BESTEK EN VOORWAARDEN, waarnaar door Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, op Dinsdag den 3den April 1906 zal worden aanbesteed:
Het uitbreiden der School voor lager onderwijs, No. 9 aan de van Nispenstraat te Nijmegen EERSTE AFDEELING. ARTIKEL 1.
Algemene omschrijving van het werk Het werk bestaat in het geheel gereed opleveren eener vergrooting van het bestaande schoolgebouw met vier nieuwe leskamers, een lokaal voor vrije- en ordeoefeningen, twee portalen, een trappenhuis, een vestiaire en twee gangen, waaraan privaten en urinoirs. Tot het werk behooren alle werkzaamheden, die worden vereischt voor een goede uitvoering van het werk en het beletten van de verstoring van den geregelden gang van het onderwijs met inbegrip van die welke voor breken en herstellen gevorderd worden, zoomede de levering van alle benodigde materialen, de vereischte arbeidsloonen, enz. zooals hieronder nader is omschreven en in de bijbehoorende teekeningen is voorgesteld. ART. 2
Peil. -- Hoofdafmetingen Het peil in dit bestek bedoeld, waarnaar alle hoogtematen gerekend worden en dat is aangegeven door P. ligt gelijk met den bovenkant van den vloer der bestaande school, ter aan te wijzen plaatsen. De voornaamste hoogte- en lengteafmetingen zijn op de bestekdeelteekeningen ingeschreven. Alle lengtematen zijn bedoeld in het metselwerk gemeten, zonder mederekening van voorsprongen voor plinten, muurbepleistering enz. ART. 3
Directiekeet, kalk- en timmerloodsen De aannemer moet binnen veertien dagen na aanzegging vanwege de directie, in gereedheid hebben een dicht vertrek ter oppervlakte van minstens 20 M2, bestemd tot keet voor de dagelijkschen opzichter over het werk. Dit vertrek moet voorzien zijn van tafel, stoelen, tekentafel, rekken voor teekeningen en al het overige dat tot de inrichting van een keet behoort. De aannemer zorgt voor schoonhouden en verwarmen.
De kalkloods moet voldoende ruimte bieden voor de berging der metselspecies. Het oprichten eener timmerloods zal alleen vereischt worden wanneer de aannemer te Nijmegen, of in de nabijheid, geen voldoenden timmerwinkel mocht bezitten. Loodsen, keet, enz, blijven het eigendom van den aannemer die verplicht is een en ander binnen den tijd van veertien dagen na oplevering van het werk te hebben weggeruimd. ART. 4
Grondwerken. --- Terreinophooging. De aannemer moet de aanwezige grint, die op en nabij het te bouwen terrein ligt, verzamelen en op hoopen brengen, zoodat die niet verloren raakt en de grint, na beeindiging der werkzaamheden weder op aan te wijzen plaats uitspreiden. De aannemer moet ten behoeve der fundering ontgraven tot 1.50 M + Peil, of, waar het vaste zand dieper is gelegen, tot op het vaste zand. De funderingssleuven zullen, waar nodig, met zuiver zand worden aangevuld. De aanvulling moet in dunne lagen, met groote zorg geschieden en volledig worden ingewaterd. Onder de houten vloeren der nieuwe vertrekken moet alle zwarte grond zorgvuldig worden weggegraven en door zuiver zand vervangen, reikend tot gemiddeld 0.90 M Peil. Onder de steenen vloeren mag met den uitgegraven grond worden ingevuld, mits dit met zorg geschiede en onmiddellijk onder deze vloeren minstens 0,25 M. rivierzand worde verwerkt. De grondophooging, zooals deze langs de gevels der uitbreiding en overigens op het terrein moet geschieden, is in de opstandsteekeningen aangeduid en moet in verband met deze gegevens en het lengteprofiel volgens te geven aanwijzing geschieden. In de grondwerken, bij dit artikel bedoeld, is mede inbegrepen het ten deele ook beneden den vasten grond benoodigde graaf- en aanvullingswerk ten behoeve van putten en leidingen, en eindelijk alles wat tot de algeheele oplevering, overeenkomstig de bedoelingen van dit bestek behoort. De grondwerken in dit artikel omschreven betreffen die op het geheele bouwterrein. ART. 5
Metselwerken. a. Versnijdingen Met uitzondering van de in twee lagen op te trekken snijdingen onder de steunbeertjes der privaattrechters, moeten alle versnijdingen ter hoogte van acht lagen worden opgemetseld en telkens om de twee lagen een klezoor weerzijds verspringen. De aanleg van alle snijdingen geschiedt ter hoogte van 1,50 - Peil. Onder de buitenspouwmuren met 4 steen aanleg en 2 ½ steen bovenbreedte. Onder één-steens muren met 3 steen aanleg en 1 ¼ steen bovenbreedte. De snijdingen worden, voor de aanaarding, ter gelegener tijd volgegooid en afgewasschen met gelijksoortige specie als waarin zij gemetseld zijn. b. Rechtstanden der funderingen.
De rechtstanden der funderingen tot aan het trasraam worden van boerengrauw opgetrokken tot een hoogte van 1,00 M - Peil voor de buitenmuren en ter hoogte van 0,72 M - Peil voor de binnenmuren en wel ter zwaarte van 0,45 M. onder de buitenspouwmuren en overigens ter zwaarte als de muurdikten in den plattengrond aangeven, in specie als voor de versnijdingen is bepaald. De rechtstanden worden in- en uitwendig volgegooid en afgekwast als voor de snijdingen is omschreven. c. Trasraam Het trasraam wordt gemetseld van zeer deugdelijke vlakke klinkers ter hoogte van 1,00 M. (??1 van 1,00 M. - P. tot Peil). Onder alle buitenmuren en overigens ter hoogte van 0,72 M. (zijnde van 0,72 M. - P. tot Peil), allen ter zwaarte als voor de rechtstandsmuren is omschreven, in specie van 1 deel kluitkalk en 1 deel tras. De teerlingen onder de muurbalken der vloeren worden boven de snijdingen geheel als trasraam gemetseld. Voor zoover het trasraam boven den grondslag der gebouwen in het zicht komt, mogen aan de buitenzijden alleen vlakke grijze klinkers worden verwerkt, die in vorm en kleur overeenkomen met het bestaande werk en met portland-cement voegspecie zullen worden afgevoegd. Behalve het trasraam van de lagere bouwgedeelten, dat boven den grond wordt bepleisterd met portland-cement, moet het trasraam rondom worden afgedekt met nageperste blauwe gesmoorde profielsteenen met schuinen kant. De hoekstukken voor in- en uitspringende hoeken te leveren van blauwen hardsteen. d. Opgaande buitenmuren. De buitenmuren moeten met de noodige besparing aan deur- en vensteropeningen, met alle benodigde uitmetselingen, enz. ten deele als spouw- en als één-steensmuren van achtereenvolgens 40 en 22 c.M. dikte worden uitgevoerd. Alle buitenkomend muurwerk van grijze vlakke klinkers met miskleurige klinkers, in vorm en kleur overeenkomend met die van het bestaande werk, met miskleurige klinkers als achterwerkers in specie van 2 deelen kluitkalk, 3 delen scherp rivierzand en 1 deel tras, waarin op te nemen de noodige profielsteenen, witte en verglaasde versieringsteenen, enz. als hieronder nader in omschreven. De naar binnen gekeerde halve-steens muren der spouwwanden worden opgetrokken van best rood in gelijksoortige specie als voor de opgaande buitenmuren is omschreven en gelijktijdig met de daarbij behoorende buitenwanden uitgevoerd. De spouw moet tijdens het metselen aan weerszijden deugdelijk worden volgegooid. Volgens opgaaf moeten de binnen- en buitenwanden der spouwmuren door metselwerk onderling worden verbonden, waar zulks, naar het oordeel van de Directie zal noodig zijn. Behalve de hierboven genoemde plintafdekkingen en de afdekking van sommige raamdorpels in blauw gesmoorde profielsteen, (te zamen +- 850 stuks van dubbele dikte, of 1700 stuks van enkele dikte), wordt gladde roode steen en profielsteen verwerkt in de kroonlijst-uitmetselingen, vensterogen, enz. ten getale van +- 2400 stuks gladde en +- 600 stuks met profiel. Voor banden in de verschillende gevels zijn daarenboven benoodigd ongeveer 400 stuks koppen en 200 stuks strekken van bruin verglaasde versieringsteenen en
ongeveer 600 stuks koppen en 450 stuks strekken van witte kalkzandsteenen, alle Waalvorm. De paneelen, die tot vulling dienen der togen boven de diverse raamopeningen, moeten in schuin verband worden uitgevoerd. Alle buitenkomend metselwerk moet worden afgevoegd en de voegen worden gesneden en geknipt. De spouwmuren reiken tot aan de bovenkant der zolderbalklagen, op welke hoogte de spouw door metselwerk moet worden afgedekt. De vensterpenanten moeten in portland-cementspecie worden gemetseld. Voor de later te noemen beide achterdeuren en voor de deur naar de binnenplaats stoepjes metselen met omgaande rollaag van vlakke klinkers in portlandcement, zwaar één steen en gemetselde bestrating. Voor deze stoepjes eene trede metselen van dito steen en specie. Alle uitmetselingen, togen, vullingen, banden, enz. moeten in overeenstemming met die van het bestaande schoolgebouw worden uitgevoerd. e. Binnenmuren Alle binnenmuren, waaronder ook begrepen worden de rookleidingen met luchtkanalen binnenshuis, de privaatzittingen met hare voetingen, enz. worden opgetrokken van best rood in specie van 2 deelen kluitkalk, 4 deelen rivierzand en 1 deel tras. De binnenmuren worden opgetrokken gelijk met de bovenkanten der balklagen waar zij eindigen. f. Rookleidingen en ventilatiekanalen. De rookleidingen en luchtkanalen worden buitenshuis ingevolge de teekening opgetrokken met de noodige uitmetseling voor banden en lijsten, alles in grijze klinkers en ten deele in gekleurde steen, zoodanig dat zuiver en strak werk verkregen worde. In het algemeen hiertoe specie te verwerken als voor de opgaande buitenmuren is omschreven. Alles wordt afgevoegd als voor de gevels is bepaald. De afdekking der rookleidingen geschiedt met portland-cement bepleistering volgens opgaaf tijdens het werken, die der ventilatiekanalen met hardsteenen dekplaten. Onder de leidingen zijn de ventilatiekanalen begrepen ten behoeve van de na te noemen nieuwe beerputten, die met gegalvaniseerd ijzeren kappen moeten worden afgedekt. De ventilatiekanalen hebben zijopeningen onder de afdekkende hardsteenen tegels. g. Kolken. -- Putten. -- Leidingen. Bij de reeks privaten en urinoirs behooren twee dichte beerputten van cement-beton. Aan deze putten moeten 12 privaten worden aangesloten door middel van 15 c.M. wijde, verglaasd aardewerken buizen, zoomede 6 urinoirs door middel van looden buizen. De beerputten van cement-beton hebben inwendig 1,00 M in diameter, en zijn hoog 2,50 M. bij 12 c.M. wanddikte. De hierbij te verwerken specie bestaat uit 1 deel portland-cement op 3 deelen grintzand. De ruimgaten afdekken door een cement steenen plaat met ring. De beide overstortkolken der urinoirs moeten, behalve de snijdingen, die twee lagen hoog van rood in slappe basterd-specie worden gemetseld, worden opgetrokken van
vlakke klinkers in specie van 1 deel kluitkalk en 1 deel tras. De binnenvlakken worden alle met portland-cementspecie zuiver vlak afgewerkt. Elke beerput moet in gemeenschap worden gesteld met een der op teekening voorgestelde ventilatiekanalen door middel van 12 c.M. wijde verglaasde aarden buizen. (Zie boven). Ten behoeve van den afvoer van het regenwater, de bestaande riolering veranderen, waarvoor een gedeelte der verglaasde aarden buisleiding met de kolkjes en putjes zooveel als noodig opbreken. Ten behoeve der nieuwe en te veranderen regenwaterpijpen en den afvoer van de nieuw te maken waschgelegenheid en hunne verbindingen 14 stuks kolkjes metselen zonder – en één voor de waschgelegenheid met stankscherm. Deze kolken onderling en met de bestaande leiding verbinden door verglaasd aarden buizen. Dergelijke buizen zullen benoodigd zijn over 105 M. werkende lengte en ter wijdte van 12 c.M. en 15 c.M. volgens aanwijzing tijdens het werken. Van de op te breken +- 13 M. lange leiding mag hetgeen onbeschadigd is gebleven – ter goedkeuring door de directie – nieuw worden verwerkt. Alle verglaasde buizen moeten zijn verglaasd met zoutglazuur. Alle kolken en putjes moeten waterdicht zijn. h. Verschillende bepalingen. De metselsteenen moeten afkomstig zijn van de ovens aan de waal. Boven deur- en vensteropeningen volgens opgaaf de noodige ontlastingbogen. Alle funderingen en het trasraam moeten wederzijds worden volgegooid en afgekwast en alle boven den grond komende werken worden vertind met de specie waarin het muurwerk gemetseld is. Alle rookleidingen moeten inwendig zuiver glad afgeschuurd worden opgeleverd. De spouwmuren moeten rondom deur- en vensteropeningen minstens één steen breed worden dichtgestoken en overigens de spouw in vakken van +- 2 M2 oppervlakte worden verdeeld. Daar waar het nieuwe werk tegen de oude aansluit moet dit eerste in het laatste op voldoende wijze worden ingepast. De aannemer moet zoveel doenlijk de voor het werk benoodigde tras gelijktijdig op het werk doen aanvoeren en aldaar opslaan, komende de keuring van elke afzonderlijke aangevoerde partij voor zijne rekening in dien ?? dat hem f5,-- per keuring van zijn aannemingssom zal worden ingehouden. De keuring geschiedt op orde der directie, in een door haar te bepalen proefstation. i. Veranderen van bestaand werk. De aannemer moet alle metsel-, timmer- en andere werken afbreken en de noodige aanmetselingen, herstellingen enz. verrichten, die voor een behoorlijke oplevering, overeenkomstig hetgeen uit de tekeningen en omschrijving voortvloeit, noodig zijn. Onder meer moet hij tot toegang naar de binnenplaats een grenen deurkozijn met dito deur maken in de buitenmuur van de gang naar het vertrek van het hoofd der school. Kozijn in den dag 0.90 X 2.30 M.; kozijnstijlen zwaar 0.10 X 0.15 M. de deur te maken met twee panelen en afhangen aan drie zware bochtscharnieren dubbellid en sluitbaar met best halfproef buitendeurslot.
In de muur tusschen de vestiaire en het leervertrek rechts van den hoofdingang een kijkraampje maken, geheel gelijk aan de bestaande kijkraampjes. Van de thans aan de achtergevel aanwezige portalen moeten van elk der portalen twee muurtjes worden afgebroken, zoals op de tekening is aangegeven. De doordraaiende deuren tusschen de bestaande portalen en de gangen te plaatsen tusschen de bestaande vestiaire en de gangen. Daarvoor moet de aannemer twee gedeelten één steensmuur metselen, geheel gelijk als hiervoor voor de één-steens binnenmuren is beschreven. Voor zoover van de afbraak afkomstig materiaal door de directie zal zijn goedgekeurd, mag het op aan te wijzen plaatsen in het werk worden gebracht. Alle schade aan bestaand metsel-, stucadoor-, timmerwerk enz. moet door den aannemer weder volledig worden hersteld of bijgewerkt. ART. 7
Gehouwen steen. Van blauwen hardsteen (escausijnschen steen of petit granit) moeten worden geleverd en gesteld de navolgende onderdelen, tot een gezamelijke hoeveelheid van 1,-- M2. bewerkt gemeten, allen volgens teekening en nadere uitslagen bewerkt, gefrijnd of geschuurd. Deze onderdelen zijn, onder voorbehoud der wijzigingen, die bij het maken der uitslagen mochten gewenscht voorkomen, de volgende: De hoekblokjes in de afdekking van het plint langs de diverse gevels, in aansluiting met de beschreven profielsteen, waaraan schuinen kant. Dorpels en neuten voor alle deuren. De afdekkingen van de ventilatiekanalen. De plinten in gangen, vestiaire en portalen. De hoekblokjes der stoepen en treden voor de buitendeuren. Dektegels der kolken en putjes. De drempels, neuten, hoekblokjes enz. die bij het wijzigen van de bestaande toestand vrij komen, moeten indien goedgekeurd opnieuw worden gebruikt, doch komen niet in mindering van de bovengenoemde te verrekenen hoeveelheid. ART. 8
Gegoten cementsteen, - Getrokken cement. Van gegoten cementsteen (in de verhouding van 1 portland-cement en 3 grintzand) moeten zuiver vlak en scherpkantig worden geleverd en gesteld de dorpels in de nieuwe ramen (met uitzondering van die der privaat-, gang- en vestiairevensters, alwaar blauwe profielsteenen worden gebezigd) tot een gezamelijke hoeveelheid van 2,00 M2. ART. 9
Steenen vloeren. --- Gietasphalt. De bevloering van gangen, vestiaire, privaten, urinoirs, trappenhuis, achterportalen en waschgelegenheid moet geschieden door middel van gietasphalt op een ondervloer
van beton. De betonlaag moet ter dikte van 12 c.M. worden aangebracht en zal bestaan uit drie deelen scherp rivierzand, 1 deel portland cement en een deel fijne grint. De te gebruiken portland cement moet zijn van Dijkerhoff, Mannheimer of van een daarmede overeenkomende kwaliteit ten genoegen van de Directie. De asphaltlaag, ter dikte van minstens 2 ½ c.M. moet zuiver vlak afgewerkt, zonder vermenging met grint worden aangebracht door werklieden, vertrouwd met soortgelijk werk, ten genoege van de Directie. Op aanwijzing, moet ter oppervlakte van 100 M2 een klinkerbestrating worden gelegd van vlakke grijze straatklinkers in zand. In de bedoelde oppervlakte zijn de koplagen, die de beklinkering aan de buitenzijde afsluiten, inbegrepen. De bestaande klinkerbestrating zoover noodig uitbreken. De uitkomende steen opnieuw gebruiken. ART. 10.
Timmerwerken. Tot dracht van de bevloering der nieuwe leervertrekken en van het nieuwe lokaal voor vrije- en ordeoefeningen zijn de volgende dennen of vuren binten benoodigd, als: 4 moerbalken lang 7,40 M. zwaar 0,10 X 0,25 M. 2 moerbalken lang 13,90 M. zwaar 0,10 X 0,25 M. 44 vloerribben lang 7,30 M. zwaar 0,08 X 0,22 M. 20 vloerribben lang 8,30 M. zwaar 0.08 X 0,22 M. Voor de zolderbalklaag worden vereischt aan binten en plafondhangers als volgt: Boven de leervertrekken 28 stuks lang 10,10 M. zwaar 0,08 X 0,28 M. Boven de leervertrekken 16 stuks lang 7,40 M. zwaar 0,08 X 0,28 M. Boven de vestiaire 26 stuks lang 6,60 M. zwaar 0,08 X 0,28 M. Boven de portalen 10 stuks lang 2,50 M. zwaar 0,065 X 0,165 M. Boven de privaten en urinoirs 6 stuks lang 6,50 M. zwaar 0,065 X 0,165 M. Boven de privaten en urinoirs 6 stuks lang 8,50 M. zwaar 0,065 X 0,165 M. Boven het trappenhuis 8 stuks lang 2,50 M. zwaar 0,065 X 0,165 M. Boven de zaal voor vrije- en ordeoefeningen 11 stuks lang 14,50 M. zwaar 0,08 X 0,18 M. geschaafd en voorzien van profiel. De zolderbalken, die te zamen de einden van een zelfde spant ondersteunen, moeten boven den gemeenschappelijken draagmuur aan elkander gekoppeld worden. De noodige raveelingen in de balklaag moeten, buiten het bovengenoemde, volgens opgave worden aangebracht. De kapconstructie moet overeenkomstig de teekening worden uitgevoerd. Hiervoor zijn benodigd de volgende spanten, samengesteld van 0,08 X 0,25 M. zwaar vurenhout als: Tien geheele spanten boven de vestiaire, samengesteld als de bovenstaande spanten. Van de bestaande bekapping kunnen de vrijkomende hoekkeper- en halve spanten weder worden gebruikt, terwijl voor de kielkepers twee spanten door den aannemer moeten worden bijgeleverd. Deze spanten ter zwaarte als de genoemde heele spanten.
Voorts het benoodigde aan sloven, blokkeels, zwaar 0,10 X 0,20 M. enz. die overeenkomstig de eischen van het werk, en de goed te keuren uitslagen moeten worden uitgevoerd. Het hout voor gordingen, noks, raveelingen en slapers langs de dakramen, zwaar 0,08 X 0,18 M. De noodige timmerwerken ten behoeve der diverse daklichten, ventilatieopeningen enz. moeten volgens nadere opgave worden uitgevoerd met al hetgeen aan materiaal en arbeidsloon daartoe zal worden vereischt. De zolderbalken boven het lokaal voor vrije- en ordeoefeningen, privaten en urinoirs en portalen moeten door uitvulling afdragend worden gemaakt en de eersten voorzien van latjes waartegen de plafondschroten moeten worden aangebracht. De goten van de uitbreiding zullen bestaan uit een staand binnen-gootbord, waarop de bebording rust, ter zwaarte van 0,08 X 0,22 M., een gootbodem van sleepdeel, breed 0,28 M., rustend op ten deele geprofileerde klossen, mede van grenenhout, elk zwaar 0,10 X 0,12 M. De gootbodems met het noodige schot leggen en daartoe waar nodig uitvullen. Het buiten-gootboord van 0,03 M., zwaar grenenhout, breed 0,20 M. De hoek van het grootprofiel moet schuin worden uitgevuld. Deze gootconstructie met ijzer versterken, als hieronder nader wordt omschreven. Het gootbord aan de nieuw te maken zijgevels versieren met grenen, geprofileerde en versierde kopbekleedingen. De buitenboorden boven het lokaal voor vrije- en ordeoefeningen, de privaten, portalen en trappenhuis zijn van grenenhout, zwaar 0,03 M. breed 0,20 M. In alle kielen (ook in die der dakramen) worden 0,23 X 0,028 M. zware kielplaten gelegd, gelijkwerkend met den bovenkant der gordingen, waartoe deze plaatselijk uit te kepen. De geheele bekapping en de platten worden beschoten met geheel droge, vuren geploegde delen, dik 0,028 M., voorzien van waterhollen, voor zoover daarop pannenbedekking moet worden aangebracht. Elke deel op elk draagpunt met minstens drie voldoende nagels vasthechten. De steile gedeelten der bekapping worden voorzien van tengels en panlatten, de eerste zwaar 0,016 X 0,046 M., de tweede 0,023 X 0,032 M., waarvan de afstand door de aan het bestaande schoolgebouw verwerkte dakpannen is aangegeven. Tot het aftimmeren der bekapping behoort nog een gekloofde rib langs de omgaande dakranden der platten (kiezellijst). Een driehoekige ventilatieopening en vier dakramen als aanwezige. Alle timmerwerk vereischt aan de bekapping, goten enz. moet overeenkomstig de bedoeling van het bestek, naar de aanwijzingen tijdens het werken te geven, geheelvolledig worden opgeleverd, ook wanneer sommige onderdelen niet met name mochten zijn vermeld, en zonder dat dientengevolge vorderingen van de zijde der aannemers kunnen ontstaan. Het kaphout mag ongeschaafd worden verwerkt. Aan houten bevloeringen wordt vereischt als volgt: Vier nieuwe leerkamers en het lokaal voor vrije- en ordeoefeningen bekomen vloeren van blijvend 0,03 M. zware geschaafde droge vuren delen, de naden in elkander geploegd, elke vloerdeel op elk draagpunt met drie voldoende nagels bevestigd. De zolderruimten worden, op aanwijzing, voorzien van op de plafondbalken bevestigde looppaden van vlotdeel, tot een gezamenlijke oppervlak van 30 M2. De met hout bevloerde vertrekken moeten rondom worden voorzien met 0,016 M. zware vuren plinten, hoog 0,18 M. De nieuwe privaten, ten getale van twaalf stuks, alle voorzien van zittingen gevormd door wegneembare 0,022 M. zware vuren voorstukken met klamp en plint, grenen
onderbrillen op eiken ribjes, zwaar 0,07 X 0,07 M. benevens vuren bovenbrillen zwaar 0,035 M., en gedraaide lindenhouten deksels. De bovenbrillen beweegbaar tusschen vaste leiders. De balklagen boven alle tot het werk behoorende ruimten moeten worden betimmerd met 0,023 X 0,07 M. zware plafondschrooten, de schrooten, hart op hart, niet wijder uit elkander dan 0,12 M., elke schroot op elk draagpunt met twee voldoende nagels bevestigd. Vier doorhangende, later te noemen ijzeren moerblaken,??????????? en voorzien van schaven en profielen. Ten behoeve van de luchttoevoer naar de ventilerende kachels, moeten 5 kokers worden getimmerd, die met de hierachter te noemen zink van binnen worden bekleed. Vier dezer kokers zijn ongeveer 1,25 M. en de andere *,40 M. lang. Alle zijn in doorsnede 20 X 25 cM. wijd. Deze kokers aansluitend met het eene eind aan de luchttoevoeropeningen, welke daartoe in de plinten der gevels zijn uit te sparen. Zij worden van 0,023 M. zwaar hout uitgevoerd en opgehangen of ondersteund naar gelang onder het werken zal worden aangewezen. In het trappenhuis een steektrap stellen met kwart. Boomen en treden zwaar 0,04 M. Stootborden zwaar 0,02 M. langs de binnenzijden der trap en langs het trapgat op den zolder geprofileerde leuningen en eenvoudige ijzeren ballusters. Langs de muren ronde leuningen op leuninghaken. Hoofdbalusters eenvoudig bewerkt zwaar 0,075 M. X 0,075 M. Het zoldertje boven de handwaschgelegenheid samenstellen uit regels, zwaar 0,10 X 0,07 M. vloertje zwaar 0,019 M. De onderkant der regels voorzien van plafondschrooten. Aan de zijde van het trappenhuis ter afsluiting een geprofileerd plankje.
Deuren en vensters. Alle buitenkomende deur- en lichtkozijnen met deuren en ramen van uitgezocht, volkomen droog grenenhout, dat alvorens te worden verwerkt, ter keuring moet worden aangeboden, en daarna zonder toestemming niet meer van het werk mag verwijderd worden. Alle binnendeurkozijnen met de deuren en alle binnenbetimmeringen, architraven enz. van best vurenhout, waarvan de keuring eveneens voor de bewerking zal moeten plaats hebben. Derhalve het reeds genoemde deurkozijn tot toegang naar de binnenplaats, het kijkraampje voor een der bestaande leskamers en de twee stel doordraaiende deuren met kozijnen tusschen de bestaande vestiaire en gangen, moeten twee deurkozijnen met enkele paneeldeuren, afkomstig van den afbraak uit de portalen aan den achtergevel, in de nieuw te maken portalen worden opgenomen en geheel afgewerkt opgeleverd zooals hieronder nader wordt aangegeven. Tot toegang naar de zaal voor vrije- en ordeoefeningen twee deurkozijnen met dubbele deuren, elf in drie panelen. De kozijnen zwaar 0,10 X 0,15 M. voorzien van klossen, deurbetimmering (boven tegen lateiribjes) en architraven aan weerszijden. Het deurkozijn in de dagbetimmering wijd 1,40 M. hoog 2,50 M. Het regelwerk der deuren zwaar 0,04 M. de paneelen 0,025 M. Tongnaalden van eikenhout. Elke deur afhangen aan drie zware bochtscharnieren dubbellid en sluitbaar met een solied kamerdeurslot. Krukken van palmhout. Tevens windhaken aan elke deur op aanwijzing. Tot toegang naar de vier nieuwe leervertrekken, vier deurkozijnen met binnendeuren, elk in drie paneelen. De kozijnen zwaar 0,10 X 0,15 M. , voorzien van klossen,
dagbetimmering (boven tegen lateiribjes) en achitraven aan weerszijden. Elk deurkozijn in de dagbetimmering wijd 0,90 M.; hoog 2,30 M. Het regelwerk der deuren zwaar 0,04 M., de paneelen 0,025 M. Elke deur afhangen aan drie zware bochtscharnieren met een solied kamerdeurslot. Krukken van palmhout. Tevens windhaken aan elke deur op aanwijzing. De glaspaneelen, even als die van de deuren voor het lokaal voor vrije- en ordeoefeningen, door middel van eiken ??????? ??????. Tot toegang naar de privaten en urinoirs twee groepen van een en twee van drie deuren. De kozijnen worden bij elke groep door een zelfde getimmerte verenigd, De stijlen en bovenkozijn dorpels zwaar 0,10 X 0,12 M. De kozijnopeningen wijd in den dag ong. 0,55 M. hoog 2,30 M. De deuren als de bestaande, alle met drie paneelen, waarvan de bovenste beglaasd. Het regelwerk zwaar 0,04 M, de paneelen 0,025 M. De gangzijde betimmerd met belegstukken. Gewone loopsloten op de deuren, die aan de binnenzijde van soliede koperen kajuitshaken worden voorzien. Tot toegang van de zoldertrap een deurkozijn met deurkozijn en deur gelijk aan welke voor de privaten zijn beschreven doch zonder glazen bovenpaneel. Twee deurkozijnen met deuren tot toegang naar de portalen, wijd in de dag 1,00 M. hoog 2,20 M. overigens bewerkt als de deuren van de leskamers doch zonder glazen bovenpaneelen. Alle de genoemde deuren afhangen aan drie bochtscharnieren met dubbel lid, van passende zwaarte, volgens aanwijzing tijdens het werken. Ter verlichting van de nieuwe leskamers vier groepen van drie lichtkozijnen met kalven, eiken onderdorpels, lateiribben, telkens een stel naar buiten draaiende benedenramen en telkens drie nederkleppende bovenlichten met beglaasde zijafsluitingen. Het kozijnhout zwaar 0,10 X 0,15 M.; de kalven 0,10 X 0,12 M.; de eiken onderdorpels 0,10 X 0,15 M. Daarenboven vuren vensterbanken zwaar 0,06 X 0,22 M. met hangplaatjes. Het raamhout zwaar 0,05 X 0,05 M. De onderdorpels der ramen volgens de te geven uitslagen. De tongnaalden en roeden van eikenhout. Het middenraam in elk kozijn in den dag wijd ongeveer 1,40 M., de zijramen 1,10 M., alle hoog ongeveer 2,10 M. De binnenbetimmering met belegstukken en koplijst, zoodanig dat elke groep van drie vensters tot een geheel verenigd worden. De zijbetimmering der vallichten moet aansluitend aan de overige betimmering worden opgeleverd en volgens opgaaf deugdelijk met ijzerconstructie worden versterkt. De bovenlichten afhangen aan drie zware fitsen. De bewegingsrichting met schroefstang, schijven, koorden, enz. moet uiterst solied, volgens hetgeen in de school reeds is uitgevoerd, worden aangebracht. Elk der beneden ramen afhangen aan drie bochtscharnieren D.L. No. 4., de sluiting door middel van espagnoletten met ijzeren krukken. Windhaken aan elk raam en elk zoo boven- als benedenvenster door vier zuiver ingelaten en deugdelijk vastgeschroefde winkelhaken versterken. Scharen aan de bovenzijde der venstervleugels. Onder het overstek der raamdorpels een hangplaat en overgangslijst. Voor de verlichting van de zaal voor vrije- en ordeoefiningen zijn vier getoogde vierlichtkozijnen benoodigd met kalven en meerendeels vaste binnenramen. In elk vierlicht moeten twee bovenramen neerklapbaar zijn met sluitingsinrichting door middel van veerende knip, trekkoord, enz. deze kozijnen groot in den dag 2,80 X 2,50 M. Zwaarte en aftimmering als bij de lichtkozijnen voor de leskamers is beschreven. Ter verlichting van de gangen en vestiaire zijn benoodigd: Vier stuks tweelichtkozijnen en zes stuks ???lichtkozijnen, waarin alzoo in het geheel 20 stuks binnenramen, waarvan 10 stuks moeten beweegbaar en sluitbaar zijn als de
bovenlichten der schoolramen, doch zonder zijafsluiting. De overige ramen blijven vast. Het kozijnhout voor al deze ramen zwaar 0,10 X 0,15 M. Het raamhout 0,05 X 0,05 M; de onderdorpels 0,05 X 0,10 M. Binnenbetimmering met architraaf, dek- en hangplaat. Ter verlichting van de portalen en het trappenhuis zijn benoodigd 5 stuks vaste raampjes, in den dag 0,55 X 0,80 M. het kozijn- en raamhout ter zwaarte als hierboven voor de lichtkozijnen is beschreven. Binnenbetimmering met architraaf, dek- en hangplaat. Ter verlichting van de privaten en urinoirs zijn benoodigd veertien lichtkozijntjes, het kozijnhout zwaar 0,10 X 0,15 M. Hierin vaste beneden- en neerschuivende bovenraampjes van 0,04 X 0,07 M. zwaar hout, met al hetgeen bij de bewegingsinrichting behoort aan schijven, looden gewichten, koorden, knoppen enz. Eenvoudige binnenbetimmeringen. Vier urinoirs voorzien van daklichten, waartoe boven telkens twee urinoirs één opstaanden lantaarn boven het hout-cement dak, waarin vaste beglazing en telkens voor elk urinoir één beweegbaar vak met sluitingsinrichting. Elke lantaarn binnenwerks 60 X 180 c.M., hoog boven het dak gemiddeld 60 c.M. en gevormd door grenen ribwerk, zoldering met zinkbekleeding, staande boorden en overigens volledige aftimmering. In de gangwanden der nieuwe leervertrekken vier lichtkozijntjes met vaste binnenramen en omtimmering weerszijds. Deze kozijntjes in den dag wijd ongeveer 0,60 M., hoog ongeveer 0,80 M. de ramen verdeeld door roeden. De opgegeven kozijnmaten zijn in het algemeen bij benadering gegeven. De aannemer onderwerpt zich bij het uitslaan aan de aanwijzingen hem door de directie te geven. In het algemeen moeten de vaststaande ramen zoo gemaakt worden, dat zij, indien zulks later noodig mocht blijken, op gemakkelijke wijze kunnen worden ingericht tot naar binnendraaiende of neerklappende ramen. Alle lateiribben die bij het betimmeren van deur- en lichtkozijnen zullen nodig blijken, moeten door den aannemer volgens opgave worden aangebracht. Al het timmerwerk moet geheel overeenkomstig het bestaande worden uitgevoerd en afgewerkt. Het verrichte hang- en sluitwerk moet van uitnemende kwaliteit zijn ter keuze van de directie. ART. 11
Smidswerken. In het lokaal voor vrije en ordeoefeningen vier ijzeren onderslagbalken van dubbel T ijzer No. 28, elk lang 8.40 M. gewicht per M. 47,9 K.G. De balken voorzien van gaten met bijlevering van de noodige bouten met moeren ten behoeve der omtimmering. In de gangen vier ijzeren lateibalkjes van dubbel T ijzer No. 14, elk lang 2,70 M. gewicht per M. 14,3 K.G., met onderlinge verbinding door boutjes. De binten, om het ander en de ijzerbinten, weerzijds voorzien van 0,026 M. vierkant zware bochtankers met veeren; elk anker ontwikkeld lang 0,80 M.; de bevestiging met taaie dubbele ankernagels. De verschillende strijkbinten verankeren tot op het tweede bint met 0,04 X 0,01 M. zwaar ijzer.
Alle kozijnen weerzijds voorzien met twee of drie schroefankers, zwaar 0,013 M., volgens opgaaf. Gordingankers van 0,012 M. vierkant zwaar ijzer. Ten behoeve van de versterking der kapspanten zal hier en daar, volgens opgaaf, het vereischte ijzer moeten verwerkt worden, voornamelijk bestaande in schroefbouten waarvan benoodigd drie per spant. Alle deur en lichtkozijnen op steen komend met een of twee doken daarin bevestigen. In elk der stookopeningen een zware, dubbele, koperen nisbus. De verschillende werken in gebouwen en cementsteen moeten met 0,013 X 0,013 M. zware ijzeren ankers aan het metselwerk worden verankerd, en waar zulks zal vereischt worden daarenboven door krammen onderling worden verbonden. Het vastgieten geschiedt met lood. In het algemeen moet de aannemer leveren en verwerken alle benoodigde koppelijzers, krammen, spijkers, draadnagels, sluitplaten, schroeven, bouten en beugels, houwvasten, enz. zooals deze bij de soliede oplevering vereischt en door de Directie gevraagd zullen worden. De ijzers ter versterking van de gootconstructie worden, voor zoover de hoofdgoot betreft, op geen grooter onderlingen afstand aangebracht dan 60 c.M. hart op hart. Zij zijn 5 c.M. breed en 1 c.M. dik en worden telkens met minstens zes voldoende houtschroeven bevestigd. De gootijzers der lager geplaatste goten zijn 4 X 1 c.M. zwaar en worden overigens op gelijke wijze bevestigd, niet verder dan 50 c.M. uit elkander. Elk der vijf luchtkokers voorzien van een ijzeren raampje met draaiend rooster, blijvend te bevestigen in de luchtopeningen van het plint der gevels. Deze raampjes in den dag groot ongeveer 22 X 25 c.M. De vijf ventilatiekokers voorzien van telkens twee in te metselen jaloezieroosters met opengewerkt front (model zoals in het bestaande gedeelte der school) en bijbehorende kettinkjes, enz. ART. 12.
Zink en Lood. Privaat Inrichtingen. Dakbedekking. Alle platte daken, d.i. boven het lokaal voor vrije- en ordeoefeningen, portalen, privaten en urinoirs en boven het trappenhuis, worden gedekt met ...... of daarmede gelijkstaand houtcement met zand- en grintafdekking ter dikte van achtereenvolgens 4 en 6 c.M., met inbegrip van zinken kiezellijsten, schoorsteenranden, spuibakken en spuiers. Het zink ad 6,65 K.G. per M2. De aannemer geeft schriftelijke garantie voor den tijd van tien jaren voor het door hem geleverde dakwerk. De beide daklantaarns zuiver waterdicht aan de houtcementbedekking der ruimten, welke zij verlichten, opleveren. Zink van 6,65 K.G. per M2 ter breedte van 65 c.M. in alle goten en breed 50 c.M. in alle kielen en achter schoorstenen. Zinken gootjes op gegalvaniseerd ijzeren haken langs de voorzijde der daklichten. De diverse regen waterpijpen van zink ad 5,80 K.G. per M2 wijd 0,08 M. in diameter, tot een gezamelijke lengte van ongeveer 77 M., met gegalvaniseerd ijzeren scharnierbanden aan de muren verbonden. Al het benoodigde zink moet zink moet zijn van een fabriek ten genoege van de Directeur van gemeentewerken.
De regenpijpen moeten met het boveneinde uitmonden in zinken vergaarbakjes ter wwarde van gemiddeld f2,50 elk. Er zijn benoodigd veertien zulks dergelijke bakjes. De hierboven omschreven vijf luchtkanalen voorzien van 20 x 25 c.M. wijde zinken kokers wederzijds aansluiten aan de luchtopeningen in het buitenplint, anderzijds afsluiten en daarenboven voorzien van een opstaande bus op pijp wijd 14 c.M., reikend tot boven de houten bevloering. In elken koker een draaiende vertikale afsluitklep, beweegbaar van uit het vertrek en voorzien van wijzer tot aanduiding van den stand. Een en ander volgens opgaaf tijdens het werken. Het stellood der kozijnen ter zwaarte van 15 K.G. pet M2. Alle benodigde slabbe- en voetlood ter zwaarte van 20 K.G. per M2. Slabben zijn benodigd langs alle opstanden van de platte daken, langs muren en rondom alle schoorstenen en daklantaarns. Voetlood om de schoorstenen, waar deze buiten het dak treden. Looden strooken langs de dakvensters. Alle aansluitingen van pannendaken aan de muren worden met lood gedicht. In het algemeen moet door den aannemer alle lood worden verwerkt, dat voor een waterdichte oplevering zal noodig blijken en geeischt zal worden, tot een gezamenlijk gewicht van 1000 K.G. waaronder is begrepen al hetgeen voor de dakvensters noodig is. Daarenboven uitgeschulpte looden strooken van lood ad 15 K.G. per M2 boven alle buitenkozijndorpels. Elk privaat voorzien van een aardewerken trechter ingericht voor waterspoeling, bevestigd op een geëmailleerd ijzeren syphonbak, voorzien van schroefdeksel, een en ander te samen ter waarde van f10,- inkoopsprijs, waterdicht verbonden aan een valpijp van gegoten ijzer en dito kraanstuk, beide ter gemeenschappelijke waarde van f7,- inkoopsprijs, gesteund door het nodige metselwerk. Elke urinoirruimte voorzien van een torfit vloer en wandbekleeding vermetseld in portland specie, ter inkoopswaarde van f40,- per urinoir, door middel van looden buizen waterdicht te verbinden aan de privaatput. De dakvlakken voor zover zij niet met houtcement gedekt worden, dekken met 1e soort, zilverkleurige, Fransche kruispannen, overeenkomstig die op het bestaande schoolgebouw. ART. 13
Gas- en waterleidingen. Het aanbrengen en leveren der benoodigde gas- en waterleidingen geschiedt door den aannemer voor zijne rekening. De gasleiding moet aan de bestaande leiding worden aangesloten, zoodanig dat dit in elk nieuw leslokaal twee, en in de zaal voor vrije- en ordeoefeningen drie doorhangende T armen, tot aan de branders, afgeplugd opgeleverd worden. Op gelijke wijze moeten worden opgeleverd de leidingen tot vier wandarmen in vestiaire en gangen. De liggende buizen in de kapverdieping alle zwaar 32m.M., de afdalende buizen 16 m.M., van getrokken ijzer. De geheele leiding compleet leveren met alle benoodigde hulpstukken, muurklossen, enz. De leidingen voor zover binnenshuis zichtbaar, verven. De in de grond aanwezige waterleidingbuizen, voor zoover noodig opnemen en omleggen met bijlevering van het ontbrekende ter aansluiting aan twee nieuw te plaatsen sproeikranen, deze bevestigd op eiken paaltjes aan de O. gevels van de klassen X en XI. De kranen en leidingen ter zulke zwaarte als op het schoolterrein aanwezige.
In het portaal voor de opgang naar de zoldertrap moet de aannemer leveren en stellen twee geëmailleerd ijzeren handwaschbakken of troggen, elk met console ter waarde van f12,-- inkoopsprijs en deze aansluiten aan de gemeente-waterleiding. Hiervoor te leveren en te bevestigen vier koperen ????schroefkranen ad ¾ Eng. dm, twee waschkompluggen en twee fonteinfittings. ART. 14
Stukadoorswerken. Waar binnenshuis asphalt- of klinkervloeren beschreven zijn en geen hardsteenen plinten worden geeischt, moeten deze in portland-cement worden bewerkt. Eveneens dergelijke plinten buitenshuis langs de lagere bouwgedeelten (behalve langs het lokaal voor vrije- en ordeoefeningen). Het vlak en glad afstukadoren van de lambriseeringen in vestiaire, portalen, trappenhuis, gangen, privaten en urinoirs geschiedt in portland-cement en fijn zand in de verhouding van 1 op 3, tot een hoogte van 1,25 M. boven de vloer, met een voorsprong van eenige millimeters buiten de gewone muurbestukadoring. Voor alle overige muren wordt de raapspecie bereid van 1 deel kalk met 2 ½ deel zand. De overpleistering met belegen kluitkalk, waarvan de ouderdom door den aannemer moet kunnen worden aangetoond. Op deze zelfde worden ook alle plafonds behandeld in de leervertrekken, lokaal voor vrije- en ordeoefeningen, vestiaire, portalen, trappenhuis, privaten, urinoirs en gangen, nadat deze vooraf zijn beriet. De plafonds voorzien van eenvoudige plintjes. Kroonlijsten met fries worden aangebracht rondom de wanden van de vestiaire. De zolderborstweringen behoeven alleen in grauwe specie te worden opgeleverd en afgeschuurd. Twee doorhangende uitgetimmerde balken, tusschen de nieuwe vestiaire en de beide gangen bestukadoren en evenals de schoorsteen in het lokaal voor vrijeen ordeoefeningen van ???? voorzien, zoals in de school aanwezig zijn. Tot de verplichtingen van den aannemer behoort ook het bijwerken van muren en andere beschadigde stukadoorswerken, die door of tengevolge van de verbouwing mochten geleden hebben. ART. 15
Glas- en Verfwerk Alle ramen en beglaasde deuren dichten met best Fransch halfwit glas, met uitzondering van de beglazingen der privaatraampjes, alwaar ruw ondoorschijnend spiegelglas moet gebruikt worden. De beglazing der daklantaarns met geribt glas, dik 8 m.M. De ruiten in alle ramen der leerkamers en zaal voor vrije- en ordeoefeningen moeten van dubbele dikte zijn. Alle ruiten, die tot aan de oplevering van het werk gebarsten of gebroken zijn, moeten voor aannemers rekening worden vernieuwd. Zoolang de ramen niet zijn beglaasd, moeten alle openingen des vereischt met noodramen of schotten worden gedicht. Alle hout, dat tegen metselwerk komt, moet met menie worden bestreken.
Alle ijzerwerk, tweemaal meniën en voor zoover het in het zicht komt, daarenboven tweemaal zwart oververven. Alle buitenkomend houtwerk gronden, stoppen, overgronden, zooveel als noodig blijken schuren en tweemaal oververven. Alle binnenkomende houtwerken gronden, stoppen, overgronden, schuren, plamuren, verven en in standolieverf oververven. De deuren van leskamers, privaten en urinoirs voorzien van nummers op opschriften. Ongeverfd blijven de houten vloeren en het kaphout. -----
N.B. Dit document is overgetikt na het fotograferen van alle pagina’s van het bewuste document met een digitale kamera op het Nijmeegs Archief. Sommige woorden waren niet goed te lezen waardoor er hier en daar vraagtekens staan en bepaalde woorden misschien verkeerd zijn weergegeven. J. Botma.