Kennisportfolio Blok 1
Algemene Economie (micro) Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
Dit model geeft de factoren weer waar een organisatie mee te maken krijgt. De buitenste ring zijn de omgevingsfactoren. Hier hebben ze vaak niet veel invloed op. De groene stukjes zijn de factoren die direct met de organisatie te maken hebben. Hier kunnen ze dus ook invloed op uitoefenen.
Dit model is de swot analyse. Het is een analyse die een bedrijf intern maakt. Je kijkt naar je organisatie en bepaalt dan bijvoorbeeld de strengths. Waar is jou bedrijf nu zo goed in? De
weaknesses zijn de zwaktes van het bedrijf. Deze moeten zo veel mogelijk ingedamd worden. Opportunities, dit zijn de mogelijkheden die een bedrijf heeft. Mogelijkheden bijvoorbeeld door nieuwe wetgevingen. Threats zijn de bedreigingen waar je altijd rekening mee moet houden.
Dit model gaat over de prijselasticiteit van de vraag. Het laat de veranderingen zien wanneer je met de prijzen van je producten gaat schuiven. Wanneer je product prijsinelastisch is, zit het getal tussen de 0 en 1. Dit betekend dat je niet veel klanten zult kwijtraken wanneer je de prijs verhoogt. Zit het boven de 1 dan zul je bij een kleine prijsverhoging veel klanten kwijtraken.
Je ziet hier 3 grafieken. Het gaat hier om de totale variabele kosten. Variabele kosten zijn de kosten die mee veranderen met de productieomvang. In het eerste geval noemt men de kosten degressief, In het tweede geval proportioneel en in het derde geval progressief.
Bedrijfseconomie Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
Debet
Credit
Activa
Passiva
aanschaffingen
Betaling aanschaffingen
Besteding vermogen
Bron vermogen (fin.wijze)
bezittingen
Schulden
kapitaal
Vermogen
Dit model geeft een weergave van de zaken die op de balans moeten komen. Aan de debet zijde staan bijvoorbeeld bezettingen (ongeacht de financieringswijze). Aan de rechterkant daarentegen staan je schulden.
Dit is een voorbeeld van een balans. Het moet altijd in evenwicht zijn. Dit wil dus zeggen dat er aan de linkerkant evenveel moet staan als de rechterkant. Hier zie je goed dat de linkerkant wordt gevuld met de bezittingen en de rechterkant met het eigen vermogen + de schulden (vreemd vermogen). De journaalposten 1.
Kas debiteuren Aan omzet (EV)
20.000 10.000 30.000
I.W.O. (EV) Aan voorraden
5.000 5.000
Voorraad Aan crediteuren
10.000
Personeelskosten (EV) Aan Kas
10.000
4.
Afschrijvingen (EV) Aan machines
5.000 5.000
5.
Overige kosten (EV) Aan Kas
2.000
2.
3.
6.
7.
8.
10.000
10.000
2.000
Kas Aan debiteuren
5.000
Crediteuren Aan Kas
13.000
Te betalen posten Aan Kas
5.000
13.000 2.000 2.000
Journaalposten zijn de financiële transacties van een organisatie. Ze worden op bovenstaande manier genoteerd.
liquiditeitsoverzicht januari 2010
inkomsten / ontvangsten
uitgaven
omzet van debiteuren
€ €
80.000 10.000
kasafname
€
20.100
€ 110.100
inkopen personeelskosten rente ov.kstn aan crediteuren
€ € € € €
60.000 10.000 100 10.000 30.000
€
110.100
In een liquiditeitsoverzicht staan de inkomsten en uitgaven schematisch weergegeven. Deze wordt opgesteld aan de hand van transacties over een bepaalde tijd. Meestal over een kwartaal. Een balans is dus een moment opname en een liquiditeitsoverzicht over een langere periode. Het verschil tussen een liquiditeitsoverzicht en een resultaten rekening is dat je bij een resultaten rekening wel opbrengsten kan hebben, maar geen ontvangsten.
Communicatie Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
Dit model gaat over de identiteit en het imago van een bedrijf. Je voet intern een bepaald beleid, dit voer je door d.m.v. gedrag, symboliek, communicatie en persoonlijkheid. Deze identiteit probeer je op deze manier over te brengen naar het imago. Het imago is het beeld wat klanten van jou hebben.
Er wordt een bepaalde boodschap gevormd. Deze komt bij de ontvanger uit. Hij/zij geeft feedback in de vorm van een reactie. Door deze reactie gaat de zender er verder over nadenken en komt de terugkoppeling uiteindelijk weer bij de ontvanger terecht. Het is dus gewoon een eenvoudige weergave van een bericht.
DESTEP. Via deze factoren kan je inzicht krijgen op de externe factoren die voor jou organisatie belangrijk zijn. Demografisch = Samenstelling van de bevolking Economisch = stand van de economie Sociaal-cultureel = veranderingen in gedachte van de mens. Technologisch = technologische ontwikkelingen Ecologisch = is het moreel aanvaardbaar. Politiek = zijn er wetten die je organisatie beperken. SMART!! Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdgebonden Dit zijn de eisen waar een doelstelling aan moet voldoen. 1. 2. 3. 4.
Analyse Communicatiedoelgroepen Communicatiedoelstellingen Boodschap
5. 6. 7. 8. 9.
Communicatiestrategie Communicatiemiddelen Tijdsplanning Budget Evaluatie
Wanneer je een communicatieplan op gaat stellen moet je dit model gebruiken. Je kan makkelijk het stappenplan volgen en zorgen voor een goede communicatie met je doelgroep.
Inleiding Management I Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
Het 7-s model is het belangrijkste model voor management van deze periode. - Structuur; de opbouw van de organisatie - Systemen: hoe zijn zaken geregeld? Procedures, handleidingen, instructies etc - Staf/personeel: de mensen in de organisatie; hoe gaan we er mee om? - Stijl van managen/leidinggeven - Sleutelvaardigheden/skills; waar blinkt het bedrijf in uit? - Shared values/gemeenschappelijke waarden; de cultuur van een organisatie; wat vindt men ‘gewoon’? Aan de hand van deze zaken komt het management van een organisatie aan het licht.
Bovenaan staan de taken die moeten worden uitgevoerd. Het plannen is vaak een technisch proces. Organiseren gaat over de commerciële kant enzovoorts.
Wanneer je al bedrijf wilt groeien heb je 4 mogelijkheden. Marktpenetratie, productontwikkeling, marktontwikkeling, diversificatie. Het is vrij duidelijk, met marktpenetratie probeer je dus een bestaande markt te betreden met een bestaand product. Je gaat dus gewoon de directe concurrentie aan. Diversificatie is hier de meeste risicovolle optie. Je gaat een onbekende markt op met een onbekend product. De vraag is daarom ook vaak of het product wel aanslaat en of het bedrijf dit risico wil nemen.
Als bedrijf heb je de mogelijkheid tot een organieke structuur en een personele structuur. De personele structuur zie je vaak terug in de kleinere organisaties. Het is heel persoonlijk en de flexibiliteit een stuk hoger. Bij de organieke structuur zijn het vooral de regels en procedures die het bedrijf leiden.
Hierboven staan de 4 mogelijkheden qua inrichting van je bedrijf. Het kan op een F(ase), G(eografisch), P(roduct) of M(arkt) manier. Er kan natuurlijk ook een combinatie worden gevormd van de mogelijkheden. Bij de F indeling heeft elk deel van de organisatie een bepaalde toegevoegde waarde waar dan uiteindelijk het eindproduct uit komt. Bij de geografische indeling wordt er rekening gehouden met verschillende geografische plaatsen. De G indeling wordt vaak gebruikt bij grotere bedrijven die erg verspreid zitten. Bij de P indeling heeft elke afdeling haar eigen product. In tegenstelling tot de F indeling wordt hier het begin en het eind van het product door dezelfde afdeling gedaan. De M indeling kijkt naar de verschillende markten en daar wordt de productie op aangepast.
Schematische weergave van de rol die een manager heeft in een organisatie.
Het verschil tussen het management van vroeger en nu is dat er minder ‘lage’ zijn. Je hebt gewoon het top management en het middenmanagement. Het midden management zorgt ervoor dat de uitvoerende taken goed worden uitgevoerd. Het topmanagement zorgt voor de besluitvorming.
De instroom van medewerkers is de eerste fase van het personeel. Je wordt geselecteerd en rondgeleid. Hierna volgt de doorstroom. Je werkt al een tijdje voor het bedrijf en je wil je verder gaan ontwikkelen. Het bedrijf zal hieraan mee moeten werken om haar personeel zo goed mogelijk opgeleid te hebben. Uiteindelijk kom je bij de uitstroom. Je gaat met pensioen of je wordt gedwongen ontslagen. Hiervoor gelden nog allerlei procedures.
Inleiding Recht Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
De verschillende soorten wetten. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Verdragen/EG-recht Grondwet Wetten in formele zin AMvB’s Ministeriele regelingen Verordeningen van provincie Verordeningen van gemeente/waterschap
• • •
Hogere wet gaat voor lagere wet Latere wet gaat voor eerdere wet Bijzondere wet gaat voor algemene wet
Wanneer er een uitspraak moet worden gedaan en er komen bijvoorbeeld wetten in botsing met elkaar, is dit de volgorde van belangrijkheid. Een verdrag staat dus boven een verordening van de provincie.
Door wie
wijze
Art.
1. Van rechtswege
-
automatisch
art. 7:667 + 7:674 BW
2. wederzijds goedvinden
wg + wn
wilsovereenstemming
Boek 3 + 6 BW
3. Opzegging
wg of wn
gewoon dringende reden proeftijd
art. 6 lid 1 BBA + art. 7:667 v. BW art. 6 lid 2 sub a BBA + art. 7:677 + 7: 678 + 7:679 BW 7: 676 BW + artikel 6 lid 2 sub b BBA
4. Ontbinding
Wg of wn naar kantonrechter
gewichtige redenen
art. 7:685 BW
Wanneer er een ontslag valt, kan dit op 4 manieren. Van rechtswege, Je contract is verlopen. Wederzijds goedvinden, je stemt beide erover in dat het beter is dat je ophoudt met de baan. Opzegging, Dit is na een proefperiode en je bent niet geschikt. Ontbinding, Een der beide partijen wil ontslag maar de ander is het hier niet mee eens. Er kan alsnog ontslag volgen als de rechter de argumenten goed vindt.
blok 2 Bedrijfseconomie Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
Winst voor VPB (vennootschapsbelasting) VPB -------------------------------------------------------------------Winst na vpb Dividend (primair dividend) ------------------------------------------------------------------Overwinst * Dividend (secundair dividend) * Tantiemes * Reserve
De verdeling van de behaalde winst voor een rechtspersoon. • • •
Solvabiliteitspercentage = EV / TV * 100% Debt ratio = VV / TV * 100% OF: EV / VV * 100%
De solvabiliteit is de mate waarin de organisatie in staat is om aan haar financiële verplichtingen te voldoen. • Gemiddelde krediettermijn debiteuren = Gemiddelde debiteurensaldo Verkopen op rekening X 365 dagen Berekening voor het gemiddelde krediet termijn van debiteuren.
HRM Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
Het personeelsmanagement gaat bij bijna alle organisaties op deze manier. Je zoekt bij de arbeidsmarkt naar werknemers. Wanneer de werknemers hebben gesolliciteerd volgt het proces van selecteren. Na een tijdje bij een bedrijf gewerkt te hebben komt de doorstroom. Mensen krijgen nieuwe (betere) banen. Uitstroom is de regelgeving rondom het ontslag.
Competenties zijn vaardigheden die je bezit. Elke functie binnen een bedrijf heeft andere competenties nodig. Het model hierboven geeft een format voor competenties weer.
Dit is de behoefte piramide van Maslow. Mensen willen graag wat bereiken in de wereld en willen acceptatie. Het belangrijkste is hetgene wat onderaan staat. De fysiologische behoefte, iedereen wil dat ze voor zichzelf kunnen zorgen in de vorm van eten etc. Dan komt de zekerheid. Nadat je je in de fysiologische behoefte hebt voorzien wil je zekerheid in je leven. Wanneer de zekerheid er is wil je sociale acceptatie. Mensen moeten je nemen voor wat je bent. Hierboven op komen de waardering en zelf realisatie. Je wilt weten gewaardeerd worden en je gaat kijken wat je nu echt in het leven wilt. Dit is behoefte piramide van Maslow.
Wanneer de elementen van de pushfactoren niet in orde zijn, zullen er weinig medewerkers blijven. Het is dus zaak om ervoor te zorgen dat deze goed zijn. De pullfactoren gaan meer over de staat van de markt en economie.
Marketing Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
PRODUCTIE
PRODUCT
VERKOOP
MARKETING
MAATSCHAPPIJ
Marketing gedachte van de bedrijven. Op deze factoren kan er invloed worden uitgeoefend d.m.v. reclame
beschikbaar
Vraag > aanbod
aanbod
Verbeteringen
Volume tbv kostenefficiency
differentiatie
product
innovatie
superieur
betaalbaar
overtuigen
focus Aanbod > vraag
verkoop
promotie
Meerwaarde
unsought
klant
relatie
behoefte
MVO
klant
maatschappij
welzijn
bedrijf
De 5 factoren waar je marketing voor kan maken. De rondjes eromheen zijn de aspecten die je moet behandelen.
Een marktgerichte missie formuleer je met 3 bouwstenen volgens het Abell diagram: wat, wie en hoe. In dit voorbeeld zijn de afnemers ‘wie’, technologieën ‘hoe’ en de behoeften ‘wat’.
Het vijfkrachten model van Porter. Dit model geeft de huidige concurrenten weer. Substituten en nieuwe concurrenten staan met elkaar in verband en de afnemers en leveranciers met elkaar. Wanneer er substituten komen volgen er ook nieuwe concurrenten. Wanneer er meer leveranciers komen blijven er ook minder afnemers over voor jou product.
De ‘star’ is een product dat pas kort geleden op de markt is gebracht en wat nu al populair is. Bij stars is het vaak dat ze groeien in cash cows. De cash cows van een bedrijf zijn de producten die altijd goed blijven draaien. De question mark is een product of dienst die nog niet goed draait maar wel veel potentie heeft. De dogs zijn de zwarte schapen binnen een organisatie. Ze zijn niet winstgevend en zullen daarom ook snel verdwijnen.
Een product heeft 3 lagen. Het begint met het kernproduct. Dit is basis en eigenlijk waar het voor gemaakt is. De tweede laag is het werkelijke product. Hier komen zaken als de verpakking bij kijken. Uiteindelijk komt het uitgebreide product, hier horen zaken als service etc. bij.
De wegen die een product allemaal aflegt voordat het bij de consument in handen komt.
Inleiding Management II Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
Lijn-organisatie Voordelen: • Eenvoudige en duidelijke structuur • Duidelijke gezagsverhoudingen • TBV zijn duidelijk af te bakenen • Goed toezicht en controle op uitvoering processen
• •
Snelle besluitvorming mogelijk Relatief geringe kosten aan leidinggevenden en organisatie
Mogelijke nadelen van de lijnorganisatie: • Beslissingen nemen meer tijd • De manager weet niet altijd genoeg voor de juiste beslissing • Afstemming tussen de afdelingen via de managers • Soms veel managementlagen! (steil)
Lijn-staforganisatie Voordelen Lijn-staforganisatie • Lijnmanager kan meer gebruikmaken van specialistische kennis → betere beslissingen! • Lijnmanager heeft nu zelf meer tijd over! Omdat hij stafmedewerkers kan inschakelen. • Het omspanningsvermogen van de manager kan toenemen. Nadelen Lijn-staforganisatie Het staf personeel heeft niks te zeggen over het eindproduct Ze zijn te veel met de theorie bezig Laten hun werk vaak een beetje afhaken Mogen alleen advies geven
Lijn- en functionele staforganisatie Voordelen: • (Functionele) staffunctionaris nu meer betrokken bij het resultaat > doet nu zelf meer mee • Uniformiteit en consistentie in procedures, beleid etc. • Inbreng van deskundigheid in bedrijfsprocessen Nadelen • De staffunctionaris mag nu (ook) een medewerker iets dwingend opleggen! > Loslaten van eenheid van bevel! • Een afdelingsmanager heeft minder grip op het geheel
Het ui-diagram van Hofstede gaat over de cultuur van een bedrijf. Binnen een bedrijven heb je symbolen, rituelen en waarden. Intern wil je dat deze goed door worden gevoerd. Wanneer dit het geval is komt het in de praktijk beter over waar de organisatie voor staat. Helden heeft elk bedrijf ook. Het is een persoon die veel voor het bedrijf heeft betekend.
Organisatiecultuur van Handy. • Personencultuur – grote machtsspreiding, lage samenwerkingsgraad – prioriteit aan het individu; manager is gelijk aan medewerker • Taakcultuur – grote machtsspreiding, hoge samenwerkingsgraad – taakgericht en professioneel • Rollencultuur – kleine machtsspreiding, lage samenwerkingsgraad – regels en procedures – functies geven toon aan, niet de mens (bureaucratische organisatie) • Machtscultuur – kleine machtsspreiding, hoge samenwerkingsgraad – alles draait om topfiguur – weinig regels en procedures (kleine, jonge organisaties)
Deming cirkel. Je begint met het vaststellen van een plan. Hierna ga je hem uitvoeren. Uiteindelijk ga je hem controleren en waar nodig is aanpassen ( act).
Overeenkomsten- & Rechtspersonenrecht Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
niet onder gemeenschappelijke naam naar onder gemeenschappelijke naam naar buiten treden buiten treden
Beroep stil maatschap
openbaar maatschap
Bedrijf stil maatschap
VOF
In dit schema is het verschil tussen een vof en een maatschap te zien. • Wie zijn de partijen? • Waar gaat het over? • Zoek het juiste artikel in de wet • (welke rechtspraak) • Noem criteria uit artikel • Toets aan deze criteria • Wat is de conclusie • Antwoord op vraag Het schema voor het oplossen voor een case.
Burgerlijk Recht
Personenrecht
Familierecht
Rechtspersonen
Vermogensrecht
Alg. vermogensrecht (boek 3 BW)
Zakelijke rechten (boek 5 BW)
Verbintenissenrecht (boek 6 BW)
Verbintenissen uit de wet (boek 6 BW titel 3 en 4)
Overeenkomsten (boek 6 BW titel 5)
Bijzondere overeenkomsten (boek 7 BW)
De indeling van het burgerlijk recht.
Blok 3 Algemene economie (macro) Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
De economische kringloop. De pijltjes geven aan waar de uitgaven per onderdeel naartoe gaan. Boven aan staan de consumenten. Zij geven geld aan de overheid in de vorm van belasting en betalen bedrijven voor de producten die ze kopen. De overheid investeert in bedrijven en gezinnen d.m.v. uitkeringen etc. Bedrijven exporteren hun producten en betalen gezinnen in de vorm van loon.
De 5 variabelen waardoor de consumptie omhoog kan gaan.
Bedrijfseconomie Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
De rationele en irrationele overcapaciteit. Een overcapaciteit is het gedeelte van je productiemiddelen die je niet benut. Wanneer deze irrationeel is, is het niet deelbaar. Een machine is bijvoorbeeld niet deelbaar. Grondstoffen daarentegen wel. Kostprijs = Variabele kosten p.st + Bijdrage p.st voor constante kosten Kp = Totale variable kosten (V) + Constante kosten (C) verwachte productie (W) Normale productie (N) Kp=
V W
+
C N
De formule hoe je de kostprijs uit kunt rekenen. Vrij duidelijk.
Belastingrecht Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
Inkomstenbelasting. De 3 verschillende boxen met mogelijke inkomsten. Box 1: werk en woning Box 2: Aanmerkelijk belang Box 3: sparen en beleggen
Eindbalans – beginbalans Stortingen + onttrekkingen + beperkt en niet aftrekbare kosten Vrijstellingen Ondernemingsfaciliteiten MKB-winstvrijstelling = Belastbare winst uit onderneming voor Box 1 Het stappenplan voor een vermogensvergelijking.
HRM Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
Doelstellingen van arbeidsmarktcommunicatie. De employer branding en employee relationship management hebben invloed op de personeelswerving van een bepaalde organisatie. Werknemers willen graag weten in wat voor organisatie ze terecht komen en wat het hun te bieden heeft.
Dit plaatje geeft duidelijk weer waar het dit blok over gaat. Het werven en selecteren van werknemers. Bij werving probeer je zo goed mogelijk je doelgroep te bereiken en deze binnen te halen. Bij selectie ga je uiteindelijk de beste over laten en hier mee aan de slag.
Het nut van selectie. De linker verticale as zijn de criteria. De horizontale as is de selectie. Uiteindelijk worden de stipjes die rechts boven staan geselecteerd. Het is een beetje een vaag figuur.
Management (groeistrategieën) Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
Volgens keuning gaat elke organisatie door een bepaalde groei. Elke fase (pioniersbedrijf, afdelingsgewijze opbouw, volgroeide organisatie, volgroeide organisatie 2) heeft 2 stadia. Elke bedrijf begint met de bestaansopbouw en moet zien te overleven. Na de succes volgt de expansie waarna een bedrijf kan gaan groeien. Op een gegeven moment worden de optimale verhoudingen bereikt. Een bedrijf groeit dan niet verder. Na deze fase komt de verstarring en mogelijk nieuwe vormen van
groei. Bedrijven gaan kijken of ze in andere branches nog kunnen verder groeien. Vaak wordt er een dochterorganisatie opgericht.
Greiner stelde dat er na elke fase een crisis komt. De eerste fase mist een leider. Wanneer deze leider er dan komt gaan de werknemers zich ermee bemoeien dat hij teveel macht heeft. Hierna komt de fase dat er teveel controle is. De bureaucratiecrisis wordt uiteindelijk tegengegaan d.m.v. allianties etc. hieruit volgt een overlegcrisis waar ze uiteindelijk bij een identiteitscrisis komen. Vaak is dit het einde van de groei van de organisatie volgens Greiner.
Het groeimodel van Lewin stelt dat je je werknemers eerst moet voorbereiden op een verandering binnen de organisatie. Je moet het unfreeze; uitleg geven over de veranderingen die gaan komen. Hierna moet je de veranderingen toepassen en de werknemers om feedback vragen. Uiteindelijk moet je refreeze. je moet ervoor zorgen dat de nieuwe cultuur aanpassingen etc. goed overkomen bij de werknemers.
Het model van Ezerman geeft ook de veranderingen in een organisatie weer. De verticale lijn staat voor het aantal weerstand wat ontstaat na doorvoering van een verandering. Het stappenplan is als volgt: Je kunt ze eerst het beste ontwijken, dan informeren over de veranderingen, dan ondersteunen waar ze hulp nodig hebben. Mensen die na dit proces nog niet overtuigd zijn, daar moet je mee gaan onderhandelen en overtuigen. Mochten ze nog niet toegeven moet je ze afdwingen. De groep die afgedwongen moet worden is vaak maar klein.
Bedrijfseconomie Model/Theorie
-
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
Innovatie theorie Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
Het canvas model. Deze periode zijn we voornamelijk aan de slag gegaan met het innoveren van een bepaald bedrijf. Voor de innovatie hebben we de bouwstenen van het canvas model moeten bekijken. Wanneer je een verandering in je bedrijf doorvoert merk je dit ook aan de bouwstenen van het model. Costumer segments: De doelgroep Costumer relationships: de soorten klantrelaties die een bedrijf aangaat met haar doelgroep. Channels: op welke manieren de doelgroep wordt benaderd. Value proposition: Het onderscheidende van jou onderneming t.o.v. een andere Revenue streams: de inkomstenbronnen van een organisatie Key activities: de kernactiviteiten die je organisatie uitoefent Key resources: de middelen die nodig zijn om je activiteiten uit te voeren Key partners: het aantal allianties etc. wat je met andere organisaties aangaat. Cost structure: waar de kosten vandaan komen en hoe je deze kosten wil gaan maken. Ga je voor kwaliteit of zo laag mogelijke kosten.
Een klantrelatie gaat door 5 fasen. Voor elke fasen kunnen dezelfde maar ook andere kanalen relevant zijn. Bijvoorbeeld meubels. Voor fase 1 en 2 spelen internet een belangrijke rol maar vervolgens zal de aankoop nog grotendeels in een meubelzaak gebeuren. Et cetera. Oefening: bedenk van een aantal producten en leveranciers hoe de distributieketen is georganiseerd. Kunnen de studenten tot voorbeelden komen waarin de verschillende fasen duidelijk verschillende kanalen kennen. Zijn er voorbeelden waarvan de kanalen in de laatste jaren sterk veranderd zijn.
Het waardeketenmodel van Porter geeft een algemeen model weer van de processen die in een bedrijf worden uitgevoerd. De vraag die een bedrijf moet beantwoorden is welke processen het belangrijkste zijn om de waarde aan de klant te leveren. Die sleutelprocessen moet je zelf in de hand hebben en die moet je het beste organiseren. Voorbeeld Nike: ontwerp en marketing doen ze zelf. De rest is allemaal uitbesteed.
Trechter model om van gebeurtenissen in je omgeving, naar concrete taken in je organisatie te komen om hier op in te spelen. Gebeurtenissen in de omgeving kunnen losse gebeurtenissen zijn maar als ze vaker voorkomen en/of samenvallen met andere gebeurtenissen dan kan sprake zijn van een trend. Die moet je herkennen. Vervolgens in kaart brengen. Welke zijn relevant, welke zijn niet relevant. Welke bieden kansen e.d. Vervolgens doelen stellen: hoe gaan we reageren op de trend. Waar willen we staan over x periode t.a.v. deze trend. Vervolgens uitvoeren en implementeren.
Een organisatie kan volgens Treacy en Wiersema het beste een van deze 3 tactieken toepassen. De drie tactieken zijn: productleadership, costumor intimacy en operational excellence. De eigenschappen zijn hierboven zichtbaar.
Product levenscyclus. De blauwe lijn volgt de ontwikkeling van de winst. De groene lijn is de omzet. In de productontwikkelfase wordt er nog niets verdiend. Sterker nog, veel producten stranden in de ontwikkelfase en worden nooit in productie genomen. Dat behoort tot het ondernemersrisico. Dat betekent o.a. dat hoe hoger de ontwikkelkosten en hoe hoger de kans dat producten niet in productie worden genomen de winst op de omzet hoger moet zijn om de ontwikkelkosten terug te verdienen. Een goed voorbeeld is de farmacie industrie. Het ontwikkelen en testen van nieuwe medicijnen is duur en langdurig. Als een kaskrakerproduct uitblijft komt een bedrijf in moeilijkheden. Denk aan Organon. Ook de filmindustrie is een goed voorbeeld. In de introductiefase zal de omzet langzaam omhoog gaan. Hier gaan veel kosten (o.a. aan marketing) mee gemoeid. Vervolgens zal de omzet gestaag groeien totdat deze onvermijdelijk inzakt omdat er een verzadiging van de markt plaatsvindt of het product wordt achterhaald door nieuwe producten en technologieën. De wijze waarop de omzet en winstlijnen verlopen is erg afhankelijk van de branche en het product. Vergelijk tv toestellen of de pil of brood.
De vier analyse elementen om tot een blue ocean strategy te komen.
Innovatie praktijk Model/Theorie
-
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
Intellectueel Eigendomsrecht Model/Theorie
Auteur Vakgebied Beschrijving Relevantie/Te gebruiken voor
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Rechterlijke instantie? Welke plaats? Datum uitspraak? Partijen? Feiten? 6. Argumenten partijen? 7. Vordering(en)? 8. Relevante wetsartikelen? 9. Beslissing? 10. motivering?
Het 10 stappen plan voor het oplossen van een case.