De leerling kan het spel als scheidsrechter leiden Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Techniek volleybal
Periode: Aantal toetsen: 1a 1
Spel volleybal
2a
1
Spelleiding volleybal
2a
1
Toetsvormen:
Weging:
Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid
1 1 1
Vak: LO Leerjaar: 1 Onderwerp: Domein B turnen: Turnen 1 (zwaaien en steunen) Kerndoel(en): 1. De leerlingen beheersen verschillende vormen van zwaaien. 2. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen turnen mogelijk maken. 3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 5. Het leren communiceren (4); 6. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 7. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 8. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes en gezamenlijkheid); 9. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 10. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 11. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; Leerdoel(en): 1. De leerling weet hoe hoog de ringen moeten staan en stelt de ringen correct. 2. De leerling beheerst de strekhangzwaai aan de ringen, ook met lengte-as draai en afsprong in de achterzwaai. 3. De leerling kan op een adequate manier hulpverlenen bij de achterafsprong zoals bovengenoemd.
4. De leerling kan steunzwaaien en uitwenden aan de brug met gelijke liggers. 5. De leerling leert de steunhangzwaai aan de trapeze met voor en achter afspringen. Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Strekhangzwaai ringen
Periode: Aantal toetsen: 1b of 2a* 1
Hulpverlenen
1b of 2a* 1
Steunhangzwaai trapeze
1b of 2a* 1
Steunzwaai brug
1b of 2a* 1
Toetsvormen:
Weging:
Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid
1 1 1 1
*= afhankelijk van in welke zaal wordt gegymd.
Vak: LO Leerjaar: 1 Onderwerp: Domein B turnen: Turnen 2 (springen en akrobatiek) Kerndoel(en): 1. De leerlingen beheersen verschillende vormen van springen. 2. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen turnen mogelijk maken. 3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 5. Het leren communiceren (4); 6. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 7. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 8. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes en gezamenlijkheid); 9. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 10. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 11. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; Leerdoel(en): 1. Minitrampoline: de leerling beheerst de streksprong met variaties en is in staat een hurkwendsprong over de kast te maken. 2. Reuhterplank: de leerling beheerst de hurksprong op of over de kast. 3. Akrobatiek: de leerling stelt een lange mat oefening samen met daarin minimaal : een vorm van rollen, een handstandvorm en een radslag. 4. De leerling kan op een adequate manier hulpverlenen bij de steunsprongen, de vrije sprongen en de handstandvormen.
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Minitramp
Periode: Aantal toetsen: 1b of 2a* 1
Hulpverlenen
1b of 2a* 1
Matoefening
1b of 2a* 1
Steunsprongen kast
1b of 2a* 1
Toetsvormen:
Weging:
Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid
1 1 1 1
*= afhankelijk van in welke zaal wordt gegymd.
Vak: LO Leerjaar: 1 Onderwerp: Domein C : Bewegen en muziek Kerndoel(en): 1. De leerlingen kunnen binnen minimaal één van de volgende onderdelen van bewegen op muziek: ritme en bewegen, volksdansen, jazzdansen, conditionele vormen op muziek, een aantal bewegingen uitvoeren. 2. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 3. Het leren communiceren (4); 4. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 5. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen bewegen op muziek mogelijk maken. 6. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 7. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes en gezamenlijkheid); 8. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 9. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 10. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; Leerdoel(en): 1. De leerling kan in het juiste tempo en op het juiste moment inzetten. 2. De leerling op het aangereikte ritme verschillende passen in verschillende bewegingsbanen uitvoeren. 3. De leerling leert door middel van bewegen op muziek de conditie te onderhouden en verbeteren. Onderwerp(en): Bewegen en muziek
Aangeboden in:
Periode: Aantal toetsen: 2a 1
Toetsvormen:
Weging:
Praktische vaardigheid
1
Vak: LO Leerjaar: 1 Onderwerp: Domein D atletiek: Atletiek Kerndoel(en): 1. 2. 3. 4. 5.
Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); Het leren communiceren (4); Het leren reflecteren op het leerproces (5); Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes en gezamenlijkheid); 6. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 7. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 8. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; 9. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 10. het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 11. De leerlingen beheersen verschillende vormen van lopen. 12. De leerlingen beheersen verschillende vormen van springen. 13. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen beoefenen van atletiek mogelijk maken. Leerdoel(en): 1. De leerling leert bij de estafetteloop binnen de wisselzone een vliegende wissel op hoge snelheid toepassen en het estafettestokje op de juiste manier geven, ontvangen en dragen. 2. De leerling leert de Fosbury-flop. 3. De leerling maakt kennis met de triathlon (in aangepaste versie). 4. De leerling maakt kennis met de koppelkoers. 5. De leerling leert hordenlopen. 6. De leerling leert een juiste start- en sprinthouding, weet de startprocedure goed toe te passen en voert een 60 meter sprint uit.
Onderwerp(en): Estafettetechniek Triathlon
Aangeboden in:
Periode: Aantal toetsen: 1a 0 1
Koppelkoers
1
Fosbury-flop
2a
1
Hordenlopen techniek
2b
1
Sprint 60 m.
2b
1
Toetsvormen:
Weging:
Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid
1 1 1 1 1
Tabel 60 meter sprint. Cijfer 10 9 8 7 6 5 4
1e 7,9 8,6 9,4 10,1 10,9 11,6 12,4
2m 7,4 8,2 9,0 9,9 10,7 11,5 12,3
2j 6,9 7,8 8,7 9,5 10,4 11,2 12,1
3m 6,9 7,8 8,7 9,5 10,4 11,2 12,1
3j 6,8 7,6 8,4 9,1 9,9 10,7 11,5
4m 6,8 7,6 8,4 9,1 9,9 10,7 11,5
4j 6,6 7,4 8,1 8,9 9,7 10,4 11,2
5m 6,6 7,4 8,1 8,9 9,7 10,4 11,2
5j 6,5 7,2 7,8 8,8 9,5 10,2 11,0
Tabel Fosbury-flop Meisjes 3+4 1+2 50 40 60 50 70 60 80 70 90 80 100 90 105 95 110 100 115 105 120 110 125 115 130 120 135 125
Cijfer 4 4½ 5 5½ 6 6½ 7 7½ 8 8½ 9 9½ 10
Jongens 1+2 3+4 50 70 60 80 70 90 80 100 90 105 95 110 100 115 105 120 110 125 115 130 120 135 125 140 130 145
Vak: LO Leerjaar: 1 Onderwerp: Domein D atletiek: conditie, duuractiviteiten en SRT Kerndoel(en): 1. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 2. Het leren communiceren (4); 3. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 4. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 5. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes en gezamenlijkheid); 6. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 7. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 8. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot
bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; 9. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 10. het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 11. De leerlingen beheersen verschillende vormen van lopen. 12. De leerlingen beheersen verschillende vormen van springen. 13. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen beoefenen van atletiek mogelijk maken. Leerdoel(en): 1- De leerling krijgt inzicht in zijn eigen mogelijkheden en beperkingen m.b.t. duuractiviteiten en leert hoe daar mee om te gaan. 2- De leerling leert op een verantwoorde manier op te bouwen naar een duuractiviteit. 3- De leerling maakt kennis met een pyramideloop, intervalloop, duurloop en de shuttle run test (SRT) 4- De leerling leert de techniek van het touwspringen en kan dit gedurende langere tijd in een hoog tempo volhouden. Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Duurloop
Periode: Aantal toetsen: 1a 1
SRT
1b en 2a
2
Touwspringen
1b en 2a
2
Toetsvormen:
Weging:
Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid Praktische vaardigheid
1 1 1
Tabel Shuttle Run Test J Trap
Klas 1
M Trap
J Trap
Klas 2
M Trap
J Trap
Klas 3
M Trap
J Trap
Klas 4,5,6
M Trap
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Tabel touwspringen Brugklas
80 x in 1 minuut Elke 4 sprongen minder is 1 punt in mindering
10
2e Klas
120 x in 1 minuut Elke 2 sprongen is 1 punt in mindering: meisjes Elke 4 sprongen is 1 punt in mindering: jongens
10
3e klas
250 x in 2 ½ minuut Elke 5 sprongen is 1 punt in mindering : meisjes Elke 8 sprongen is 1 punt in mindering : jongens
10
4e en 5e klas
250 x in 2 minuten Elke 5 seconde extra is 1 punt in mindering
10
Tabel 2000 meter
10 109½ 9+ 9 98½ 8+ 8 87½ 7+ 7 76½ 6+
J/M Klas 1 8.35 8.48 9.01 9.14 9.27 9.40 9.53 10.06 10.19 10.32 10.45 10.57 11.10 11.22 11.35 11.47
10 109½ 9+ 9 98½ 8+ 8 87½ 7+ 7 76½ 6+
M Klas 2 8.15 8.27 8.39 8.51 9.03 9.15 9.37 9.48 9.50 10.02 10.14 10.26 10.37 10.49 11.01 11.13
J Klas 2 8.00 8.11 8.22 8.33 8.44 8.55 9.06 9.16 9.27 9.38 9.49 10.00 10.11 10.22 10.33 10.44
6 65½ 5+ 5 54½ 4+ 4
10 109½ 9+ 9 98½ 8+ 8 87½ 7+ 7 76½ 6+
M Klas 3 8.00 8.11 8.22 8.33 8.44 8.55 9.06 9.16 9.27 9.38 9.49 10.00 10.11 10.22 10.33 10.44
J Klas 3 7.30 7.39 7.48 7.58 8.08 8.17 8.26 8.35 8.45 8.54 9.03 9.13 9.23 9.32 9.41 9.50
12.00
6
11.25
12.15 12.30 12.45 13.00 13.15 13.30 13.45 14.00 12/13
65½ 5+ 5 54½ 4+ 4
11.40 11.55 12.10 12.25 12.40 12.55 13.10 13.25 11/12
10 109½ 9+ 9 98½ 8+ 8 87½ 7+ 7 76½ 6+
M Klas 4 8.00 8.11 8.22 8.33 8.44 8.55 9.06 9.16 9.27 9.38 9.49 10.00 10.11 10.22 10.33 10.44
J Klas 4 7.30 7.39 7.48 7.58 8.08 8.17 8.26 8.35 8.45 8.54 9.03 9.13 9.23 9.32 9.41 9.50
10.55
6
10.55
11.10 11.25 11.40 11.55 12.10 12.25 12.40 12.55 10/11
65½ 5+ 5 54½ 4+ 4
11.10 11.25 11.40 11.55 12.10 12.25 12.40 12.55 10/11
10 109½ 9+ 9 98½ 8+ 8 87½ 7+ 7 76½ 6+
M Klas 5 7.45 7.55 8.05 8.15 8.25 8.35 8.45 8.55 9.05 9.15 9.25 9.35 9.45 9.55 10.05 10.15
J Klas 5 7.15 7.24 7.33 7.42 7.50 7.59 8.07 8.16 8.25 8.34 8.42 8.51 9.00 9.09 9.18 9.26
10.00
6
10.55
10.15 10.30 10.45 11.00 11.15 11.30 11.45 12.00 9/10
65½ 5+ 5 54½ 4+ 4
11.10 11.25 11.40 11.55 12.10 12.25 12.40 12.55 10/11
10.00
6
10.25
9.35
10.15 10.30 10.45 11.00 11.15 11.30 11.45 12.00 9/10
65½ 5+ 5 54½ 4+ 4
10.40 10.55 11.10 11.25 11.40 11.55 12.10 12.25 10
9.50 10.05 10.20 10.35 10.50 11.05 11.20 11.35 8/9
Om het aangegeven cijfer te halen moet de leerling minimaal de genoemde tijd halen.
10 109½ 9+ 9 98½ 8+ 8 87½ 7+ 7 76½ 6+ 6 65½ 5+ 5 54½ 4+ 4
Vak: LO Leerjaar: 1 Onderwerp: Domein E: Zelfverdediging Kerndoel(en): 1. De leerlingen kunnen een vorm van zelfverdediging uitvoeren, te kiezen uit stoeispelen, trefspelen en zelfverdediging (voor meisjes). 2. De leerlingen beheersen verschillende vormen van balanceren. 3. De leerlingen kunnen maatregelen nemen om (seksueel) geweld te voorkomen. 4. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen oefenen met zelfverdediging mogelijk maken. 5. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1); 6. Het leren communiceren (4); 7. Het leren reflecteren op het leerproces (5); 8. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1); 9. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van succes en gezamenlijkheid); 10. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen; 11. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen; 12. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd; 13. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6) en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5); 14. het leren omgaan met regels en procedures (4.1); Leerdoel(en): 1. 2. 3. 4. 5. 6.
De leerling maakt kennis met stoeispelen. De leerling leert gewend te raken aan lichamelijk contact. De leerling leert te vertrouwen op de partner. De leerling leert verantwoordelijkheid te dragen voor het welzijn van de partner. De leerling leert te reageren op aanvallende acties van de partner. De leerling leert het belang van veiligheidsmaatregelen en neemt deze in acht.
Er vindt geen beoordeling plaats.
Wiskunde, LTP leerjaar 1 Vak: Wiskunde Leerjaar: 1 Onderwerp: In de Ruimte H1 Kerndoel(en): 26 De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te rekenen en te redeneren. Leerdoel(en): • • •
Leren wat een ruimtefiguur is Een uitslag maken van een ruimtefiguur Het gebruik van een passer
Onderwerp(en):
• • • •
Kubus en vierkant Balk en rechthoek Cilinder en cirkel Prisma en piramide
Aangeboden in: Vakles
Periode: 1
Aantal toetsen: 1
Toetsvormen:
Weging:
Schriftelijke toets
2
Vak: Wiskunde Leerjaar: 1 Onderwerp: Getallen H2 Kerndoel(en): 24 De leerling leert meten, leert structuur en samenhang doorzien van het metrieke stelsel, en leert rekenen met maten voor grootheden die gangbaar zijn in relevante toepassingen.
Leerdoel(en): • Leren kennen van verschillende soorten getallen • Gebruik rekenmachine • Afronden van een antwoord • Rekenen met breuken • Verhoudingen gebruiken voor problemen
Onderwerp(en):
• • • • • •
•
Rekenen Volgorde bij berekeningen Decimale getallen Breuken De rekenmachine Rekenen in allerdaagse situaties Verhoudingen
Aangeboden in: Vakles
Periode: 1
Aantal toetsen: 1
Toetsvormen:
Weging:
Schriftelijke toets
2
Vak: Wiskunde Leerjaar: 1 Onderwerp: Assenstelsels H3 Kerndoel(en): 22 De leerling leert de structuur en samenhang te doorzien van positieve en negatieve getallen, decimale getallen, breuken, procenten en verhoudingen, en leert ermee te werken in zinvolle en praktische situaties
Leerdoel(en): • Kennis vergaren van assenstelsels • Rekenen met positieve en negatieve getallen • Omgaan met kwadranten • Grafieken tekenen bij een tabel
Onderwerp(en):
•
•
• •
Positieve en negatieve getallen Positieve en negatieve getallen optellen en aftrekken Coördinaten Werken met assenstelsels
Aangeboden in: Vakles
Periode: 1
Aantal toetsen: 1
Toetsvormen:
Weging:
Schriftelijke toets
2
Vak: Wiskunde Leerjaar: 1 Onderwerp: Formules H4 Kerndoel(en): 22 De leerling leert de structuur en samenhang te doorzien van positieve en negatieve getallen, decimale getallen, breuken, procenten en verhoudingen, en leert ermee te werken in zinvolle en praktische situaties
Leerdoel(en): • Tekenen van een grafiek bij een formule • Rekenen met breuken waarin negatieve getallen voorkomen • Begrijpen woordformules
Onderwerp(en):
• • • • • • •
Aangebode n in:
Negatieve getallen Vakles vermenigvuldigen Negatieve getallen delen Delen door een breuk Woordformules Formules met letters Formules en grafieken Tabellen en grafieken met de computer
Periode : 1+2
Aantal toetsen : 1
Toetsvormen :
Weging :
Schriftelijke toets
2
Vak: Wiskunde Leerjaar: 1 Onderwerp: Lijnen en hoeken H5 Kerndoel(en): 26 De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te rekenen en te redeneren.
Leerdoel(en): • Loodlijnen en zwaartelijnen leren • Tekenen met geodriehoek • Hoeken meten • Hoeken berekenen
Onderwerp(en):
• • • • •
Lijnen Hoeken Hoeken tekenen Koers Hoeken berekenen
Aangeboden in: Vakles
Periode: 2
Aantal toetsen: 1
Toetsvormen:
Weging:
Schriftelijke toets
2
Vak: Wiskunde Leerjaar: 1 Onderwerp: Formules en letters H6 Kerndoel(en): 25 De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen.
Leerdoel(en): • Kwadrateren • Rekenen met kwadraten • Parabolen begrijpen • Rekenen met letters
Onderwerp(en):
• • • • • • •
Kwadraten Kwadratische formules Grafieken Rekenen met letters Herleiden Herleiden van Breuken Parabolen
Aangeboden in: Vakles
Periode: 2
Aantal toetsen: 1
Toetsvormen:
Weging:
Schriftelijke toets
2
Vak: Wiskunde Leerjaar: 1 Onderwerp: Vlakke figuren H7 Kerndoel(en): 26 De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te rekenen en te redeneren.
Leerdoel(en): • Soorten symmetrie onderscheiden • Aanzichten begrijpen • Snappen eigenschappen driehoeken en vierkanten • Hoeken berekenen • Rekenen met F- en Z-hoeken
Onderwerp(en):
• • • •
Spiegelen en aanzichten Driehoeken en vierhoeken Hoeken berekenen F-‐ en Z-‐hoeken
Aangeboden in: Vakles
Periode: Aantal toetsen: 2+3 1
Toetsvormen:
Weging:
Schriftelijke toets
2
Vak: Wiskunde Leerjaar: 1 Onderwerp: Herleiden en machten H8 Kerndoel(en): 19 De leerling leert passende wiskundetaal te gebruiken voor het ordenen van het eigen denken en voor uitleg aan anderen, en leert de wiskundetaal van anderen te begrijpen.
Leerdoel(en): • Werken met machten van 10 • Rekenen met machten • Wetenschappelijk noteren • Product bepalen van letters Onderwerp(en):
• • • • • •
Herleiden Haakjes wegwerken Machten Machten en de rekenmachine Machten en letters Herleiden van machten
Aangeboden in: Vakles
Periode: 3
Aantal toetsen: 1
Toetsvormen:
Weging:
Schriftelijke toets
2
Vak: Wiskunde Leerjaar: 1 Onderwerp: Meten H9 Kerndoel(en): 26 De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te rekenen en te redeneren.
23 De leerling leert exact en schattend rekenen en redeneren op basis van inzicht in nauwkeurigheid, orde van grootte en marges die in een gegeven situatie passend zijn.
Leerdoel(en): Meten van lengten en oppervalkten Rekenen met schaal Omgaan met vuistregels voor schatten van lengten en afstanden Berekenen oppervlakte van driehoek en cirkel
Onderwerp(en):
• • •
Lengte en schaal Schatten en vuistregels Omtrek en
Aangeboden in: Vakles
Periode: 3
Aantal toetsen: 1
Toetsvormen:
Weging:
Schriftelijke toets
2
• • • •
oppervlakte De oppervlakte van een driehoek De omtrek van een cirkel De oppervlakte van een cirkel De inhoud en oppervlakte van een balk
Vak: Wiskunde Leerjaar: 1 Onderwerp: Grafieken H10 Kerndoel(en): 27 De leerling leert gegevens systematisch te beschrijven, ordenenen en visualiseren, en leert gegevens, representaties en conclusies kritische te beoordelen.
25 De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen. 24 De leerling leert meten, leert structuur en samenhang doorzien van het metrieke stelsel, en leert rekenen met maten voor grootheden die gangbaar zijn in relevante toepassingen. 19 De leerling leert passende wiskundetaal te gebruiken voor het ordenen van het eigen denken en voor uitleg aan anderen, en leert de wiskundetaal van anderen te begrijpen.
Leerdoel(en): Aflezen en interpreteren grafieken en tabellen Weken met omgekeerde evenredigheid Interpreteren van periodieke grafieken
Onderwerp(en):
• • • • • •
Omgaan met grafieken Stijgen en dalen Soorten grafieken Tijd-‐ afstandgrafieken Evenredigheden Periodieke grafieken
B.
nvt
C.
KENNEN EN KUNNEN
Aangebode n in:
Periode :
Vakles
3
Aantal toetsen : 1
Kennen en kunnen lijst Kennen Onderwerp
Kunnen
Toetsvormen :
Weging :
Schriftelijke toets
2
De theorie gerelateerd aan de betreffende onderwerpen.
Alle opgaven gerelateerd aan het behandelde onderwerp kunnen maken.
D.
NOVUMDAG
Vak: Wiskunde Leerjaar:
1
Onderwerp:
Escher
Kerndoel : (26) De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te rekenen en te redeneren.
Leerdoel(en): Kennismaken met geometrische patronen in de kunst.
Activiteit
•
•
Aangeboden in:
Periode:
Aantal toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
2
geen
geen
nvt
Bezoek Eshermuseum Zelf maken van escherfiguren
E. Ict-vaardigheden Internetgebruik Bij welke vakonderdelen nvt
Soort opdrachten
Welke vaardigheden
Officeprogramma’s Vakonderdeel nvt
Opdracht
Vaardigheden
opdracht
vaardigheden
Vakprogramma’s Vakonderdeel oplossen huiswerksommen
beheersing rekenmachine
A.
LEER EN TOETSPLAN 2015-‐2016
Vak:Nederlands Leerjaar: 1 Onderwerp: fictie (creatief lezen) Kerndoel(en): (nr)-‐2 , 3, 4, 5, 7, 10. Leerdoel(en): 1-‐smaakontwikkeling bevorderen 2-‐soorten verhalen onderscheiden 3-‐beoordelingswoorden gebruiken 4-‐begrippen: spanning en personages aanleren 5-‐tekstopbouw samenvatting met conventies 6-‐reflectie eigen taalgebruik Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Fictie (lezen)
Vakles Nederlands
1, 2 3 en 4
Aantal Toetsvormen: toetsen: 3 2x schriftelijk, 1x mondelinge pres.
Weging: Waardering o-‐v-‐g Verslagen: 1x, 2x, Pres: 2x,
B. VAARDIGHEDEN NEDERLANDS Vaardigheden rubrieken: Onvoldoende Voldoende Presentatie De mondelinge De mondelinge of presentatie schriftelijke (poster, verslag, presentatie (poster, PP-‐pres.) is verslag, PP-‐pres.) is onsamenhangend een verzameling en sluit niet aan gegevens met een op de kop en een staart vraag/opdracht. maar sluit niet aan De presentatie is op de onverstaanbaar. vraag/opdracht
Samenwerken
De leerling wilde niet samenwerken of werkte in een groep contraproductief.
De leerling heeft goed samengewerkt en wilde ook opdrachten van anderen uitvoeren.
Leesverslag
Het verslag voldoet niet aan de gegeven (schriftelijke) opdracht
Het verslag voldoet aan de opdracht, maar heeft geen toegevoegde (eigen) elementen.
Ruim voldoende De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, PP-‐pres.) bezit samenhang; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. Er is een kop en een staart. De presentatie is goed verstaanbaar.
Goed
De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, PP-‐pres.) bezit samenhang; er is een inleiding, kern en afsluiting; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. De leerling voegt extra elementen toe die een meerwaarde vormen (visueel, inhoudelijk, enz.). De leerling heeft De leerling heeft goed goed samengewerkt en samengewerkt en heeft initiatieven nam de rol van genomen om de leider op zich; groep goed te laten dank zij hem samenwerken. functioneerde de groep als geheel. Het verslag voldoet aan de opdracht en de leerling heeft eigen, waardevolle
De leerling heeft zo weinig mogelijk gedaan. C. KENNEN EN KUNNEN Kennen en kunnen lijst Onderwerp Kennen Lezen (fictie) Begrippen: spanning, personages Tekstindeling
elementen toegevoegd
Kunnen Herkennen Samenvatting maken Reflecteren op eigen leeshistorie Toepassen vaardigheden uit andere lessen Creatief schrijven (eigen sprookje) Mondelinge presentatie verzorgen (Taal)activiteiten plannen In een groep samenwerken aan een opdracht
Vak: Nederlands Leerjaar: 1
D.
NOVUMDAG:
Onderwerp: De ontwikkeling van de talen Kerndoel(en): 3, 4, 5 Leerdoel(en): Geschiedenis van de ontwikkeling van de Indo-‐Europese talen Kennismaken met de verwantschap tussen verschillen Europese talen/woorden/zinsconstructies Start Grammatica Naamwoordelijk gezegde (in relatie tot Latijn) Activiteit Aangeboden Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: in: toetsen: PP-‐presentatie met les Novumdag 2 nvt Nvt nvt activiteit E. Ict-‐vaardigheden Internetgebruik Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden Lezen (fictie) Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren, opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken Officeprogramma’s: Word Vakonderdeel Opdracht Vaardigheden Lezen (fictie) Verslagen maken Tekstverwerken (in detail) Tekststructuur aanbrengen (conventies!), formuleren, samenvatten, spellen Verwerkingsopdrachten Tekstverwerken, Tekststructuur aanbrengen (conventies!), formuleren, samenvatten, spellen, briefconventies
A.
LEER EN TOETSPLAN
Vak:Nederlands
2015-‐2016
Leerjaar:1e Onderwerp:grammatica Kerndoel(en): (nr)-‐2, 9, 10 Leerdoel(en): 1-‐herkennen zinsdelen: pv t/m bwb/ww (vormen, soorten,tijden) 2-‐woordsoorten: znw t/m bnw; hww, zww, kww Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: toetsen: grammatica Vakles 1 en 3 4 schriftelijk 1x, 3x, 1x, Nederlands 3x B. VAARDIGHEDEN: NVT C. KENNEN EN KUNNEN Kennen en kunnen lijst Kennen Kunnen Onderwerp grammatica taalconventies hanteren Taalconventies toepassen begrippen Toepassen in enkelvoudige zinnen, herkennen zinsdelen, samengestelde zinnen en kleine werkwoordstijden en woordsoorten tekstjes D. NOVUMDAG: ONTWIKKELING TALEN, ONDERDEEL NEDERLANDS, START GRAMMATICA NWGEZ, RELATIE LATIJN NEDERLANDS E. ICT-‐VAARDIGHEDEN Internetgebruik Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden Grammatica Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren, opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken Officeprogramma’s: Word
Vakonderdeel Grammatica
Opdracht Oefeningen maken
Vaardigheden Tekstverwerken Spellen
A.
LEER EN TOETSPLAN
2015-‐2016
Vak:Nederlands Leerjaar:1 Onderwerp:schrijven (zakelijk, gedocumenteerd, betoog) Kerndoel(en): (nr)-‐1, 2, 3, 4, 5, 9 en 10 Leerdoel(en): 1-‐gedachten ordenen 2-‐verschillen herkennen tussen feiten en meningen 3-‐tekstopbouw 4-‐leren omgaan met informatiebronnen 5-‐planmatig werken met taal Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Schrijven (zakelijk, gedocumenteerd betoog B.
Vakles Nederlands
4
Aantal Toetsvormen: toetsen: 1 schriftelijk
Weging: 2x
VAARDIGHEDEN: NVT
C. KENNEN EN KUNNEN Kennen en kunnen lijst Onderwerp Kennen Zakelijke/gedocumenteerd Tekstopbouw schrijven Spelling Grammatica Zinsbouw Zakelijke brief Conventies brief: Spelling Grammatica Zinsbouw Tekstopbouw
Kunnen (digitale) bronnen gebruiken Selecteren Hoofd/bijzaken onderscheiden Kennis omzetten in een goedlopende tekst Typen/ pc-‐gebruik Ordenen Hoofd/bijzaken Overtuigen Alinea’s onderscheiden Deelonderwerpen bepalen
D. NOVUMDAG: NVT E. ICT-‐VAARDIGHEDEN Internetgebruik Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Zakelijk schrijven Informatie opzoeken
Officeprogramma’s: Word Vakonderdeel Opdracht Zakelijk schrijven Opdrachten maken Betoog schrijven
Welke vaardigheden Omgaan met zoekmachines, selecteren, opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken
Vaardigheden Tekstverwerken (in detail) Tekststructuur aanbrengen (conventies!), formuleren, samenvatten, spellen
A.
LEER EN TOETSPLAN 2015-‐2016
Vak:Nederlands Leerjaar:1 Onderwerp:creatief schrijven Kerndoel(en): mondeling en schriftelijk begrijpelijk uitdrukken (nr)-‐ 2 , 3, 5, 10 Leerdoel(en): persoonlijke brief 1-‐gedachten ordenen 2-‐de juiste vragen stellen 3-‐conventies 4-‐spelling Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal Toetsvormen: toetsen: Persoonlijke brief Vakles 3 1 schriftelijk Nederlands B.
2x
VAARDIGHEDEN: NVT
C. KENNEN EN KUNNEN Kennen en kunnen lijst Onderwerp Kennen Persoonlijke brief Briefconventies Tekstopbouw Spelling en grammatica D.
Weging:
NOVUMDAG: NVT
Kunnen Conventies toepassen Typen, pc-‐gebruik Kennis omzetten in ‘goedlopende’ tekst Overtuigen
E. ICT-‐VAARDIGHEDEN Internetgebruik Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Creatief schrijven Informatie opzoeken
Welke vaardigheden Omgaan met zoekmachines, selecteren, opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken
Officeprogramma’s: Word Vakonderdeel Opdracht Creatief schrijven Opdrachten maken Persoonlijke brief schrijven
Vaardigheden Tekstverwerken (in detail) Tekststructuur aanbrengen (conventies!), formuleren, spellen, briefconventies
A.
LEER EN TOETSPLAN
2015-‐2016
Vak:Nederlands Leerjaar:1 Onderwerp:spreekvaardigheid Kerndoel(en): (nr)-‐1, 2, 3, 5, 6, 7, 9, 10 Leerdoel(en): 1-‐samenwerking (presentatie gemoderniseerd sprookje ( gekoppeld aan creatief schrijven) 2-‐dialogen, directe rede gebruiken 3-‐d.m.v. een gesproken tekst een verhaallijn presenteren Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: toetsen: sprookje Vakles 3 1 Presentatie 2x Nederlands B. VAARDIGHEDEN NEDERLANDS Vaardigheden rubrieken: Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Goed Presentatie De mondelinge De mondelinge De mondelinge De mondelinge presentatie presentatie (poster, presentatie presentatie (poster, verslag, verslag, PP-‐pres, (poster, verslag, (poster, verslag, PP-‐pres, toneelstukje) is een PP-‐pres, PP-‐pres, toneelstukje) is verzameling toneelstukje) bezit toneelstukje) bezit onsamenhangend gegevens met een samenhang; de samenhang; er is en sluit niet aan kop en een staart verschillende een inleiding, kern
Samenwerken
op de vraag/opdracht. De presentatie is onverstaanbaar.
maar sluit niet aan op de vraag/opdracht
De leerling wilde niet samenwerken of werkte in een groep contraproductief.
De leerling heeft goed samengewerkt en wilde ook opdrachten van anderen uitvoeren.
onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. Er is een kop en een staart. De presentatie is goed verstaanbaar.
en afsluiting; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. De leerling voegt extra elementen toe die een meerwaarde vormen (visueel, inhoudelijk, enz.). De leerling heeft De leerling heeft goed goed samengewerkt en samengewerkt en heeft initiatieven nam de rol van genomen om de leider op zich; groep goed te laten dank zij hem samenwerken. functioneerde de groep als geheel.
C. KENNEN EN KUNNEN Kennen en kunnen lijst Onderwerp Kennen sprookjes Kenmerken volks-‐ en cultuursprookje met voorbeelden Tekstopbouw Directe rede Monoloog/dialoog Hoofdtekst/neventekst/regietekst D. NOVUMDAG: NVT E. ICT-‐VAARDIGHEDEN Internetgebruik Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten
Kunnen Kenmerken kunnen toepassen Samenvatten sprookje en moderniseren in: 1. geschreven tekst 2. spel In een groep samenwerken aan een opdracht
Welke vaardigheden
Spreekvaardigheid
Informatie opzoeken
Omgaan met zoekmachines, selecteren, opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken
Officeprogramma’s: Word Vakonderdeel Opdracht Spreekvaardigheid Script schrijven voor presentatie
Vaardigheden Tekstverwerken (in detail) Tekststructuur aanbrengen (conventies!), formuleren, spellen, briefconventies
A.
LEER EN TOETSPLAN
2015-‐2016
Vak:Nederlands Leerjaar:1 Onderwerp: luisteren Kerndoel(en): (nr)-‐4, 5 Leerdoel(en): 1-‐ oefenen van luisteren 2-‐voorgelezen teksten interpreteren 3-‐ vragen interpreteren Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: luisteren
Vakles Nederlands
2
Aantal Toetsvormen: toetsen: 1 luistertekst
Weging: 1x
B.
VAARDIGHEDEN: NVT
C. KENNEN EN KUNNEN Kennen en kunnen lijst Onderwerp Kennen Luisteren Woordenschat D. E.
Kunnen Instructies kunnen interpreteren en uitvoeren Ordenen hoofd-‐ en bijzaken Omzetten gehoorde naar geschreven tekst Vragen kunnen interpreteren
NOVUMDAG: NVT ICT-‐VAARDIGHEDEN: NVT
A.
LEER EN TOETSPLAN
2015-‐2016
Vak: Nederlands Leerjaar: 1 Onderwerp: Spelling Kerndoel(en): Nr. 2, 3, 9, 10 Leerdoel(en): Leren de regels van de spelling en interpunctie (Groene Boekje); werkwoordsvormen, moeilijke woorden, Uitbreiden woordenschat Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: toetsen:
Spelling B.
Vakles Nederlands
1 2
3
Schriftelijk
2x, 1x, 2x
VAARDIGHEDEN: NVT
C. KENNEN EN KUNNEN Kennen en kunnen lijst Kennen Onderwerp Spelling De regels van spelling en interpunctie (Groene Boekje)
Kunnen Toepassen van de regels van spelling en interpunctie. Woordenschat uitbreiden. (Taal)activiteiten plannen Zelfstandig werken
D. NOVUMDAG: NVT E. ICT-‐VAARDIGHEDEN Internetgebruik Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Spelling Informatie opzoeken
Welke vaardigheden Omgaan met zoekmachines, selecteren, opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken
Officeprogramma’s: Word Vakonderdeel Opdracht Spelling Oefeningen maken A. LEER EN TOETSPLAN 2015-‐2016 Vak: Nederlands Leerjaar: 1 Onderwerp: Zakelijk lezen Kerndoel(en): Nr. 2, 3, 4, 5, 10
Vaardigheden Tekstverwerken (in detail) spellen
Leerdoel(en): Lezen en begrijpen van zakelijke teksten; aanleren van leesstrategieën; herkennen van opbouw en structuur van teksten herkennen van tekstsoorten, tekstdoelen en publiek (Lezen en begrijpen van open en meerkeuzevragen) Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Vakles 1 Zakelijk lezen Nederlands 4 B.
Weging: 1x, 2x, 1x, 3x
VAARDIGHEDEN: NVT
C. KENNEN EN KUNNEN Kennen en kunnen lijst Onderwerp Kennen Zakelijk lezen omgaan met informatie (opzoeken, ordenen, beoordelen) Tekstopbouw, alinea’s, koppen, tussenkoppen, onderwerp, hoofdgedachte D.
Aantal Toetsvormen: toetsen: 4 Schriftelijk
Kunnen lees-‐ en luisterstrategieën toepassen teksten goed interpreteren vragen interpreteren
NOVUMDAG: NVT
E. ICT-‐VAARDIGHEDEN Internetgebruik Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Zakelijk lezen Informatie opzoeken
Officeprogramma’s: Word Vakonderdeel Opdracht Zakelijk lezen Opdrachten uitwerken
Welke vaardigheden Omgaan met zoekmachines, selecteren, opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken
Vaardigheden Tekstverwerken (in detail) Spellen, tekststructuur aanbrengen (conventies!), formuleren, samenvatten,
A.
LEER EN TOETSPLAN
2015-‐2016
Vak:Nederlands Leerjaar:1 Onderwerp: Vocabulaire Kerndoel(en): (nr)-‐ 2 (nr)-‐ 3 (nr)-‐ 10 Leerdoel(en): 1-‐regels van de spelling (groene boekje) 2-‐uitbreiding woordenschat 3-‐spreekwoorden en uitdrukkingen, letterlijk en figuurlijk taalgebruik Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal Toetsvormen: toetsen: Vocabulaire Vakles 2 en 3 4 schriftelijk Nederlands B. VAARDIGHEDEN: NVT C. KENNEN EN KUNNEN Kennen en kunnen lijst Onderwerp Kennen Spelling spellingsregels woordenschat betekenissen spreekwoorden en betekenissen uitdrukkingen D. NOVUMDAG: NVT E. ICT-‐VAARDIGHEDEN Internetgebruik Bij welke vakonderdelen Soort opdrachten Vocabulaire Informatie opzoeken
Weging: 1x, 2x, 1x, 2x
Kunnen Toepassen regels Memoriseren!!! Herkennen en toepassen in zinsverband Herkennen en toepassen
Welke vaardigheden Omgaan met zoekmachines, selecteren, opslaan in eigen accounts, mailprogramma
gebruiken Officeprogramma’s: Word Vakonderdeel Opdracht Vocabulaire Woorden en begrippen leren
Vaardigheden Tekstverwerken Spellen
A.
LEER- EN TOETSPLAN
Vak: Latijn Leerjaar: 1 Onderwerp: Grammatica Kerndoel(en):
Leerdoel(en): De leerlingen kunnen woordsoorten onderscheiden. De leerlingen kennen elementen van het verbuiging- en vervoegingsysteem. De leerlingen kunnen m.b.v. de betekenis van een werkwoord hun kennis over te verwachten zinsdelen operationaliseren bij de analyse van een (te vertalen) zin. De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de naamvallen en met begrip van syntactische functies betekenisverbanden leggen. De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de werkwoordsvormen en met begrip van syntactische functies betekenisverbanden leggen. De leerlingen kunnen teksten met de hierboven genoemde taalverschijnselen vertalen. Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Naamvallensysteem Werkwoordsvormen Syntaxis
Vakles
1/2/ 3/4
12 (3 per periode)
8 * SO 4 * Pw
1 3
Vak: Latijn Leerjaar: 1 Onderwerp: Vertalen Kerndoel(en): # 3 De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat. De leerlingen kennen de letters en kunnen de woorden lezen, uitspreken en schrijven. De leerlingen kunnen teksten met de onder ‘grammatica’ genoemde taalverschijnselen vertalen. Leerdoel(en): Het opbouwen van de woordenschat Latijn. Een Latijnse tekst te vertalen met minimaal gebruik van hulpmiddelen. Een Latijnse tekst begripvol te lezen. De leerlingen kunnen van teksten een samenvatting geven. Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Woorden Vertaalstrategie
Vakles
1/2/ 3/4
12 (3 per periode)
8 * SO 4 * Pw
1 3
Vak: Latijn Leerjaar: 1 Onderwerp: Cultuurhistorie Kerndoel(en): # 4 De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. # 8 De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden. # 49 De leerling leert eigen kunstzinnig werk, alleen of als deelnemer in een groep, aan derden te presenteren.
Leerdoel(en): Cultureel-mentale oriëntatie 1- De leerlingen kunnen de belangrijkste feiten, begrippen en kenmerken van de Griekse en Romeinse cultuur, geschiedenis en mythologie, aangeven. 2- De leerlingen kunnen overeenkomsten en verschillen aangeven tussen denkbeelden en overtuigingen van de Griekse en Romeinse Oudheid en vergelijkbare denkbeelden en overtuigingen in latere culturen. Cultuur-esthetische oriëntatie 3- De leerlingen kunnen enkele kenmerken van beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse Oudheid herkennen en typeren. 4- De leerlingen kunnen, in samenhang met de kerndoelen van het vakgebied Beeldende Vorming, antieke invloeden in de beeldende kunst en de architectuur van latere perioden, alsmede in andere uitingsvormen van hedendaagse vormgeving, herkennen. Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode:
Aantal toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
Cultuurhistorie
lessen AC (samen met geschiedenis)
1/2/ 3/4
16
3* 1*
Cultuurhistorie
Vakles
1/2/ 3/4
4 (1 per periode)
4 * Pw 12 * Presentatie / verslag 4 * PW
3*
B.
VAARDIGHEDEN
Vaardigheden rubrieken:
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Goed
Presentatie
De mondelinge presentatie (poster, verslag, rol) is onsamenhangend en sluit niet aan op de vraag/opdracht.
De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) is een verzameling gegevens met een kop en een staart maar sluit niet aan op de vraag/opdracht
De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. Er is een kop en een staart.
De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; er is een inleiding, kern en afsluiting; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. De leerling voegt extra elementen toe die een meerwaarde vormen (visueel, inhoudelijk, enz.).
Samenwerken
De leerling wilde niet samenwerken of werkte in een groep contraproductief.
De leerling heeft goed samengewerkt en wilde ook opdrachten van anderen uitvoeren.
De leerling heeft goed samengewerkt en heeft initiatieven genomen om de groep goed te laten samenwerken.
De leerling heeft goed samengewerkt en nam de rol van leider op zich; dank zij hem functioneerde de groep als geheel.
Grammatica en vertalen
De leerling kan in een Latijnse tekst de woordsoorten niet of nauwelijks herkennen noch de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren.
De leerling kan in een Latijnse tekst de meeste woordsoorten herkennen en de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren maar er geen goed lopende Nederlandse vertaling mee maken.
De leerling kan in een Latijnse tekst de woordsoorten herkennen en de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren maar er geen goed lopende Nederlandse vertaling mee maken.
De leerling kan in een Latijnse tekst de woordsoorten herkennen en de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren om er een goed lopende Nederlandse vertaling mee te maken.
C.
KENNEN EN KUNNEN
Kennen en kunnen lijst
Kennen
Kunnen
Woordenschat
Woorden Latijn - Nederlands
Grammatica
• • • • •
Toepassen in een vertaling Reproduceren in schriftelijke overhoring Kennis toepassen op een Latijnse tekst
Onderwerp
Vertalen
Woordsoorten Morfologie van nomina Morfologie van verba Functies van de naamvallen in de zin Grondbeginselen van de opbouw van een Latijnse zin
Begrip tonen van de Latijnse tekst op zowel de taalkundige als de inhoudelijke kant. Vertaalstrategie toepassen.
D.
NOVUMDAG
Vak: Latijn Leerjaar: 1 Onderwerp: Oude geschiedenis Kerndoel(en):
Leerdoel(en): 1- Leerlingen kunnen zich een (visuele) voorstelling maken van de Griekse en Romeinse culturen en zich beter inleven in de materiële aspecten ervan. 2- Leerlingen kunnen gelezen teksten koppelen aan tastbare objecten uit de Griekse en Latijnse culturen. 3- Leerlingen kunnen enkele kenmerken van de beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse Oudheid herkennen en typeren. Activiteit Aangeboden in: Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: toetsen: Bezoek RMO
Novumdag
2
Geen
n.v.t.
E. Ict-vaardigheden Internetgebruik Bij welke vakonderdelen antwoorden op opdrachten AC op internet opzoeken ondersteunende opdrachten bij grammatica uit Disco Vakprogramma’s Vakonderdeel woorden leren via WRTS
Soort opdrachten opzoekopdrachten oefenen met grammatica
opdracht woorden leren
Welke vaardigheden informatieverwerving en –verwerking, opzoekvaardigheden toepassing grammatica
vaardigheden woorden leren
n.v.t.
LEER- EN TOETSPLAN GESCHIEDENIS A. ONDERWERP EN DOELEN
Vak: Geschiedenis Leerjaar: 1 Onderwerp: Introductie geschiedenis Kerndoel: 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. * Leerdoelen: Kennis: 1. Leren wat geschiedenis voor vak is. 2. Leren wat je aan geschiedenis hebt. Vaardigheden: 3. Eerste kennismaking met standplaatsgebondenheid 4. Eerste kennismaking met diversiteit aan bronnen: geschreven/ongeschreven, primair/secundair (ook in krantenles) Onderwerp:
Aangeboden in:
Periode:
Introductie gs
Geschiedenis
1 2
Aantal toetsen: 2
Toetsvormen:
Weging:
Schriftelijk (SO H1) Opdracht tijdbalk
2 1
Vak: Geschiedenis Leerjaar: 1 Onderwerp: De eerste mensen Kerndoelen: 36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan. (in AC) 37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van het volgende tijdvak: - tijd van jagers en boeren (prehistorie tot 3000 voor Chr.) 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. Leerdoelen: Kennis: 1. de belangrijkste kenmerken benoemen van de eerste mensen, zoals jagen, verzamelen, magie en godsdienst. 2. de oorzaken en gevolgen van de overgang naar de landbouw uitleggen. 3. vergelijken van evolutieleer en scheppingsverhaal (in AC) Vaardigheden: 4. leren archeologische bronnen te gebruiken 5. (leren nadenken over) oorzaken en gevolgen van culturele verschillen.
Onderwerp: De eerste mensen
Aangeboden in: Geschiedenis
Periode: 1
Aantal toetsen: 2
Toetsvormen:
Weging:
Schriftelijk (SO H1)
2
Vak: Geschiedenis Leerjaar: 1 Onderwerp: Het oude Egypte Kerndoelen: 37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van het volgende tijdvak: - tijd van jagers en boeren (prehistorie tot 3000 voor Chr.) - tijd van Grieken en Romeinen (3000 voor Chr. – 500 na Chr.) 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. Leerdoelen: Kennis: 1. de ontstaansgeschiedenis van Egypte beschrijven 2. relatie natuur/cultuur (de Nijl) uitleggen 3. kenmerken van een gelaagde samenleving benoemen 4. kenmerken benoemen van de oud-Egyptische cultuur en deze koppelen aan de omstandigheden waarin de Egyptenaren leefden 5. het belang van de uitvinding van het schrift uitleggen Vaardigheden: 6. leren archeologische bronnen te gebruiken 7. leren een gefundeerd antwoord te geven op een vraag aan de hand van historische bronnen 8. leren de bruikbaarheid van boeken vast te stellen 9. Persoonlijke beschrijvingen in bronnen vergelijken met feitelijke gegevens en daaruit conclusies trekken.
Onderwerp:
Aangeboden in:
Periode:
Het oude Egypte
Geschiedenis
1
Historisch werkstuk
2/3
Aantal toetsen: 3
2
Toetsvormen:
Weging:
Schriftelijk (so)
2
BegrippenSo
1
Schriftelijk (pw H1)
3
Bedenken vraagstelling ws
1
Beantwoorden vragen ws
1
Vak: Geschiedenis Leerjaar: 1 Onderwerp: Het oude Griekenland Kerndoelen: 37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van het volgende tijdvak: - tijd van Grieken en Romeinen (3000 voor Chr. – 500 na Chr.) 38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen. 39. De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueel maatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presenteren. (in AC) 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. Leerdoelen: Kennis: 1. Kenmerken van de polis (i.h.b. Athene en Sparta) benoemen 2. Kenmerken van de Griekse democratie benoemen 3. Kenmerken en uitingen van de Griekse cultuur en godsdienst benoemen, waaronder de Olympische Spelen 4. Oorzaken en gevolgen uitleggen van de verspreiding van de Griekse cultuur Vaardigheden: 5. Betrouwbaarheid van bronnen vaststellen: onderscheiden van feit en mening 6. Het stellen van vragen naar aanleiding van bronnen 7. Inleven in (en dramatiseren van) een historisch personage / fenomeen Onderwerp: Het oude Griekenland
Aangeboden in: AC
AC
Periode: 2
4
NB: deze stof wordt getoetst in het vak AC
Aantal toetsen: 3
2
Toetsvormen: Collage democratie Presentatie Antigone/ ostracisme Schriftelijk (pw) Powerpointpresentatie Schriftelijk (pw)
Weging:
1
1 3 1 3
Vak: Geschiedenis Leerjaar: 1 Onderwerp: Het Romeinse Rijk Kerndoelen: 37 De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van de tijd van Grieken en Romeinen (3000 v Chr. 500 na Chr.) . 38 De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen. 39 De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueel maatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presenteren. (in Gamma) 40 De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. 43. De leerling leert de atlas als informatiebron te gebruiken en kaarten te lezen en te analyseren om zich te oriënteren, zich een beeld van een gebied te vormen of antwoorden op vragen te vinden.
Leerdoel(en): Kennis: 1. 2. 3. 4. 5.
Verschillende soorten reacties op de Romeinse veroveringen beschrijven Kenmerken noemen van de Pax Romana Bekijken en benoemen van Romeinse monumenten. Oorzaken geven voor het uiteenvallen van het Romeinse Rijk Kenmerken en uitingen van de Romeinse cultuur en godsdienst benoemen, waaronder de gladiatoren (ook in AC) 6. Vergelijken van de Romeinse met de Griekse cultuur (ook in AC) 7. Kenmerken en oorzaken noemen van de Romeinse gelaagde samenleving (in Trier leerjaar 3) Vaardigheden: 8. Verschil uitleggen tussen gevolgen op korte en lange termijn, en tussen bedoelde en onbedoelde gevolgen 9. Herkennen en verklaren van continuïteit en discontinuïteit 10. De Romeinse gebiedsuitbreidingen in kaart brengen
Onderwerp:
Aangeboden
Periode:
Aantal
Toetsvormen:
Weging:
Romeinen
in: Geschiedenis
2
toetsen: 4
AC
3
1
AC
4
2
Schriftelijk (so) Posterrondleiding Begrippen So Schriftelijk (pw) Schriftelijk (pw)
2 1
Powerpoint presentatie Schriftelijk (pw)
1
1 3 3
3
Trier (lj3) NB: deze stof wordt ook getoetst in het vak AC
Vak: Geschiedenis Leerjaar: 1 Onderwerp: De Middeleeuwen Kerndoelen: 37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: - tijd van monniken en ridders (500 – 1000); - tijd van steden en staten (1000 – 1500); 38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen. 39. De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueel maatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presenteren. (in Amersfoort) 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. 43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen. Leerdoelen: Kennis: 1. gevolgen van de val van het Romeinse Rijk uitleggen 2. kenmerken van de samenleving in de Vroege Middeleeuwen benoemen,
waaronder leenstelsel, standensamenleving en belang van de kerk 3. oorzaken, kenmerken en gevolgen benoemen en uitleggen van (de opkomst van) de Middeleeuwse stad 4. oorzaken, kenmerken en gevolgen benoemen en uitleggen van (de opkomst van) de nationale staten 5. kenmerken benoemen van de middeleeuwse kunst en cultuur 6. kenmerken benoemen van (de opkomst van) de Islam 7. kenmerken benoemen van de contacten tussen moslims en christenen Vaardigheden: 8. geschiktheid van bronnen: representativiteit van bronnen vaststellen 9. een rondleiding geven (in een Middeleeuwse stad): onderzoekje doen en presenteren (in Amersfoort) 10. Maken van een plattegrond van een Middeleeuwse stad 11. Kenmerken van een van de drie standen weergeven in een tekening
Onderwerp: De Middeleeuwen
Aangeboden in: Geschiedenis
Periode:
Toetsvormen:
Weging:
3 4
Aantal toetsen: 1 2
Schriftelijk so Schriftelijk pw
2 3
Thema (Amersfoort)
4
2
Opdracht plattegrond Presentatie Schriftelijk pw
1 1 3
Vak: Geschiedenis Leerjaar: 1 Onderwerp: Drie monotheïsmen Kerndoelen: 36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan. 37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van alle tien tijdvakken. 38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen. 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een
tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. 43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen. 47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien. Leerdoelen: Kennis: 1. Je kunt een vergelijking maken tussen de drie monotheïsmen en hebt kennis van de verschillende culturen daarbinnen 2. Je doet kennis op omtrent de ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van Jodendom, Christendom en Islam. 3. Je doet kennis op omtrent religieuze symboliek van Jodendom, Christendom en Islam. 4. Je verwerft inzicht in de cultuurhistorische achtergrond van politieke en religieuze conflicten tussen aanhangers van Jodendom, Christendom en Islam. 5. Je verwerft inzicht in de hedendaagse betekenis van joodse, christelijke en moslimopvattingen. Vaardigheden: 6. Je verwerft vaardigheid in het samenwerken om te komen tot een gemeenschappelijke presentatie. 7. Je leert informatie op te zoeken/verkrijgen middels internet, mediatheek, atlas, etc. 8. Je leert een interview op te zetten en af te nemen 9. Je leert informatie te geven door middel van een artikel. 10. Je leert dat je afhankelijk bent van elkaar om een goed resultaat te bereiken. Onderwerp:
Aangeboden in:
Periode:
Drie monotheïsmen
Thema
1
NB: dit cijfer telt niet mee voor geschiedenis
Aantal toetsen: 1
Toetsvormen:
Weging:
Schriftelijk (PW)
3
Vak: Geschiedenis Leerjaar: 1 Onderwerp: De Nieuwe Tijd begint Kerndoel(en): 37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van het volgende tijdvak: tijd van ontdekkers en hervormers (1500 – 1600) 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. 43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen. 46. De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland. Leerdoelen: Kennis: 6. Belangrijke kenmerken benoemen van de overgang Middeleeuwen - Nieuwe tijd, zoals renaissance, opkomst van machtige vorsten, en ontdekkingsreizen 7. De oorzaken en gevolgen van de overgang van middeleeuwen naar de nieuwe tijd. 8. Vergelijken van de middeleeuwen en de nieuwe tijd. Vaardigheden: 9. leren onderscheid te maken tussen gevolgen op korte en lange termijn en tussen bedoelde en onbedoelde gevolgen. 10. leren onderscheid te maken tussen middeleeuwse kunst en renaissance kunst. 11. leren een gefundeerd antwoord te geven op een vraag aan de hand van historische bronnen 12. persoonlijke beschrijvingen in bronnen vergelijken met feitelijke gegevens en daaruit conclusies trekken. Onderwerp(en): Aangeboden Periode: Aantal Toetsvormen: Weging: in: toetsen: Het begin van de Geschiedenis 4 1 Schriftelijk (PW) 3 Nieuwe Tijd. Lodewijk de 14e AC 4 1 Schriftelijk (PW) 3 NB: de cijfers voor AC tellen niet mee voor gs.
Overzicht van de in te voeren cijfers voor geschiedenis in leerjaar 1: Periode 1
2
3 4
code T1 T2 T3 T4 T5 T6 T7 T8 T9 T10 T11 T12 T13 T14
weging 2 1 3 2 2 1 2 1 3 1 3 1 3 1
Naam SO eerste mensen Begrippen SO 1 Proefwerk drie Monotheïsmen Proefwerk H1 Opdracht Tijdbalk Vraagstelling werkstuk historisch onderwerp SO Romeinen Posterpresentatie PW Romeinen en ontstaan Middeleeuwse samenleving SO Middeleeuwen Proefwerk Middeleeuwen en begin Nieuwe Tijd Werkstukje stap 2 Proefwerk Nieuwe tijd Presentatie Amersfoort
B. VAARDIGHEDEN Vaardigheden rubrieken: Onvoldoende Presentatie De leerling leest voortdurend op van een blaadje of van de sheets. Veel taalfouten / stijlfouten. Niet of nauwelijks illustratie
Voldoende De leerling leest op van een blaadje of sheet. Illustreert zijn verhaal soms en taalgebruik is redelijk.
Samenwerken
De leerling houdt zich niet aan de taakverdeling of werkt in een groep contraproductief (ofwel omdat hij niets doet, ofwel omdat hij alles op zich neemt)
De leerling houdt zich aan de taakverdeling.
Bronnen selecteren
De leerling kan geschikte bronnen niet onderscheiden van niet of minder geschikte bronnen.
De leerling kan geschikte bronnen onderscheiden van niet of minder geschikte bronnen, maar kan zijn keuze niet goed beargumenteren.
Ruim voldoende De leerling kan uit zijn hoofd vertellen en illustreert zijn verhaal mbv beeldmateriaal of voorwerp/monum ent aanwijzen. Mooi taalgebruik.
Goed De leerling kan uit zijn hoofd levendig vertellen en illustreert zijn verhaal mbv beeldmateriaal of voorwerp/monume nt aanwijzen. De leerling maakt contact met de groep. Mooi taalgebruik en gebruik van jargon. De leerling houdt De leerling houdt zich aan de zich aan de taakverdeling, die taakverdeling, die hij mede zelf hij mede zelf gemaakt heeft en gemaakt heeft en neemt initiatieven spant zich in om die het ieder groepslid zijn groepsproces werk te laten doen bevorderen. en zich prettig te voelen in de groep. (Mede) dankzij hem functioneert de groep als geheel. De leerling kan De leerling kan een geschikte onderverdeling bronnen maken tussen onderscheiden geschikte bronnen, van niet of minder minder geschikte geschikte bronnen en bronnen. De ongeschikte leerling kan zijn bronnen. De keuzes redelijk leerling kan zijn uitleggen en keuzes uitleggen houdt rekening en houdt rekening met met standplaatsgebon standplaatsgebond denheid, enheid, representativiteit representativiteit en en betrouwbaarheid.
Afbeeldingen selecteren
De leerling kan geen geschikte afbeeldingen selecteren.
De leerling kan geschikte afbeeldingen selecteren, maar kan zijn keuze niet goed beargumenteren. De afbeelding wordt voorzien van een uitleg/ onderschrift.
Oorzaken en gevolgen onderscheiden
De leerling kan geen oorzaken en gevolgen onderscheiden.
De leerling kan oorzaken en gevolgen van elkaar onderscheiden, maar kan ze niet classificeren (zie goed).
Interpreteren van bronnen
De leerling kan bronnen niet koppelen aan de leerstof. Hij kan niet de juiste informatie uit de bron halen.
De leerling kan bronnen soms koppelen aan de leerstof. Hij kan informatie uit de bron halen maar geeft hiermee niet altijd een duidelijk antwoord op de vraag.
Samenvatten
De leerling kan
De leerling kan
betrouwbaarheid. De leerling kan geschikte afbeeldingen selecteren en houdt daarbij rekening met aantrekkelijkheid van de afbeelding. De afbeelding wordt voorzien van een goede uitleg/onderschrift . De leerling kan oorzaken en gevolgen van elkaar onderscheiden, maar kan ze maar deels classificeren (zie goed).
De leerling kan bronnen koppelen aan de leerstof en houdt rekening met standplaatsgebon denheid, representativiteit en betrouwbaarheid. Hij kan de informatie die hij uit de bron haalt redelijk verwoorden en daarmee antwoord geven op de vraag. De leerling kan
De leerling kan de juiste afbeeldingen selecteren en houdt daarbij rekening met aantrekkelijkheid van de afbeelding en de representativiteit. De afbeelding wordt voorzien van een goede uitleg/onderschrift. De leerling kan goed oorzaken en gevolgen onderscheiden en onderscheid maken in soorten oorzaken en gevolgen (meer/minder belangrijk, korte/lange termijn, bedoeld/ onbedoeld). De leerling kan bronnen goed koppelen aan de leerstof en houdt rekening met standplaatsgebond enheid, representativiteit en betrouwbaarheid. Hij kan de informatie die hij uit de bron haalt goed verwoorden en daarmee duidelijk antwoord geven op de vraag.
De leerling kan
geen onderscheid maken tussen hoofd-, bij- en irrelevante zaken. De samenvatting bevat hele zinnen die onderling weinig verband houden. Het stellen van vragen naar aanleiding van bronnen
De leerling kan geen beantwoordbare vragen stellen. De vragen houden ook geen verband met de leerstof.
Inleven in een historisch personage / fenomeen
De leerling kan zich niet gedragen als iemand uit een andere tijd.
soms onderscheid maken tussen hoofd-, bij- en irrelevante zaken. De samenvatting bevat ook hele zinnen die echter wel verband houden. De leerling kan beantwoordbare vragen stellen over een bron die echter geen verband houden met de leerstof.
De leerling kan zich gedragen als iemand uit een andere tijd.
onderscheid maken tussen hoofd-, bij- en irrelevante zaken. Hij kan schematiseren en verbanden aangeven.
goed onderscheid maken tussen hoofd-, bij- en irrelevante zaken. Hij kan schematiseren en verbanden aangeven.
De leerling kan beantwoordbare vragen stellen over een bron. De vragen houden verband met de leerstof maar zijn alleen beschrijvend. De leerling kan zich zodanig inleven dat hij zich gedraagt als iemand uit een andere tijd, plaats, leeftijd, kortom van een andere standplaats. Hij kan zijn nieuwe standplaats goed verwoorden of uitbeelden.
De leerling kan verklarende en opiniërende vragen stellen over een bron. Het antwoord volgt uit bron gekoppeld aan leerstof. De leerling kan zich zodanig inleven dat hij zich gedraagt als iemand uit een andere tijd, plaats, leeftijd, kortom van een andere standplaats. Hij kan zijn nieuwe standplaats goed verwoorden of uitbeelden en hiermee een fenomeen verduidelijken.
LEER EN TOETSPLAN
A.
DRAMA
Vak: Drama Leerjaar: 1 Onderwerp: - Samenwerking binnen een groep - Basis elementen van de opbouw van een dramatische scène - Toepassing van de basiselementen bij repetitie en presentatie van een scene Kerndoel(en): De eerste twee aspecten in de dramales 1. sociaal aspect van theater - samenwerking (theater maak je als groep) 2. de kunstvorm / ambacht theater - de opbouw van een scène (de eerste drie van de vijf ‘W’s’: ‘waar’, ‘wat’) - acteertechniek - improvisatie principes - het ontwikkelen van een theatrale voorstelling Leerdoel(en): PERIODE 1 en 2 Blok I
Samenwerken & Het ontdekken en ervaren van de kunstvorm theater
les 1
kennismaking en teambuilding, / ‘tableaus’ in een grote groep (aspect 1)
les 2
kennismaking en teambuilding, / ‘tableaus’ over hobby’s (aspect 1)
‘Wat is toneelspelen?’: les 3- 4
Blok II
- improvisatie (principe: accepteren) - samenwerken & reflectie op samenwerken - emoties uitbeelden en uitvergroten (in improvisaties) (aspect 2) - stemgebruik / articulatie Analyseren & bewust vormgeven van een scene
Les 5-6 (aspect2)
- opbouw van een scène: een scène uitbeelden door middel van tableaus >begin/ midden / eind - de 5 W’s
- zintuigen & de ‘W’’waar’: een andere omgeving uitbeelden ( ‘waar’)
Les 6
SO 1: over: reflectie op samenwerking & begrippen als ‘accepteren’ en de ‘waar’
Les 7-8
- de W ’wat’ / conflict - spanningsboog
Blok III
Personages & tekst
les 9-11 -
- de ‘W’ wie : ontwikkeling van een personage via maskerspel ‘transformatie’ via maskerspel Eigenschappen van een personage presentatie van een personage Multi-interpretabele tekst / dialogen (samenwerking met Nederlands?) stemgebruik / articulatie
-
- tekst en mise-en-scène Repeteren en uitvoeren van een korte scene > samenwerking sectie Frans
Les 12-13
Les 13 Les 14
SO 2 - Repetitie Les Trois Petite Couchon
Les 15 - Afsluitende les ------------------------------------------------------------------------------------------------Begrippenlijst De leerlingen kennen aan het eind van de eerste klas de volgende begrippen en weten wat hun betekenis in verband met toneelspelen en het maken van een theatrale voorstelling. Begrippen Accepteren Het dramatisch conflict Emoties Focus Improvisatie Maskerspel Mimiek Mise-‐en-‐scène Personages en eigenschappen van een personage Publiek Rollen binnen een creatief team Samenwerken op toneel Spanningsverloop Begin, verloop en eind Subtekst
Tableau Tekstbehandeling Een type De 5 W’s Zintuigen
Onderwerp(en):
Aangeboden in:
Periode: Aantal toetsen:
Toetsvormen:
Weging:
- Tableaus - ‘waar, wat, wie’ - personages - emoties - improvisatie - stemgebruik - theatermaken in groepsverband
15 dubbele praktijk lessen
1&2
- Praktijkcijfer elke les - 2 SO’s
3/4
Elke les + twee schrift. toetsen
1
C. KENNEN EN KUNNEN Kennen en kunnen lijst Onderwerp
Kennen
Kunnen
Tableaus
Wat is een tableau
Een theatraal tableau bedenken en uitvoeren
Rollen binnen een creatief team
4 rollen: planner, ideeëngever, groepswerken, leider (beslissingen)
Opbouw van een scène
- De 5 ‘W’s - Hoe beeldt men een andere ruimte uit? - vijf zintuigen - dramatisch conflict - begin verloop en eind
Personages
- regels van maskerspel - achtergrond geschiedenis maskers in theater - mogelijke eigenschappen van een personage
Emoties
- Minst acht verschillende emoties (gemoedstoestanden) - wat is een emotie
Improvisatie
- improvisatie principes
Stemgebruik
Articulatie
- Rollen benoemen bij zichzelf en respectvol bij de medeleerling. - Eigen samenwerkingsvermogen reflecteren en verbeteren In samenwerking met andere leerlingen de volgende scènes kunnen bedenken, presenteren en actief observeren: - een andere ruimte uitbeelden zonder taalgebruik - ‘iets loopt uit de hand’ met een opbouw in verschillende gradaties
- fysieke aspecten van een personage na aanleiding van een masker grof ontwerpen - in kleine werkgroepen uiteenlopende personages ontwerpen aan hand van een foto en in een korte duidelijke scène een ontmoeting van deze personages uitbeelden -
-
een emotie in verschillende gradaties uitbeelden emoties bij medespelers herkennen spelaanbod van medespelers in een improvisatie accepteren en vervolgens erop inspelen
duidelijk, verstaanbaar spreken op toneel
Theatraal vormgeven
- aanzet tot het vertalen van een idee naar dramatische scene
- zelfstandig een scene maken - werken aan een presentatie in groepsverband.