1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Citaten EWB uit dagboek: Terugreis C en LW (december 1919-6 maart 1920)[OLM-E] [1e dagboek van EWB]
15 januari 1920
Ik kreeg van dominee de Nieuwe Rotterdamsche Courant met een stuk van Oom Johan over de Bolschewistische gruwelen en eerlijkheid [Zie 3 boeken vertaald door Oom Johan Van de Dubbele Adelaar naar het Roode Vaandel] 7 februari 1920 hoorde ik dat Mijnh. Marx onderweg naar Nederland gestorven was en toen ik even om te hooren of ik de stoelen kan krijgen van St. Joseph naar Bussum reed kwam ik mevr. Marx tegen die me vertelde dat Vader, Kees en Mijnh. Uchtmann op reis naar Holland waren. Moeder had thuis ook bericht van Mijnh. Scherrer gekregen. 6 maart 1920 Om 12 uur ontvingen wij een telegram van Vader om 10 uur uit Rozendaal verzonden. Hij zou eerst met Kees! naar Helvoet en Den Haag en dan Woensdag thuiskomen. Dit bracht vooral bij de kleintjes veel vreugde. 10 maart 1920 Om half twee kwamen Vader en Kees thuis. Vader vertelde van z'n wedervaren in Rusland o.a. hoe hij 3 weken en Kees 1 week in de gevangenis zijn geweest en dat op de mijn dan weer de Vrijwilligers en dan weer de Bolschewiekie de baas waren. Ook over hun reis eerst met 2 later 1 wagen in 10 dagen naar Rostov met Marx. In Rostov met Uchtmann en Fam. in de trein naar Noworossisk in een goederenwagon twaalf dag en nachten. Den 4den dag stierf Mijnh. Marx. In Noworossisk met een Fransche boot naar Constantinopel dat een paar weken toen naar Marseilles met een boot ddar was juist spoorwegstaking met militaire trein naar Parijs. 2 dagen later naar Nederl. over België. Toen naar Hellevoetsluis, den Haag en daarna naar huis ik kreeg ook nog een paar munten. 11 maart 1920 's middags vertelde Vader weer het een en ander van Rusland en kreeg ik Russische geldpapieren.
1
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Citaten LW aan OLM v.a.1917
[OLM-E]
Stoupky, 20 maart 1917 "In Petrograd en Moscou heb ik de grote gebeurtenissen van de revolutie meegemaakt. Het is te hopen dat verder alles een rustig verloop zal hebben." Charkov, 14 april 1917 "Ik zit op het station; de trein van het N. Donetz spoor is plots veranderd en om 5 uur vertrokken in plaats van 10 uur. Nu wacht ik op de oude trein van het Zuiderspoor. Wat grote veranderingen! Onze werklieden hebben nu heel andere voorwaarden en zo mogelijk zullen wij tweemaal 8 uren werken, n.l. van 6 tot 2 met een ploeg en van twee tot 10 met andere lui. Nu vergaderen de werklieden gestadig, ook de beambten. De ene keer op onze mijn en de andere keer op andere mijnen. Hoe alles zal aflopen valt niet te voorspellen; het is te hopen dat het gezonde verstand van de mensen tenslotte de bovenhand zal krijgen. Soms ziet het er onrustig uit en op vele mijnen zijn ingenieurs en steigers per kruiwagen van het werk gereden. Gelukkig is de verhouding bij ons naar omstandigheid niet zo onrustig. Ik geef mij moeite voor onze verbruiksvereniging op de mijn die ook veel te doen geeft. Ik begin daar op een Algemene Vergadering met voorlezingen en het verspreiden van nuttige boekjes." Stoupky, 28 mei 1917 "Scherrer vertrekt met vrouw en kinderen en Lise in deze week; hij heeft in Heerlen, Limburg, de rijksbetrekking aangenomen van tijdelijk inspecteur van de Staatskolenmijnen. Vermoedelijk zal je deze brief door zijn bemiddeling ontvangen. De toestand is hier nog lang niet tot rust gekomen, hetgeen te begrijpen is aangezien de plotselinge overgang van geknechtheid tot de uitgebreidste vrijheid door weinig mensen genoten kan worden zonder over te hellen tot buitensporigheden. Het is voor Rusland te hopen dat spoedig de gemoederen meer tot rust zullen komen en het volk zijn welzijn zal trachten op te bouwen, anders zal de vrijheid voorlopig aan de mensheid geen geluk geven.[…] Nu Scherrer weggaat zal ik toch voorlopig niet kunnen komen; zeker niet vóór de oorlog voorbij is en alles meer normaal zal gaan." Stoupky, 13 augustus 1917 "Hier is het leven ook niet meer zo als vroeger. De goede oude tijd is voorbij en het zal lang duren alvorens alles weer na de oorlog enigszins bevredigend zal gaan." Stoupky, 16 september 1917 "Wij zitten nog maar altijd in Stoupky en je kunt wel nagaan dat ons dat verschrikkelijk de keel uithangt en ook daarvoor is geen geduld meer aanwezig. Alles wijst er dus op dat de oorlog gauw moet eindigen, hoe verschrikkelijk zal het dus zijn, wanneer wij nog een jaar, ja misschien nog meer, geduld zullen moeten hebben, dat zal niet om uit te houden zijn. Laatst ben ik nog in Petrograd geweest, dat was tenminste nog eens een klein opfrissertje, maar het zou natuurlijk gezelliger zijn geweest, indien ik zo'n uitstapje met vrouw en kinderen had kunnen doen." […] "Over 't algemeen gaat het hier nogal maar we hebben met vele moeilijkheden te kampen. Alles is erg duur geworden - geen vergelijk met Holland - b.v. een brood dat vroeger 30-40 kopeken kostte wordt nu in Bachmoet tegen 2.40 Roebel verkocht en zo is het met alles en daarbij is het moeilijk alles te krijgen. Doch van alles is er, alleen door gebrek aan orde is alles erg duur. Indien de oorlog voor de winter nog mocht eindigen kon het veel beter worden. En wanneer dan de mensen elkander meer liefde en minder haat in de politiek leerden toedragen zou de grote vrijheid werkelijk geluk aan de mensen kunnen brengen. Maar daartoe is eerst nodig dat het egoïsme vermindert en de bezittende klassen tot ware oprechte eenvoud terugkeert, want de overdaad is ook thans nog groot.
1
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Vegetarisch Hotel-Restaurant "POMONA", Rotterdam 26 februari 1918 "Ik wil je voor het vertrek nog even vaarwel zeggen. Het zonnetje dat mij uit Laren begeleidde toont mij ook hier zijn liefelijk aangezicht. […] Rijkstelegram, Rotterdam 26 februari 1918 "Schip vertrekt morgen. Erwin blijft hier" IJmuiden, 1 maart 1918 "Gisterenmiddag 2 uur vertrokken wij uit R. maar door de ongunstige wind is de kapitein hier binnengelopen om een betere gelegenheid af te wachten. We hopen morgenochtend om 10 uur weer in zee te gaan en de reis zonder oponthoud te kunnen voleindigen. Ångfärjan Drottning Victoria, 18 maart 1918 "Ik zit nu op de mooie Zweedse boot en hoop hedenavond in Gothenburg te komen. Van de heer Biezeveld zal je mijn wederwaardigheid wel vernomen hebben. Ik ben blij dat ik mijn gedwongen verblijf in Dutisland achter de rug heb en hoop nu dat de verdere reis voorspoediger zal zijn. […] We waren slechts 20 mijl van Gothenburg toen 2 grote torpedoboten ons ophielden en naar Swinemünde brachten. Gelukkig dat we er nog zo afkwamen, want de gevaren waren groot dat we in de grond geboord konden worden. In Sassnitz […] werd al mijn bagage, mijn papieren en ik persoonlijk onderzocht [...]" 19 maart 1918 "Kees in gezondheid ontmoet" […] Kees: "Vandaag is vader aangekomen. Wat was ik blij. Nu gaan we morgen naar Stockholm of Malmö. Ik heb me de laatste tijd niet erg verveeld. Op het kantoor verdiende ik 15 krone per week wat een mooi loontje voor mij was. […] Zoals u aan Ert en Kick hun brief ziet heb ik op 't kantoor mij geoefend in machineschrijven.[…] Nu ik hoop u alle spoedig weer te zien b.v. over een jaar of 5-6." Stoupky, 27 Juni 1918 "Ich hoffe dass ihr schon längst bekannt ist dass ich mit Cornelis am 12 April hier gesund un müde angekommen bin. Wir beide sind gesund. Mit Pfingsten waren wir bei Jane aber leider war der Vater nicht mehr da: du hast wohl schon die traurige Nachricht erhalten dass er in Februar gestorben ist. Er zog von hier fort von deiner Schwester abgeholt und had nur kurze Zeit dort noch verlebt. {…] Wir haben bis Heute nicht saus Holland erfahren. Soeben erhielt Herr Marx Bericht dass seine Frau erst unlängst ist angekommen, da wird Johan und Margarete wohl dasselbe Schiksal erfahren haben?
2
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Citaten uit het artikel "De Revolutie? Pure Noodzaak" van Dick Walda in gesprek met ir. A.J.C. Uchtman oud-Nederlands consul te Rusland [OLM-E]
"Ja, 't moest gebeuren, die revolutie. Iedereen wist dat wel. Het was toentertijd in Rusland een grote chaos, een corrupte boel." […] Tot 1916 was de heer Uchtman Nederlands honorair-consul te Charkow. Van 1917 tot 1920 werd hij consul in werkelijke dienst. Aangezien de meeste diplomaten naar het Westen vluchtten, behartigde hij eveneens de Poolse, Belgische en Franse belangen als vertegenwoordiger van een neutraal land. Hij was in die jaren bovendien hoofdvertegenwoordiger van het Deense Rode Kruis. Hij regelde o.a. met 17 treinen het transport en vertrek van vele buitenlandse vluchtelingen, keerde eind augustus '19 met ca. 125 vluchtelingen terug naar Nederland en vertrok na een paar weken weer naar Rusland met een zending medicamenten […] De nerveus geworden diplomaten en zakenmensen belegden overal tal van bijeenkomsten, waarin overleg werd gepleegd over de te volgen gedragslijn. Toen het eenmaal "zover was" vluchtten de meesten weg. De revolutie zelf maakte de heer Uchtman in Charkow mee. Er werd fel gevochten. De ene dag bezetten de rode revolutionairen de stad, terwijl de volgende dag de witte contra revolutionairen weer heer en meester schenen. Het duurde meer dan een half jaar voordat de contra revolutionairen voorgoed uit het Zuiden verdreven werden. […] "Naast de enorme chaos in het land waren er de besmettelijke ziekten", vertelt Uchtman. Overal heerste vlektyfus en pokken. Treinen reden er bijna niet. De mensen zaten dagenlang op de stations te wachten op een trein. Overal lagen doden die aan vlektyfus bezweken waren. Ik heb zelf ook vlektyfus gehad. Het was een verschrikkelijke toestand. Ter bestrijding van allerlei ziekten was totaal niets aanwezig. Met petroleum werden de huizen ontsmet en de mensen ontluisd. Treinen werden niet meer gerepareerd. Als ze defect raakten, werden ze op een zijspoor gerangeerd en iedere dag kwamen er meer kapotte wagons bij. De bielzen van de zijsporen werden opgebroken om de locomotieven te laten rijden. De machinist had altijd een geweldige bijl bij zich om onderweg van brandstof verzekerd te zijn." In 1917 en tijdens de jaren daarna leek het Russische rijk op een conglomeraat van vreemde volkeren. Er waren immers de door het land zwervende of gevangen onderdelen van legers uit vele Europese landen, die in de oorlog '14-'18 gevochten hadden. Al die gevangen genomen en zwervende soldaten moesten uiteindelijk terug naar hun vaderland en hadden in die tussentijd voedsel nodig […] Niet minder dan 17 treinen met vluchtelingen en krijgsgevangenen liet hij naar Odessa of Noworossisk vertrekken, vanwaar ze verder per schip via Konstantinopel naar Marseille vervoerd werden. De moeilijkheden om in het ontwrichte land treinen met militaire bewaking voor een dergelijk doel te krijgen laten zich raden … […] "In de buurt van Taganrog stond plotseling het hele transport stil. Het was enorm koud, januari, de veewagens waren uiteraard onverwarmd, we deden van alles om ons een beetje warm te houden. Na een tijdje liep ik naar voren, de trein was abnormaal lang. Daardoor duurde het even voordat ik bij de kop van de trein kwam. Tot mijn grote schrik zag ik dat de locomotief en de eerste goederenwagon spoorloos verdwenen waren. Locomotieven waren in die dagen goud waard en waarschijnlijk was de machinist omgekocht. Ik ben toen met enige anderen langs de rails gaan lopen totdat we bij een posthuis kwamen. Via de telefoon kreeg ik na veel geharrewar contact met het hoofdkwartier van de Engelse troepen in Taganrog en ik vertelde onze toestand. Na vier uur achten in de bittere kou kwam er een locomotief opdagen met een Engelse militair als machinist. […]
1
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
LW: uit zakelijke brieven aan het bestuur van de Hollandse Maatschappij 12 en 20 maart 1920 Blaricum, 12 maart 1920 [….] Na een reis van 6 weken die door een korte gevangenis in Duitsland onderbroken werd, kwam ik in April 1918 te Stoupky aan. Het Bolsjewistisch bewind was toen aan ’t roer, doch moest in de maand Mei plaats maken voor de Duitse troepen die Zuid-Rusland bezet hielden tot de Herfst 1918. Gedurende deze periode werd het werk op de mijn weliswaar niet normaal maar rees meer en meer de verwachting dat de handel en industrie geleidelijk betere voorwaarden tegemoet gingen. De zaken gingen over ’t algemeen gunstig, alhoewel kolenproductie en verkeer 50% van vroeger bedroeg. Behalve het Nicolajef of Romanof geld waren in omloop het Doema, Kerenski en twee soorten Oekraïns geld, waarbij later nog verschenen 2 soorten Sowjet geld, dat van de Don Regering, van de Rostower Rijksbank en ten slotte van het Vereend Rusland (Denikien). Na de omwenteling in Duitsland, trokken de Duitse legers uit Zuid-Rusland weg, de verwachte legers der Entente verschenen niet en ontstond de strijd tussen de legers van Petloera, Bolsjewiken en Vrijwilligers. Omrede de ervaring had getoond dat bij elke verandering van bewind de banken zonder geldmiddelen bleven en men dus deposito’s niet kon uitnutten hadden wij een aanzienlijk bedrag aan contanten in Kas gehouden. Aangezien geheimen van administratie veelal beschouwd werden als bourgeoise wanbegrippen en een grote kasvoorraad de begeerten zouden kunnen opwekken, heb ik 1.000.000,- Rs. Uit de Kas op rek. Hoofdkantoor in Holland afgeschreven en gelegd in safes te Charkof en Bachmoet en gedeeltelijk op Rekeningen van Het Bestuur der Hollandsche Maatschappij bij de Wolga Kamabank en Disconto bank te Charkof. 12/25 December 1918 kwam mij ’s avonds de militionnair die op kantoor de wacht hield zeggen dat hem per telefoon door de Staf der Bolsjewieken vanuit Teretschenko gelast werd mij te arresteren en de sleutels van de Kas te nemen. Ik ging de Steppe op en wilde langs een omweg Bachmoet bereiken, daar echter van die kant geschoten werd, overnachtte ik bij een werkman in het dorp Iljinofka. Van nu af overnachtte ik niet meer in mijn woning, doch elders op de mijn of in Bachmoet. De soldaten van Petloera waren in December weggetrokken en van die tijd begon de strijd tussen Bolsjewiken en Vrijwilligers (Denikien). De laatsten waren veel geringer in getal, meest officieren, gedroegen zich bescheiden en dapper en wekten sympathie en overtuiging dat spoedig weer een tijd van orde zou aanbreken. In de Kaukasus waren de Bolsjewiken overwonnen en in Januari 1919 werden versterkingen vandaar verwacht. Ondertussen was ik voor de zaak naar Joezovka en Taganrog geweest en bij mijn terugkomst over de gevechtslinie door de Bolsjewiken gearresteerd. Na twintig dagen gevangenis waaruit ik bevrijd werd dankzij de op een vergadering door de werklieden en personeel uitgebrachte stemmenmeerderheid, moest ik in Bachmoet blijven omrede mijn verblijf op de mijn niet werd toegestaan. Dat duurde voort tot de Vrijwilligers van tanks voorzien waren die een vreselijke paniek onder de Bolsjewiken teweeg brachten met het gevolg dat in April de Vrijwilligers weer op onze mijn waren en de Roden achtereenvolgens verder Noordwaarts werden teruggedreven tot aan Brjansk. Nu brak weer een tijd aan van verlichting. […] De Heer Marx kwam in oktober (1919 dus) te Stoupky aan, spoedig daarop reisden wij samen naar Rostof met de Heer Lauterstein en mijn zoon. Het geld dat met veel moeite en gevaar in de safes bewaard lag had ik eerst uit Charkof naar Bachmoet gebracht en nu namen wij het alles naar Rostof. Het weer was erg ongunstig, onze treinen kwamen een etmaal en meer in Rostof te laat aan, waar de Heer Boelgakof als medeoprichter ons zou wachten om de eerste Algemene Vergadering van de nieuwe Maatschappij te houden.
1
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Op die Vergadering werden verwacht de Heer Boelgakof, Marx, ik, de Heer Terwen, De Heer Lewis en nog een paar personen uit Rostof. De Heer Boelgakof had bericht ontvangen dat zijn zoon gesneuveld was in het Vrijwilliger leger en was daarom naar Charkof vertrokken. De Algemene Vergadering kon niet doorgaan en in afwachting dat de Heer Boelgakof spoedig terug zou keren hadden wij voorlopig de verplichte deponering van 500.000,- Rs. in de Rijksbank op naam der Maatschappij volbracht. Wij hadden in Augustus de voorlopige toestemming verkregen de nieuwe Maatschappij in werking te zetten en een contract met de Regering afgesloten tot levering tegen matige prijs van zout. Hierdoor verkregen wij de medewerking in velerlei gevallen van de Regering. Eveneens werkten wij met de Bonden van Coöperatieve Verenigingen door wie wij voordelige goederen in ruil verkregen. Het grote gebrek aan wagons en het voortdurend uitbreiden van gebied dat door de Vrijwillige en Kozakken legers bezet werd en het groot gebrek aan alle levensmiddelen dat in die veroverde streken bestond, hadden ten gevolge dat de navraag naar zout de mogelijkheid tot levering sterk overtrof en dat de zoutprijzen enorm stegen. Aan het spoorpersoneel werd door speculanten 10-20 en 30.000 Rs. betaald alleen om de wagon te krijgen. De verkoop van zout met voeren was met goed weer van de ochtend tot de avond. De passagiertreinen die alle uitsluitend uit goederenwagons bestonden waren overvol van Zakkendragers d.w.z. mannen en vrouwen die reisden tussen de plaatsen waar voorraden en behoefte daaraan waren en voornamelijk met zakken meel, olie. Ook van zulke kopers was de mijn vol, zodanig dat ze soms 2 dagen moesten wachten alvorens ze bediend konden worden. Vele van dit soort speculanten waren arbeiders van fabrieken, kolenmijnen of spoorwegen, die aan zulke werkzaamheden de voorkeur gaven boven hun gewone werk. Velen reisden ook voor levensmiddelen omrede die op het werk niet aanwezig waren. De wagonkopers maakten ook grof geld van het zout bij verkoop in de grensgebieden; het kostte echter veel geld, moeite en gevaar de goederen te vervoeren omrede veel daarvan onderweg gestolen werd, niettegenstaande de wagons een begeleider hadden en veel smeergelden nodig waren de wagon vooruit te krijgen. De kopers streken neer als zwermen bijen en de een meer bescheiden, en de ander in meer brutale vorm verlangende het eerst te worden bediend. Ook waren er die hun toevlucht namen tot verdachtmaking van mij bij de Procureur zodat ik op een ochtend van half zeven tot half één de chef van de geheime politieke afdeling met drie personen in mijn woning had, die mijn schrijftafel etc. doorzocht, en mij met verontschuldiging wegens de ongegronde aanklacht verlieten. Meer en meer begonnen ook de militairen aan die speculaties deel te nemen. Jonge officieren kwamen met locomotief en wagons van het front voor zout, zogenaamd voor het leger. Grotendeels werd dat verkocht met grote winst en in het leger breidde zich het drankmisbruik en zorgeloosheid meer en meer uit. Dat ging natuurlijk over op de soldaten en vooral ook de invaliden lieten zich veel gebruiken als middel voor speculanten om op soms brutale wijze de goederen af te dwingen. Met het oog op de vele moeilijkheden en de noodzakelijkheid voor mij van de mijn afwezig te zijn had ik een Russische mijningenieur aangenomen. Over ’t algemeen was het moeilijk goed betrouwbaar personeel te krijgen, hetgeen ook bij de nieuwe Maatschappij moeilijkheden opleverde. De twee gebroeders Suchatsjef, waarvan de eerste op de mijn en de tweede voor Rostof werkten, hebben zich als zeer getrouw en eerlijk gedragen. Ik hoop dat hen van de zijde der Bolsjewiken geen leed zal geschieden en dat de Maatschappij later dat niet zal vergeten. Ook de oude molenbaas Frolaf, de steiger, de baizhauder [?] en de kassier waren onverdeeld aan de zijde der Maatschappij en ik vrees voor de eerste twee dat hun onaangenaamheden zullen worden aangedaan. Voor de nieuwe Maatschappij had ik een boekhouder aangenomen in Augustus op salaris van Rs. 2500.- per maand. Hij verbrak echter zijn belofte omdat hem in zijn betrekking het salaris verdubbeld werd.
2
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Ik beloofde mijn instemming met Rs. 5000.- waarop hij een brief van bevestiging tekende en later schreef hij weer niet te kunnen komen omdat hij een salaris van Rs.8000.- gekregen had. Daardoor was veel tijd verstreken. In Rostof vond ik tenslotte een passend boekhouder maar die verlangde RS. 10.000.- per maand. Ik kon niet dadelijk daartoe besluiten en wilde de terugkomst van de Heer Marx en de Heer Boelgakof uit Charkof afwachten. Hierdoor is de Hoofdboekhouding van de nieuwe Maatschappij ongedaan en zijn slechts aantekeningen aanwezig van de gedane transacties. De Balans op de mijn over 1918 en 1919 is opzettelijk niet afgedaan omrede het ongewenst was ten opzichte van de heersende omstandigheden dat het openbaar werd dat aanzienlijke winst aanwezig was en tevens omrede de Winstbelasting volgens de laatste van kracht gebleven voorschriften de winstbelasting boven zeker percent tot 85% van de winst bedroeg terwijl bij omzetting in buitenlandse valuta de winst in verlies zou veranderen. Ook andere buitenlandse Maatschappijen hebben desgelijks gehandeld. Wanneer de toestanden in Rusland zullen toelaten tot meer normaal werk te komen, dient zeer ernstig overlegd te worden hoe de boekhouding en afrekening op te maken, want daarvan hangt af hoe de eindbalans zal uitvallen en tevens de vraag hoe ten opzichte van de fiscus de Buitenlandse ondernemingen zullen te staan komen. De Heren Marx en Lauterstein vertrokken 14/27 Nov. Van Rostof naar Charkof om de door de Regering te Rostof voor ons toegestane extra wagons te ontvangen, zout uit ons depot in andere goederen om te ruilen, een wagon suiker af te rekenen enz. 18 Nov/1Dec ’19 vertrok mijn zoon naar Charkof met nieuwe toestemmingen voor zoutleveringen in het Dongebied tegen ruil van andere goederen voor een som van R.300.000. 20 Nov/3Dec ontving ik een dringend telegram uit Charkof van Consul Uchtman onmiddellijk naar de mijn terug te reizen. Bij mijn thuiskomst was mijn zoon terug uit Charkof terwijl de Heer Marx met de ziek geworden Heer Lauterstein een paar dagen later aankwam. Enkele dagen daarna gingen de Heer Marx en ik de Heer Lauterstein begraven die aan tyfus overleden was. De Heer Marx was met veel moeite uit Charkof weggekomen in een goederenwagon waarin de Heer Uchtman met familie en kennissen reisden. Door de nadering van de Bolsjewiken was in Charkof een hevige paniek onder de bevolking. Alle treinen, goederenwagons, waren overvol tot op de daken, van reizigers en goederen. Ondertussen ontvingen wij zeer tegensprekende berichten namelijk dat Charkof weer was teruggenomen en dat de Bolsjewiken spoedig voort rukten. Van de terugtrekkende legers stonden station Stoupky vol militaire treinen en de stafofficieren die op de mijn waren ingekwartierd hielden vol dat de Roden niet tot het Donetz bassin zouden worden toegelaten. Ondertussen had ik met de Heer Marx besloten onze voornaamste documenten, brieven en eigen inboedel in Rostof of Jekaterinodar in zekerheid te brengen en daar het Hoofdkantoor voor de Hollandsche Maatschappij en de nieuwe Maatschappij in te richten. Daartoe vraagden wij een wagon aan en hadden de nodige goederen ingepakt. De Rijksbank en andere officiële lichamen bleven nog functioneren en de Commandant van station Bachmoet gaf ons ten antwoord de wagon te zullen geven indien Bachmoet zal evacueren. Wij gingen voort zoveel mogelijk maatregelen te nemen voor onze reis maar werden voortdurend daarin door vele beslommeringen opgehouden. 5/18 Dec. vernamen wij in Bachmoet dat de politieke politie mij en de Heer Marx wilden arresteren zogenaamd wegens speculatie maar inderdaad werd er bij gezegd dat men Rs. 100.000.- afkoopsom van ons wilde hebben. Wij hadden daarop besloten met twee vrachtwagens en 4 paarden zo spoedig mogelijk de mijn te verlaten, de meeste inboedel achterlatende, omrede ons noch van de Witten noch van de Roden iets goeds te wachten stond. Wij hebben toen in haast remises van de Bachmoeter deposito’s naar Rostof en Jekaterinodar gemaakt en vertrokken onder moeilijkheden ’s nachts 8/21 Dec. Van de mijn en reden voort tot Rostof achterhaald door de vluchtende en plunderende Kozakken. Het grootste deel ook van deze bagage moesten wij verstopt onder het hooi achterlaten bij een Duitse kolonist; daaronder waren ook de boeken en papieren der Maatschappij.
3
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Het ging hier om ons leven dat toch voortdurend in gevaar was. In Rostof kwamen wij na tien dagen aan. De Heer Marx werd in Rostof ziek doch was na enkele dagen hersteld. In Rostof bleek al spoedig dat niet een deel van het leger zich terugtrok maar dat het gehele leger van Denikien en van de Kozakken gedemoraliseerd in alle haast zich terugtrok en ieder in Rostof zo spoedig mogelijk trachtte naar het Zuiden te vluchten. In de wagon werd de heer Marx weer ziek en het was moeilijk hem goede verzorging te geven in een wagon met 26 mensen en half vol goederen. Een militaire dokter die hem telkens bezocht en inspuitingen deed kon helaas geen verbetering in de ongelukkige toestand brengen. Twee dagen lag de Heer Marx te ijlen en is niet meer bij kennis gekomen, op de avond van 9 Januari is hij op Station Ottomanskaia gestorven, bij al deze ellende was dit verlies het zwaarste was wij moesten doormaken. Zodra het de volgende ochtend dag werd ging ik in het naastbij gelegen dorp vanwaar de Russische geestelijke de begrafenis op zich nam terwijl de plaatselijke gendarme onderofficier op zich nam na te gaan dat alles behoorlijk zou uitgevoerd worden. Wij vertrokken daarop verder en waren nog tien dagen onderweg tot Nowo-Rossisk. De mijn verlieten wij in goede toestand. De voorraad uitgewerkt zout was 3.000.000,- poed; springstoffen waren in ruime mate aanwezig eveneens de materialen in het magazijn. Een ketel die reeds in 1918 gekocht was voor Rs. 3500,- hebben wij bijbetaald tot Rs. 150.000,- en tenslotte niet ontvangen. De gebouwen, machinerieën, woonhuizen waren allen in goede staat en ongetwijfeld vertegenwoordigt de mijn een aanmerkelijk hogere waarde dan waarvoor alles op de balans gebracht staat, omrede het bouwen van een nieuwen mijn ook later bij terugkeer van meer normale toestanden zulk een werk enkele malen duurder zal te staan komen. Verschillende personen zochten in Rusland een zoutmijn te kopen en ook de Moskower coöperatieve bond verzocht mij hem bij den verkoop te adviseren. […] Over ’t algemeen gingen de zaken, afgezien van de menigte onaangenaamheden, voorspoedig en met de nieuwe Maatschappij hadden wij ongetwijfeld tot goede resultaten gekomen ware het niet dat zo plotseling en geheel onverwacht de vrijwillige legers ineengestort zijn. Het is natuurlijk erg treurig dat alles zo ellendig is afgelopen. Blaricum, 20 maart 1920 […] In vervolg op brief dato 12 Maart j.l. heb ik de eer U mede te delen, dat ik met de heer J.W. Scherrer de bagage van de heer Marx by de familie in Bussum heb afgegeven, en enkele papieren de Maatschappij en salaris betreffende daaruit genomen. […] Al dit geld is door de heer Marx uit de safe genomen en is ingepakt door hem met mijn zoon in twee pakken waarvan het ene in de handkoffer van de heer Marx en het andere in mijn bagage was. Mijn zoon heeft de heer Marx geholpen met het pakken van zijn goud/goed[?] en zulks dat behalve het pak geld de koffer ook vol kleren gepakt was. Ik kan niet zeggen wat nog meer daaruit ontvreemd is, maar zeker was er ook van hemzelf nog remise bij. Het moet dus op de reis van Nowo-Rossisk tot Constantinopel gelijktijdig met de diefstal in de bagage van de heer Uchtman ook uit onze bagage gestolen zijn. Nu had ik de sleutel van de koffer van de heer Marx niet, terwijl in onze koffer het pak geld lag ingepakt, zo dat ik niet op de gedachte kwam dat daaruit was weggenomen. Dat uit mijn kleine handkoffer niet is gestolen verklaar ik zo, dat daarin slechts een klein bedrag, de nalatenschap van mijn schoonmoeder voor mijn vrouw aanwezig was merendeels aan rentepapier; bovendien maakte ik dat koffertje herhaaldelijk open omrede daarin lagen mijn eerste reisbenodigdheden en blijkbaar was de dief geen gewone misdadiger. Dat dit ongeval al de ellende nog komt vermeerderen drukt mij gedurig en ook ik zie achteraf wel in dat we gemeenschappelijk de bagage beter hadden kunnen bewaken. [...] Voor ’t algemeen is alles in grote verwarring gegaan en door gebrek aan degelijke hulp is ook de boekhouding in een toestand die niet gemakkelijk in orde te brengen zal zijn.
4
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
DE REIS NAAR RUSLAND door E.W.B. van den Muyzenberg voor Truus Landheer getikt op doorslagpapier. Inleiding Het zal je bekend zijn dat je voorvaderen van grootmoeders kant, de Van der Mades, die o.a. Werkspoor mede hebben opgericht, later de eerste gasfabriek in Moskwa hebben gebouwd. Wellicht mede hierdoor was oom Dick van der Made betrokken bij de Nederlands-Franse maatschappij tot zoutexploitatie in Rusland. Toen deze in 1876 door grootvader Cornelis van den Muijzenberg met zijn 7-jarig zoontje Leendert Willem (oom Leen) werd weggebracht naar het Maasstation te Rotterdam en laatstgenoemde begon te huilen, omdat hij niet mee mocht met oom Dirk, zei deze nog dat dat misschien nog gauw genoeg zou gaan gebeuren en zo reisde oom Leen op 18-jarige leeftijd af naar Rusland, later gevolgd door oom Johan. Ook Leen importeerde als eerste in Zuid-Rusland een Simplex fiets in het begin van de 80er jaren. Hij trouwde er in (Odessa) 1898 Olga Lilly Mary Kiessler, geb. in Joesofka, Zd Rusland, dochter van Erwin Woldemar Botho Kiessler en Hannah Lydia Spooner. De drie oudste zonen (Kees, Erwin en Dick) van oom Leen en tante Olga waren eens alleen met hun vader naar Hellevoetsluis (Helvoet) gekomen in 1905? en werden daar toen toegezongen op een gedicht van oom Gijsbert (de Klerk) door Truus (Geertrui) Landheer en enkele andere nichten, als volgt: Wees welkom oom, wees welkom, neven, wees welkom weer in 't vaderland. Dat 't ons dikwijls is gegeven, u terug te zien uit 't verre land. Dat dee's tijd van rust en vreugde in 't ouderhuis genoegen baart. Wij weten hoe't ook hen verheugt, dat gij weer in ons midden waart. En moest' d’anderen achterblijven in 't verre land, dat spijt ons zeer, Maar wil uit onze naam hen schrijven, dat hopen wij op een and're keer. Deze reizen uit Rusland, Polen, Rusland werden zowat jaarlijks ondernomen en meestal zo dat ze op de verjaardag van Gromoe (Geertrui van den Muijzenberg-van der Made, 28 juli 1839-10 febr. 1934) in Hellevoetsluis waren en daar o.a. op de Oostkade bij hun Oom Arie en Tante Adriaan de boel onveilig maakten. [2] Helvoet in het begin van deze eeuw, zoals gezien door één van je "russische" neven. Je kwam er dan en kreeg van Opoe 2 cent om op de markt (op Woensdag) een bos peen te kopen bij de groenteboer, die er met zijn hondekar, van buiten grijsgroen, van binnen blauw geschilderd, uit Rockanje, want daar kwamen de lekkerste worteltjes vandaan; op het marktplein voor de kerk; op een gegeven moment bleken ze ineens 3 cent te kosten of was het een vierduitstuk? Of je ging er Opa van de werf afhalen bij de ingang waar op de hoek het kippenschooltje of tewel bewaarschool stond en dan aan de hand mee naar huis op de Westkade, waar Grootvader Cornelis z'n pijpje, een Goudse met zo'n vonkbeschermer, rookte en grootmoeder op haar Biedemeier stoel, met donkergroen pluche [trijp] zat; later boven waar op een gegeven moment Oom Rien de Boer getrouwd met de jongste zuster (Jansje van der Made) van grootmoeder (later ook op de Westkade, meer naar het Hoofd met de vuurtoren toe wonend) met een pennen bordje kwam, waarbij het de kunst was door telkens overtespringen maar één pennetje over te houden. Oom Rien, loodsman, bouwde prachtige modellen van schepen. Kwam je bij tante Jans eten, dan werd de radijs zo afgesneden dat er nog een plukje van de jongste blaadjes overbleef, dat was dan chiquer. Of je liep te hoepelen, met een houten hoepel en een stokje; of de grotere jongens met een ijzeren waaraan de aandrijver met een groot oog bevestigd was. Die raakte niet zo gauw in een van de kelderwinkeltjes aan het begin van de Oost- en Westkade, of wat nog erger was in de haven. En dan maar hollen over de draaibrug, als het helemaal mooi was mocht je daarop weleens blijven staan en de brugwachter met zijn grote sleutel de brug helpen open- of dichtdraaien en dan nog weer hoger of lager draaien. Je holde dan met je hoepel naar de Barakken waar in het eerste huis oom Gijsbert met tante Truus woonde of over de Paradeplaats naar de met gele steentjes bestrate smalle straat, waar het zo hard galmde en waar Oom Johan Jonker en tante Suzanne woonde en waar het dan zo somber was. [3] Had je behoefte aan gezelligheid dan trok je naar Oom Arie en Tante Adriaan, die wel erg ernstig keek maar ook goed kon lachen als Oom Arie je voor de gek hield. Je ging dan naar de bakkerij met de grote deegtrog en de bakkersoven waarin de broden meest in een ijzeren (zwarte) vorm op een houten lat, van verschillende
1
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
breedte, ingeschoten weren; behalve naar ik meen de heerlijke ronde kropbroden. Oom Arie liet je dan eens diep inhalen uit de bus met Ammonia, waar je geen tweede keer invloog. Of je ging er heerlijk spelen op het binnenplaatsje met gele stenen. "Groene zwanen, witte zwanen"enz; "Jonassen"; "Schipper mag ik over varen ja of nee"enz.; en dan vooral niet te vergeten "De boom die wordt hoe langer hoe dikker"en dan Ïn Holland staat een huis", waaraan dan ijverig door de nichten en neefjes werd meegedaan. Was het in deze tijd of mogelijk later dat de meelzolder het speellokaal werd voor de familie tot verre familie. Daar werd onderwijs genoten en naar ik meen ook verkleedpartijen gehouden. Daalde je dan later weer af dan was vaak een greep uit de moppen trommel je afscheid. Die trommel van blik met koekjes, geelbruin geschilderd met de naam erop, stonden op een vrij hoge plank, of waren er wel twee planken mee bezet? Van moppen, al begreep je die niet altijd, kon je ook genieten in de kamer achter de winkel als Oom Arie op z'n praatstoel zat. Als het heel goed verliep kreeg je een enkele keer een eierkoek. Ja, verstoppertje werd er ook nog wel eens gespeeld. En dan buiten knikkeren maar vooral tollen waarbij alleen de oudste neven tot de springtol of ruitentikker toekwamen. Holde je al te hard over straat en door de stegen (aan de Westkade was er dunkt me één niet breder dan 3/4 meter) en grootmoeder zag dat in een van de spionnetjes, of je liep op de hardstenen band langs de haven dan werd er getikt en werd de verwachting van boos weer uitgesproken. Deed je wat anders dat tot aanmerking aanleiding gaf dan was het algauw "Ben je zestig" van tante Ma, omdat een vloek geheel buiten de woordenschat viel, terwijl "Loop naar de maan" ook nog wel eens viel. Als kleine jongen was de Molenstraat, de Franse school met een nieuw gebouw ver, ook bij de verschillende bolwerken en de ingang van de werf bij de Brielse brug kwam je als kleine jongen, zelden [4] Verder uitstapjes, maar dan onder geleide van de nichten, tantes, ging je lopen, of in de sportkar (twee ruggelings tegen elkaar) over de zeedijk, de Kontrascharpe of hoe heette die scherpe hoek van de zeedijk waar je zo'n prachtig uitzicht had en de toen geweldig brede vestinggracht tussen jouw en de bemuurde vestingwallen lag? Verder de dijk op, waar beneden de boerderij van Touw, keurig netjes onder aan de dijk, waar je weleens meeging om melk? te halen en dan verder naar de duinen en het strand, waar eens twee dames in de zon waren blijven liggen en toen blind geworden. Het zonnen was er toen niet bij, maar wel het graven van grachten en maken van zandkastelen en afdammingen bij dalend water, om water vast te houden of bij opkomend water (wanneer je wat verder in het water mocht) tegen het opkomende water; schelpen zoeken, in het zand rollen, en dan voor die russische neefjes weer eens heerlijk op je blote voeten lopen zoals je dat ook in Stoupky gewend was. Je liep ook wel eens, een fiets had toen toch vrijwel niemand, naar Nieuw Helvoet over de Brielse brug; dan rechtdoor de Brielse straatweg met eerst direct rechts het Glacis of hoe heette dat zeer kleine wandelparkje daar ook weer en was daar ook niet ergens de Kalkweg waar Oom Thiele aan woonde? Dan links de omheinde vuilnisbelt en verderop rechts de houten Noorse huizen. Nog weer verder had je links en rechts een grintweg met in het midden een bakstenen paardenpad. Linksaf en later rechtsaf kwam je bij het huis waar in 1906 Tante Olga in Villa Hein van Rockanje met de neefjes een tijdje gewoond hebben. De Brielse straatweg rechtdoor wordt, evenals was meer over Nieuw Helvoet van die tijd en wat eerder, beschreven door Annie Romein-Verschoor in Omzien in verwondering, p.25-29. Liep je dan verder dan kreeg je rechts het huis van tante Robanus en van Tante van Leeuwen de schoonmoeder van Tante Jo, de grootmoeder van Kees van Leeuwen die naar zijn vader heette die bootsman, laater inspecteur? bij de marine was. Dat huis had zo'n gegoten ijzeren rooster in de deur, een tuintje met een perk en verder schelpen op het pad, dan het witte bruggetje over de wegsloot met witte hekleuningen. Naar het hoofd met de vuurtoren, aan het handje allicht, was ook een gevaarlijk uitje. [5] Het begin van de reis De gewone man, vrouw, familie liep bezakt en beladen met reiszakken, waren de rieten mandjes er toen ook al?, begeleid door alle familieleden, voor zover ze maar eenigszins konden, naar het Voornse kanaal. Als de eerste fluit ging van de boot dacht je al dat hij vertrok, maar bij de 2e fluit moest je er toch wel bijwezen, want bij de derde werden de loopplanken ingetrokken en voer de stoomboot af. Die niet teveel haast had ging met de "Maasnympf" naar Rotterdam, dat duurde zes uren en je legde aan bij het Maasstation. Maar zoals Geertrui (Truus) moest natuurlijk in 1910 uitgebreid gezoend en nagewuifd worden. Of ze met de "Maasnympf" gegaan is, is te betwijfelen want dan hield je bij elke vlotbrug stil en legde je aan om melkbussen, goederen en passagiers in en uit te laden. Het waren er toen zes en dan nog de spoor- of beter de trambrug - voor de tram naar Brielle (waar je van Hellevoetsluis uit met de
2
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
paardenomnibus heen ging) als je tenminste niet liep. Had je meer haast dan ging je met de spoorboot naar Vlaardingen, waar je dan meestal in de barre wind op de trein stond te wachten. De moderne reizigers en richards uiteindelijk gingen direct per tram van de RTM van Hellevoetsluis naar Rotterdam, de Rozenstraat waarna je dan bepakt en bezakt naar het Maasstation liep als je naar het oosten ging, of naar Beursplein of beter nog naar het Delftse Poort station als je met de HSM- de Hollandsche Spoorweg Maatschappij naar 's Gravenhage of Amsterdam moest. Voor we vertrekken nog even Rotterdam van die dagen. Het Witte Huis met z'n 11 étages was er toen als moderne wolkenkrabber verrezen, uiteraard op palen gefundeerd, en misschien pas na meer dan 30 jaren door een soortgelijk gebouw, in hoogte overtroffen. Overigens een ijskoude creatie. Verder had je er van 1907? af in Hotel Kooymans een electrische verlichting, 's avonds ogenverblindend, waar je je ogen op uitkeek. Had je was erg veel bagage dan reed je met aapjeskoetsier in een rijtuig met één paard over de Leeuwenbrug en de Willemsbrug naar het Maasstation. De piassen van de paarden werden netjes op een blik geveegd, zoals de netheid vereiste en je reed over de kinderhoofdjes holder de bolder.
3
1060
Reisverslagen
1060
In blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Heenreis 1908 Brief van de heer C. Marx aan zijn ouders in Nederland, uitgetikt van kopie van de handgeschreven brief uit het archief van mevrouw Mia Jensma-Marx en de heer Gosse Jensma, Vorden, Nederland. Stoupky 14/27 Januari 1908. Waarde Ouders, Gisteren schreef ik U reeds een en ander omtrent m'n nieuwe omgeving hier; 'k ben U echter nog steeds 'n uitvoerig verhaal schuldig van wat ik alzo zag en ondervond op m'n reis hier naar toe en ik zal daarom eens trachten, zover m'n geheugen me niet in den steek laat, daarvan 'n getrouw verslag te geven. Ik ging dan zo 's morgens om half 8, voorzien van al 't nodige en bovendien 't smakelijke, wat Moedertje me nog meegaf, de grote reis aanvaarden. 't Sombere weer werkte niet erg mee om m'n stemming wat te verbeteren, maar gelukkig kwam er gauw 'n vrolijk zonnetje doorbreken, 'k had iemand bij me in de coupé die werkelijk gezellig praatte en zoo trok ik langzamerhand wat bij, en rolde al heel wat beter gestemd de grens over. Er schijnen toch niet veel mensen naar Rusland te reizen; de conducteur voelde zich tenminste gedwongen, bij 't knippen van m'n biljet, me er nog eens aan te herinneren dat 't nog 'n heel eind was. M'n f 1.20 "Zuschlag" moest ik maar in Duits geld betalen, want Hollands geld had 'k niet meer. 'k Heb in Deventer nog naar Doris uitgezien, maar z'n gemoedelijke aanschijn niet kunnen ontdekken. Daar ging ik meteen over in 'n doorgaande wagen voor Berlijn, wat me 't overstappen te Löhne bespaarde. Aan de Duitse grens had ik niets met douane te maken, daar m'n bagage voor Rusland was ingeschreven. 'k Kreeg in Duitsland 'n andere reisgenoot, 'n vreeslijke prent, die maar steeds in 'n spiegel zat te kijken, en z'n vies, puisterig gezicht en vettige haardos, met allerlei geurende zwijnenboel bijharkte. 't Landschap was, en bleef verder gedurende m'n hele reis heel eentonig, hier en daar 'n ruig heuveltje, sneeuw, dat was vrijwel alles wat 'k te zien kreeg. 'k Deed me tegoed aan de meegenomen versnaperingen en las verder maar wat; 'k was werkelijk blij, dat 'k eindelijk Spandau, Zoölogische Garten en eindelijk Friedrich Strasse zag. 't Weinige wat ik door de bevroren ruiten van Berlijn kon zien bestond uit brede, goed verlichte straten met hoge, kazerneachtige huizen. Ik stapte in Friedrich Strasse uit en werd al direct aangeklampt door 'n Engels joggie van 'n jaar of 14, die geen woord Duits sprak en alléén de reis van Engeland had gemaakt; de drukte dáár maakte hem toch 'n beetje overstuur. M'n eerste zorg in Berlijn was: m'n bagage. 't Was natuurlijk van 't grootste belang dat die gelijk met mij aan de grens kwam, anders had ik in Alexandrowo moeten wachten. Dank zij 't ongelooflijk aantal borden, wegwijzers en wat dies meer zij is 't voor 'n gewoon mens niet mogelijk aan 't station daar iets te vinden en 'k klampte dus maar 'n beambte aan die me verkeerd stuurde, en nam toen 'n kruier die me na 'n flinke wandeling door onderaardse gewelven op de plaats bracht waar m'n bagage zou worden afgezonden, zodat ik me ervan kon overtuigen, dat alles meeging, en daar nam ik dan maar vrede mee. Toen m'n handbagage in bewaring gegeven, den jood in Warschau getelegrafeerd, maar toen kon ik de verzoeking niet weerstaan en niet tegenstaand m'n voorraad Duits geld niet groot was, spoelde ik met 'n heerlijk potje bier m'n bagagezorg en 't reisstof weg. Hé, wat smaakte dat na dien rit! Even gauw nog 'n reisgroet gepend en toen er opuit. De aanwijzing van m'n maag volgende, liep ik direct 'n restaurant binnen, waar 'k voor M 1.50, zonder om "Honneur du plat" te denken m'n aards omhulsel met spijs en drank verkwikte. Ik voelde me 'n heel ander mens en daar 'k nog 'n paar uur de tijd had, ging 'k maar eens 'n eindje wandelen. 1
1060
Reisverslagen
1060
In blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Er lag flink sneeuw en 't is al direct 'n vreemde gewaarwording voor 'n Amsterdammer, in dat geval gerust met 'n hoed op je hoofd te kunnen lopen. Ik sukkelde op m'n zware Russische schoenen, die me evenals m'n beenwond 't lopen niet makkelijker maakten, de Friedrichstrasse maar in. 'n Kolossale indruk maakt die prachtig, schitterend verlichte winkelstraat met z'n gezellige drukte. 'k Liep maar 'n eind rechtuit, op m'n gemak alles om me heen zo eens opnemende: de zware motoromnibussen, de "auto-droschkis", zal 'k maar zeggen, die net als bij ons de aapjes "en file" staan en er al net zoo vettig uitzien, de brievenbus waarin 'k m'n kaarten stopte, en die voorzien was van 't naïve: "postzegels en adres niet vergeten", 'n winkel waar je koffers kon huren, voor mij in deze omstandigheden 'n prachtgelegenheid om voor 'n koopje 'n flink stel reiskoffers te krijgen en zo meer. 'k Scheen er toch niet erg "on-Duitsch" uit te zien, want 'k werd nog aangesproken door 'n benauwd buitenmannetje; de arme stumper vroeg mij de weg. Door m'n moeilijk loopen heb 'k m'n wandeling maar niet verder uitgestrekt, zoodat 'k tegen half 10 weer aan 't station was. 'k Ging maar weer kijken naar m'n bagage --- niets van te zien. 'k Maakte m'n budget op, kocht nog wat proviand, nog 'n laatste Duitsch glas bier en toen sjouwde ik dan maar naar m'n trein door de ontzaglijke drukte, hopende dat m'n bagage met den sneltrein van half 8 zou zijn verzonden, 't geen ook naderhand 't geval bleek te zijn. Vanaf Berlijn had 'k een coupé alleen, zoodat 'k 'n tukje kon doen en 's morgens om 7 uur kwam ik te Alexandrowo. In- en uitgang van de coupé worden afgezet en 'n uniform-mensch komt vragen om 't paspoort, waarna iedereen met z'n bagage naar de visitatiezaal gaat. M'n handbagage was gauw genoeg nagezien en toen op snor naar m'n ingeschreven goed en jawel hoor! op vertoon van m'n reçu werden 5 colli naar binnen gesleept en 'k kon niet nalaten, na wat 'k ondervonden had eens vriendelijk tegen m'n "hebben en houwen" te lachten. 'k Had alle mogelijke hulp bij 't openmaken, schroevedraaiers, beitels; men betaalt daarvoor 10 kopeken per stuk (colli) vaste prijs, 't staat aangeplakt. 'k Wees direct aan wat 'k had aan te geven en werd nog 'n oogenblik nijdig toen zoo 'n vent met z'n gore vingers in m'n opgevouwen [5] goed ging grabbelen. Enfin 't was nogal niet erg; sommige lui moesten hun koffers heelemaal leeg maken. De suiker en sigaren moest ik afgeven, naar de sigaretten keken ze niet eens, of misschien hebben ze ze niet gezien. Ik wist was ik te doen had, ik ging m'n pas aan 't loket halen en kreeg toen, zonder betaling m'n lekkernijen weer terug. Dat was dus achter den rug en 'k trok dus naar de wachtkamer waar 't gauw 'n broodje verslond en 'n kaart schreef, die u zeker wel hebt ontvangen. Toen de trein in waar 'k m'n eerste glas Russ. thee dronk: 't smaakte me best. 't Begon nu in ernst koud te worden, ik merkte het bij 't instappen; de coupé was echter zelfs benouwd warm, de meeste waggons hebben 'n aparte warm-water verwarming en zijn bovendien voorzien van dubbele ramen en deuren, zoodat er geen sprake is van kou lijden. 'k Had wel spijt dat 'k m'n andere schoenen niet aangetrokken had; die 'k aanhad waren zoo zwaar en over de grens zag je iedereen al met overschoenen. 'k Had me 's morgens in den Duitsch trein nog vrij goed kunnen wassche; in de Russ. treinen zijn de waschgelegenheden nog onzindelijker en onpractischer dan elders. 'k Had twee Kuitschers bij me in de coupé, die 't noodige gesmokkeld hadden, maar 't toch veiligheidshalve nog achterbaks hielden. Ik liet met 'n zucht van verlichting op 'n bewuste plaats m'n Browning in m'n zak glijden en bergde 't etui maar op. 't Waren gemoedelijke lui, we praatten gezellig, dronken 'n potje Riga-bier, werkelijk goed en 'k begon maar vast met inlichtingen te vragen omtrent de reis. De eene, Herr Hochfels vertelde me veel en moest zelf ook naar Kiev, zoodat ik daar nog gemak van had. 'k Kreeg weer weinig te zien, 2
1060
Reisverslagen
1060
In blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
sneeuw en nog eens sneeuw, de trein liep akelig langzaam, stopte ongegeneerd lang; aan enkele kleine stations werd de post gehaald met 'n slee waarop 4 kozakken of soldaten met bajonnet op 't geweer; toen begon 'k zoo'n beetje te voelen dat 'k in Rusland was. 't Was 'n eentonig end tot Warschau; we kwamen gelukkig maar een uur te laten[laat] en 'k had al gauw aan 't station de Heer Zimball te pakken die me direct hielp en goed Duitsch sprak. 'k Ging even mee naar kantoor; hij kon me niet verder zelf helpen door drukte en 'n ziek kind, maar gaf me een bediende mee, die alles in orde zou maken. 'k Stapte met den man in 'n slee 't meest gebruikte vervoermiddel en toen ging 't in flinke vaart naar 't Brester station, dwars door de drukke stand. 't Was 'n 3 kwartier rijden, zoodat ik 't vrij koud kreeg en daar de sneeuw niet al te dik lag, zoodat je zoo nu en dan 'n gewaarwording kreeg of er iemand onder tegen de slee schopte, was 'k blij toen we er, na handig manoeuvreeren van den koetsier in de drukte en langs hellingen, heelhuids waren. 'n Smerig, rommelig station was 't. 'k Moest ± 'n half uur wachten eer 'k biljet had en bagage was ingeschreven; niemand heeft haast, ieder wacht geduldig z'n beurt. 't Kosste me, alles bij elkaar 'n kleine 60 roebel en 'k was dus alweer 'n heel eind nader bij m'n bestemming. ----('k Eindig eens voor vandaag. Morgen vertel ik de rest wel.) 15/28 Januari [7] Ziezoo 'k heb m'n dagtaak weer achter den rug en ga maar weer verder aan m'n brief. Aan 't smerige drukke Brester station, waar de menschen opgepakt als schapen zaten te wachten tot 't sein van vertrek, ontmoette ik dien Hochfels weer. 'k Had tot Kiev "Zuschlag" te betalen en m'n wagonnummer stond op m'n ticket zoodat ik niet met hem samen kon reizen. Juist kwam er, toen ik in de trein stapte 'n troep bannelingen of veroordeelden uit 'n anderen trein, aan elkaar geboeid en aan weerszijden soldaten met getrokken sabel. 'n Raar gezicht zoo'n troep van 'n 40 menschen op die manier weggedreven als beesten. 'k Kwam in 'n coupé met 3 nadere lui te zitten zoodat 't daar vol was. De rugleuningen worden 's nachts opgeslagen en dan heeft men 4 slaapplaatsen. Een van de lui was 'n Russisch ingenieur, die in Duitschland gestuurd[gestudeerd] had. 't Trof toevallig dat hij naar Poltawa moest, zoodat 'k weer 'n wegwijzer had. 'k Dineerde op m'n eentje in den Speisewagen bij kaarslicht. 't Was tamelijk goed maar kostte R 1.50. Naderhand kwam Hochfels nog 'n biertje drinken, we zaten nog 'n poosje te kletsen en toen naar "bed". Dank zij m'n vroegere ondervindingen en oefening in 't slapen onder verschillende omstandigheden, heb 'k een vrij goeien nacht doorgebracht. 'n Niet-Rus zou in zoo'n temperatuur, en bij zoo'n geschommel anders niet gauw tot slapen komen, geloof ik. 'k Deed m'n boord af, jas en schoenen uit, rolde m'n overjas op voor hoofdkussen en sliep vrij goed. 't Is schandalig zooveel bagage als de menschen in de coupé's meeslepen, er schijnt daaromtrent geen regeling te bestaan, en als je er niet vlug [8] bij bent stapelen ze alles vol. Den volgenden morgen verfrischte ik me zoo goed mogelijk in de onsmakelijke waschraum, ontbeet daarna met wat zoete Russ broodjes en 'n glas thee en kletste nog wat met m'n reisgenoot. 't Was weer 'n eentonig landschap, besneeuwd, vlak land, hier en daar 'n boschje en 'n mensje in de verte, anders niet. We waren weer buitengewoon vlug, en kwamen maar 'n uur te laat in Kiev; enfin 't was danook een sneltrein, 'k denk dat hij wel 40 KM. haalde. 'k Ging eerst telegrafeeren naar Stoupky, 'n Duitsch telegram werd geweigerd en 'k fabriceerde dus zoo goed mogelijk 'n Russisch. Toen de stad in. 't Station ligt op 'n hoogte, 'k daalde dus eerst en moest daarna weer klimmen toen 'k in de eigenlijke stad kwam. 'n Eigenaardig, vreemd gezicht die groote, ingesneeuwde stad heelemaal op heuvels gebouwd. Ik kreeg zoo den indruk dat hier 's zomers verrukkelijk mooi zal zijn.
3
1060
Reisverslagen
1060
In blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Na eerst nog 'n spoorboek gekocht te hebben, ging verder de stad in. Hoe 't me in Kiev ging, weet u reeds. 't Speet me ontzettend, maar 't was voor mij geen doen in m'n dunne jasje. 'k Dacht er nog aan 'n "basliek" te koopen, d.i. 'n puntzak van zware stof met lange slippen. De zak trek je over je hoofd en de slippen sla je om den hals, 'n practisch ding, werkelijk. Na m'n vrije uren op de U bekende manier te hebben doorgebracht, werd ik op m'n terugweg naar 't station nog vergast op 'n koude sneeuwjacht zoodat ik er vrij verkleumd aankwam en me in de warme wachtkamer met 'n dosis warme thee weer op gewone temperatuur moest brengen. Ook de stations zijn op de koude goed berekend [9] overal dubbele deuren en ramen, kolossale gemetselde steenen kachels, men lijdt er heusch geen kou. 'k Had m'n bagage in bewaring gegeven aan 't station, 'k gaf 't reçutje aan 'n "nossilschtschik" af, ik dacht, dan zal die me dadelijk wel 'n plaats bemachtigen en 't lukte uitstekend op die manier. De ingenieur kwam naderhand nog opdagen, ik praatte nog even en stapte daarna in! Hij had me juist nog wat opgefrischt met 't verblijdende bericht dat we hoogstwaarschijnlijk in de sneeuw zouden blijven steken, ik was echter zoo langzamerhand in 'n eenigszins onverschillige stemming geraakt en trok me er niets van aan. Deze keer kwam in 'n ander soort wagen; één groote wagen zonder afscheidingen, met slaapplaatsen "langsscheeps en dwarsscheeps", waarvan de beide bovenste bezet waren; echt Russisch nam ik de beide onderste maar voor mezelf, legde m'n bagage op de eene bank, ging op de andere zelf liggen en sliep in. Al gauw werd ik wakker gemaakt; de conducteur haalde, evenals de vorige nacht, m'n biljet, om 't met vaderlijke zorg gedurende den nacht te bewaren, en gaf me 'n reçutje. dat schijnt hier altijd te gebeuren. Niettegenstaande de temperatuur, en 't onsmakelijke van de wagen, ('k vermoed dat de waggons heel wat niet betalende, bijtende passagiers meevoeren), sliep ik weer in en werd toen weer eens plotseling wakker omdat 'k wat hoorde. Ik sliep natuurlijk 'n hazenslaapje. Jawel, m'n overbuurman uit de hoogte wou liever beneden slapen en was daarom juist bezig m'n bagage op den viezen, bespuwden grond te zetten. Ik hielp hem even d.w.z. ik zette mijn rommeltje op de bovenslaapplaats [10] en 't zijne wat me in den weg stond, op den grond. 'k Had z'n arm maar eens even vastgehouden toen hij naar mijn goed greep en antwoordde verder op z'n Russisch gesnater maar steeds dat ik geen Russisch verstond. 'k Ging weer liggen, maar hield den sinjeur toch nog 'n poos in de gaten; hij hield zich verder koest. We kwamen 1½ uur te laat in Poltawa; er zijn daar 3 stations, ik wilde bij 't eerste uitstappen omdat ik meende dat de conducteur me dat gezegd had. Daar vroeg 'k den trein naar Lozowaja en had gelukkig nog net tijd om te snappen dat ik 2 stations verder moest zijn en weer in te stappen. aan 't goede station stapte ik direct over in den trein naar Lozowaja en vertrok. Niettegenstaande er verscheidene plaatsen leeg waren en sommige compartimenten gesloten, kon ik eerst, zelfs met den conducteur geen plaats krijgen, en zat ik in 't gangetje. Naderhand toen ik hoorde hoe hier wordt gereisd, zelfs zonder biljet, alleen door omkoopen van de conducteurs, werd me dit duidelijk. Eindelijk begon 't me te vervelen en smeet ik m'n bagage maar in 'n coupé bij 'n jood met z'n vrouw, die 'n zuur gezicht zetten maar toch plaats maakten. Dat was de vervelendste dag van m'n reis. Akelig langzaam sukkelde de trein over de ingesneeuwde steppen; soms tot aan den horizon aan weerszijden sneeuw, niets dan sneeuw zonder eenig teeken van leven. Dat mis je zoo in zoo'n sneeuwgezicht - er is absoluut niets dat beweegt. Alleen hier [en] daar 'n halte, 'n paar typische molentjes, die heelemaal gedraaid worden, verder niets te zien. [11] 't Gaat zoo huiselijk toe aan die stations. Eerst 'n heele drukte bij 't aankomen, menschen uit den trein gaan hun theeketeltje vullen, 'n praatje maken zoo'n echt onder-onsje wordt. Eén, twéé maal wordt gebeld, eindelijk driemaal, de conducteur fluit en ------ er gebeurt noch niks. Eerst nog eens 4
1060
Reisverslagen
1060
In blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
gekeken of de keteltjes wel gevuld waren, hier en daar nog eens 'n praatje en als na 'n poos 't treinpersoneel uitgekletst is en 't stations personeel geen nieuws meer heeft, dan gaan we er van door, met de snelheid van 'n Rotterdamsche paardentram naar de volgende "cmarc[Russ]". Uit verveling bestudeerde ik de jodenfamilie, ze spraken 'n paar woorden Duits en begonnen 'n zeer onderhoudend discours over wat m'n kleeren, schoenen enz kostten, of je aan 'n Hollandschen jood kon zien dat hij 'n jood was en meer van die leerrijke onderwerpen. Mr van Beuningen had me hiervoor gewaarschuwd en 'k wist danook naar behooren te antwoorden. 'k Wist niet dat 'k zoo liegen kon, maar ook al uit verveling heb ik de lui de dolste dingen verteld. 'k Had nog 'n oogenblik medelijden toen stumper, in extaze over Holland, zuchtte: "Ja, dort gibt's kein pogroms". Sinds dien is m'n opinie over dat slag menschen veel gewijzigd, 't is geen wonder dat men hier 't land aan joden heeft, ze maken 't er wel naar. Als curiositeit merkte ik zoo terloops nog 'n tandenborstel bij m'n jodenreisgenooten op, waarvan ik haast 't merk gevraagd had. 't Ding was n.l. tot op 'n paar millimeter afgesleten, en de jood ging erg grootsch met 'n glas en dat ding naar de retirade om z'n mond eens om te roeren. [12] Na al die dagen en nachten boemelen begon 't me nu wel min of meer te vervelen. We moesten om 1u15 in Lozowaja zijn en om 4 uur waren we er nog niet. 'k Had eerst 't land in want ik miste nu m'n aansluiting naar Kramatorskaja en had dus 't vooruitzicht, in plaats van 's avonds 9 uur in Stoupky te zijn, den nacht in zoo'n Russisch gat te moeten doorbrengen. Maar zolangzamerhand kreeg 'k zoo'n "laissez-faire" over me 't kon me niks meer schelen, of die dag er nu bijkwam, in 's hemelsnaam daar zou 'k me ook wel weer doorheenslaan. Zoo goed en zoo kwaad als 't kon kocht hier en daar nog wat te eten, maar over 't geheel was 't niet veel zaaks aan deze kleine stations. Aan de groote gaat 't beter, daar zijn de buffetten flink voorzien en staan schotels met allerlei spul uitgestald, zoodat je 't maar hebt aan te wijzen. Om kwart voor 5 kwam ik te Lozowaja: we hadden dus op dat trajectje maar 3½ uur vertraging. Ik informeerde eerst nog eens, ook de jood bevestigde, dat ik moest overstappen en 'k ging er dus uit. ;Bij informatie bleek 't echter dezelfde trein te zijn die volgens 't spoorboek om half 4 naar Kramatorskaja zou vertrekken en 'k nam dus onmiddellijk weer m'n intrek bij dien smerigen jood die me blijkbaar kwijt wou zijn en daarom opzettelijk verkeerd stuurde. 'k Liet hem tot dank z'n rommeltje versjouwen omdat 'k de leuning opsloeg en 'n paar uur ging slapen. Gelukkig! Slaviansk en Kramatorskaja haalde ik nu nog, dan was 't maar 'n klein eindje naar Stoupky. [13] Slapen kon ik niet, 'k was te moe, 'k had nog 't vooruitzicht in dat nest naar 'n onderdak te moeten zoeken en 'k wenschte van harte alle Russische treinen en spoorboeken, die maar illusies opwekken en daarna zoo kalm ontnuchteren, naar de maan. 'k Keek zoo nu en dan nog eens naar buiten - 't was heldere maan en 'k merkte wel dat er een massa fabrieken in die streek staan. Zoo kwam ik dan ten laatste in Kramatorskaja, nam maar weer 'n schapenvacht met 'n kruier erin voor m'n bagage en wat keek ik verwonderd op, toen de man me zei dat er over 'n half uur 'n trein naar Stoupky ging. 'k Fleurde weer heelemaal op, zag toevallig 'n flinke ham aan 't buffet en begon al direct met m'n inwendige belangen te verzorgen. Nog zelden heeft iets me zoo goed gesmaakt als daar 's avonds om 11 uur m'n boterhammen met ham en 'n flesch bier. Voor de laatste maal stapte ik dus over; 'k dacht 'n ritje van 'n uur te maken; maar ik reisde met 'n goederentrein waaraan 'n personen wagen was gehaakt, dus u kunt nagaan wat 'n enorme snelheid we hadden. Natuurlijk weer 'n jood over me, steeds hoestende en spuwende 'n beetje Duitsch sprekende en zulke onbeschaamde vragen doende, dat ik hem eindelijk zijn adres heb gevraagd, dan zou ik hem alles eens op m'n gemak schrijven. Toen hield hij gelukkig z'n snater. 's Nachts om 3 uur kwam ik te Stoupky. Daar stond ik, 't begon te sneeuwen, midden tusschen 'n hoop goederenwagens. Eerst ging [14] 'k maar naar de mijn (ik kende het schachtgebouw van portret) en was al blij dat 'k op bekend terrein was. Overal geklopt waar 'k bij kon, maar nergens gehoor. Toen weer terug naar 't 5
1060
Reisverslagen
1060
In blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
stationsgebouwtje waar 'k een nossilschtschik kon wakker krijgen die me dan eindelijk en ten laatste bij 't huis van den boekhouder, de Jager, bracht. Na een poos kloppen kreeg ik gehoor - wat was 'k blij weer eens Hollandsch te hooren. De kennis was gauw gemaakt, vlug 'n bed geïmproviseerd en om 4 uur lag ik onder de wol. 'k Was toch blij dat 't achter den rug was. U weet ongeveer hoe 't me verder den volgenden dag ging. De menschen waren, op mijn telegram uit Kiev afgaande, 's avonds aan den trein geweest, 't was Russ. oudejaar, ze hadden me zelfs met muziek willen inhalen; 't was mislukt natuurlijk. Enfin 'k was er, dat was de hoofdzaak; 'n beetje moe en suf van de reis en toen den volgenden nacht weer rustig geslapen had, zonder kleeren aan te houden en zonder door elkaar geschud te worden was 'k weer heelemaal in orde en ging 'k welgemoed menschen en dingen in m'n nieuwe omgeving eens bekijken. --Ziezoo, 'k heb getracht u zoo goed mogelijk eens iets te vertellen van wat ik op m'n reis ondervond. Veel is 't eigenlijk niet, de omstandigheden werkten daartoe echter ook niet mee. Enfin, zoo langzamerhand hoort u wel meer van wat me zoo opvalt in dit eigenaardige land [15] Voor vanavond schei 'k er zoo langzamerhand eens [mee] uit. 'k Geloof wel dat 'k mijn "schuldigkeit" voor vandaag gedaan heb. Verscheidene lui vroegen me om 'n reisbeschrijving, tijd en lust ontbreken me echter om uitvoerige copieën te maken van wat ik U schreef. Mochten er dus soms familieleden of kennissen naar informeeren, vertelt U hun dan s.v.p. maar iets want heusch 'k zie geen kans om allen afzonderlijk te schrijven. 'k Moet U nog bedanken voor Uw brief van gisteren. 'k Kijk hier ook al zoo verlangend naar een berichtje uit, 'n brief is zoo welkom, vooral in deze eerste dagen. Moe's vragen heb ik juist in m'n eerste brief vrijwel beantwoord; 't eten is hier vrij goed, m'n been is weer heelemaal genezen. Als Jak[?] naar me toekomt wil 'k natuurlijk graag enkele dingen hebben, daar schrijf ik nog wel eens over. Wanneer zou 't plaats hebben, denkt hij? 'k Eindig voor vandaag. Zoo spoedig mogelijk schrijf ik weer eens. 'k Laat deze brief maar aanteekenen, voor brieven van eenig belang is dat raadzaam. 'k Ben al dadelijk Russisch herdoopt en 'k heet nu [Russisch] maar dat maakt niet uit, we hebben hier iemand die al 10 jaar Uba[?] Uba [Russ.] heet en nooit 'n Jan in z'n familie had. En nu, schluss! 'k Moet nog even aan 't Russisch voor de les en dan gauw slapen, 't is morgen weer vroeg dag. [16] Nogmaals m'n hartelijke dank voor Uw laatste hulp en goeie zorgen voor m'n vertrek aan allen die me geholpen hebben. Veel hartelijke groeten ook aan de broers en Lena, Uwe liefh. zoon Cor. Dag allemaal!
6
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook in rode ordner 1000
Heenreis C (1917) en LW (1918)[prentbriefkaarten] [Kaart Petrograd. No 63, metalen brug] Erwin W.B. van den Muyzenberg Blaricum, Hollande Moscou 27 Febr/12 Maart 1917 Lieve Erwin! Ziehier de nieuwe brug over de Newa; tot myn spyt kan ik je de lengte niet melden. Ik dank je nog voor je uitvoerigen lieven brief. Je rapport is goed; leer maar plezierig, maar zorg dat je goed uitslaapt en niet te hard fietsen. Ik was in Petrograd.Met Kus en hartelyken hand druk Je je liefhebbende Vader. [Kaart Nord-est Sibérie. Types des Tchoutchi] Petrograd 25/IV-17 Erwin van den Muyzenberg Blaricum Hollande Beste Erwin ! De 1ste Mei volgens nieuwe styl is door heel Rusland als de vryheidsdag van het volk gevierd. We willen hopen dat spoedig volkeren in vrede en broederschap zullen gaan leven. Vele hart. Gr. aan allen, je je liefh. Vader. [Foto: gezeten op stoeltje voor raam] Kees vd Muyzenberg in Göteburg of [??]
Nov 1917
[Kaart boot Svenska Ångfärjan Drottning Victoria, Trälleborg – Sassnitz-routen.] 18 Maart 1918 Lieve Erwin, Dit is de veerboot waarmee ik naar Zweden overkwam; de geheele trein gaat op den boot. Hartelijk gegroet Vader [Kaart STOCKHOLM, Saltsjöbaden. Hotellet.] aan Erwin
23/3/18
Beste Ert. Op het oogenblik zitten we hier in Stockholm maar we vertrekken morgen voor Åland. Wat was jij in je brief ernstig. Zorg jij zelf later maar dat je goed oppast, ik maak het hier goed. ;de laatste weken heb ik in G. [Gothenborg?] nogal leuk door gemaakt.. ik ben toen door de[ ? ] VAN g. IN KENNIS GEKOMEN MET EEN Zweedsche. Juffi die ook hollands sprak en door [?] kon ik dan zoo nu en dan eens mee praten dat was voor mij weer een afwisseling Nu ontvang de hart groten van je broer Kees Groet van vader [Kaart SUOMI – FINLAND Åländsk majstång] 27.3.18 Jongeheer EWB van den Muyzenberg, Noolscheweg 2, Blaricum, Holland Beste Ert Wat je op deze kaart ziet is iets echt Alands met een feestdag wordt in elk dorp zoon ding versierd met bloemen en daar danst men omheen Verder kan ik je er niets van vertellen. Vader ligt [ ? ] hier te slapen hij snurkt als een os. Ontvang de h. gr van je broer Kees
1
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Reisverslag dat mevrouw Marx-van der Roest, de moeder van Mia Jensma-Marx op aanraden van haar familie in een schrift heeft geschreven na haar avontuurlijke vlucht uit Stoupky terug naar Nederland, tussen 11 maart en 30 mei 1918. Zij reisde samen met haar kinderen Ina (1915) en Mia (27.05.1917) en de Nederlandse families J.C. van den Muyzenberg en Bruinse. Wij Hollanders: 't moest dus 't ging Winter te Stoupky, jaar 1917 - 1918. Ruim 'n maand na de geboorte van ons tweede meiske, Mia, verhuisden we naar de directeurswoning. De overbrenging van onze meubles enz. ging met veel moeite gepaard, daar er gebrek aan werkkrachten was op de mijn zoodat we veel zelf moesten doen; enfin, na 'n paar weken zag onze nieuwe woning er gezellig uit en begonnen we er ons thuis in te gevoelen.Kees had het steeds ontzettend druk, daar er pas drie maanden nà Wim's vertrek, 'n Russische mechanieker kwam zoodat Kees den ganschen zomer voor twee krachten moest werken.De zomer ging nog rustig voorbij, ofschoon we niet meer, zooals vroeger, huis- en balcondeuren open lieten 's avonds. [2] In het najaar, omstreeks October, begon de politieke toestand in Rusland er allesbehalve goed uit te zien, het werk met den dag slechter en gevaarlijker en men kon in den komenden winter alles verwachten. In boven genoemden maand vertrok Kees mede directeur naar Holland, met verlof, zoodat Kees nu geheel alleen stond voor de reeds bestaande en komende moeilijkheden van allerlei aard en die met den dag toenam. 't Is 'n winter geweest om nooit te vergeten! - Met de beambten, zoowel als 't werkvolk, was niets meer aan te vangen, de eersten, zoowel als de laatsten, waren brutaal en verlangden steeds hoogere loonen en men wilde bovendien zooveel [3] mogelijk het Bestuur van de mijn in handen hebben. Na 'n paar maanden kwam ook eene Commissie, uit het werkvolk gekozen, op kantoor zitten om den directeur en beambten te controleeren, de laatsten bromden en scholden den ganschen dag op "de heeren"! Soms wilde de commissie een beetje verder gaan dan controleeren, (op andere mijnen was ook zulk eene commissie), en in de rechten treden van de Directeuren, doch dan bracht Kees hen onder het oog, dat, als ze meer wilden doen als controleeren, hij direct z'n baantje als directeur neerlei en ze maar moesten zien zonder hem de mijn aan den gang te houden; "de heeren" kozen de wijste partij en kropen in hun schelp, daar ze wel degelijk wisten [4] als Kees z'n woord hield, hetgeen geen twijfel overliet, de mijn binnen 'n paar dagen stil stond, toch was 't noodig, dat ze tusschenbeide eens op hun plaats werden gezet.In den loop van den winter had in Bachmuth een groote brand plaats, n.l. het opzettelijk verbranden van de voorraad spiritus, die daar nog aanwezig was; 't was een vreeselijk gezicht, men zou gedacht hebben, dat half Bachmuth in vlammen opging;Die maatregel was noodig, omdat er reeds veel spiritus gestolen was en de soldaten, die in Bachmuth waren gekomen om de rust en orde te bewaren! al heel gauw dronken op straat liepen en allerlei baldadigheid uit voerden. - Toch is tijdens den brand nog veel spiritus [5] gestolen en het werd op den mijn al gauw merkbaar, men beproefde wodki bìnnen te smokkelen, zelfs waren er al 'n paar werklui dronken, doch Kees nam krachtige maatregelen daartegen, zoodat het gauw uit was. In den loop van den winter kwamen de anarchisten ook in Bachmuth en brachten daar heel wat schrik teweeg onder de bevolking en niet zonder reden.- De stad werd eene belasting opgelegd van millioen Roebels, die binnen een paar dagen betaald moest worden en een paar weken daarna nog eene belasting van twee millioen Roebels en voor de bevolking stond er niets anders op dan betalen.Ook op de mijn brachten "de heeren" een bezoek en wel op Driekoningen [6] 's avonds 6 uur. Al eenige maanden tevoren was de meiden bevolen de voordeur niet te openen 's avonds voor men gevraagd had wie wenschte binnen gelaten te worden. De tweede meid had gehoord, dat een twintigtal anarchisten op de mijn waren gekomen en had hen ook voor 't kantoor zien staan; ze wilde het ons komen vertellen, toen er meteen gebeld werd, door de schrik van het gehoorde, deed ze zonder te vragen wie er was, de voordeur open en in minder dan geen tijd drongen 5 à 6 gewapende bolsewieken den gang binnen en waren in minder dan geen tijd in het kabinet. Ik ontmoette de heeren! in den gang en schrok natuurlijk vreeselijk en had geen tijd Kees te waarschuwen, die een van de beambten van 't kantoor [7] in 't kabinet te woord stond. Opeens stonden de gewapende bolsewieken voor hem, een van hen hield Kees een revolver onder den neus en zeide, "We komen alle wapens op de mijn opeischen, U heeft twee revolvers,
1
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
U moet die ook afgeven". Kees vroeg dien vent, of dat 'n manier van binnenkomen was in 'n woning van 'n neutraal onderdaan en dan nog wel 'n revolver onder iemands neus houden. Voor dit laatste maakte de man z'n excuus "doch met het eerste kunnen we ons nìet ophouden". Kees antwoordde heel bedaard, "Dat zullen we eens zien, ik zal m'n maatregelen morgen nemen". (Kees heeft den volgenden dag den gezant te Petersburg verzocht maatregelen te nemen, dat we tegen zulk soort dingen beveiligd waren; na 'n paar [8] weken kregen de Hollanders papieren van den gezant, waarin stond, dat de personen en bezittingen van Holland onschendbaar waren, degenen die dit niet eerbiedigde werd langs diplomatieken weg vervolgd.) Daarop liet hij twee van de nachtwachten roepen, nam hen de revolvers af, die ze bij zich droegen, gaf ze den bolsewieken, doch eischte van hen 'n papier of liever 'n bewijs, dat hij twee revolvers afgegeven had, hetgeen ook gegeven werd. Wat was ik blij toen ze vertrokken waren, 'k was heelemaal van streek, want 'k wist niet wat ze nog meer van plan waren; de meiden stonden doodsbleek in den gang en hadden gedacht, dat ze Kees gevangen kwamen nemen. - Alle wapens werden op de mijn opgeeischt en [9] daarop vertrokken de heeren. Sedert 'n paar maanden was er eene nachtwacht op de mijn, iederen nacht 6 personen, die gevormd was uit de beambten en de directeur in 't geheel dertig personen, die van top tot teen gewapend waren (de wacht duurde van 's avonds 9 tot 's morgens 5 uur). De eerste dagen was de wacht natuurlijk zonder wapens en bracht men maar een flinken knuppel mee; later heeft men eenige geweren teruggegeven op verzoek van de mijnbewoners, daar het noodig was tot zelfverdediging.- Kees had z'n eigen revolver niet afgegeven, hetgeen gewaagd was, hij had n.b. de patronen in z'n zak en de revolver lag tusschen de divan gestoken, doch de bolsewieken vroegen niet verder, toen Kees hun twee wapens gaf.- [10] Al gauw werd de toestand in Rusland en ook in onze omgeving meer en meer gevaarlijker, we leefden dag en nacht in voortdurende angst wat de dag of nacht ons heugen zou. Er werd geroofd en gemoord zonder eind en zonder vervolging om rede er geene politiewacht meer was.- De afgrijselijkste verhalen van moord en doodslag vernam men.- Ook op een der naburige mijnen, 'n half uur van ons vandaan, is rooverij met moord gepleegd, bij toeval bleef de ingenieur met z'n vrouw vrij; ze zijn evenwel daarop in Bachmuth in pension gegaan.Kees had gaarne, dat ik voor de veiligheid met de kinderen ook in Bachmuth ging wonen, maar dat wilde ik niet, daar Kees dan [11] 's avonds in donker naar Bachmuth moest rijden en dat was levensgevaarlijk.Na het bezoek van de bolsewieken zijn we effecten, zilver en dingen van waarde op zolder gaan verstoppen, daar het gerucht ging, dat ze ook dat zouden opeischen, doch toen de papieren van den gezant kwamen, waren we daartegen beveiligd.In het begin van 1918 ontstond er brand in den molen, waarschijnlijk door onvoorzichtigheid van een der werklieden. We dachten, toen de noodfluit ging, dat de mijn door roovers overrompeld was, doch 'k zag al gauw de rook boven uit den molen komen en Kees over de mijn hollen. 't Waren angstige uren, 'k dacht dat er niets van de gebouwen [12] overbleef, vooral daar er zoo weinig water is, (iederen dag wordt er een bepaalde hoeveelheid gebracht van een der omliggende dorpen), doch het station stelde direct 'n paar locomotieven op onze lijn.Na veel inspanning en zelf ook steeds meepompende was Kees het vuur na 'n drie uur meester; Kees kwam doodmoe en onkendbaar [onherkenbaar] thuis, doch moest direct weer weg om maatregelen tegen den nacht te nemen. De schade was, nadat het zich eerst liet aanzien, niet zo bizonder groot; pels en costuum van Kees waren echter geheel bedorven.Omstreeks dien tijd begonnen verschillende buitenlanders erover te denken naar hun vaderland terug te keeren; er werd van Staatswege [13] op bepaalden tijd treinen gegeven en al heel gauw vertrok, met medewerking van een Commissie, iedere week 'n trein met bewaking van Charkow naar Petrograd, waar vele Belgen en Franschen mee mede gingen en dan verder de gewone route namen over Finland en Zweden.Ook op onze naburige mijnen waren 'n paar families, die aanstalten maakten voorgoed Rusland te verlaten en zoodra ze hunne zaken geregeld hadden, zouden vertrekken. Een der Hollandsche families zou ook van plan [zijn] met Februari naar Holland te gaan en bood aan mij en de kinderen mee te nemen, daar de toestand steeds gevaarlijker werd en men iederen dag alles verwachten kon.[14] Ik dacht er in het begin niet over Kees alleen te laten, doch begon langzamerhand in te zien, dat langer blijven onverantwoordelijk zou zijn, vooral daar dit de laatste gelegenheid zou zijn, dat we veilig uit Rusland zouden kunnen, nadien zou de reis voor dames met kinderen ondoenlijk geweest zijn.- Eerst was er nog sprake, dat Kees misschien mee zou gaan, het gerucht ging, dat de mijnen Staatseigendom zouden
2
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
worden en dan was Kees' werk afgeloopen, doch toen de Duitschers meer veld wonnen, ging de nationalisatie niet door, en Kees was, wilde hij op z'n post blijven, 'n post, die met den dag zwaarder en gevaarlijker werk en tevens grooter verantwoording eischte, genoodzaakt mij [15] met de kinders alleen te laten gaan. Nog een Hollandsche familie sloot zich bij ons aan en eerdat meubels verkocht waren en zaken geregeld werd het Maart.- Ondertusschen had 'n Hollandsche kennis, de heer Uchtmann in Charkow, alles in het werk gesteld 'n wagon met soldaten bewaking voor ons buitenlanders te krijgen van de Russische regering gaande van Charkow naar Petersburg, wij waren n.l. de laatsten buitenlanders uit het Zuiden, die vertrokken, verschillende wagons waren al gegaan, door allerlei oorzaak was ons vertrek verlaat, zoodat het toen heel wat voeten in de aarde had eerdat voor (23 personen met kinderen inbegrepen) eene heele wagon gegeven werd. We zullen ons heele [16] leven den heer Uchtmann dankbaar blijven, want hij heeft het bovenmenschelijke voor ons gedaan. Er werd toegestaan, doch uitsluitend voor neutrale en bevriende mogendheden van Rusland (Russen zelf niet) eene wagon tweede klasse, die op bepaalden datum vertrekken zou van Charkow, eene heele gebeurtenis, want eerste en tweede klasse waren allang door de bolsewieken uitgeschakeld.De dag van vertrek werd bepaald op 11 Maart; 't was verbazend koud; 's morgens om tien uur vertrokken we met de rijtuigen van onze mijn naar Bachmuth, we moesten daar om elf uur zijn, daar onze wagon, die aan zou sluiten op den trein van Charkow naar Petrograd, om twaalf uur zou vertrekken en aangehaakt [17] worden aan een soldatentrein. 'n Paar weken tevoren hadden Kees en ik al 'n groot deel van ons huisraad en kleeren verkocht; we hadden van alles ook veel in voorraad, daar we verscheidene dingen van Nel hadden overgenomen, toen nog niet vermoedende, dat we op die manier zoo gauw Stoupky zouden moeten verlaten.- Hoe los ik den laatsten tijd van Stoupky was geworden, toch vond ik het ellendig op die manier weg te moeten, Kees geheel alleen achter te laten in moeite en gevaren. Bij m'n vertrek ondervond ik nog veel sympathie van verschillende personen en enkele getrouwen betuigden ook hun leedwezen, dat we op zulk 'n manier gedwongen waren te vluchten. 't Ging me aan m'n hart m'n [18] meiden ook op die manier hun ontslag te geven en 'k zal m'n heele leven denken met liefde aan m'n drie Russische meisjes Asja, Nastia en Noesja; Nastia was 'n meisje zooals ik nog nooit ontmoet heb en wellicht niet meer ontmoeten zal, trouw in alles.We namen zoo weinig mogelijk bagage mee natuurlijk, voor ruim drie weken, ook proviand, bestaande uit brood, eieren, vleesch, gebak en gedroogd brood, dit laatste kan men maanden bewaren.- Om elf uur kwamen we aan het station te Bachmuth, waar de Franschen ook aanwezig waren, allen met het bewustzijn, dat we eene reis zouden doen, die moeilijk en gevaarlijk zou zijn.- Kees bracht ons natuurlijk weg en bleef ook [19] tot we goed en wel in den wagon waren, dat geen tweede klas was, zooals beloofd werd, maar een teploeska (d.i. nog minder dan een Russische vierde klas wagon), 'n beestenwagen, waar men voor ons planken in de rondte had gelegd om te slapen en te zitten, 'n kachel in het midden en met 'n soldaat tot bewaking. Enfin, we moesten al blij zijn, dat de regeering ons zóó hielp en we bewaking hadden.- In plaats van twaalf uur, vertrokken we 's avonds vijf uur. 't Was voor Kees hard alleen achter te moeten blijven en in ons bijna leege huis terug te moeten keeren. Asja was ook meegegaan tot Bachmuth en had de zorg voor Mia, die op 'n draagkussen lag en gewikkeld in 'n dikken deken.- 'n Paar uur voor ons vertrek [20] wilden 'n paar volgelingen van "de roode garde" n.b. 'n paar van onze vroegere werklui, beslag leggen op onze proviand. Kees moest nog naar den commandant om onze papieren te toonen, om te verhinderen, dat die ellendelingen ons ons brood niet afnamen.Eindelijk vertrokken we, (in Rusland heeft men altijd den tijd) we gingen in 'n sukkeldrafje, daar we aan 'n goederenwagen gehaakt werden en kwam ± zeven uur in Liman aan, waar we tot onze verbazing bleven staan, werden afgehaakt en vernamen, dat we den volgenden ochtend met 'n anderen trein naar Charkow zouden gaan. Om de beurt gingen we in troepjes maar eens naar het station om te zien of er thee was of [21] iets anders te krijgen.- Vuil, dat die wachtkamer en dat buffet was, neen, wij Hollanders weten niet wat vuil is vóór we in Rusland zijn geweest, 't is onbeschrijfelijk en niet in te denken! Enfin, 'k was blij, wat warms te krijgen en 't was thee - met suiker, eene groote weelde in dien tijd in Rusland.-
3
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Over "gelegenheden", toch voor ieder mensch noodzakelijk, durf ik niet te schrijven, die waren de geheele reis (behalve hôtels) ondenkbaar primitief en ondenkbaar vuil, ik vermoedde niet, dat zoo iets onder menschen kòn bestaan, 't was ontzettend.'t Was 'n nacht om nooit te vergeten, erg koud, 't tochtte aan alle kanten en we moesten om te slapen leggen op de planken, gewikkeld in onze pelzen. We deden ons eerst te goed [22] aan onze proviand, deden water, hetgeen de soldaat, die voor bewaking aangegeven was, voor ons haalde, in onze ketels en gingen thee zetten.Voor mij was 't niet makkelijk, 'k moest 't kleintje vasthouden, Ina kroop tegen me aan (ze was bang voor de vreemde menschen) en tevens boterhammen maken, enfin, 't moest dus 't ging. Na veel moeite had ik Mia te slapen gelegd op de tweede verdieping, iedereen had zich al te rusten gelegd, ook de wacht "snorkte" al flink. 'k Wou Ina op een plaid leggen, maar daar was geen denken aan, ze begon hevig te schreien en wou bij Papa in haar eigen bedje; er stond niets anders op dan haar naar beneden te halen, 'k ging op een bank bij de kachel zitten met Ina op m'n [23] schoot, die weldra insliep en zoo bracht ik de nacht door, ieder kwartier op m'n horloge ziende, of het nog geen dag werd, wat was ik blij, toen 't zes uur was en ieder overeind kwam. Natuurlijk bleven we ongewasschen, want in welken beestenwagen is eene waschgelegenheid?- Om zeven uur werd onze wagon aan 'n goederentrein aangehaakt en gingen we verder, tenminste de meeste wagens, waren voor goederen bestemd, 'n paar personenwagens maakten de rest uit.Bij ieder station trachtten de passagiers, meest vuile Russen met onnoemlijk veel bagage, in onzen wagon te dringen, doch onze dappere "bolsewiek" weerde ze af met de woorden "Afgekeurde wagen, familie wagon".- De man was [24] werkelijk zeer geschikt, doch geen wonder, hij wist, dat hij eene flinke fooi zou ontvangen te Charkow en we voedden hem flink; van gebak enz. kreeg hij ook ruim z'n deel.- We trachtten den dag zoo goed mogelijk door te komen, veel werd er gepraat over de reis, die we ondernomen hadden, enfin, ik had de handen vol om de kinderen stil te houden.'s Middags om vier uur kwamen we te Charkow aan, opgewacht door den heer Uchtmann, bij wien ik zou logeeren, de overigen gingen in 'n hôtel. Voordat ik in 'n rijtuig was duurde nog 'n kwartier, daar ik eerst moest zien of m'n bagage wel voltallig was; een van de gevaar[lijk]ste dingen van de reis voor mij was het dragen van Mia; 'k had [25] natuurlijk eene pels aan, Mia lag op een draagkussen, waarin 'n flink pakket effecten waren verstopt, bovendien was Mia èn draagkussen gewikkeld in 'n dikken deken.- 'k Heb zoo verscheidene malen 'n half uur à drie kwartier moeten staan en 'k bezweek al haast na tien minuten, maar ik dacht, het moet, dus 't ging.Om vijf uur kwam ik met de kinderen bij Mevrouw Uchtmann aan (ik betaalde voor 'n rijtuig daarheen 10 R u.b.) moe en vuil met huilende kinderen. 'k Ben daar allerliefst ontvangen, men deed al het mogelijke om me 'n paar rustige dagen te bezorgen en ik denk steeds met dankbaarheid aan die familie.Donderdagmiddag om vier uur zouden we vertrekken, niettegenstaande [26] alle op papier in orde was, dat we eene wagon tweede klasse van Charkow naar Petersburg krijgen zouden met soldatenbewaking, toch had de heer Uchtmann nog handen vol werk die twee dagen, dat de beloofde wagon werkelijk klaar zou zijn, op den beloofden dag.- Als men in Rusland maar volhoudt, tot vervelens toe de menschen lastig valt, bij z'n stuk blijft en fooien geeft, krijgt men alles gedaan.- Om vier uur waren we allen aan het station, maar och, lieve deugd, van vertrek nog geen sprake. Er was nog geen trein te zien nog minder van onzen wagon en men wist niet eens aan welken trein die aangehaakt zou worden. De heeren liepen dan hier, dan daar; men deed nog moeite aan 'n [27] Franschen soldatentrein gehaakt te worden, doch daar zag men weer van af, want er werd beweerd, dat de Duitschers in Petersburg waren, dat weldra 'n heel onjuist bericht bleek te zijn. Wij, dames met de kinderen, stonden, of zaten bij beurten op stoelen, want het was ontzettend vol, van vier tot half tien in de wachtkamer, die zoo ontzettend vuil was en waar zulk 'n vieze atmosfeer heerschte, zoodat we ervan walgden; veel tijd hadden we niet ons erover te ergeren, daar de kinderen al gauw lastig werden door de slaap en vooral Ina en Mia, de jongsten van het troepje; 'k was vaak ten einde raad, allebei huilden ze om 't hardst, zoodat ik met Mia maar heen en weer ging loopen en Ina naast me, aan m'n japon zich vast [28] houdende, daar ze van de medereizigers niets wou weten.- 'n Paar kennissen kwamen nog afscheid van ons nemen en 'n ieder beijverde zich om ons te helpen en gaven bovendien nog snoeperijen voor onderweg mee.-
4
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Om ongeveer half tien kwamen de heeren ons vertellen, dat onze beloofde wagon aan een passagierstrein aangehaakt was; 't was een pasgeverfde tweede klas wagen, iedere familie had eene coupé, 't was alleen lastig, dat we geen electrisch licht hadden en kaarsen kregen we heel weinig, zoodat we meestal maar vroeg gingen slapen.- We hadden twee soldaten voor bewaking, ook zeer geschikte kerels, die ons van kokend water voorzagen, wanneer we bij 'n station stil hielden.[29] De trein ging 'n slakkengang, maar enfin we waren al blij, dat we vooruitkwamen. De coupé's waren allesbehalve zindelijk, we vonden er van allerlei ongedierte in.- Onze "prowoduick"[?] was ook zeer geschikt en zorgde voor verwarming. We hadden de wagon geheel gratis, natuurlijk moesten we fooien geven aan de bewaking, dat werd al gauw 'n paar honderd roebels. Onderweg wilde men telkens in onze wagon komen, maar men werd afgewezen door onze dappere wacht. Vaak zeiden ze ook: "een gehuurde wagon met delegaten, die naar Petrograd gaan". We moest[en] dan lachen, verbeeldt u, delegaten, die hun houwen en kinderen meenemen.Zaterdagavond kwamen we in Moskou aan. Vanuit Charkow was al [30] getelephoneerd naar het Nederlandsche gezantschap, of we door konden naar Petersburg en of de Consul wilde zorgen voor eene wacht, daar deze maar tot Moskou meegegeven was.- Zondagmorgen gingen de heeren op stap, de Franschen naar hun Gezantschap en de Hollanders naar het hunne.De Franschen kwamen in den loop van den dag terug met het bericht, dat zij niet door konden naar Petersburg, daar ze hier of daar in handen der Duitschers zouden vallen, ze moesten over Wladiwostok. We hadden onderweg allerlei geruchten gehoord, n.l. dat de Duitschers tusschen Moskou en Petrograd waren en dat ze Petrograd al bezet hadden, enz, enz. De Franschen en Italianen namen afscheid van ons, zouden 's nachts bij [31] den Secretaris van het Consulaat logeeren en informeeren hoe het makkelijkste was de reis te maken.- De bagage der Franschen werd uitgeladen, hetgeen eene groote hoeveelheid was: ze waren acht in getal, de kinderen meegerekend. Tegen den avond kwam de heer Muyzenberg terug, die alles met het Gezantschap in orde gemaakt had o.m. ook eene andere wacht, zoodat onze, "bolsewieken", met flinke fooien in hunne zakken, afscheid namen en drie nieuwe sol- daten meegingen, zeer verheugd, want ze waren nog nooit in Petersburg geweest en vonden het 'n pleizierreisje; ze hebben dan ook al het mogelijke gedaan om ons met alles te helpen.- Zondagavond om tien uur vertrokken we van Moskou en kwam Maandagavond [32] om acht uur in Petersburg aan. Voordat we vertrokken, kwam de Secretaris van het Consulaat nog in den trein en vroeg een en ander over ons wedervaren, hij maakt o.a. de opmerking, dat ik het wel moeilijk zou hebben zonder m'n man met twee zulke kleine kinderen, doch "U zult het later wel interessant vinden zulk 'n reis meegemaakt te hebben", enfin, ik was het niet met hem eens.Hij vertelde ons o.a. dat hij 600 R voor 'n poed meel betaalde ('n poed is 40 pond, 'n Russisch pond slechts 4 ons) en 400 R. voor 'n poed suiker. Tot Moskou zijn ook nog vier Amerikanen meegereisd, die nà Charkow in onzen wagon kwamen en verzochten mee te mogen, indien ze 200 R. aan de wacht mee betaalden [32] Van Moskou tot Petersburg waren we dus maar met elf personen, alléén de Hollanders, zoo iets kan men alleen in Rusland gedaan krijgen, eene gansche wagon voor elf personen!- Aan Kees is in Charkow en Moskou getelegrafeered, dat we allen gezond waren en de reis konden voortzetten.Wat was ik blij, toen we in Petersburg aankwamen, 't was niet makkelijk geweest de kinderen bezig te houden, 'k was dan ook altijd blij, als het avond was en ze sliepen.In optocht gingen we naar hôtel "Angleterre", daar de huurkoetsiers niet anders wilden rijden dan dat de drie rijtuigen achter elkaar gingen en de bagage tusschen in; er werd n.l. veel geroofd en gemoord 's avonds [34] Om half tien kwamen we in het hôtel aan, de kinderen huilende, vies en vuil als we waren, moe en verreisd.- 'k Nam 'n kamer voor aan de straat, derde verdieping, die 21 R. per dag kostte, de familie M. een van 21 R. en fam. Bruinse van 18 R, de laatste kamer was aan den achterkant gelegen.- Ik bracht de kinderen maar ongewasschen naar bed, want 't was al tien uur geworden voordat ik alles voor de nacht in gereedheid had gebracht en de meiskes schreiden maar door.- Wat was ik zelf blij, na alles beredderd te hebben weer in 'n zindelijk bed te liggen, 'k was doodmoe!Den volgenden dag ging de heer M. alles in orde maken voor onze reis door Finland en Zweden, doch [35] voordat alles klaar was, paspoorten, geld gewisseld enz. verliep er ruim eene week.- Het eten in het hôtel was treurig en schandelijk duur. 's Morgens en 's avonds aten we van onzen voorraad, doch we durfden die niet
5
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
erg aanspreken, daar we heelemaal niet wisten hoelang de reis zou duren, we hoorden allerlei berichten in Petersburg.- Bovendien ging na 'n paar dagen ons brood schimmelen, dat was eene schrik, want we kregen in het hôtel geen brood, later hebben we gereclameerd en kreeg ik met de kinderen samen 300 gram per dag, het was genoeg voor éénen maaltijd, doch ik moest het verdeelen over twee; het brood was zwart en er waren stukken stroo in gemalen, het kostte heel was moeite voordat Ina het ging eten. Het [36] kleintje voedde ik zelf.- Daar we bang waren, dat ons brood verder zou beschimmelen, sneden we het aan stukjes en gaven het in de keuken om te drogen, in 't Russisch "soegarkie" genaamd, zeer practisch, daar men het in den oven droogt en het daardoor maanden bewaren kan; ik had nog drie trommels daarvan bij me voor het laatste deel der reis. Hélaas verliest het brood veel in gewicht door het drogen, bovendien had men in de keuken ervan gegeten, de arme stakkers leden daar honger.- Eens per dag nam ik warm eten, want 't was ontzettend duur, de twee andere maaltijden aten we van onzen voorraad, doch deden daar zuinig mee, wie wist hoe lang onze reis zou duren?- 'k Nam [37] dan 'n paar eieren voor Ina en mij, die eerst 'n Roebel, later twee Roebels per stuk kostten.- Melk was 'n Roebel per glas, doch smaakte niet zuiver en was bovendien slecht, zoodat ik die niet meer bestelde.- 'n Stukje taai vleesch, (de grootte van 'n kalfsoester) met twee à drie lepels rijst kostte tien R. 'n bordje slappe soep acht R.- 'n stukje visch, niet half genoeg voor één persoon, met wat saus tien R. 'n Pudding, zoo groot van 'n Moskoovisch gebakje, 6 R.- Wanneer ik met Ina genoeg wilde eten, dan moest ik voor 40 à 50 R per middagmaal bestellen, doch, ofschoon ik voldoende geld bij me had, veroorloofde ik me zulke uitgaven niet, want we wisten immers niet hoelang de reis duren zou, nu we eenmaal in Petersburg waren, begonnen [38] we steeds meer moeilijkheden te zien.- 'k Bestelde meestal voor ±30 R. een enkele maal voor 40 à 50 R.- De twee andere families hadden dit voor, dat ze, wanneer ze wilden, in 'n ander restaurant konden eten, die vaak goedkooper waren, maar ik kon nooit weg met 't oog op kleintje.- 'k Had 9000 R. meegenomen in contanten en 2500 R. in wissel, doch de laatste kon ik niet innen te Petersburg, waar zij ingeschreven stond, daar de banken dien tijd, dat wij er waren, gesloten waren, de bolsewieken hadden beslag erop gelegd.- De bediening in het hôtel was tamelijk, ze bestond uit Duitschers en Letten, doch in tijd van vrede zou men recht tot veel aanmerkingen gehad hebben.- Ronduit gezegd hebben we steeds honger geleden die [39] drie weken, dat we in Petersburg waren, ik watertandde vaak, als ik dacht aan 9 poed meel,. die we in Stoupky in de "kladofke"(provisiekast) hadden, waarvan Asja zulk heerlijk busbrood bakken kon, wit, bruin en rogge en die ik in m'n verbeelding kant en klaar op ons buffet zag liggen.- Ina kreeg haar maagje gelukkig vol en deed zich steeds te goed aan eieren.Toen we eenige dagen in Petersburg waren, hoorden we, dat we de gewone route over Finland en Zweden niet meer konden nemen, daar die gesloten was.Na 'n paar dagen hoorden we, dat er nog een anderen weg open was en wel per trein naar Abod[?] en vandaar per slee ('n rit van vier dagen) naar Alandsche eilanden, verder Stockholm en vandaar [40] moesten we zien toestemming te krijgen door Duitschland te mogen reizen, 't zou 'n heel moeilijke en koude reis zijn, vooral met het oog op de kinderen, doch in alle opzichten werd het tijd, dat we zoo gauw mogelijk weggingen, daar iederen dag de toestand in Petersburg verergeren kon en bovendien verteerden we veel geld en leden honger bovendien.De heer Muyzenberg maakte dus alles voor die reis in orde, passen, geld, wisselen, plaats bespreken voor den trein enz. Toen, na anderhalve week, alles in orde was en de heeren plaatskaarten kwamen nemen voor den volgenden dag, hoorden ze tot hunne verbazing, dat ook die weg 'n dag tevoren gesloten was en er voorloopig, tot nader bepaalden datum [41] geene passagiers meer doorgelaten werden.- Daar zaten we dus, als de dooi inviel, wat iederen dag mogelijk was, konden we heelemaal niet meer weg en van teruggaan was geen sprake. We zaten dan ook terdege in de put en niet zonder reden, als men met den toestand in Rusland bekend was, zooals wij, dan was het beter te zien, dat men zoo gauw mogelijk uit dat vreeselijke land kwam. Den volgenden dag ging de heer M. maar weèr op informatie uit, misschien was er ergens nog een gaatje open, waar we door konden en ja, na 'n paar dagen vernam hij, dat er een trein met invaliden en Duitsche krijgsgevangenen van Petersburg vertrekken zou, eene Zweedsche commissie maakte [42] daar alles voor in orde, later zou er eene Duitsche commissie komen die de regeling van de volgende transporten in handen zou nemen.- Eerst werd het ons botweg geweigerd, er waren zooveel Hollanders en buitenlanders, die op vertrek wachtten; later zouden er treinen gaan om ook hen naar de plaats van
6
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
bestemming te brengen, wij moesten dus ook maar wachten. De heer M. kwam natuurlijk niet erg opgewekt thuis en we gingen weer aan het beraadslagen en elkaar moed inspreken. De heer M. vond mij meestal veel te optimistisch!- Na eenige dagen ging de heer M. weêr op stap en riep tevens de hulp van den gezant in, die raadde nog eens te probeeren of we niet met den bewusten trein [43] mee mochten, het Gezantschap zou ook er alles voor in het werk stellen.Na veel aandringen werd eindelijk de toestemming gegeven, dat we met het transport mee mochten, dat tot Pskow zou gaan, en vandaar moesten we aan de Duitsche overheid vragen verder te gaan. Maandagavond acht April om zeven uur moesten we aan het station zijn, wat waren we blij, dat we na drie weken wachten eindelijk verder konden. 't Was zoo moeilijk geweest de kinderen drie weken bezig te houden zonder speelgoed en voortdurend op de kamer of in den gang moeten blijvende.'s Avonds om zes uur vertrokken we van het hôtel zooals we gekomen waren met vier rijtuigen achter elkaâr; 't was nog ontzettend koud. [44] Toen we aan het station kwaamen, was er nog geene kwestie van vertrekken; enkele heel zwaar gewonden waren er ook. Voordat alles geregeld was, hetgeen erg lastig ging, want de Duitschers moesten met de Russen samenwerken, de eersten precies, de laatsten altijd te laat, zouden we pas om tien uur 's avonds vertrekken, daar er van de Russische kant niets in orde was. Te Pskow ging het transport geheel over in Duitsche handen en zou de Russische trein terugkeeren. Ons, Hollanders, was een tweede klasse wagon beloofd, doch die was nergens te vinden, zoodat we in 'n vierden terecht kwamen.- Mia was al in slaap gevallen en Ina was doodmoe.- 'k Had nog nooit 'n vierde klas wagon gezien, de Rus[45] sische vierde klas zijn veel makkelijker dan de Duitsche, men kan daar tenminste liggen. Eén wagon is verdeeld in vijf vakken, met boven en beneden verdieping, gescheiden met schotten, doch niet hoog genoeg, dat men elkaar niet zien kan. De afdeelingen zijn zoo breed, dat men met drie personen liggen kan naast elkaar en de beenen goed kan uitstrekken. De onderste verdieping had de familie M. genomen, ik nam de bovenste, de kinderen zaten daar nog veiliger, ik moest naar boven klimmen, waarvoor twee ijzeren treden waren aangebracht, zooals in 'n hooiberg, enfin ik wipte er spoedig op en af als 'n eerste klimster. Vuil dat die wagons waren, ondenkbaar! We zagen er in 'n oogenblik uit als [46] kolendragers en de moed was me heusch in de schoenen gezonken bij de gedachte, dat we daar 'n paar dagen in zouden zitten in die stinkende atmosfeer met allerlei soort vuile menschen.- De eerste nacht was verschrikkelijk, toen hadden we de afdeelingen nog niet goed verdeeld en zat (want van liggen was geen sprake) naast me 'n vrouw met klein kind en 'n jongen, vuil dat ze waren en 'n lucht hadden ze bij zich ontzettend! Voor Mia was 'n plaatsje om te liggen; Ina lag tegen me aan en ik moest den heelen nacht opzitten, de andere volwassenen ook. Den volgenden dag was alles geregeld en hadden we ieder onze eigen afdeeling. Over de W.C. zal ik niet schrijven, ik had niet gedacht, dat er [47] zoo iets bestond. Het huilen stond me nader dan het lachten in zulk eene omgeving. Ons transport werd gevoed, dat heusch een uitkomst was, want onze voorraad was al duchtig aan het verminderen; we kregen 's morgens en 's avonds 'n soort koek, zoo iets als veekoek in Holland, 't was ontzettend hard en we moesten het op het hout van de wagon stuk slaan en dan weeken in thee, anders hadden we kans, dat we onze tanden braken. Om twaalf uur kregen we vischsoep, die niet te eten was, doch we kregen zooveel van die koek, dat we den heelen dag voldoende eraan hadden. Soep en thee werd gegeven uit groote zinken emmers en geschept in geëmailleerde schalen waar we uit aten. Van [48] wasschen was geene sprake, ééns per dag werden 'n paar emmers water (heet) gehaald, we konden dan onze eigene thee zetten en namen dan 'n beetje in een bakje om handen te wasschen, want iedereen vloog erop aan, doch 't was maar voor 5 min., want was ik maar even beneden geweest dan waren m'n handen weer pikzwart. Enfin, 'k hield m'n afdeeling zoo netjes mogelijk; we sliepen natuurlijk geheel gekleed, de kinderen ook, 't zou voor hen te koud en te vies geweest zijn in hun nachtjaponnetjes.'s Morgens om zes uur begonnen de meeste menschen al wakker te worden, ellendig genoeg want de dagen duurden tóch al lang.- Wat zagen die arme kinderen er vies uit!Woensdagavond 10 april kwamen [49] we 's avonds om half tien in Pskow aan; we waren toen in het veroverde Polen-gebied, dat in het begin van den oorlog in Duitsche handen viel.
7
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Allen moesten uitstappen doch daarvóór werd eerst heel goede soep uitgedeel[d], zoodat we de conclusie trokken dat het eten beter was in Duitschland dan in Rusland. We werden met muziek ontvangen en het stationsgebouw was met groen en vlaggen versierd boven het stationsgebouw stond in groote letters "Hartelijk welkom".- 't Was heusch 'n aardig binnenkomen in hun Vaderland voor de Duitschers, die vier jaar in gevangenschap waren geweest; er ging dan ook een hoerah! op van belang.Wij, Hollanders, waren niet in zoo'n opgewekte stemming, daar men ons [50] geen zekerheid gaf, dat we direct naar Duitschland en vandaar naar Holland mochten, bovendien voelden we ons onbehagelijk en moe.- In 'n wachtkamer werden we niet gelaten, men was bang voor besmetting en bovendien er was geen plaats voor duizend man. Ik liep met Mia te sjouwen of ging eens op de bagage zitten, de kinderen begonnen al gauw te huilen van vermoeidheid en verlangden naar hun bedjes, doch van 'n trein nog geene sprake.- We hebben daar op het perron moeten wachten van half tien tot 's nachts één uur in 'n felle koude, zoodat de kinderen 'n ferme verkoudheid opliepen. We werden allen in groepen verdeeld, Polen, Oostenrijkers en Duitschers en wij, en genoteerd, waarheen we wilden [51] gaan, d.w.z. naar welk land en in den trein ook apart ingedeeld; wij kwamen bij de groep Duitschers, die richting Berlijn wilden.- Om één uur zette de trein zich in beweging en vernamen we dat we naar Dwinsk gingen; 't was 'n uitkomst, want heusch ik kòn niet meer, Mia sliep in m'n armen en Ina had 'n poosje op de bagage geslapen; 'k was erg ongerust over de gezondheid van de kinderen.- We kwamen in 'n ijskoude wagon, zoodat er geen sprake was van slapen; gelukkig troffen we ook wat beter publiek onder onze passagiers en de heeren staken gauw de handen uit de mouwen om de twee kachels aan te maken, die er stonden, zoodat om half 3 al warmte te voelen was en wij volwassenen toen ook gingen slapen, zoo [52] vuil als we waren, want er was natuurlijk geen sprake geweest van wasschen, zelfs drinkwater was er niet; we waren ook weer in vierde klas wagons.- De landstreek, die we door stoomden was wel aardig, veel bosch en heuvels, men kon ook nog duidelijk de sporen van de verwoesting tijdens den oorlog aldaar zien, ofschoon de Duitschers die vier jaren niet stil hadden gezeten en hoewel dit gebied nog pas veroverd was, hadden ze al veel hersteld en in orde gemaakt.- Tot onze schrik hoorden we nù, dat er eene "quarantaine" bestond, er werd géén enkele persoon doorgelaten, die niet eerst 23 dagen in "quarantaine" had meegemaakt, wij vleiden ons met de hoop, dat we daarvan vrijkwamen [53] daar we niet in Duitschland behoefden te vertoeven, doch alleen doortocht vroegen; ieder van onze mede passagiers had wat erover te vertellen, de een had dit gehoord, de ander dat, men beweerde, dat, als men geene besmettelijke ziekte onder de leden had, men met 5 à 10 dagen vrij was, sommigen zeiden, dat wij, neutralen, direct door konden, hélaas bleek later van al die verhalen niets waar te zijn, doch het hield er den moed bij ons in, 't was maar goed, dat we alles niet vooruit wisten en we begonnen bij den dag te leven.Vreemd, maar 't is nu ik alles neerschrijf en alles nog precies door m'n gedachten laat gaan, net of ik het ergste ben vergeten en de kleinigheden me niet zoo goed herinner en juist dìe waren [54] het vaak alsof ze onoverkomelijk schenen.- We zagen natuurlijk de dagen zoo goed mogelijk door te komen en maakten kennis met onze mede passagiers, die ons verhalen deden van hun gevangenschap, afschuwelijk in één woord.- Bij het uitbreken van den oorlog waren ze van Petersburg naar Siberië gevoerd, gedeeltelijk te voet door de felste koude, met kettingen aan elkaar gebonden en op rustplaatsen in 'n vunzig hok geduwd, opgehoopt, b.v. 30 à 40 man in 'n kleine kamer, waar alle vuilheid 3 à 4 dagen bleef liggen, zoodat er natuurlijk ontzettend veel stierven.- - Het eten dat we kregen was veel beter dan in den Russischen trein, 's morgens koffie, natuurlijk geene [55] mokka, maar namaak, doch 't was iets warms en uiterst zindelijk, een groot verschil, daarbij bruin brood van goede kwaliteit en daar ik voor de kinderen ook kreeg, had ik ruim voldoende, was men zonder kinderen dan was de hoeveelheid wel wat weinig.- Verder om twaalf uur soep met macaroni of iets dergelijks, natuurlijk zonder vleesch.- Voor ons zelf thee zetten ging niet meer, daar er niet, zooals in Rusland overal kokend water op de stations te krijgen was, wèl kregen we af en toe water in een paar emmers om ons te wasschen, maar 't was erg primitief, schoon werd men toch niet.Vrijdagmorgen ongeveer 6 uur kwamen we te Dwinsk aan, doch [56] we moesten allen de geheelen dag nog in den stilstaanden trein blijven, niemand mocht eruit; ik ging, als de kinderen sliepen wel eens op het balcon kijken en zag dan vaak wel een of ander nieuwgierige staan, die enkele vragen deed, soms Russen, soms Duitschers, de eersten informeerden natuurlijk hoe de toestand in hun vaderland was.- Tegen den avond moesten we met pak en zak uit den trein en werden naar den overkant
8
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
van de spoorrails gedreven, we kwamen aan eenige groote gebouwen, die nog 'n half uur van de eigenlijke stad lagen, waarin groote zalen waarin vlak naast elkaar, ruw in elkaar getimmerde houten bedden stonden, tamelijk kort aan lengte, ik kon er net in, [57] twee boven elkaâr; in 'n apart gebouw ontzettend koud en tochtig was eene waschgelegenheid voor mannen, in het midden stonden twee reusachtige tonnen, waarin steeds frisch, koud water was daarlangs liepen twee flinke goten voor waschgelegenheid, op zekere uren van den dag konden wij dames en vrouwen zich daar niet vertonen om water te halen daar het manlijk geslacht aldaar bezig was toilet te maken. In 'n ander gebouw was eene waschgelegenheid voor dames en vrouwen, ook intens tochtig vandaar kwam men in eene andere gelegenheid, hoe die eruit zag, kan ik niet neerschrijven, maar mevrouw M. en ik die samen eens poolshoogte gingen nemen, schrokken vreeselijk [58] en schoten tevens in 'n vreeselijke lachbui, 't was heusch al te mal.Wij, Hollanders, werden in zooverre met onderscheiding behandeld, dat we eene aparte kamer kregen, wat heusch eene uitkomst was, want in de andere zalen was alles door elkaar, dames en heeren en de vuilste menschen, de joden uit Polen zijn de vuilste menschen van allen.- Beneden was een groote zaal, waar de Oostenrijkers waren, boven was eene aparte zaal voor Duitschers en Polen, mannen en vrouwen van alles door elkaar, zoodat men, zooals in den trein weer gekleed en wel moest gaan slapen.- Vele van onze reisgenooten, die gehoord hadden, dat wij Hollanders, eene aparte kamer hadden, kwamen eens zien naar zulk [p59] eene weelde en vertelden ons van de vuile lucht, die in de zalen was, en als men er in keek, had men er al genoeg van.- Nu moet men niet denken, dat wij zoo iets van eene salon hadden, als ik zoo eens rond zag dan deden venster en vloer me denken aan hout- en kolenschuur in IJselstein.- Er stonden ook zes ruw in elkaâr getimmerde houten bedden, twee boven elkaâr, daarop eene stroomatras; verder twee ruwe banken en vieze, oude tafel, vieze vensters, alles vol met spinnewebben, één venster sloot niet, en een vuile houten vloer. Verder had ieder 'n paar groote en kleine geëmailleerde kommen voor te wasschen en om soep uit te eten.- Het eten bestond weer, als in den Duitschen trein uit brood [60] met marmelade (het laatste uit bieten gemaakt), hetgeen heel goed smaakte en om twaalf uur soep, tweemaal per dag koffie, die van gerst gemaakt was.- Bijna den heelen dag konden we kokend water krijgen; buiten stond op een wagentje een heel groote ketel, waaronder gestookt werd, zoo iets werd in het leger gebruikt om soep te koken en was voldoende voor 600 man.-Het geheele "lager" was afgezet met, twee manshoog, prikkeldraad bovendien stonden nog overal wachten, voor ons venster liep dag en nacht een gewapende soldaat heen en weêr.- Ik sliep met de kinderen in één bed, we konden juist liggen. We moesten zelf de kamer schoonhouden.- Levensmiddelen [61] werden ons gebracht. Typisch was het, dat we geen woord over ons blijven of heengaan konden vernemen van een der wachten, hoog noch laag; zwijgen kunnen die Duitschers werkelijk als "Moffen"!- Na 'n paar dagen vernam de heer M., die als Courier reisde (de effecten, die ik bij me had, waren gelukkig in het Courierspak gedaan te Petersburg, dat was eene heele zorg minder) - dat hij waarschijnlijk direct door mocht, hij had al gevraagd, of wij drie Hollandsche families, door mochten reizen zonder "quarantaine", maar dat werd geweigerd, niemand ontkwam daaraan. De heer M. meldde zich aan bij den Generaal, die juist in het "Lager" was en kreeg toestemming direct te vertrekken naar Berlijn.[62] Hij deed nog moeite om mij en de kinderen mee te krijgen, daar ik onder zijne speciale hoede reisde doch tevergeefsch.- Op Maandag omstreeks twee uur vertrok hij met vrouw en kinderen.- Het was voor mij in alle opzichten ellendig nu alleen achter te blijven met de andere Hollandsche familie, enfin het kòn niet anders, dus ik moest er me in schikken.- Bijna iederen middag om vier uur was er muziek op 't plein, waar eenigen banken stonden, doch het pleizier voor mij er heen te gaan, was al evenmin groot dan om in die vieze kamer te blijven, voortdurend met Mia op den arm te loopen en Ina aan de hand, die anders dreigde te vallen op de ongelijke steenen.- Telkens vraag[63] den we, wanneer we naar het eigenlijke "quarantaine-kamp" zouden gaan, doch 't antwoord luidde steeds "Uwe beurt komt ook wel!" Nu eindelijk kwam onze beurt, nadat Polen en Oostenrijkers al naar andere kampen gestuurd waren en wel Donderdagmorgen 18 April om tien uur; op dat uur moesten we met onze bagage op het plein staan;Daar ik had gehoord, dat het station een half uur van het "Lager" loopen was, had ik gevraagd om op eigen kosten een rijtuig te mogen hebben, men zeide mij, als er toevallig een langs kwam, dan zou men 't aanhouden doch er expres voor naar de stad gaan om het te bestellen, ging niet. De bagage ging met reusachtige auto's.- Nu een rijtuig was er niet, zoodat [64]
9
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
ik ook met de troep mee moest, hoe ik Mia 'n half uur lang gesjouwd heb, weet ik niet en toch was het niet zoo zwaar als men wachten op de stations, daar ik nu wist, dat na 'n half uur 't voorbij was.- Toen we op het station kwamen, was er nog geen trein te zien van 'n wachtkamer evenmin; we moesten onze eigen bagage afladen en aangeven wat in de coupé!!!! en wat in de goederenwagen moest. We gingen maar weer op onze bagage zitten of liepen heen en weer, Ina ging in 't zand spelen en was in minder dan geen tijd pikzwart, enfin 'k was al blij dat ze zoet was, nu wij zelf waren ook dadelijk weer vuil, daar het erg stoffig was en het vreeselijk waaide. We hebben daar gezeten tot 's middags [65] drie uur, natuurlijk op 't laatst doodop en vuil met dood moede en huilende kinderen.- In 'n huisje vlak bij kreeg ik nog wat koffie, we kregen die uren eten noch drinken.- Eindelijk kwam de trein binnen, die ons transport meenemen zou, ongeveer nog 600 man.- Er waren alleen vierde klas wagons (in Duitschland zijn die juist als onze veewagens zonder zitplaatsen, dus niet zooals de Russische) men wilde ons daarin plaatsen, we zouden dus ruin 'n dag op onze bagage moeten zitten.- De schrik sloeg me om 't hart, toen ik aan de kinderen dacht, hoe zou ik de kinderen te slapen kunnen leggen.- Gelukkig begonnen enkele Duitsche dames hevig te schelden en beweerden, dat ze nooit in [66] zulk eene wagon zouden gaan, men moest tenminste derde klas hebben, die daarop mopperend op last van den commandant aangehaakt werd.- Wij Hollanders bleven bij elkaar staan en kwamen in één coupé terecht, waar eene ruit van stuk was, 'k vroeg om 'n andere met 't oog op baby, maar 't antwoord was, gauw instappen of heelemaal niet.- Met veel overleg was er voor de kinderen plaats om te slapen, baby sliep op m'n reismand, en wij drie volwassenen zaten den heelen nacht in 't pikdonker, daar er geene verlichting en onze kaarsen gebruikten we alléén als 't hoog noodig was.- We aten dien dag van onzen voorraad, daar we geen eten of drinken kregen en kwamen [67] Vrijdagavond om half zeven te "Wielkowieskie" aan. We waren juist aan 't eten gegaan, want niemand wist hoe laat we zouden aankomen, dus hadden alles overhoop gehaald, toen 't portier op[en]ging en de conducteur riep: "Binnen tien minuten allen uitstappen!" Nu, ik dacht, man loop naar de maan, is dat nu 'n manier van doen, in tien minuten! Enfin, 'k ging aan 't redderen, maar was natuurlijk niet klaar, het geheele transport was al uit den trein, zoodat de conducteur weêr kwam en brommende zei "Gauw mevrouw, de trein gaat direct terug". Nu, ik dacht hij neemt me toch niet mee, dus nam 't voor nota aan en ging rustig m'n gang, 't was toch 'n toer, want Mia kon ieder moment van de bank [68] vallen.- Enfin, we stonden dan allen op 't perron, maar van afhalen geene sprake, niemand wist hoe of wat, zooals altijd, wachten, wachten en nog eens wachten! De een beweerde, we moesten nog met een anderen trein mee, daar 't Lager 'n uur sporen verder lag, de ander zeide, de bagage ging met 'n trein en wij te voet. Ik zuchtte al en dacht alweêr 'n half uur sjouwen met Mia!- We gingen voorloopig maar op onze bagage zitten en zagen om negen uur eindelijk vier à vijf wagens aankomen, die over rails gingen voor de bagage, wij dames en vrouwen konden er bovenop gaan met de kinderen, 't was lastig - tusschen de bagage, maar beter dan loopen, 't was 'n half uur rijden!- In de verte zagen we groote steenen gebouwen, [69] electrisch verlicht, zoodat ik al droomde van 'n heerlijk, frisch bed en 'n kop warme thee of koffie. Mia sliep op m'n schoot en Ina zat slaperig, maar zoet naast me, 't moest haar en kleintje stevig vasthouden, anders viel ze eraf.Om half tien kwamen we in 't Lager aan; wij moesten in "Block II" zijn, later begrepen we, dat dat bestemd was voor de "elite" (gelukkig maar, want er waren zulke vuile menschen en kinderen bij, dat ik bang was onze kinderen nog eens een of andere ziekte zouden oploopen), de rest werd verdeeld over de andere huizen, zeven in getal!- Ik kreeg met de familie Bruinse één kamer, we waren met ons zevenen, er stonden vier bedden in, later kregen de Bruinsens nog een bed erbij op hun verzoek. Ik sliep op [70] één bed, 't andere was voor Ina en Mia, de laatste lag op 't draagkussen aan 't voeteneind. 't Waren oude ijzeren ledikanten met 'n stroomatras en een paardedeken, van lakens geen sprake. 'n Gordijn voor de ramen ook niet, zoodat we 'n extra deken vroegen en die 's nachts voor het raam hingen, we spanden 's avonds een laken, zoodat de kamer in twee afdeelingen was.Verder stond er een ruwe tafel èn één stoel; twee banken zonder leuning; iedere familie kreeg twee zinken emmers, één voor vuil en één voor schoon water, een kan voor koffie, twee of drie geëmailleerde bakjes om uit te eten en 'n paar tinnen lepels, 'n grooter bak om zich in te wasschen, verder stond eene heel groote kachel in iedere kamer; [71]
10
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
de vloeren en gang waren van steen, gecement; in ons "Block" waren 20 kamers.- Nu, ik wil wel erkennen dat ik gehuild heb, toen ik alles zag en wist daar drie weken te moeten leven, 't was eene gevangenis! 't Raam was bovendien stuk, 'n ruit was gebroken, zoodat we bibberden van de koû. Mia huilde van honger en slaap, Ina had dorst en er was nergens eene verpleegster of hulp te bekennen, daar de officier of liever commandant, die de kamers aan gewezen had, spoorloos verdwenen was.- Langer treuren ging dus niet, maar weer aanpakken, regelen en me schikken, 'k lag de kinderen te bed en holde 't heele "Lager" af om 'n glas water, 'k vond eindelijk 'n put, zoodat Ina wat te drinken had.- We moesten zoo naar [72] bed gaan van eten of drinken geene sprake. Wat ben ik vaak blij geweest, dat ik Mia zelf voedde, want 't kind was er anders nooit door gekomen.Niemand van de lezers of lezeressen kan beseffen hoe ellendig het is op die manier te moeten gaan slapen, vuil en in zulk eene omgeving en op zoo'n bed!- Den volgenden morgen moesten we proviand halen, we kregen om zes uur koffie (zooveel als we wilden, daar er geen drinkwater was), en moesten dat zelf halen in onze kannen. Ik ging nooit om zes uur koffie halen, doch bewaarde van den vorigen dag. Om twaalf uur moesten we soep halen, die bestond uit 'n hoeveelheid warm water met wat erwten of gort er door van 't laatste heel weinig, als er vleesch in was dan [73] waren er vier à vijf uitgekookte stukjes in 'n halve emmer. Om drie uur brood halen met jam, 't laatste was gemaakt van bieten, doch smaakte heel goed. Ik kreeg genoeg brood, daar ik ook voor de kinderen kreeg, doch volwassen personen zonder heel kleine kinderen hadden te weinig.- 't Was goed bruin brood.- 's Avonds om vijf uur koffie halen.- Ik ging steeds met Mia op m'n arm, de zinken emmer aan m'n anderen hand en Ina aan m'n rokken soep halen, men moest soms 'n half uur wachten, daar het heele transport (1000 man groot, de laatste weken 1600 man) van ééne keuken kreeg, evenzoo ging het met brood en koffie halen.Ieder "Block" had een "ordonnance", die op alles letten moest en tot wien we ons voor [74] boodschappen en kleinigheden wenden konden.- Wanneer we proviand moesten halen, schreeuwde onze dappere landverdediger door den gang: "Proviand halen", en stormden we allen met emmer of bakje voorzien naar "Block VI" waar een der keukens was: Ina vond het steeds 'n heel feest, ze vroeg 's morgens al: "Mama, wanneer gaan we soep en brood en koffie halen en jam?"- 't Was voor mij heusch geen pretje, maar 'n heel gesjouw!Den volgenden dag, Zaterdag, moesten we allen binnen tien minuten in een aangewezen zaal zijn om ingeënt te worden, klein en groot. Den daaropvolgenden dag, een bad nemen en onze kleeren, die we uit- en aantrokken gedesinfecteerd. Van de bagage werd geene notitie [75] genomen, het bleek later ook, dat de geheele "quarantaine" politiek was (men was doodsbang voor spionnen) en niet voor ontsmetting.- Het baden was heusch geen pretje, 't was gelukkig dat ik Mia niet mee had genomen, er waren geen zinken baden, maar alléén "douche" en wel twaalf in getal, we stonden op houten latten zoodat we ieder oogenblik dreigden te vallen, want ze waren glibberig, 'n bewijs, dat ze niet goed schoon werden gemaakt, het gebeurde n.l. door Russische krijgsgevangen. Ina huilde dan ook vreeselijk, zoodat ik me ook voornam haar niet meer te baden, we waren er ook vies van, want 't heele "Lager" kwam daar, de vuilste menschen; Polen zijn nog vuiler dan Russen.- Toen we ons gebaad hadden [76] werden we allen opgeschreven, Mia ook, de Duitscher zeide: "Och, 'k zal haar maar noteeren, want allen moeten gebaad". 'k Gaf hem 'n fooi, zoodat de zaak in orde was.- Een der eerste dagen moesten we allen samen komen voor ons "Block", daar zou de Lager Commandant en Opper Commandant de regels voorlezen, waaraan we ons te houden hadden en eene speech afsteken!- Ik zeulde met m'n kinderen er ook heen, want de Ordonnance had geroepen "allen om acht uur aantreden".Er werd ons bevolen, dat we onze kamers schoon moesten houden, iederen dag het vuil water er uit dragen, schoon erin, vloeren vegen. Verder mochten we naar Duitschland schrijven in 't Duitsch, naar geen [77] enkel ander land en in geene andere taal; de "quarantaine" duurde niet minder, doch ook niet meer dan 23 dagen (wij, Hollanders hadden al van den Commandant vernomen, dat er geen pardon voor ons was) en dan kon men gaan waarheen men wilde.Nog meer werd er voorgelezen, doch van minder belang, zoodat ik weer naar m'n kamer ging, al zuchtende, dat ik drie weken, 't scheen me eene eeuwigheid, daar moest blijven.- Maandag moesten we naar
11
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
de Politie om ingeschreven te worden, ik zeulde maar weer met de kinderen, die moesten ook mee in ik durfde ze ook niet zoo lang alleen laten.- Men beloofde ons, Hollanders, dat als onze papieren bewijzen uit Holland, dat we de personen waren, waarvoor we ons [78] uitgaven, vroeger kwam als 23 dagen we dan direct weg mochten, daar we alleen maar doorreis vroegen, later bleek het, dat 't gemeene leugens waren, men heeft de eerste drie weken absoluut geene moeite voor ons gedaan, daar men niet wist wat met ons aan te vangen, we waren n.l. de eerste vreemdelingen, die in "'t Lager" kwamen 'n paar weken na ons kwamen nog Denen, Bulgaren en Turken.De eerste weken waren we erg verlegen met onze wasch, daar er nog niet in voorzien werd, zoodat we zelf onze wasch maar deden, 'k spande een lijntje buiten, waarop ik alles te drogen hing, later ook iederen dag de luiers, daar ik die zelf bleef wasschen. 'n Week later werden er uit het dorp meisjes aangenomen, [79] die voor ons in 't Lager waschten.Verder werd er eene leeszaal ingericht, tooneelzaal, waar ook gespeeld werd, doch ik kon nooit gaan met het oog op de kinderen; er is o.a. een heel mooi concert geweest, naar men zegt, piano en viool, gegeven door twee dames en 'n heer van ons "Lager".- Van buitenaf kwam er natuurlijk niemand in dus uitvoeringen gingen van ons transport uit.- Het geheele "Lager" was in 't vierkant ongeveer twintig minuten groot, was afgezet met prikkeldraad twee rijen, twee mans hoogte, aan de uitgangen stond nog een gewapende soldaat.De eerste weken hadden we koud weêr, zoodat we den dag veel in huis moesten doorbrengen, 'k was dan dubbel blij als 't avond was, want [80] kinderen in zulk eene kamer bezig te houden zonder speelgoed, 't was haast niet te doen.- Mia zat den ganschen dag op 't bed gebonden en Ina hing over 't bed bij haar en speelde met wat rommel, doch sleet voordurend de neusjes van haar laarsjes op die ellendige cemente vloer; gelukkig was er een schoonmaker, doch ze moest dan op haar overschoentjes, die natuurlijk te groot waren, rondscharrelen, daar ik maar één paar schoentjes bij me had.Zooals ik reeds vertelde, bleek de proviand, die men ons verstrekte niet toereikend; de soep werd al slechter en toen na twee weken bij ons transport nog 600 man kwam, was ze heelemaal niet te genieten, [81] we haalden ze, nu ja, men kreeg wat warms, maar voedsel zat er niet in en vaak ging de halve emmer, want men was bij die uitdeeling royaal, naar de Russische krijgsgevangenen, een troepje was daar om het terrein enz. schoon te houden, de gangen te vegen etc.Maar er kwam uitkomst en wel uit 't dorp "Wielkowieskie"; de joden aldaar brachten ons door 't prikkeldraad eieren, boter en brood tegen 'n flinken prijs natuurlijk, maar dat was niets als we 't maar kregen. 't Moest alles stil gebeuren, zoodat de wachten het niet zagen, want 't was streng verboden.- 'n Klein, doch zuiver wit, heerlijk versch broodje kostte 70 kopeken (ongeveer 10 sneden) Ina at het in één maal op; eieren 38 kopeken 't stuk, boter 6 Roebel 't pond en eene taart van Moskovisch gebak 4½ Roebel. Zoolang ik in de "quarantaine" was, gaf ik aan extra voedsel en fooien nog 200 R. uit.- Lang duurde de pret niet, daar de Lager Commandant erachter kwam en het op straffe van 't verdubbelen der "quarantaine" verboden werd, de wachtposten werden tevens verdubbeld en de joden, die gesnapt werden de waren afgenomen.- (Zooals men weet, waren we in het veroverde Duitsche Polen).- Ondertusschen vertrok ons transport, daar de eerste drie weken om waren en die menschen hadden kisten voorraad eieren en boter gemaakt om naar Duitschland en Oostenrijk mee te nemen.- Er werd n.l. per [83] dag zoo ongeveer duizend R. verhandeld en vaak meer.- De rede waarom het koopen verboden was, zat hierin, dat de bewoners van het dorp verplicht waren tegen 'n bepaalden prijs boter en eieren naar Duitschland te verzenden, natuurlijk minder dan ze ons lieten betalen, en de uitvoer op het laatst heelemaal staakte, want 't verdween in onze magen.- Wat nu te doen, 't was heusch eene ernstige questie voor ons, we hadden tot heden ook een paar schepjes suiker per dag gekregen bij 't rantsoen, maar dat hield ook op, toen er een nieuw transport aankwam.- De Ordonnance en enkele Duitsche soldaten wisten raad en ging, terwijl Lager Commandant, Opper Commandant, Politie etc. aan tafel zaten, op 'n hol naar 't dorp of 's avonds laat ('t was maar tien minuten loopen) en sleepten van alles binnen, zelfs ham en worst, sigaretten en gebak. Die lui namen natuurlijk nog 'n flinken winst, doch daar keken we niet naar, als wij 't maar hadden en streken van ons nog flinke fooien op.- 't Waren heusch heel geschikte menschen, maar waren op 't punt van omkooperij als wat Russisch geworden, hoewel de overheid vast overtuigd was van 't tegendeel en 't was maar goed ook, want 't was in ons voordeel.Toen, wij Hollanders, 'n week in "'t Lager" waren, gingen we eens hooren, hoe 't met onze papieren stond, daar we direct door mochten [85]
12
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
reizen, als die in orde waren, maar er was nog niets, iederen dag, vaak tweemaal gingen we naar de Politie, werden heel "heusch" bejegend, maar er was nog niets voor de Hollanders!"- We begonnen te begrijpen dat men ons aan 't lijntje hield: de Duitschers, die met ons gekomen waren hadden hunne papieren al op enkelen na (want 't was eene slordige boel op 't Politiebureau en lui waren de menschen daar ook, zoodat enkele heeren nog 'n paar dagen voor de bepaalde drie en twintig dagen hielpen om hunne en papieren van anderen in te vullen, anders waren ze niet op hun tijd afgereisd, enkelen zijn zelfs tot 26 dagen gebleven, wat een heel schandaal van hun kant teweeg bracht) [86] maar van de onzen nog geen spoor. Ten laatste, op ons herhaald aandringen wat we toch moesten doen om af te reizen, zeide men, dat de gezant in Berlijn ons helpen moest, zoodat we daarheen een paar telegrammen zonden om hulp, doch er niets op hoorden. Ik besloot 'n brief naar Holland te zenden, doch kreeg hem terug, zond er nog een naar mijne familie om hulp, die zooals ik later hoorde, bij toeval aankwam. M'n zwager en anderen deden alle stappen om ons naar Holland te krijgen en hoorden van den Hollandschen gezant, dat hij van niets af wist.Ik was voortdurend maar in angst dat er oorlog tusschen Holland en Duitschland zou komen, want [87] dan waren we krijgsgevangenen en in zulk 'n omgeving, zonder m'n man met zoo goed als geene kleeren bij me, 't leek me te verschrikkelijk en vervolgde me als eene nachtmerrie.Ons transport ging weg op den bepaalden dag en wij, twee Hollandsche families bleven achter, binnen 'n paar dagen waren de kamers echter weer gevuld met menschen van 'n volgend transport.Ik had in dien tijd 'n apart kamertje met twee bedden gekregen, 't gaf op den grooten weg uit, zoodat het vrolijker was en er was nogal passage, vooral Ina had er pleizier in en zat, wanneer we niet buiten waren voor 't opengeslagen raam.- We hadden gelukkig zomer gekregen, zoodat ik veel in de zon met de [88] kinderen zat, ik sjouwde dan 'n paardedeken naar buiten en zette Mia erop en zelf ging ik er ook op zitten, Ina speelde in den omtrek met zand, stokjes en allerlei rommel, die ze opzocht. M'n kamertje hield ik zoo netjes mogelijk, sjouwde iederen dag dekens enz. naar buiten, daar we al last van ieder soort ongedierte hadden gehad, zelfs van 't ergste, zoodat ik in het begin met angst ging liggen.'n Paar heeren van ons transport hadden beloofd naar den gezant te Berlijn te gaan, want ieder had medelijden met ons en spraken er over, dat we nog steeds in "quarantaine" zaten.- We hadden hun alle gegevens meegegeven, ook het afschrift van de telegrammen, die [89] we gezonden hadden en gaven nog 'n brief voor den gezant mee, doch hoorden taal noch teeken. Wij liepen maar steeds naar de politie en Lager-Commandant, doch kregen steeds hetzelfde antwoord: "Uw gezant moet U helpen". We waren heusch ten einde raad, hoe ter wereld zouden we uit die "quarantaine" komen!- De eene week na de andere verliep, wij zonden steeds telegrammen om hulp naar Berlijn, doch geen antwoord, toen eindelijk aan 't eind van de vijfde week een telegram kwam, dat de papieren der Neutralen onderweg waren naar Zowno, een plaats vlakbij ons "Lager", waar de papieren eerst in orde moesten gemaakt.- Achteraf bleek 't nu, dat men ons maar stilletjes had laten wachten, men wist niet wat met [90] ons aan te vangen en men had pas nà de 23 dagen werk van ons gemaakt, had men vanuit Holland er geene spoed achter gezet dan hadden we wellicht nog een maandje daar gezeten.- Wat waren we blij, doch 'k had nog geene rust voordat we de poort van 't Lager achter ons hadden.'t Duurde nog eene week voordat we konden afreizen, er moesten nog kieken van ons genomen en ook vingerafdrukken. In de laatste week was er nog eene godsdienstoefening in de open lucht, er waren er meer geweest, doch in 't kerkje, die ik, met 't oog op de kinderen, toch niet mee kon maken. Buiten ging best, daar de kinderen onderwijl op den grond speelden en tevens genoten van 't hooren [van] muziek, dat [91] den zang begeleidde.- De dominé beviel me niet bizonder, daar hij 't steeds over de politiek had en n.b. bad, dat het Duitsche volk mocht overwinnen, dat nu zoo schandelijk behandeld en belasterd werd en ze met zegepraal hunne [?] andere mochten verslaan!'k Vergat nog te vertellen, dat het zóó koud in "'t Lager" kon zijn, dat we 's avonds de kachel aan moesten maken, 'k kon vaak niet slapen van de koû; 't mocht feitelijk niet, maar we deden stilletjes, stopten de krijgsgevangen 'n fooi, brood of soep toe, zoodat we van hen, die hout moesten hakken voor de keukens, 'n hoeveelheid kregen.- Er waren ook dagen, dat we aardappelen voor de soep moesten schillen, ik was er vrij van, daar ik twee kleine kinderen had en zonder m'n man was. [92]
13
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Eenige dames bedankten ervoor en zeiden, dat ze 't werk niet gewoon waren, de anderen gingen wel, doch bedankten er de tweede keer ook voor, zoodat men het de vrouwen uit "Block I" liet doen.Ten laatste was de dag voor ons vertrek aangebroken, door ieder gelukgewenscht, dat we eindelijk weg konden, onze papieren waren zóó door den gezant in orde gemaakt, dat we ook over de Hollandsche grens konden.- 't Was nog haasten Vrijdagmorgen 30 Mei om op tijd klaar te komen; we moesten allen gebaad, doch gaven maar 'n fooi aan den ordonnance en waren daarmee klaar, toen eenige malen in 't Politiebureau geroepen om papieren te teekenen, naar den dokter om oogen en mond te laten onderzoeken en om twaalf [93] uur kant en klaar voor "Block I" te staan, waar de bagage opgeladen werd en wij erbij en gelukkig binnen 'n minuut of vijf waren we buiten het hek.We waren nog 'n eindje sporen van de Duitsche grens af, twee uur lopen en kwamen aan het grensstation Wirballen, waar onze bagage onderzocht werd en we ons Oost-geld, dat we voor ons Russische geld in de "quarantaine" gewisseld hadden, voor Duitsch afgaven.- Papieren werden nagezien en met het nazien van de bagage waren ze heusch niet al te streng en geloofden ons op ons eerewoord; alleen nam men van mij 'n paar kinderboeken af, die bovenop lagen.We voelden ons weêr vrij mensch nu we uit die gevangenschap waren. Als het me op de reis en in de "quarantaine" [94] te machtig werd, dacht ik maar aan 'n paar regels van 't bekende versje: "In Uwe trouwe Vaderland: Rust heel mijne toekomst, heel mijn lot".We reisden niet de gewone route over Bentheim, maar op onze pas stond aangegeven over Elten, 't was 'n ellendige reis steeds overstappen, tusschen Berlijn en Elten was nog wel viermaal overstappen en op zulke kleine stations, zoodat we geene "witkielen" krijgen konden, doch we alles zelf uit de coupé moesten sjouwen. Ik had nog eene koffer in Wirballen aangegeven voor den goederenwagen, doch toen ik in Berlijn kwam, was ze er niet. Ik hàd erg 't land in, daar het alles was hetgeen ik uit Rusland mee had kunnen nemen, gouden sieraden, wat [95] souvernirs en nog 'n paar bankjes van 1000 R. 'k Gaf 't natuurlijk dadelijk aan en kreeg de koffer, toen ik 'n week in Holland was in ongeschonden staat terug.Van Berlijn naar de grens hadden we 'n slaapwagen besteld, doch daar was geene kwestie van, daar eene week tevoren de slaapplaatsen al besproken waren. De trein was stampvol en met veel overleg en inschikkelijkheid van de passagiers kon ik 'n klein plaatsje voor de kinderen vinden om te liggen, voor ons was er geen kwestie van, ieder oogenblik waren ze wakker. Zaterdagavond om half negen kwamen we te Emmerik aan; we maakten op ieder 'n vreemden indruk, met pelzen aan en mutsen op midden in den zomer en 'n hoeveelheid bagage; ieder, die met ons in aanraking [96] kwam, informeerden waar we vandaan kwamen, de chef kwam op ons aangestormd en was ons in alles behulpzaam. We bleven den nacht in 'n hôtel, doch moesten eerst nog met onzen pas naar het Politiebureau, 'n half uur loopen van 't hôtel, de kinderen huilden van slaap en honger, doch ik moest persoonlijk gaan.Den volgende dag om half negen vertrokken we, werden ook zeer royaal en voorkomend te Zevernaar behandeld en moesten ook aan ieder van hen onze lotgevallen vertellen.Wat was ik blij op Hollandschen bodem te staan, men gaf ons eene coupé voor ons alleen; en 's middags om drie uur kwam ik, erg moe, maar gezond, te Amsterdam aan. --------------
14
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Noten: Lydia E. Loader-van den Muyzenberg 17.11.2006 1. De tekst is uitgetikt zoals geschreven. Het is niet altijd duidelijk wat is onderstreept. 2. De mededirecteur van Kees (Cornelis) Marx was Leendert Willem van den Muyzenberg, die tijdens zijn verlof in Nederland tussen oktober 1917 en februari 1918 op de mijn werd vervangen door zijn jongere broer J.C. van den Muyzenberg 3. In het begin heeft mevrouw Marx het woord 'waggon' dat ze met twee g's schreef gecorrigeerd en de tweede 'g' weggestreept. Vanaf p28 doet ze dat niet meer maar heb ik toch 'wagon' getikt. 4. Als een woord niet te ontcijferen was heb ik zoveel mogelijk getikt en er [?] achter gezet. 5. Wanneer mevrouw Marx onbewust een letter of een deel van een woord heeft weggelaten heb ik dat ingevuld: gevaar[lijk]ste (p25), moest[en] (p29) 6. De heer Van den Muyzenberg, de heer M. [pp 40, 41, 42, 61] is niet Leendert Willem maar zijn jongere broer Johan Cornelis en mevrouw M.[p57] is diens adellijke Russische echtgenote, Margherita of "Tante Rita" waarmee hij in Taganrog was getrouwd. Het moet hier wel om Johan, Rita, Caesar, Leo gaan want Olga was in 1911 al met de kinderen naar Nederland gegaan. Johan werkte ook al jaren voor de zoutmijn en was verantwoordelijk voor de Krim. In de periode oktober 1917 - februari 1918 verving hij zijn oudere broer LW als directeur van het bedrijf in Stoupky. Noten met potlood in de marges: Coby Paardekooper, oktober 2006: p1. 1915 oudste zusje Ina geboren 27 mei 1917 Mia geboren 1/10.06 Mia vragen: naam kindermeisje, Asya (nee), Anisia (nee) Ze weet het niet. 1/10.06 gebeld: [Mia gevallen, lichte hersenschudding, wat hoofdpijn / duizelig. heeft brief van Lydia gehad - "ze zal z.s.m. schrijven". Het verhaal van Kees v.d. Muyzenberg is ook voor mij. Ik zal hun een kopie sturen, ook van dit stuk. Wim = Oom Willem en Tante Nel Scherrer waarvan het eerste kindje Fritsje (± 1907) in Stoupky is gestorven p2. ± oktober 1917, onrust neemt toe Leendert v.d. M. ging 3 maanden weg [te verifiëren in VdM-K archief] beambten en het werkvolk was brutaal en ze wilden steeds hogere lonen, en zoveel mogelijk wilden zij het bestuur van de mijn in handen hebben p3. Cie uit het werkvolk controle van den directeur en beambten beambten ook opstandig Cie wilden soms plaats Directeur innemen maar als Kees Marx zei - dan leg ik mijn baan neer, schrokken ze hiervoor terug p4. winter 1917-18 Grote brand (opzettelijk voorraad spiritus!! ipv "orde en rust" te brengen p5. ook op de mijn dronken werklui - maatregelen! Anarchisten kwamen in Bachmuth, stad moest zeer veel geld aan ze betalen. Op driekoningendag 1918 kwamen ze bij de mijn! p6. 5 à 6 Bolsjewieken (gewapend) drongen de woning binnen p7. 2 revolvers werden opgeëist - Kees bleef rustig, ging volgende dag naar Petersburg naar de gezant! Wel gaf hij 2 revolvers van de nachtwacht[?] [LE-G: was waarschijnlijk niet naar Charkov gegaan maar had per telefoon contact met de gezant opgenomen] p.18 Nastia x? employee Er was óók een kindermeisje ± 16 jaar
15
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Hertaal 3 Na haar avontuurlijke vlucht uit Stoupky terug naar Nederland, tussen 11 maart en 30 mei 1918, heeft mevrouw Marx-van der Roest, de moeder van Mia Jensma-Marx, op aanraden van haar familie in een schrift dit reisverslag geschreven. Zij reisde samen met haar kinderen Ina (1915) en Mia (27.05.1917) en de Nederlandse families J.C. van den Muyzenberg en Bruinse.
Winter te Stoupky, jaar 1917-1918 Ruim 'n maand na de geboorte van ons tweede meiske, Mia, verhuisden we naar de directeurswoning. De overbrenging van onze meubels enz. ging met veel moeite gepaard, daar er gebrek aan werkkrachten was op de mijn, zodat we veel zelf moesten doen; enfin, na 'n paar weken zag onze nieuwe woning er gezellig uit en begonnen we er ons thuis in te gevoelen. Kees had het steeds ontzettend druk, omdat er pas drie maanden ná Wims vertrek ’n Russische technicus kwam, zodat Kees de hele zomer voor twee krachten moest werken. De zomer ging nog rustig voorbij, ofschoon we niet meer, zoals vroeger, huis- en balkondeuren open lieten ’s avonds. In het najaar, omstreeks October, begon de politieke toestand in Rusland er allesbehalve goed uit te zien, het werk met den dag slechter en gevaarlijker en men kon in den komenden winter alles verwachten. In bovengenoemde maand vertrok Kees’ mededirecteur naar Holland, met verlof, zodat Kees nu geheel alleen stond voor de reeds bestaande en komende moeilijkheden van allerlei aard, die met den dag toenamen. 't Is 'n winter geweest om nooit te vergeten! - Met de beambten, zowel als 't werkvolk, was niets meer aan te vangen, de eersten, zowel als de laatsten, waren brutaal en verlangden steeds hogere loonen en men wilde bovendien zoveel mogelijk het bestuur van de mijn in handen hebben. Na 'n paar maanden kwam ook een Commissie, uit het werkvolk gekozen, op kantoor zitten om den directeur en beambten te controleren, de laatsten bromden en scholden den gansen dag op "de heren"! Soms wilde de commissie een beetje verder gaan dan controleren (op andere mijnen was ook zulk een commissie), en in de rechten treden van de Directeuren, doch dan bracht Kees hen onder het oog, dat, als ze meer wilden doen als controleren, hij direct z'n baantje als directeur neerlegde en ze maar moesten zien zonder hem de mijn aan den gang te houden; "de heren" kozen de wijste partij en kropen in hun schulp, daar ze wel degelijk wisten als Kees z'n woord hield, hetgeen geen twijfel overliet, de mijn binnen 'n paar dagen stil stond. Toch was 't nodig, dat ze tussenbeide eens op hun plaats werden gezet. In den loop van den winter had in Bachmuth een grote brand plaats, namelijk het opzettelijk verbranden van de voorraad spiritus, die daar nog aanwezig was; 't was een vreselijk gezicht, men zou gedacht hebben, dat half Bachmuth in vlammen opging. Die maatregel was nodig, omdat er reeds veel spiritus gestolen was en de soldaten, die in Bachmuth waren gekomen (om de rust en orde te bewaren!) al heel gauw dronken op straat liepen en allerlei baldadigheid uitvoerden. - Toch is tijdens den brand nog veel spiritus gestolen en het werd op den mijn al gauw merkbaar. Men beproefde wodki binnen te smokkelen, zelfs waren er al 'n paar werklui dronken, doch Kees nam krachtige maatregelen daartegen, zodat het gauw uit was. In den loop van den winter kwamen de anarchisten ook in Bachmuth en brachten daar heel wat schrik teweeg onder de bevolking en niet zonder reden. - De stad werd een belasting opgelegd van miljoen Roebels, die binnen een paar dagen betaald moest worden en een paar weken daarna nog een belasting van twee miljoen Roebels en voor de bevolking stond er niets anders op dan betalen. Ook op de mijn brachten "de heren" een bezoek en wel op Driekoningen, 's avonds 6 uur. Al enige maanden tevoren was de meiden bevolen de voordeur niet te openen 's avonds voor men gevraagd had wie wenste binnen gelaten te worden. De tweede meid had gehoord, dat een twintigtal anarchisten op de mijn waren gekomen en had hen ook voor 't kantoor zien staan; ze wilde het ons komen vertellen, toen er meteen gebeld werd, door de schrik van het gehoorde, deed ze zonder te vragen wie er was, de voordeur open en in minder dan geen tijd drongen vijf à zes gewapende bolsjewieken den gang binnen en waren in minder dan geen tijd in het kabinet. Ik ontmoette de heren! in den gang en schrok natuurlijk vreselijk en had geen tijd Kees te waarschuwen, die een van de beambten van ’t kantoor in 't kabinet te woord stond. Opeens stonden de gewapende bolsjewieken voor hem, een van hen hield Kees een revolver onder den neus en zei: "We komen alle wapens op de mijn opeisen, U heeft twee revolvers, U moet die ook afgeven". Kees vroeg die
1
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
vent, of dat 'n manier van binnenkomen was in 'n woning van 'n neutraal onderdaan en dan nog wel 'n revolver onder iemands neus houden. Voor dit laatste maakte de man z'n excuus "doch met het eerste kunnen we ons niet ophouden". Kees antwoordde heel bedaard, "Dat zullen we eens zien, ik zal m'n maatregelen morgen nemen". (Kees heeft den volgenden dag den gezant te Petersburg verzocht maatregelen te nemen, dat we tegen zulk soort dingen beveiligd waren; na ’n paar weken kregen de Hollanders papieren van den gezant, waarin stond, dat de personen en bezittingen van Holland onschendbaar waren, degenen die dit niet eerbiedigde werd langs diplomatieke weg vervolgd.) Daarop liet hij twee van de nachtwachten roepen, nam hen de revolvers af, die ze bij zich droegen, gaf ze den bolsjewieken, doch eiste van hen 'n papier of liever 'n bewijs, dat hij twee revolvers afgegeven had, hetgeen ook gegeven werd. Wat was ik blij toen ze vertrokken waren, 'k was helemaal van streek, want 'k wist niet wat ze nog meer van plan waren; de meiden stonden doodsbleek in den gang en hadden gedacht, dat ze Kees gevangen kwamen nemen. Alle wapens werden op de mijn opgeëist en daarop vertrokken de heren. Sedert 'n paar maanden was er een nachtwacht op de mijn, iedere nacht zes personen, die gevormd was uit de beambten en de directeur in 't geheel dertig personen, die van top tot teen gewapend waren (de wacht duurde van 's avonds 9 tot 's morgens 5 uur). De eerste dagen was de wacht natuurlijk zonder wapens en bracht men maar een flinke knuppel mee; later heeft men enige geweren teruggegeven op verzoek van de mijnbewoners, daar het nodig was tot zelfverdediging. - Kees had z'n eigen revolver niet afgegeven, hetgeen gewaagd was, hij had n.b. de patronen in z'n zak en de revolver lag tussen de divan gestoken, doch de bolsjewieken vroegen niet verder, toen Kees hun twee wapens gaf. Al gauw werd de toestand in Rusland en ook in onze omgeving meer en meer gevaarlijk, we leefden dag en nacht in voortdurende angst wat de dag of nacht ons heugen zou. Er werd geroofd en gemoord zonder eind en zonder vervolging om rede er geen politiewacht meer was. - De afgrijselijkste verhalen van moord en doodslag vernam men. - Ook op een der naburige mijnen, 'n half uur van ons vandaan, is roverij met moord gepleegd, bij toeval bleef de ingenieur met z'n vrouw vrij; ze zijn evenwel daarop in Bachmuth in pension gegaan. Kees had gaarne, dat ik voor de veiligheid met de kinderen ook in Bachmuth ging wonen, maar dat wilde ik niet, daar Kees dan 's avonds in donker naar Bachmuth moest rijden en dat was levensgevaarlijk. Na het bezoek van de bolsjewieken zijn we effecten, zilver en dingen van waarde op zolder gaan verstoppen, daar het gerucht ging, dat ze ook dat zouden opeisen, doch toen de papieren van den gezant kwamen, waren we daartegen beveiligd. In het begin van 1918 ontstond er brand in den molen, waarschijnlijk door onvoorzichtigheid van een der werklieden. We dachten, toen de noodfluit ging, dat de mijn door rovers overrompeld was, doch 'k zag al gauw de rook boven uit den molen komen en Kees over de mijn hollen. 't Waren angstige uren, 'k dacht dat er niets van de gebouwen overbleef, vooral daar er zo weinig water is, (iedere dag wordt er een bepaalde hoeveelheid gebracht van een der omliggende dorpen), doch het station stelde direct 'n paar locomotieven op onze lijn. Na veel inspanning, waarbij Kees ook steeds meepompte, was hij de brand na een uur of drie meester. Kees kwam doodmoe en onherkenbaar thuis, doch moest direct weer weg om maatregelen voor den nacht te nemen. De schade was, nadat het zich eerst liet aanzien, niet zo bijzonder groot; pels en kostuum van Kees waren echter geheel bedorven. Omstreeks dien tijd begonnen verschillende buitenlanders erover te denken naar hun vaderland terug te keren; er werd van Staatswege op bepaalden tijd treinen gegeven en al heel gauw vertrok, met medewerking van een Commissie, iedere week 'n trein met bewaking van Charkow naar Petrograd, waar vele Belgen en Fransen mee mede gingen en dan verder de gewone route namen over Finland en Zweden. Ook op onze naburige mijnen waren 'n paar families, die aanstalten maakten voorgoed Rusland te verlaten en zodra ze hunne zaken geregeld hadden, zouden vertrekken. Een der Hollandsche families zou ook van plan zijn met Februari naar Holland te gaan en bood aan mij en de kinderen mee te nemen, daar de toestand steeds gevaarlijker werd en men iedere dag alles verwachten kon. Ik dacht er in het begin niet over Kees alleen te laten, doch begon langzamerhand in te zien, dat langer blijven onverantwoord zou zijn, vooral daar dit de laatste gelegenheid zou zijn, dat we veilig uit Rusland weg zouden kunnen komen, nadien zou de reis voor dames met kinderen ondoenlijk geweest zijn. Eerst was er nog sprake, dat Kees misschien mee zou gaan, het gerucht ging, dat de mijnen Staatseigendom
2
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
zouden worden en dan was Kees' werk afgelopen, doch toen de Duitsers meer veld wonnen, ging de nationalisatie niet door, en Kees was, wilde hij op z'n post blijven, 'n post, die met den dag zwaarder en gevaarlijker werk en tevens groter verantwoordelijkheid eiste, genoodzaakt mij met de kinders alleen te laten gaan. Nog een Hollandse familie sloot zich bij ons aan en eerdat meubels verkocht waren en zaken geregeld werd het Maart. - Ondertussen had 'n Hollandse kennis, de heer Uchtmann in Charkow, alles in het werk gesteld 'n wagon met soldaten bewaking voor ons buitenlanders te krijgen van de Russische regering gaande van Charkow naar Petersburg, wij waren namelijk de laatste buitenlanders uit het Zuiden die vertrokken, verschillende wagons waren al gegaan. Door allerlei oorzaak was ons vertrek verlaat, zodat het toen heel wat voeten in de aarde had eerdat voor (23 personen met kinderen inbegrepen) een hele wagon gegeven werd. We zullen ons hele leven den heer Uchtmann dankbaar blijven, want hij heeft het bovenmenselijke voor ons gedaan. Er werd toegestaan, doch uitsluitend voor neutrale en bevriende mogendheden van Rusland (Russen zelf niet) een wagon tweede klasse, die op bepaalden datum vertrekken zou van Charkow, een hele gebeurtenis, want eerste en tweede klasse waren allang door de bolsjewieken uitgeschakeld. De dag van vertrek werd bepaald op 11 Maart; 't was verbazend koud; 's morgens om tien uur vertrokken we met de rijtuigen van onze mijn naar Bachmuth, we moesten daar om elf uur zijn, daar onze wagon, die aan zou sluiten op den trein van Charkow naar Petrograd, om twaalf uur zou vertrekken en aangehaakt worden aan een soldatentrein. 'n Paar weken tevoren hadden Kees en ik al 'n groot deel van ons huisraad en kleren verkocht; we hadden van alles ook veel in voorraad, daar we verscheidene dingen van Nel hadden overgenomen, toen nog niet vermoedende, dat we op die manier zo gauw Stoupky zouden moeten verlaten. - Hoe los ik de laatste tijd van Stoupky was geworden, toch vond ik het ellendig op die manier weg te moeten, Kees geheel alleen achter te laten in moeite en gevaren. Bij m'n vertrek ondervond ik nog veel sympathie van verschillende personen en enkele getrouwen betuigden ook hun leedwezen, dat we op zulk 'n manier gedwongen waren te vluchten. 't Ging me aan m'n hart m'n meiden ook op die manier hun ontslag te geven en 'k zal m'n hele leven denken met liefde aan m'n drie Russische meisjes Asja, Nastia en Noesja. Nastia was 'n meisje zoals ik nog nooit ontmoet heb en wellicht niet meer ontmoeten zal, trouw in alles. We namen zo weinig mogelijk bagage mee natuurlijk, voor ruim drie weken, ook proviand, bestaande uit brood, eieren, vlees, gebak en gedroogd brood, dit laatste kan men maanden bewaren. - Om elf uur kwamen we aan het station te Bachmuth, waar de Fransen ook aanwezig waren, allen met het bewustzijn, dat we een reis zouden doen, die moeilijk en gevaarlijk zou zijn. - Kees bracht ons natuurlijk weg en bleef ook tot we goed en wel in den wagon waren, dat geen tweede klas was, zoals beloofd werd, maar een teploeska (d.i. nog minder dan een Russische vierde klas wagon), 'n beestenwagen, waar men voor ons planken in de rondte had gelegd om te slapen en te zitten, 'n kachel in het midden en met 'n soldaat tot bewaking. Enfin, we moesten al blij zijn, dat de regering ons zó hielp en we bewaking hadden. - In plaats van twaalf uur, vertrokken we 's avonds vijf uur. 't Was voor Kees hard alleen achter te moeten blijven en in ons bijna lege huis terug te moeten keren. Asja was ook meegegaan tot Bachmuth en had de zorg voor Mia, die op 'n draagkussen lag en gewikkeld in 'n dikken deken. - 'n Paar uur voor ons vertrek wilden 'n paar volgelingen van "de rode garde", nota bene 'n paar van onze vroegere werklui, beslag leggen op onze proviand. Kees moest nog naar den commandant om onze papieren te tonen, om te verhinderen, dat die ellendelingen ons ons brood afnamen. Eindelijk vertrokken we. (In Rusland heeft men altijd den tijd). We gingen in 'n sukkeldrafje, daar we aan 'n goederenwagen gehaakt werden en kwam omstreeks zeven uur in Liman aan, waar we tot onze verbazing bleven staan, werden afgehaakt en vernamen, dat we den volgenden ochtend met 'n anderen trein naar Charkow zouden gaan. Om de beurt gingen we in troepjes maar eens naar het station om te zien of er thee was of iets anders te krijgen. - Vuil, dat die wachtkamer en dat buffet was, neen, wij Hollanders weten niet wat vuil is vóór we in Rusland zijn geweest, 't is onbeschrijfelijk en niet in te denken! Enfin, 'k was blij, wat warms te krijgen en 't was thee - met suiker, een grote weelde in die tijd in Rusland. Over "gelegenheden", toch voor ieder mens noodzakelijk, durf ik niet te schrijven, die waren de hele reis (behalve hotels) ondenkbaar primitief en ondenkbaar vuil, ik vermoedde niet, dat zo iets onder mensen kón bestaan, 't was ontzettend. 't Was 'n nacht om nooit te vergeten, erg koud, 't tochtte aan alle kanten en we moesten ons te slapen leggen op de planken, gewikkeld in onze pelzen. We deden ons eerst te goed aan onze proviand, deden
3
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
water, dat de soldaat die voor bewaking aangegeven was, voor ons haalde, in onze ketels en gingen thee zetten. Voor mij was 't niet makkelijk, 'k moest 't kleintje vasthouden, Ina kroop tegen me aan (ze was bang voor de vreemde mensen) en tevens boterhammen maken, enfin, 't moest dus 't ging. Na veel moeite had ik Mia te slapen gelegd op de tweede verdieping, iedereen had zich al te rusten gelegd, ook de wacht "snorkte" al flink. 'k Wou Ina op een plaid leggen, maar daar was geen denken aan, ze begon hevig te schreien en wou bij Papa in haar eigen bedje; er stond niets anders op dan haar naar beneden te halen, 'k ging op een bank bij de kachel zitten met Ina op m'n schoot, die weldra insliep, en zo bracht ik de nacht door, ieder kwartier op m'n horloge ziende, of het nog geen dag werd, wat was ik blij, toen 't zes uur was en ieder overeind kwam. Natuurlijk bleven we ongewassen, want in welken beestenwagen is een waschgelegenheid? Om zeven uur werd onze wagon aan 'n goederentrein aangehaakt en gingen we verder; de meeste wagens waren voor goederen bestemd, 'n paar personenwagens maakten de rest uit. Bij ieder station trachtten de passagiers, meest vuile Russen met onnoemlijk veel bagage, in onzen wagon te dringen, doch onze dappere "bolsjewiek" weerde ze af met de woorden "Afgekeurde wagen, familiewagon". - De man was werkelijk zeer geschikt, doch geen wonder, hij wist, dat hij een flinke fooi zou ontvangen te Charkow en we voedden hem flink; van gebak enz. kreeg hij ook ruim z'n deel. - We trachtten den dag zo goed mogelijk door te komen, veel werd er gepraat over de reis, die we ondernomen hadden, enfin, ik had de handen vol om de kinderen stil te houden. 's Middags om vier uur kwamen we te Charkow aan, opgewacht door de heer Uchtmann, bij wie ik zou logeren, de overigen gingen in 'n hotel. Voordat ik in 'n rijtuig was duurde nog 'n kwartier, daar ik eerst moest zien of m'n bagage wel voltallig was; een van de gevaarlijkste dingen van de reis voor mij was het dragen van Mia; 'k had natuurlijk een pels aan, Mia lag op een draagkussen waarin 'n flink pakket effecten waren verstopt, bovendien was Mia én draagkussen gewikkeld in 'n dikken deken. - 'k Heb zo verscheidene malen 'n half uur à drie kwartier moeten staan en 'k bezweek al haast na tien minuten, maar ik dacht, het moet, dus 't ging. Om vijf uur kwam ik met de kinderen bij Mevrouw Uchtmann aan (ik betaalde voor 'n rijtuig daarheen 10 Roebel) moe en vuil met huilende kinderen. 'k Ben daar allerliefst ontvangen, men deed al het mogelijke om me 'n paar rustige dagen te bezorgen en ik denk steeds met dankbaarheid aan die familie. Donderdagmiddag om vier uur zouden we vertrekken, niettegenstaande alle op papier in orde was, dat we een wagon tweede klasse van Charkow naar Petersburg krijgen zouden met soldatenbewaking, toch had de heer Uchtmann nog handen vol werk die twee dagen, dat de beloofde wagon werkelijk klaar zou zijn, op den beloofden dag. - Als men in Rusland maar volhoudt, tot vervelens toe de mensen lastig valt, bij z'n stuk blijft en fooien geeft, krijgt men alles gedaan. - Om vier uur waren we allen aan het station, maar och, lieve deugd, van vertrek nog geen sprake. Er was nog geen trein te zien nog minder van onzen wagon en men wist niet eens aan welken trein die aangehaakt zou worden. De heren liepen dan hier, dan daar; men deed nog moeite aan 'n Franse soldatentrein gehaakt te worden, doch daar zag men weer van af, want er werd beweerd, dat de Duitsers in Petersburg waren, dat weldra 'n heel onjuist bericht bleek te zijn. Wij, dames met de kinderen, stonden, of zaten bij beurten op stoelen, want het was ontzettend vol, van vier tot half tien in de wachtkamer, die zo ontzettend vuil was en waar zulk 'n vieze atmosfeer heerste, dat we ervan walgden; veel tijd hadden we niet ons erover te ergeren, daar de kinderen al gauw lastig werden door de slaap en vooral Ina en Mia, de jongsten van het troepje; 'k was vaak ten einde raad, allebei huilden ze om 't hardst, zodat ik met Mia maar heen en weer ging lopen en Ina naast me, die zich aan m'n japon vasthield, daar ze van de medereizigers niets wou weten. - 'n Paar kennissen kwamen nog afscheid van ons nemen en 'n ieder beijverde zich om ons te helpen en gaven bovendien nog snoeperijen voor onderweg mee. Om ongeveer half tien kwamen de heren ons vertellen, dat onze beloofde wagon aan een passagierstrein aangehaakt was; 't was een pasgeverfde tweede klas wagen, iedere familie had een coupé, 't was alleen lastig, dat we geen electrisch licht hadden en kaarsen kregen we heel weinig, zodat we meestal maar vroeg gingen slapen. - We hadden twee soldaten voor bewaking, ook zeer geschikte kerels, die ons van kokend water voorzagen, wanneer we bij 'n station stil hielden. xpc:: route Leens De trein ging 'n slakkengang, maar enfin we waren al blij, dat we vooruitkwamen. De coupés waren allesbehalve zindelijk, we vonden er van allerlei ongedierte in. Onze prowodnick [conducteur] was ook zeer geschikt en zorgde voor verwarming. We hadden de wagon geheel gratis, natuurlijk moesten we fooien
4
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
geven aan de bewaking, dat werd al gauw 'n paar honderd roebels. Onderweg wilde men telkens in onze wagon komen, maar men werd afgewezen door onze dappere wacht. Vaak zeiden ze ook: "een gehuurde wagon met delegaten, die naar Petrograd gaan". We moesten dan lachen, verbeeldt u, delegaten, die hun vrouwen en kinderen meenemen. Zaterdagavond kwamen we in Moskou aan. Vanuit Charkow was al getelefoneerd naar het Nederlandse gezantschap, of we door konden naar Petersburg en of de Consul wilde zorgen voor een wacht, daar deze maar tot Moskou meegegeven was. - Zondagmorgen gingen de heren op stap, de Fransen naar hun Gezantschap en de Hollanders naar het hunne. De Fransen kwamen in den loop van den dag terug met het bericht, dat zij niet door konden naar Petersburg, daar ze hier of daar in handen der Duitsers zouden vallen, ze moesten over Wladiwostok. We hadden onderweg allerlei geruchten gehoord, namelijk dat de Duitsers tussen Moskou en Petrograd waren en dat ze Petrograd al bezet hadden, enz., enz. De Fransen en Italianen namen afscheid van ons, zouden 's nachts bij den Secretaris van het Consulaat logeren en informeren hoe het makkelijkste was de reis te maken. - De bagage der Fransen werd uitgeladen, hetgeen een grote hoeveelheid was: ze waren acht in getal, de kinderen meegerekend. Tegen den avond kwam de heer Muyzenberg terug, die alles met het Gezantschap in orde gemaakt had onder meer ook een andere wacht, zodat onze, "bolsjewieken", met flinke fooien in hunne zakken, afscheid namen en drie nieuwe soldaten meegingen, zeer verheugd, want ze waren nog nooit in Petersburg geweest en vonden het 'n plezierreisje; ze hebben dan ook al het mogelijke gedaan om ons met alles te helpen. - Zondagavond om tien uur vertrokken we van Moskou en kwamen maandagavond om acht uur in Petersburg aan. Voordat we vertrokken, kwam de Secretaris van het Consulaat nog in den trein en vroeg een en ander over ons wedervaren, hij maakt onder andere de opmerking, dat ik het wel moeilijk zou hebben zonder m'n man met twee zulke kleine kinderen, doch "U zult het later wel interessant vinden zulk 'n reis meegemaakt te hebben", enfin, ik was het niet met hem eens. Hij vertelde ons verder dat hij 600 R voor 'n poed meel betaalde ('n poed is 40 pond, 'n Russisch pond slechts 4 ons) en 400 R. voor 'n poed suiker. Tot Moskou zijn ook nog vier Amerikanen meegereisd, die ná Charkow in onzen wagon kwamen en verzochten mee te mogen, indien ze 200 R. aan de wacht mee betaalden. Van Moskou tot Petersburg waren we dus maar met elf personen, alléén de Hollanders, zoiets kan men alleen in Rusland gedaan krijgen, een hele wagon voor elf personen! - Aan Kees is in Charkow en Moskou getelegrafeerd, dat we allen gezond waren en de reis konden voortzetten. Wat was ik blij, toen we in Petersburg aankwamen, 't was niet makkelijk geweest de kinderen bezig te houden, 'k was dan ook altijd blij, als het avond was en ze sliepen. In optocht gingen we naar hotel Angleterre, daar de huurkoetsiers niet anders wilden rijden dan dat de drie rijtuigen achter elkaar gingen en de bagage tussen in; er werd namelijk veel geroofd en gemoord, ’s avonds. Om half tien kwamen we in het hotel aan, de kinderen huilende, vies en vuil als we waren, moe en verreisd. - Ik nam een kamer voor aan de straat, derde verdieping, die 21 R. per dag kostte, de familie M. een van 21 R. en fam. Bruinse van 18 R., de laatste kamer was aan den achterkant gelegen. - Ik bracht de kinderen maar ongewassen naar bed, want 't was al tien uur geworden voordat ik alles voor de nacht in gereedheid had gebracht en de meiskes schreiden maar door. - Wat was ik zelf blij, na alles beredderd te hebben weer in 'n zindelijk bed te liggen, 'k was doodmoe! Den volgenden dag ging de heer M. alles in orde maken voor onze reis door Finland en Zweden, doch voordat alles klaar was, paspoorten, geld gewisseld enz. verliep er ruim een week. - Het eten in het hôtel was treurig en schandelijk duur. 's Morgens en 's avonds aten we van onzen voorraad, doch we durfden die niet erg aanspreken, daar we helemaal niet wisten hoelang de reis zou duren, we hoorden allerlei berichten in Petersburg. - Bovendien ging na 'n paar dagen ons brood schimmelen, dat was een schrik, want we kregen in het hotel geen brood, later hebben we gereclameerd en kreeg ik met de kinderen samen 300 gram per dag, het was genoeg voor één maaltijd, doch ik moest het verdelen over twee; het brood was zwart en er waren stukken stro in gemalen, het kostte heel was moeite voordat Ina het ging eten. Het kleintje voedde ik zelf. Daar we bang waren, dat ons brood verder zou beschimmelen, sneden we het aan stukjes en gaven het in de keuken om te drogen, in 't Russisch "soegarkie" genaamd, zeer practisch, daar men het in den oven droogt en het daardoor maanden bewaren kan; ik had nog drie trommels daarvan bij me voor het laatste deel
5
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
der reis. Hélaas verliest het brood veel in gewicht door het drogen, bovendien had men in de keuken ervan gegeten, de arme stakkers leden daar honger. Eens per dag nam ik warm eten, want 't was ontzettend duur, de twee andere maaltijden aten we van onzen voorraad, doch deden daar zuinig mee, wie wist hoe lang onze reis zou duren? - 'k Nam dan 'n paar eieren voor Ina en mij, die eerst 'n Roebel, later twee Roebels per stuk kostten. - Melk was 'n Roebel per glas, doch smaakte niet zuiver en was bovendien slecht, zodat ik die niet meer bestelde. - 'n Stukje taai vlees, (de grootte van 'n kalfsoester) met twee à drie lepels rijst kostte tien R., 'n bordje slappe soep acht R. - 'n stukje vis, niet half genoeg voor één persoon, met wat saus tien R. 'n Pudding, zo groot van 'n Moskovisch gebakje, 6 R. - Wanneer ik met Ina genoeg wilde eten, dan moest ik voor 40 à 50 R. per middagmaal bestellen, doch, ofschoon ik voldoende geld bij me had, veroorloofde ik me zulke uitgaven niet, want we wisten immers niet hoelang de reis duren zou, nu we eenmaal in Petersburg waren, begonnen we steeds meer moeilijkheden te zien. - 'k Bestelde meestal voor ongeveer 30 R. een enkele maal voor 40 à 50 R. De twee andere families hadden dit voor, dat ze, wanneer ze wilden, in 'n ander restaurant konden eten, die vaak goedkoper waren, maar ik kon nooit weg met 't oog op kleintje. - 'k Had 9000 R. meegenomen in contanten en 2500 R. in wissel, doch de laatste kon ik niet innen te Petersburg waar zij ingeschreven stond, daar de banken dien tijd, dat wij er waren, gesloten waren; de bolsjewieken hadden beslag erop gelegd. - De bediening in het hotel was tamelijk, ze bestond uit Duitsers en Letten, doch in tijd van vrede zou men recht tot veel aanmerkingen gehad hebben. - Ronduit gezegd hebben we steeds honger geleden die drie weken dat we in Petersburg waren; ik watertandde vaak, als ik dacht aan 9 poed meel die we in Stoupky in de kladofke (provisiekast) hadden, waarvan Asja zulk heerlijk busbrood bakken kon, wit, bruin en rogge en die ik in m'n verbeelding kant en klaar op ons buffet zag liggen. - Ina kreeg haar maagje gelukkig vol en deed zich steeds te goed aan eieren. Toen we enige dagen in Petersburg waren, hoorden we, dat we de gewone route over Finland en Zweden niet meer konden nemen, daar die gesloten was. - Na 'n paar dagen hoorden we, dat er nog een anderen weg open was en wel per trein naar Abod en vandaar per slee ('n rit van vier dagen) naar Alandse eilanden, verder Stockholm en vandaar moesten we zien toestemming te krijgen door Duitsland te mogen reizen, 't zou 'n heel moeilijke en koude reis zijn, vooral met het oog op de kinderen, doch in alle opzichten werd het tijd, dat we zo gauw mogelijk weggingen, daar iedere dag de toestand in Petersburg verergeren kon en bovendien verteerden we veel geld en leden honger bovendien. De heer Muyzenberg maakte dus alles voor die reis in orde, passen, geld, wisselen, plaats bespreken voor den trein enz. Toen na anderhalve week alles in orde was en de heren plaatskaarten kwamen nemen voor den volgenden dag, hoorden ze tot hunne verbazing, dat ook die weg 'n dag tevoren gesloten was en er voorlopig, tot nader bepaalden datum geen passagiers meer doorgelaten werden. - Daar zaten we dus; als de dooi inviel, wat iedere dag mogelijk was, konden we helemaal niet meer weg en van teruggaan was geen sprake. We zaten dan ook terdege in de put en niet zonder reden, als men met den toestand in Rusland bekend was, zoals wij, dan was het beter te zien, dat men zo gauw mogelijk uit dat vreselijke land kwam. Den volgenden dag ging de heer M. maar weer op informatie uit, misschien was er ergens nog een gaatje open waar we door konden, en ja, na 'n paar dagen vernam hij, dat er een trein met invaliden en Duitse krijgsgevangenen van Petersburg vertrekken zou. Een Zweedse commissie maakte daar alles voor in orde, later zou er een Duitse commissie komen die de regeling van de volgende transporten in handen zou nemen. - Eerst werd het ons botweg geweigerd, er waren zoveel Hollanders en buitenlanders, die op vertrek wachtten; later zouden er treinen gaan om ook hen naar de plaats van bestemming te brengen, wij moesten dus ook maar wachten. De heer M. kwam natuurlijk niet erg opgewekt thuis en we gingen weer aan het beraadslagen en elkaar moed inspreken. De heer M. vond mij meestal veel te optimistisch! - Na enige dagen ging de heer M. weer op stap en riep tevens de hulp van den gezant in, die raadde nog eens te proberen of we niet met de bewuste trein mee mochten, het Gezantschap zou ook er alles voor in het werk stellen. Na veel aandringen werd eindelijk de toestemming gegeven, dat we met het transport mee mochten, dat tot Pskow zou gaan, en vandaar moesten we aan de Duitse overheid vragen verder te gaan. Maandagavond 8 april om zeven uur moesten we aan het station zijn; wat waren we blij, dat we na drie weken wachten eindelijk verder konden. 't Was zo moeilijk geweest de kinderen drie weken bezig te houden zonder speelgoed, terwijl we voortdurend op de kamer of in den gang moesten blijven. 's Avonds om zes uur vertrokken we van het hotel zoals we gekomen waren met vier rijtuigen achter elkaar; 't was nog ontzettend koud.
6
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Toen we aan het station kwamen, was er nog geen kwestie van vertrekken; enkele heel zwaar gewonden waren er ook. Voordat alles geregeld was, hetgeen erg lastig ging, want de Duitsers moesten met de Russen samenwerken, de eersten precies, de laatsten altijd te laat, zouden we pas om tien uur 's avonds vertrekken, daar er van de Russische kant niets in orde was. Te Pskow ging het transport geheel over in Duitse handen en zou de Russische trein terugkeren. Ons, Hollanders, was een tweede klasse wagon beloofd, doch die was nergens te vinden, zodat we in 'n vierden terecht kwamen. - Mia was al in slaap gevallen en Ina was doodmoe. - 'k Had nog nooit 'n vierde klas wagon gezien, de Russische vierde klas zijn veel makkelijker dan de Duitse, men kan daar tenminste liggen. Eén wagon is verdeeld in vijf vakken, met boven- en benedenverdieping, gescheiden met schotten, doch niet hoog genoeg dat men elkaar niet zien kan. De afdelingen zijn zo breed, dat men met drie personen liggen kan naast elkaar en de benen goed kan uitstrekken. De onderste verdieping had de familie M. genomen, ik nam de bovenste, de kinderen zaten daar nog veiliger, ik moest naar boven klimmen, waarvoor twee ijzeren treden waren aangebracht, zoals in 'n hooiberg, enfin ik wipte er spoedig op en af als 'n eerste klimster. Vuil dat die wagons waren, ondenkbaar! We zagen er in 'n ogenblik uit als kolendragers en de moed was me heus in de schoenen gezonken bij de gedachte, dat we daar 'n paar dagen in zouden zitten, in die stinkende atmosfeer met allerlei soort vuile mensen. - De eerste nacht was verschrikkelijk, toen hadden we de afdelingen nog niet goed verdeeld en zat (want van liggen was geen sprake) naast me 'n vrouw met klein kind en 'n jongen, vuil dat ze waren en 'n lucht hadden ze bij zich, ontzettend! Voor Mia was 'n plaatsje om te liggen; Ina lag tegen me aan en ik moest de hele nacht opzitten, de andere volwassenen ook. Den volgenden dag was alles geregeld en hadden we ieder onze eigen afdeling. Over de W.C. zal ik niet schrijven, ik had niet gedacht, dat er zoiets bestond. Het huilen stond me nader dan het lachen in zo’n omgeving. Ons transport werd gevoed, wat heus een uitkomst was, want onze voorraad was al duchtig aan het verminderen; we kregen 's morgens en 's avonds 'n soort koek, zoiets als veekoek in Holland, 't was ontzettend hard en we moesten het op het hout van de wagon stuk slaan en dan weken in thee, anders hadden we kans, dat we onze tanden braken. Om twaalf uur kregen we vissoep, die niet te eten was, doch we kregen zoveel van die koek, dat we de hele dag voldoende eraan hadden. Soep en thee werd gegeven uit grote zinken emmers en geschept in geëmailleerde schalen waar we uit aten. Van wassen was geen sprake, ééns per dag werden 'n paar emmers water (heet) gehaald, we konden dan onze eigen thee zetten en namen dan 'n beetje in een bakje om handen te wassen, want iedereen vloog erop aan, doch 't was maar voor 5 minuten, want was ik maar even beneden geweest dan waren m'n handen weer pikzwart. Enfin, 'k hield m'n afdeling zo netjes mogelijk; we sliepen natuurlijk geheel gekleed, de kinderen ook, 't zou voor hen te koud en te vies geweest zijn in hun nachtjaponnetjes. 's Morgens om zes uur begonnen de meeste mensen al wakker te worden, ellendig genoeg want de dagen duurden tóch al lang. - Wat zagen die arme kinderen er vies uit! Woensdagavond 10 april kwamen we 's avonds om half tien in Pskow aan; we waren toen in het veroverde Polen-gebied, dat in het begin van den oorlog in Duitse handen viel. - Allen moesten uitstappen, doch daarvóór werd eerst heel goede soep uitgedeeld, zodat we de conclusie trokken dat het eten beter was in Duitsland dan in Rusland. We werden met muziek ontvangen en het stationsgebouw was met groen en vlaggen versierd boven het stationsgebouw stond in grote letters "Hartelijk welkom". - 't Was heus 'n aardig binnenkomen in hun Vaderland voor de Duitsers, die vier jaar in gevangenschap waren geweest; er ging dan ook een hoera! op van belang. Wij, Hollanders, waren niet in zo'n opgewekte stemming, daar men ons geen zekerheid gaf, dat we direct naar Duitsland en vandaar naar Holland mochten, bovendien voelden we ons onbehagelijk en moe. - In 'n wachtkamer werden we niet gelaten, men was bang voor besmetting en bovendien er was geen plaats voor duizend man. Ik liep met Mia te sjouwen of ging eens op de bagage zitten, de kinderen begonnen al gauw te huilen van vermoeidheid en verlangden naar hun bedjes, doch van 'n trein nog geen sprake. - We hebben daar op het perron moeten wachten van half tien tot 's nachts één uur in 'n felle koude, zodat de kinderen 'n ferme verkoudheid opliepen. We werden allen in groepen verdeeld, Polen, Oostenrijkers en Duitsers en wij, en genoteerd, waarheen we wilden gaan, d.w.z. naar welk land en in den trein ook apart ingedeeld; wij kwamen bij de groep Duitsers die richting Berlijn wilden. - Om één uur zette de trein zich in beweging en vernamen we dat we naar Dwinsk gingen; 't was 'n uitkomst, want heus ik kón niet meer, Mia sliep in m'n armen en Ina had 'n poosje op de bagage geslapen; 'k was erg ongerust over de gezondheid van de kinderen. - We kwamen
7
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
in 'n ijskoude wagon, zodat er geen sprake was van slapen; gelukkig troffen we ook wat beter publiek onder onze passagiers en de heren staken gauw de handen uit de mouwen om de twee kachels die er stonden aan te maken, zodat om half drie al warmte te voelen was en wij volwassenen toen ook gingen slapen, zo vuil als we waren, want er was natuurlijk geen sprake geweest van wassen, zelfs drinkwater was er niet; we waren ook weer in vierde klas wagons. - De landstreek, die we door stoomden was wel aardig, veel bos en heuvels, men kon ook nog duidelijk de sporen van de verwoesting tijdens den oorlog aldaar zien, ofschoon de Duitsers die vier jaren niet stil hadden gezeten en hoewel dit gebied nog pas veroverd was, hadden ze al veel hersteld en in orde gemaakt. - Tot onze schrik hoorden we nú, dat er een quarantaine bestond, er werd géén enkele persoon doorgelaten, die niet eerst 23 dagen in quarantaine had meegemaakt, wij vleiden ons met de hoop, dat we daarvan vrijkwamen, daar we niet in Duitsland behoefden te vertoeven, doch alleen doortocht vroegen. Ieder van onze medepassagiers had wat erover te vertellen; de een had dit gehoord, de ander dat. Men beweerde, dat, als men geen besmettelijke ziekte onder de leden had, men met 5 à 10 dagen vrij was, sommigen zeiden, dat wij, neutralen, direct door konden, hélaas bleek later van al die verhalen niets waar te zijn, doch het hield er den moed bij ons in, 't was maar goed, dat we alles niet vooruit wisten en we begonnen bij den dag te leven. - Vreemd, maar 't is nu ik alles neerschrijf en alles nog precies door m'n gedachten laat gaan, net of ik het ergste ben vergeten en de kleinigheden me niet zo goed herinner en juist díe waren het vaak alsof ze onoverkomelijk schenen. - We zagen natuurlijk de dagen zo goed mogelijk door te komen en maakten kennis met onze medepassagiers, die ons verhalen deden van hun gevangenschap, afschuwelijk in één woord. - Bij het uitbreken van den oorlog waren ze van Petersburg naar Siberië gevoerd, gedeeltelijk te voet door de felste koude, met kettingen aan elkaar gebonden en op rustplaatsen in 'n vunzig hok geduwd, opgehoopt, b.v. 30 à 40 man in 'n kleine kamer, waar alle vuilheid drie à vier dagen bleef liggen, zodat er natuurlijk ontzettend veel stierven… Het eten dat we kregen was veel beter dan in de Russische trein, 's morgens koffie, natuurlijk geen mokka, maar namaak, doch 't was iets warms en uiterst zindelijk, een groot verschil; daarbij bruin brood van goede kwaliteit en daar ik voor de kinderen ook kreeg, had ik ruim voldoende, was men zonder kinderen dan was de hoeveelheid wel wat weinig. - Verder om twaalf uur soep met macaroni of iets dergelijks, natuurlijk zonder vlees. - Voor ons zelf thee zetten ging niet meer, daar er niet, zoals in Rusland overal kokend water op de stations te krijgen was, wél kregen we af en toe water in een paar emmers om ons te wassen, maar 't was erg primitief, schoon werd men toch niet. Vrijdagmorgen ongeveer 6 uur kwamen we te Dwinsk aan, doch we moesten allen de hele dag nog in de stilstaande trein blijven, niemand mocht eruit; ik ging, als de kinderen sliepen wel eens op het balkon kijken en zag dan vaak wel een of ander nieuwsgierige staan, die enkele vragen deed, soms Russen, soms Duitsers, de eersten informeerden natuurlijk hoe de toestand in hun vaderland was. - Tegen den avond moesten we met pak en zak uit den trein en werden naar den overkant van de spoorrails gedreven, we kwamen aan enige grote gebouwen, die nog 'n half uur van de eigenlijke stad lagen, waarin grote zalen waarin vlak naast elkaar, ruw in elkaar getimmerde houten bedden stonden, tamelijk kort aan lengte, ik kon er net in, twee boven elkaar; in 'n apart gebouw ontzettend koud en tochtig was een wasgelegenheid voor mannen, in het midden stonden twee reusachtige tonnen, waarin steeds fris, koud water was daarlangs liepen twee flinke goten voor wasgelegenheid; op zekere uren van den dag konden wij dames en vrouwen zich daar niet vertonen om water te halen daar het manlijk geslacht aldaar bezig was toilet te maken. In 'n ander gebouw was een wasgelegenheid voor dames en vrouwen, ook intens tochtig; vandaar kwam men in een andere gelegenheid, hoe die eruit zag, kan ik niet neerschrijven, maar mevrouw M. en ik die samen eens poolshoogte gingen nemen, schrokken vreselijk en schoten tevens in 'n vreselijke lachbui, 't was heus al te mal. Wij, Hollanders, werden in zoverre met onderscheiding behandeld, dat we een aparte kamer kregen, wat heus een uitkomst was, want in de andere zalen was alles door elkaar, dames en heren en de vuilste mensen, de joden uit Polen zijn de vuilste mensen van allen. - Beneden was een grote zaal, waar de Oostenrijkers waren, boven was een aparte zaal voor Duitsers en Polen, mannen en vrouwen van alles door elkaar, zodat men, zoals in den trein weer gekleed en wel moest gaan slapen. - Vele van onze reisgenoten, die gehoord hadden, dat wij Hollanders, een aparte kamer hadden, kwamen eens zien naar zulk een weelde en vertelden ons van de vuile lucht, die in de zalen was, en als men er in keek, had men er al genoeg van. Nu moet men niet denken, dat wij zo iets van een salon hadden, als ik zo eens rond zag dan deden venster en vloer me denken aan hout- en kolenschuur in IJsselstein. - Er stonden ook zes ruw in elkaar getimmerde houten bedden, twee boven elkaar, daarop een stromatras; verder twee ruwe banken en vieze, oude tafel,
8
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
vieze vensters, alles vol met spinnenwebben, één venster sloot niet, en een vuile houten vloer. Verder had ieder 'n paar grote en kleine geëmailleerde kommen voor te wassen en om soep uit te eten. - Het eten bestond weer, als in de Duitse trein, uit brood met marmelade (het laatste uit bieten gemaakt), hetgeen heel goed smaakte en om twaalf uur soep, tweemaal per dag koffie, die van gerst gemaakt was. - Bijna de hele dag konden we kokend water krijgen; buiten stond op een wagentje een heel grote ketel, waaronder gestookt werd, zoiets werd in het leger gebruikt om soep te koken en was voldoende voor 600 man. Het hele "lager" was afgezet met, twee manshoog, prikkeldraad bovendien stonden nog overal wachten, voor ons venster liep dag en nacht een gewapende soldaat heen en weer. - Ik sliep met de kinderen in één bed, we konden juist liggen. We moesten zelf de kamer schoonhouden. – Levensmiddelen werden ons gebracht. Typisch was het, dat we geen woord over ons blijven of heengaan konden vernemen van een der wachten, hoog noch laag; zwijgen kunnen die Duitsers werkelijk als "Moffen"! - Na 'n paar dagen vernam de heer M., die als Courier reisde (de effecten, die ik bij me had, waren gelukkig in het Courierspak gedaan te Petersburg, dat was een hele zorg minder) - dat hij waarschijnlijk direct door mocht, hij had al gevraagd, of wij drie Hollandsche families, door mochten reizen zonder "quarantaine", maar dat werd geweigerd, niemand ontkwam daaraan. De heer M. meldde zich aan bij den Generaal, die juist in het "Lager" was en kreeg toestemming direct te vertrekken naar Berlijn. - Hij deed nog moeite om mij en de kinderen mee te krijgen, daar ik onder zijne speciale hoede reisde doch tevergeefsch. - Op Maandag omstreeks twee uur vertrok hij met vrouw en kinderen. - Het was voor mij in alle opzichten ellendig nu alleen achter te blijven met de andere Hollandsche familie, enfin het kón niet anders, dus ik moest er me in schikken. - Bijna iederen middag om vier uur was er muziek op 't plein, waar eenige banken stonden, doch het pleizier voor mij er heen te gaan, was al evenmin groot dan om in die vieze kamer te blijven, voortdurend met Mia op den arm te loopen en Ina aan de hand, die anders dreigde te vallen op de ongelijke stenen. - Telkens vraagden we, wanneer we naar het eigenlijke "quarantaine-kamp" zouden gaan, doch 't antwoord luidde steeds "Uwe beurt komt ook wel!" Nu, eindelijk kwam onze beurt, nadat Polen en Oostenrijkers al naar andere kampen gestuurd waren en wel Donderdagmorgen 18 April om tien uur; op dat uur moesten we met onze bagage op het plein staan. Daar ik had gehoord, dat het station een half uur van het "Lager" loopen was, had ik gevraagd om op eigen kosten een rijtuig te mogen hebben, men zeide mij, als er toevallig een langs kwam, dan zou men 't aanhouden doch er expres voor naar de stad gaan om het te bestellen, ging niet. De bagage ging met reusachtige auto's. - Nu een rijtuig was er niet, zodat ik ook met de troep mee moest, hoe ik Mia 'n half uur lang gesjouwd heb, weet ik niet en toch was het niet zo zwaar als men wachten op de stations, daar ik nu wist, dat na 'n half uur 't voorbij was. - Toen we op het station kwamen, was er nog geen trein te zien van 'n wachtkamer evenmin; we moesten onze eigen bagage afladen en aangeven wat in de coupé!!!! en wat in de goederenwagen moest. We gingen maar weer op onze bagage zitten of liepen heen en weer, Ina ging in 't zand spelen en was in minder dan geen tijd pikzwart, enfin 'k was al blij dat ze zoet was, nu wij zelf waren ook dadelijk weer vuil, daar het erg stoffig was en het vreselijk waaide. We hebben daar gezeten tot ’s middags drie uur, natuurlijk op 't laatst doodop en vuil met dood moede en huilende kinderen. - In 'n huisje vlakbij kreeg ik nog wat koffie, we kregen die uren eten noch drinken. - Eindelijk kwam de trein binnen, die ons transport meenemen zou, ongeveer nog 600 man. - Er waren alleen vierde klas wagons (in Duitsland zijn die juist als onze veewagens zonder zitplaatsen, dus niet zoals de Russische), men wilde ons daarin plaatsen, we zouden dus ruim 'n dag op onze bagage moeten zitten. - De schrik sloeg me om 't hart, toen ik aan de kinderen dacht, hoe zou ik de kinderen te slapen kunnen leggen. - Gelukkig begonnen enkele Duitse dames hevig te schelden en beweerden, dat ze nooit in zo’n wagon zouden gaan, men moest tenminste derde klas hebben, die daarop mopperend op last van den commandant aangehaakt werd. - Wij Hollanders bleven bij elkaar staan en kwamen in één coupé terecht, waar een ruit van stuk was, 'k vroeg om 'n andere met 't oog op baby, maar 't antwoord was, gauw instappen of helemaal niet. - Met veel overleg was er voor de kinderen plaats om te slapen, baby sliep op m'n reismand, en wij drie volwassenen zaten de hele nacht in 't pikdonker, daar er geen verlichting en onze kaarsen gebruikten we alléén als 't hoog nodig was. - We aten dien dag van onzen voorraad, daar we geen eten of drinken kregen en kwamen vrijdagavond om half zeven te Wielkowieskie aan. We waren juist aan 't eten gegaan, want niemand wist hoe laat we zouden aankomen, dus hadden alles overhoop gehaald, toen 't portier openging en de conducteur riep: "Binnen tien minuten allen uitstappen!" Nu, ik dacht, man loop naar de maan, is dat nu 'n manier van doen, in tien minuten! Enfin, 'k ging aan 't redderen, maar was natuurlijk niet klaar, het gehele transport was al uit den trein, zodat de conducteur weer kwam en brommende zei "Gauw mevrouw, de trein gaat direct terug". Nu, ik dacht hij neemt me toch niet mee, dus nam 't voor nota aan en
9
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
ging rustig m'n gang, 't was toch 'n toer, want Mia kon ieder moment van de bank vallen. - Enfin, we stonden dan allen op 't perron, maar van afhalen geen sprake, niemand wist hoe of wat, zoals altijd, wachten, wachten en nog eens wachten! De een beweerde, we moesten nog met een anderen trein mee, daar 't Lager 'n uur sporen verder lag, de ander zei, de bagage ging met 'n trein en wij te voet. Ik zuchtte al en dacht alweer 'n half uur sjouwen met Mia! - We gingen voorlopig maar op onze bagage zitten en zagen om negen uur eindelijk vier à vijf wagens aankomen, die over rails gingen voor de bagage, wij dames en vrouwen konden er bovenop gaan met de kinderen, 't was lastig - tussen de bagage, maar beter dan lopen, 't was 'n half uur rijden! - In de verte zagen we grote stenen gebouwen, electrisch verlicht, zodat ik al droomde van 'n heerlijk, fris bed en 'n kop warme thee of koffie. Mia sliep op m'n schoot en Ina zat slaperig, maar zoet naast me, 't moest haar en kleintje stevig vasthouden, anders viel ze eraf. Om half tien kwamen we in 't Lager aan; wij moesten in "Block II" zijn, later begrepen we, dat dat bestemd was voor de "elite" (gelukkig maar, want er waren zulke vuile mensen en kinderen bij, dat ik bang was onze kinderen nog eens een of andere ziekte zouden oplopen), de rest werd verdeeld over de andere huizen, zeven in getal! - Ik kreeg met de familie Bruinse één kamer, we waren met ons zevenen, er stonden vier bedden in, later kregen de Bruinses nog een bed erbij op hun verzoek. Ik sliep op één bed, 't andere was voor Ina en Mia, de laatste lag op 't draagkussen aan 't voeteneind. 't Waren oude ijzeren ledikanten met 'n stromatras en een paardendeken, van lakens geen sprake. 'n Gordijn voor de ramen ook niet, zodat we 'n extra deken vroegen en die 's nachts voor het raam hingen, we spanden 's avonds een laken, zodat de kamer in twee afdelingen was. Verder stond er een ruwe tafel en één stoel; twee banken zonder leuning; iedere familie kreeg twee zinken emmers, één voor vuil en één voor schoon water, een kan voor koffie, twee of drie geëmailleerde bakjes om uit te eten en 'n paar tinnen lepels, 'n groter bak om zich in te wassen, verder stond een heel grote kachel in iedere kamer; de vloeren en gang waren van steen, gecement; in ons "Block" waren twintig kamers. - Nu, ik wil wel erkennen dat ik gehuild heb, toen ik alles zag en wist daar drie weken te moeten leven, 't was een gevangenis! 't Raam was bovendien stuk, 'n ruit was gebroken, zodat we bibberden van de kou. Mia huilde van honger en slaap, Ina had dorst en er was nergens een verpleegster of hulp te bekennen, daar de officier of liever commandant, die de kamers aan gewezen had, spoorloos verdwenen was. - Langer treuren ging dus niet, maar weer aanpakken, regelen en me schikken, 'k legde de kinderen te bed en holde 't hele "Lager" af om 'n glas water, 'k vond eindelijk 'n put, zodat Ina wat te drinken had. - We moesten zo naar bed gaan, van eten of drinken geen sprake. Wat ben ik vaak blij geweest, dat ik Mia zelf voedde, want 't kind was er anders nooit door gekomen. Niemand van de lezers of lezeressen kan beseffen hoe ellendig het is op die manier te moeten gaan slapen, vuil en in zo’n omgeving en op zo'n bed! - Den volgenden morgen moesten we proviand halen, we kregen om zes uur koffie (zoveel als we wilden, daar er geen drinkwater was), en moesten dat zelf halen in onze kannen. Ik ging nooit om zes uur koffie halen, doch bewaarde van de vorige dag. Om twaalf uur moesten we soep halen, die bestond uit 'n hoeveelheid warm water met wat erwten of gort er door van 't laatste heel weinig, als er vlees in was dan waren er vier à vijf uitgekookte stukjes in 'n halve emmer. Om drie uur brood halen met jam, 't laatste was gemaakt van bieten, doch smaakte heel goed. Ik kreeg genoeg brood, daar ik ook voor de kinderen kreeg, doch volwassen personen zonder heel kleine kinderen hadden te weinig. - 't Was goed bruin brood. - 's Avonds om vijf uur koffie halen. - Ik ging steeds met Mia op m'n arm, de zinken emmer aan m'n anderen hand en Ina aan m'n rokken soep halen, men moest soms 'n half uur wachten, daar het hele transport (1000 man groot, de laatste weken 1600 man) van één keuken kreeg, evenzo ging het met brood en koffie halen. - Ieder "Block" had een ordonnance, die op alles letten moest en tot wie we ons voor boodschappen en kleinigheden wenden konden. - Wanneer we proviand moesten halen, schreeuwde onze dappere landverdediger door den gang: "Proviand halen", en stormden we allen met emmer of bakje voorzien naar "Block VI" waar een der keukens was: Ina vond het steeds 'n heel feest, ze vroeg 's morgens al: "Mama, wanneer gaan we soep en brood en koffie halen en jam?" - 't Was voor mij heus geen pretje, maar 'n heel gesjouw! Den volgenden dag, Zaterdag, moesten we allen binnen tien minuten in een aangewezen zaal zijn om ingeënt te worden, klein en groot. - Den daaropvolgenden dag, een bad nemen en onze kleren, die we uit- en aantrokken gedesinfecteerd. Van de bagage werd geen notitie genomen, het bleek later ook, dat de hele "quarantaine" politiek was (men was doodsbang voor spionnen) en niet voor ontsmetting. - Het baden was heus geen pretje, 't was
10
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
gelukkig dat ik Mia niet mee had genomen, er waren geen zinken baden, maar alléén "douche" en wel twaalf in getal, we stonden op houten latten zodat we ieder ogenblik dreigden te vallen, want ze waren glibberig, 'n bewijs, dat ze niet goed schoon werden gemaakt, het gebeurde namelijk door Russische krijgsgevangen. Ina huilde dan ook vreselijk, zodat ik me ook voornam haar niet meer te baden, we waren er ook vies van, want 't hele "Lager" kwam daar, de vuilste mensen; Polen zijn nog vuiler dan Russen. - Toen we ons gebaad hadden werden we allen opgeschreven, Mia ook, de Duitser zei: "Och, 'k zal haar maar noteren, want allen moeten gebaad". 'k Gaf hem 'n fooi, zodat de zaak in orde was. - Een der eerste dagen moesten we allen samen komen voor ons "Block", daar zou de Lager Commandant en Opper Commandant de regels voorlezen, waaraan we ons te houden hadden en een speech afsteken! - Ik zeulde met m'n kinderen er ook heen, want de Ordonnance had geroepen "allen om acht uur aantreden". Er werd ons bevolen, dat we onze kamers schoon moesten houden, iedere dag het vuil water er uit dragen, schoon erin, vloeren vegen. Verder mochten we naar Duitsland schrijven in 't Duits, naar geen enkel ander land en in geen andere taal; de "quarantaine" duurde niet minder, doch ook niet meer dan 23 dagen (wij, Hollanders hadden al van den Commandant vernomen, dat er geen pardon voor ons was) en dan kon men gaan waarheen men wilde. Nog meer werd er voorgelezen, doch van minder belang, zodat ik weer naar m'n kamer ging, al zuchtende, dat ik drie weken, 't scheen me een eeuwigheid, daar moest blijven. - Maandag moesten we naar de Politie om ingeschreven te worden, ik zeulde maar weer met de kinderen, die moesten ook mee; ik durfde ze ook niet zo lang alleen laten. - Men beloofde ons, Hollanders, dat als onze papieren bewijzen uit Holland, dat we de personen waren waarvoor we ons uitgaven, vroeger kwam als 23 dagen, we dan direct weg mochten, daar we alleen maar doorreis vroegen. Later bleek het, dat 't gemene leugens waren, men heeft de eerste drie weken absoluut geen moeite voor ons gedaan, daar men niet wist wat met ons aan te vangen, we waren namelijk de eerste vreemdelingen, die in "'t Lager" kwamen. Een paar weken na ons kwamen nog Denen, Bulgaren en Turken. De eerste weken waren we erg verlegen met onze wasch, daar er nog niet in voorzien werd, zodat we zelf onze was maar deden, 'k spande een lijntje buiten, waarop ik alles te drogen hing, later ook iedere dag de luiers, daar ik die zelf bleef wassen. 'n Week later werden er uit het dorp meisjes aangenomen, die voor ons in 't Lager wasten. Verder werd er een leeszaal ingericht, toneelzaal, waar ook gespeeld werd, doch ik kon nooit gaan met het oog op de kinderen; er is o.a. een heel mooi concert geweest, naar men zegt, piano en viool, gegeven door twee dames en 'n heer van ons "Lager". - Van buitenaf kwam er natuurlijk niemand in, dus uitvoeringen gingen van ons transport uit. - Het hele "Lager" was in 't vierkant ongeveer twintig minuten groot, was afgezet met prikkeldraad twee rijen, twee mans hoogte, aan de uitgangen stond nog een gewapende soldaat. De eerste weken hadden we koud weer, zodat we den dag veel in huis moesten doorbrengen, 'k was dan dubbel blij als 't avond was, want kinderen in zo’n kamer bezig te houden zonder speelgoed, 't was haast niet te doen. - Mia zat de hele dag op 't bed gebonden en Ina hing over 't bed bij haar en speelde met wat rommel, doch sleet voordurend de neusjes van haar laarsjes op die ellendige cementen vloer; gelukkig was er een schoonmaker, doch ze moest dan op haar overschoentjes, die natuurlijk te groot waren, rondscharrelen, daar ik maar één paar schoentjes bij me had. Zoals ik reeds vertelde, bleek de proviand die men ons verstrekte niet toereikend; de soep werd al slechter en toen na twee weken bij ons transport nog 600 man kwam, was ze helemaal niet te genieten, we haalden ze, nu ja, men kreeg wat warms, maar voedsel zat er niet in en vaak ging de halve emmer, want men was bij die uitdeling royaal, naar de Russische krijgsgevangenen, een troepje was daar om het terrein enz. schoon te houden, de gangen te vegen etc. Maar er kwam uitkomst en wel uit 't dorp "Wielkowieskie"; de joden aldaar brachten ons door 't prikkeldraad eieren, boter en brood tegen 'n flinke prijs natuurlijk, maar dat was niets als we 't maar kregen. 't Moest alles stil gebeuren, zodat de wachten het niet zagen, want 't was streng verboden. - 'n Klein, doch zuiver wit, heerlijk vers broodje kostte 70 kopeken (ongeveer 10 sneden) Ina at het in één maal op; eieren 38 kopeken 't stuk, boter 6 Roebel 't pond en een taart van Moskovisch gebak 4½ Roebel. Zolang ik in de "quarantaine" was, gaf ik aan extra voedsel en fooien nog 200 R. uit. - Lang duurde de pret niet, daar de Lager Commandant erachter kwam en het op straffe van 't verdubbelen der "quarantaine" verboden werd, de wachtposten werden tevens verdubbeld en de joden, die gesnapt werden de waren afgenomen. - (Zoals men weet, waren we in het veroverde Duitse Polen). - Ondertussen vertrok ons transport, daar de eerste drie weken om waren en die mensen hadden kisten voorraad eieren en boter gemaakt om naar Duitsland en
11
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Oostenrijk mee te nemen. - Er werd namelijk per dag zo ongeveer duizend R. verhandeld en vaak meer. - De reden waarom het kopen verboden was, zat hierin, dat de bewoners van het dorp verplicht waren tegen 'n bepaalden prijs boter en eieren naar Duitsland te verzenden, natuurlijk minder dan ze ons lieten betalen, en de uitvoer op het laatst helemaal staakte, want 't verdween in onze magen. - Wat nu te doen, 't was heus een ernstige kwestie voor ons, we hadden tot heden ook een paar schepjes suiker per dag gekregen bij 't rantsoen, maar dat hield ook op, toen er een nieuw transport aankwam. - De Ordonnance en enkele Duitse soldaten wisten raad en gingen, terwijl Lager Commandant, Opper Commandant, Politie etc. aan tafel zaten, op 'n hol naar 't dorp of 's avonds laat ('t was maar tien minuten lopen) en sleepten van alles binnen, zelfs ham en worst, sigaretten en gebak. - Die lui namen natuurlijk nog 'n flinke winst, doch daar keken we niet naar, als wij 't maar hadden en streken van ons nog flinke fooien op. - 't Waren heus heel geschikte mensen, maar waren op 't punt van omkoperij al wat Russisch geworden, hoewel de overheid vast overtuigd was van 't tegendeel en 't was maar goed ook, want 't was in ons voordeel.Toen, wij Hollanders, 'n week in ’t "Lager" waren, gingen we eens horen, hoe 't met onze papieren stond, daar we direct door mochten reizen als die in orde waren, maar er was nog niets; iederen dag, vaak tweemaal gingen we naar de Politie, werden heel "heus" bejegend, maar er was nog niets voor de Hollanders!" - We begonnen te begrijpen dat men ons aan 't lijntje hield: de Duitsers, die met ons gekomen waren hadden hunne papieren al op enkelen na (want 't was een slordige boel op 't Politiebureau en lui waren de mensen daar ook, zodat enkele heren nog 'n paar dagen voor de bepaalde drie en twintig dagen hielpen om hunne en papieren van anderen in te vullen, anders waren ze niet op hun tijd afgereisd, enkelen zijn zelfs tot 26 dagen gebleven, wat een heel schandaal van hun kant teweeg bracht) maar van de onzen nog geen spoor. Ten laatste, op ons herhaald aandringen wat we toch moesten doen om af te reizen, zei men, dat de gezant in Berlijn ons helpen moest, zodat we daarheen een paar telegrammen zonden om hulp, doch er niets op hoorden. Ik besloot 'n brief naar Holland te zenden, doch kreeg hem terug, zond er nog een naar mijne familie om hulp, die zoals ik later hoorde, bij toeval aankwam. M'n zwager en anderen deden alle stappen om ons naar Holland te krijgen en hoorden van den Hollandsen gezant, dat hij van niets af wist. Ik was voortdurend maar in angst dat er oorlog tussen Holland en Duitsland zou komen, want dan waren we krijgsgevangenen en in zulk 'n omgeving, zonder m'n man met zo goed als geen kleren bij me, 't leek me te verschrikkelijk en vervolgde me als een nachtmerrie. - Ons transport ging weg op den bepaalden dag en wij, twee Hollandse families bleven achter, binnen 'n paar dagen waren de kamers echter weer gevuld met mensen van 'n volgend transport. Ik had in dien tijd 'n apart kamertje met twee bedden gekregen, ’t keek uit op de grote weg, zodat het vrolijker was en er was nogal passage, vooral Ina had er plezier in en zat, wanneer we niet buiten waren voor 't opengeslagen raam. - We hadden gelukkig zomer gekregen, zodat ik veel in de zon met de kinderen zat, ik sjouwde dan 'n paardendeken naar buiten en zette Mia erop en zelf ging ik er ook op zitten, Ina speelde in den omtrek met zand, stokjes en allerlei rommel, die ze opzocht. M'n kamertje hield ik zo netjes mogelijk, sjouwde iedere dag dekens enz. naar buiten, daar we al last van ieder soort ongedierte hadden gehad, zelfs van 't ergste, zodat ik in het begin met angst ging liggen. 'n Paar heren van ons transport hadden beloofd naar den gezant te Berlijn te gaan, want ieder had medelijden met ons en spraken er over, dat we nog steeds in "quarantaine" zaten. - We hadden hun alle gegevens meegegeven, ook het afschrift van de telegrammen, die we gezonden hadden en gaven nog 'n brief voor den gezant mee, doch hoorden taal noch teken. Wij liepen maar steeds naar de politie en LagerCommandant, doch kregen steeds hetzelfde antwoord: "Uw gezant moet U helpen". We waren heus ten einde raad, hoe ter wereld zouden we uit die "quarantaine" komen! - De een week na de andere verliep, wij zonden steeds telegrammen om hulp naar Berlijn, doch geen antwoord, toen eindelijk aan 't eind van de vijfde week een telegram kwam, dat de papieren der Neutralen onderweg waren naar Zowno, een plaats vlakbij ons "Lager", waar de papieren eerst in orde moesten gemaakt. - Achteraf bleek 't nu, dat men ons maar stilletjes had laten wachten, men wist niet wat met ons aan te vangen en men had pas ná de 23 dagen werk van ons gemaakt, had men vanuit Holland er geen spoed achter gezet dan hadden we wellicht nog een maandje daar gezeten. - Wat waren we blij, doch 'k had nog geen rust voordat we de poort van 't Lager achter ons hadden. - 't Duurde nog een week voordat we konden afreizen, er moesten nog kieken van ons genomen en ook vingerafdrukken. In de laatste week was er nog een godsdienstoefening in de open lucht, er waren er meer geweest, doch in 't kerkje, die ik, met 't oog op de kinderen, toch niet mee kon maken. Buiten ging best, daar de kinderen onderwijl op den grond speelden en tevens genoten van 't horen van muziek, dat den zang
12
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
begeleidde. - De dominee beviel me niet bijzonder, daar hij 't steeds over de politiek had en nota bene bad, dat het Duitse volk mocht overwinnen, dat nu zo schandelijk behandeld en belasterd werd en ze met zegepraal hun […?] andere mochten verslaan! 'k Vergat nog te vertellen, dat het zóó koud in "'t Lager" kon zijn, dat we 's avonds de kachel aan moesten maken, 'k kon vaak niet slapen van de kou; 't mocht feitelijk niet, maar we deden stilletjes, stopten de krijgsgevangen 'n fooi, brood of soep toe, zodat we van hen, die hout moesten hakken voor de keukens, 'n hoeveelheid kregen. - Er waren ook dagen, dat we aardappelen voor de soep moesten schillen, ik was er vrij van, daar ik twee kleine kinderen had en zonder m'n man was. Enige dames bedankten ervoor en zeiden, dat ze 't werk niet gewoon waren, de anderen gingen wel, doch bedankten er de tweede keer ook voor, zodat men het de vrouwen uit "Block I" liet doen. Ten laatste was de dag voor ons vertrek aangebroken, door ieder gelukgewenst, dat we eindelijk weg konden, onze papieren waren zóó door den gezant in orde gemaakt, dat we ook over de Hollandse grens konden. - 't Was nog haasten Vrijdagmorgen 30 Mei om op tijd klaar te komen; we moesten allen gebaad, doch gaven maar 'n fooi aan den ordonnance en waren daarmee klaar, toen enige malen in 't Politiebureau geroepen om papieren te tekenen, naar den dokter om ogen en mond te laten onderzoeken en om twaalf uur kant en klaar voor "Block I" te staan, waar de bagage opgeladen werd en wij erbij en gelukkig binnen 'n minuut of vijf waren we buiten het hek. We waren nog 'n eindje sporen van de Duitse grens af, twee uur lopen en kwamen aan het grensstation Wirballen, waar onze bagage onderzocht werd en we ons Oost-geld, dat we voor ons Russische geld in de "quarantaine" gewisseld hadden, voor Duits afgaven. - Papieren werden nagezien en met het nazien van de bagage waren ze heus niet al te streng en geloofden ons op ons erewoord; alleen nam men van mij 'n paar kinderboeken af, die bovenop lagen. We voelden ons weer vrij mens nu we uit die gevangenschap waren. Als het me op de reis en in de "quarantaine" te machtig werd, dacht ik maar aan 'n paar regels van 't bekende versje: In U, trouw Vaderland / Rust heel mijn toekomst, heel mijn lot. We reisden niet de gewone route over Bentheim, maar op onze pas stond aangegeven over Elten; 't was 'n ellendige reis, steeds overstappen, tussen Berlijn en Elten was nog wel viermaal overstappen en op zulke kleine stations, zodat we geen "witkielen" [kruiers] krijgen konden, doch we alles zelf uit de coupé moesten sjouwen. Ik had nog een koffer in Wirballen aangegeven voor den goederenwagen, doch toen ik in Berlijn kwam, was ze er niet. Ik had erg 't land in, daar het alles was hetgeen ik uit Rusland mee had kunnen nemen, gouden sieraden, wat souvenirs en nog 'n paar bankjes van 1000 R. 'k Gaf 't natuurlijk dadelijk aan en kreeg de koffer, toen ik 'n week in Holland was in ongeschonden staat terug. Van Berlijn naar de grens hadden we 'n slaapwagen besteld, doch daar was geen kwestie van, daar een week tevoren de slaapplaatsen al besproken waren. De trein was stampvol en met veel overleg en inschikkelijkheid van de passagiers kon ik 'n klein plaatsje voor de kinderen vinden om te liggen, voor ons was er geen kwestie van, ieder ogenblik waren ze wakker. Zaterdagavond om half negen kwamen we te Emmerik aan; we maakten op ieder 'n vreemden indruk, met pelzen aan en mutsen op midden in den zomer en 'n hoeveelheid bagage; ieder, die met ons in aanraking kwam, informeerden waar we vandaan kwamen, de chef kwam op ons aangestormd en was ons in alles behulpzaam. We bleven den nacht in 'n hotel, doch moesten eerst nog met onzen pas naar het Politiebureau, 'n half uur lopen van 't hotel, de kinderen huilden van slaap en honger, doch ik moest persoonlijk gaan. - Den volgende dag om half negen vertrokken we, werden ook zeer royaal en voorkomend te Zevenaar behandeld en moesten ook aan ieder van hen onze lotgevallen vertellen. Wat was ik blij op Hollandse bodem te staan, men gaf ons een coupé voor ons alleen; en 's middags om drie uur kwam ik, erg moe, maar gezond, te Amsterdam aan. _____________
13
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Hertaal 4, gebruikt voor Piepende Na haar avontuurlijke vlucht uit Stoupky terug naar Nederland, tussen 11 maart en 30 mei 1918, heeft mevrouw Marx-van der Roest, de moeder van Mia Jensma-Marx, op aanraden van haar familie in een schrift dit reisverslag geschreven. Zij reisde samen met haar kinderen Ina (1915) en Mia (27.05.1917) en de Nederlandse families J.C. van den Muyzenberg (jongere broer van grootvader L.W.) en Bruinse.
Winter te Stoupky, jaar 1917-1918 Ruim 'n maand na de geboorte van ons tweede meiske, Mia, verhuisden we naar de directeurswoning. De overbrenging van onze meubels enz. ging met veel moeite gepaard, daar er gebrek aan werkkrachten was op de mijn, zodat we veel zelf moesten doen; enfin, na 'n paar weken zag onze nieuwe woning er gezellig uit en begonnen we er ons thuis in te gevoelen. Kees had het steeds ontzettend druk, omdat er pas drie maanden ná Wims vertrek ’n Russische technicus kwam, zodat Kees de hele zomer voor twee krachten moest werken. De zomer ging nog rustig voorbij, ofschoon we niet meer, zoals vroeger, huis- en balkondeuren open lieten ’s avonds. In het najaar, omstreeks oktober, begon de politieke toestand in Rusland er allesbehalve goed uit te zien, het werk met de dag slechter en gevaarlijker en men kon in de komende winter alles verwachten. In bovengenoemde maand vertrok Kees’ mededirecteur naar Holland, met verlof, zodat Kees nu geheel alleen stond voor de reeds bestaande en komende moeilijkheden van allerlei aard, die met de dag toenamen. 't Is 'n winter geweest om nooit te vergeten! - Met de beambten, zowel als 't werkvolk, was niets meer aan te vangen, de eersten, zowel als de laatsten, waren brutaal en verlangden steeds hogere lonen en men wilde bovendien zoveel mogelijk het bestuur van de mijn in handen hebben. Na 'n paar maanden kwam ook een Commissie, uit het werkvolk gekozen, op kantoor zitten om de directeur en beambten te controleren, de laatsten bromden en scholden de ganse dag op "de heren"! Soms wilde de commissie een beetje verder gaan dan controleren (op andere mijnen was ook zulk een commissie), en in de rechten treden van de Directeuren, doch dan bracht Kees hen onder het oog, dat, als ze meer wilden doen als controleren, hij direct z'n baantje als directeur neerlegde en ze maar moesten zien zonder hem de mijn aan de gang te houden; "de heren" kozen de wijste partij en kropen in hun schulp, daar ze wel degelijk wisten als Kees z'n woord hield, hetgeen geen twijfel overliet, de mijn binnen 'n paar dagen stil stond. Toch was 't nodig, dat ze tussenbeide eens op hun plaats werden gezet. In de loop van de winter had in Bachmuth een grote brand plaats, namelijk het opzettelijk verbranden van de voorraad spiritus, die daar nog aanwezig was; 't was een vreselijk gezicht, men zou gedacht hebben, dat half Bachmuth in vlammen opging. Die maatregel was nodig, omdat er reeds veel spiritus gestolen was en de soldaten, die in Bachmuth waren gekomen (om de rust en orde te bewaren!) al heel gauw dronken op straat liepen en allerlei baldadigheid uitvoerden. - Toch is tijdens de brand nog veel spiritus gestolen en het werd op den mijn al gauw merkbaar. Men beproefde wodki binnen te smokkelen, zelfs waren er al 'n paar werklui dronken, doch Kees nam krachtige maatregelen daartegen, zodat het gauw uit was. In de loop van de winter kwamen de anarchisten ook in Bachmuth en brachten daar heel wat schrik teweeg onder de bevolking en niet zonder reden. - De stad werd een belasting opgelegd van miljoen Roebels, die binnen een paar dagen betaald moest worden en een paar weken daarna nog een belasting van twee miljoen Roebels en voor de bevolking stond er niets anders op dan betalen. Ook op de mijn brachten "de heren" een bezoek en wel op Driekoningen, 's avonds 6 uur. Al enige maanden tevoren was de meiden bevolen de voordeur niet te openen 's avonds voor men gevraagd had wie wenste binnen gelaten te worden. De tweede meid had gehoord, dat een twintigtal anarchisten op de mijn waren gekomen en had hen ook voor 't kantoor zien staan; ze wilde het ons komen vertellen, toen er meteen gebeld werd, door de schrik van het gehoorde, deed ze zonder te vragen wie er was, de voordeur open en in minder dan geen tijd drongen vijf à zes gewapende bolsjewieken de gang binnen en waren in minder dan geen tijd in het kabinet. Ik ontmoette de heren! in de gang en schrok natuurlijk vreselijk en had geen tijd Kees te waarschuwen, die een van de beambten van ’t kantoor in 't kabinet te woord stond. Opeens stonden de gewapende bolsjewieken voor hem, een van hen hield Kees een revolver onder de neus en zei: "We komen alle wapens op de mijn opeisen, U heeft twee revolvers, U moet die ook afgeven". Kees vroeg die
14
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
vent, of dat 'n manier van binnenkomen was in 'n woning van 'n neutraal onderdaan en dan nog wel 'n revolver onder iemands neus houden. Voor dit laatste maakte de man z'n excuus "doch met het eerste kunnen we ons niet ophouden". Kees antwoordde heel bedaard, "Dat zullen we eens zien, ik zal m'n maatregelen morgen nemen". (Kees heeft de volgenden dag de gezant te Petersburg verzocht maatregelen te nemen, dat we tegen zulk soort dingen beveiligd waren; na ’n paar weken kregen de Hollanders papieren van de gezant, waarin stond, dat de personen en bezittingen van Holland onschendbaar waren, degenen die dit niet eerbiedigde werd langs diplomatieke weg vervolgd.) Daarop liet hij twee van de nachtwachten roepen, nam hen de revolvers af, die ze bij zich droegen, gaf ze de bolsjewieken, doch eiste van hen 'n papier of liever 'n bewijs, dat hij twee revolvers afgegeven had, hetgeen ook gegeven werd. Wat was ik blij toen ze vertrokken waren, 'k was helemaal van streek, want 'k wist niet wat ze nog meer van plan waren; de meiden stonden doodsbleek in de gang en hadden gedacht, dat ze Kees gevangen kwamen nemen. Alle wapens werden op de mijn opgeëist en daarop vertrokken de heren. Sedert 'n paar maanden was er een nachtwacht op de mijn, iedere nacht zes personen, die gevormd was uit de beambten en de directeur in 't geheel dertig personen, die van top tot teen gewapend waren (de wacht duurde van 's avonds 9 tot 's morgens 5 uur). De eerste dagen was de wacht natuurlijk zonder wapens en bracht men maar een flinke knuppel mee; later heeft men enige geweren teruggegeven op verzoek van de mijnbewoners, daar het nodig was tot zelfverdediging. - Kees had z'n eigen revolver niet afgegeven, hetgeen gewaagd was, hij had n.b. de patronen in z'n zak en de revolver lag tussen de divan gestoken, doch de bolsjewieken vroegen niet verder, toen Kees hun twee wapens gaf. Al gauw werd de toestand in Rusland en ook in onze omgeving meer en meer gevaarlijk, we leefden dag en nacht in voortdurende angst wat de dag of nacht ons heugen zou. Er werd geroofd en gemoord zonder eind en zonder vervolging om rede er geen politiewacht meer was. - De afgrijselijkste verhalen van moord en doodslag vernam men. - Ook op een der naburige mijnen, 'n half uur van ons vandaan, is roverij met moord gepleegd, bij toeval bleef de ingenieur met z'n vrouw vrij; ze zijn evenwel daarop in Bachmuth in pension gegaan. Kees had gaarne, dat ik voor de veiligheid met de kinderen ook in Bachmuth ging wonen, maar dat wilde ik niet, daar Kees dan 's avonds in donker naar Bachmuth moest rijden en dat was levensgevaarlijk. Na het bezoek van de bolsjewieken zijn we effecten, zilver en dingen van waarde op zolder gaan verstoppen, daar het gerucht ging, dat ze ook dat zouden opeisen, doch toen de papieren van de gezant kwamen, waren we daartegen beveiligd. In het begin van 1918 ontstond er brand in de molen, waarschijnlijk door onvoorzichtigheid van een der werklieden. We dachten, toen de noodfluit ging, dat de mijn door rovers overrompeld was, doch 'k zag al gauw de rook boven uit de molen komen en Kees over de mijn hollen. 't Waren angstige uren, 'k dacht dat er niets van de gebouwen overbleef, vooral daar er zo weinig water is, (iedere dag wordt er een bepaalde hoeveelheid gebracht van een der omliggende dorpen), doch het station stelde direct 'n paar locomotieven op onze lijn. Na veel inspanning, waarbij Kees ook steeds meepompte, was hij de brand na een uur of drie meester. Kees kwam doodmoe en onherkenbaar thuis, doch moest direct weer weg om maatregelen voor de nacht te nemen. De schade was, nadat het zich eerst liet aanzien, niet zo bijzonder groot; pels en kostuum van Kees waren echter geheel bedorven. Omstreeks die tijd begonnen verschillende buitenlanders erover te denken naar hun vaderland terug te keren; er werd van Staatswege op bepaalde tijd treinen gegeven en al heel gauw vertrok, met medewerking van een Commissie, iedere week 'n trein met bewaking van Charkow naar Petrograd, waar vele Belgen en Fransen mee mede gingen en dan verder de gewone route namen over Finland en Zweden. Ook op onze naburige mijnen waren 'n paar families, die aanstalten maakten voorgoed Rusland te verlaten en zodra ze hun zaken geregeld hadden, zouden vertrekken. Een der Hollandse families zou ook van plan zijn met februari naar Holland te gaan en bood aan mij en de kinderen mee te nemen, daar de toestand steeds gevaarlijker werd en men iedere dag alles verwachten kon. Ik dacht er in het begin niet over Kees alleen te laten, doch begon langzamerhand in te zien, dat langer blijven onverantwoord zou zijn, vooral daar dit de laatste gelegenheid zou zijn, dat we veilig uit Rusland weg zouden kunnen komen, nadien zou de reis voor dames met kinderen ondoenlijk geweest zijn. Eerst was er nog sprake, dat Kees misschien mee zou gaan, het gerucht ging, dat de mijnen Staatseigendom zouden worden en dan was Kees' werk afgelopen, doch toen de Duitsers meer veld wonnen, ging de
15
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
nationalisatie niet door, en Kees was, wilde hij op z'n post blijven, 'n post, die met de dag zwaarder en gevaarlijker werd en tevens groter verantwoordelijkheid eiste, genoodzaakt mij met de kinders alleen te laten gaan. Nog een Hollandse familie sloot zich bij ons aan en eerdat meubels verkocht waren en zaken geregeld werd het maart. - Ondertussen had 'n Hollandse kennis, de heer Uchtmann in Charkow, alles in het werk gesteld 'n wagon met soldatenbewaking voor ons buitenlanders te krijgen van de Russische regering gaande van Charkow naar Petersburg, wij waren namelijk de laatste buitenlanders uit het Zuiden die vertrokken, verschillende wagons waren al gegaan. Door allerlei oorzaak was ons vertrek verlaat, zodat het toen heel wat voeten in de aarde had eerdat voor (23 personen met kinderen inbegrepen) een hele wagon gegeven werd. We zullen ons hele leven de heer Uchtmann dankbaar blijven, want hij heeft het bovenmenselijke voor ons gedaan. Er werd toegestaan, doch uitsluitend voor neutrale en bevriende mogendheden van Rusland (Russen zelf niet) een wagon tweede klasse, die op bepaalde datum vertrekken zou van Charkow, een hele gebeurtenis, want eerste en tweede klasse waren allang door de bolsjewieken uitgeschakeld. De dag van vertrek werd bepaald op 11 Maart; 't was verbazend koud; 's morgens om tien uur vertrokken we met de rijtuigen van onze mijn naar Bachmuth, we moesten daar om elf uur zijn, daar onze wagon, die aan zou sluiten op de trein van Charkow naar Petrograd, om twaalf uur zou vertrekken en aangehaakt worden aan een soldatentrein. 'n Paar weken tevoren hadden Kees en ik al 'n groot deel van ons huisraad en kleren verkocht; we hadden van alles ook veel in voorraad, daar we verscheidene dingen van Nel hadden overgenomen, toen nog niet vermoedende, dat we op die manier zo gauw Stoupky zouden moeten verlaten. - Hoe los ik de laatste tijd van Stoupky was geworden, toch vond ik het ellendig op die manier weg te moeten, Kees geheel alleen achter te laten in moeite en gevaren. Bij m'n vertrek ondervond ik nog veel sympathie van verschillende personen en enkele getrouwen betuigden ook hun leedwezen, dat we op zulk 'n manier gedwongen waren te vluchten. 't Ging me aan m'n hart m'n meiden ook op die manier hun ontslag te geven en 'k zal m'n hele leven denken met liefde aan m'n drie Russische meisjes Asja, Nastia en Noesja. Nastia was 'n meisje zoals ik nog nooit ontmoet heb en wellicht niet meer ontmoeten zal, trouw in alles. We namen zo weinig mogelijk bagage mee natuurlijk, voor ruim drie weken, ook proviand, bestaande uit brood, eieren, vlees, gebak en gedroogd brood, dit laatste kan men maanden bewaren. - Om elf uur kwamen we aan het station te Bachmuth, waar de Fransen ook aanwezig waren, allen met het bewustzijn, dat we een reis zouden doen, die moeilijk en gevaarlijk zou zijn. - Kees bracht ons natuurlijk weg en bleef ook tot we goed en wel in de wagon waren, dat geen tweede klas was, zoals beloofd werd, maar een teploeska (d.i. nog minder dan een Russische vierde klas wagon), 'n beestenwagen, waar men voor ons planken in de rondte had gelegd om te slapen en te zitten, 'n kachel in het midden en met 'n soldaat tot bewaking. Enfin, we moesten al blij zijn, dat de regering ons zó hielp en we bewaking hadden. - In plaats van twaalf uur, vertrokken we 's avonds vijf uur. 't Was voor Kees hard alleen achter te moeten blijven en in ons bijna lege huis terug te moeten keren. Asja was ook meegegaan tot Bachmuth en had de zorg voor Mia, die op 'n draagkussen lag en gewikkeld in 'n dikke deken. - 'n Paar uur voor ons vertrek wilden 'n paar volgelingen van "de rode garde", nota bene 'n paar van onze vroegere werklui, beslag leggen op onze proviand. Kees moest nog naar de commandant om onze papieren te tonen, om te verhinderen, dat die ellendelingen ons ons brood afnamen. Eindelijk vertrokken we. (In Rusland heeft men altijd de tijd). We gingen in 'n sukkeldrafje, daar we aan 'n goederenwagen gehaakt werden en kwamen omstreeks zeven uur in Liman aan, waar we tot onze verbazing bleven staan, werden afgehaakt en vernamen, dat we de volgenden ochtend met 'n andere trein naar Charkow zouden gaan. Om de beurt gingen we in troepjes maar eens naar het station om te zien of er thee was of iets anders te krijgen. - Vuil, dat die wachtkamer en dat buffet was, neen, wij Hollanders weten niet wat vuil is vóór we in Rusland zijn geweest, 't is onbeschrijfelijk en niet in te denken! Enfin, 'k was blij, wat warms te krijgen en 't was thee - met suiker, een grote weelde in die tijd in Rusland. Over "gelegenheden", toch voor ieder mens noodzakelijk, durf ik niet te schrijven, die waren de hele reis (behalve hotels) ondenkbaar primitief en ondenkbaar vuil, ik vermoedde niet, dat zo iets onder mensen kón bestaan, 't was ontzettend. 't Was 'n nacht om nooit te vergeten, erg koud, 't tochtte aan alle kanten en we moesten ons te slapen leggen op de planken, gewikkeld in onze pelzen. We deden ons eerst te goed aan onze proviand, deden
16
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
water, dat de soldaat die voor bewaking aangegeven was, voor ons haalde, in onze ketels en gingen thee zetten. Voor mij was 't niet makkelijk, 'k moest 't kleintje vasthouden, Ina kroop tegen me aan (ze was bang voor de vreemde mensen) en tevens boterhammen maken, enfin, 't moest dus 't ging. Na veel moeite had ik Mia te slapen gelegd op de tweede verdieping, iedereen had zich al te rusten gelegd, ook de wacht "snorkte" al flink. 'k Wou Ina op een plaid leggen, maar daar was geen denken aan, ze begon hevig te schreien en wou bij Papa in haar eigen bedje; er stond niets anders op dan haar naar beneden te halen, 'k ging op een bank bij de kachel zitten met Ina op m'n schoot, die weldra insliep, en zo bracht ik de nacht door, ieder kwartier op m'n horloge ziende, of het nog geen dag werd, wat was ik blij, toen 't zes uur was en ieder overeind kwam. Natuurlijk bleven we ongewassen, want in welke beestenwagen is een wasgelegenheid? Om zeven uur werd onze wagon aan 'n goederentrein aangehaakt en gingen we verder; de meeste wagens waren voor goederen bestemd, 'n paar personenwagens maakten de rest uit. Bij ieder station trachtten de passagiers, meest vuile Russen met onnoemlijk veel bagage, in onze wagon te dringen, doch onze dappere "bolsjewiek" weerde ze af met de woorden "Afgekeurde wagen, familiewagon". - De man was werkelijk zeer geschikt, doch geen wonder, hij wist, dat hij een flinke fooi zou ontvangen te Charkow en we voedden hem flink; van gebak enz. kreeg hij ook ruim z'n deel. - We trachtten de dag zo goed mogelijk door te komen, veel werd er gepraat over de reis, die we ondernomen hadden, enfin, ik had de handen vol om de kinderen stil te houden. 's Middags om vier uur kwamen we te Charkow aan, opgewacht door de heer Uchtmann, bij wie ik zou logeren, de overigen gingen in 'n hotel. Voordat ik in 'n rijtuig was duurde nog 'n kwartier, daar ik eerst moest zien of m'n bagage wel voltallig was; een van de gevaarlijkste dingen van de reis voor mij was het dragen van Mia; 'k had natuurlijk een pels aan, Mia lag op een draagkussen waarin 'n flink pakket effecten waren verstopt, bovendien was Mia én draagkussen gewikkeld in 'n dikke deken. - 'k Heb zo verscheidene malen 'n half uur à drie kwartier moeten staan en 'k bezweek al haast na tien minuten, maar ik dacht, het moet, dus 't ging. Om vijf uur kwam ik met de kinderen bij Mevrouw Uchtmann aan (ik betaalde voor 'n rijtuig daarheen 10 Roebel) moe en vuil met huilende kinderen. 'k Ben daar allerliefst ontvangen, men deed al het mogelijke om me 'n paar rustige dagen te bezorgen en ik denk steeds met dankbaarheid aan die familie. Donderdagmiddag om vier uur zouden we vertrekken, niettegenstaande alle op papier in orde was, dat we een wagon tweede klasse van Charkow naar Petersburg krijgen zouden met soldatenbewaking, toch had de heer Uchtmann nog handen vol werk die twee dagen, dat de beloofde wagon werkelijk klaar zou zijn, op de beloofden dag. - Als men in Rusland maar volhoudt, tot vervelens toe de mensen lastig valt, bij z'n stuk blijft en fooien geeft, krijgt men alles gedaan. - Om vier uur waren we allen aan het station, maar och, lieve deugd, van vertrek nog geen sprake. Er was nog geen trein te zien nog minder van onze wagon en men wist niet eens aan welke trein die aangehaakt zou worden. De heren liepen dan hier, dan daar; men deed nog moeite aan 'n Franse soldatentrein gehaakt te worden, doch daar zag men weer van af, want er werd beweerd, dat de Duitsers in Petersburg waren, dat weldra 'n heel onjuist bericht bleek te zijn. Wij, dames met de kinderen, stonden, of zaten bij beurten op stoelen, want het was ontzettend vol, van vier tot half tien in de wachtkamer, die zo ontzettend vuil was en waar zulk 'n vieze atmosfeer heerste, dat we ervan walgden; veel tijd hadden we niet ons erover te ergeren, daar de kinderen al gauw lastig werden door de slaap en vooral Ina en Mia, de jongsten van het troepje; 'k was vaak ten einde raad, allebei huilden ze om 't hardst, zodat ik met Mia maar heen en weer ging lopen en Ina naast me, die zich aan m'n japon vasthield, daar ze van de medereizigers niets wou weten. - 'n Paar kennissen kwamen nog afscheid van ons nemen en 'n ieder beijverde zich om ons te helpen en gaven bovendien nog snoeperijen voor onderweg mee. Om ongeveer half tien kwamen de heren ons vertellen, dat onze beloofde wagon aan een passagierstrein aangehaakt was; 't was een pasgeverfde tweede klas wagen, iedere familie had een coupé, 't was alleen lastig, dat we geen electrisch licht hadden en kaarsen kregen we heel weinig, zodat we meestal maar vroeg gingen slapen. - We hadden twee soldaten voor bewaking, ook zeer geschikte kerels, die ons van kokend water voorzagen, wanneer we bij 'n station stil hielden. De trein ging 'n slakkengang, maar enfin we waren al blij, dat we vooruitkwamen. De coupés waren allesbehalve zindelijk, we vonden er van allerlei ongedierte in. Onze prowodnick [conducteur] was ook zeer geschikt en zorgde voor verwarming. We hadden de wagon geheel gratis, natuurlijk moesten we fooien
17
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
geven aan de bewaking, dat werd al gauw 'n paar honderd roebels. Onderweg wilde men telkens in onze wagon komen, maar men werd afgewezen door onze dappere wacht. Vaak zeiden ze ook: "een gehuurde wagon met delegaten, die naar Petrograd gaan". We moesten dan lachen, verbeeldt u, delegaten, die hun vrouwen en kinderen meenemen. Zaterdagavond kwamen we in Moskou aan. Vanuit Charkow was al getelefoneerd naar het Nederlandse gezantschap, of we door konden naar Petersburg en of de Consul wilde zorgen voor een wacht, daar deze maar tot Moskou meegegeven was. - Zondagmorgen gingen de heren op stap, de Fransen naar hun Gezantschap en de Hollanders naar het hunne. De Fransen kwamen in de loop van de dag terug met het bericht, dat zij niet door konden naar Petersburg, daar ze hier of daar in handen der Duitsers zouden vallen, ze moesten over Wladiwostok. We hadden onderweg allerlei geruchten gehoord, namelijk dat de Duitsers tussen Moskou en Petrograd waren en dat ze Petrograd al bezet hadden, enz., enz. De Fransen en Italianen namen afscheid van ons, zouden 's nachts bij de Secretaris van het Consulaat logeren en informeren hoe het makkelijkste was de reis te maken. - De bagage der Fransen werd uitgeladen, hetgeen een grote hoeveelheid was: ze waren acht in getal, de kinderen meegerekend. Tegen de avond kwam de heer Muyzenberg terug, die alles met het Gezantschap in orde gemaakt had onder meer ook een andere wacht, zodat onze, "bolsjewieken", met flinke fooien in hun zakken, afscheid namen en drie nieuwe soldaten meegingen, zeer verheugd, want ze waren nog nooit in Petersburg geweest en vonden het 'n plezierreisje; ze hebben dan ook al het mogelijke gedaan om ons met alles te helpen. Zondagavond om tien uur vertrokken we van Moskou en kwamen maandagavond om acht uur in Petersburg aan. Voordat we vertrokken, kwam de Secretaris van het Consulaat nog in de trein en vroeg een en ander over ons wedervaren, hij maakte onder andere de opmerking, dat ik het wel moeilijk zou hebben zonder m'n man met twee zulke kleine kinderen, doch "U zult het later wel interessant vinden zulk 'n reis meegemaakt te hebben", enfin, ik was het niet met hem eens. Hij vertelde ons verder dat hij 600 R voor 'n poed meel betaalde ('n poed is 40 pond, 'n Russisch pond slechts 4 ons) en 400 R. voor 'n poed suiker. Tot Moskou zijn ook nog vier Amerikanen meegereisd, die ná Charkow in onze wagon kwamen en verzochten mee te mogen, indien ze 200 R. aan de wacht mee betaalden. Van Moskou tot Petersburg waren we dus maar met elf personen, alléén de Hollanders, zoiets kan men alleen in Rusland gedaan krijgen, een hele wagon voor elf personen! - Aan Kees is in Charkow en Moskou getelegrafeerd, dat we allen gezond waren en de reis konden voortzetten. Wat was ik blij, toen we in Petersburg aankwamen, 't was niet makkelijk geweest de kinderen bezig te houden, 'k was dan ook altijd blij, als het avond was en ze sliepen. In optocht gingen we naar hotel Angleterre, daar de huurkoetsiers niet anders wilden rijden dan dat de drie rijtuigen achter elkaar gingen en de bagage tussen in; er werd namelijk veel geroofd en gemoord, ’s avonds. Om half tien kwamen we in het hotel aan, de kinderen huilende, vies en vuil als we waren, moe en verreisd. - Ik nam een kamer voor aan de straat, derde verdieping, die 21 R. per dag kostte, de familie M. een van 21 R. en fam. Bruinse van 18 R., de laatste kamer was aan de achterkant gelegen. - Ik bracht de kinderen maar ongewassen naar bed, want 't was al tien uur geworden voordat ik alles voor de nacht in gereedheid had gebracht en de meiskes schreiden maar door. - Wat was ik zelf blij, na alles beredderd te hebben weer in 'n zindelijk bed te liggen, 'k was doodmoe! Den volgende dag ging de heer M. alles in orde maken voor onze reis door Finland en Zweden, doch voordat alles klaar was, paspoorten, geld gewisseld enz. verliep er ruim een week. - Het eten in het hotel was treurig en schandelijk duur. 's Morgens en 's avonds aten we van onze voorraad, doch we durfden die niet erg aanspreken, daar we helemaal niet wisten hoelang de reis zou duren, we hoorden allerlei berichten in Petersburg. - Bovendien ging na 'n paar dagen ons brood schimmelen, dat was een schrik, want we kregen in het hotel geen brood, later hebben we gereclameerd en kreeg ik met de kinderen samen 300 gram per dag, het was genoeg voor één maaltijd, doch ik moest het verdelen over twee; het brood was zwart en er waren stukken stro in gemalen, het kostte heel wat moeite voordat Ina het ging eten. Het kleintje voedde ik zelf. Daar we bang waren, dat ons brood verder zou beschimmelen, sneden we het aan stukjes en gaven het in de keuken om te drogen, in 't Russisch "soegarkie" genaamd, zeer praktisch, daar men het in de oven
18
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
droogt en het daardoor maanden bewaren kan; ik had nog drie trommels daarvan bij me voor het laatste deel der reis. Helaas verliest het brood veel in gewicht door het drogen, bovendien had men in de keuken ervan gegeten, de arme stakkers leden daar honger. Eens per dag nam ik warm eten, want 't was ontzettend duur, de twee andere maaltijden aten we van onze voorraad, doch deden daar zuinig mee, wie wist hoe lang onze reis zou duren? - 'k Nam dan 'n paar eieren voor Ina en mij, die eerst 'n Roebel, later twee Roebels per stuk kostten. - Melk was 'n Roebel per glas, doch smaakte niet zuiver en was bovendien slecht, zodat ik die niet meer bestelde. - 'n Stukje taai vlees, (de grootte van 'n kalfsoester) met twee à drie lepels rijst kostte tien R., 'n bordje slappe soep acht R. - 'n stukje vis, niet half genoeg voor één persoon, met wat saus tien R. 'n Pudding, zo groot van 'n Moskovisch gebakje, 6 R. - Wanneer ik met Ina genoeg wilde eten, dan moest ik voor 40 à 50 R. per middagmaal bestellen, doch, ofschoon ik voldoende geld bij me had, veroorloofde ik me zulke uitgaven niet, want we wisten immers niet hoelang de reis duren zou, nu we eenmaal in Petersburg waren, begonnen we steeds meer moeilijkheden te zien. - 'k Bestelde meestal voor ongeveer 30 R. een enkele maal voor 40 à 50 R. De twee andere families hadden dit voor, dat ze, wanneer ze wilden, in 'n ander restaurant konden eten, die vaak goedkoper waren, maar ik kon nooit weg met 't oog op kleintje. - 'k Had 9000 R. meegenomen in contanten en 2500 R. in wissel, doch de laatste kon ik niet innen te Petersburg waar zij ingeschreven stond, daar de banken die tijd, dat wij er waren, gesloten waren; de bolsjewieken hadden beslag erop gelegd. - De bediening in het hotel was tamelijk, ze bestond uit Duitsers en Letten, doch in tijd van vrede zou men recht tot veel aanmerkingen gehad hebben. - Ronduit gezegd hebben we steeds honger geleden die drie weken dat we in Petersburg waren; ik watertandde vaak, als ik dacht aan 9 poed meel die we in Stoupky in de kladofke (provisiekast) hadden, waarvan Asja zulk heerlijk busbrood bakken kon, wit, bruin en rogge en die ik in m'n verbeelding kant en klaar op ons buffet zag liggen. - Ina kreeg haar maagje gelukkig vol en deed zich steeds te goed aan eieren. Toen we enige dagen in Petersburg waren, hoorden we, dat we de gewone route over Finland en Zweden niet meer konden nemen, daar die gesloten was. - Na 'n paar dagen hoorden we, dat er nog een anderen weg open was en wel per trein naar Abod en vandaar per slee ('n rit van vier dagen) naar Alandse eilanden, verder Stockholm en vandaar moesten we zien toestemming te krijgen door Duitsland te mogen reizen, 't zou 'n heel moeilijke en koude reis zijn, vooral met het oog op de kinderen, doch in alle opzichten werd het tijd, dat we zo gauw mogelijk weggingen, daar iedere dag de toestand in Petersburg verergeren kon en bovendien verteerden we veel geld en leden honger bovendien. De heer Muyzenberg maakte dus alles voor die reis in orde, passen, geld, wisselen, plaats bespreken voor de trein enz. Toen na anderhalve week alles in orde was en de heren plaatskaarten kwamen nemen voor de volgenden dag, hoorden ze tot hunne verbazing, dat ook die weg 'n dag tevoren gesloten was en er voorlopig, tot nader bepaalde datum geen passagiers meer doorgelaten werden. - Daar zaten we dus; als de dooi inviel, wat iedere dag mogelijk was, konden we helemaal niet meer weg en van teruggaan was geen sprake. We zaten dan ook terdege in de put en niet zonder reden, als men met de toestand in Rusland bekend was, zoals wij, dan was het beter te zien, dat men zo gauw mogelijk uit dat vreselijke land kwam. De volgende dag ging de heer M. maar weer op informatie uit, misschien was er ergens nog een gaatje open waar we door konden, en ja, na 'n paar dagen vernam hij, dat er een trein met invaliden en Duitse krijgsgevangenen van Petersburg vertrekken zou. Een Zweedse commissie maakte daar alles voor in orde, later zou er een Duitse commissie komen die de regeling van de volgende transporten in handen zou nemen. - Eerst werd het ons botweg geweigerd, er waren zoveel Hollanders en buitenlanders, die op vertrek wachtten; later zouden er treinen gaan om ook hen naar de plaats van bestemming te brengen, wij moesten dus ook maar wachten. De heer M. kwam natuurlijk niet erg opgewekt thuis en we gingen weer aan het beraadslagen en elkaar moed inspreken. De heer M. vond mij meestal veel te optimistisch! - Na enige dagen ging de heer M. weer op stap en riep tevens de hulp van de gezant in, die raadde nog eens te proberen of we niet met de bewuste trein mee mochten, het Gezantschap zou ook er alles voor in het werk stellen. Na veel aandringen werd eindelijk de toestemming gegeven, dat we met het transport mee mochten, dat tot Pskow zou gaan, en vandaar moesten we aan de Duitse overheid vragen verder te gaan. Maandagavond 8 april om zeven uur moesten we aan het station zijn; wat waren we blij, dat we na drie weken wachten eindelijk verder konden. 't Was zo moeilijk geweest de kinderen drie weken bezig te houden zonder speelgoed, terwijl we voortdurend op de kamer of in de gang moesten blijven.
19
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
's Avonds om zes uur vertrokken we van het hotel zoals we gekomen waren met vier rijtuigen achter elkaar; 't was nog ontzettend koud. Toen we aan het station kwamen, was er nog geen kwestie van vertrekken; enkele heel zwaar gewonden waren er ook. Voordat alles geregeld was, hetgeen erg lastig ging, want de Duitsers moesten met de Russen samenwerken, de eersten precies, de laatsten altijd te laat, zouden we pas om tien uur 's avonds vertrekken, daar er van de Russische kant niets in orde was. Te Pskow ging het transport geheel over in Duitse handen en zou de Russische trein terugkeren. Ons, Hollanders, was een tweede klasse wagon beloofd, doch die was nergens te vinden, zodat we in 'n vierde terecht kwamen. - Mia was al in slaap gevallen en Ina was doodmoe. - 'k Had nog nooit 'n vierde klas wagon gezien, de Russische vierde klas zijn veel makkelijker dan de Duitse, men kan daar tenminste liggen. Eén wagon is verdeeld in vijf vakken, met boven- en benedenverdieping, gescheiden met schotten, doch niet hoog genoeg dat men elkaar niet zien kan. De afdelingen zijn zo breed, dat men met drie personen liggen kan naast elkaar en de benen goed kan uitstrekken. De onderste verdieping had de familie M. genomen, ik nam de bovenste, de kinderen zaten daar nog veiliger, ik moest naar boven klimmen, waarvoor twee ijzeren treden waren aangebracht, zoals in 'n hooiberg, enfin ik wipte er spoedig op en af als 'n eerste klimster. Vuil dat die wagons waren, ondenkbaar! We zagen er in 'n ogenblik uit als kolendragers en de moed was me heus in de schoenen gezonken bij de gedachte, dat we daar 'n paar dagen in zouden zitten, in die stinkende atmosfeer met allerlei soort vuile mensen. - De eerste nacht was verschrikkelijk, toen hadden we de afdelingen nog niet goed verdeeld en zat (want van liggen was geen sprake) naast me 'n vrouw met klein kind en 'n jongen, vuil dat ze waren en 'n lucht hadden ze bij zich, ontzettend! Voor Mia was 'n plaatsje om te liggen; Ina lag tegen me aan en ik moest de hele nacht opzitten, de andere volwassenen ook. De volgende dag was alles geregeld en hadden we ieder onze eigen afdeling. Over de W.C. zal ik niet schrijven, ik had niet gedacht, dat er zoiets bestond. Het huilen stond me nader dan het lachen in zo’n omgeving. Ons transport werd gevoed, wat heus een uitkomst was, want onze voorraad was al duchtig aan het verminderen; we kregen 's morgens en 's avonds 'n soort koek, zoiets als veekoek in Holland, 't was ontzettend hard en we moesten het op het hout van de wagon stuk slaan en dan weken in thee, anders hadden we kans, dat we onze tanden braken. Om twaalf uur kregen we vissoep, die niet te eten was, doch we kregen zoveel van die koek, dat we de hele dag voldoende eraan hadden. Soep en thee werd gegeven uit grote zinken emmers en geschept in geëmailleerde schalen waar we uit aten. Van wassen was geen sprake, ééns per dag werden 'n paar emmers water (heet) gehaald, we konden dan onze eigen thee zetten en namen dan 'n beetje in een bakje om handen te wassen, want iedereen vloog erop aan, doch 't was maar voor 5 minuten, want was ik maar even beneden geweest dan waren m'n handen weer pikzwart. Enfin, 'k hield m'n afdeling zo netjes mogelijk; we sliepen natuurlijk geheel gekleed, de kinderen ook, 't zou voor hen te koud en te vies geweest zijn in hun nachtjaponnetjes. 's Morgens om zes uur begonnen de meeste mensen al wakker te worden, ellendig genoeg want de dagen duurden tóch al lang. - Wat zagen die arme kinderen er vies uit! Woensdagavond 10 april kwamen we 's avonds om half tien in Pskow aan; we waren toen in het veroverde Polen-gebied, dat in het begin van de oorlog in Duitse handen viel. - Allen moesten uitstappen, doch daarvóór werd eerst heel goede soep uitgedeeld, zodat we de conclusie trokken dat het eten beter was in Duitsland dan in Rusland. We werden met muziek ontvangen en het stationsgebouw was met groen en vlaggen versierd boven het stationsgebouw stond in grote letters "Hartelijk welkom". - 't Was heus 'n aardig binnenkomen in hun Vaderland voor de Duitsers, die vier jaar in gevangenschap waren geweest; er ging dan ook een hoera! op van belang. Wij, Hollanders, waren niet in zo'n opgewekte stemming, daar men ons geen zekerheid gaf, dat we direct naar Duitsland en vandaar naar Holland mochten, bovendien voelden we ons onbehagelijk en moe. - In 'n wachtkamer werden we niet gelaten, men was bang voor besmetting en bovendien er was geen plaats voor duizend man. Ik liep met Mia te sjouwen of ging eens op de bagage zitten, de kinderen begonnen al gauw te huilen van vermoeidheid en verlangden naar hun bedjes, doch van 'n trein nog geen sprake. - We hebben daar op het perron moeten wachten van half tien tot 's nachts één uur in 'n felle koude, zodat de kinderen 'n ferme verkoudheid opliepen. We werden allen in groepen verdeeld, Polen, Oostenrijkers en Duitsers en wij, en
20
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
genoteerd, waarheen we wilden gaan, d.w.z. naar welk land en in de trein ook apart ingedeeld; wij kwamen bij de groep Duitsers die richting Berlijn wilden. - Om één uur zette de trein zich in beweging en vernamen we dat we naar Dwinsk gingen; 't was 'n uitkomst, want heus ik kón niet meer, Mia sliep in m'n armen en Ina had 'n poosje op de bagage geslapen; 'k was erg ongerust over de gezondheid van de kinderen. - We kwamen in 'n ijskoude wagon, zodat er geen sprake was van slapen; gelukkig troffen we ook wat beter publiek onder onze passagiers en de heren staken gauw de handen uit de mouwen om de twee kachels die er stonden aan te maken, zodat om half drie al warmte te voelen was en wij volwassenen toen ook gingen slapen, zo vuil als we waren, want er was natuurlijk geen sprake geweest van wassen, zelfs drinkwater was er niet; we waren ook weer in vierde klas wagons. - De landstreek, die we door stoomden was wel aardig, veel bos en heuvels, men kon ook nog duidelijk de sporen van de verwoesting tijdens de oorlog aldaar zien, ofschoon de Duitsers die vier jaren niet stil hadden gezeten en hoewel dit gebied nog pas veroverd was, hadden ze al veel hersteld en in orde gemaakt. - Tot onze schrik hoorden we nú, dat er een quarantaine bestond, er werd géén enkele persoon doorgelaten, die niet eerst 23 dagen in quarantaine had meegemaakt, wij vleiden ons met de hoop, dat we daarvan vrijkwamen, daar we niet in Duitsland behoefden te vertoeven, doch alleen doortocht vroegen. Ieder van onze medepassagiers had wat erover te vertellen; de een had dit gehoord, de ander dat. Men beweerde, dat, als men geen besmettelijke ziekte onder de leden had, men met 5 à 10 dagen vrij was, sommigen zeiden, dat wij, neutralen, direct door konden, helaas bleek later van al die verhalen niets waar te zijn, doch het hield er de moed bij ons in, 't was maar goed, dat we alles niet vooruit wisten en we begonnen bij de dag te leven. - Vreemd, maar 't is nu ik alles neerschrijf en alles nog precies door m'n gedachten laat gaan, net of ik het ergste ben vergeten en de kleinigheden me niet zo goed herinner en juist díe waren het vaak alsof ze onoverkomelijk schenen. - We zagen natuurlijk de dagen zo goed mogelijk door te komen en maakten kennis met onze medepassagiers, die ons verhalen deden van hun gevangenschap, afschuwelijk in één woord. - Bij het uitbreken van de oorlog waren ze van Petersburg naar Siberië gevoerd, gedeeltelijk te voet door de felste koude, met kettingen aan elkaar gebonden en op rustplaatsen in 'n vunzig hok geduwd, opgehoopt, b.v. 30 à 40 man in 'n kleine kamer, waar alle vuilheid drie à vier dagen bleef liggen, zodat er natuurlijk ontzettend veel stierven… Het eten dat we kregen was veel beter dan in de Russische trein, 's morgens koffie, natuurlijk geen mokka, maar namaak, doch 't was iets warms en uiterst zindelijk, een groot verschil; daarbij bruin brood van goede kwaliteit en daar ik voor de kinderen ook kreeg, had ik ruim voldoende, was men zonder kinderen dan was de hoeveelheid wel wat weinig. - Verder om twaalf uur soep met macaroni of iets dergelijks, natuurlijk zonder vlees. - Voor ons zelf thee zetten ging niet meer, daar er niet, zoals in Rusland overal kokend water op de stations te krijgen was, wél kregen we af en toe water in een paar emmers om ons te wassen, maar 't was erg primitief, schoon werd men toch niet. Vrijdagmorgen ongeveer 6 uur kwamen we te Dwinsk aan, doch we moesten allen de hele dag nog in de stilstaande trein blijven, niemand mocht eruit; ik ging, als de kinderen sliepen wel eens op het balkon kijken en zag dan vaak wel een of ander nieuwsgierige staan, die enkele vragen deed, soms Russen, soms Duitsers, de eersten informeerden natuurlijk hoe de toestand in hun vaderland was. - Tegen de avond moesten we met pak en zak uit de trein en werden naar de overkant van de spoorrails gedreven, we kwamen aan enige grote gebouwen, die nog 'n half uur van de eigenlijke stad lagen, waarin grote zalen waarin vlak naast elkaar, ruw in elkaar getimmerde houten bedden stonden, tamelijk kort aan lengte, ik kon er net in, twee boven elkaar; in 'n apart gebouw ontzettend koud en tochtig was een wasgelegenheid voor mannen, in het midden stonden twee reusachtige tonnen, waarin steeds fris, koud water was daarlangs liepen twee flinke goten voor wasgelegenheid; op zekere uren van de dag konden wij dames en vrouwen zich daar niet vertonen om water te halen daar het manlijk geslacht aldaar bezig was toilet te maken. In 'n ander gebouw was een wasgelegenheid voor dames en vrouwen, ook intens tochtig; vandaar kwam men in een andere gelegenheid, hoe die eruit zag, kan ik niet neerschrijven, maar mevrouw M. en ik die samen eens poolshoogte gingen nemen, schrokken vreselijk en schoten tevens in 'n vreselijke lachbui, 't was heus al te mal. Wij, Hollanders, werden in zoverre met onderscheiding behandeld, dat we een aparte kamer kregen, wat heus een uitkomst was, want in de andere zalen was alles door elkaar, dames en heren en de vuilste mensen, de joden uit Polen zijn de vuilste mensen van allen. - Beneden was een grote zaal, waar de Oostenrijkers waren, boven was een aparte zaal voor Duitsers en Polen, mannen en vrouwen van alles door elkaar, zodat men, zoals in de trein weer gekleed en wel moest gaan slapen. - Vele van onze reisgenoten, die gehoord hadden, dat wij Hollanders, een aparte kamer hadden, kwamen eens zien naar zulk een weelde en
21
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
vertelden ons van de vuile lucht, die in de zalen was, en als men er in keek, had men er al genoeg van. - Nu moet men niet denken, dat wij zo iets van een salon hadden, als ik zo eens rond zag dan deden venster en vloer me denken aan hout- en kolenschuur in IJsselstein. - Er stonden ook zes ruw in elkaar getimmerde houten bedden, twee boven elkaar, daarop een stromatras; verder twee ruwe banken en vieze, oude tafel, vieze vensters, alles vol met spinnenwebben, één venster sloot niet, en een vuile houten vloer. Verder had ieder 'n paar grote en kleine geëmailleerde kommen voor te wassen en om soep uit te eten. - Het eten bestond weer, als in de Duitse trein, uit brood met marmelade (het laatste uit bieten gemaakt), hetgeen heel goed smaakte en om twaalf uur soep, tweemaal per dag koffie, die van gerst gemaakt was. - Bijna de hele dag konden we kokend water krijgen; buiten stond op een wagentje een heel grote ketel, waaronder gestookt werd, zoiets werd in het leger gebruikt om soep te koken en was voldoende voor 600 man. Het hele "lager" was afgezet met twee manshoog, prikkeldraad bovendien stonden nog overal wachten, voor ons venster liep dag en nacht een gewapende soldaat heen en weer. - Ik sliep met de kinderen in één bed, we konden juist liggen. We moesten zelf de kamer schoonhouden. – Levensmiddelen werden ons gebracht. Typisch was het, dat we geen woord over ons blijven of heengaan konden vernemen van een der wachten, hoog noch laag; zwijgen kunnen die Duitsers werkelijk als "Moffen"! Na 'n paar dagen vernam de heer M., die als Courier reisde (de effecten, die ik bij me had, waren gelukkig in het Courierspak gedaan te Petersburg, dat was een hele zorg minder) - dat hij waarschijnlijk direct door mocht, hij had al gevraagd, of wij drie Hollandse families, door mochten reizen zonder "quarantaine", maar dat werd geweigerd, niemand ontkwam daaraan. De heer M. meldde zich aan bij de Generaal, die juist in het "Lager" was en kreeg toestemming direct te vertrekken naar Berlijn. - Hij deed nog moeite om mij en de kinderen mee te krijgen, daar ik onder zijne speciale hoede reisde doch tevergeefs. - Op Maandag omstreeks twee uur vertrok hij met vrouw en kinderen. - Het was voor mij in alle opzichten ellendig nu alleen achter te blijven met de andere Hollandse familie, enfin het kón niet anders, dus ik moest er me in schikken. - Bijna iedere middag om vier uur was er muziek op 't plein, waar enige banken stonden, doch het plezier voor mij er heen te gaan, was al evenmin groot dan om in die vieze kamer te blijven, voortdurend met Mia op de arm te lopen en Ina aan de hand, die anders dreigde te vallen op de ongelijke stenen. - Telkens vraagden we, wanneer we naar het eigenlijke "quarantaine-kamp" zouden gaan, doch 't antwoord luidde steeds "Uwe beurt komt ook wel!" Nu, eindelijk kwam onze beurt, nadat Polen en Oostenrijkers al naar andere kampen gestuurd waren en wel Donderdagmorgen 18 April om tien uur; op dat uur moesten we met onze bagage op het plein staan. Daar ik had gehoord, dat het station een half uur van het "Lager" lopen was, had ik gevraagd om op eigen kosten een rijtuig te mogen hebben, men zei mij, als er toevallig een langs kwam, dan zou men 't aanhouden doch er expres voor naar de stad gaan om het te bestellen, ging niet. De bagage ging met reusachtige auto's. - Nu een rijtuig was er niet, zodat ik ook met de troep mee moest, hoe ik Mia 'n half uur lang gesjouwd heb, weet ik niet en toch was het niet zo zwaar als met wachten op de stations, daar ik nu wist, dat na 'n half uur 't voorbij was. - Toen we op het station kwamen, was er nog geen trein te zien van 'n wachtkamer evenmin; we moesten onze eigen bagage afladen en aangeven wat in de coupé!!!! en wat in de goederenwagen moest. We gingen maar weer op onze bagage zitten of liepen heen en weer, Ina ging in 't zand spelen en was in minder dan geen tijd pikzwart, enfin 'k was al blij dat ze zoet was, nu wij zelf waren ook dadelijk weer vuil, daar het erg stoffig was en het vreselijk waaide. We hebben daar gezeten tot ’s middags drie uur, natuurlijk op 't laatst doodop en vuil met dood moede en huilende kinderen. - In 'n huisje vlakbij kreeg ik nog wat koffie, we kregen die uren eten noch drinken. - Eindelijk kwam de trein binnen, die ons transport meenemen zou, ongeveer nog 600 man. - Er waren alleen vierde klas wagons (in Duitsland zijn die juist als onze veewagens zonder zitplaatsen, dus niet zoals de Russische), men wilde ons daarin plaatsen, we zouden dus ruim 'n dag op onze bagage moeten zitten. - De schrik sloeg me om 't hart, toen ik aan de kinderen dacht, hoe zou ik de kinderen te slapen kunnen leggen. - Gelukkig begonnen enkele Duitse dames hevig te schelden en beweerden, dat ze nooit in zo’n wagon zouden gaan, men moest tenminste derde klas hebben, die daarop mopperend op last van de commandant aangehaakt werd. - Wij Hollanders bleven bij elkaar staan en kwamen in één coupé terecht, waar een ruit van stuk was, 'k vroeg om 'n andere met 't oog op baby, maar 't antwoord was, gauw instappen of helemaal niet. - Met veel overleg was er voor de kinderen plaats om te slapen, baby sliep op m'n reismand, en wij drie volwassenen zaten de hele nacht in 't pikdonker, daar er geen verlichting en onze kaarsen
22
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
gebruikten we alléén als 't hoog nodig was. - We aten die dag van onze voorraad, daar we geen eten of drinken kregen en kwamen vrijdagavond om half zeven te Wielkowieskie aan. We waren juist aan 't eten gegaan, want niemand wist hoe laat we zouden aankomen, dus hadden alles overhoop gehaald, toen 't portier openging en de conducteur riep: "Binnen tien minuten allen uitstappen!" Nu, ik dacht, man loop naar de maan, is dat nu 'n manier van doen, in tien minuten! Enfin, 'k ging aan 't redderen, maar was natuurlijk niet klaar, het gehele transport was al uit de trein, zodat de conducteur weer kwam en brommende zei "Gauw mevrouw, de trein gaat direct terug". Nu, ik dacht hij neemt me toch niet mee, dus nam 't voor nota aan en ging rustig m'n gang, 't was toch 'n toer, want Mia kon ieder moment van de bank vallen. Enfin, we stonden dan allen op 't perron, maar van afhalen geen sprake, niemand wist hoe of wat, zoals altijd, wachten, wachten en nog eens wachten! De een beweerde, we moesten nog met een andere trein mee, daar 't Lager 'n uur sporen verder lag, de ander zei, de bagage ging met 'n trein en wij te voet. Ik zuchtte al en dacht alweer 'n half uur sjouwen met Mia! - We gingen voorlopig maar op onze bagage zitten en zagen om negen uur eindelijk vier à vijf wagens aankomen, die over rails gingen voor de bagage, wij dames en vrouwen konden er bovenop gaan met de kinderen, 't was lastig - tussen de bagage, maar beter dan lopen, 't was 'n half uur rijden! - In de verte zagen we grote stenen gebouwen, electrisch verlicht, zodat ik al droomde van 'n heerlijk, fris bed en 'n kop warme thee of koffie. Mia sliep op m'n schoot en Ina zat slaperig, maar zoet naast me, 'k moest haar en kleintje stevig vasthouden, anders viel ze eraf. Om half tien kwamen we in 't Lager aan; wij moesten in "Block II" zijn, later begrepen we, dat dat bestemd was voor de "elite" (gelukkig maar, want er waren zulke vuile mensen en kinderen bij, dat ik bang was onze kinderen nog eens een of andere ziekte zouden oplopen), de rest werd verdeeld over de andere huizen, zeven in getal! - Ik kreeg met de familie Bruinse één kamer, we waren met ons zevenen, er stonden vier bedden in, later kregen de Bruinses nog een bed erbij op hun verzoek. Ik sliep op één bed, 't andere was voor Ina en Mia, de laatste lag op 't draagkussen aan 't voeteneind. 't Waren oude ijzeren ledikanten met 'n stromatras en een paardendeken, van lakens geen sprake. 'n Gordijn voor de ramen ook niet, zodat we 'n extra deken vroegen en die 's nachts voor het raam hingen, we spanden 's avonds een laken, zodat de kamer in twee afdelingen was. Verder stond er een ruwe tafel en één stoel; twee banken zonder leuning; iedere familie kreeg twee zinken emmers, één voor vuil en één voor schoon water, een kan voor koffie, twee of drie geëmailleerde bakjes om uit te eten en 'n paar tinnen lepels, 'n groter bak om zich in te wassen, verder stond een heel grote kachel in iedere kamer; de vloeren en gang waren van steen, gecement; in ons "Block" waren twintig kamers. - Nu, ik wil wel erkennen dat ik gehuild heb, toen ik alles zag en wist daar drie weken te moeten leven, 't was een gevangenis! 't Raam was bovendien stuk, 'n ruit was gebroken, zodat we bibberden van de kou. Mia huilde van honger en slaap, Ina had dorst en er was nergens een verpleegster of hulp te bekennen, daar de officier of liever commandant, die de kamers aan gewezen had, spoorloos verdwenen was. - Langer treuren ging dus niet, maar weer aanpakken, regelen en me schikken, 'k legde de kinderen te bed en holde 't hele "Lager" af om 'n glas water, 'k vond eindelijk 'n put, zodat Ina wat te drinken had. - We moesten zo naar bed gaan, van eten of drinken geen sprake. Wat ben ik vaak blij geweest, dat ik Mia zelf voedde, want 't kind was er anders nooit door gekomen. Niemand van de lezers of lezeressen kan beseffen hoe ellendig het is op die manier te moeten gaan slapen, vuil en in zo’n omgeving en op zo'n bed! De volgende morgen moesten we proviand halen, we kregen om zes uur koffie (zoveel als we wilden, daar er geen drinkwater was), en moesten dat zelf halen in onze kannen. Ik ging nooit om zes uur koffie halen, doch bewaarde van de vorige dag. Om twaalf uur moesten we soep halen, die bestond uit 'n hoeveelheid warm water met wat erwten of gort er door van 't laatste heel weinig, als er vlees in was dan waren er vier à vijf uitgekookte stukjes in 'n halve emmer. Om drie uur brood halen met jam, 't laatste was gemaakt van bieten, doch smaakte heel goed. Ik kreeg genoeg brood, daar ik ook voor de kinderen kreeg, doch volwassen personen zonder heel kleine kinderen hadden te weinig. - 't Was goed bruin brood. - 's Avonds om vijf uur koffie halen. - Ik ging steeds met Mia op m'n arm, de zinken emmer aan m'n andere hand en Ina aan m'n rokken soep halen, men moest soms 'n half uur wachten, daar het hele transport (1000 man groot, de laatste weken 1600 man) van één keuken kreeg, evenzo ging het met brood en koffie halen. - Ieder "Block" had een ordonnance, die op alles letten moest en tot wie we ons voor boodschappen en kleinigheden wenden konden. - Wanneer we proviand moesten halen, schreeuwde onze
23
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
dappere landverdediger door de gang: "Proviand halen", en stormden we allen met emmer of bakje voorzien naar "Block VI" waar een der keukens was: Ina vond het steeds 'n heel feest, ze vroeg 's morgens al: "Mama, wanneer gaan we soep en brood en koffie halen en jam?" - 't Was voor mij heus geen pretje, maar 'n heel gesjouw! Den volgenden dag, zaterdag, moesten we allen binnen tien minuten in een aangewezen zaal zijn om ingeënt te worden, klein en groot. - De daaropvolgende dag, een bad nemen en onze kleren, die we uit- en aantrokken gedesinfecteerd. Van de bagage werd geen notitie genomen, het bleek later ook, dat de hele "quarantaine" politiek was (men was doodsbang voor spionnen) en niet voor ontsmetting. - Het baden was heus geen pretje, 't was gelukkig dat ik Mia niet mee had genomen, er waren geen zinken baden, maar alléén "douche" en wel twaalf in getal, we stonden op houten latten zodat we ieder ogenblik dreigden te vallen, want ze waren glibberig, 'n bewijs, dat ze niet goed schoon werden gemaakt, het gebeurde namelijk door Russische krijgsgevangen. Ina huilde dan ook vreselijk, zodat ik me ook voornam haar niet meer te baden, we waren er ook vies van, want 't hele "Lager" kwam daar, de vuilste mensen; Polen zijn nog vuiler dan Russen. - Toen we ons gebaad hadden werden we allen opgeschreven, Mia ook, de Duitser zei: "Och, 'k zal haar maar noteren, want allen moeten gebaad". 'k Gaf hem 'n fooi, zodat de zaak in orde was. - Een der eerste dagen moesten we allen samen komen voor ons "Block", daar zou de Lager Commandant en Opper Commandant de regels voorlezen, waaraan we ons te houden hadden en een speech afsteken! - Ik zeulde met m'n kinderen er ook heen, want de Ordonnance had geroepen "allen om acht uur aantreden". Er werd ons bevolen, dat we onze kamers schoon moesten houden, iedere dag het vuil water er uit dragen, schoon erin, vloeren vegen. Verder mochten we naar Duitsland schrijven in 't Duits, naar geen enkel ander land en in geen andere taal; de "quarantaine" duurde niet minder, doch ook niet meer dan 23 dagen (wij, Hollanders hadden al van de Commandant vernomen, dat er geen pardon voor ons was) en dan kon men gaan waarheen men wilde. Nog meer werd er voorgelezen, doch van minder belang, zodat ik weer naar m'n kamer ging, al zuchtende, dat ik drie weken, 't scheen me een eeuwigheid, daar moest blijven. - Maandag moesten we naar de Politie om ingeschreven te worden, ik zeulde maar weer met de kinderen, die moesten ook mee; ik durfde ze ook niet zo lang alleen laten. - Men beloofde ons, Hollanders, dat als onze papieren bewijzen uit Holland, dat we de personen waren waarvoor we ons uitgaven, vroeger kwam als 23 dagen, we dan direct weg mochten, daar we alleen maar doorreis vroegen. Later bleek het, dat 't gemene leugens waren, men heeft de eerste drie weken absoluut geen moeite voor ons gedaan, daar men niet wist wat met ons aan te vangen, we waren namelijk de eerste vreemdelingen, die in "'t Lager" kwamen. Een paar weken na ons kwamen nog Denen, Bulgaren en Turken. De eerste weken waren we erg verlegen met onze was, daar er nog niet in voorzien werd, zodat we zelf onze was maar deden, 'k spande een lijntje buiten, waarop ik alles te drogen hing, later ook iedere dag de luiers, daar ik die zelf bleef wassen. 'n Week later werden er uit het dorp meisjes aangenomen, die voor ons in 't Lager wasten. Verder werd er een leeszaal ingericht, toneelzaal, waar ook gespeeld werd, doch ik kon nooit gaan met het oog op de kinderen; er is o.a. een heel mooi concert geweest, naar men zegt, piano en viool, gegeven door twee dames en 'n heer van ons "Lager". - Van buitenaf kwam er natuurlijk niemand in, dus uitvoeringen gingen van ons transport uit. - Het hele "Lager" was in 't vierkant ongeveer twintig minuten groot, was afgezet met prikkeldraad twee rijen, twee mans hoogte, aan de uitgangen stond nog een gewapende soldaat. De eerste weken hadden we koud weer, zodat we de dag veel in huis moesten doorbrengen, 'k was dan dubbel blij als 't avond was, want kinderen in zo’n kamer bezig te houden zonder speelgoed, 't was haast niet te doen. - Mia zat de hele dag op 't bed gebonden en Ina hing over 't bed bij haar en speelde met wat rommel, doch sleet voortdurend de neusjes van haar laarsjes op die ellendige cementen vloer; gelukkig was er een schoonmaker, doch ze moest dan op haar overschoentjes, die natuurlijk te groot waren, rondscharrelen, daar ik maar één paar schoentjes bij me had. Zoals ik reeds vertelde, bleek de proviand die men ons verstrekte niet toereikend; de soep werd al slechter en toen na twee weken bij ons transport nog 600 man kwam, was ze helemaal niet te genieten, we haalden ze, nu ja, men kreeg wat warms, maar voedsel zat er niet in en vaak ging de halve emmer, want men
24
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
was bij die uitdeling royaal, naar de Russische krijgsgevangenen, een troepje was daar om het terrein enz. schoon te houden, de gangen te vegen etc. Maar er kwam uitkomst en wel uit 't dorp "Wielkowieskie"; de joden aldaar brachten ons door 't prikkeldraad eieren, boter en brood tegen 'n flinke prijs natuurlijk, maar dat was niets als we 't maar kregen. 't Moest alles stil gebeuren, zodat de wachten het niet zagen, want 't was streng verboden. - 'n Klein, doch zuiver wit, heerlijk vers broodje kostte 70 kopeken (ongeveer 10 sneden) Ina at het in één maal op; eieren 38 kopeken 't stuk, boter 6 Roebel 't pond en een taart van Moskovisch gebak 4½ Roebel. Zolang ik in de "quarantaine" was, gaf ik aan extra voedsel en fooien nog 200 R. uit. - Lang duurde de pret niet, daar de Lager Commandant erachter kwam en het op straffe van 't verdubbelen der "quarantaine" verboden werd, de wachtposten werden tevens verdubbeld en de joden, die gesnapt werden de waren afgenomen. - (Zoals men weet, waren we in het veroverde Duitse Polen). - Ondertussen vertrok ons transport, daar de eerste drie weken om waren en die mensen hadden kisten voorraad eieren en boter gemaakt om naar Duitsland en Oostenrijk mee te nemen. - Er werd namelijk per dag zo ongeveer duizend R. verhandeld en vaak meer. - De reden waarom het kopen verboden was, zat hierin, dat de bewoners van het dorp verplicht waren tegen 'n bepaalde prijs boter en eieren naar Duitsland te verzenden, natuurlijk minder dan ze ons lieten betalen, en de uitvoer op het laatst helemaal staakte, want 't verdween in onze magen. - Wat nu te doen, 't was heus een ernstige kwestie voor ons, we hadden tot heden ook een paar schepjes suiker per dag gekregen bij 't rantsoen, maar dat hield ook op, toen er een nieuw transport aankwam. - De Ordonnance en enkele Duitse soldaten wisten raad en gingen, terwijl Lager Commandant, Opper Commandant, Politie etc. aan tafel zaten, op 'n hol naar 't dorp of 's avonds laat ('t was maar tien minuten lopen) en sleepten van alles binnen, zelfs ham en worst, sigaretten en gebak. - Die lui namen natuurlijk nog 'n flinke winst, doch daar keken we niet naar, als wij 't maar hadden en streken van ons nog flinke fooien op. - 't Waren heus heel geschikte mensen, maar waren op 't punt van omkoperij al wat Russisch geworden, hoewel de overheid vast overtuigd was van 't tegendeel en 't was maar goed ook, want 't was in ons voordeel.Toen, wij Hollanders, 'n week in ’t "Lager" waren, gingen we eens horen, hoe 't met onze papieren stond, daar we direct door mochten reizen als die in orde waren, maar er was nog niets; iedere dag, vaak tweemaal gingen we naar de Politie, werden heel "heus" bejegend, maar er was nog niets voor de Hollanders!" - We begonnen te begrijpen dat men ons aan 't lijntje hield: de Duitsers, die met ons gekomen waren hadden hun papieren al op enkelen na (want 't was een slordige boel op 't Politiebureau en lui waren de mensen daar ook, zodat enkele heren nog 'n paar dagen voor de bepaalde drie en twintig dagen hielpen om hun en papieren van anderen in te vullen, anders waren ze niet op hun tijd afgereisd, enkelen zijn zelfs tot 26 dagen gebleven, wat een heel schandaal van hun kant teweeg bracht) maar van de onzen nog geen spoor. Ten laatste, op ons herhaald aandringen wat we toch moesten doen om af te reizen, zei men, dat de gezant in Berlijn ons helpen moest, zodat we daarheen een paar telegrammen zonden om hulp, doch er niets op hoorden. Ik besloot 'n brief naar Holland te zenden, doch kreeg hem terug, zond er nog een naar mijne familie om hulp, die zoals ik later hoorde, bij toeval aankwam. M'n zwager en anderen deden alle stappen om ons naar Holland te krijgen en hoorden van de Hollandse gezant, dat hij van niets af wist. Ik was voortdurend maar in angst dat er oorlog tussen Holland en Duitsland zou komen, want dan waren we krijgsgevangenen en in zulk 'n omgeving, zonder m'n man met zo goed als geen kleren bij me, 't leek me te verschrikkelijk en vervolgde me als een nachtmerrie. - Ons transport ging weg op de bepaalde dag en wij, twee Hollandse families bleven achter, binnen 'n paar dagen waren de kamers echter weer gevuld met mensen van 'n volgend transport. Ik had in dien tijd 'n apart kamertje met twee bedden gekregen, ’t keek uit op de grote weg, zodat het vrolijker was en er was nogal passage, vooral Ina had er plezier in en zat, wanneer we niet buiten waren voor 't opengeslagen raam. - We hadden gelukkig zomer gekregen, zodat ik veel in de zon met de kinderen zat, ik sjouwde dan 'n paardendeken naar buiten en zette Mia erop en zelf ging ik er ook op zitten, Ina speelde in de omtrek met zand, stokjes en allerlei rommel, die ze opzocht. M'n kamertje hield ik zo netjes mogelijk, sjouwde iedere dag dekens enz. naar buiten, daar we al last van ieder soort ongedierte hadden gehad, zelfs van 't ergste, zodat ik in het begin met angst ging liggen. 'n Paar heren van ons transport hadden beloofd naar de gezant te Berlijn te gaan, want ieder had medelijden met ons en spraken er over, dat we nog steeds in "quarantaine" zaten. - We hadden hun alle gegevens meegegeven, ook het afschrift van de telegrammen, die we gezonden hadden en gaven nog 'n brief
25
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
voor de gezant mee, doch hoorden taal noch teken. Wij liepen maar steeds naar de politie en LagerCommandant, doch kregen steeds hetzelfde antwoord: "Uw gezant moet U helpen". We waren heus ten einde raad, hoe ter wereld zouden we uit die "quarantaine" komen! - De ene week na de andere verliep, wij zonden steeds telegrammen om hulp naar Berlijn, doch geen antwoord, toen eindelijk aan 't eind van de vijfde week een telegram kwam, dat de papieren der Neutralen onderweg waren naar Zowno, een plaats vlakbij ons "Lager", waar de papieren eerst in orde moesten gemaakt. - Achteraf bleek 't nu, dat men ons maar stilletjes had laten wachten, men wist niet wat met ons aan te vangen en men had pas ná de 23 dagen werk van ons gemaakt, had men vanuit Holland er geen spoed achter gezet dan hadden we wellicht nog een maandje daar gezeten. - Wat waren we blij, doch 'k had nog geen rust voordat we de poort van 't Lager achter ons hadden. - 't Duurde nog een week voordat we konden afreizen, er moesten nog kieken van ons genomen en ook vingerafdrukken. In de laatste week was er nog een godsdienstoefening in de open lucht, er waren er meer geweest, doch in 't kerkje, die ik, met 't oog op de kinderen, toch niet mee kon maken. Buiten ging best, daar de kinderen onderwijl op de grond speelden en tevens genoten van 't horen van muziek, dat de zang begeleidde. - De dominee beviel me niet bijzonder, daar hij 't steeds over de politiek had en nota bene bad, dat het Duitse volk mocht overwinnen, dat nu zo schandelijk behandeld en belasterd werd en ze met zegepraal hun vijanden mochten verslaan! 'k Vergat nog te vertellen, dat het zóó koud in "'t Lager" kon zijn, dat we 's avonds de kachel aan moesten maken, 'k Kon vaak niet slapen van de kou; 't mocht feitelijk niet, maar we deden stilletjes, stopten de krijgsgevangen 'n fooi, brood of soep toe, zodat we van hen, die hout moesten hakken voor de keukens, 'n hoeveelheid kregen. - Er waren ook dagen, dat we aardappelen voor de soep moesten schillen, ik was er vrij van, daar ik twee kleine kinderen had en zonder m'n man was. Enige dames bedankten ervoor en zeiden, dat ze 't werk niet gewoon waren, de anderen gingen wel, doch bedankten er de tweede keer ook voor, zodat men het de vrouwen uit "Block I" liet doen. Ten laatste was de dag voor ons vertrek aangebroken, door ieder gelukgewenst, dat we eindelijk weg konden, onze papieren waren zóó door de gezant in orde gemaakt, dat we ook over de Hollandse grens konden. - 't Was nog haasten vrijdagmorgen 30 mei om op tijd klaar te komen; we moesten allen gebaad, doch gaven maar 'n fooi aan de ordonnance en waren daarmee klaar, toen enige malen in 't Politiebureau geroepen om papieren te tekenen, naar de dokter om ogen en mond te laten onderzoeken en om twaalf uur kant en klaar voor "Block I" te staan, waar de bagage opgeladen werd en wij erbij en gelukkig binnen 'n minuut of vijf waren we buiten het hek. We waren nog 'n eindje sporen van de Duitse grens af, twee uur lopen en kwamen aan het grensstation Wirballen, waar onze bagage onderzocht werd en we ons Oost-geld, dat we voor ons Russische geld in de "quarantaine" gewisseld hadden, voor Duits afgaven. - Papieren werden nagezien en met het nazien van de bagage waren ze heus niet al te streng en geloofden ons op ons erewoord; alleen nam men van mij 'n paar kinderboeken af, die bovenop lagen. We voelden ons weer vrij mens nu we uit die gevangenschap waren. Als het me op de reis en in de "quarantaine" te machtig werd, dacht ik maar aan 'n paar regels van 't bekende versje: In U, trouw Vaderland / Rust heel mijn toekomst, heel mijn lot. We reisden niet de gewone route over Bentheim, maar op onze pas stond aangegeven over Elten; 't was 'n ellendige reis, steeds overstappen, tussen Berlijn en Elten was nog wel viermaal overstappen en op zulke kleine stations, zodat we geen "witkielen" [kruiers] krijgen konden, doch we alles zelf uit de coupé moesten sjouwen. Ik had nog een koffer in Wirballen aangegeven voor de goederenwagen, doch toen ik in Berlijn kwam, was ze er niet. Ik had erg 't land in, daar het alles was hetgeen ik uit Rusland mee had kunnen nemen, gouden sieraden, wat souvenirs en nog 'n paar bankjes van 1000 R. 'k Gaf 't natuurlijk dadelijk aan en kreeg de koffer, toen ik 'n week in Holland was in ongeschonden staat terug. Van Berlijn naar de grens hadden we 'n slaapwagen besteld, doch daar was geen kwestie van, daar een week tevoren de slaapplaatsen al besproken waren. De trein was stampvol en met veel overleg en inschikkelijkheid van de passagiers kon ik 'n klein plaatsje voor de kinderen vinden om te liggen, voor ons was er geen kwestie van, ieder ogenblik waren ze wakker.
26
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Zaterdagavond om half negen kwamen we te Emmerik aan; we maakten op ieder 'n vreemde indruk, met pelzen aan en mutsen op midden in de zomer en 'n hoeveelheid bagage; ieder, die met ons in aanraking kwam, informeerde waar we vandaan kwamen, de chef kwam op ons aangestormd en was ons in alles behulpzaam. We bleven de nacht in 'n hotel, doch moesten eerst nog met onze pas naar het Politiebureau, 'n half uur lopen van 't hotel, de kinderen huilden van slaap en honger, doch ik moest persoonlijk gaan. De volgende dag om half negen vertrokken we, werden ook zeer royaal en voorkomend te Zevenaar behandeld en moesten ook aan ieder van hen onze lotgevallen vertellen. Wat was ik blij op Hollandse bodem te staan, men gaf ons een coupé voor ons alleen; en 's middags om drie uur kwam ik, erg moe, maar gezond, te Amsterdam aan. _____________
27
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Reisverslagen LW 12, 20.03.1919 (na terugkeer in Nederland) [hertaal1 04.02.2008] Blaricum, 12 Maart 1920 Den WelEdelGeboren Heer N. Biezeveld President der Hollandsche Maatschappij tot Zout-Exploitatie in Rusland ’s G R A V E N H A G E
WelEdelGeboren Heer, Ingevolge Uw verlangen geef ik U onderstaand een kort overzicht van de voornaamste gebeurtenissen die tijdens de laatste twee jaren in de zaken der Maatschappij plaatsgrepen. Na een reis van 6 weken die door een korte gevangenis in Duitsland onderbroken werd, kwam ik in April 1918 te Stoupky aan. Het Bolsjewistisch bewind was toen aan ’t roer, doch moest in de maand Mei plaats maken voor de Duitse troepen die Zuid-Rusland bezet hielden tot de Herfst 1918. Gedurende deze periode werd het werk op de mijn weliswaar niet normaal maar rees meer en meer de verwachting dat de handel en industrie geleidelijk betere voorwaarden tegemoet gingen. De zaken gingen over ’t algemeen gunstig, alhoewel kolenproductie en verkeer 50% van vroeger bedroeg. Behalve het Nicolajef of Romanof geld waren in omloop het Doema, Kerenski en twee soorten Oekraïns geld, waarbij later nog verschenen 2 soorten Sowjet geld, dat van de Don Regering, van de Rostower Rijksbank en ten slotte van het Vereend Rusland (Denikien). Na de omwenteling in Duitsland, trokken de Duitse legers uit Zuid-Rusland weg, de verwachte legers der Entente verschenen niet en ontstond de strijd tussen de legers van Petloera, Bolsjewiken en Vrijwilligers. Omrede de ervaring had getoond dat bij elke verandering van bewind de banken zonder geldmiddelen bleven en men dus deposito’s niet kon uitnutten hadden wij een aanzienlijk bedrag aan contanten in Kas gehouden. Aangezien geheimen van administratie veelal beschouwd werden als bourgeoise wanbegrippen en een grote kasvoorraad de begeerten zouden kunnen opwekken, heb ik 1.000.000,- Rs. Uit de Kas op rek. Hoofdkantoor in Holland afgeschreven en gelegd in safes te Charkof en Bachmoet en gedeeltelijk op Rekeningen van Het Bestuur der Hollandsche Maatschappij bij de Wolga Kamabank en Disconto bank te Charkof. 12/25 December 1918 kwam mij ’s avonds de militionnair die op kantoor de wacht hield zeggen dat hem per telefoon door de Staf der Bolsjewieken vanuit Teretschenko gelast werd mij te arresteren en de sleutels van de Kas te nemen. Ik ging de Steppe op en wilde langs een omweg Bachmoet bereiken, daar echter van die kant geschoten werd, overnachtte ik bij een werkman in het dorp Iljinofka. Van nu af overnachtte ik niet meer in mijn woning, doch elders op de mijn of in Bachmoet. De soldaten van Petloera waren in December weggetrokken en van die tijd begon de strijd tussen Bolsjewiken en Vrijwilligers (Denikien). De laatsten waren veel geringer in getal, meest officieren, gedroegen zich bescheiden en dapper en wekten sympathie en overtuiging dat spoedig weer een tijd van orde zou aanbreken. In de Kaukasus waren de Bolsjewiken overwonnen en in Januari 1919 werden versterkingen vandaar verwacht. Ondertussen was ik voor de zaak naar Joezovka en Taganrog geweest en bij mijn terugkomst over de gevechtslinie door de Bolsjewiken gearresteerd. Na twintig dagen gevangenis waaruit ik bevrijd werd dankzij de op een vergadering door de werklieden en personeel uitgebrachte stemmenmeerderheid, moest ik in Bachmoet blijven omrede mijn verblijf op de mijn niet werd toegestaan. Dat duurde voort tot de Vrijwilligers van tanks voorzien waren die een vreselijke paniek onder de Bolsjewiken teweeg brachten met het gevolg dat in April de Vrijwilligers weer op onze mijn waren en de Roden achtereenvolgens verder Noordwaarts werden teruggedreven tot aan Brjansk. Nu brak weer een tijd aan van verlichting.
1
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
De grote voorraden aan levensmiddelen die ik vóór de winter had opgeslagen waren uitgeput en de kas was leeg, behalve Rs. 800.000,- Sovjet geld, die door de Vrijwilligers voor ongangbaar verklaard werden en door de Wolga Kamabank te Charkof aldaar op onze rekening in de Rijksbank zijn overgedragen. Spoedig kwamen wij op verhaal en begonnen middelmatig te werken; de verzendingen waren wel niet zo groot ongeveer 150 wagons per maand maar de prijzen niet minder als Rs. 6,- per poed, op die wijze groeiden onze contanten en lopende rekeningen snel aan. Met het oog op de onbetrouwbaarheid van het geld, het geval dat uit Holland sedert negen maanden geen bericht was en het voordeel dat er in zat zijn bezittingen niet in geld maar in goederen te houden, besloot ik een Nieuwe Maatschappij op te richten met uitgebreide rechten om handel te drijven, roerende en onroerende goederen te kopen, scheepvaart uit te oefenen en gronden te ontginnen. De statuten der Maatschappij voor Handel, Nijverheid en Landcultuur, waren goedgekeurd door de Don Regering te Nowo-Tsjerzask en we begonnen een deel van ons zout te verkopen tegen betrekkelijk matige prijs doch tegen inruil van nuttige goederen eveneens tegen prijzen lager dan op de markt heersten. De nieuwe Maatschappij maakte een overeenkomst met de Hollandsche Maatschappij tot levering van alle producten waaraan de mijn behoefte had. Langs die weg konden wij een deel van de grote winst overstorten in de Nieuwe Maatschappij en de hoge opklimmende percentage Winstbelasting ontgaan. Wij hadden depots ingericht in Rostof, Bachmoet, Charkof en hoopten dat voort te zetten langs de Dnjepr, Jekaterinoslaf, Kief, Pinsk. Daar zouden wij de goederen opstapelen en verhandelen om ons einddoel te bereiken n.l. – In een havenplaats een partij goederen te verzamelen die geschikt zou zijn voor uitvoer, waarvoor het geld in Holland zou betaald moeten worden. De Heer Marx kwam in October (1919 dus) te Stoupky aan, spoedig daarop reisden wij samen naar Rostof met de Heer Lauterstein en mijn zoon. Het geld dat met veel moeite en gevaar in de safes bewaard lag had ik eerst uit Charkof naar Bachmoet gebracht en nu namen wij het alles naar Rostof. Het weer was erg ongunstig, de treinen kwamen een etmaal en meer in Rostof te laat aan, waar de Heer Boelgakof als medeoprichter ons zou wachten om de eerste Algemene Vergadering van de nieuwe Maatschappij te houden. Op die Vergadering werden verwacht de Heer Boelgakof, Marx, ik, de Heer Terwen, De Heer Lewis en nog een paar personen uit Rostof. De Heer Boelgakof had bericht ontvangen dat zijn zoon gesneuveld was in het Vrijwilliger leger en was daarom naar Charkof vertrokken. De Algemene Vergadering kon niet doorgaan en in afwachting dat de Heer Boelgakof spoedig terug zou keren hadden wij voorlopig de verplichte deponering van 500.000,- Rs. in de Rijksbank op naam der Maatschappij volbracht. Wij hadden in Augustus de voorlopige toestemming verkregen de nieuwe Maatschappij in werking te zetten en een contract met de Regering afgesloten tot levering tegen matigen prijs van zout. Hierdoor verkregen wij de medewerking in velerlei gevallen van de Regering. Eveneens werkten wij met de Bonden van Coöperatieve Verenigingen door wie wij voordelige goederen in ruil verkregen. Het grote gebrek aan wagons en het voortdurend uitbreiden van gebied dat door de Vrijwillige en Kozakken legers bezet werd en het groot gebrek aan alle levensmiddelen dat in die veroverde streken bestond, hadden ten gevolge dat de navraag naar zout de mogelijkheid tot levering sterk overtrof en dat de zoutprijzen enorm stegen. Aan het spoorpersoneel werd door speculanten 10-20 en 30.000 Rs. betaald alleen om den wagon te krijgen. De verkoop van zout met voeren was met goed weer van de ochtend tot de avond. De passagiertreinen die alle uitsluitend uit goederenwagons bestonden waren overvol van Zakkendragers d.w.z. mannen en vrouwen die reisden tussen de plaatsen waar voorraden en behoefte daaraan waren en voornamelijk met zakken meel, olie. Ook van zulke kopers was de mijn vol, zodanig dat ze soms 2 dagen moesten wachten alvorens ze bediend konden worden. Vele van dit soort speculanten waren arbeiders van fabrieken, kolenmijnen of spoorwegen, die aan zulke werkzaamheden de voorkeur gaven boven hun gewone werk. Velen reisden ook voor levensmiddelen omrede die op het werk niet aanwezig waren.
2
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
De wagonkopers maakten ook grof geld van het zout bij verkoop in de grensgebieden; het kostte echter veel geld, moeite en gevaar de goederen te vervoeren omrede veel daarvan onderweg gestolen werd, niettegenstaande de wagons een begeleider hadden en veel smeergelden nodig waren de wagon vooruit te krijgen. De kopers streken neer als zwermen bijen en de een meer bescheiden, en de ander in meer brutale vorm verlangende het eerst te worden bediend. Ook waren er die hun toevlucht namen tot verdachtmaking van mij bij de Procureur zodat ik op een ochtend van half zeven tot half één de chef van de geheime politieke afdeling met drie personen in mijn woning had, die mijn schrijftafel etc. doorzocht, en mij met verontschuldiging wegens de ongegronde aanklacht verlieten. Meer en meer begonnen ook de militairen aan die speculaties deel te nemen. Jonge officieren kwamen met locomotief en wagons van het front voor zout, zogenaamd voor het leger. Grotendeels werd dat verkocht met grote winst en in het leger breidde zich het drankmisbruik en zorgeloosheid meer en meer uit. Dat ging natuurlijk over op de soldaten en vooral ook de invaliden lieten zich veel gebruiken als middel voor speculanten om op soms brutale wijze de goederen af te dwingen. Met het oog op de vele moeilijkheden en de noodzakelijkheid voor mij van de mijn afwezig te zijn had ik een Russische mijningenieur aangenomen. Over ’t algemeen was het moeilijk goed betrouwbaar personeel te krijgen, hetgeen ook bij de nieuwe Maatschappij moeilijkheden opleverde. De twee gebroeders Suchatsjef, waarvan de eerste op de mijn en de tweede voor Rostof werkten, hebben zich als zeer getrouw en eerlijk gedragen. Ik hoop dat hen van de zijde der Bolsjewiken geen leed zal geschieden en dat de Maatschappij later dat niet zal vergeten. Ook de oude molenbaas Frolaf, de steiger, de baizhauder[?] en de kassier waren onverdeeld aan de zijde der Maatschappij en ik vrees voor de eerste twee dat hun onaangenaamheden zullen worden aangedaan. Voor de nieuwe Maatschappij had ik een boekhouder aangenomen in Augustus op salaris van Rs. 2500.- per maand. Hij verbrak echter zijn belofte omdat hem in zijn betrekking het salaris verdubbeld werd. Ik beloofde mijn instemming met Rs. 5000.- waarop hij een brief van bevestiging tekende en later schreef hij weer niet te kunnen komen omdat hij een salaris van Rs.8000.- gekregen had. Daardoor was veel tijd verstreken. In Rostof vond ik tenslotte een passend boekhouder maar die verlangde RS. 10.000.- per maand. Ik kon niet dadelijk daartoe besluiten en wilde de terugkomst van de Heer Marx en de Heer Boelgakof uit Charkof afwachten. Hierdoor is de Hoofdboekhouding van de nieuwe Maatschappij ongedaan en zijn slechts aantekeningen aanwezig van de gedane transacties. De Balans op de mijn over 1918 en 1919 is opzettelijk niet afgedaan omrede het ongewenst was ten opzichte van de heersende omstandigheden dat het openbaar werd dat aanzienlijke winst aanwezig was en tevens omrede de Winstbelasting volgens de laatste van kracht gebleven voorschriften de winstbelasting boven zeker percent tot 85% van de winst bedroeg terwijl bij omzetting in buitenlandse valuta de winst in verlies zou veranderen. Ook andere buitenlandse Maatschappijen hebben desgelijks gehandeld. Wanneer de toestanden in Rusland zullen toelaten tot meer normaal werk te komen, dient zeer ernstig overlegd te worden hoe de boekhouding en afrekening op te maken, want daarvan hangt af hoe de eindbalans zal uitvallen en tevens de vraag hoe ten opzichte van de fiscus de Buitenlandse ondernemingen zullen te staan komen. De Heren Marx en Lauterstein vertrokken 14/27 Nov. Van Rostof naar Charkof om de door de Regering te Rostof voor ons toegestane extra wagons te ontvangen, zout uit ons depot in andere goederen om te ruilen, een wagon suiker af te rekenen enz. 18 Nov/1Dec ’19 vertrok mijn zoon naar Charkof met nieuwe toestemmingen voor zoutleveringen in het Dongebied tegen ruil van andere goederen voor een som van R.300.000. 20 Nov/3Dec ontving ik een dringend telegram uit Charkof van Consul Uchtmann onmiddellijk naar de mijn terug te reizen. Bij mijn thuiskomst was mijn zoon terug uit Charkof terwijl de Heer Marx met de ziek geworden Heer Lauterstein een paar dagen later aankwam. Enkele dagen daarna gingen de Heren Marx en ik de Heer Lauterstein begraven die aan tyfus overleden was.
3
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
De Heer Marx was met veel moeite uit Charkof weggekomen in een goederenwagon waarin de Heer Uchtmann met familie en kennissen reisden. Door de nadering van de Bolsjewiken was in Charkof een hevige paniek onder de bevolking. Alle treinen, goederenwagons, waren overvol tot op de daken, van reizigers en goederen. Ondertussen ontvingen wij zeer tegensprekende berichten namelijk dat Charkof weer was teruggenomen en dat de Bolsjewiken spoedig voort rukten. Van de terugtrekkende legers stonden station Stoupky vol militaire treinen en de stafofficieren die op de mijn waren ingekwartierd hielden vol dat de Roden niet tot het Donetz bassin zouden worden toegelaten. Ondertussen had ik met de Heer Marx besloten onze voornaamste documenten, brieven en eigen inboedel in Rostof of Jekaterinodar in zekerheid te brengen en daar het Hoofdkantoor voor de Hollandsche Maatschappij en de nieuwe Maatschappij in te richten. Daartoe vraagden wij een wagon aan en hadden de nodige goederen ingepakt. De Rijksbank en andere officiële lichamen bleven nog functioneren en de Commandant van station Bachmoet gaf ons ten antwoord de wagon te zullen geven indien Bachmoet zal evacueren. Wij gingen voort zoveel mogelijk maatregelen te nemen voor onze reis maar werden voortdurend daarin door vele beslommeringen opgehouden. 5/18 Dec. vernamen wij in Bachmoet dat de politieke politie mij en de Heer Marx wilden arresteren zogenaamd wegens speculatie maar inderdaad werd er bij gezegd dat men Rs. 100.000.- afkoopsom van ons wilde hebben. Wij hadden daarop besloten met twee vrachtwagens en 4 paarden zo spoedig mogelijk de mijn te verlaten, de meeste inboedel achterlatende, omrede ons noch van de Witten noch van de Roden iets goeds te wachten stond. Wij hebben toen in haast remises van de Bachmoeter deposito’s naar Rostof en Jekatarinodar gemaakt en vertrokken onder moeilijkheden ’s nachts 8/21 Dec. Van de mijn en reden voort tot Rostof achterhaald door de vluchtende en plunderende Kozakken. Het grootste deel ook van deze bagage moesten wij verstopt onder het hooi achterlaten bij een Duitse kolonist; daaronder waren ook de boeken en papieren der Maatschappij. Het ging hier om ons leven dat toch voortdurend in gevaar was. In Rostof kwamen wij na tien dagen aan. De Heer Marx werd in Rostof ziek doch was na enkele dagen hersteld. In Rostof bleek al spoedig dat niet een deel van het leger zich terugtrok maar dat het gehele leger van Denikien en van de Kozakken gedemoraliseerd in alle haast zich terugtrok en ieder in Rostof zo spoedig mogelijk trachtte naar het Zuiden te vluchten. In de wagon werd de heer Marx weer ziek en het was moeilijk hem goede verzorging te geven in een wagon met 26 mensen en half vol goederen. Een militaire dokter die hem telkens bezocht en inspuitingen deed kon helaas geen verbetering in de ongelukkige toestand brengen. Twee dagen lag de Heer Marx te ijlen en is niet meer bij kennis gekomen, op de avond van 9 Januari is hij op Station Ottomanskaia gestorven, bij al deze ellende was dit verlies het zwaarste was wij moesten doormaken. Zodra het de volgende ochtend dag werd ging ik in het naastbij gelegen dorp vanwaar de Russische geestelijke de begrafenis op zich nam terwijl de plaatselijke gendarme onderofficier op zich nam na te gaan dat alles behoorlijk zou uitgevoerd worden. Wij vertrokken daarop verder en waren nog tien dagen onderweg tot Nowo-Rossisk. De mijn verlieten wij in goede toestand. De voorraad uitgewerkt zout was 3.000.000,- poed; springstoffen waren in ruime mate aanwezig eveneens de materialen in het magazijn. Een ketel die reeds in 1918 gekocht was voor Rs. 3500,- hebben wij bijbetaald tot Rs. 150.000,- en tenslotte niet ontvangen. De gebouwen, machinerieën, woonhuizen waren allen in goede staat en ongetwijfeld vertegenwoordigt de mijn een aanmerkelijk hogere waarde dan waarvoor alles op de balans gebracht staat, omrede het bouwen van een nieuwen mijn ook later bij terugkeer van meer normale toestanden zulk een werk enkele malen duurder zal te staan komen. Verschillende personen zochten in Rusland een zoutmijn te kopen en ook de Moscower coöperatieve bond verzocht mij hem bij de verkoop te adviseren. Ik heb nu meegebracht aan Nicolajef en Doemageld R.193.000,- voorts hebben wij geremitteerd naar de Rijksbanken te Jekaterinodar Rs. 1.000.000,-, hadden in de banken in Bachmoet b.m. R.500.000,- in de
4
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Rijksbank Charkof Sovjetgeld Rs.200.000,- in de Rostower Rijksbank op rekening der Nieuwe Maatschappij Rs.500.000,-. Bovendien hebben wij aan remises afgegeven aan de Heer Uchtmann Rs.700.000,- voor een wagon van 1040 pond rijst die de Heer Marx in Charkof had gekocht. Aan de firma König te Soemi betaalden wij voor een wagon suiker Rs.900.000,- die wij niet ontvingen en waarvoor die firma ons debet blijft. Wij hadden in de depots nog een voorraad van goederen die tegen inkoopsprijs tegen ruil van zout een waarde vertegenwoordigde van Rs.1:500.000,= 1040 poed rijst R.648.000,- 300 poed suiker R.216.000,= leer R.180.000,- 100 poed zeep R.40.000,- 15 wagons zout in zakken R.300.000,- griesmeel en grutten 350 poed R.50.000,- olie R.100.000,-. Hoogachtend, Uw dw. Dn. [w.g.] L.W.v.d.Muyzenberg.
[Handgeschreven brief]
Blaricum 20 Maart 1920 Den Weledelgeboren Heer N. Biezeveld President der Hollandsche Maatschappij tot zoutexploitatie in Rusland. ’s Gravenhage.
Weledelgeboren Heer, In vervolg op brief dato 12 Maart j.l. heb ik de eer U mede te delen, dat ik met de heer J.W. Scherrer de bagage van de heer Marx by de familie in Bussum heb afgegeven, en enkele papieren de Maatschappij en salaris betreffende daaruit genomen. Inliggend de kredietbrief van de Rijksbank te Bachmoet aan de heer Marx op R 200000- voor Rekening. van de Hollandsche. Maatschappij. Een gelijkluidende brief was ook op R 200000- afgegeven op mijn naam, welke echter door mij bij de Rijksbank te Nowo-Rossisk is tenietgedaan met verzoek ter gelegener tijd dat bedrag weer op de rekening der Holl. Mij goed te schrijven. Deze brieven hadden wij genomen voor eventuele gevallen van nood. In de safe van de Wolga Kamabank was overgebracht 149300 R Nicola geld waarvan 106000 in biljetten van R 500 en 18.300 à 100 R, de overige 25000 à 10,25 en 50R. Voorts was daarin R 380000 aan Doema geld en wel R142000 à 1000R en 238000R à 250. Al dit geld is door de heer Marx uit de safe genomen en is ingepakt door hem met mijn zoon in twee pakken waarvan het ene in de handkoffer van de heer Marx en het andere in mijn bagage was. Mijn zoon heeft de heer Marx geholpen met het pakken van zijn goud/goed[?] en zulks dat behalve het pak geld de koffer ook vol kleren gepakt was. Ik kan niet zeggen wat nog meer daaruit ontvreemd is, maar zeker was er ook [?] hemzelf nog remise bij. Het moet dus op de reis van Nowo-Rossisk tot Constantinopel gelijktijdig met de diefstal in de bagage van de heer Uchtmann ook uit onze bagage gestolen zijn. Nu had ik de sleutel van de koffer van de heer Marx niet, terwijl in onze koffer het pak geld lag ingepakt, zo dat ik niet op de gedachte kwam dat daaruit was weggenomen. Dat uit mijn kleine handkoffer niet is gestolen verklaar ik zo, dat daarin slechts een klein bedrag, de nalatenschap van mijn schoonmoeder voor mijn vrouw aanwezig was merendeels aan rentepapier; bovendien maakte ik dat koffertje herhaaldelijk open omrede daarin lagen mijn eerste reisbenodigdheden en blijkbaar was de dief geen gewone misdadiger. Dat dit ongeval al de ellende nog komt vermeerderen drukt mij gedurig en ook ik zie achteraf wel in dat we gemeenschappelijk de bagage beter hadden kunnen bewaken. De stand van de lopende rekeningen der Maatschappij was einde November ongeveer als volgt: AzofDonbank Bachmoet R 1.200.000– Petersburg. Intern. “ 700.000RijksbankKas Charkof 1994Rijksbank “ (Sowiet) 200.000-
5
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
WolgaKamaBank “ 22772.11 Bachmoet Zemstwo 107173.Moskou Koopmansbank 130.073.70 RussoHollandsche bank Petersb. 71.679.05 do Moscau 40.160.45 Nederl. Bank voor Russ. Hand. Pet. 49.355.Rijksbank Bachmoet 1.033.739.13 Backmoetbank bond 32.346.50 Charkof disconto bank 43.980 Russisch Aziat. bank Jusofka 1.036.70 Petersb. Int. Bank Taganrog 13.808.15 Wolga Kamabank Rostof 300.000.Bovendien was overgemaakt naar de Wolga Kamabank in Rostof R. 50000- die op rek van het Bestuur der Holl. Mij lagen in de Charkof Disconto bank, desgelijks. R188000 van de Wolga Kama bank te Charkof zodat ongeveer deposito’s R 4.000000- waren. Hieronder zijn echter begrepen remises à R 1.000000 naar Jekaterinadar en ter voorlopige afrekening met de heer Uchtmann 1 cheque van de Azof Kon bank op de Rostower Rijksbank à R 300000, 1 Remise met aviso van de Wolga Kamabank te Charkof op Rostof à R 100000, 1 Remise van de Petersb. Int. B. R 240000 eveneens op Rostof en een remise op de Rijksbank te Nowo-Rossisk à R 200000-; vervolgens ontving ik uit het Bachmoeter depot vóór ons vertrek R100000- en uit afzonderlijke Kas buiten mijnkas ongeveer 12000 Oostenijkse Kronen en R 70000- die met ander geld in de bagage tot Rostof zijn achtergebleven. De schulden die de Maatschappij had waren R 1.000000- die van kopers als handgeld op zout waren ontvangen. Vermoedelijk is dat bedrag minder geworden omrede ik getracht heb zo min mogelijk nieuwe gelden vooruit in ontvangst te nemen en oude schulden bij de verzendingen te verrekenen. De voorraden aan zakken materialen etc. op de mijn schat ik op ruim een half miljoen niet gerekend de zout voorraden in de schacht. De heer Marx had vermoedelijk gedacht in Rostof met de heer Uchtmann de van hem gekochte wagon à 1040 poed rijst voor R 648000 af te rekenen. In Rostof gaven de banken echter geen contanten meer af ten hoogste R 5000-, daarbij kwam de paniek der bevolking en de ziekte van de heer Marx; op wiens verzoek ik aan de heer Uchtmann van mijn persoonlijk geld R 60000 betaalde om naar mogelijkheid de belofte na te komen. Voor ’t algemeen is alles in grote verwarring gegaan en door gebrek aan degelijke hulp is ook de boekhouding in een toestand die niet gemakkelijk in orde te brengen zal zijn. Onder de papieren van de heer Marx vond ik: 1. Credietbrief met toebehoren op 200000R; 2. volmacht van my, 3. Opstelling van ontvangst en uitgaaf tijdens zijn laatste reis naar Charkof, 4. briefje van het geld in de safe in Rostof, 5. id. van de lopende rekeningen, 6. Verzendingen 1918, 7. 2 lijsten over zijn salaris volgens welke per 1 December hem van de Maatschappij toekomt in Russ. geld R 62.059.72 (hierbij is niet berekend wat in Holland door het Bestuur is uitgekeerd: Welke papieren ik U hierbij overhandig, evenals die welke zich bij mij bevonden nl. No. 8. Een remise à R 30000- der Moskouer Volksbank met aviso No.9. een do. “188000.- Petersb. Bank naar Rostof met aviso N.10. een do.”1.000.000.- Rijksb. Bachm naar Jekaterinodar met aviso N11. een aviso van de Azof Bank Bachmoet, waarschijnlijk behorende bij de remise à R 300000 die de heer Uchtmann ontving. N12 twee brieven over R 51643.34 geremitteerd door de Charkof discontobank van de rek. Bestuur Holl. Mij (uit safe) naar de Wolga Kamabank te Rostof op rek der nieuwe Mij “Mij voor handel, nijverheid en landkultuur”. N13 Bijbehorende brief van de kredietbrief op mijn naam à R 200000 welk bedrag door mij aan de Rijksbank te Nowo-Rossisk verzocht is terug te laten boeken op de rek. der Holl. Mij te Bachmoet. N14 kwitantie van R100000 ontvangen van het Bachmoeter depot (zie boven) N15 Verklaring van de goederen in depot in Rostof welke bij ons vertrek zijn afgegeven aan F.W. Spiridonitsjef agent van de Zuid Russische Stoomboot Mij. N16 Lijstje van deposito’s op 5 November 2.765.037.46 N17 Lijst van Sowjet geld met handtekening Pjtakof die door de Vrijwilligers niet werden erkend. No.18 drie lijstjes over safegeld met safekaart en kwitantie
6
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
N19 Brief van de fabriek Hartman over [ ? ] ketels N20 Volmacht copie Muyzenberg & Marx N21 id V.d. Steenhoven en Koziref. N22 ontvangbewijs van de heer Uchtmann N23 twee brieven en kwitantie van Ingenieur Wjernik over diens ontslag als ingenieur van de mijn. Bij vertrek uit Rostof gaven wij adr. Boelgakof op rekening [in marge ???] R50000- en volmacht brief ten opzichte van de achtergelagen goederen en over ’t algemeen in het belang der Maatschappij te handelen. Wij hadden een klein deel van het safegeld in een ijzer kastje op kantoor waaruit ik voor eventuele noodgevallen R 30000- bewaarde in een ledertasje op zolder van mijn woning; dit geld is door de Tsjerewetsjaikov met het andere goed gestolen. De heer Chr. V.d. Steenhoven heeft van het geld uit genoemd kastje R29000 gekregen waarover een brief bij de overige documenten moet zijn. Drie sleutels van de Wolga Kama bank safe, die nu leeg is en een sleuteltje van een kastje op de mijn, geef ik eveneens hierbij af. De heer Marx overhandigde mij het overschot van vreemd geld wat van zijn reis naar Rusland was overgebleven en wel: F290.- $ 440 fr 22.50 en Lire 37.25 Hiervan geef ik U hierbij terug $ 320 fr. 16.- en Lire 37.Ik gaf aan de heer Uchtmann, wat de heer Marx hem verschuldigde waarvoor bijgaande kwitantie f 27.50 $120 Bovendien heb ik van Rozendaal naar Hilversum en twee keer verblijf in den Haag voor reis en verblijfkosten en bagage etc uitgegeven f72.- zodat ik op heden van de f290- over houd f190Van het Nederlands Consulaat te Constantinopel opgenomen f 852.- waarvan ik voor kleren etc. voor mijn rekening heb gebruikt (francs 450 of “ 90.- terwijl -------f 762 zijn uitgegeven voor reis en verblijfkosten van Constantinopel – Holland. Het bedrag f 852- is door de Consul aan het Ministerie v.B.Z. opgegeven en zal eventueel terug geëist worden, indien onze reis niet beschouwd wordt als de franse vluchtelingen die door de Regering kosteloos naar het Vaderland zijn teruggebracht. De reis in Rusland heeft gekost R 62763 – Voor de heer Marx uitgegeven Voor dokter, geestelijke, gendarme etc 4000 – ------------R 66763 – Ik heb aan Russ geld overgehouden 2596 hetgeen ik hierbij voeg. Aan de heer Uchtmann nog verschuldigd voor ons deel in de kosten van de wagon R 20280 – die op zijn rekening zijn aangegeven. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------Notes: hertaling van 04.02.2008 LE-G y > ij Duitschland > Duitsland den > de Regeering > Regering oo > o ee > e Bachmout > Bachmoet sch > s behalve bij de naam van de Hollandsche Maatschappij enz. Kaukazus > Kaukasus omrede >
7
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000 Teksten aangeleverd voor Piepende in de Steppe 4, Jaargang 4 15 april 2008
Russische Reizen hertaald 1910-1920 De reis naar Rusland Door E.W.B. van den Muyzenberg voor zijn nicht Truus Landheer getikt op doorslagpapier. Inleiding Het zal je bekend zijn dat je voorvaderen van Grootmoeders kant, de Van der Made's, die o.a. Werkspoor mede hebben opgericht, later de eerste gasfabriek in Moskwa hebben gebouwd. Wellicht mede hierdoor was Oom Dirk van der Made betrokken bij de Nederlands-Franse maatschappij tot zoutexploitatie in Rusland. Toen deze in 1876 door Grootvader Cornelis van den Muijzenberg met zijn 7-jarig zoontje Leendert Willem (Oom Leen) werd weggebracht naar het Maasstation te Rotterdam en laatstgenoemde begon te huilen, omdat hij niet mee mocht met Oom Dirk, zei deze nog dat dat misschien nog gauw genoeg zou gaan gebeuren en zo reisde Oom Leen op 18-jarige leeftijd af naar Rusland, later gevolgd door Oom Johan. Oom Leen importeerde als eerste in Zuid-Rusland een Simplex fiets in het begin van de 80er jaren. Hij trouwde er in (Odessa) 1898 Olga Lilly Mary Kiessler, geboren in Joesofka, Zuid Rusland, dochter van Erwin Woldemar Botho Kiessler en Hannah Lydia Spooner. De drie oudste zonen (Kees, Erwin en Dick) van Oom Leen en Tante Olga waren eens alleen met hun vader naar Hellevoetsluis (Helvoet) gekomen in 1905 en werden daar toen toegezongen op een gedicht van oom Gijsbert (de Klerk) door Truus (Geertrui) Landheer en enkele andere nichten, als volgt: Wees welkom oom, wees welkom, neven, wees welkom weer in 't vaderland. Dat 't ons dikwijls is gegeven, u terug te zien uit 't verre land. Dat deez' tijd van rust en vreugde in 't ouderhuis genoegen baart. Wij weten hoe't ook hen verheugt, dat gij weer in ons midden waart. En moest' d'anderen achterblijven in 't verre land, dat spijt ons zeer, Maar wil uit onze naam hen schrijven, dat hopen wij op een and're keer. Deze reizen uit Rusland, Polen, Rusland werden zowat jaarlijks ondernomen en meestal zo dat ze op de verjaardag van Gromoe (Geertrui van den Muijzenberg-van der Made, 28 juli 1839 - 10 februari 1934) in Hellevoetsluis waren en daar o.a. op de Oostkade bij hun Oom Arie en Tante Adriaan de boel onveilig maakten. Helvoet in het begin van deze eeuw Zoals gezien door één van je "Russische" neven. Je kwam er dan en kreeg van Opoe 2 cent om op de markt (op woensdag) een bos peen te kopen bij de groentenboer, die er met zijn hondenkar, van buiten grijsgroen, van binnen blauw geschilderd, uit Rockanje kwam, want daar kwamen de lekkerste worteltjes vandaan, op het marktplein voor de kerk. Op een gegeven moment bleken ze ineens 3 cent te kosten of was het een "vierduitstuk"? Of je ging er Opa van de werf afhalen bij de ingang waar op de hoek het kippenschooltje oftewel de bewaarschool stond en dan aan de hand mee naar huis op de Westkade, waar Grootvader Cornelis z'n pijpje, een Goudse met zo'n vonkbeschermer, rookte en Grootmoeder op haar Biedermeier stoel, met donkergroen pluche [trijp] zat. Later woonden zij boven waar op een gegeven moment Oom Riend de Boer getrouwd met de jongste zuster (Jansje van der Made) van Grootmoeder (later ook op de Westkade, meer naar het Hoofd met de vuurtoren toe wonend) met een pennenbordje kwam, waarbij het de kunst was door telkens over te springen maar één pennetje over te houden. Oom Rien, loodsman, bouwde prachtige modellen van schepen. Kwam je bij tante Jans eten, dan werd de radijs zo afgesneden dat er nog een plukje van de jongste blaadjes overbleef, dat was dan chiquer. Of je liep te hoepelen, met een houten hoepel en een stokje, of de grotere jongens met een ijzeren waaraan de aandrijver met een groot oog bevestigd was. Die raakte niet zo gauw in een van de kelderwinkeltjes aan het begin van de Oost- en Westkade, of wat nog erger was in de haven. En dan maar hollen over de draaibrug. Als het helemaal mooi was mocht je daarop wel eens blijven staan en de brugwachter met zijn grote sleutel
1
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
de brug helpen open- of dichtdraaien en dan nog weer hoger of lager draaien. Je holde dan met je hoepel naar de Barakken waar in het eerste huis Oom Gijsbert met Tante Truus woonde of over de Paradeplaats naar de met gele steentjes bestrate smalle straat, waar het zo hard galmde en waar Oom Johan Jonker en Tante Suzanne woonde en waar het dan zo somber was. Had je behoefte aan gezelligheid dan trok je naar Oom Arie en Tante Adriaan, die wel erg ernstig keek maar ook goed kon lachen als Oom Arie je voor de gek hield. Je ging dan naar de bakkerij met de grote deegtrog en de bakkersoven waarin de broden meest in een ijzeren (zwarte) vorm op een houten lat, van verschillende breedte, ingeschoten werden; behalve naar ik meen de heerlijke ronde kropbroden. Oom Arie liet je dan eens diep inhalen uit de bus met Ammonia, waar je geen tweede keer invloog. Of je ging er heerlijk spelen op het binnenplaatsje met gele stenen. "Groene zwanen, witte zwanen" enz., "Jonassen", "Schipper mag ik over varen ja of nee "enz., en dan vooral niet te vergeten "De boom die wordt hoe langer hoe dikker" en dan "Ïn Holland staat een huis", waaraan dan ijverig door de nichten en neefjes werd meegedaan. Was het in deze tijd of mogelijk later dat de meelzolder het speellokaal werd voor de familie tot verre familie. Daar werd onderwijs genoten en naar ik meen ook verkleedpartijen gehouden. Daalde je dan later weer af dan was vaak een greep uit de moppentrommel je afscheid. Die trommel van blik met koekjes, geelbruin geschilderd met de naam erop, stonden op een vrij hoge plank, of waren er wel twee planken mee bezet? Van moppen, al begreep je die niet altijd, kon je ook genieten in de kamer achter de winkel als Oom Arie op z'n praatstoel zat. Als het heel goed verliep kreeg je een enkele keer een eierkoek. Ja, verstoppertje werd er ook nog wel eens gespeeld. En dan buiten knikkeren maar vooral tollen waarbij alleen de oudste neven tot de springtol of ruitentikker toekwamen. Holde je al te hard over straat en door de stegen (aan de Westkade was er dunkt me één niet breder dan 3/4 meter) en Grootmoeder zag dat in een van de spionnetjes, of je liep op de hardstenen band langs de haven dan werd er getikt en werd de verwachting van boos weer uitgesproken. Deed je wat anders dat tot aanmerking aanleiding gaf dan was het algauw "Ben je zestig" van tante Ma, omdat een vloek geheel buiten de woordenschat viel, terwijl "Loop naar de maan" ook nog wel eens viel. Als kleine jongen was de Molenstraat, de Franse school met een nieuw gebouw ver, ook bij de verschillende bolwerken en de ingang van de werf bij de Brielse brug kwam je als kleine jongen, zelden
Verder gedurende uitstapjes, maar dan onder geleide van de nichten, tantes, ging je lopen, of in de sportkar (twee ruggelings tegen elkaar) over de zeedijk, de "Kontrascharpe" of hoe heette die scherpe hoek van de zeedijk waar je zo'n prachtig uitzicht had en de toen geweldig brede vestinggracht tussen jouw en de bemuurde vestingwallen lag? Verder de dijk op, waar beneden de boerderij van Touw, keurig netjes onder aan de dijk, waar je wel eens meeging om melk te halen en dan verder naar de duinen en het strand, waar eens twee dames in de zon waren blijven liggen en toen blind geworden. Het zonnen was er toen niet bij, maar wel het graven van grachten en maken van zandkastelen en afdammingen bij dalend water, om water vast te houden of bij opkomend water (wanneer je wat verder in het water mocht) tegen het opkomende water; schelpen zoeken, in het zand rollen, en dan voor die Russische neefjes weer eens heerlijk op je blote voeten lopen, zoals je dat ook in Stoupky gewend was. Je liep ook wel eens, een fiets had toen toch vrijwel niemand, naar Nieuw Helvoet over de Brielse brug; dan rechtdoor de Brielse straatweg in met eerst direct rechts het "Glacis" of hoe heette dat zeer kleine wandelparkje daar ook weer en was daar ook niet ergens de Kalkweg waar Oom Thiele aan woonde? Dan links de omheinde vuilnisbelt en verderop rechts de houten Noorse huizen. Nog weer verder had je links en rechts een grintweg met in het midden een bakstenen paardenpad. Linksaf en later rechtsaf kwam je bij het huis waar in 1906 Tante Olga in "Villa Hein van Rockanje" en de neefjes een tijdje gewoond hebben. De Brielse straatweg rechtdoor wordt, evenals wat meer over Nieuw Helvoet van die tijd en wat eerder, beschreven door Annie Romein-Verschoor in "Omzien in verwondering", p.25-29. Liep je dan verder dan kreeg je rechts het huis van Tante Robanus en van Tante van Leeuwen de schoonmoeder van Tante Jo, de Grootmoeder van Kees van Leeuwen die naar zijn vader heette die bootsman, later inspecteur? bij de marine was. Dat huis had zo'n gegoten ijzeren rooster in de deur, een tuintje met een perk en verder schelpen op het pad, dan het witte bruggetje over de wegsloot met witte hekleuningen.
2
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Naar het Hoofd met de vuurtoren, aan het handje allicht, was ook een gevaarlijk uitje. Het begin van de reis De gewone man, vrouw, familie liep bezakt en beladen met reiszakken, waren de rieten mandjes er toen ook al?, begeleid door alle familieleden, voor zover ze maar enigszins konden, naar het Voornse kanaal. Als de eerste fluit ging van de boot dacht je al dat hij vertrok, maar bij de tweede fluit moest je er toch wel bijwezen, want bij de derde werden de loopplanken ingetrokken en voer de stoomboot af. Die niet teveel haast had ging met de "Maasnympf" naar Rotterdam, dat duurde zes uren en je legde aan bij het Maasstation. Maar zoals Geertrui (Truus) moest natuurlijk in 1910 uitgebreid gezoend en nagewuifd worden. Of ze met de "Maasnympf" gegaan is, is te betwijfelen want dan hield je bij elke vlotbrug stil en legde je aan om melkbussen, goederen en passagiers in en uit te laden. Het waren er toen zes en dan nog de spoor-, of beter de trambrug, voor de tram naar Brielle (waar je van Hellevoetsluis uit met de paardenomnibus heen ging) als je tenminste niet liep. Had je meer haast dan ging je met de spoorboot naar Vlaardingen, waar je dan meestal in de barre wind op de trein stond te wachten. De moderne reizigers en "richards" uiteindelijk gingen direct per tram van de RTM van Hellevoetsluis naar Rotterdam, de Rozenstraat, waarna je dan bepakt en bezakt naar het Maasstation liep als je naar het Oosten ging, of naar Beursplein of beter nog naar het Delftse Poort station als je met de HSM, de Hollandsche Spoorweg Maatschppij, naar 's Gravenhage of Amsterdam moest. Voor we vertrekken nog even Rotterdam van die dagen. Het Witte Huis met z'n 11 étages was er toen als moderne wolkenkrabber verrezen, uiteraard op palen gefundeerd, en misschien pas na meer dan 30 jaren door een soortgelijk gebouw, in hoogte overtroffen. Overigens een ijskoude creatie. Verder had je er van 1907? af in Hotel Kooymans een electrische verlichting, 's avonds ogenverblindend, waar je je ogen op uitkeek. Had je wat erg veel bagage dan reed je met aapjeskoetsier in een rijtuig met één paard over de Leeuwenbrug en de Willemsbrug naar het Maasstation. De piassen van de paarden werden netjes op een blik geveegd, zoals de netheid vereiste en je reed over de kinderhoofdjes holder de bolder.
Citaten LW aan OLM terwijl anderen reizen en hij in Stoupky blijft in 1917 Stoupky, 20 maart/2 april 1917 […] In Petrograd en Moscou heb ik de grote gebeurtenissen van de revolutie meegemaakt. Het is te hopen dat verder alles een rustig verloop zal hebben.[…] Charkov, 14/27 april 1917 […] Ik zit op het station; de trein van het N. Donetz spoor is plots veranderd en om 5 uur vertrokken in plaats van 10 uur. Nu wacht ik op de oude trein van het Zuiderspoor. Wat grote veranderingen! Onze werklieden hebben nu heel andere voorwaarden en zo mogelijk zullen wij tweemaal 8 uren werken, n.l. van 6 tot 2 met een ploeg en van twee tot 10 met andere lui. Nu vergaderen de werklieden gestadig, ook de beambten. De ene keer op onze mijn en de andere keer op andere mijnen. Hoe alles zal aflopen valt niet te voorspellen; het is te hopen dat het gezonde verstand van de mensen tenslotte de bovenhand zal krijgen. Soms ziet het er onrustig uit en op vele mijnen zijn ingenieurs en steigers per kruiwagen van het werk gereden. Gelukkig is de verhouding bij ons naar omstandigheid niet zo onrustig. Ik geef mij moeite voor onze verbruiksvereniging op de mijn die ook veel te doen geeft. Ik begin daar op een Algemene Vergadering met voorlezingen en het verspreiden van nuttige boekjes.[…] Stoupky, 28 mei/10 juni 1917 […] Scherrer vertrekt met vrouw en kinderen en Lise in deze week; hij heeft in Heerlen, Limburg, de rijksbetrekking aangenomen van tijdelijk inspecteur van de Staatskolenmijnen. Vermoedelijk zal je deze brief door zijn bemiddeling ontvangen.
3
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
De toestand is hier nog lang niet tot rust gekomen, hetgeen te begrijpen is aangezien de plotselinge overgang van geknechtheid tot de uitgebreidste vrijheid door weinig mensen genoten kan worden zonder over te hellen tot buitensporigheden. Het is voor Rusland te hopen dat spoedig de gemoederen meer tot rust zullen komen en het volk zijn welzijn zal trachten op te bouwen, anders zal de vrijheid voorlopig aan de mensheid geen geluk geven.[…] Nu Scherrer weggaat zal ik toch voorlopig niet kunnen komen; zeker niet vóór de oorlog voorbij is en alles meer normaal zal gaan.[…] Stoupky, 13/26 augustus 1917 […] Hier is het leven ook niet meer zo als vroeger. De goede oude tijd is voorbij en het zal lang duren alvorens alles weer na de oorlog enigszins bevredigend zal gaan."[…] Stoupky, 16/29 september 1917 […] Wij zitten nog maar altijd in Stoupky en je kunt wel nagaan dat ons dat verschrikkelijk de keel uithangt en ook daarvoor is geen geduld meer aanwezig. Alles wijst er dus op dat de oorlog gauw moet eindigen, hoe verschrikkelijk zal het dus zijn, wanneer wij nog een jaar, ja misschien nog meer, geduld zullen moeten hebben, dat zal niet om uit te houden zijn. Laatst ben ik nog in Petrograd geweest, dat was tenminste nog eens een klein opfrissertje, maar het zou natuurlijk gezelliger zijn geweest, indien ik zo'n uitstapje met vrouw en kinderen had kunnen doen. […] Over 't algemeen gaat het hier nogal maar we hebben met vele moeilijkheden te kampen. Alles is erg duur geworden - geen vergelijk met Holland - b.v. een brood dat vroeger 30-40 kopeken kostte wordt nu in Bachmoet tegen 2.40 Roebel verkocht en zo is het met alles en daarbij is het moeilijk alles te krijgen. Doch van alles is er, alleen door gebrek aan orde is alles erg duur. Indien de oorlog voor de winter nog mocht eindigen kon het veel beter worden. En wanneer dan de mensen elkander meer liefde en minder haat in de politiek leerden toedragen zou de grote vrijheid werkelijk geluk aan de mensen kunnen brengen. Maar daartoe is eerst nodig dat het egoïsme vermindert en de bezittende klassen tot ware oprechte eenvoud terugkeert, want de overdaad is ook thans nog groot. Heenreis van C. Marx, januari 1908 Brief van de heer C. Marx aan zijn ouders in Nederland, uitgetikt van kopie van de handgeschreven brief uit het archief van mevrouw Mia Jensma-Marx en de heer Gosse Jensma, Vorden, Nederland. Stoupky 14/27 Januari 1908. Waarde Ouders, Gisteren schreef ik u reeds een en ander omtrent m'n nieuwe omgeving hier; 'k ben u echter nog steeds 'n uitvoerig verhaal schuldig van wat ik alzo zag en ondervond op m'n reis hier naar toe en ik zal daarom eens trachten, zover m'n geheugen me niet in de steek laat, daarvan 'n getrouw verslag te geven. Ik ging dan zo 's morgens om half 8, voorzien van al 't nodige en bovendien 't smakelijke, wat Moedertje me nog meegaf, de grote reis aanvaarden. 't Sombere weer werkte niet erg mee om m'n stemming wat te verbeteren, maar gelukkig kwam er gauw 'n vrolijk zonnetje doorbreken, 'k had iemand bij me in de coupé die werkelijk gezellig praatte en zoo trok ik langzamerhand wat bij, en rolde al heel wat beter gestemd de grens over. Er schijnen toch niet veel mensen naar Rusland te reizen; de conducteur voelde zich tenminste gedwongen, bij 't knippen van m'n biljet, me er nog eens aan te herinneren dat 't nog 'n heel eind was. M'n f 1.20 "Zuschlag" moest ik maar in Duits geld betalen, want Hollands geld had 'k niet meer. 'k Heb in Deventer nog naar Doris uitgezien, maar z'n gemoedelijke aanschijn niet kunnen ontdekken. Daar ging ik meteen over in 'n doorgaande wagen voor Berlijn, wat me 't overstappen te Löhne bespaarde. Aan de Duitse grens had ik niets met douane te maken, daar m'n bagage voor Rusland was ingeschreven. 'k Kreeg in Duitsland 'n andere reisgenoot, 'n vreeslijke prent, die maar steeds in 'n spiegel zat te kijken, en z'n vies, puisterig gezicht en vettige haardos, met allerlei geurende zwijnenboel bijharkte. 't Landschap was, en bleef verder gedurende m'n hele reis heel eentonig, hier en daar 'n ruig heuveltje, sneeuw, dat was vrijwel alles wat 'k te zien kreeg. 'k Deed me tegoed aan de meegenomen versnaperingen en las verder maar wat; 'k
4
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
was werkelijk blij, dat 'k eindelijk Spandau, Zoölogische Garten en eindelijk Friedrich Strasse zag. 't Weinige wat ik door de bevroren ruiten van Berlijn kon zien bestond uit brede, goed verlichte straten met hoge, kazerneachtige huizen. Ik stapte in Friedrich Strasse uit en werd al direct aangeklampt door 'n Engels jochie van 'n jaar of 14, die geen woord Duits sprak en alléén de reis van Engeland had gemaakt; de drukte dáár maakte hem toch 'n beetje overstuur. M'n eerste zorg in Berlijn was: m'n bagage. 't Was natuurlijk van 't grootste belang dat die gelijk met mij aan de grens kwam, anders had ik in Alexandrowo moeten wachten. Dank zij 't ongelooflijk aantal borden, wegwijzers en wat dies meer zij is 't voor 'n gewoon mens niet mogelijk aan 't station daar iets te vinden en 'k klampte dus maar 'n beambte aan die me verkeerd stuurde, en nam toen 'n kruier die me na 'n flinke wandeling door onderaardse gewelven op de plaats bracht waar m'n bagage zou worden afgezonden, zodat ik me ervan kon overtuigen, dat alles meeging, en daar nam ik dan maar vrede mee. Toen m'n handbagage in bewaring gegeven, de jood in Warschau getelegrafeerd, maar toen kon ik de verzoeking niet weerstaan en niet tegenstaand m'n voorraad Duits geld niet groot was, spoelde ik met 'n heerlijk potje bier m'n bagagezorg en 't reisstof weg. Hé, wat smaakte dat na die rit! Even gauw nog 'n reisgroet gepend en toen er opuit. De aanwijzing van m'n maag volgende, liep ik direct 'n restaurant binnen, waar 'k voor M 1.50, zonder om "Honneur du plat" te denken m'n aards omhulsel met spijs en drank verkwikte. Ik voelde me 'n heel ander mens en daar 'k nog 'n paar uur de tijd had, ging 'k maar eens 'n eindje wandelen. Er lag flink sneeuw en 't is al direct 'n vreemde gewaarwording voor 'n Amsterdammer, in dat geval gerust met 'n hoed op je hoofd te kunnen lopen. Ik sukkelde op m'n zware Russische schoenen, die me evenals m'n beenwond 't lopen niet makkelijker maakten, de Friedrichstrasse maar in. 'n Kolossale indruk maakt die prachtig, schitterend verlichte winkelstraat met z'n gezellige drukte. 'k Liep maar 'n eind rechtuit, op m'n gemak alles om me heen zo eens opnemende: de zware motoromnibussen, de "auto-droschkis", zal 'k maar zeggen, die net als bij ons de aapjes "en file" staan en er al net zo vettig uitzien, de brievenbus waarin 'k m'n kaarten stopte, en die voorzien was van 't naïve: "postzegels en adres niet vergeten", 'n winkel waar je koffers kon huren, voor mij in deze omstandigheden 'n prachtgelegenheid om voor 'n koopje 'n flink stel reiskoffers te krijgen en zo meer. 'k Scheen er toch niet erg "on-Duits" uit te zien, want 'k werd nog aangesproken door 'n benauwd buitenmannetje; de arme stumper vroeg mij de weg. Door m'n moeilijk lopen heb 'k m'n wandeling maar niet verder uitgestrekt, zodat 'k tegen half 10 weer aan 't station was. 'k Ging maar weer kijken naar m'n bagage --- niets van te zien. 'k Maakte m'n budget op, kocht nog wat proviand, nog 'n laatste Duits glas bier en toen sjouwde ik dan maar naar m'n trein door de ontzaglijke drukte, hopende dat m'n bagage met de sneltrein van half 8 zou zijn verzonden, 't geen ook naderhand 't geval bleek te zijn. Vanaf Berlijn had 'k een coupé alleen, zodat 'k 'n tukje kon doen en 's morgens om 7 uur kwam ik te Alexandrowo. In- en uitgang van de coupé worden afgezet en 'n uniform-mens komt vragen om 't paspoort, waarna iedereen met z'n bagage naar de visitatiezaal gaat. M'n handbagage was gauw genoeg nagezien en toen op snor naar m'n ingeschreven goed en jawel hoor! op vertoon van m'n reçu werden 5 colli naar binnen gesleept en 'k kon niet nalaten, na wat 'k ondervonden had eens vriendelijk tegen m'n "hebben en houwen" te lachen. 'k Had alle mogelijke hulp bij 't openmaken, schroevendraaiers, beitels; men betaalt daarvoor 10 kopeken per stuk (colli) vaste prijs, 't staat aangeplakt. 'k Wees direct aan wat 'k had aan te geven en werd nog 'n ogenblik nijdig toen zo 'n vent met z'n gore vingers in m'n opgevouwen goed ging grabbelen. Enfin 't was nogal niet erg; sommige lui moesten hun koffers helemaal leeg maken. De suiker en sigaren moest ik afgeven, naar de sigaretten keken ze niet eens, of misschien hebben ze ze niet gezien. Ik wist wat ik te doen had, ik ging m'n pas aan 't loket halen en kreeg toen, zonder betaling m'n lekkernijen weer terug. Dat was dus achter de rug en 'k trok dus naar de wachtkamer waar 'k gauw 'n broodje verslond en 'n kaart schreef, die u zeker wel hebt ontvangen. Toen de trein in waar 'k m'n eerste glas Russische. thee dronk: 't smaakte me best.
5
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
't Begon nu in ernst koud te worden, ik merkte het bij 't instappen; de coupé was echter zelfs benauwd warm, de meeste wagons hebben 'n aparte warmwater verwarming en zijn bovendien voorzien van dubbele ramen en deuren, zodat er geen sprake is van kou lijden. 'k Had wel spijt dat 'k m'n andere schoenen niet aangetrokken had; die 'k aanhad waren zo zwaar en over de grens zag je iedereen al met overschoenen. 'k Had me 's morgens in de Duitse trein nog vrij goed kunnen wassen; in de Russische. treinen zijn de wasgelegenheden nog onzindelijker en onpraktischer dan elders. 'k Had twee Duitsers bij me in de coupé, die 't nodige gesmokkeld hadden, maar 't toch veiligheidshalve nog achterbaks hielden. Ik liet met 'n zucht van verlichting op 'n bewuste plaats m'n Browning in m'n zak glijden en bergde 't etui maar op. 't Waren gemoedelijke lui, we praatten gezellig, dronken 'n potje Riga-bier, werkelijk goed en 'k begon maar vast met inlichtingen te vragen omtrent de reis. De ene, Herr Hochfels vertelde me veel en moest zelf ook naar Kiev, zodat ik daar nog gemak van had. 'k Kreeg weer weinig te zien, sneeuw en nog eens sneeuw, de trein liep akelig langzaam, stopte ongegeneerd lang; aan enkele kleine stations werd de post gehaald met 'n slee waarop 4 kozakken of soldaten met bajonet op 't geweer; toen begon 'k zo'n beetje te voelen dat 'k in Rusland was. 't Was 'n eentonig end tot Warschau; we kwamen gelukkig maar een uur te laat en 'k had al gauw aan 't station de Heer Zimball te pakken die me direct hielp en goed Duits sprak. 'k Ging even mee naar kantoor; hij kon me niet verder zelf helpen door drukte en 'n ziek kind, maar gaf me een bediende mee, die alles in orde zou maken. 'k Stapte met de man in 'n slee 't meest gebruikte vervoermiddel en toen ging 't in flinke vaart naar 't Brester station, dwars door de drukke stad. 't Was 'n 3 kwartier rijden, zodat ik 't vrij koud kreeg en daar de sneeuw niet al te dik lag, zodat je zo nu en dan 'n gewaarwording kreeg of er iemand onder tegen de slee schopte, was 'k blij toen we er, na handig manoeuvreren van de koetsier in de drukte en langs hellingen, heelhuids waren. 'n Smerig, rommelig station was 't. 'k Moest ± 'n half uur wachten eer 'k biljet had en bagage was ingeschreven; niemand heeft haast, ieder wacht geduldig z'n beurt. 't Kostte me, alles bij elkaar 'n kleine 60 roebel en 'k was dus alweer 'n heel eind nader bij m'n bestemming. ----('k Eindig eens voor vandaag. Morgen vertel ik de rest wel.) 15/28 Januari Ziezo 'k heb m'n dagtaak weer achter de rug en ga maar weer verder aan m'n brief. Aan 't smerige drukke Brester station, waar de mensen opgepakt als schapen zaten te wachten tot 't sein van vertrek, ontmoette ik die Hochfels weer. 'k Had tot Kiev "Zuschlag" te betalen en m'n wagonnummer stond op m'n ticket zodat ik niet met hem samen kon reizen. Juist kwam er, toen ik in de trein stapte 'n troep bannelingen of veroordeelden uit 'n anderen trein, aan elkaar geboeid en aan weerszijden soldaten met getrokken sabel. 'n Raar gezicht zo'n troep van 'n 40 mensen op die manier weggedreven als beesten. 'k Kwam in 'n coupé met 3 andere lui te zitten zodat 't daar vol was. De rugleuningen worden 's nachts opgeslagen en dan heeft men 4 slaapplaatsen. Een van de lui was 'n Russisch ingenieur, die in Duitsland gestudeerd had. 't Trof toevallig dat hij naar Poltawa moest, zodat 'k weer 'n wegwijzer had. 'k Dineerde op m'n eentje in de Speisewagen bij kaarslicht. 't Was tamelijk goed maar kostte R 1.50. Naderhand kwam Hochfels nog 'n biertje drinken, we zaten nog 'n poosje te kletsen en toen naar "bed". Dank zij m'n vroegere ondervindingen en oefening in 't slapen onder verschillende omstandigheden, heb 'k een vrij goeie nacht doorgebracht. 'n Niet-Rus zou in zo'n temperatuur, en bij zo'n geschommel anders niet gauw tot slapen komen, geloof ik. 'k Deed m'n boord af, jas en schoenen uit, rolde m'n overjas op voor hoofdkussen en sliep vrij goed. 't Is schandalig zoveel bagage als de mensen in de coupés meeslepen, er schijnt daaromtrent geen regeling te bestaan, en als je er niet vlug bij bent stapelen ze alles vol. De volgende morgen verfriste ik me zoo goed mogelijk in de onsmakelijke waschraum, ontbeet daarna met wat zoete Russische broodjes en 'n glas thee en kletste nog wat met m'n reisgenoot. 't Was weer 'n eentonig landschap, besneeuwd, vlak land, hier en daar 'n bosje en 'n mensje in de verte, anders niet. We waren weer buitengewoon vlug, en kwamen maar 'n uur te laat in Kiev; enfin 't was dan ook een sneltrein, 'k denk dat hij wel 40 km haalde. 'k Ging eerst telegraferen naar Stoupky, 'n Duits telegram werd geweigerd en 'k fabriceerde dus zo goed mogelijk 'n Russisch. Toen de stad in.
6
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
't Station ligt op 'n hoogte, 'k daalde dus eerst en moest daarna weer klimmen toen 'k in de eigenlijke stad kwam. 'n Eigenaardig, vreemd gezicht die grote, ingesneeuwde stad helemaal op heuvels gebouwd. Ik kreeg zo de indruk dat hier 's zomers verrukkelijk mooi zal zijn. Na eerst nog 'n spoorboek gekocht te hebben, ging ik verder de stad in. Hoe 't me in Kiev ging, weet u reeds. 't Speet me ontzettend, maar 't was voor mij geen doen in m'n dunne jasje. 'k Dacht er nog aan 'n "basliek" te kopen, d.i. 'n puntzak van zware stof met lange slippen. De zak trek je over je hoofd en de slippen sla je om de hals, 'n praktisch ding, werkelijk. Na m'n vrije uren op de u bekende manier te hebben doorgebracht, werd ik op m'n terugweg naar 't station nog vergast op 'n koude sneeuwjacht zodat ik er vrij verkleumd aankwam en me in de warme wachtkamer met 'n dosis warme thee weer op gewone temperatuur moest brengen. Ook de stations zijn op de koude goed berekend; overal dubbele deuren en ramen, kolossale gemetselde stenen kachels, men lijdt er heus geen kou. 'k Had m'n bagage in bewaring gegeven aan 't station, 'k gaf 't reçutje aan 'n "nossilschtschik" af, ik dacht, dan zal die me dadelijk wel 'n plaats bemachtigen en 't lukte uitstekend op die manier. De ingenieur kwam naderhand nog opdagen, ik praatte nog even en stapte daarna in! Hij had me juist nog wat opgefrist met 't verblijdende bericht dat we hoogstwaarschijnlijk in de sneeuw zouden blijven steken, ik was echter zo langzamerhand in 'n enigszins onverschillige stemming geraakt en trok me er niets van aan. Deze keer kwam ik in 'n ander soort wagen; één grote wagen zonder afscheidingen, met slaapplaatsen "langsscheeps en dwarsscheeps", waarvan de beide bovenste bezet waren; echt Russisch nam ik de beide onderste maar voor mezelf, legde m'n bagage op de ene bank, ging op de andere zelf liggen en sliep in. Al gauw werd ik wakker gemaakt; de conducteur haalde, evenals de vorige nacht, m'n biljet, om 't met vaderlijke zorg gedurende de nacht te bewaren, en gaf me 'n reçutje. dat schijnt hier altijd te gebeuren. Niettegenstaande de temperatuur, en 't onsmakelijke van de wagen, ('k vermoed dat de wagons heel wat niet betalende, bijtende passagiers meevoeren), sliep ik weer in en werd toen weer eens plotseling wakker omdat 'k wat hoorde. Ik sliep natuurlijk 'n hazenslaapje. Jawel, m'n overbuurman uit de hoogte wou liever beneden slapen en was daarom juist bezig m'n bagage op de vieze, bespuwde grond te zetten. Ik hielp hem even d.w.z. ik zette mijn rommeltje op de bovenslaapplaats en 't zijne wat me in den weg stond, op den grond. 'k Had z'n arm maar eens even vastgehouden toen hij naar mijn goed greep en antwoordde verder op z'n Russisch gesnater maar steeds dat ik geen Russisch verstond. 'k Ging weer liggen, maar hield de sinjeur toch nog 'n poos in de gaten; hij hield zich verder koest. We kwamen 1½ uur te laat in Poltawa; er zijn daar 3 stations, ik wilde bij 't eerste uitstappen omdat ik meende dat de conducteur me dat gezegd had. Daar vroeg 'k de trein naar Lozowaja en had gelukkig nog net tijd om te snappen dat ik 2 stations verder moest zijn en weer in te stappen. Aan 't goede station stapte ik direct over in de trein naar Lozowaja en vertrok. Niettegenstaande er verscheidene plaatsen leeg waren en sommige compartimenten gesloten, kon ik eerst, zelfs met de conducteur geen plaats krijgen, en zat ik in 't gangetje. Naderhand toen ik hoorde hoe hier wordt gereisd, zelfs zonder biljet, alleen door omkopen van de conducteurs, werd me dit duidelijk. Eindelijk begon 't me te vervelen en smeet ik m'n bagage maar in 'n coupé bij 'n jood met z'n vrouw, die 'n zuur gezicht zetten maar toch plaats maakten. Dat was de vervelendste dag van m'n reis. Akelig langzaam sukkelde de trein over de ingesneeuwde steppen; soms tot aan de horizon aan weerszijden sneeuw, niets dan sneeuw zonder enig teken van leven. Dat mis je zo in zo'n sneeuwgezicht - er is absoluut niets dat beweegt. Alleen hier en daar 'n halte, 'n paar typische molentjes, die helemaal gedraaid worden, verder niets te zien. 't Gaat zo huiselijk toe aan die stations. Eerst 'n hele drukte bij 't aankomen, mensen uit de trein gaan hun theeketeltje vullen, 'n praatje maken dat zo'n echt onderonsje wordt. Eén, twéé maal wordt gebeld, eindelijk driemaal, de conducteur fluit en ------ er gebeurt noch niks. Eerst nog eens gekeken of de keteltjes wel gevuld waren, hier en daar nog eens 'n praatje en als na 'n poos 't treinpersoneel uitgekletst is en 't stations personeel geen nieuws meer heeft, dan gaan we er van door, met de snelheid van 'n Rotterdamse paardentram naar de volgende "cmarc[?Russ]". Uit verveling bestudeerde ik de jodenfamilie, ze spraken 'n paar woorden Duits en begonnen 'n zeer onderhoudend discours over wat m'n kleren, schoenen enz kostten, of je aan 'n Hollandse jood kon zien dat hij 'n jood was en meer van die leerrijke onderwerpen.
7
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Mr van Beuningen had me hiervoor gewaarschuwd en 'k wist dan ook naar behoren te antwoorden. 'k Wist niet dat 'k zo liegen kon, maar ook al uit verveling heb ik de lui de dolste dingen verteld. 'k Had nog 'n ogenblik medelijden toen de stumper, in extase over Holland, zuchtte: "Ja, dort gibt's kein pogroms". Sindsdien is m'n opinie over dat slag mensen veel gewijzigd, 't is geen wonder dat men hier 't land aan joden heeft, ze maken 't er wel naar. Als curiositeit merkte ik zo terloops nog 'n tandenborstel bij m'n jodenreisgenoten op, waarvan ik haast 't merk gevraagd had. 't Ding was n.l. tot op 'n paar millimeter afgesleten, en de jood ging erg groots met 'n glas en dat ding naar de retirade om z'n mond eens om te roeren.
Na al die dagen en nachten boemelen begon 't me nu wel min of meer te vervelen. We moesten om 1u15 in Lozowaja zijn en om 4 uur waren we er nog niet. 'k Had eerst 't land in want ik miste nu m'n aansluiting naar Kramatorskaja en had dus 't vooruitzicht, in plaats van 's avonds 9 uur in Stoupky te zijn, de nacht in zo'n Russisch gat te moeten doorbrengen. Maar zo langzamerhand kreeg 'k zo'n "laissez-faire" over me 't kon me niks meer schelen, of die dag er nu bijkwam, in 's hemelsnaam daar zou 'k me ook wel weer doorheenslaan. Zo goed en zo kwaad als 't kon kocht hier en daar nog wat te eten, maar over 't geheel was 't niet veel zaaks aan deze kleine stations. Aan de grote gaat 't beter, daar zijn de buffetten flink voorzien en staan schotels met allerlei spul uitgestald, zodat je 't maar hebt aan te wijzen. Om kwart voor 5 kwam ik te Lozowaja: we hadden dus op dat trajectje maar 3½ uur vertraging. Ik informeerde eerst nog eens, ook de jood bevestigde, dat ik moest overstappen en 'k ging er dus uit. Bij informatie bleek 't echter dezelfde trein te zijn die volgens 't spoorboek om half 4 naar Kramatorskaja zou vertrekken en 'k nam dus onmiddellijk weer m'n intrek bij die smerige jood die me blijkbaar kwijt wou zijn en daarom opzettelijk verkeerd stuurde. 'k Liet hem tot dank z'n rommeltje versjouwen omdat 'k de leuning opsloeg en 'n paar uur ging slapen. Gelukkig! Slaviansk en Kramatorskaja haalde ik nu nog, dan was 't maar 'n klein eindje naar Stoupky. Slapen kon ik niet, 'k was te moe, 'k had nog 't vooruitzicht in dat nest naar 'n onderdak te moeten zoeken en 'k wenste van harte alle Russische treinen en spoorboeken, die maar illusies opwekken en daarna zo kalm ontnuchteren, naar de maan. 'k Keek zo nu en dan nog eens naar buiten - 't was heldere maan en 'k merkte wel dat er een massa fabrieken in die streek staan. Zo kwam ik dan ten laatste in Kramatorskaja, nam maar weer 'n schapenvacht met 'n kruier erin voor m'n bagage en wat keek ik verwonderd op, toen de man me zei dat er over 'n half uur 'n trein naar Stoupky ging. 'k Fleurde weer helemaal op, zag toevallig 'n flinke ham aan 't buffet en begon al direct met m'n inwendige belangen te verzorgen. Nog zelden heeft iets me zo goed gesmaakt als daar 's avonds om 11 uur m'n boterhammen met ham en 'n fles bier. Voor de laatste maal stapte ik dus over; 'k dacht 'n ritje van 'n uur te maken; maar ik reisde met 'n goederentrein waaraan 'n personenwagen was gehaakt, dus u kunt nagaan wat 'n enorme snelheid we hadden. Natuurlijk weer 'n jood over me, steeds hoestende en spuwende 'n beetje Duits sprekende en zulke onbeschaamde vragen doende, dat ik hem eindelijk zijn adres heb gevraagd, dan zou ik hem alles eens op m'n gemak schrijven. Toen hield hij gelukkig z'n snater. 's Nachts om 3 uur kwam ik te Stoupky. Daar stond ik, 't begon te sneeuwen, midden tussen 'n hoop goederenwagens. Eerst ging 'k maar naar de mijn (ik kende het schachtgebouw van portret) en was al blij dat 'k op bekend terrein was. Overal geklopt waar 'k bij kon, maar nergens gehoor. Toen weer terug naar 't stationsgebouwtje waar 'k een nossilschtschik kon wakker krijgen die me dan eindelijk en ten laatste bij 't huis van den boekhouder, de Jager, bracht. Na een poos kloppen kreeg ik gehoor - wat was 'k blij weer eens Hollands te horen. De kennis was gauw gemaakt, vlug 'n bed geïmproviseerd en om 4 uur lag ik onder de wol. 'k Was toch blij dat 't achter de rug was. U weet ongeveer hoe 't me verder de volgende dag ging. De mensen waren, op mijn telegram uit Kiev afgaande, 's avonds aan de trein geweest, 't was Russisch. oudejaar, ze hadden me zelfs met muziek willen inhalen; 't was mislukt natuurlijk.
8
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Enfin 'k was er, dat was de hoofdzaak; 'n beetje moe en suf van de reis en toen 'k de volgende nacht weer rustig geslapen had, zonder kleren aan te houden en zonder door elkaar geschud te worden was 'k weer helemaal in orde en ging 'k welgemoed mensen en dingen in m'n nieuwe omgeving eens bekijken. --Ziezo, 'k heb getracht u zo goed mogelijk eens iets te vertellen van wat ik op m'n reis ondervond. Veel is 't eigenlijk niet, de omstandigheden werkten daartoe echter ook niet mee. Enfin, zo langzamerhand hoort u wel meer van wat me zo opvalt in dit eigenaardige land. Voor vanavond schei 'k er zo langzamerhand mee uit. 'k Geloof wel dat 'k mijn "schuldigkeit" voor vandaag gedaan heb. Verscheidene lui vroegen me om 'n reisbeschrijving, tijd en lust ontbreken me echter om uitvoerige kopieën te maken van wat ik u schreef. Mochten er dus soms familieleden of kennissen naar informeren, vertelt U hun dan s.v.p. maar iets, want heus 'k zie geen kans om allen afzonderlijk te schrijven. 'k Moet U nog bedanken voor Uw brief van gisteren. 'k Kijk hier ook al zo verlangend naar een berichtje uit, 'n brief is zo welkom, vooral in deze eerste dagen. Moe's vragen heb ik juist in m'n eerste brief vrijwel beantwoord; 't eten is hier vrij goed, m'n been is weer helemaal genezen. Als Jak naar me toekomt wil 'k natuurlijk graag enkele dingen hebben, daar schrijf ik nog wel eens over. Wanneer zou 't plaats hebben, denkt hij? 'k Eindig voor vandaag. Zo spoedig mogelijk schrijf ik weer eens. 'k Laat deze brief maar aantekenen, voor brieven van enig belang is dat raadzaam. 'k Ben al dadelijk Russisch herdoopt en 'k heet nu [Russisch] maar dat maakt niet uit, we hebben hier iemand die al 10 jaar Uba[?] Uba [?Russ.] heet en nooit 'n Jan in z'n familie had. En nu, schluss! 'k Moet nog even aan 't Russisch voor de les en dan gauw slapen, 't is morgen weer vroeg dag. Nogmaals m'n hartelijke dank voor Uw laatste hulp en goeie zorgen voor m'n vertrek aan allen die me geholpen hebben. Veel hartelijke groeten ook aan de broers en Lena, Uwe liefh. zoonCor. Dag allemaal!
Citaten van C en LW aan OLM en EWB over reis via Zweden en Petersburg in 1917-1918 Petrograd 25 april 1917 LW aan EWB: De 1ste mei volgens nieuwe stijl is door heel Rusland als de vrijheidsdag van het volk gevierd. We willen hopen dat spoedig volkeren in vrede en broederschap zullen gaan leven. [Foto: gezeten op stoeltje voor raam] Kees vd Muyzenberg in Göteborg
nov. 1917
LW aan OLM: Vegetarisch Hotel-Restaurant "POMONA", Rotterdam, 26 februari 1918 Ik wil je voor het vertrek nog even vaarwel zeggen. Het zonnetje dat mij uit Laren begeleidde toont mij ook hier zijn liefelijk aangezicht. LW aan OLM: Rijkstelegram, Rotterdam naar Blaricum, 26 februari 1918 Schip vertrekt morgen. Erwin blijft hier. LW aan OLM: IJmuiden, 1 maart 1918 Gisterenmiddag 2 uur vertrokken wij uit R.maar door de ongunstige wind is de kapitein hier binnengelopen om een betere gelegenheid af te wachten. We hopen morgenochtend om 10 uur weer in zee te gaan en de reis zonder oponthoud te kunnen voleindigen. Ångfärjan Drottning Victoria, 18 maart 1918 LW aan OLM: Ik zit nu op de mooie Zweedse boot en hoop hedenavond in Gothenburg te komen. Van de heer Biezeveld zal je mijn wederwaardigheid wel vernomen hebben. Ik ben blij dat ik mijn gedwongen verblijf in Duitsland achter de rug heb en hoop nu dat de verdere reis voorspoediger zal zijn. […] We waren slechts 20 mijl van Gothenburg toen 2 grote torpedoboten ons ophielden en naar Swinemünde brachten.
9
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Gelukkig dat we er nog zo afkwamen, want de gevaren waren groot dat we in de grond geboord konden worden. In Sassnitz […] werd al mijn bagage, mijn papieren en ik persoonlijk onderzocht [...] Boot Svenska Ångfärjan Drottning Victoria, Trälleborg–Sassnitz-routen. 18 Maart 1918 LW aan EWB: Dit is de veerboot waarmee ik naar Zweden overkwam; de gehele trein gaat op de boot. Hartelijk gegroet, Vader 19 maart 1918 LW aan OLM: Kees in gezondheid ontmoet […] C aan EWB: Vandaag is vader aangekomen. Wat was ik blij. Nu gaan we morgen naar Stockholm of Malmö. Ik heb me de laatste tijd niet erg verveeld. Op het kantoor verdiende ik 15 krone per week wat een mooi loontje voor mij was. […] Zoals u aan Ert en Kick hun brief ziet heb ik op 't kantoor mij geoefend in machineschrijven.[…] Nu ik hoop u alle spoedig weer te zien b.v. over een jaar of 5-6. Stockholm, Saltsjöbaden. Hotellet, 23 maart 1918 C aan EWB: Beste Ert, Op het ogenblik zitten we hier in Stockholm maar we vertrekken morgen voor Åland. Wat was jij in je brief ernstig. Zorg jij zelf later maar dat je goed oppast, ik maak het hier goed. ;de laatste weken heb ik in Gothenburg nogal leuk door gemaakt. Ik ben toen door de familie Van G. in kennis gekomen met een Zweedse Juffi die ook Hollands sprak en daarmee kon ik dan zo nu en dan eens praten; dat was voor mij weer een afwisseling . […] Suomi–Finland Åländsk majstång, 20 maart 1918 C aan EWB: Wat je op deze kaart ziet is iets echt Älands; met een feestdag wordt in elk dorp zo'n ding versierd met bloemen en daar danst men omheen Verder kan ik je er niets van vertellen. Vader ligt lekker te slapen hij snurkt als een os. Ontvang de h. gr. van je broer Kees Citaten uit brieven van de heer N. Biezeveld aan mevrouw L.A. Paardekooper De heer N. Biezeveld was President van de Raad van Administratie van de Hollandsche Maatschappij tot Zout-Exploitatie in Rusland Mevrouw L.A. Paardekooper was de weduwe van de heer B.J. Paardekooper, directeur van de zoutmijn Peter de Grote van 1899 tot en met 1906 28 april 1918 […] Het doet mij innig leed je te moeten mededelen dat de Nederlandse Credietvereniging het ons verleende Crediet heeft opgezegd […] Gij begrijpt dat deze toestand, in verband met de overige financiële misères, ook voor mij zeer grote moeilijkheden meebrengt, waarvan de omvang nog niet te overzien is. Voor Mevr. v/d Muyzenberg te Blaricum is het eveneens een kwade zaak. Muyzenberg Junior is enige dagen geleden te Hellevoetsluis aangekomen, na een reis van 6 weken; hij is met Mevrouw Marx en kinderen en Bruinse met vrouw en kinderen van Petrograd overland gekomen; aan de Russisch-Duitse grens zijn de families Marx en Bruinse in quarantaine gehouden; die komen waarschijnlijk deze week hier aan. Hij is, als Koerier, zonder quarantaine doorgelaten.[…] 30 april 1918 […] Hedenmorgen was Muyzenberg Junior hier; zijn berichten waren in alle opzichten allerellendigst; hij had een verschrikkelijke reis en zag er slecht uit; ook Marx zijn gezondheid liet veel te wensen over, toen Muyzenberg Stoupky verliet, tengevolge van de ellende van allerlei aard en de zenuwachtige toestand waarin zij daar steeds verkeren. Roof en moord zijn aan de orde van de dag, er heerst letterlijk volkomen Anarchie. […]
10
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Citaten uit brieven van LW aan OLM 1918 Stoupky, 27 Juni 1918 Ich hoffe dass ihr schon längst bekannt ist dass ich mit Cornelis am 12 April hier gesund un müde angekommen bin. Wir beide sind gesund. Mit Pfingsten waren wir bei Jane aber leider war der Vater nicht mehr da: du hast wohl schon die traurige Nachricht erhalten dass er in Februar gestorben ist. Er zog von hier fort von deiner Schwester abgeholt und had nur kurze Zeit dort noch verlebt. {…] Wir haben bis Heute nicht saus Holland erfahren. Soeben erhielt Herr Marx Bericht dass seine Frau erst unlängst ist angekommen, da wird Johan und Margarete wohl dasselbe Schiksal erfahren haben? Stoupky, 6 augustus 1918 […] Tot ons groot leedwezen hebben wij grandpapa niet meer mogen ontmoeten. Door de onlusten en het aandringen van Jane is hij in februari naar Sjeglowo overgetrokken bij Jane en Wasia; hij heeft daar slechts een veertien dagen geleefd en is daar begraven. Met Pinksteren was ik met Kees daar; hebben zijn graf bezocht […]
Terugreis van mevrouw Marx-van der Roest, 11 maart-30 mei 1918 Na haar avontuurlijke vlucht uit Stoupky terug naar Nederland, tussen 11 maart en 30 mei 1918, heeft mevrouw Marx-van der Roest, de moeder van Mia Jensma-Marx, op aanraden van haar familie in een schrift dit reisverslag geschreven. Zij reisde samen met haar kinderen Ina (1915) en Mia (27.05.1917) en de Nederlandse families J.C. van den Muyzenberg (jongere broer van grootvader L.W.) en Bruinse. Winter te Stoupky, jaar 1917-1918 Ruim 'n maand na de geboorte van ons tweede meiske, Mia, verhuisden we naar de directeurswoning. De overbrenging van onze meubels enz. ging met veel moeite gepaard, daar er gebrek aan werkkrachten was op de mijn, zodat we veel zelf moesten doen; enfin, na 'n paar weken zag onze nieuwe woning er gezellig uit en begonnen we er ons thuis in te gevoelen. Kees had het steeds ontzettend druk, omdat er pas drie maanden ná Wims vertrek ’n Russische technicus kwam, zodat Kees de hele zomer voor twee krachten moest werken. De zomer ging nog rustig voorbij, ofschoon we niet meer, zoals vroeger, huis- en balkondeuren open lieten ’s avonds. In het najaar, omstreeks oktober, begon de politieke toestand in Rusland er allesbehalve goed uit te zien, het werk met de dag slechter en gevaarlijker en men kon in de komende winter alles verwachten. In bovengenoemde maand vertrok Kees’ mededirecteur naar Holland, met verlof, zodat Kees nu geheel alleen stond voor de reeds bestaande en komende moeilijkheden van allerlei aard, die met de dag toenamen. 't Is 'n winter geweest om nooit te vergeten! - Met de beambten, zowel als 't werkvolk, was niets meer aan te vangen, de eersten, zowel als de laatsten, waren brutaal en verlangden steeds hogere lonen en men wilde bovendien zoveel mogelijk het bestuur van de mijn in handen hebben. Na 'n paar maanden kwam ook een Commissie, uit het werkvolk gekozen, op kantoor zitten om de directeur en beambten te controleren, de laatsten bromden en scholden de ganse dag op "de heren"! Soms wilde de commissie een beetje verder gaan dan controleren (op andere mijnen was ook zulk een commissie), en in de rechten treden van de Directeuren, doch dan bracht Kees hen onder het oog, dat, als ze meer wilden doen als controleren, hij direct z'n baantje als directeur neerlegde en ze maar moesten zien zonder hem de mijn aan de gang te houden; "de heren" kozen de wijste partij en kropen in hun schulp, daar ze wel degelijk wisten als Kees z'n woord hield, hetgeen geen twijfel overliet, de mijn binnen 'n paar dagen stil stond. Toch was 't nodig, dat ze tussenbeide eens op hun plaats werden gezet.
11
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
In de loop van de winter had in Bachmuth een grote brand plaats, namelijk het opzettelijk verbranden van de voorraad spiritus, die daar nog aanwezig was; 't was een vreselijk gezicht, men zou gedacht hebben, dat half Bachmuth in vlammen opging. Die maatregel was nodig, omdat er reeds veel spiritus gestolen was en de soldaten, die in Bachmuth waren gekomen (om de rust en orde te bewaren!) al heel gauw dronken op straat liepen en allerlei baldadigheid uitvoerden. - Toch is tijdens de brand nog veel spiritus gestolen en het werd op den mijn al gauw merkbaar. Men beproefde wodki binnen te smokkelen, zelfs waren er al 'n paar werklui dronken, doch Kees nam krachtige maatregelen daartegen, zodat het gauw uit was. In de loop van de winter kwamen de anarchisten ook in Bachmuth en brachten daar heel wat schrik teweeg onder de bevolking en niet zonder reden. - De stad werd een belasting opgelegd van miljoen Roebels, die binnen een paar dagen betaald moest worden en een paar weken daarna nog een belasting van twee miljoen Roebels en voor de bevolking stond er niets anders op dan betalen. Ook op de mijn brachten "de heren" een bezoek en wel op Driekoningen, 's avonds 6 uur. Al enige maanden tevoren was de meiden bevolen de voordeur niet te openen 's avonds voor men gevraagd had wie wenste binnen gelaten te worden. De tweede meid had gehoord, dat een twintigtal anarchisten op de mijn waren gekomen en had hen ook voor 't kantoor zien staan; ze wilde het ons komen vertellen, toen er meteen gebeld werd, door de schrik van het gehoorde, deed ze zonder te vragen wie er was, de voordeur open en in minder dan geen tijd drongen vijf à zes gewapende bolsjewieken de gang binnen en waren in minder dan geen tijd in het kabinet. Ik ontmoette de heren! in de gang en schrok natuurlijk vreselijk en had geen tijd Kees te waarschuwen, die een van de beambten van ’t kantoor in 't kabinet te woord stond. Opeens stonden de gewapende bolsjewieken voor hem, een van hen hield Kees een revolver onder de neus en zei: "We komen alle wapens op de mijn opeisen, U heeft twee revolvers, U moet die ook afgeven". Kees vroeg die vent, of dat 'n manier van binnenkomen was in 'n woning van 'n neutraal onderdaan en dan nog wel 'n revolver onder iemands neus houden. Voor dit laatste maakte de man z'n excuus "doch met het eerste kunnen we ons niet ophouden". Kees antwoordde heel bedaard, "Dat zullen we eens zien, ik zal m'n maatregelen morgen nemen". (Kees heeft de volgenden dag de gezant te Petersburg verzocht maatregelen te nemen, dat we tegen zulk soort dingen beveiligd waren; na ’n paar weken kregen de Hollanders papieren van de gezant, waarin stond, dat de personen en bezittingen van Holland onschendbaar waren, degenen die dit niet eerbiedigde werd langs diplomatieke weg vervolgd.) Daarop liet hij twee van de nachtwachten roepen, nam hen de revolvers af, die ze bij zich droegen, gaf ze de bolsjewieken, doch eiste van hen 'n papier of liever 'n bewijs, dat hij twee revolvers afgegeven had, hetgeen ook gegeven werd. Wat was ik blij toen ze vertrokken waren, 'k was helemaal van streek, want 'k wist niet wat ze nog meer van plan waren; de meiden stonden doodsbleek in de gang en hadden gedacht, dat ze Kees gevangen kwamen nemen. Alle wapens werden op de mijn opgeëist en daarop vertrokken de heren. Sedert 'n paar maanden was er een nachtwacht op de mijn, iedere nacht zes personen, die gevormd was uit de beambten en de directeur in 't geheel dertig personen, die van top tot teen gewapend waren (de wacht duurde van 's avonds 9 tot 's morgens 5 uur). De eerste dagen was de wacht natuurlijk zonder wapens en bracht men maar een flinke knuppel mee; later heeft men enige geweren teruggegeven op verzoek van de mijnbewoners, daar het nodig was tot zelfverdediging. - Kees had z'n eigen revolver niet afgegeven, hetgeen gewaagd was, hij had n.b. de patronen in z'n zak en de revolver lag tussen de divan gestoken, doch de bolsjewieken vroegen niet verder, toen Kees hun twee wapens gaf. Al gauw werd de toestand in Rusland en ook in onze omgeving meer en meer gevaarlijk, we leefden dag en nacht in voortdurende angst wat de dag of nacht ons heugen zou. Er werd geroofd en gemoord zonder eind en zonder vervolging om rede er geen politiewacht meer was. - De afgrijselijkste verhalen van moord en doodslag vernam men. - Ook op een der naburige mijnen, 'n half uur van ons vandaan, is roverij met moord gepleegd, bij toeval bleef de ingenieur met z'n vrouw vrij; ze zijn evenwel daarop in Bachmuth in pension gegaan. Kees had gaarne, dat ik voor de veiligheid met de kinderen ook in Bachmuth ging wonen, maar dat wilde ik niet, daar Kees dan 's avonds in donker naar Bachmuth moest rijden en dat was levensgevaarlijk. Na het bezoek van de bolsjewieken zijn we effecten, zilver en dingen van waarde op zolder gaan verstoppen, daar het gerucht ging, dat ze ook dat zouden opeisen, doch toen de papieren van de gezant kwamen, waren we daartegen beveiligd.
12
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
In het begin van 1918 ontstond er brand in de molen, waarschijnlijk door onvoorzichtigheid van een der werklieden. We dachten, toen de noodfluit ging, dat de mijn door rovers overrompeld was, doch 'k zag al gauw de rook boven uit de molen komen en Kees over de mijn hollen. 't Waren angstige uren, 'k dacht dat er niets van de gebouwen overbleef, vooral daar er zo weinig water is, (iedere dag wordt er een bepaalde hoeveelheid gebracht van een der omliggende dorpen), doch het station stelde direct 'n paar locomotieven op onze lijn. Na veel inspanning, waarbij Kees ook steeds meepompte, was hij de brand na een uur of drie meester. Kees kwam doodmoe en onherkenbaar thuis, doch moest direct weer weg om maatregelen voor de nacht te nemen. De schade was, nadat het zich eerst liet aanzien, niet zo bijzonder groot; pels en kostuum van Kees waren echter geheel bedorven. Omstreeks die tijd begonnen verschillende buitenlanders erover te denken naar hun vaderland terug te keren; er werd van Staatswege op bepaalde tijd treinen gegeven en al heel gauw vertrok, met medewerking van een Commissie, iedere week 'n trein met bewaking van Charkow naar Petrograd, waar vele Belgen en Fransen mee mede gingen en dan verder de gewone route namen over Finland en Zweden. Ook op onze naburige mijnen waren 'n paar families, die aanstalten maakten voorgoed Rusland te verlaten en zodra ze hun zaken geregeld hadden, zouden vertrekken. Een der Hollandse families zou ook van plan zijn met februari naar Holland te gaan en bood aan mij en de kinderen mee te nemen, daar de toestand steeds gevaarlijker werd en men iedere dag alles verwachten kon. Ik dacht er in het begin niet over Kees alleen te laten, doch begon langzamerhand in te zien, dat langer blijven onverantwoord zou zijn, vooral daar dit de laatste gelegenheid zou zijn, dat we veilig uit Rusland weg zouden kunnen komen, nadien zou de reis voor dames met kinderen ondoenlijk geweest zijn. - Eerst was er nog sprake, dat Kees misschien mee zou gaan, het gerucht ging, dat de mijnen Staatseigendom zouden worden en dan was Kees' werk afgelopen, doch toen de Duitsers meer veld wonnen, ging de nationalisatie niet door, en Kees was, wilde hij op z'n post blijven, 'n post, die met de dag zwaarder en gevaarlijker werd en tevens groter verantwoordelijkheid eiste, genoodzaakt mij met de kinders alleen te laten gaan. Nog een Hollandse familie sloot zich bij ons aan en eerdat meubels verkocht waren en zaken geregeld werd het maart. - Ondertussen had 'n Hollandse kennis, de heer Uchtman in Charkow, alles in het werk gesteld 'n wagon met soldatenbewaking voor ons buitenlanders te krijgen van de Russische regering gaande van Charkow naar Petersburg, wij waren namelijk de laatste buitenlanders uit het Zuiden die vertrokken, verschillende wagons waren al gegaan. Door allerlei oorzaak was ons vertrek verlaat, zodat het toen heel wat voeten in de aarde had eerdat voor (23 personen met kinderen inbegrepen) een hele wagon gegeven werd. We zullen ons hele leven de heer Uchtman dankbaar blijven, want hij heeft het bovenmenselijke voor ons gedaan. Er werd toegestaan, doch uitsluitend voor neutrale en bevriende mogendheden van Rusland (Russen zelf niet) een wagon tweede klasse, die op bepaalde datum vertrekken zou van Charkow, een hele gebeurtenis, want eerste en tweede klasse waren allang door de bolsjewieken uitgeschakeld. De dag van vertrek werd bepaald op 11 Maart; 't was verbazend koud; 's morgens om tien uur vertrokken we met de rijtuigen van onze mijn naar Bachmuth, we moesten daar om elf uur zijn, daar onze wagon, die aan zou sluiten op de trein van Charkow naar Petrograd, om twaalf uur zou vertrekken en aangehaakt worden aan een soldatentrein. 'n Paar weken tevoren hadden Kees en ik al 'n groot deel van ons huisraad en kleren verkocht; we hadden van alles ook veel in voorraad, daar we verscheidene dingen van Nel hadden overgenomen, toen nog niet vermoedende, dat we op die manier zo gauw Stoupky zouden moeten verlaten. - Hoe los ik de laatste tijd van Stoupky was geworden, toch vond ik het ellendig op die manier weg te moeten, Kees geheel alleen achter te laten in moeite en gevaren. Bij m'n vertrek ondervond ik nog veel sympathie van verschillende personen en enkele getrouwen betuigden ook hun leedwezen, dat we op zulk 'n manier gedwongen waren te vluchten. 't Ging me aan m'n hart m'n meiden ook op die manier hun ontslag te geven en 'k zal m'n hele leven denken met liefde aan m'n drie Russische meisjes Asja, Nastia en Noesja. Nastia was 'n meisje zoals ik nog nooit ontmoet heb en wellicht niet meer ontmoeten zal, trouw in alles. We namen zo weinig mogelijk bagage mee natuurlijk, voor ruim drie weken, ook proviand, bestaande uit brood, eieren, vlees, gebak en gedroogd brood, dit laatste kan men maanden bewaren. - Om elf uur kwamen we aan het station te Bachmuth, waar de Fransen ook aanwezig waren, allen met het bewustzijn, dat we een reis zouden doen, die moeilijk en gevaarlijk zou zijn. - Kees bracht ons natuurlijk weg en bleef ook tot we goed en wel in de wagon waren, dat geen tweede klas was, zoals beloofd werd, maar een teploeska (d.i. nog
13
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
minder dan een Russische vierde klas wagon), 'n beestenwagen, waar men voor ons planken in de rondte had gelegd om te slapen en te zitten, 'n kachel in het midden en met 'n soldaat tot bewaking. Enfin, we moesten al blij zijn, dat de regering ons zó hielp en we bewaking hadden. - In plaats van twaalf uur, vertrokken we 's avonds vijf uur. 't Was voor Kees hard alleen achter te moeten blijven en in ons bijna lege huis terug te moeten keren. Asja was ook meegegaan tot Bachmuth en had de zorg voor Mia, die op 'n draagkussen lag en gewikkeld in 'n dikke deken. - 'n Paar uur voor ons vertrek wilden 'n paar volgelingen van "de rode garde", nota bene 'n paar van onze vroegere werklui, beslag leggen op onze proviand. Kees moest nog naar de commandant om onze papieren te tonen, om te verhinderen, dat die ellendelingen ons ons brood afnamen. Eindelijk vertrokken we. (In Rusland heeft men altijd de tijd). We gingen in 'n sukkeldrafje, daar we aan 'n goederenwagen gehaakt werden en kwamen omstreeks zeven uur in Liman aan, waar we tot onze verbazing bleven staan, werden afgehaakt en vernamen, dat we de volgenden ochtend met 'n andere trein naar Charkow zouden gaan. Om de beurt gingen we in troepjes maar eens naar het station om te zien of er thee was of iets anders te krijgen. - Vuil, dat die wachtkamer en dat buffet was, neen, wij Hollanders weten niet wat vuil is vóór we in Rusland zijn geweest, 't is onbeschrijfelijk en niet in te denken! Enfin, 'k was blij, wat warms te krijgen en 't was thee - met suiker, een grote weelde in die tijd in Rusland. Over "gelegenheden", toch voor ieder mens noodzakelijk, durf ik niet te schrijven, die waren de hele reis (behalve hotels) ondenkbaar primitief en ondenkbaar vuil, ik vermoedde niet, dat zo iets onder mensen kón bestaan, 't was ontzettend. 't Was 'n nacht om nooit te vergeten, erg koud, 't tochtte aan alle kanten en we moesten ons te slapen leggen op de planken, gewikkeld in onze pelzen. We deden ons eerst te goed aan onze proviand, deden water, dat de soldaat die voor bewaking aangegeven was, voor ons haalde, in onze ketels en gingen thee zetten. Voor mij was 't niet makkelijk, 'k moest 't kleintje vasthouden, Ina kroop tegen me aan (ze was bang voor de vreemde mensen) en tevens boterhammen maken, enfin, 't moest dus 't ging. Na veel moeite had ik Mia te slapen gelegd op de tweede verdieping, iedereen had zich al te rusten gelegd, ook de wacht "snorkte" al flink. 'k Wou Ina op een plaid leggen, maar daar was geen denken aan, ze begon hevig te schreien en wou bij Papa in haar eigen bedje; er stond niets anders op dan haar naar beneden te halen, 'k ging op een bank bij de kachel zitten met Ina op m'n schoot, die weldra insliep, en zo bracht ik de nacht door, ieder kwartier op m'n horloge ziende, of het nog geen dag werd, wat was ik blij, toen 't zes uur was en ieder overeind kwam. Natuurlijk bleven we ongewassen, want in welke beestenwagen is een wasgelegenheid? Om zeven uur werd onze wagon aan 'n goederentrein aangehaakt en gingen we verder; de meeste wagens waren voor goederen bestemd, 'n paar personenwagens maakten de rest uit. Bij ieder station trachtten de passagiers, meest vuile Russen met onnoemlijk veel bagage, in onze wagon te dringen, doch onze dappere "bolsjewiek" weerde ze af met de woorden "Afgekeurde wagen, familiewagon". - De man was werkelijk zeer geschikt, doch geen wonder, hij wist, dat hij een flinke fooi zou ontvangen te Charkow en we voedden hem flink; van gebak enz. kreeg hij ook ruim z'n deel. - We trachtten de dag zo goed mogelijk door te komen, veel werd er gepraat over de reis, die we ondernomen hadden, enfin, ik had de handen vol om de kinderen stil te houden. 's Middags om vier uur kwamen we te Charkow aan, opgewacht door de heer Uchtman, bij wie ik zou logeren, de overigen gingen in 'n hotel. Voordat ik in 'n rijtuig was duurde nog 'n kwartier, daar ik eerst moest zien of m'n bagage wel voltallig was; een van de gevaarlijkste dingen van de reis voor mij was het dragen van Mia; 'k had natuurlijk een pels aan, Mia lag op een draagkussen waarin 'n flink pakket effecten waren verstopt, bovendien was Mia én draagkussen gewikkeld in 'n dikke deken. - 'k Heb zo verscheidene malen 'n half uur à drie kwartier moeten staan en 'k bezweek al haast na tien minuten, maar ik dacht, het moet, dus 't ging. Om vijf uur kwam ik met de kinderen bij Mevrouw Uchtman aan (ik betaalde voor 'n rijtuig daarheen 10 Roebel) moe en vuil met huilende kinderen. 'k Ben daar allerliefst ontvangen, men deed al het mogelijke om me 'n paar rustige dagen te bezorgen en ik denk steeds met dankbaarheid aan die familie. Donderdagmiddag om vier uur zouden we vertrekken, niettegenstaande alle op papier in orde was, dat we een wagon tweede klasse van Charkow naar Petersburg krijgen zouden met soldatenbewaking, toch had de heer Uchtman nog handen vol werk die twee dagen, dat de beloofde wagon werkelijk klaar zou zijn, op de beloofden dag. - Als men in Rusland maar volhoudt, tot vervelens toe de mensen lastig valt, bij z'n stuk blijft en fooien geeft, krijgt men alles gedaan. - Om vier uur waren we allen aan het station, maar och, lieve deugd,
14
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
van vertrek nog geen sprake. Er was nog geen trein te zien nog minder van onze wagon en men wist niet eens aan welke trein die aangehaakt zou worden. De heren liepen dan hier, dan daar; men deed nog moeite aan 'n Franse soldatentrein gehaakt te worden, doch daar zag men weer van af, want er werd beweerd, dat de Duitsers in Petersburg waren, dat weldra 'n heel onjuist bericht bleek te zijn. Wij, dames met de kinderen, stonden, of zaten bij beurten op stoelen, want het was ontzettend vol, van vier tot half tien in de wachtkamer, die zo ontzettend vuil was en waar zulk 'n vieze atmosfeer heerste, dat we ervan walgden; veel tijd hadden we niet ons erover te ergeren, daar de kinderen al gauw lastig werden door de slaap en vooral Ina en Mia, de jongsten van het troepje; 'k was vaak ten einde raad, allebei huilden ze om 't hardst, zodat ik met Mia maar heen en weer ging lopen en Ina naast me, die zich aan m'n japon vasthield, daar ze van de medereizigers niets wou weten. - 'n Paar kennissen kwamen nog afscheid van ons nemen en 'n ieder beijverde zich om ons te helpen en gaven bovendien nog snoeperijen voor onderweg mee. Om ongeveer half tien kwamen de heren ons vertellen, dat onze beloofde wagon aan een passagierstrein aangehaakt was; 't was een pasgeverfde tweede klas wagen, iedere familie had een coupé, 't was alleen lastig, dat we geen electrisch licht hadden en kaarsen kregen we heel weinig, zodat we meestal maar vroeg gingen slapen. - We hadden twee soldaten voor bewaking, ook zeer geschikte kerels, die ons van kokend water voorzagen, wanneer we bij 'n station stil hielden. De trein ging 'n slakkengang, maar enfin we waren al blij, dat we vooruitkwamen. De coupés waren allesbehalve zindelijk, we vonden er van allerlei ongedierte in. Onze prowodnick [conducteur] was ook zeer geschikt en zorgde voor verwarming. We hadden de wagon geheel gratis, natuurlijk moesten we fooien geven aan de bewaking, dat werd al gauw 'n paar honderd roebels. Onderweg wilde men telkens in onze wagon komen, maar men werd afgewezen door onze dappere wacht. Vaak zeiden ze ook: "een gehuurde wagon met delegaten, die naar Petrograd gaan". We moesten dan lachen, verbeeldt u, delegaten, die hun vrouwen en kinderen meenemen. Zaterdagavond kwamen we in Moskou aan. Vanuit Charkow was al getelefoneerd naar het Nederlandse gezantschap, of we door konden naar Petersburg en of de Consul wilde zorgen voor een wacht, daar deze maar tot Moskou meegegeven was. - Zondagmorgen gingen de heren op stap, de Fransen naar hun Gezantschap en de Hollanders naar het hunne. De Fransen kwamen in de loop van de dag terug met het bericht, dat zij niet door konden naar Petersburg, daar ze hier of daar in handen der Duitsers zouden vallen, ze moesten over Wladiwostok. We hadden onderweg allerlei geruchten gehoord, namelijk dat de Duitsers tussen Moskou en Petrograd waren en dat ze Petrograd al bezet hadden, enz., enz. De Fransen en Italianen namen afscheid van ons, zouden 's nachts bij de Secretaris van het Consulaat logeren en informeren hoe het makkelijkste was de reis te maken. - De bagage der Fransen werd uitgeladen, hetgeen een grote hoeveelheid was: ze waren acht in getal, de kinderen meegerekend. Tegen de avond kwam de heer Muyzenberg terug, die alles met het Gezantschap in orde gemaakt had onder meer ook een andere wacht, zodat onze, "bolsjewieken", met flinke fooien in hun zakken, afscheid namen en drie nieuwe soldaten meegingen, zeer verheugd, want ze waren nog nooit in Petersburg geweest en vonden het 'n plezierreisje; ze hebben dan ook al het mogelijke gedaan om ons met alles te helpen. Zondagavond om tien uur vertrokken we van Moskou en kwamen maandagavond om acht uur in Petersburg aan. Voordat we vertrokken, kwam de Secretaris van het Consulaat nog in de trein en vroeg een en ander over ons wedervaren, hij maakte onder andere de opmerking, dat ik het wel moeilijk zou hebben zonder m'n man met twee zulke kleine kinderen, doch "U zult het later wel interessant vinden zulk 'n reis meegemaakt te hebben", enfin, ik was het niet met hem eens. Hij vertelde ons verder dat hij 600 R voor 'n poed meel betaalde ('n poed is 40 pond, 'n Russisch pond slechts 4 ons) en 400 R. voor 'n poed suiker. Tot Moskou zijn ook nog vier Amerikanen meegereisd, die ná Charkow in onze wagon kwamen en verzochten mee te mogen, indien ze 200 R. aan de wacht mee betaalden. Van Moskou tot Petersburg waren we dus maar met elf personen, alléén de Hollanders, zoiets kan men alleen in Rusland gedaan krijgen, een hele wagon voor elf personen! - Aan Kees is in Charkow en Moskou getelegrafeerd, dat we allen gezond waren en de reis konden voortzetten.
15
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Wat was ik blij, toen we in Petersburg aankwamen, 't was niet makkelijk geweest de kinderen bezig te houden, 'k was dan ook altijd blij, als het avond was en ze sliepen. In optocht gingen we naar hotel Angleterre, daar de huurkoetsiers niet anders wilden rijden dan dat de drie rijtuigen achter elkaar gingen en de bagage tussen in; er werd namelijk veel geroofd en gemoord, ’s avonds. Om half tien kwamen we in het hotel aan, de kinderen huilende, vies en vuil als we waren, moe en verreisd. Ik nam een kamer voor aan de straat, derde verdieping, die 21 R. per dag kostte, de familie M. een van 21 R. en fam. Bruinse van 18 R., de laatste kamer was aan de achterkant gelegen. - Ik bracht de kinderen maar ongewassen naar bed, want 't was al tien uur geworden voordat ik alles voor de nacht in gereedheid had gebracht en de meiskes schreiden maar door. - Wat was ik zelf blij, na alles beredderd te hebben weer in 'n zindelijk bed te liggen, 'k was doodmoe! Den volgende dag ging de heer M. alles in orde maken voor onze reis door Finland en Zweden, doch voordat alles klaar was, paspoorten, geld gewisseld enz. verliep er ruim een week. - Het eten in het hotel was treurig en schandelijk duur. 's Morgens en 's avonds aten we van onze voorraad, doch we durfden die niet erg aanspreken, daar we helemaal niet wisten hoelang de reis zou duren, we hoorden allerlei berichten in Petersburg. - Bovendien ging na 'n paar dagen ons brood schimmelen, dat was een schrik, want we kregen in het hotel geen brood, later hebben we gereclameerd en kreeg ik met de kinderen samen 300 gram per dag, het was genoeg voor één maaltijd, doch ik moest het verdelen over twee; het brood was zwart en er waren stukken stro in gemalen, het kostte heel wat moeite voordat Ina het ging eten. Het kleintje voedde ik zelf. Daar we bang waren, dat ons brood verder zou beschimmelen, sneden we het aan stukjes en gaven het in de keuken om te drogen, in 't Russisch "soegarkie" genaamd, zeer praktisch, daar men het in de oven droogt en het daardoor maanden bewaren kan; ik had nog drie trommels daarvan bij me voor het laatste deel der reis. Helaas verliest het brood veel in gewicht door het drogen, bovendien had men in de keuken ervan gegeten, de arme stakkers leden daar honger. Eens per dag nam ik warm eten, want 't was ontzettend duur, de twee andere maaltijden aten we van onze voorraad, doch deden daar zuinig mee, wie wist hoe lang onze reis zou duren? - 'k Nam dan 'n paar eieren voor Ina en mij, die eerst 'n Roebel, later twee Roebels per stuk kostten. - Melk was 'n Roebel per glas, doch smaakte niet zuiver en was bovendien slecht, zodat ik die niet meer bestelde. - 'n Stukje taai vlees, (de grootte van 'n kalfsoester) met twee à drie lepels rijst kostte tien R., 'n bordje slappe soep acht R. - 'n stukje vis, niet half genoeg voor één persoon, met wat saus tien R. 'n Pudding, zo groot van 'n Moskovisch gebakje, 6 R. - Wanneer ik met Ina genoeg wilde eten, dan moest ik voor 40 à 50 R. per middagmaal bestellen, doch, ofschoon ik voldoende geld bij me had, veroorloofde ik me zulke uitgaven niet, want we wisten immers niet hoelang de reis duren zou, nu we eenmaal in Petersburg waren, begonnen we steeds meer moeilijkheden te zien. - 'k Bestelde meestal voor ongeveer 30 R. een enkele maal voor 40 à 50 R. De twee andere families hadden dit voor, dat ze, wanneer ze wilden, in 'n ander restaurant konden eten, die vaak goedkoper waren, maar ik kon nooit weg met 't oog op kleintje. - 'k Had 9000 R. meegenomen in contanten en 2500 R. in wissel, doch de laatste kon ik niet innen te Petersburg waar zij ingeschreven stond, daar de banken die tijd, dat wij er waren, gesloten waren; de bolsjewieken hadden beslag erop gelegd. - De bediening in het hotel was tamelijk, ze bestond uit Duitsers en Letten, doch in tijd van vrede zou men recht tot veel aanmerkingen gehad hebben. - Ronduit gezegd hebben we steeds honger geleden die drie weken dat we in Petersburg waren; ik watertandde vaak, als ik dacht aan 9 poed meel die we in Stoupky in de kladofke (provisiekast) hadden, waarvan Asja zulk heerlijk busbrood bakken kon, wit, bruin en rogge en die ik in m'n verbeelding kant en klaar op ons buffet zag liggen. - Ina kreeg haar maagje gelukkig vol en deed zich steeds te goed aan eieren. Toen we enige dagen in Petersburg waren, hoorden we, dat we de gewone route over Finland en Zweden niet meer konden nemen, daar die gesloten was. - Na 'n paar dagen hoorden we, dat er nog een anderen weg open was en wel per trein naar Abod en vandaar per slee ('n rit van vier dagen) naar Alandse eilanden, verder Stockholm en vandaar moesten we zien toestemming te krijgen door Duitsland te mogen reizen, 't zou 'n heel moeilijke en koude reis zijn, vooral met het oog op de kinderen, doch in alle opzichten werd het tijd, dat we zo gauw mogelijk weggingen, daar iedere dag de toestand in Petersburg verergeren kon en bovendien verteerden we veel geld en leden honger bovendien. De heer Muyzenberg maakte dus alles voor die reis in orde, passen, geld, wisselen, plaats bespreken voor de trein enz. Toen na anderhalve week alles in orde was en de heren plaatskaarten kwamen nemen voor de
16
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
volgenden dag, hoorden ze tot hunne verbazing, dat ook die weg 'n dag tevoren gesloten was en er voorlopig, tot nader bepaalde datum geen passagiers meer doorgelaten werden. - Daar zaten we dus; als de dooi inviel, wat iedere dag mogelijk was, konden we helemaal niet meer weg en van teruggaan was geen sprake. We zaten dan ook terdege in de put en niet zonder reden, als men met de toestand in Rusland bekend was, zoals wij, dan was het beter te zien, dat men zo gauw mogelijk uit dat vreselijke land kwam. De volgende dag ging de heer M. maar weer op informatie uit, misschien was er ergens nog een gaatje open waar we door konden, en ja, na 'n paar dagen vernam hij, dat er een trein met invaliden en Duitse krijgsgevangenen van Petersburg vertrekken zou. Een Zweedse commissie maakte daar alles voor in orde, later zou er een Duitse commissie komen die de regeling van de volgende transporten in handen zou nemen. - Eerst werd het ons botweg geweigerd, er waren zoveel Hollanders en buitenlanders, die op vertrek wachtten; later zouden er treinen gaan om ook hen naar de plaats van bestemming te brengen, wij moesten dus ook maar wachten. De heer M. kwam natuurlijk niet erg opgewekt thuis en we gingen weer aan het beraadslagen en elkaar moed inspreken. De heer M. vond mij meestal veel te optimistisch! - Na enige dagen ging de heer M. weer op stap en riep tevens de hulp van de gezant in, die raadde nog eens te proberen of we niet met de bewuste trein mee mochten, het Gezantschap zou ook er alles voor in het werk stellen. Na veel aandringen werd eindelijk de toestemming gegeven, dat we met het transport mee mochten, dat tot Pskow zou gaan, en vandaar moesten we aan de Duitse overheid vragen verder te gaan. Maandagavond 8 april om zeven uur moesten we aan het station zijn; wat waren we blij, dat we na drie weken wachten eindelijk verder konden. 't Was zo moeilijk geweest de kinderen drie weken bezig te houden zonder speelgoed, terwijl we voortdurend op de kamer of in de gang moesten blijven. 's Avonds om zes uur vertrokken we van het hotel zoals we gekomen waren met vier rijtuigen achter elkaar; 't was nog ontzettend koud. Toen we aan het station kwamen, was er nog geen kwestie van vertrekken; enkele heel zwaar gewonden waren er ook. Voordat alles geregeld was, hetgeen erg lastig ging, want de Duitsers moesten met de Russen samenwerken, de eersten precies, de laatsten altijd te laat, zouden we pas om tien uur 's avonds vertrekken, daar er van de Russische kant niets in orde was. Te Pskow ging het transport geheel over in Duitse handen en zou de Russische trein terugkeren. Ons, Hollanders, was een tweede klasse wagon beloofd, doch die was nergens te vinden, zodat we in 'n vierde terecht kwamen. - Mia was al in slaap gevallen en Ina was doodmoe. - 'k Had nog nooit 'n vierde klas wagon gezien, de Russische vierde klas zijn veel makkelijker dan de Duitse, men kan daar tenminste liggen. Eén wagon is verdeeld in vijf vakken, met boven- en benedenverdieping, gescheiden met schotten, doch niet hoog genoeg dat men elkaar niet zien kan. De afdelingen zijn zo breed, dat men met drie personen liggen kan naast elkaar en de benen goed kan uitstrekken. De onderste verdieping had de familie M. genomen, ik nam de bovenste, de kinderen zaten daar nog veiliger, ik moest naar boven klimmen, waarvoor twee ijzeren treden waren aangebracht, zoals in 'n hooiberg, enfin ik wipte er spoedig op en af als 'n eerste klimster. Vuil dat die wagons waren, ondenkbaar! We zagen er in 'n ogenblik uit als kolendragers en de moed was me heus in de schoenen gezonken bij de gedachte, dat we daar 'n paar dagen in zouden zitten, in die stinkende atmosfeer met allerlei soort vuile mensen. - De eerste nacht was verschrikkelijk, toen hadden we de afdelingen nog niet goed verdeeld en zat (want van liggen was geen sprake) naast me 'n vrouw met klein kind en 'n jongen, vuil dat ze waren en 'n lucht hadden ze bij zich, ontzettend! Voor Mia was 'n plaatsje om te liggen; Ina lag tegen me aan en ik moest de hele nacht opzitten, de andere volwassenen ook. De volgende dag was alles geregeld en hadden we ieder onze eigen afdeling. Over de W.C. zal ik niet schrijven, ik had niet gedacht, dat er zoiets bestond. Het huilen stond me nader dan het lachen in zo’n omgeving. Ons transport werd gevoed, wat heus een uitkomst was, want onze voorraad was al duchtig aan het verminderen; we kregen 's morgens en 's avonds 'n soort koek, zoiets als veekoek in Holland, 't was ontzettend hard en we moesten het op het hout van de wagon stuk slaan en dan weken in thee, anders hadden we kans, dat we onze tanden braken. Om twaalf uur kregen we vissoep, die niet te eten was, doch we kregen zoveel van die koek, dat we de hele dag voldoende eraan hadden. Soep en thee werd gegeven uit grote zinken emmers en geschept in geëmailleerde schalen waar we uit aten. Van wassen was geen sprake, ééns per dag werden 'n paar emmers water (heet) gehaald, we konden dan onze eigen thee zetten en namen dan 'n beetje in een bakje om handen te wassen, want iedereen vloog erop aan, doch 't was maar voor 5 minuten, want was ik maar even beneden geweest dan waren m'n handen weer pikzwart.
17
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Enfin, 'k hield m'n afdeling zo netjes mogelijk; we sliepen natuurlijk geheel gekleed, de kinderen ook, 't zou voor hen te koud en te vies geweest zijn in hun nachtjaponnetjes. 's Morgens om zes uur begonnen de meeste mensen al wakker te worden, ellendig genoeg want de dagen duurden tóch al lang. - Wat zagen die arme kinderen er vies uit! Woensdagavond 10 april kwamen we 's avonds om half tien in Pskow aan; we waren toen in het veroverde Polen-gebied, dat in het begin van de oorlog in Duitse handen viel. - Allen moesten uitstappen, doch daarvóór werd eerst heel goede soep uitgedeeld, zodat we de conclusie trokken dat het eten beter was in Duitsland dan in Rusland. We werden met muziek ontvangen en het stationsgebouw was met groen en vlaggen versierd boven het stationsgebouw stond in grote letters "Hartelijk welkom". - 't Was heus 'n aardig binnenkomen in hun Vaderland voor de Duitsers, die vier jaar in gevangenschap waren geweest; er ging dan ook een hoera! op van belang. Wij, Hollanders, waren niet in zo'n opgewekte stemming, daar men ons geen zekerheid gaf, dat we direct naar Duitsland en vandaar naar Holland mochten, bovendien voelden we ons onbehagelijk en moe. - In 'n wachtkamer werden we niet gelaten, men was bang voor besmetting en bovendien er was geen plaats voor duizend man. Ik liep met Mia te sjouwen of ging eens op de bagage zitten, de kinderen begonnen al gauw te huilen van vermoeidheid en verlangden naar hun bedjes, doch van 'n trein nog geen sprake. - We hebben daar op het perron moeten wachten van half tien tot 's nachts één uur in 'n felle koude, zodat de kinderen 'n ferme verkoudheid opliepen. We werden allen in groepen verdeeld, Polen, Oostenrijkers en Duitsers en wij, en genoteerd, waarheen we wilden gaan, d.w.z. naar welk land en in de trein ook apart ingedeeld; wij kwamen bij de groep Duitsers die richting Berlijn wilden. - Om één uur zette de trein zich in beweging en vernamen we dat we naar Dwinsk gingen; 't was 'n uitkomst, want heus ik kón niet meer, Mia sliep in m'n armen en Ina had 'n poosje op de bagage geslapen; 'k was erg ongerust over de gezondheid van de kinderen. - We kwamen in 'n ijskoude wagon, zodat er geen sprake was van slapen; gelukkig troffen we ook wat beter publiek onder onze passagiers en de heren staken gauw de handen uit de mouwen om de twee kachels die er stonden aan te maken, zodat om half drie al warmte te voelen was en wij volwassenen toen ook gingen slapen, zo vuil als we waren, want er was natuurlijk geen sprake geweest van wassen, zelfs drinkwater was er niet; we waren ook weer in vierde klas wagons. - De landstreek, die we door stoomden was wel aardig, veel bos en heuvels, men kon ook nog duidelijk de sporen van de verwoesting tijdens de oorlog aldaar zien, ofschoon de Duitsers die vier jaren niet stil hadden gezeten en hoewel dit gebied nog pas veroverd was, hadden ze al veel hersteld en in orde gemaakt. - Tot onze schrik hoorden we nú, dat er een quarantaine bestond, er werd géén enkele persoon doorgelaten, die niet eerst 23 dagen in quarantaine had meegemaakt, wij vleiden ons met de hoop, dat we daarvan vrijkwamen, daar we niet in Duitsland behoefden te vertoeven, doch alleen doortocht vroegen. Ieder van onze medepassagiers had wat erover te vertellen; de een had dit gehoord, de ander dat. Men beweerde, dat, als men geen besmettelijke ziekte onder de leden had, men met 5 à 10 dagen vrij was, sommigen zeiden, dat wij, neutralen, direct door konden, helaas bleek later van al die verhalen niets waar te zijn, doch het hield er de moed bij ons in, 't was maar goed, dat we alles niet vooruit wisten en we begonnen bij de dag te leven. - Vreemd, maar 't is nu ik alles neerschrijf en alles nog precies door m'n gedachten laat gaan, net of ik het ergste ben vergeten en de kleinigheden me niet zo goed herinner en juist díe waren het vaak alsof ze onoverkomelijk schenen. - We zagen natuurlijk de dagen zo goed mogelijk door te komen en maakten kennis met onze medepassagiers, die ons verhalen deden van hun gevangenschap, afschuwelijk in één woord. - Bij het uitbreken van de oorlog waren ze van Petersburg naar Siberië gevoerd, gedeeltelijk te voet door de felste koude, met kettingen aan elkaar gebonden en op rustplaatsen in 'n vunzig hok geduwd, opgehoopt, b.v. 30 à 40 man in 'n kleine kamer, waar alle vuilheid drie à vier dagen bleef liggen, zodat er natuurlijk ontzettend veel stierven… Het eten dat we kregen was veel beter dan in de Russische trein, 's morgens koffie, natuurlijk geen mokka, maar namaak, doch 't was iets warms en uiterst zindelijk, een groot verschil; daarbij bruin brood van goede kwaliteit en daar ik voor de kinderen ook kreeg, had ik ruim voldoende, was men zonder kinderen dan was de hoeveelheid wel wat weinig. - Verder om twaalf uur soep met macaroni of iets dergelijks, natuurlijk zonder vlees. - Voor ons zelf thee zetten ging niet meer, daar er niet, zoals in Rusland overal kokend water op de stations te krijgen was, wél kregen we af en toe water in een paar emmers om ons te wassen, maar 't was erg primitief, schoon werd men toch niet.
18
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Vrijdagmorgen ongeveer 6 uur kwamen we te Dwinsk aan, doch we moesten allen de hele dag nog in de stilstaande trein blijven, niemand mocht eruit; ik ging, als de kinderen sliepen wel eens op het balkon kijken en zag dan vaak wel een of ander nieuwsgierige staan, die enkele vragen deed, soms Russen, soms Duitsers, de eersten informeerden natuurlijk hoe de toestand in hun vaderland was. - Tegen de avond moesten we met pak en zak uit de trein en werden naar de overkant van de spoorrails gedreven, we kwamen aan enige grote gebouwen, die nog 'n half uur van de eigenlijke stad lagen, waarin grote zalen waarin vlak naast elkaar, ruw in elkaar getimmerde houten bedden stonden, tamelijk kort aan lengte, ik kon er net in, twee boven elkaar; in 'n apart gebouw ontzettend koud en tochtig was een wasgelegenheid voor mannen, in het midden stonden twee reusachtige tonnen, waarin steeds fris, koud water was daarlangs liepen twee flinke goten voor wasgelegenheid; op zekere uren van de dag konden wij dames en vrouwen zich daar niet vertonen om water te halen daar het manlijk geslacht aldaar bezig was toilet te maken. In 'n ander gebouw was een wasgelegenheid voor dames en vrouwen, ook intens tochtig; vandaar kwam men in een andere gelegenheid, hoe die eruit zag, kan ik niet neerschrijven, maar mevrouw M. en ik die samen eens poolshoogte gingen nemen, schrokken vreselijk en schoten tevens in 'n vreselijke lachbui, 't was heus al te mal. Wij, Hollanders, werden in zoverre met onderscheiding behandeld, dat we een aparte kamer kregen, wat heus een uitkomst was, want in de andere zalen was alles door elkaar, dames en heren en de vuilste mensen, de joden uit Polen zijn de vuilste mensen van allen. - Beneden was een grote zaal, waar de Oostenrijkers waren, boven was een aparte zaal voor Duitsers en Polen, mannen en vrouwen van alles door elkaar, zodat men, zoals in de trein weer gekleed en wel moest gaan slapen. - Vele van onze reisgenoten, die gehoord hadden, dat wij Hollanders, een aparte kamer hadden, kwamen eens zien naar zulk een weelde en vertelden ons van de vuile lucht, die in de zalen was, en als men er in keek, had men er al genoeg van. - Nu moet men niet denken, dat wij zo iets van een salon hadden, als ik zo eens rond zag dan deden venster en vloer me denken aan hout- en kolenschuur in IJsselstein. - Er stonden ook zes ruw in elkaar getimmerde houten bedden, twee boven elkaar, daarop een stromatras; verder twee ruwe banken en vieze, oude tafel, vieze vensters, alles vol met spinnenwebben, één venster sloot niet, en een vuile houten vloer. Verder had ieder 'n paar grote en kleine geëmailleerde kommen voor te wassen en om soep uit te eten. - Het eten bestond weer, als in de Duitse trein, uit brood met marmelade (het laatste uit bieten gemaakt), hetgeen heel goed smaakte en om twaalf uur soep, tweemaal per dag koffie, die van gerst gemaakt was. - Bijna de hele dag konden we kokend water krijgen; buiten stond op een wagentje een heel grote ketel, waaronder gestookt werd, zoiets werd in het leger gebruikt om soep te koken en was voldoende voor 600 man. Het hele "lager" was afgezet met twee manshoog, prikkeldraad bovendien stonden nog overal wachten, voor ons venster liep dag en nacht een gewapende soldaat heen en weer. - Ik sliep met de kinderen in één bed, we konden juist liggen. We moesten zelf de kamer schoonhouden. – Levensmiddelen werden ons gebracht. Typisch was het, dat we geen woord over ons blijven of heengaan konden vernemen van een der wachten, hoog noch laag; zwijgen kunnen die Duitsers werkelijk als "Moffen"! Na 'n paar dagen vernam de heer M., die als Courier reisde (de effecten, die ik bij me had, waren gelukkig in het Courierspak gedaan te Petersburg, dat was een hele zorg minder) - dat hij waarschijnlijk direct door mocht, hij had al gevraagd, of wij drie Hollandse families, door mochten reizen zonder "quarantaine", maar dat werd geweigerd, niemand ontkwam daaraan. De heer M. meldde zich aan bij de Generaal, die juist in het "Lager" was en kreeg toestemming direct te vertrekken naar Berlijn. - Hij deed nog moeite om mij en de kinderen mee te krijgen, daar ik onder zijne speciale hoede reisde doch tevergeefs. - Op Maandag omstreeks twee uur vertrok hij met vrouw en kinderen. - Het was voor mij in alle opzichten ellendig nu alleen achter te blijven met de andere Hollandse familie, enfin het kón niet anders, dus ik moest er me in schikken. - Bijna iedere middag om vier uur was er muziek op 't plein, waar enige banken stonden, doch het plezier voor mij er heen te gaan, was al evenmin groot dan om in die vieze kamer te blijven, voortdurend met Mia op de arm te lopen en Ina aan de hand, die anders dreigde te vallen op de ongelijke stenen. - Telkens vraagden we, wanneer we naar het eigenlijke "quarantaine-kamp" zouden gaan, doch 't antwoord luidde steeds "Uwe beurt komt ook wel!" Nu, eindelijk kwam onze beurt, nadat Polen en Oostenrijkers al naar andere kampen gestuurd waren en wel Donderdagmorgen 18 April om tien uur; op dat uur moesten we met onze bagage op het plein staan. Daar ik had gehoord, dat het station een half uur van het "Lager" lopen was, had ik gevraagd om op eigen kosten een rijtuig te mogen hebben, men zei mij, als er toevallig een langs kwam, dan zou men 't aanhouden
19
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
doch er expres voor naar de stad gaan om het te bestellen, ging niet. De bagage ging met reusachtige auto's. Nu een rijtuig was er niet, zodat ik ook met de troep mee moest, hoe ik Mia 'n half uur lang gesjouwd heb, weet ik niet en toch was het niet zo zwaar als met wachten op de stations, daar ik nu wist, dat na 'n half uur 't voorbij was. - Toen we op het station kwamen, was er nog geen trein te zien van 'n wachtkamer evenmin; we moesten onze eigen bagage afladen en aangeven wat in de coupé!!!! en wat in de goederenwagen moest. We gingen maar weer op onze bagage zitten of liepen heen en weer, Ina ging in 't zand spelen en was in minder dan geen tijd pikzwart, enfin 'k was al blij dat ze zoet was, nu wij zelf waren ook dadelijk weer vuil, daar het erg stoffig was en het vreselijk waaide. We hebben daar gezeten tot ’s middags drie uur, natuurlijk op 't laatst doodop en vuil met dood moede en huilende kinderen. - In 'n huisje vlakbij kreeg ik nog wat koffie, we kregen die uren eten noch drinken. Eindelijk kwam de trein binnen, die ons transport meenemen zou, ongeveer nog 600 man. - Er waren alleen vierde klas wagons (in Duitsland zijn die juist als onze veewagens zonder zitplaatsen, dus niet zoals de Russische), men wilde ons daarin plaatsen, we zouden dus ruim 'n dag op onze bagage moeten zitten. - De schrik sloeg me om 't hart, toen ik aan de kinderen dacht, hoe zou ik de kinderen te slapen kunnen leggen. Gelukkig begonnen enkele Duitse dames hevig te schelden en beweerden, dat ze nooit in zo’n wagon zouden gaan, men moest tenminste derde klas hebben, die daarop mopperend op last van de commandant aangehaakt werd. - Wij Hollanders bleven bij elkaar staan en kwamen in één coupé terecht, waar een ruit van stuk was, 'k vroeg om 'n andere met 't oog op baby, maar 't antwoord was, gauw instappen of helemaal niet. - Met veel overleg was er voor de kinderen plaats om te slapen, baby sliep op m'n reismand, en wij drie volwassenen zaten de hele nacht in 't pikdonker, daar er geen verlichting en onze kaarsen gebruikten we alléén als 't hoog nodig was. - We aten die dag van onze voorraad, daar we geen eten of drinken kregen en kwamen vrijdagavond om half zeven te Wielkowieskie aan. We waren juist aan 't eten gegaan, want niemand wist hoe laat we zouden aankomen, dus hadden alles overhoop gehaald, toen 't portier openging en de conducteur riep: "Binnen tien minuten allen uitstappen!" Nu, ik dacht, man loop naar de maan, is dat nu 'n manier van doen, in tien minuten! Enfin, 'k ging aan 't redderen, maar was natuurlijk niet klaar, het gehele transport was al uit de trein, zodat de conducteur weer kwam en brommende zei "Gauw mevrouw, de trein gaat direct terug". Nu, ik dacht hij neemt me toch niet mee, dus nam 't voor nota aan en ging rustig m'n gang, 't was toch 'n toer, want Mia kon ieder moment van de bank vallen. Enfin, we stonden dan allen op 't perron, maar van afhalen geen sprake, niemand wist hoe of wat, zoals altijd, wachten, wachten en nog eens wachten! De een beweerde, we moesten nog met een andere trein mee, daar 't Lager 'n uur sporen verder lag, de ander zei, de bagage ging met 'n trein en wij te voet. Ik zuchtte al en dacht alweer 'n half uur sjouwen met Mia! - We gingen voorlopig maar op onze bagage zitten en zagen om negen uur eindelijk vier à vijf wagens aankomen, die over rails gingen voor de bagage, wij dames en vrouwen konden er bovenop gaan met de kinderen, 't was lastig - tussen de bagage, maar beter dan lopen, 't was 'n half uur rijden! - In de verte zagen we grote stenen gebouwen, electrisch verlicht, zodat ik al droomde van 'n heerlijk, fris bed en 'n kop warme thee of koffie. Mia sliep op m'n schoot en Ina zat slaperig, maar zoet naast me, 'k moest haar en kleintje stevig vasthouden, anders viel ze eraf. Om half tien kwamen we in 't Lager aan; wij moesten in "Block II" zijn, later begrepen we, dat dat bestemd was voor de "elite" (gelukkig maar, want er waren zulke vuile mensen en kinderen bij, dat ik bang was onze kinderen nog eens een of andere ziekte zouden oplopen), de rest werd verdeeld over de andere huizen, zeven in getal! - Ik kreeg met de familie Bruinse één kamer, we waren met ons zevenen, er stonden vier bedden in, later kregen de Bruinses nog een bed erbij op hun verzoek. Ik sliep op één bed, 't andere was voor Ina en Mia, de laatste lag op 't draagkussen aan 't voeteneind. 't Waren oude ijzeren ledikanten met 'n stromatras en een paardendeken, van lakens geen sprake. 'n Gordijn voor de ramen ook niet, zodat we 'n extra deken vroegen en die 's nachts voor het raam hingen, we spanden 's avonds een laken, zodat de kamer in twee afdelingen was. Verder stond er een ruwe tafel en één stoel; twee banken zonder leuning; iedere familie kreeg twee zinken emmers, één voor vuil en één voor schoon water, een kan voor koffie, twee of drie geëmailleerde bakjes om uit te eten en 'n paar tinnen lepels, 'n groter bak om zich in te wassen, verder stond een heel grote kachel in iedere kamer; de vloeren en gang waren van steen, gecement; in ons "Block" waren twintig kamers. - Nu, ik wil wel erkennen dat ik gehuild heb, toen ik alles zag en wist daar drie weken te moeten leven, 't was een gevangenis! 't Raam was bovendien stuk, 'n ruit was gebroken, zodat we bibberden van de kou.
20
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Mia huilde van honger en slaap, Ina had dorst en er was nergens een verpleegster of hulp te bekennen, daar de officier of liever commandant, die de kamers aan gewezen had, spoorloos verdwenen was. - Langer treuren ging dus niet, maar weer aanpakken, regelen en me schikken, 'k legde de kinderen te bed en holde 't hele "Lager" af om 'n glas water, 'k vond eindelijk 'n put, zodat Ina wat te drinken had. - We moesten zo naar bed gaan, van eten of drinken geen sprake. Wat ben ik vaak blij geweest, dat ik Mia zelf voedde, want 't kind was er anders nooit door gekomen. Niemand van de lezers of lezeressen kan beseffen hoe ellendig het is op die manier te moeten gaan slapen, vuil en in zo’n omgeving en op zo'n bed! De volgende morgen moesten we proviand halen, we kregen om zes uur koffie (zoveel als we wilden, daar er geen drinkwater was), en moesten dat zelf halen in onze kannen. Ik ging nooit om zes uur koffie halen, doch bewaarde van de vorige dag. Om twaalf uur moesten we soep halen, die bestond uit 'n hoeveelheid warm water met wat erwten of gort er door van 't laatste heel weinig, als er vlees in was dan waren er vier à vijf uitgekookte stukjes in 'n halve emmer. Om drie uur brood halen met jam, 't laatste was gemaakt van bieten, doch smaakte heel goed. Ik kreeg genoeg brood, daar ik ook voor de kinderen kreeg, doch volwassen personen zonder heel kleine kinderen hadden te weinig. - 't Was goed bruin brood. - 's Avonds om vijf uur koffie halen. - Ik ging steeds met Mia op m'n arm, de zinken emmer aan m'n andere hand en Ina aan m'n rokken soep halen, men moest soms 'n half uur wachten, daar het hele transport (1000 man groot, de laatste weken 1600 man) van één keuken kreeg, evenzo ging het met brood en koffie halen. - Ieder "Block" had een ordonnance, die op alles letten moest en tot wie we ons voor boodschappen en kleinigheden wenden konden. - Wanneer we proviand moesten halen, schreeuwde onze dappere landverdediger door de gang: "Proviand halen", en stormden we allen met emmer of bakje voorzien naar "Block VI" waar een der keukens was: Ina vond het steeds 'n heel feest, ze vroeg 's morgens al: "Mama, wanneer gaan we soep en brood en koffie halen en jam?" - 't Was voor mij heus geen pretje, maar 'n heel gesjouw! De volgende dag, zaterdag, moesten we allen binnen tien minuten in een aangewezen zaal zijn om ingeënt te worden, klein en groot. - De daaropvolgende dag, een bad nemen en onze kleren, die we uit- en aantrokken gedesinfecteerd. Van de bagage werd geen notitie genomen, het bleek later ook, dat de hele "quarantaine" politiek was (men was doodsbang voor spionnen) en niet voor ontsmetting. - Het baden was heus geen pretje, 't was gelukkig dat ik Mia niet mee had genomen, er waren geen zinken baden, maar alléén "douche" en wel twaalf in getal, we stonden op houten latten zodat we ieder ogenblik dreigden te vallen, want ze waren glibberig, 'n bewijs, dat ze niet goed schoon werden gemaakt, het gebeurde namelijk door Russische krijgsgevangen. Ina huilde dan ook vreselijk, zodat ik me ook voornam haar niet meer te baden, we waren er ook vies van, want 't hele "Lager" kwam daar, de vuilste mensen; Polen zijn nog vuiler dan Russen. - Toen we ons gebaad hadden werden we allen opgeschreven, Mia ook, de Duitser zei: "Och, 'k zal haar maar noteren, want allen moeten gebaad". 'k Gaf hem 'n fooi, zodat de zaak in orde was. - Een der eerste dagen moesten we allen samen komen voor ons "Block", daar zou de Lager Commandant en Opper Commandant de regels voorlezen, waaraan we ons te houden hadden en een speech afsteken! - Ik zeulde met m'n kinderen er ook heen, want de Ordonnance had geroepen "allen om acht uur aantreden". Er werd ons bevolen, dat we onze kamers schoon moesten houden, iedere dag het vuil water er uit dragen, schoon erin, vloeren vegen. Verder mochten we naar Duitsland schrijven in 't Duits, naar geen enkel ander land en in geen andere taal; de "quarantaine" duurde niet minder, doch ook niet meer dan 23 dagen (wij, Hollanders hadden al van de Commandant vernomen, dat er geen pardon voor ons was) en dan kon men gaan waarheen men wilde. Nog meer werd er voorgelezen, doch van minder belang, zodat ik weer naar m'n kamer ging, al zuchtende, dat ik drie weken, 't scheen me een eeuwigheid, daar moest blijven. - Maandag moesten we naar de Politie om ingeschreven te worden, ik zeulde maar weer met de kinderen, die moesten ook mee; ik durfde ze ook niet zo lang alleen laten. - Men beloofde ons, Hollanders, dat als onze papieren bewijzen uit Holland, dat we de personen waren waarvoor we ons uitgaven, vroeger kwam als 23 dagen, we dan direct weg mochten, daar we alleen maar doorreis vroegen. Later bleek het, dat 't gemene leugens waren, men heeft de eerste drie weken absoluut geen moeite voor ons gedaan, daar men niet wist wat met ons aan te vangen, we waren
21
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
namelijk de eerste vreemdelingen, die in "'t Lager" kwamen. Een paar weken na ons kwamen nog Denen, Bulgaren en Turken. De eerste weken waren we erg verlegen met onze was, daar er nog niet in voorzien werd, zodat we zelf onze was maar deden, 'k spande een lijntje buiten, waarop ik alles te drogen hing, later ook iedere dag de luiers, daar ik die zelf bleef wassen. 'n Week later werden er uit het dorp meisjes aangenomen, die voor ons in 't Lager wasten. Verder werd er een leeszaal ingericht, toneelzaal, waar ook gespeeld werd, doch ik kon nooit gaan met het oog op de kinderen; er is o.a. een heel mooi concert geweest, naar men zegt, piano en viool, gegeven door twee dames en 'n heer van ons "Lager". - Van buitenaf kwam er natuurlijk niemand in, dus uitvoeringen gingen van ons transport uit. - Het hele "Lager" was in 't vierkant ongeveer twintig minuten groot, was afgezet met prikkeldraad twee rijen, twee mans hoogte, aan de uitgangen stond nog een gewapende soldaat. De eerste weken hadden we koud weer, zodat we de dag veel in huis moesten doorbrengen, 'k was dan dubbel blij als 't avond was, want kinderen in zo’n kamer bezig te houden zonder speelgoed, 't was haast niet te doen. - Mia zat de hele dag op 't bed gebonden en Ina hing over 't bed bij haar en speelde met wat rommel, doch sleet voortdurend de neusjes van haar laarsjes op die ellendige cementen vloer; gelukkig was er een schoonmaker, doch ze moest dan op haar overschoentjes, die natuurlijk te groot waren, rondscharrelen, daar ik maar één paar schoentjes bij me had. Zoals ik reeds vertelde, bleek de proviand die men ons verstrekte niet toereikend; de soep werd al slechter en toen na twee weken bij ons transport nog 600 man kwam, was ze helemaal niet te genieten, we haalden ze, nu ja, men kreeg wat warms, maar voedsel zat er niet in en vaak ging de halve emmer, want men was bij die uitdeling royaal, naar de Russische krijgsgevangenen, een troepje was daar om het terrein enz. schoon te houden, de gangen te vegen etc. Maar er kwam uitkomst en wel uit 't dorp "Wielkowieskie"; de joden aldaar brachten ons door 't prikkeldraad eieren, boter en brood tegen 'n flinke prijs natuurlijk, maar dat was niets als we 't maar kregen. - 't Moest alles stil gebeuren, zodat de wachten het niet zagen, want 't was streng verboden. - 'n Klein, doch zuiver wit, heerlijk vers broodje kostte 70 kopeken (ongeveer 10 sneden) Ina at het in één maal op; eieren 38 kopeken 't stuk, boter 6 Roebel 't pond en een taart van Moskovisch gebak 4½ Roebel. Zolang ik in de "quarantaine" was, gaf ik aan extra voedsel en fooien nog 200 R. uit. - Lang duurde de pret niet, daar de Lager Commandant erachter kwam en het op straffe van 't verdubbelen der "quarantaine" verboden werd, de wachtposten werden tevens verdubbeld en de joden, die gesnapt werden de waren afgenomen. - (Zoals men weet, waren we in het veroverde Duitse Polen). - Ondertussen vertrok ons transport, daar de eerste drie weken om waren en die mensen hadden kisten voorraad eieren en boter gemaakt om naar Duitsland en Oostenrijk mee te nemen. - Er werd namelijk per dag zo ongeveer duizend R. verhandeld en vaak meer. - De reden waarom het kopen verboden was, zat hierin, dat de bewoners van het dorp verplicht waren tegen 'n bepaalde prijs boter en eieren naar Duitsland te verzenden, natuurlijk minder dan ze ons lieten betalen, en de uitvoer op het laatst helemaal staakte, want 't verdween in onze magen. - Wat nu te doen, 't was heus een ernstige kwestie voor ons, we hadden tot heden ook een paar schepjes suiker per dag gekregen bij 't rantsoen, maar dat hield ook op, toen er een nieuw transport aankwam. - De Ordonnance en enkele Duitse soldaten wisten raad en gingen, terwijl Lager Commandant, Opper Commandant, Politie etc. aan tafel zaten, op 'n hol naar 't dorp of 's avonds laat ('t was maar tien minuten lopen) en sleepten van alles binnen, zelfs ham en worst, sigaretten en gebak. - Die lui namen natuurlijk nog 'n flinke winst, doch daar keken we niet naar, als wij 't maar hadden en streken van ons nog flinke fooien op. - 't Waren heus heel geschikte mensen, maar waren op 't punt van omkoperij al wat Russisch geworden, hoewel de overheid vast overtuigd was van 't tegendeel en 't was maar goed ook, want 't was in ons voordeel.Toen, wij Hollanders, 'n week in ’t "Lager" waren, gingen we eens horen, hoe 't met onze papieren stond, daar we direct door mochten reizen als die in orde waren, maar er was nog niets; iedere dag, vaak tweemaal gingen we naar de Politie, werden heel "heus" bejegend, maar er was nog niets voor de Hollanders!" - We begonnen te begrijpen dat men ons aan 't lijntje hield: de Duitsers, die met ons gekomen waren hadden hun papieren al op enkelen na (want 't was een slordige boel op 't Politiebureau en lui waren de mensen daar ook, zodat enkele heren nog 'n paar dagen voor de bepaalde drie en twintig dagen hielpen om hun en papieren van anderen in te vullen, anders waren ze niet op hun tijd afgereisd, enkelen zijn zelfs tot 26 dagen gebleven, wat een heel schandaal van hun kant teweeg bracht) maar van de onzen nog geen spoor.
22
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Ten laatste, op ons herhaald aandringen wat we toch moesten doen om af te reizen, zei men, dat de gezant in Berlijn ons helpen moest, zodat we daarheen een paar telegrammen zonden om hulp, doch er niets op hoorden. Ik besloot 'n brief naar Holland te zenden, doch kreeg hem terug, zond er nog een naar mijne familie om hulp, die zoals ik later hoorde, bij toeval aankwam. M'n zwager en anderen deden alle stappen om ons naar Holland te krijgen en hoorden van de Hollandse gezant, dat hij van niets af wist. Ik was voortdurend maar in angst dat er oorlog tussen Holland en Duitsland zou komen, want dan waren we krijgsgevangenen en in zulk 'n omgeving, zonder m'n man met zo goed als geen kleren bij me, 't leek me te verschrikkelijk en vervolgde me als een nachtmerrie. - Ons transport ging weg op de bepaalde dag en wij, twee Hollandse families bleven achter, binnen 'n paar dagen waren de kamers echter weer gevuld met mensen van 'n volgend transport. Ik had in dien tijd 'n apart kamertje met twee bedden gekregen, ’t keek uit op de grote weg, zodat het vrolijker was en er was nogal passage, vooral Ina had er plezier in en zat, wanneer we niet buiten waren voor 't opengeslagen raam. - We hadden gelukkig zomer gekregen, zodat ik veel in de zon met de kinderen zat, ik sjouwde dan 'n paardendeken naar buiten en zette Mia erop en zelf ging ik er ook op zitten, Ina speelde in de omtrek met zand, stokjes en allerlei rommel, die ze opzocht. M'n kamertje hield ik zo netjes mogelijk, sjouwde iedere dag dekens enz. naar buiten, daar we al last van ieder soort ongedierte hadden gehad, zelfs van 't ergste, zodat ik in het begin met angst ging liggen. 'n Paar heren van ons transport hadden beloofd naar de gezant te Berlijn te gaan, want ieder had medelijden met ons en spraken er over, dat we nog steeds in "quarantaine" zaten. - We hadden hun alle gegevens meegegeven, ook het afschrift van de telegrammen, die we gezonden hadden en gaven nog 'n brief voor de gezant mee, doch hoorden taal noch teken. Wij liepen maar steeds naar de politie en Lager-Commandant, doch kregen steeds hetzelfde antwoord: "Uw gezant moet U helpen". We waren heus ten einde raad, hoe ter wereld zouden we uit die "quarantaine" komen! - De ene week na de andere verliep, wij zonden steeds telegrammen om hulp naar Berlijn, doch geen antwoord, toen eindelijk aan 't eind van de vijfde week een telegram kwam, dat de papieren der Neutralen onderweg waren naar Zowno, een plaats vlakbij ons "Lager", waar de papieren eerst in orde moesten gemaakt. - Achteraf bleek 't nu, dat men ons maar stilletjes had laten wachten, men wist niet wat met ons aan te vangen en men had pas ná de 23 dagen werk van ons gemaakt, had men vanuit Holland er geen spoed achter gezet dan hadden we wellicht nog een maandje daar gezeten. - Wat waren we blij, doch 'k had nog geen rust voordat we de poort van 't Lager achter ons hadden. - 't Duurde nog een week voordat we konden afreizen, er moesten nog kieken van ons genomen en ook vingerafdrukken. In de laatste week was er nog een godsdienstoefening in de open lucht, er waren er meer geweest, doch in 't kerkje, die ik, met 't oog op de kinderen, toch niet mee kon maken. Buiten ging best, daar de kinderen onderwijl op de grond speelden en tevens genoten van 't horen van muziek, dat de zang begeleidde. - De dominee beviel me niet bijzonder, daar hij 't steeds over de politiek had en nota bene bad, dat het Duitse volk mocht overwinnen, dat nu zo schandelijk behandeld en belasterd werd en ze met zegepraal hun vijanden mochten verslaan! 'k Vergat nog te vertellen, dat het zóó koud in "'t Lager" kon zijn, dat we 's avonds de kachel aan moesten maken, 'k Kon vaak niet slapen van de kou; 't mocht feitelijk niet, maar we deden stilletjes, stopten de krijgsgevangen 'n fooi, brood of soep toe, zodat we van hen, die hout moesten hakken voor de keukens, 'n hoeveelheid kregen. - Er waren ook dagen, dat we aardappelen voor de soep moesten schillen, ik was er vrij van, daar ik twee kleine kinderen had en zonder m'n man was. Enige dames bedankten ervoor en zeiden, dat ze 't werk niet gewoon waren, de anderen gingen wel, doch bedankten er de tweede keer ook voor, zodat men het de vrouwen uit "Block I" liet doen. Ten laatste was de dag voor ons vertrek aangebroken, door ieder gelukgewenst, dat we eindelijk weg konden, onze papieren waren zóó door de gezant in orde gemaakt, dat we ook over de Hollandse grens konden. - 't Was nog haasten vrijdagmorgen 30 mei om op tijd klaar te komen; we moesten allen gebaad, doch gaven maar 'n fooi aan de ordonnance en waren daarmee klaar, toen enige malen in 't Politiebureau geroepen om papieren te tekenen, naar de dokter om ogen en mond te laten onderzoeken en om twaalf uur kant en klaar voor "Block I" te staan, waar de bagage opgeladen werd en wij erbij en gelukkig binnen 'n minuut of vijf waren we buiten het hek.
23
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
We waren nog 'n eindje sporen van de Duitse grens af, twee uur lopen en kwamen aan het grensstation Wirballen, waar onze bagage onderzocht werd en we ons Oost-geld, dat we voor ons Russische geld in de "quarantaine" gewisseld hadden, voor Duits afgaven. - Papieren werden nagezien en met het nazien van de bagage waren ze heus niet al te streng en geloofden ons op ons erewoord; alleen nam men van mij 'n paar kinderboeken af, die bovenop lagen. We voelden ons weer vrij mens nu we uit die gevangenschap waren. Als het me op de reis en in de "quarantaine" te machtig werd, dacht ik maar aan 'n paar regels van 't bekende versje: In U, trouw Vaderland / Rust heel mijn toekomst, heel mijn lot. We reisden niet de gewone route over Bentheim, maar op onze pas stond aangegeven over Elten; 't was 'n ellendige reis, steeds overstappen, tussen Berlijn en Elten was nog wel viermaal overstappen en op zulke kleine stations, zodat we geen "witkielen" [kruiers] krijgen konden, doch we alles zelf uit de coupé moesten sjouwen. Ik had nog een koffer in Wirballen aangegeven voor de goederenwagen, doch toen ik in Berlijn kwam, was ze er niet. Ik had erg 't land in, daar het alles was hetgeen ik uit Rusland mee had kunnen nemen, gouden sieraden, wat souvenirs en nog 'n paar bankjes van 1000 R. 'k Gaf 't natuurlijk dadelijk aan en kreeg de koffer, toen ik 'n week in Holland was in ongeschonden staat terug. Van Berlijn naar de grens hadden we 'n slaapwagen besteld, doch daar was geen kwestie van, daar een week tevoren de slaapplaatsen al besproken waren. De trein was stampvol en met veel overleg en inschikkelijkheid van de passagiers kon ik 'n klein plaatsje voor de kinderen vinden om te liggen, voor ons was er geen kwestie van, ieder ogenblik waren ze wakker. Zaterdagavond om half negen kwamen we te Emmerik aan; we maakten op ieder 'n vreemde indruk, met pelzen aan en mutsen op midden in de zomer en 'n hoeveelheid bagage; ieder, die met ons in aanraking kwam, informeerde waar we vandaan kwamen, de chef kwam op ons aangestormd en was ons in alles behulpzaam. We bleven de nacht in 'n hotel, doch moesten eerst nog met onze pas naar het Politiebureau, 'n half uur lopen van 't hotel, de kinderen huilden van slaap en honger, doch ik moest persoonlijk gaan. De volgende dag om half negen vertrokken we, werden ook zeer royaal en voorkomend te Zevenaar behandeld en moesten ook aan ieder van hen onze lotgevallen vertellen. Wat was ik blij op Hollandse bodem te staan, men gaf ons een coupé voor ons alleen; en 's middags om drie uur kwam ik, erg moe, maar gezond, te Amsterdam aan. Citaten uit brieven van LW aan OLM, 1919 Joesovka, 30 januari/12 februari 1919 […] De mijn is voortdurend het toneel van gevechten tussen Bolsjewiken en Vrijwilligers met Kozakken. Kanon en geweerschoten volgen elkaar op. Tot nu zijn wij er gunstig afgekomen. Ik moest hier voor de zaak zijn en denk morgen naar Taganrog te reizen. Ik kan niet naar Jane gaan omdat het vreeslijk koud is zonder pels en een rijtuig heen en terug R. 80.- zal kosten. […] Rostoff-Don, 16/29 augustus 1919 […] Hoe graag zou ik thans met Kees per aeroplan achter "nasja chata" op de akker neerstrijken om te zien hoe je alle het maakt. We hebben met Cornelis een gevaarlijke tijd doorleefd en beide gevangen gezeten; Kees 7 en ik 20 dagen in de Bloedraad. Laten we hopen dat zulk een schrikbewind niet meer herhaald zal worden. In Charkof vooral is door deze "Tsjerewitsjaika" of Opperste raad afschuwelijk huisgehouden, ook twee stations van de mijn te Jama moeten een paar honderd mensen ter dood veroordeeld zijn en veelal op gruwelijke wijze, en dat gebeurt alles op rekening van de schone leuze "Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap.[…] Stoupky, 1/14 oktober 1919 […] De roebel is thans niet meer waard dan 20 ko. Alles is hier ongelofelijk duur zodat Kees en ik bijna geen kleren hebben. Een hemd kost R.500.-, een gewoon kostuum R.4000.-, een Russisch pond boter (4 ons) R.60. Het zout verkopen wij tegen R.8.- per poed, maar er zijn weinig wagons. Overigens maken wij het goed. Steenhoven is al 2 maanden van plan naar Holland te gaan […]
24
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Rostof a/Don 4/17 November 1919 […] Gelukkig ontvingen wij berichten van je door den heer Marx en Uchtman nadat we meer dan een jaar niets van je gehoord hebben. […] Zoals je nu wel zult weten hebben de Bolsjewiken Kees en mij in de gevangenis gehouden en onze kleren enz. geroofd. Bij de verbazingwekkende duurte is het niet gemakkelijk alles weer nieuw te kopen, maar gelukkig hebben we het nodige. We zullen hopen dat nu verder ons leven en de toestand hier minder gevaarlijk worden, ofschoon voorlopig nog wel te wensen overlaat.[…] Citaten uit het dagboek van Oom Erwin 7 februari 1920 […] Van Vellinga (amanuensis en conciërge) hoorde ik dat meneer Marx onderweg naar Nederland gestorven was […] kwam ik mevrouw Marx tegen die me vertelde dat Vader, Kees en meneer Uchtman op reis naar Holland waren. Moeder had thuis ook bericht van meneer Scherrer gekregen. 6 maart 1920 […] Om 12 uur ontvingen wij een telegram van vader, om 10 uur uit Rozendaal verzonden. Hij zou eerst met Kees naar Helvoet en Den Haag gaan en dan woensdag thuis komen. Dit bracht vooral bij de kleintjes veel vreugde. […] 10 maart 1920 […] Om half twee kwamen Vader en Kees thuis. Vader vertelde van z'n wedervaren in Rusland o.a. hoe hij 3 weken en Kees 2 week in de gevangenis zijn geweest omdat op de mijn dan weer de Vrijwilligers en dan weer de Bolschewiekie de baas waren. Ook over hun reis eerst met 2 later 1 wagen in 10 dagen naar Rostov met Marx. In Rostov met Uchtman en familie stierf meneer Marx. In Noworossiesk met een Franse boot naar Constantinopel, daar een paar weken, toen naar Marseille met een boot daar was juist spoorwegstaking, met militaire trein naar Parijs, 2 dagen later naar Nederland over België. Toen naar Hellevoetsluis, Den Haag en daarna naar huis […].
Citaten uit zakelijke verslagen van LW aan het bestuur van de Hollandse Maatschappij 12 en 20 maart 1920 Blaricum, 12 maart 1920 [….] Na een reis van 6 weken die door een korte gevangenis in Duitsland onderbroken werd, kwam ik in April 1918 te Stoupky aan. Het Bolsjewistisch bewind was toen aan ’t roer, doch moest in de maand Mei plaats maken voor de Duitse troepen die Zuid-Rusland bezet hielden tot de Herfst 1918. Gedurende deze periode werd het werk op de mijn weliswaar niet normaal maar rees meer en meer de verwachting dat de handel en industrie geleidelijk betere voorwaarden tegemoet gingen. De zaken gingen over ’t algemeen gunstig, alhoewel kolenproductie en verkeer 50% van vroeger bedroeg. Behalve het Nicolajef of Romanof geld waren in omloop het Doema, Kerenski en twee soorten Oekraïns geld, waarbij later nog verschenen 2 soorten Sowjet geld, dat van de Don Regering, van de Rostower Rijksbank en ten slotte van het Vereend Rusland (Denikien). Na de omwenteling in Duitsland, trokken de Duitse legers uit Zuid-Rusland weg, de verwachte legers der Entente verschenen niet en ontstond de strijd tussen de legers van Petloera, Bolsjewiken en Vrijwilligers. Omrede de ervaring had getoond dat bij elke verandering van bewind de banken zonder geldmiddelen bleven en men dus deposito’s niet kon uitnutten hadden wij een aanzienlijk bedrag aan contanten in Kas gehouden. Aangezien geheimen van administratie veelal beschouwd werden als bourgeoise wanbegrippen en een grote kasvoorraad de begeerten zouden kunnen opwekken, heb ik 1.000.000,- Rs. Uit de Kas op rek. Hoofdkantoor in Holland afgeschreven en gelegd in safes te Charkof en Bachmoet en gedeeltelijk op Rekeningen van Het Bestuur der Hollandsche Maatschappij bij de Wolga Kamabank en Disconto bank te Charkof.
25
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
12/25 December 1918 kwam mij ’s avonds de militionnair die op kantoor de wacht hield zeggen dat hem per telefoon door de Staf der Bolsjewieken vanuit Teretschenko gelast werd mij te arresteren en de sleutels van de Kas te nemen. Ik ging de Steppe op en wilde langs een omweg Bachmoet bereiken, daar echter van die kant geschoten werd, overnachtte ik bij een werkman in het dorp Iljinofka. Van nu af overnachtte ik niet meer in mijn woning, doch elders op de mijn of in Bachmoet. De soldaten van Petloera waren in December weggetrokken en van die tijd begon de strijd tussen Bolsjewiken en Vrijwilligers (Denikien). De laatsten waren veel geringer in getal, meest officieren, gedroegen zich bescheiden en dapper en wekten sympathie en overtuiging dat spoedig weer een tijd van orde zou aanbreken. In de Kaukasus waren de Bolsjewiken overwonnen en in Januari 1919 werden versterkingen vandaar verwacht. Ondertussen was ik voor de zaak naar Joezovka en Taganrog geweest en bij mijn terugkomst over de gevechtslinie door de Bolsjewiken gearresteerd. Na twintig dagen gevangenis waaruit ik bevrijd werd dankzij de op een vergadering door de werklieden en personeel uitgebrachte stemmenmeerderheid, moest ik in Bachmoet blijven omrede mijn verblijf op de mijn niet werd toegestaan. Dat duurde voort tot de Vrijwilligers van tanks voorzien waren die een vreselijke paniek onder de Bolsjewiken teweeg brachten met het gevolg dat in April de Vrijwilligers weer op onze mijn waren en de Roden achtereenvolgens verder Noordwaarts werden teruggedreven tot aan Brjansk. Nu brak weer een tijd aan van verlichting. […] De Heer Marx kwam in oktober (1919 dus) te Stoupky aan, spoedig daarop reisden wij samen naar Rostof met de Heer Lauterstein en mijn zoon. Het geld dat met veel moeite en gevaar in de safes bewaard lag had ik eerst uit Charkof naar Bachmoet gebracht en nu namen wij het alles naar Rostof. Het weer was erg ongunstig, onze treinen kwamen een etmaal en meer in Rostof te laat aan, waar de Heer Boelgakof als medeoprichter ons zou wachten om de eerste Algemene Vergadering van de nieuwe Maatschappij te houden. Op die Vergadering werden verwacht de Heer Boelgakof, Marx, ik, de Heer Terwen, De Heer Lewis en nog een paar personen uit Rostof. De Heer Boelgakof had bericht ontvangen dat zijn zoon gesneuveld was in het Vrijwilliger leger en was daarom naar Charkof vertrokken. De Algemene Vergadering kon niet doorgaan en in afwachting dat de Heer Boelgakof spoedig terug zou keren hadden wij voorlopig de verplichte deponering van 500.000,- Rs. in de Rijksbank op naam der Maatschappij volbracht. Wij hadden in Augustus de voorlopige toestemming verkregen de nieuwe Maatschappij in werking te zetten en een contract met de Regering afgesloten tot levering tegen matige prijs van zout. Hierdoor verkregen wij de medewerking in velerlei gevallen van de Regering. Eveneens werkten wij met de Bonden van Coöperatieve Verenigingen door wie wij voordelige goederen in ruil verkregen. Het grote gebrek aan wagons en het voortdurend uitbreiden van gebied dat door de Vrijwillige en Kozakken legers bezet werd en het groot gebrek aan alle levensmiddelen dat in die veroverde streken bestond, hadden ten gevolge dat de navraag naar zout de mogelijkheid tot levering sterk overtrof en dat de zoutprijzen enorm stegen. Aan het spoorpersoneel werd door speculanten 10-20 en 30.000 Rs. betaald alleen om de wagon te krijgen. De verkoop van zout met voeren was met goed weer van de ochtend tot de avond. De passagiertreinen die alle uitsluitend uit goederenwagons bestonden waren overvol van Zakkendragers d.w.z. mannen en vrouwen die reisden tussen de plaatsen waar voorraden en behoefte daaraan waren en voornamelijk met zakken meel, olie. Ook van zulke kopers was de mijn vol, zodanig dat ze soms 2 dagen moesten wachten alvorens ze bediend konden worden. Vele van dit soort speculanten waren arbeiders van fabrieken, kolenmijnen of spoorwegen, die aan zulke werkzaamheden de voorkeur gaven boven hun gewone werk. Velen reisden ook voor levensmiddelen omrede die op het werk niet aanwezig waren.
26
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
De wagonkopers maakten ook grof geld van het zout bij verkoop in de grensgebieden; het kostte echter veel geld, moeite en gevaar de goederen te vervoeren omrede veel daarvan onderweg gestolen werd, niettegenstaande de wagons een begeleider hadden en veel smeergelden nodig waren de wagon vooruit te krijgen. De kopers streken neer als zwermen bijen en de een meer bescheiden, en de ander in meer brutale vorm verlangende het eerst te worden bediend. Ook waren er die hun toevlucht namen tot verdachtmaking van mij bij de Procureur zodat ik op een ochtend van half zeven tot half één de chef van de geheime politieke afdeling met drie personen in mijn woning had, die mijn schrijftafel etc. doorzocht, en mij met verontschuldiging wegens de ongegronde aanklacht verlieten. Meer en meer begonnen ook de militairen aan die speculaties deel te nemen. Jonge officieren kwamen met locomotief en wagons van het front voor zout, zogenaamd voor het leger. Grotendeels werd dat verkocht met grote winst en in het leger breidde zich het drankmisbruik en zorgeloosheid meer en meer uit. Dat ging natuurlijk over op de soldaten en vooral ook de invaliden lieten zich veel gebruiken als middel voor speculanten om op soms brutale wijze de goederen af te dwingen. Met het oog op de vele moeilijkheden en de noodzakelijkheid voor mij van de mijn afwezig te zijn had ik een Russische mijningenieur aangenomen. Over ’t algemeen was het moeilijk goed betrouwbaar personeel te krijgen, hetgeen ook bij de nieuwe Maatschappij moeilijkheden opleverde. De twee gebroeders Suchatsjef, waarvan de eerste op de mijn en de tweede voor Rostof werkten, hebben zich als zeer getrouw en eerlijk gedragen. Ik hoop dat hen van de zijde der Bolsjewiken geen leed zal geschieden en dat de Maatschappij later dat niet zal vergeten. Ook de oude molenbaas Frolaf, de steiger, de baizhauder [?] en de kassier waren onverdeeld aan de zijde der Maatschappij en ik vrees voor de eerste twee dat hun onaangenaamheden zullen worden aangedaan. Voor de nieuwe Maatschappij had ik een boekhouder aangenomen in Augustus op salaris van Rs. 2500.- per maand. Hij verbrak echter zijn belofte omdat hem in zijn betrekking het salaris verdubbeld werd. Ik beloofde mijn instemming met Rs. 5000.- waarop hij een brief van bevestiging tekende en later schreef hij weer niet te kunnen komen omdat hij een salaris van Rs.8000.- gekregen had. Daardoor was veel tijd verstreken. In Rostof vond ik tenslotte een passend boekhouder maar die verlangde RS. 10.000.- per maand. Ik kon niet dadelijk daartoe besluiten en wilde de terugkomst van de Heer Marx en de Heer Boelgakof uit Charkof afwachten. Hierdoor is de Hoofdboekhouding van de nieuwe Maatschappij ongedaan en zijn slechts aantekeningen aanwezig van de gedane transacties. De Balans op de mijn over 1918 en 1919 is opzettelijk niet afgedaan omrede het ongewenst was ten opzichte van de heersende omstandigheden dat het openbaar werd dat aanzienlijke winst aanwezig was en tevens omrede de Winstbelasting volgens de laatste van kracht gebleven voorschriften de winstbelasting boven zeker percent tot 85% van de winst bedroeg terwijl bij omzetting in buitenlandse valuta de winst in verlies zou veranderen. Ook andere buitenlandse Maatschappijen hebben desgelijks gehandeld. Wanneer de toestanden in Rusland zullen toelaten tot meer normaal werk te komen, dient zeer ernstig overlegd te worden hoe de boekhouding en afrekening op te maken, want daarvan hangt af hoe de eindbalans zal uitvallen en tevens de vraag hoe ten opzichte van de fiscus de Buitenlandse ondernemingen zullen te staan komen. De Heren Marx en Lauterstein vertrokken 14/27 Nov. Van Rostof naar Charkof om de door de Regering te Rostof voor ons toegestane extra wagons te ontvangen, zout uit ons depot in andere goederen om te ruilen, een wagon suiker af te rekenen enz. 18 Nov/1Dec ’19 vertrok mijn zoon naar Charkof met nieuwe toestemmingen voor zoutleveringen in het Dongebied tegen ruil van andere goederen voor een som van R.300.000. 20 Nov/3Dec ontving ik een dringend telegram uit Charkof van Consul Uchtman onmiddellijk naar de mijn terug te reizen. Bij mijn thuiskomst was mijn zoon terug uit Charkof terwijl de Heer Marx met de ziek geworden Heer Lauterstein een paar dagen later aankwam. Enkele dagen daarna gingen de Heer Marx en ik de Heer Lauterstein begraven die aan tyfus overleden was.
27
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
De Heer Marx was met veel moeite uit Charkof weggekomen in een goederenwagon waarin de Heer Uchtman met familie en kennissen reisden. Door de nadering van de Bolsjewiken was in Charkof een hevige paniek onder de bevolking. Alle treinen, goederenwagons, waren overvol tot op de daken, van reizigers en goederen. Ondertussen ontvingen wij zeer tegensprekende berichten namelijk dat Charkof weer was teruggenomen en dat de Bolsjewiken spoedig voort rukten. Van de terugtrekkende legers stonden station Stoupky vol militaire treinen en de stafofficieren die op de mijn waren ingekwartierd hielden vol dat de Roden niet tot het Donetz bassin zouden worden toegelaten. Ondertussen had ik met de Heer Marx besloten onze voornaamste documenten, brieven en eigen inboedel in Rostof of Jekaterinodar in zekerheid te brengen en daar het Hoofdkantoor voor de Hollandsche Maatschappij en de nieuwe Maatschappij in te richten. Daartoe vraagden wij een wagon aan en hadden de nodige goederen ingepakt. De Rijksbank en andere officiële lichamen bleven nog functioneren en de Commandant van station Bachmoet gaf ons ten antwoord de wagon te zullen geven indien Bachmoet zal evacueren. Wij gingen voort zoveel mogelijk maatregelen te nemen voor onze reis maar werden voortdurend daarin door vele beslommeringen opgehouden. 5/18 Dec. vernamen wij in Bachmoet dat de politieke politie mij en de Heer Marx wilden arresteren zogenaamd wegens speculatie maar inderdaad werd er bij gezegd dat men Rs. 100.000.- afkoopsom van ons wilde hebben. Wij hadden daarop besloten met twee vrachtwagens en 4 paarden zo spoedig mogelijk de mijn te verlaten, de meeste inboedel achterlatende, omrede ons noch van de Witten noch van de Roden iets goeds te wachten stond. Wij hebben toen in haast remises van de Bachmoeter deposito’s naar Rostof en Jekaterinodar gemaakt en vertrokken onder moeilijkheden ’s nachts 8/21 Dec. Van de mijn en reden voort tot Rostof achterhaald door de vluchtende en plunderende Kozakken. Het grootste deel ook van deze bagage moesten wij verstopt onder het hooi achterlaten bij een Duitse kolonist; daaronder waren ook de boeken en papieren der Maatschappij. Het ging hier om ons leven dat toch voortdurend in gevaar was. In Rostof kwamen wij na tien dagen aan. De Heer Marx werd in Rostof ziek doch was na enkele dagen hersteld. In Rostof bleek al spoedig dat niet een deel van het leger zich terugtrok maar dat het gehele leger van Denikien en van de Kozakken gedemoraliseerd in alle haast zich terugtrok en ieder in Rostof zo spoedig mogelijk trachtte naar het Zuiden te vluchten. In de wagon werd de heer Marx weer ziek en het was moeilijk hem goede verzorging te geven in een wagon met 26 mensen en half vol goederen. Een militaire dokter die hem telkens bezocht en inspuitingen deed kon helaas geen verbetering in de ongelukkige toestand brengen. Twee dagen lag de Heer Marx te ijlen en is niet meer bij kennis gekomen, op de avond van 9 Januari is hij op Station Ottomanskaia gestorven, bij al deze ellende was dit verlies het zwaarste was wij moesten doormaken. Zodra het de volgende ochtend dag werd ging ik in het naastbij gelegen dorp vanwaar de Russische geestelijke de begrafenis op zich nam terwijl de plaatselijke gendarme onderofficier op zich nam na te gaan dat alles behoorlijk zou uitgevoerd worden. Wij vertrokken daarop verder en waren nog tien dagen onderweg tot Nowo-Rossisk. De mijn verlieten wij in goede toestand. De voorraad uitgewerkt zout was 3.000.000,- poed; springstoffen waren in ruime mate aanwezig eveneens de materialen in het magazijn. Een ketel die reeds in 1918 gekocht was voor Rs. 3500,- hebben wij bijbetaald tot Rs. 150.000,- en tenslotte niet ontvangen. De gebouwen, machinerieën, woonhuizen waren allen in goede staat en ongetwijfeld vertegenwoordigt de mijn een aanmerkelijk hogere waarde dan waarvoor alles op de balans gebracht staat, omrede het bouwen van een nieuwen mijn ook later bij terugkeer van meer normale toestanden zulk een werk enkele malen duurder zal te staan komen. Verschillende personen zochten in Rusland een zoutmijn te kopen en ook de Moskower coöperatieve bond verzocht mij hem bij den verkoop te adviseren. […]
28
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Over ’t algemeen gingen de zaken, afgezien van de menigte onaangenaamheden, voorspoedig en met de nieuwe Maatschappij hadden wij ongetwijfeld tot goede resultaten gekomen ware het niet dat zo plotseling en geheel onverwacht de vrijwillige legers ineengestort zijn. Het is natuurlijk erg treurig dat alles zo ellendig is afgelopen.
Blaricum, 20 maart 1920 […] In vervolg op brief dato 12 Maart j.l. heb ik de eer U mede te delen, dat ik met de heer J.W. Scherrer de bagage van de heer Marx by de familie in Bussum heb afgegeven, en enkele papieren de Maatschappij en salaris betreffende daaruit genomen. […] Al dit geld is door de heer Marx uit de safe genomen en is ingepakt door hem met mijn zoon in twee pakken waarvan het ene in de handkoffer van de heer Marx en het andere in mijn bagage was. Mijn zoon heeft de heer Marx geholpen met het pakken van zijn goud/goed[?] en zulks dat behalve het pak geld de koffer ook vol kleren gepakt was. Ik kan niet zeggen wat nog meer daaruit ontvreemd is, maar zeker was er ook van hemzelf nog remise bij. Het moet dus op de reis van Nowo-Rossisk tot Constantinopel gelijktijdig met de diefstal in de bagage van de heer Uchtman ook uit onze bagage gestolen zijn. Nu had ik de sleutel van de koffer van de heer Marx niet, terwijl in onze koffer het pak geld lag ingepakt, zo dat ik niet op de gedachte kwam dat daaruit was weggenomen. Dat uit mijn kleine handkoffer niet is gestolen verklaar ik zo, dat daarin slechts een klein bedrag, de nalatenschap van mijn schoonmoeder voor mijn vrouw aanwezig was merendeels aan rentepapier; bovendien maakte ik dat koffertje herhaaldelijk open omrede daarin lagen mijn eerste reisbenodigdheden en blijkbaar was de dief geen gewone misdadiger. Dat dit ongeval al de ellende nog komt vermeerderen drukt mij gedurig en ook ik zie achteraf wel in dat we gemeenschappelijk de bagage beter hadden kunnen bewaken. [...] Voor ’t algemeen is alles in grote verwarring gegaan en door gebrek aan degelijke hulp is ook de boekhouding in een toestand die niet gemakkelijk in orde te brengen zal zijn. Citaten uit het artikel "De Revolutie? Pure Noodzaak" van Dick Walda in gesprek met ir. A.J.C. Uchtman oud-Nederlands consul te Rusland "Ja, 't moest gebeuren, die revolutie. Iedereen wist dat wel. Het was toentertijd in Rusland een grote chaos, een corrupte boel." […] Tot 1916 was de heer Uchtman Nederlands honorair-consul te Charkow. Van 1917 tot 1920 werd hij consul in werkelijke dienst. Aangezien de meeste diplomaten naar het Westen vluchtten, behartigde hij eveneens de Poolse, Belgische en Franse belangen als vertegenwoordiger van een neutraal land. Hij was in die jaren bovendien hoofdvertegenwoordiger van het Deense Rode Kruis. Hij regelde o.a. met 17 treinen het transport en vertrek van vele buitenlandse vluchtelingen, keerde eind augustus '19 met ca. 125 vluchtelingen terug naar Nederland en vertrok na een paar weken weer naar Rusland met een zending medicamenten […] De nerveus geworden diplomaten en zakenmensen belegden overal tal van bijeenkomsten, waarin overleg werd gepleegd over de te volgen gedragslijn. Toen het eenmaal "zover was" vluchtten de meesten weg. De revolutie zelf maakte de heer Uchtman in Charkow mee. Er werd fel gevochten. De ene dag bezetten de rode revolutionairen de stad, terwijl de volgende dag de witte contra revolutionairen weer heer en meester schenen. Het duurde meer dan een half jaar voordat de contra revolutionairen voorgoed uit het Zuiden verdreven werden. […] "Naast de enorme chaos in het land waren er de besmettelijke ziekten", vertelt Uchtman. Overal heerste vlektyfus en pokken. Treinen reden er bijna niet. De mensen zaten dagenlang op de stations te wachten op een trein. Overal lagen doden die aan vlektyfus bezweken waren. Ik heb zelf ook vlektyfus gehad. Het was een verschrikkelijke toestand. Ter bestrijding van allerlei ziekten was totaal niets aanwezig. Met petroleum werden de huizen ontsmet en de mensen ontluisd. Treinen werden niet meer gerepareerd. Als ze defect raakten, werden ze op een zijspoor gerangeerd en iedere dag kwamen er meer kapotte wagons bij. De bielzen
29
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
van de zijsporen werden opgebroken om de locomotieven te laten rijden. De machinist had altijd een geweldige bijl bij zich om onderweg van brandstof verzekerd te zijn." In 1917 en tijdens de jaren daarna leek het Russische rijk op een conglomeraat van vreemde volkeren. Er waren immers de door het land zwervende of gevangen onderdelen van legers uit vele Europese landen, die in de oorlog '14-'18 gevochten hadden. Al die gevangen genomen en zwervende soldaten moesten uiteindelijk terug naar hun vaderland en hadden in die tussentijd voedsel nodig […] Niet minder dan 17 treinen met vluchtelingen en krijgsgevangenen liet hij naar Odessa of Noworossisk vertrekken, vanwaar ze verder per schip via Konstantinopel naar Marseille vervoerd werden. De moeilijkheden om in het ontwrichte land treinen met militaire bewaking voor een dergelijk doel te krijgen laten zich raden … […] "In de buurt van Taganrog stond plotseling het hele transport stil. Het was enorm koud, januari, de veewagens waren uiteraard onverwarmd, we deden van alles om ons een beetje warm te houden. Na een tijdje liep ik naar voren, de trein was abnormaal lang. Daardoor duurde het even voordat ik bij de kop van de trein kwam. Tot mijn grote schrik zag ik dat de locomotief en de eerste goederenwagon spoorloos verdwenen waren. Locomotieven waren in die dagen goud waard en waarschijnlijk was de machinist omgekocht. Ik ben toen met enige anderen langs de rails gaan lopen totdat we bij een posthuis kwamen. Via de telefoon kreeg ik na veel geharrewar contact met het hoofdkwartier van de Engelse troepen in Taganrog en ik vertelde onze toestand. Na vier uur wachten in de bittere kou kwam er een locomotief opdagen met een Engelse militair als machinist. […]
Brief over de terugreis van december 1919 tot maart 1920 van Cornelis [Kees] van den Muyzenberg aan de weduwe Marx-van der Roest, op haar verzoek op 10 september 1921 geschreven. Hilversum. 10. Sept. 1921 Geachte Mevrouw, Reeds geruime tijd geleden beloofde ik u een beschrijving te maken over de laatste tijd die ik met uw man heb mogen doorbrengen. Ik begin met de tijd dat uw man in 1919 uit Holland terug zou komen. Op een goede dag kwam er een telegram dat hij en mijnheer Uchtman naar Rusland waren vertrokken en levensmiddelen mee zouden brengen. We rekenden al uit, dat over zoveel tijd zouden uw man en mijnheer Uchtman aankomen. Doch veel vlugger dan we dachten kregen we uit Charlamofka telefonisch bericht dat uw man in Stoupky zou aankomen, dat was in October 1919. Om 1 uur zou uw man op de mijn zijn. Wat een blijdschap in huis, eindelijk zouden we dan eens betrouwbare berichten uit Holland krijgen en ja om 1 uur stond een rijtuig voor de deur stil en mochten vader en ik uw man in Stoupky welkom heten. Na 't eten hadden uw man en vader natuurlijk erg veel met elkaar te bespreken. Nadat mijnheer Marx een beetje uitgerust was zijn we samen even een kijkje wezen nemen in 't huis waar u in heeft gewoond. Maar oh, wat hadden die bolsjewieken daar een bende gemaakt, alles open en overhoop gegooid. Uw man was erg ontstemd over die bolsjewieken en toen we van de ene kamer in de andere gingen zei hij tegen mij: "Wil je wel geloven Kees, dat ik op 't ogenblik een sigaret rokende achter de mitrailleur zou kunnen zitten vuren zonder ook maar een greintje medelijden met die ellendelingen te hebben". Nu dat kon ik me heel goed voorstellen. Nadat we de grootste rommel aan kant hadden gedaan, ging uw man naar 't kantoor. De eerste paar dagen was hij bij ons in huis tot er een paar kamers klaar waren, waar hij in kon wonen. Al gauw begon weer het drukke mijnleven en het vele reizen, dan naar Charkof en dan weer naar Rostof of Taganrog. Twee keer zijn we met z'n vieren in Rostof geweest n.l. uw man, mijnheer Lauterstein, vader en ik. Meestal hadden we het er erg druk. Toch weet ik nog wel momenten dat we het niet zo erg druk hadden of dat we het erg gezellig hadden. In Rostof aten we altijd in 't restaurant "Caur Demo"[?], dan zaten we heel gezellig bij elkaar. Ook zijn we een keer naar de bioscoop geweest, maar meestal zaten we. 's Avonds waren we meestal thuis. Het was maar hoogst zelden als Uw man over hoofdpijn klaagde.
30
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Nadat we een paar dagen druk hadden rondgelopen moesten uw man en mijnheer Lauterstein naar Charkof, doch daar er haast bij was en enige papieren nog niet in orde waren zou ik, zodra die papieren klaar waren, ook naar Charkof vertrekken. Enige dagen, nadat Uw man vertrokken was kon ik ook eindelijk gaan. De reis ging heel goed tot Charkof, maar nauwelijks was ik in Charkof of op 't station vond ik een drukte die ik maar zelden had gezien. Ik kwam er 's nachts ± 2 uur aan en moest toen wachten tot 7 uur eer ik een slee had om de stad in te gaan. Op 't station was 't gewoonweg een bazaar, iedereen met koffers, kisten, dozen enz. alles vluchtte de stad uit. Ik begreep dat de toestand erger was als wij in Rostof konden veronderstellen. Maar ik dacht bij mezelf: "geen moed verliezen". Om 7 uur vertrok ik naar de Rimarskaja oektza [?] waar ik uw man en mijnheer Lauterstein nog te bed vond, doch na herhaald kloppen werd me open gedaan en daar stond ik voor uw man. Nauwelijks hadden we elkaar begroet of uw man zegt tegen mij: "Kees je kunt gerust de rode ster op je muts doen want hier kom je niet vandaan, mijnheer Uchtman heeft met grote moeite 2 plaatsen voor ons weten te bemachtigen in een wagon en ik vrees dat je mee zult kunnen gaan maar ik zal proberen". Zonder enige bedoeling zei ik toen uit de grap: "we zullen zien wie 't eerst in Stoupky is u of ik". Toen 't goed dag was en de kantoren open waren vertrokken uw man en ik ieder op eigen gelegenheid om onze zaken af te doen terwijl mijnheer Lauterstein thuis bleef, daar hij zich niet lekker voelde. Nadat mijn zaken waren afgedaan ging ik op 't station weer eens een kijkje nemen om te zien of mijn neven [Kamerist] er nog waren en ja na enig zoeken vond ik ze op een andere lijn staan met hun wagon klaar om te vertrekken, ik er heen en ja ik kon mee, als ik maar zorgde dat ik binnen 't uur terug was daar anders de trein zou zijn vertrokken. Ik zo vlug als ik kon naar de Rimarskaja om mijn boeltje te halen en 't duurde niet lang of ik was weer terug en mijn bagage in de wagon, maar 't duurde nog tot 's nachts toe eer wij vertrokken. Eindelijk na 4 dagen was ik weer in Stoupky. De volgende morgen kwam vader uit Rostof en enige dagen later verscheen uw man ook uit Charkof. Nu begon 't sorteren en inpakken van alles wat maar ingepakt kon worden, want we moesten ons klaar maken om elke dag te kunnen vertrekken. Nu kwam de dood van mijnheer Lauterstein daartussen en het bezoek van de officieren van de Staf en van de mijningenieur die bij vader en uw man waren ondergebracht ook niet erg te pas. En jawel eerder als wij dachten moesten we 's nachts de 22/23 december 1919 vertrekken. Doch dat ging niet zo goed als wij wel wilden. Een onderofficier van de militaire politie wilde ons niet laten vertrekken doch na 't geven van enige briefjes konden we onze weg aanvangen. We waren met z'n 6en. Uw man, vader, de keukenmeid van uw man, een koetsier, een politiesoldaat en ik. We hadden 2 wagens elk met 2 stevige paarden bespannen. Petro, de broer van Iwan, was koetsier van het ene span en ik mende de voorste wagen. Met stille trom trokken we midden in de nacht weg, niet wetende of we ooit Stoupky zouden terug zien. De heer van der Steenhoven, die vader en uw man hadden overtuigd mee te gaan, kwam de avond te voren zeggen dat zijn vrouw tegen het vertrek was en zo hebben we alles achtergelaten. Na een tocht van 30 km hielden we halt in Nikitofka, waar we ons middagmaal gebruikten. Daarna reden we door tot de kolenmijn Gorlofka waar we de eersten nacht overbleven. Hier hadden we weer een klein incident; de militaire man eiste hier onze paarden terug doch met veel moeite kregen we dan toch de paarden weer mee en vertrokken de volgende morgen weer verder. Het weer was matig, tamelijk koud, de weg heuvel op heuvel af zodat we niet te vlug vooruit kwamen. Tegen de avond hadden we een sneeuwjacht en eindelijk bereikten we een dorpje waar we na enig zoeken plaats kregen om te slapen. De volgende morgen gingen we weer met frisse moed verder tot we in een Duitse kolonie te land kwamen waar we de nacht weer doorbrachten. De volgende dag gingen we naar Nieuw Rotofka, hier werden we erg vriendelijk gehuisvest maar die dag was voor ons erg zwaar want er was sneeuw en regen gevallen, dat was de 2de kerstdag, 's avonds gingen we in de school luisteren hoe daar de kinderen van de kolonisten onderwijs in 't zingen kregen. De volgende dag gingen we niet te vroeg weg, want de paarden moesten een beetje ontzien worden daar de weg erg slecht was. Nu was 't van Nieuw Rotofka naar Oud Rotofka maar 10 km, maar de weg was zo slecht dat we de hele middag nodig hadden om er te komen. Nieuw Rotofka gingen we uit met beide wagens tegelijk doch al gauw moesten we een wagen in de steek laten om voor de andere wagen 2 paarden bij te spannen, en zo ging 't tot Oud Rotofka. Toen namen de koetsier en ik ieder 2 paarden en gingen de 2de wagen halen, die we in de steppen achtergelaten hadden. De volgende dag gingen we betrekkelijk vroeg weg maar de weg was gedurende de nacht nog niet veel beter geworden zodat we met moeite bij een Taurische boer kwamen waar we de 6de nacht doorbrachten. Hier hebben we nog kalkoen gegeten en heerlijke yoghurt
31
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
die uw man zoo bijzonder roemde. De volgende morgen gingen we weer verder, nu was de weg wat harder door de vorst zodat we een flink eind vooruitkwamen. De koude was hevig en op de open boeren wagens zwaar te verdragen, zodat vader en uw man en Nastja langs de wagens gingen lopen om niet te bevriezen. Ik had nog bij tijds een goede boeren schapen pels gekregen. 's Avonds kwamen we weer in een Duitse kolonie aan. Hier zijn we 2 dagen gebleven vanwege het gure weer en sneeuwjacht en om de paarden wat te laten uitrusten en om onze bagage zo in te pakken dat 't nodigste op een wagen kon, daar we vlugger vooruit moesten aangezien de witte garde overhaast retireerden zodat we hoog nodig verder moesten. Nadat we een gedeelte van de bagage onder 't stro hadden verstopt kwam er ineens inkwartiering van militairen en al gauw waren wij er ook de dupe van want 2 paarden namen ze van ons in beslag, doch toen uw man en vader naar de Commandant van die soldaten gingen kregen we de paarden terug. Hoog nodig was 't daarom dat spoedig naar Rostof verder kwamen want de dorpen waar we doorheen kwamen waren voortdurend meer van soldaten overvuld, zodat we geen plaats konden vinden. Daarbij was er veel sneeuw en hevige vorst gekomen, wat het verkeer met de wagen niet makkelijker maakte. De volgende morgen, 30 december al in de vroegte, vertrokken we in de richting Rostof verder. De weg was erg besneeuwd, doch doordat er al veel wagens voor ons waren gegaan, was de sneeuw al zo hard geworden, dat we dien dag 75 km wisten af te leggen tot we 's avonds laat in een Armenisch dorp aankwamen, waar alles stampvol was. Dit was minder prettig, doch eindelijk na langdurig zoeken vonden we plaats. Tot nog toe hadden we goede en warme slaapgelegenheden gehad, maar hier moesten we ons op de grond leggen zonder meer. De volgende morgen, 1 januari 1920, vertrokken we naar Rostof, wat nog maar 25km was. Hier kwamen we in de middag aan. In 10 dagen hadden we met de paarden een afstand van ±300 km afgelegd. Onmiddellijk stelden we ons in Rostof in verbinding met mijnheer Uchtman die al druk bezig was om een wagon te zoeken om verder te komen, daar Rostof ook al niet meer veilig was. Die dagen dat we in Rostof waren was 't vreselijk druk, maar niemand wist wat hij doen moest. Hier was 't dat uw man zich niet erg lekker gevoelde, zodat hij de volgende dag te bed bleef. Maar 2 dagen later, 4 januari 1920, toen we in de wagon zouden gaan, voelde hij zich zo wel dat hij met Vader nog naar de bank ging om de zaken in orde te brengen. Hij beweerde dat hij zich in de laatste tijd niet zo lekker had gevoeld. Maar niettegenstaande dat vader liever had dat uw man te bed bleef, is hij er toch uitgegaan. 's Avonds, toen we in de wagon zaten, was 't weer niet zoo goed met hem, zodat hij in de wagon ging liggen. Twee dagen later vertrokken we uit Rostof met een wagon stampvol met mensen en bagage. Tot Bataisk, het eerste station over de Don, waren we met ±30 mensen in de wagon. In Bataisk vernamen we dat we de laatste trein waren geweest die nog uit Rostof had kunnen vertrekken, hier hebben we de hele dag gestaan maar eindelijk, 's avonds, ging het weer verder. Verscheidene mensen waren hier uit onze wagon gegaan, zodat we 't een beetje ruimer kregen maar toch waren we nog met 20 grote mensen en 2 kinderen. Gaandeweg ging Uw man in gezondheid achteruit. Van 't begin af aan hadden we er al dadelijk een militaire dokter bijgehaald maar niettegenstaande dat hij soms wel haast de hele dag en nacht in de wagon was, kon hij ons niets goeds voorspellen. Uw man had n.l. Spaanse griep. Tot 't laatst toe is alles in 't werk gesteld wat maar mogelijk was om Uw man te behouden maar bij 't station Attomanskaja ontsliep Uw man heel rustig, zoo zelfs dat we 't haast niet merkten. Op 't station kon de dokter alleen nog maar constateren dat het leven reeds gevloden was. Vader is toen het dag werd dadelijk naar het dorp Attomanskaja gegaan om met de Russische geestelijke te spreken die na een goede beloning beloofde voor een goede rustplaats en begrafenis te zorgen. Zelf konden we niet meer blijven, daar als wij zouden blijven 't gelijk zou staan met Holland nooit meer te zien. Mij heeft de dokter later gezegd: als er een betere reisgelegenheid was geweest en met meer gemakken, dan had uw man nog beter kunnen worden. Het was voor ons allen in de wagon een diep treurige gebeurtenis. Hier zal ik eindigen want de rest van de reis heeft voor u toch geen waarde. Ik geloof dat ik zoo uitvoerig mogelijk heb geschreven. Mocht het wezen dat u in onze verdere reis nog belang stelt dan wil ik u de verdere reis ook wel schrijven. Eindelijk is het dan zover gekomen, na vaak overschrijven want meestal als ik zowat klaar was, verscheurde ik het of ik moest er zo veel bij schrijven dat 't toch weer moest overgeschreven worden. Hilversum, 12. Sept. 1921. [w.g.] C.v/d Muyzenberg.
32
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000 Aantekeningen bij hertaling van de originele teksten (hoeven niet in druk te verschijnen) Handgeschreven brief van Kees. Kopie gekregen van mevrouw Mia Jensma-Marx en haar zoon Gosse Jensma via Coby Paardekooper, met haar potloodaantekeningen [oktober 2006] 30.01.2008
Aantekeningen LE.-G zeide > zei; zoude > zou cigaret > sigaret Stoupki > Stoupky daartusschen > daartussen; eischte > eiste; frische > frisse; Duitsche > Duitse; vreschelijk > vreselijk; menschen > mensen docter > dokter KM > km Naamvalsuitgangen / paginanummers / hoofdletter U / dubbele o's en e's verwijderd uw man = C. Marx = mijnheer Uchtman = voormalig Consul van het Koninkrijk der Nederlanden te Kiev enkele kleine grammaticale correcties aangebracht. geen verandering in 'k, 't, m'n, 'n
[potloodaantekeningen Coby Paardekooper]: IN 25/9/06 Van Mia Jensma-Marx geschreven door Kees v/d. Muyzenberg October 1919 Marx retour in Stoupky Vd Muyzenberg; Marx en keukenmeid [Nastja?], koetsier, politiesoldaat, Kees vd Muyzenberg; Uchtman (Consul) in Rostof; Lauterstein (overleden), vd Steenhoven [blijft achter] Eerst vlucht uit Charkof [Kees ziet neven: Igor en Wolodja Kamerist] Dec. 1919 Lauterstein overleden 22/23 Dec 1919 vlucht uit Stoupky met 4 paarden en 2 wagens; hevige koude; de witte garde retireerde - extra haast geboden. 1.1.1920 verder op weg naar Rostof aan de Don, aankomst die avond (in 10 dagen ± 300 km) Hr. Uchtman zorgt voor een treinwagon en voegt zich bij de groep 4.1.1920 trein 6.1.1920 's nachts pas vertrek naar Batajsk 7.1.1920 aankomst in Attomanskaja, hr Marx overleden aan Spaanse griep en begraven [Ottomanski volgens LW]
Russische Reizen hertaald
LE-G 31.05.2007;30.01,06.02.2008
33
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
1921
Terugreis uit Stoupky, verslag door Cornelis [C, Kees] van den Muyzenberg aan de weduwe Marx-van der Roest
Handgeschreven brief van Kees. Kopie gekregen van mevrouw Mia Jensma-Marx en haar zoon Gosse Jensma via Coby Paardekooper, met haar potloodaantekeningen [oktober 2006]
Hilversum. 10. Sept. 1921 Geachte Mevrouw
[1]
Reeds geruimen tijd geleden beloofde ik U een beschrijving te maken over den laatsten tijd dien ik met Uw man heb mogen doorbrengen. Ik begin met den tijd dat Uw man in 1919 uit Holland terug zou komen. Op een goede dag kwam er een telegram dat hij en mijnheer Uchtman naar Rusland waren vertrokken en levensmiddelen mee zouden brengen. We rekenden al uit, dat over zooveel tijd zouden uw man en mijnheer Uchtman aankomen. Doch veel vlugger [2] dan we dachten kregen we uit Charlamofka telefonisch bericht dat uw man in Stoupki zou[den] aankomen, dat was in October 1919. Om 1 uur zou uw man op de mijn zijn. Wat een blijdschap in huis eindelijk zouden we dan eens betrouwbare berichten uit Holland krijgen en ja om 1 uur stond een rijtuig voor de deur stil en mochten vader en ik Uw man in Stoupki welkom heeten. Na 't eten hadden uw man en vader natuurlijk erg veel met elkaar te bespreken. Nadat mijnheer Marx een beetje uitgerust was zijn we samen even een kijkje wezen nemen in 't huis waar u in heeft gewoond. Maar o, wat [3] hadden die bolsjewieken daar een bende gemaakt, alles open en overhoop gegooid. Uw man was erg ontstemd over die bolsjewieken en toen we van de eene kamer in de andere gingen zeide hij tegen mij: "Wil je wel geloven Kees, dat ik op 't oogenblik een cigaret rokende achter de mitrailleur zou kunnen zitten vuren zonder ook maar een greintje medelijden met die ellendelingen te hebben". Nu dat kon ik me heel goed voorstellen. Nadat we de grootste rommel aan kant hadden gedaan, ging uw man naar 't kantoor. De eerste paar dagen was hij bij ons in huis tot er een paar kamers klaar waren, waar hij in kon wonen. Al gauw begon weer het drukke [4] mijnleven en het vele reizen, dan naar Charkof en dan weer naar Rostof of Taganrog. Twee keer zijn we met z'n vieren in Rostof geweest nl. Uw man, mijnheer Lauterstein, vader en ik. Meestal hadden we het er erg druk. Toch weet ik nog wel momenten dat we het niet zoo erg druk hadden of dat we het erg gezellig hadden. In Rostof aten we altijd in 't restaurant "Caur Demo"[?], dan zaten we heel gezellig bij elkaar. Ook zijn we een keer naar de bioscoop geweest maar meestal zaten we. 's avonds waren we meestal thuis. Het was maar hoogstzelden als Uw man over [5] hoofdpijn klaagde. Nadat we een paar dagen druk hadden rondgelopen moesten Uw man en mijnheer Lauterstein naar Charkof, doch daar er haast bij was en eenige papieren nog niet in orde waren zou ik zoodra die papieren klaar waren ook naar Charkof vertrekken. Eenige dagen, nadat Uw man vertrokken was kon ik ook eindelijk gaan. De reis ging heel goed tot Charkof, maar nauwelijks was ik in Ch. of op 't station een drukte die ik maar zelden had gezien. Ik kwam er 's nachts ± 2 uur aan en moest toen wachten tot 7 uur eer ik een slee had om de stad in te gaan. Op 't station was 't gewoonweg een bazar, iedereen met koffers, kisten, dozen enz. alles vluchtte de stad uit. Ik begreep dat de toestand erger was als wij in Rostof konden veronderstellen. Maar ik dacht bij mezelf "geen moed [6] verliezen" om 7 uur vertrok ik naar de Rimarskaja oektza [?] waar ik uw man en mijnheer Lauterstein nog te bed vond, doch na herhaald kloppen werd me open gedaan en daar stond ik voor uw man.
1
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
Nauwelijks hadden we elkaar begroet of uw man zegt tegen mij "Kees je kunt gerust de roode ster op je muts doen want hier kom je niet vandaan, mijnheer Uchtman heeft met groote moeite 2 plaatsen voor ons weten te bemachtigen in een wagon en ik vrees dat je mee zult kunnen gaan maar ik zal probeeren". Zonder eenige bedoeling zei ik toen uit de grap, we zullen zien wie 't eerst in Stoupky is U of ik. Toen 't goed dag was en de kantoren open waren vertrok Uw man en ik ieder op eigen gelegenheid om onze zaken af te doen terwijl mijnheer L[auterstein] thuis bleef, daar hij zich niet lekker voelde. [7] Nadat mijn zaken waren afgedaan ging ik op 't station weer eens een kijkje nemen om te zien of mijn neven [Kamerist] er nog waren en ja na eenig zoeken vond ik ze op een andere lijn staan met hun wagon klaar om te vertrekken, ik er heen en ja ik kon mee, als ik maar zorgde dat ik binnen 't uur terug was daar anders de trein zou zijn vertrokken. Ik zoo vlug als ik kon naar de Riemarskaja om mijn boeltje te halen en 't duurde niet lang of ik was weer terug en mijn bagage in de wagon maar 't duurde nog tot 's nachts toe eer wij vertrokken. Eindelijk na 4 dagen was ik weer in Stoupky de volgende morgen kwam vader uit Rostof en eenige dagen later verscheen uw man ook uit Charkof. Nu begon 't sorteeren en inpakken van alles wat maar ingepakt kon worden, want we moesten ons [8] klaar maken om elken dag te kunnen vertrekken. Nu kwam de dood van mijnheer Lauterstein daartusschen en het bezoek van de officieren van de Staf en van de mijningenieur die bij vader en Uw man waren ondergebracht ook niet erg te pas. En jawel eerder als wij dachten moesten we 's nachts den 22/23 Dec. 1919 vertrekken. Doch dat ging niet zoo goed als wij wel wilden. Een onderofficier van de militaire politie wilde ons niet laten vertrekken doch na 't geven van eenige briefjes konden we onze weg aanvangen. We waren met z'n 6en. Uw man, vader, de keukenmeid van Uw man, een koetsier, een politiesoldaat[?] en ik. We hadden 2 wagens elk met 2 stevige paarden bespannen. Petro, de broer van Iwan, was koetsier van het eene span en ik mende de voorste wagen. Met stillen trom trokken we midden in de nacht weg niet wetende of we ooit Stoupky zouden terug zien. [9] De hr. v/d Steenhoven, dien vader en Uw man hadden overtuigd mee te gaan, kwam de avond te voren zeggen dat zijn vrouw tegen het vertrek was en zoo hebben we alles achtergelaten. Na een tocht van 30 KM. hielden we halt in Nikitofka, waar we ons middagmaal gebruikten. Daarna reden we door tot de kolenmijn Gorlofka waar we de eersten nacht overbleven. Hier hadden we weer een klein incident, de militaire man eischte hier onze paarden terug doch met veel moeite kregen we dan toch de paarden weer mee en vertrokken de volgende morgen weer verder. Het weer was matig, tamelijk koud, de weg heuvel op heuvel af zoodat we niet te vlug vooruit kwamen. Tegen den avond hadden we een sneeuwjacht en eindelijk bereikten we een dorpje waar we na eenig zoeken plaats kregen om te slapen. De volgende morgen gingen we weer met frische moed verder tot we in een Duitsche kolonie te land kwamen waar we de nacht weer doorbrachten. De volgende dag gingen we naar Nieuw Rotofka, hier werden we erg vriendelijk gehuisvest maar die [10] dag was voor ons erg zwaar want er was sneeuw en regen gevallen, dat was de 2de kerstdag, 's avonds gingen we in de school luisteren hoe daar de kinderen van de kolonisten onderwijs in 't zingen kregen. De volgende dag gingen we niet te vroeg weg, want de paarden moesten een beetje ontzien worden daar de weg erg slecht was. Nu was 't van N. Rottofka naar Oud Rottofka maar 10 KM, maar de weg was zoo slecht dat we de heele middag nodig hadden om er te komen. N. Rottofka gingen we uit met beide wagens tegelijk doch al gauw moesten we een wagen in de steek laten om voor de andere wagen 2 paarden bij te spannen, en zo ging 't tot O. Rottofka. Toen namen de koetsier en ik ieder 2 paarden en gingen de 2de wagen halen, die we in de steppen achtergelaten hadden. De volgende dag gingen we betrekkelijk vroeg weg maar de weg was gedurende de nacht nog niet veel beter geworden zoodat we met moeite bij een Taurische [?] boer kwamen waar we de 6de nacht doorbrachten. Hier hebben we nog kalkoen gegeten en heerlijke yoghurt die Uw man zoo bijzonder roemde. De volgende morgen gingen we weer verder, nu was de weg wat harder door de vorst zoodat we een flink eind vooruit[11] kwamen. De koude was hevig en op de open boeren wagens zwaar te verdragen, zoodat vader en Uw man en Nastja langs de wagens gingen lopen om niet te bevriezen. Ik had nog bij tijds een goede boeren schapen pels gekregen. 's Avonds kwamen we weer in een Duitsche kolonie aan. Hier zijn we 2 dagen gebleven vanwege het gure weer en sneeuwjacht en om de paarden wat te laten uitrusten en om onze bagage zoo in te pakken dat 't nodigste op een wagen kon, daar we vlugger vooruit moesten aangezien de witte garde overhaast retireerden zoodat we hoog nodig verder moesten. Nadat we een gedeelte van de bagage onder 't stroo hadden verstopt kwam er in eens inkwartiering van militairen en al gauw waren wij er ook de dupe van
2
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000
want 2 paarden namen ze van ons in beslag, doch toen Uw man en vader naar de Commandant van die soldaten gingen kregen we de paarden terug. Hoog nodig was 't daarom dat spoedig naar Rostof verder kwamen want de dorpen waar we doorheen [12] kwamen waren voortdurend meer van soldaten overvuld, zoodat we geen plaats konden vinden. Daarbij was er veel sneeuw en hevige vorst gekomen, wat het verkeer met de wagen niet makkelijker maakte. Den volgenden morgen 30 Dec. al in de vroegte, vertrokken we in de richting Rostof verder. De weg was erg besneeuwd, doch doordat er al veel wagens voor ons waren gegaan, was de sneeuw al zoo hard geworden, dat we dien dag 75 KM wisten af te leggen tot we 's avonds laat in een Armenisch dorp aankwamen, waar alles stampvol was. Dit was minder prettig, doch eindelijk na langdurig zoeken vonden we plaats. Tot nog toe hadden we goeden [13] en warme slaapgelegenheden gehad, maar hier moesten we ons op de grond leggen zonder meer. De volgende morgen, 1 Jan. 1920, vertrokken we naar Rostof, wat nog maar 25 KM was. Hier kwamen we in de middag aan. In 10 dagen hadden we met de paarden een afstand van ±300 KM afgelegd. Onmiddellijk stelden we ons in Rostof in verbinding met mijnheer Uchtman die al druk bezig was om een wagon te zoeken om verder te komen, daar Rostof ook al niet meer veilig was. Die dagen dat we in R. waren was 't vreeschelijk druk, maar niemand wist wat hij doen moest. Hier was 't dat Uw man zich niet erg lekker gevoelde, zoodat hij de volgende [14] dag te bed bleef. Maar 2 dagen later, 4 Jan. 1920, toen we in de wagon zouden gaan, voelde hij zich zoo wel dat hij met Vader nog naar de bank ging om de zaken in orde te brengen. Hij beweerde dat hij zich in de laatste tijd niet zoo lekker had gevoeld. Maar niettegenstaande dat vader liever had dat Uw man te bed bleef, is hij er toch uitgegaan. 's Avonds, toen we in de wagon zaten, was 't weer niet zoo goed met hem, zoodat hij in de wagon ging liggen. Twee dagen later vertrokken we uit Rostof met een wagon stampvol met menschen en bagage. Tot Bataisk, het eerste station over de Don, waren we met ±30 menschen in de wagon. In Bataisk vernamen we dat [15] we de laatste trein waren geweest die nog uit Rostof had kunnen vertrekken, hier hebben we de heele dag gestaan maar eindelijk, 's avonds, ging het weer verder. Verscheidene menschen waren hier uit onze wagon gegaan, zoodat we 't een beetje ruimer kregen maar toch waren we nog met 20 groote menschen en 2 kinderen. Gaandeweg ging Uw man in gezondheid achteruit. Van 't begin af aan hadden we er al dadelijk een militaire docter bijgehaald maar niettegenstaande dat hij soms wel haast de heele dag en nacht in de wagon was, kon hij ons niets goeds voorspellen. Uw man had n.l. spaansche griep. Tot 't laatst toe is [16] alles in 't werk gesteld wat maar mogelijk was om Uw man te behouden maar bij 't station Attomanskaja ontsliep Uw man heel rustig, zoo zelfs dat we 't haast niet merkten. Op 't station kon de docter alleen nog maar constateeren dat het leven reeds gevloden was. Vader is toen het dag werd dadelijk naar het dorp Attomanskaja gegaan om met den Russische geestelijke te spreken die na een goede belooning beloofde voor een goede rustplaats en begrafenis te zorgen. Zelf konden we niet meer blijven, daar als wij zouden blijven 't gelijk zou staan met Holland nooit meer te zien. Mij heeft de docter later gezegd: Als er een betere reisgelegenheid was geweest en met meer [17] gemakken, dan had Uw man nog beter kunnen worden. Het was voor ons allen in de wagon een diep treurige gebeurtenis. Hier zal ik eindigen want de rest van de reis heeft voor U toch geen waarde. Ik geloof dat ik zoo Uitvoerig mogelijk heb geschreven. Mocht het wezen dat U in onze verdere reis nog belang stelt dan wil ik U de verdere reis ook wel schrijven. Eindelijk is het dan zoover gekomen, na vaak overschrijven want meestal als ik zoowat klaar was, verscheurde ik het of ik moest er zoo veel bij schrijven dat 't toch weer moest overgeschreven worden. Hilversum, 12. Sept. 1921.
[w.g.] C.v/d Muyzenberg
3
1060
Reisverslagen
1060
in blauwe ordner 0050 ook 1060 in rode ordner 1000 [potloodaantekeningen Coby Paardekooper]: IN 25/9/06 Van Mia Jensma-Marx geschreven door Kees v/d. Muyzenberg October 1919 Marx retour in Stoupky Vd Muyzenberg; Marx en keukenmeid [Nastja?], koetsier, politiesoldaat, Kees vd Muyzenberg; Uchtman (Consul) in Rostof; Lauterstein (overleden), vd Steenhoven [blijft achter] Eerst vlucht uit Charkof [Kees ziet neven: Igor en Wolodja Kamerist] Dec. 1919 Lauterstein overleden 22/23 Dec 1919 vlucht uit Stoupky met 4 paarden en 2 wagens; hevige koude; de witte garde retireerde - extra haast geboden. 1.1.1920 verder op weg naar Rostof aan de Don, aankomst die avond (in 10 dagen ± 300 km) Hr. Uchtman zorgt voor een treinwagon en voegt zich bij de groep 4.1.1920 trein 6.1.1920 's nachts pas vertrek naar Batajsk 7.1.1920 aankomst in Attomanskaja, hr Marx overleden aan spaanse griep en begraven [Ottomanski volgens LW]
4