Monitor
Nummer 1 • jaargang 40 maart 2012
Oost West Thuis Best
Jaargang 41 • nummer 1 • maart 2012
10 Valse veiligheid 20 Donkere kant zonneschijn 13 O ntmaskering griepvirus 23 Controle bloedstamcel 14 Ellens overbrugging 24 Levensgevaarlijke wereldburgers ies nk rju 16 Suike e 28 Altijd onvoldoende energi vaatjes, grote g evolgen
4 Embryo’s in 3D 6 Metamorfose 8 Alzheimercentrum 9 Kleine bloed 2
maart 2012 • Monitor
Oost West Thuis Best Al het leed der mensen spruit hieruit voort, dat zij niet rustig in hun kamer kunnen blijven. Aldus omschreef Blaise Pascal in 1670 het inzicht dat wij doorgaans afdoen met Oost West thuis best. De gedachte van de Franse wetenschapper vormt het uitgangspunt van een aantal verhalen in dit nummer. Wat hangt ons qua gezondheid allemaal boven het hoofd wanneer we de huisdeur achter ons dichttrekken? En breder geformuleerd: welk onheil kan de mondialisering de mensheid brengen? De Aziatische boer die vandaag een virus binnenkrijgt via ganzenpoep, is als gevolg van het intensieve reisverkeer in onze moderne tijd mogelijk binnen de kortste keren de aanstichter van een wereldwijde epidemie. Speciaal voor Monitor kijken een psychiater, viroloog, dermatoloog en arts-microbioloog de boze buitenwereld in.
29 Pijn kunstheup voorkomen ovenmatig bang 45 Geneesmiddelen diabetes B 36 Z G G st la ijs w be 30 Meer 39 Innerlijk leven cel 32 Therapie uit de kunst 46 Geen geld maar rel 40 Hele familie isa L a on M j bi en ek 47 O nnodig pijn 34 Spi 48 Teamwerk 35 Strijd tegen hoge bloeddruk 42 Op reis, met pillendoos
Embryo’s in 3D Erboven kijken, erachter hangen, eronder poolshoogte nemen en nog van veel meer kanten de zaak aanschouwen. Door gebruik te maken van alle drie de dimensies, kunnen artsen het zich ontwikkelende embryo zo volledig mogelijk visualiseren en bestuderen. Lange tijd was dat onmogelijk. Moest de wetenschap zich beperken tot tijdens de zwangerschap gemaakte echobeelden die werden bestudeerd op een beeldscherm. Ze hadden slechts twee dimensies. Een brilletje en de zogeheten I-Space van de afdeling Bioinformatica brengen daarin verandering. De I-Space, sinds 2005 een paradepaardje van het Erasmus MC, voorziet in een digitale ruimte waar medische afbeeldingen zwevend in de lucht kunnen worden geprojecteerd. In samenwerking met de afdeling Verloskunde en Gynaecologie bewees Melek Rousian tijdens haar promotie onderzoek dat deze virtuele realiteit zich uitstekend leent voor afbeelding van bepaalde structuren in het embryo. Ze wist eenvoudig het volume te meten en het ontwikkelingsstadium vast te stellen. Rousian: “Het is belangrijk om de structuren en de groei van het embryo zo vroeg en precies mogelijk te volgen, want abnormale groei en ontwikkeling in deze prille periode kunnen vergaande consequenties hebben, zowel later in de zwangerschap als na de geboorte. De mogelijkheid om problemen eerder te constateren, zou kunnen leiden tot nieuwe strategieën in de behandeling van de moeder en het ongeboren kind.” Voorlopig is de beproefde wijze van afbeelden alleen van toepassing voor onderzoek.
Tekst Gerben Stolk
Tekst Gerben Stolk
Metamorfose Wie een paar maanden of langer de centrumlocatie van het Erasmus MC niet heeft bezocht, ervaart wat het woord metamorfose inhoudt. In hoog tempo krijgt de nieuwbouw gestalte. Rechts op de foto (de lichtbruine gebouwen) en op de achtergrond (witte hoogbouw) herkent de lezer nog het vertrouwde ziekenhuis en de karakteristieke toren voor medisch-wetenschappelijk onderzoek. Nieuw zijn de tweede witte toren links en de gebouwen in het midden die tussen deze constructie en het bestaande ziekenhuis zijn geplaatst. Wat gaat daar gebeuren? De nieuwe witte toren is vooral een kantoortoren. Vanaf volgend jaar zijn er bijvoorbeeld medewerkers van laboratoria, (gezondheids)wetenschappers en artsen actief. Het gebouw ernaast, met rechtsonder de witte pilaren, is onder meer bedoeld voor laboratoria, de apotheek, centrale sterilisatie en de Spoedeisende Hulp. Dit gedeelte wordt grotendeels in gebruik genomen in 2013. Het gedeelte verder naar rechts gaat open in 2017. Daar bevinden zich dan bijvoorbeeld - van onder naar boven - IC, de radiologie, operatiekamers en de verpleegafdelingen. Rechtsonder op de foto is straks het deel van de nieuwbouw te vinden waar onder andere Erasmus MC Daniel den Hoed Oncologisch Centrum wordt gevestigd. De vordering van de nieuwbouw is per webcam te volgen via www.erasmusmc.nl/nieuwbouw/bouw/3582203/
Wereldatlas infectieziekten Internationaal reisverkeer en goederentransport op grote schaal leiden er mede toe dat infectieziekten zich tegenwoordig gemakkelijker kunnen verspreiden over de aarde.
Gestroomlijnde zorg dementie Eerdere en betere zorg voor mensen met dementie. Ruimschoots tijd voor patiënt en familieleden. Dat zijn kenmerken van het Alzheimercentrum zuidwest Nederland dat het Erasmus MC en het Havenziekenhuis Rotterdam openen in april. Het is het vierde Alzheimercentrum dat ons land rijk is.
Het aantal patiënten met dementie stijgt gedurende de periode 2010-2030 naar verwachting met 63%. Tot dusver werd deze groep in de regio Rotterdam gediagnosticeerd en behandeld door verte8
genwoordigers van verschillende disciplines en in verschillende ziekenhuizen in onze regio. Dankzij het initiatief van het Erasmus MC en het Havenziekenhuis is de zorg voortaan gestroomlijnd. Alle betrokken specialisten van de organisaties, zoals neurologen, geriaters, neuropsychologen en soms psychiaters, werken samen. Patiënten krijgen eerdere en betere hulp. Bovendien is er rondom diagnostiek en zorg ruime tijd en persoonlijke aandacht voor de patiënt en familieleden.
Dat valt nog eens op te maken uit de recent verschenen ‘Atlas of Human Infectious Diseases’, een uitgave die is geredigeerd door Heiman Wertheim. Hij is arts-microbioloog bij de afdeling Medische Microbiologie en Infectieziekten van het Erasmus MC. De wereldatlas van infectieziekten telt 140 kaarten waarop actuele verspreiding van bacteriën, virussen, schimmels en parasieten is te zien. De lezer komt op landkaarten ook gebieden tegen waar veel bacteriën voorkomen die resistent zijn tegen antibiotica. De atlas is verkrijgbaar in een digitale en papieren versie. Uitgebreide informatie: uitgeverij Wiley-Blackwell of bijvoorbeeld Bol of Amazon. Meer over dit thema is te lezen op pagina 24-27 en 42-44.
maart 2012 • Monitor
Tekst Gerben Stolk
Droom waargemaakt Menige jonge wetenschapper droomt ervan: financiële middelen om eigen onderzoek te verrichten en een eigen groep op te zetten. De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) maakt het jaarlijks mogelijk voor een select gezelschap aanstormende talenten. Pasgeleden ontvingen zeven Erasmus MC’ers een zogeheten Veni: maximaal 250.000 euro om drie jaar lang onderzoek te doen. In dit nummer ontvouwen zij hun ambities.
Kleine bloedvaatjes met grote gevolgen W
at ga je onderzoeken? “Ik wil weten welke rol de kleinste bloedvaatjes in ons lichaam spelen bij de ontwikkeling van het hart- en vaatstelsel op kinderleeftijd en uiteindelijk ook bij ziekten op latere leeftijd. We putten uit gegevens die zijn verzameld binnen Generation R, het onderzoek van het Erasmus MC naar de groei, ontwikkeling en gezondheid van 10.000 Rotterdamse kinderen. Bij 5.000 jongens en meisjes is op 5-jarige leeftijd een foto van de achterzijde van het netvlies gemaakt. Dat is de enige plek in ons lichaam waar de kleinste bloedvaatjes te zien zijn. Met software gaan we ze analyseren.” Waarom is dit onderwerp zo belangrijk? “Hart- en vaatziekten vormen nog altijd een van de belangrijkste doodsoorzaken. Denk aan hartinfarcten, beroertes en problemen met bloedvaten elders in het lichaam. De meeste bevolkingsonderzoeken naar oorzaken van hart- en vaatziekten hebben zich gefocust op de grotere bloedvaten in het lichaam. Ik kijk juist naar de kleinste bloedvaatjes. Die hebben een doorsnede van maar vijftig tot honderd micrometer (een micrometer is een duizendste van een millimeter, red.).
“Een paar jaar geleden ben ik gepromoveerd op de rol van de kleinste bloedvaatjes bij 55 plussers. Dat waren deelnemers aan ERGO, het langlopende bevolkingsonderzoek van het Erasmus MC naar gezondheidsproblemen die voorkomen op latere leeftijd. Ik heb toen verbanden aangetoond tussen afwijkingen van de kleinste bloedvaatjes en het ontstaan van onder meer beroertes, dementie, diabetes en hoge bloeddruk. Sommige mensen die begin jaren negentig afwijkingen hadden op hun netvliesfoto’s, bleken bij latere bezoeken aan het ERGO-centrum een ziekte te hebben Monitor • maart 2012
‘Ziekte op latere leeftijd begrijpen door netvliesfoto’s van 5-jarigen te onderzoeken’ ontwikkeld. Het idee is nu, dat afwijkingen zich al voordoen in een eerder stadium: op kinderleeftijd of zelfs tijdens de zwangerschap. Daarom verplaats ik mijn onderzoek naar kinderen. “Ik bestudeer daarbij zowel erfelijke invloeden als omgevingsfactoren. Stel, de moeder heeft tijdens de zwangerschap een verhoogde bloeddruk. Beïnvloedt dat de kleinste bloedvaatjes bij het kind? “Puur hypothetisch, maar dat is heel ver vooruitkijken, zou je ooit op basis van een netvliesfoto op 5-jarige leeftijd kunnen voorspellen of iemand decennia later een verhoogde kans heeft op diabetes, hoge bloeddruk, beroerte of andere hart- en vaatziekten.” Wanneer zullen patiënten voordeel hebben van jouw onderzoek? “Dat is moeilijk te zeggen!”
Naam: Kamran Ikram Functie: Neuroloog Leeftijd: 35 Nationaliteit: Nederlands
9
Valse veiligheid Rokers bij wie regelmatig wordt onderzocht of zij longkanker hebben, kunnen een vals gevoel van veiligheid krijgen en daardoor vasthouden aan hun gevaarlijke verslaving. Belangrijke kennis voor de discussie over mogelijke invoering van bevolkingsonderzoek.
E
r worden 1284 personen verdeeld over twee groepen. Het ene gezelschap ondergaat gedurende een aantal jaren telkens een CT-scan om eventueel vlekjes vast te stellen die kunnen duiden op longkanker. De andere groep krijgt alleen reguliere zorg. Wat blijkt? Van de gescreende deelnemers stopt 14,5% met roken, bij de niet gescreende personen drukt 19,1% voor het laatst een sigaret uit. Een flink verschil. Carlijn van der Aalst promoveerde onlangs op onderzoek dat onder meer deze resultaten behelsde. De wetenschappelijk onderzoeker Maatschappelijke Gezondheidzorg deed dat onder de vlag van de NELSON-studie (zie kadertekst NELSON, pagina 12), waarbij namens het Erasmus MC ook de afdeling Longziekten betrokken is.
Positief Hoe oordeelt Van der Aalst over de opmerkelijke vondst? Zij zegt: “Laat ik vooropstellen dat wij hebben gevonden dat deelname aan het onderzoek een positief effect heeft op de leefstijl van de hele groep. Er mag dan een verschil zitten tus-
Meest dodelijk en meest vermijdbaar Longkanker is de meest dodelijke vorm van kanker. Bijna iedereen bij wie de ziekte wordt gesteld, overlijdt er ook aan. Vijf jaar na de diagnose is nog slechts 16% van de patiënten in leven. In ons land sterven jaarlijks plusminus 10.000 mensen aan longkanker. Bij ongeveer 80 tot 90% is roken de oorzaak van de aandoening. Longkanker is dus ook de meest vermijdbare vorm van kanker. Niet roken is de meest effectieve manier om de ziekte te voorkomen.
10
sen stoppen met roken door wel en niet gescreende personen, de gescreende groep scoort met die 14,5% nog altijd veel hoger dan wat je ziet bij spontane stoppogingen in de algemene bevolking. Daar is het 3 tot 7%.”
‘Screening longkanker soms onbedoelde vrijbrief voor ongezond gedrag’ Toch is er een ongewenst gevolg van screening blootgelegd, zo beseft ze. “We hebben een fenomeen vastgesteld, maar naar de verklaring voor het verschil moet nog onderzoek worden verricht. We hebben al wel vermoedens. Kort door de bocht kunnen mensen uit de gescreende groep denken: ik rook, maar uit het onderzoek blijkt telkens dat ik geen longkanker heb, dus loop ik minder risico dan gedacht. Bovendien sta ik onder controle en komt een eventuele ziekte dus gauw aan het licht en kan dan snel worden ingegrepen. Terwijl personen die geen CT-scans krijgen, daarin aanleiding zijn voorzichtiger te doen en te stoppen met roken, kunnen deelnemers uit de andere groep een vals gevoel van veiligheid hebben. Voor sommigen is screening een leermoment, voor anderen een onbedoelde vrijbrief voor ongezond gedrag.” De onderzoeker neemt de woorden ‘valse veiligheid’ in de mond, omdat longkanker zich soms snel ontwikkelt. “Agressieve tumoren kunnen binnen een paar maanden hun vernietigende werk doen. De CT-scans vinden plaats bij het begin, na jaar één, jaar drie en na vijfenhalf jaar. Je kunt dus een agressieve tumor missen. Sommige deelnemers realiseren zich onvoldoende dat een CT-scan een momentopname is en dat ze het risico in stand houden door te blijven roken.”
Nauwkeuriger In de afgelopen periode is binnen de longgeneeskunde weer wat vaker de roep gaan klinken om invoering van bevolkingsonderzoek naar longkanker. De discussie wordt gevoerd sinds de jaren zeventig, maar kwam ten einde toen bleek dat screening op longkanker met behulp van röntgenfoto’s en maart 2012 • Monitor
Tekst Gerben Stolk
Monitor • maart 2012
11
NELSON speekseltesten niet leidden tot daling van sterfte als gevolg van de ziekte. Nu in de vorm van de CT-scan een nauwkeurigere beeldtechniek voorhanden is, is het onderwerp weer op tafel gekomen. Van der Aalst: “Bevindingen over schijnveiligheid zouden moeten meewegen in de uiteindelijke beslissing. Ik pleit ervoor dat meer onderzoeken naar screening ook ingaan op de gevolgen van deelname voor leefstijl en hoe een gezonde leefstijl kan worden bevorderd. Er is nog niet veel naar gekeken en het is dan ook onvoldoende duidelijk wat precies de waarde is van mijn conclusie. Maar je wilt hoe dan ook niet dat mensen meedoen aan een onderzoek en daarin een aanleiding zien om niet te breken met kwalijke leefgewoonten.”
Sterfte als gevolg van longkanker naar beneden brengen. Dat is het hoofddoel van NELSON, voluit: Nederlands Leuvens Longkanker Screenings Onderzoek. Er doen bijna 16.000 mensen aan mee. Zij zijn tussen de 50 en 75 jaar en hebben in elk geval een 25 tot 30 jaren durende rookhistorie van minstens 10 tot 15 sigaretten per dag. Hiermee hebben zij een hoog risico longkanker te krijgen. De deelnemers mogen, als ze dat eventueel hebben gedaan, niet langer dan 10 jaar geleden met roken zijn gestopt. De onderzoeksgroep valt uiteen in een helft die in 5,5 jaar tijd 4 keer een CT-scan ondergaat en een helft die die interventie niet ten deel valt. Belangrijke vraag is of de controle bij de eerste groep leidt tot eerdere diagnose, eerdere behandeling en daling van sterfte als gevolg van longkanker. Het Erasmus MC leidt het onderzoek. Eindverantwoordelijke is prof. dr. Harry de Koning, hoogleraar Evaluatie vroegopsporing van ziekten, van de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg. De deelnemers worden gezien en gescand in het Kennemer Gasthuis in Haarlem, het Universitair Medisch Centrum Utrecht, het Universitair Medisch Centrum Groningen en het Universitair Ziekenhuis Gasthuisberg Leuven in België.
Alleen snelgroeiende vlekjes Minder rinkelende alarmbellen, minder stress voor patiënten, minder vervelende ingrepen en tegelijkertijd toch weinig kans om ernstige zaken over het hoofd te zien.
‘Sommige deelnemers realiseren zich onvoldoende dat een CT-scan een momentopname is’
12
Wetenschappelijk onderzoeker Maatschappelijke Gezondheidzorg Carlijn van der Aalst heeft duidelijk gemaakt dat NELSON het goede spoor heeft gekozen om om te gaan met longvlekjes die aan het licht komen via een CT-scan. Zij vertelt: “Bij bijna de helft van de deelnemers kom je vlekjes tegen. Die kunnen duiden op longkanker, maar meestal gaat het om iets dat niet erg is, zoals een kleine ontsteking of een oud litteken. Nog vaak wordt de medische molen in werking gezet bij de constatering van vlekjes met een bepaalde diameter. Mensen kunnen hiervan stress ondervinden, bijvoorbeeld omdat ze bang zijn iets ernstigs te hebben of vanwege de belastende onderzoeken of behandeling. Binnen Nelson is gekozen voor een andere aanpak.” Van der Aalst legt uit: “In andere screeningsonderzoeken bepaalt men op basis van de diameter of er actie moet worden ondernomen. Wij stellen het vervolg vast op basis van het volume of de groei. Bij een vlekje dat niet of langzaam groeit, doen we niets en wachten we het resultaat van de volgende CT-scan af. Als we twijfelen, krijgt een persoon iets eerder dan normaal een extra scan, zodat we de groei kunnen meten. We grijpen wel onmiddellijk in bij een snelgroeiend vlekje met verdenking van kwaadaardigheid, iets wat we een positieve scanuitslag noemen. Uiteindelijk hoefde na de eerste CT-ronde maar 2,6% van de deelnemers intensief te worden onderzocht om te kunnen vaststellen of de afwijking longkanker betrof of niet. Na de tweede ronde was dat 1,8%. In andere onderzoeken is het 5 tot 50%. Tegelijkertijd is in NELSON bij relatief evenveel mensen longkanker in een vroeg stadium vastgesteld als binnen studies waarin alle deelnemers met vlekjes een belastende diagnostische procedure ingingen. De gevoeligheid van de methode is dus vergelijkbaar.”
maart 2012 • Monitor
Tekst Gerben Stolk
Ontmaskering griepvirus W
at ga je onderzoeken? “Als een griepvirus onze cellen binnendringt, wordt ons afweersysteem in werking gezet. Onze cellen herkennen het virus als iets wat vreemd en schadelijk is voor het lichaam. Ze slaan alarm en zorgen ervoor dat het virus wordt aangevallen. Ik wil graag ontrafelen hoe de eerste, essentiële stap van dit afweersysteem in zijn werk gaat: dat het virus in onze cellen wordt herkend als indringer.” Waarom is dit onderwerp zo belangrijk? “Heel breed gezegd: als ons lichaam het griepvirus niet zou signaleren, zouden we er allemaal aan overlijden. Het lichaam zou dan geen actie tegen het virus ondernemen, zodat het virus zonder tegenstand de cellen van onze luchtwegen kapot zou maken. Het is belangrijk om te weten hoe herkenning plaatsvindt, ook al omdat er sprake is van een vrij algemeen principe in de cel. Als je het herkenningsproces begrijpt bij het griepvirus, kun je die kennis ook toepassen om te doorgronden hoe cellen andere virussen opmerken.
“Dit alles is fundamenteel onderzoek, dat nog ver van patiëntenzorg afstaat. Maar het onderzoek zou op den duur ook waardevol kunnen zijn in meer praktische zin. Als je weet welke specifieke factoren in het griepvirus worden herkend door de cel, die vervolgens het afweersysteem op scherp zet, dan kun je daarmee je voordeel doen door ze te verwerken in het griepvaccin. Op die manier krijgt het immuunsysteem na de vaccinatie een extra boost. Daarbij is het wel zaak oog te hebben voor de balans. Als het vaccin je immuunsysteem onvoldoende triggert, heeft het geen effect. Maar als het vaccin te sterk is, kun je er hartstikke ziek van worden. “Mijn onderzoek verenigt vier disciplines: virologie, immunologie, moleculaire biologie en evolutiebiologie. Ik wil weten wat de motieven in het
Monitor • maart 2012
‘Hoe herkent het lichaam de ziekteverwekker?’ griepvirus zijn die ervoor zorgen dat een cel het virus herkent. Kijk, de herkenning vindt plaats naar aanleiding van het RNA, het genetisch materiaal van het virus. RNA bestaat uit onderdelen die basen heten: C, G, A en U. Deze basen staan in een bepaald volgorde, ook wel sequentie genoemd. Een motief in het RNA is een stukje met een specifieke sequentie, bijvoorbeeld eerst een C en dan een G of een reeks van vier U’s. Zijn er bepaalde motieven in het virus-RNA die specifiek herkend worden door het immuunsysteem? Om dit uit te zoeken ga ik kunstmatig RNA en kunstmatige virussen maken met verschillende van deze motieven erin. Die worden ingebracht in gekweekte menselijke cellen. Wat is de reactie van de cellen? Herkennen de cel- len het virus beter of slechter wanneer je RNA met heel veel of juist heel weinig van een bepaald motief inbrengt? Treedt er een sterkere of minder immuunreactie op? Wanneer zullen patiënten voordeel hebben van jouw onderzoek? “Als fundamenteel onderzoeker moet je niet willen weten waar je gaat eindigen en wanneer dat gebeurt. Dat beperkt je in je onderzoek. Je moet alle mogelijkheden openlaten.”
Naam: Bernike Kalverda Functie: wetenschappelijk onderzoeker Virologie Leeftijd: 31 Nationaliteit: Nederlands
13
Ellens overbrugging naar harttransplantatie Ellen Roeloffzen kreeg op 35-jarige leeftijd een acuut hartinfarct. Ze ontving eerst een steunhart en bijna een jaar later een donorhart. Volgens cardioloog Kadir Caliskan overlijden jaarlijks honderden mensen door hartfalen die óók gered hadden kunnen worden door een steunhart.
C
ardioloog Kadir Caliskan: “Een steunhart is een door batterijen gevoede pomp, die een belangrijk gedeelte van de hartfunctie vervangt door de bloedcirculatie van de linker hartkamer over te nemen. Deze LVAD (left venticular assist device, red,) wordt net onder het middenrif in het lichaam geplaatst en van daaruit met een slangetje aangesloten op het hart. Het Erasmus MC en het UMC Utrecht zijn de enige centra in Nederland die steunharten plaatsen. Ze worden nu nog vooral gebruikt als ‘brug’ naar een harttransplantatie, voor mensen die in afwachting zijn van een donorhart en risico lopen vroegtijdig te overlijden.” Ellen Roeloffzen: “Dat was bij mij ook zo. In 2009 kreeg ik een acuut hartinfarct. Hoewel ik nog nooit hartproblemen had gehad, wist ik gelijk dat het mis was. In Enschede kreeg ik een ballonpomp, maar dit is een tijdelijk hulpmiddel, vanwege het infectiegevaar. Enkele dagen later heeft het ziekenhuis mij met spoed verwezen naar het Erasmus MC. Mijn hart kwam niet meer op gang en ik kwam op de lijst voor een harttransplantatie. In het Erasmus MC kreeg ik een steunhart, in afwachting van een donorhart.”
‘Steunhart niet alleen tussenoplossing, maar ook alternatief voor donorhart’ Caliskan: “De criteria om in aanmerking te komen voor een harttransplantatie zijn bijzonder streng. Omdat er jaarlijks hoogstens vijftig donorharten beschikbaar komen, moet de slagingskans van de operatie zo hoog mogelijk zijn. Gelukkig was mevrouw Roeloffzen verder gezond en waren er geen bezwaren tegen de zware, intensieve behandeling die
14
een harttransplantatie nu eenmaal vergt. Maar ouderen en mensen met andere gezondheidsproblemen dan de hartkwaal komen bijvoorbeeld al niet door de selectie. Daardoor wordt voor hen een steunhart ook niet vergoed.” Roeloffzen: “Natuurlijk zijn er nadelen aan zo’n steunhart. Je loopt altijd met extra batterijen rond, de pomp maakt een brommend geluid en hardlopen gaat niet, omdat alles dan te veel schudt. Maar ik had drie kinderen in de leeftijd van één, vier en zes jaar waarmee ik bijna alles deed; fietsen, naar pretparken en zelfs kamperen. Ik had gehoopt vijf jaar met het steunhart te kunnen doen, maar binnen een jaar gooide een infectie roet in het eten. We wisten dat er een kans op infecties was, maar het kwam toch hard aan. Een donorhart gaat gemiddeld twaalf tot veertien jaar mee, we hadden daar vijf jaar van het steunhart bij gerekend en ineens ging daar weer vier jaar vanaf.” Caliskan: “We konden geen risico nemen met de infectie. Daarom is de harttransplantatie versneld doorgezet. De slang van een steunhart, die vanuit de buikhuid naar de pomp loopt, veroorzaakt nog steeds de meeste problemen door infecties. Maar met nieuwe technieken op het gebied van wondverzorging en steeds betere kwaliteit van de materialen verbetert dit in snel tempo.” Roeloffzen: “Binnen twee maanden was er een donorhart voor me. Na de transplantatie voelde ik me gelijk goed, ondanks de vele medicijnen. Ik kon zomaar onder de douche stappen, zonder eerst allerlei maatregelen voor de batterijen van het steunhart. Dat was heerlijk. Ik mocht na zestien dagen al naar huis. Geen gebrom meer, geen batterijen meer en ik ren en tennis net als ieder ander. Het nadeel van een donorhart is dat mijn weerstand heel laag is door de medicatie die afstoting moet voorkomen. Met het steunhart was ik nooit ziek, maar nu heb ik altijd wel een of ander kwaaltje.” Caliskan: “Het steunhart is een goede overbrugging naar een harttransplantatie, maar
het kan veel vaker ingezet worden om levens te redden, ook als de patiënt geen donorhart krijgt. Er zijn nu al mensen in de wereld die ruim vijf jaar met een steunhart leven. Ik verwacht dat binnen vijf jaar tot tien jaar het steunhart gemiddeld ruim tien jaar meegaat.” Roeloffzen: “In de Amerikaanse ziekenhuisserie Grey’s Anatomy zit ook een patiënt met een steunhart. Het toeval wil dat ik die serie altijd keek. Daardoor was ik al goed op de hoogte van de mogelijkheden van een steunhart. Alleen wordt het in diverse landen veel breder ingezet dan bij ons. Wat als ik niet kerngezond was geweest? Door het steunhart ben ik nog in leven en kan ik nog jarenlang bij mijn gezin zijn. Het zou mooi zijn als iedereen in Nederland die kans krijgt.”
‘Deze methode kan honderden levens redden’ Caliskan: “Iemand die te maken krijgt met nierfalen, wordt zonder discussie aan een dialyseapparaat gezet en dat wordt volledig vergoed. Maar een patiënt met hartfalen die niet in aanmerking komt voor een donorhart, is gedoemd te overlijden omdat het steunhart dan niet wordt vergoed. Daarom zijn we van verschillende kanten bezig om het steunhart ook vergoed te krijgen voor andere patiënten met ernstig hartfalen. Zo zijn de Nederlandse cardiologen en thoraxchirurgen gezamenlijk een advies aan het formuleren aan overheid en verzekeraars om het steunhart ook te vergoeden als alternatief voor de harttransplantatie. Als dit advies wordt opgevolgd, kunnen we jaarlijks honderden levens redden.” Roeloffzen: “Het leven na hartfalen is natuurlijk nooit meer hetzelfde. Ik leefde altijd al heel intensief, maar nu zo mogelijk nog intensiever. Die caravan bijvoorbeeld, die we na ons pensioen wilden hebben, hebben we nu toch maar gelijk gekocht. Verder heb ik mijn leven weer opgepakt van waar ik voor het hartinfarct was gebleven en ben ik van plan het record te verbreken van de langstlevende persoon met een donorhart!”
maart 2012 • Monitor
Tekst Vivienne Schiks
Monitor • maart 2012
15
Suikerjunkies Te dikke mensen hebben vooral een verslavingsprobleem, zegt hoogleraar endocrinologie Aart Jan van der Lelij. “Verslavingstherapie zal hen meer opleveren dan een streng dieet.”
W
e worden steeds dikker. Uit een recent onderzoek van het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu, het RIVM, blijkt dat de helft van de Nederlanders tussen de dertig en zeventig jaar overgewicht met zich meetorst. Eén op de zeven is zelfs zo zwaar dat ernstig gezondheidsrisico bestaat in de vorm van bijvoorbeeld hart- en vaatziekten en diabetes. Overgewicht ontstaat wanneer we meer energie binnenkrijgen dan we gebruiken. Energie - belangrijk voor het optimaal functioneren van het menselijk lichaam - komt uit suikers, vetten en eiwitten. Om de stofwisseling voldoende te laten functioneren, heeft een man ongeveer 2.500 kilocalorieën per dag nodig, een vrouw 2.000. Met behulp van het hormoon insuline slaat het lichaam overtollige calorieën op in de lever, de spieren en het vetweefsel.
Gecompliceerder Calorieën tellen zou dus dé manier moeten zijn om af te slanken. Maar volgens Van der Lelij ligt dat iets gecompliceerder. “Natuurlijk, je wordt niet dik wanneer je in Soedan woont en 200 tot 400 kilocalorieën per dag binnenkrijgt. En als je elke dag 3500 kilocalorieën eet, neemt je gewicht toe. Toch is het niet zo dat de hoeveelheid calorieën die iemand binnenkrijgt, altijd voorspelt welk lichaamsgewicht daarbij past. Door 2500 calorieën per dag te eten, zal de één afvallen, terwijl het gewicht van de ander stabiel blijft of weer een ander er juist van aankomt. Natuurlijk hangt dit ook af van hoeveel je per dag beweegt, maar toch is het niet zo’n simpele rekensom. Jouw specifieke stofwisseling bepaalt wat je met die calorieën doet: opslaan als vet of verbranden. Zelfs in onderzoekssituaties waarbij proefpersonen zich niet mochten inspannen en te veel te eten kregen, waren er grote verschillen in de hoeveelheid extra kilo’s die iemand erbij kreeg. Dat hing dus af van hun stofwisseling.”
Geur en smaak Uit onderzoek is gebleken dat bijvoorbeeld 16
geur en smaak belangrijke regulatoren zijn van de stofwisseling. Van der Lelij: “Zo is bij insecten duidelijk geworden dat de stofwisseling al versnelt wanneer ze voedsel ruiken, dus zonder er een hap van te eten. Dat is bij mensen lastiger aan te tonen, maar het is wel duidelijk dat onze smaakpapillen - die zowel op de tong als in de twaalfvingerige darm zitten - invloed hebben op de stofwisseling en op de afgifte van insuline.” Wanneer er iets zoets - dus ook kunstmatige zoetstoffen - vanuit de maag in de twaalfvingerige darm terechtkomt, ‘proef’ je dit met je smaakpapillen. Die zorgen er dan voor dat de darm hormonen maakt, de zogenaamde incretines, waardoor er meer insuline wordt afgegeven. Deze incretines zijn eveneens aanwezig in de smaakpapillen in de mond, waar ze reageren op het zoet op de tong met alweer als gevolg dat je meer insuline gaat afgeven. Van der Lelij: “In feite kun je dus zeggen dat bijvoorbeeld light dranken, door de prikkeling van de zoetreceptoren op de tong en later in de twaalfvingerige darm, méér insuline afgeven dan je uit de calorieën zou mogen verwachten. De afwezigheid van suiker of calorieën betekent niet dat het niet dik maakt. Spa Rood is wat dat betreft echt gezonder dan Cola light.”
Hoeveelheid Bij mensen zijn factoren zoals het zien van voedsel, de geur en de smaak, heel belangrijk voor de hoeveelheid die ze eten. En wanneer ze veel eten, spelen al die factoren weer mee in wat het lichaam ermee doet. Van der Lelij: “Er blijkt een duidelijk verschil te zijn tussen het homeostatische en het hedonische eetgedrag. Het eerste maakt gebruik van het feit dat het lichaam in staat is te meten hoeveel je ongeveer verbruikt. Dit moet gemiddeld gezien elke dag ook weer binnenkomen, wil je in evenwicht zijn. Bij dit mechanisme bepalen de eiwitten, vetten en het volume van de vloeistof hoe snel je verzadigd bent. Je stopt met eten wanneer je
genoeg hebt. En omdat je nauwelijks insuline aanmaakt als je weinig koolhydraten eet, sla je het vet ook niet op.”
Hedonisch Het hedonische systeem werkt totaal anders. Het eten van suikers en zoetstoffen leidt ertoe dat het lichaam het zogenaamde reward systeem aanzet, dat ook actief wordt bij roken en cannabisgebruik. “Hier heeft het verzadingspunt niets te maken met de hoeveelheid kilocalorieën die je binnenkrijgt, maar met het tevredenstellen van het hedonische reward systeem”, legt Van der Lelij uit. “Je neemt bijvoorbeeld nóg een toetje terwijl je lichaam dat niet meer nodig heeft.” Te veel afhankelijkheid van het reward systeem leidt volgens de hoogleraar endocrinologie tot een heuse verslaving. “Je eetgedrag wordt dan in feite aangestuurd door suiker en insuline. Wanneer je suiker- en insulinegehalte dalen, krijg je onthoudingsverschijnselen: een vervelend hongergevoel waarvoor je een shot suiker nodig hebt. Als je veel suiker binnenkrijgt, hierdoor veel insuline afgeeft én ook nog eens vet eet in dezelfde maaltijd, kunnen de vetcellen niet anders dan besluiten alles maar op te slaan. Dáár word je dik van.”
Opslaan Is iemand eenmaal te dik, dan verandert er waarschijnlijk blijvend iets in de hersenen. Ook al vallen te dikke mensen kilo’s af, volgens Van der Lelij blijven ze daarna nog tientallen jaren lang last houden van hun oude verslaving en de daarbij passende stofwisseling die is gericht op opslaan. “Ze hebben andere hersenen en ander gedrag dan slanke mensen met een normaal eetgedrag. Daarom zie je ook dat de meeste interventies slechts kort effect hebben. Veel verslaafden verzinnen op den duur een manier om zich niet aan hun dieet te houden en daarna neemt de verslaving het weer over. De enige afslankmethode die echt werkt? Gedragsverandering! Hét grote misverstand is dat obesitas wordt gezien als een calorieprobleem, maar het is vooral een verslavingsprobleem. Verslavingszorg - waarbij onder meer gedragstherapeutische technieken worden gebruikt die helpen in het omgaan met de voortdurende en bijna overal aanwezige verleiding van calorierijk voedsel - zal dan ook een beter effect op de vetzucht hebben dan het voorschrijven van een dieet.” maart 2012 • Monitor
Tekst Anneke Aaldijk | Beeld censuur.com
‘Obesitas wordt gezien als een calorieprobleem, maar het is vooral een verslavingsprobleem’ Monitor • maart 2012
17
‘Eet maar een wortel’ te simpel Het Erasmus MC opent dit jaar het Centrum Gezond Gewicht. “Zomaar diëten werkt gewoon niet.”
H
et centrum gaat officieel eind dit jaar open, maar sinds oktober worden er op proef al zo’n veertig mannen en vrouwen en twintig kinderen met obesitas behandeld. Kinderarts-endocrinoloog Erica van den Akker en internistendocrinoloog Liesbeth van Rossum leggen uit wat het belang is van het nieuwe centrum.
‘Maatwerk is belangrijk, want ieder mens is een complexe samenstelling van zijn eigen genen en biologische processen’
18
“Eén op de vijf kinderen is te dik”, aldus Van Rossum. “En ruim 47% van alle volwassenen heeft overgewicht. Ongeveer 10% van het gezondheidszorgbudget gaat naar aandoeningen die zijn gerelateerd aan obesitas. Dat is gigantisch veel.” Van den Akker: “Behandelingen zijn door de bank genomen niet succesvol. Obesitas vraagt om een innovatievere aanpak. Zomaar diëten werkt in elk geval niet. En wat voor de ene persoon werkt, kan bij de andere niets opleveren. Dankzij de Dikke Vrienden Club, een behandelprogramma in groepsverband voor dikke kinderen van acht tot twaalf jaar, is aangetoond dat je bij kinderen bij de start van de behandeling al kunt voorspellen wie een goede kans maakt om te slagen en wie niet. Dit inzicht is de basis geweest van ons concept ‘behandeling op maat. Aan de hand waarvan je kunt voorspellen? Persoonlijkheidskenmerken en omgevingsfactoren. Bij dit laatste kun je vooral denken aan gedrag en gewoonten van de ouders en het gezin. We verwachten nog andere voorspellende factoren op het spoor te komen, zoals een genetisch profiel, de hormoonstatus of bijvoorbeeld verslavingskenmerken.”
naar huis. Onderweg denk je aan een zak snoep die je thuis hebt liggen. Meteen worden allerlei hormonen aangemaakt die ervoor zorgen dat je lichaam bij thuiskomst schreeuwt om die zak snoep. Om dat te voorkomen, moet je leren om je gedachten direct aan te passen en, in plaats van aan die zak snoep, bijvoorbeeld te denken aan iets leuks wat je gaat doen als je thuis komt.” Van Rossum: “Ook qua beweging is een gedragsverandering nodig. Wij leren deelnemers dat beweging uit allerlei factoren te halen is. Stap een halte eerder uit de tram, neem de trap, fiets naar je werk. Want de sportschool is leuk, maar drie keer per week sporten, dat houden weinig mensen lang vol. Het moet realistisch zijn, alleen dan heeft het levenslang effect.”
Volgens beide artsen wordt in onze maatschappij vaak onterecht met een beschuldigende vinger gewezen naar obesen. “Die willen heus wel afslanken, maar we moeten ons realiseren dat mensen een complexe samenstelling zijn van genen en biologische processen. De ene heeft bijvoorbeeld eerder een verzadigingspunt bereikt dan de andere, die honger houdt en veel moeite moet doen om tegen dit gevoel te vechten. Daarom werkt het ook niet om tegen een obees persoon te zeggen: ‘Eet maar een wortel’. Je moet weten waar iemand door faalt, dáár kun je therapie op inzetten.”
Op dit moment bestaan de groepen vooral uit patiënten die al onder behandeling zijn van het Erasmus MC, maar eind dit jaar gaat het centrum open voor iedereen. Van Rossum: “Het programma is intensief. Er is aandacht voor de medische en de psychologische kant van overgewicht en ook voor voeding en beweging. In de eerste tien weken komen patiënten hier één keer per week. De bijeenkomsten bestaan onder meer uit groepsgesprekken met een psycholoog en diëtist en een bewegingsprogramma. De totale duur is anderhalf jaar. Wie wil deelnemen, moet gemotiveerd zijn om af te vallen en mee willen werken aan wetenschappelijk onderzoek. Op dit moment draait dat vooral om het verzamelen van gegevens op onder meer hormonaal, genetisch en psychologisch gebied, om daarmee uiteindelijk een behandeling op maat te kunnen ontwikkelen.”
Cognitieve gedragstherapie blijkt in elk geval een belangrijk onderdeel te zijn van een succesvolle behandeling. Van den Akker: “Hoe je gedrag kunt veranderen? Stel, je fietst
Het kinderprogramma dat is opgezet door het Erasmus MC, draait inmiddels ook in tien andere ziekenhuizen. De bedoeling is dat dit ook gebeurt met het programma voor volwassenen.
Beschuldigende vinger
maart 2012 • Monitor
Frank of Sonja? Welk dieet je het best kunt kiezen, verschilt per persoon, concluderen enkele tweedejaars geneeskundestudenten, onder wie Sahar Mokhles en Ibrahim Önsesveren.
D
e Rotterdamse studenten vergeleken twee bekende dieetmethodes: kool hydraatarm en vetarm. Een vetarm dieet, zoals het Sonja Bakkerdieet, gaat uit van weinig vet en zoveel mogelijk gezonde koolhydraten. Wie de hele dag een klein beetje eet, houdt zijn suikerspiegel constant, wat de kans op vreetbuien minimaliseert. Bij dit dieet is de verslaving nog steeds aanwezig, maar wordt die ingepast in ander gedrag, zodat die niet de kop opsteekt.
Wie begint met een koolhydraatarm dieet als dat van dokter Frank en in één klap stopt met de inname van suikers, krijgt - met dank aan het reward systeem de eerste dagen hinderlijke ontwenningsverschijnselen. Maar omdat dit dieet bestaat uit groenten en kaas, veel vette vis en af en toe vlees, heb je wel een vol gevoel. Na een paar dagen doorzetten is de verzadiging door de eiwitten zo sterk, dat je van maaltijd naar maaltijd gaat zonder bevangen te worden door tussentijdse vreetbuien. Welk dieet je het beste kunt kiezen, is individueel bepaald. “De één eet gemakkelijker eiwitten en vet dan de ander”, aldus de studenten. “Mensen die van kaas en worst houden, zijn geschikter voor dokter Frank. Wie absoluut niet zonder brood, pasta en rijst kan, zal meer richting Sonja Bakker gestuurd moeten worden. Overigens, wie vaak uit eten gaat, is beter af met dokter Frank. Je kunt dan het brood overslaan en gemakkelijk een stuk vis of vlees bestellen.”
Monitor • maart 2012
Eetlustremmer Het Erasmus MC onderzoekt de effecten van eetlustopwekker ghreline, een hormoon dat wordt aangemaakt door de maag en twaalfvingerige darm. Remming van de aanmaak van dit hormoon zou moeten leiden tot een betere suiker- en insulinehuishouding en lichaamssamenstelling (botten, spieren, vocht, organen en bloed en vetmassa). Hóe ghreline kan worden geremd, is nog niet helemaal duidelijk. Bij proefdieren en bij mensen is aangetoond dat het stofje ongeacyleerd ghreline een van de meest krachtige remmers is van het hongerhormoon ghreline en een verbetering van de suikerhuishouding geeft. De afdeling Endocrinologie onderzoekt - samen met de universiteit van Turijn - de ontwikkeling van stoffen die op een soortgelijke manier werken als het ongeacyleerde ghreline. Als die worden gevonden, kan mogelijk een behandelingsmethode voor vetzucht worden ontwikkeld.
Oude eetpatroon Dieet of niet, veel mensen met overgewicht vallen uiteindelijk terug in hun oude eetpatroon en wegen na verloop van tijd vaak meer dan voor het dieet. “De sociale druk en de gewoontes maken het bijna onmogelijk om afwijkend te blijven eten”, weet hoogleraar endocrinologie Aart Jan van der Lelij. “Op het moment dat je iets krijgt aangeboden wat die kick weergeeft, val je snel terug in je oude patroon. Door de acute ingeving van die oude verslaving denk je: Geef er nog maar één, morgen ga ik wel weer minderen. Dan val je heel snel terug en komen de kilo’s er weer snel bij. Dit geldt voor beide diëten.”
Ideale dieet Volgens de hoogleraar endocrinologie bestaat het ideale dieet - waaraan je je dan wel de rest van je leven moet houden - uit veel zuivel, vette vis, veel groenten en verse peulvruchten. “Zolang je maar dicht tegen de natuur aanzit en zo weinig mogelijk geraffineerde producten eet, kan er weinig misgaan.”
19
Donkere kant zonneschijn 20
maart 2012 • Monitor
Tekst Gerben Stolk Beeld Gert-Jan van den Bemd
Niet meer soa’s na zomer Wie denkt dat de grootscheepse vakantiestromen in de zomer leiden tot een stijging van het aantal tests op seksueel overdraagbare aandoeningen, heeft het mis. Onderzoek in 2010 door het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (RIVM) kon het in elk geval niet bevestigen. In augustus en september melden zich weliswaar iets meer mensen bij een soa-polikliek dan in de rest van het jaar, maar de toeloop is dan min of meer hetzelfde als in maart en november. In wetenschappelijke terminologie: “Er zijn geen significante verschillen die specifiek zijn toe te schrijven aan de zomer.” Kort na de zomer worden ook niet meer soa’s gevonden. Het vindpercentage is stabiel in de tweede helft van het jaar.
‘Huidproblemen in de buitenlucht zijn meestal het gevolg van menselijk handelen’
Bijna 40.000 duizend Nederlanders vernamen vorig jaar dat zij huidkanker hadden. Zonnebaden en vakanties naar exotische bestemmingen zijn de belangrijkste verklaring.
M
amma, ik wil graag dat je me insmeert met zonnebrandcrème voordat ik naar buiten ga. Kinderen met dat even vriendelijke als verstandige verzoek vormen het ideaalscenario voor Bing Thio. “In Australië gaat het al zo”, zegt de dermatoloog. “Daar leer je op school wat de effecten van UV-straling zijn. Jongens en meisjes weten dat de huid in het zonlicht vitamine D aanmaakt en dat daarmee bijvoorbeeld ons afweersysteem wordt
Monitor • maart 2012
versterkt. Je wapent je er onder meer mee tegen bacteriële infecties die je zou kunnen oplopen in de buitenlucht. Maar die kinderen zijn er al net zo goed van doordrongen dat te veel UV-straling kan leiden tot huidkanker.” Thio pleit ervoor dat ook in ons land scholieren worden voorgelicht. “Doe het voordat iemand is gevormd, want het effect van kennisoverdracht op latere leeftijd blijkt helaas niet groot te zijn”, zegt hij. “Zowat iedere volwassene weet dat overdadig en onbeschermd zonnen gevaarlijk kan zijn, maar er wordt onvoldoende naar gehandeld. Cijfers van KWF Kankerbestrijding wijzen het uit. In 2001 werd bij 15.000 Nederlanders de diagnose huidkanker gesteld. Tien jaar later waren het er bijna 40.000. Meer dan de helft van het Nederlandse publiek blijkt het risico op huidkanker te onderschatten en neemt onvoldoende beschermende maatregelen tegen de zon.”
Ode Laat niemand op basis van deze onheilspellende woorden opmaken dat Thio een somber mens is. Een gesprek met de huidarts mondt al rap uit in een ode aan de huid - “Een orgaan met een sterk waarschuwende functie en een sterk herstellende functie” - en ten aanzien van de ziekte huidkanker is hij allesbehalve een doemdenker. “Het zijn vooral de forse getallen waarvan je schrikt”, zegt hij. “Maar meestal kan succesvol worden behandeld als je er tijdig bij bent. Alleen melanomen, de meest agressieve vorm, zijn heel erg vervelend. Gelukkig vormen die maar 9% van alle gevallen.”
Twee vierkante meter Een volwassene heeft gemiddeld twee vierkante meter huid. Wat kan er buitenshuis allemaal mee misgaan? 21
Van gel tot bevriezing Wijst onderzoek in het Erasmus MC uit dat iemand een kwaadaardige aandoening van de huid heeft? Dan zijn er, al naar gelang de situatie, verschillende mogelijkheden. Voorbeelden: • Fotodynamische therapie (PDT). Bedoeld voor oppervlakkige huidtumoren, zoals basaalcelcarcinomen of bepaalde voorlopers van huidkanker. Bij PDT wordt een gel aan gebracht die in de zieke huidcellen wordt omgezet naar een lichtgevoelige stof. Daarna schijnt de behandelaar op die plek met roodkleurig of soms blauw licht. De belichte cellen gaan kapot en worden door het lichaam opgeruimd. • Mohs micrografische chirurgie. Bedoeld voor patiënten bij wie de ziekte is teruggekeerd, die een bijzonder grote tumor hebben of een tumor vlakbij vitale structuren, zoals oog, oor, neus of mond. Terwijl de patiënt wacht, bekijkt de arts het verwijderde weefsel. Als de randen van de wond vrij zijn van kankercellen, wordt de wond gehecht en kan de patiënt naar huis. Bevatten de randen van de wond nog wel kankercellen, dan neemt de arts opnieuw een stukje weefsel weg om het onmiddellijk na te kijken. Dit wordt herhaald tot er geen kankercellen meer worden gevonden. • Bevriezing, in medisch jargon ‘cryotherapie’. Via deze techniek sterven ‘foute cellen’ af. • Bestraling. Dit is een specialisme van de afdeling Radio therapie. De andere behandelingen worden uitgevoerd door dermatologen. • Er zijn ook - dure - geneesmiddelen voor de huidkankertypen melanoom en plaveiselcarcinoom. De laatste ontwikkeling ten aanzien van medicatie: in januari gaf de Amerikaanse medicijnenautoriteit toestemming voor Everdige. Dat middel is bedoeld voor volwassenen bij wie basaalcelcarcinoom is teruggekeerd na een chirurgische ingreep en die niet in aanmerking komen voor bestraling.
“In principe niet zo veel”, stelt Thio. “Onze huid is een levend schild met, zoals ik zei, een sterke waarschuwende en herstellende functie. Welk ander orgaan kan pijn, jeuk, warmte, koude, strelingen en gekietel voelen en dan ook nog in allerlei gradaties? Een intern orgaan als een hart of een lever krijgt dat niet voor elkaar. Dat kan alleen pijn voelen. De huid dankt dat allemaal aan de grote hoeveelheid sensibiliteitsfactoren. Dat zijn zenuwuiteinden of zenuwcellen die zijn gespecialiseerd in voelen.” Hij vervolgt: “Daar komt bij dat de haarzakjes en het vetweefsel van de huid veel stamcellen hebben: cellen die in staat zijn in een ander celtype te veranderen, in dit geval dus huidcellen. Of je nu een grote open wond oploopt, je huid verbrandt door vuur of je huid bevroren raakt, je overlijdt er op zich niet aan, want de huid kan worden hersteld. Als iemands hersenen dus normaal functioneren, hij moet bijvoorbeeld niet in coma zijn, kan er weinig gebeuren. De huid signaleert aan de hersenen dat je aan het verbranden bent in de zon, waarna je weet dat je in de schaduw moet zitten en de huid ondertussen werkt aan herstel. En dan heb ik nog niet de haren op de huid genoemd, die ook bijdragen aan bescherming tegen externe invloeden.”
Lichttherapie in april om weerstand op te bouwen nebaden dat leidt tot extra huidveroudering en ook de kans op huidkanker verhoogt, kun je denken aan het gebruik van cosmetica. Neem iets eenvoudigs als je handen wassen met zeep. Daardoor verwijder je de vetten, droogt je huid uit en kunnen bacteriën binnendringen. Een huidinfectie kan het gevolg zijn. Of kijk naar make-up dat bij warm weer de huid afsluit en waardoor puistjes ontstaan. De consequenties van dit alles zijn overigens zelden ernstig.”
Overgevoelig Het bekendste voorbeeld van mensen die zich beter niet in zonlicht kunnen begeven, zijn albino’s. Zij beschikken niet over huidpigment, en verbranden dus snel. Wie buiten de deur ook huidproblemen kunnen oplopen, zijn mensen met overgevoeligheid voor zonlicht. Hun lichaam vertoont een eczeemachtige reactie, doorgaans in de vorm van sterk jeukende rode bultjes en ook kleine blaasjes. Thio: “Deze mensen worden behandeld in het Erasmus MC. In april, voordat het zonlicht sterk wordt in ons land, krijgen zij lichttherapie. Via ultraviolet B-licht ontwikkelen zij staps gewijs een gekleurde huid en bouwen ze weerstand op. Het is hetzelfde licht dat wordt gebruikt om een winterdepressie tegen te gaan. Er zijn trouwens ook mensen die niet van nature overgevoelig zijn voor zonlicht, maar dat worden na gebruik van medicijnen, zoals antibiotica. Binnen is er niets aan de hand, maar buiten ontstaat een fotoallergische reactie.”
Make-up De meeste problemen met de zo geprezen huid treden in de buitenlucht dan ook op als gevolg van menselijk handelen, stelt Thio. “Behalve aan overvloedig en onbeschermd zon22
maart 2012 • Monitor
Tekst Gerben Stolk
Controle over bloedstamcel W
at ga je onderzoeken? “Bloedstamcellen zijn essentieel voor het lichaam. We hebben ze heel ons leven nodig, want ze brengen miljoenen bloedcellen voort, zowel rode als witte. Maar hoe ontstaan bloedstamcellen? Dat wil ik weten. Het is bekend dat speciale helpercellen in hun omgeving daarbij een rol spelen, maar we weten nog niets over de werking en invloed van deze zogeheten pericyte cellen.” Waarom is dit onderwerp zo belangrijk? “Ten eerste omdat wetenschappers altijd streven naar meer kennis. We willen weten hoe die helpercellen te werk gaan. Die kennis moet vervolgens medicijnen opleveren voor mensen met een bloedziekte bij wie ter behandeling bloedstamcellen worden getransplanteerd om de productie van gezonde bloedcellen op gang te brengen. Denk aan patiënten met leukemie.
“Het probleem is dat er van een donor niet zoveel bloedstamcellen kunnen worden verkregen. Daardoor duurt het heel lang voordat een patiënt geneest. We zoeken naar een manier om de bloedstamcellen aan te sporen zich te vermenigvuldigen. In het embryo, bij ongeboren wezens dus, worden nieuwe bloedstamcellen gemaakt die zich wel sterk kunnen vermeerderen. We denken dat de helpercellen hierbij belangrijk zijn. Als we kunnen ophelderen hoe de helpercellen de groei van bloedstamcellen stimuleren, kunnen we dat hopelijk vertalen naar de kliniek om aan de behoeften van patiënten te voldoen. “We gaan selectief helpercellen verwijderen in muizenembryo’s en analyseren wat voor effect dat heeft op de bloedstamcellen. We hebben nu nog geen idee hoe de helpercellen de bloedstamcellen beïnvloeden. Raken de helpercellen de bloedstamcellen aan? Geven ze bepaalde eiwitten af? Als je die mechanismen kent, zou je ze misschien kunnen
Monitor • maart 2012
‘Betere transplantatie bij patiënten met een bloedziekte’ beïnvloeden bij volwassenen. Je komt dan bijvoorbeeld tot een medicijn dat een bepaald eiwit blokkeert of juist de werking ervan stimuleert. Door de normale ontwikkeling te bestuderen, wil ik ervoor zorgen dat de abnormale situatie, bijvoorbeeld bij een zieke persoon, wordt verholpen. Het gaat om controle over de werking van de bloedstamcellen en de helpercellen. “Helpercellen bevinden zich niet alleen in de buurt van de bloedstamcellen, maar ook in het bindweefsel. Tijdens onderzoek naar de rol van helpercellen op die plek heb ik een aantal zaken ontdekt aan de Universiteit van Pittsburgh. Al een eeuw lang wist men dat helpercellen de bloedvaten beschermen. Ze hebben ook een gunstige invloed op de bloeddruk. Ik kwam erachter dat ze verder een herstellende functie hebben voor onder meer spier- en botweefsel. Ze kunnen repareren. Het is een grote uitdaging nu te achterhalen wat ze doen voor bloedstamcellen.” Wanneer zullen patiënten voordeel hebben van jouw onderzoek? “Binnen vijf tot tien jaar kunnen er medicijnen zijn ontwikkeld. Mijn optimisme is ook ingegeven door de organisatie waar ik werk. Eind 2008 ben ik naar het Erasmus MC genomen, omdat je hier de beste omgeving hebt voor stamcelonderzoek. Dat heeft te maken met de faciliteiten en de aanwezige kennis.”
Naam: Mihaela Crisan Functie: Celbioloog bij het Erasmus MC Stamcel Instituut Leeftijd: 40 Nationaliteit: Roemeens
23
24
december 2011 • Monitor
Tekst Gerben Stolk | Beeld Helen van Vliet
Levensgevaarlijke wereldburgers Massaal vliegverkeer tussen continenten. Talloze uitdijende metropolen. Bio-industrie bij dorpen en steden. Nooit konden virussen zich zo snel en gemakkelijk verspreiden van dier naar mens en uiteindelijk van mens op mens overgaan als in onze tijd
‘Wie vandaag het Ebolavirus oploopt in Afrika, kan er morgen anderen mee besmetten in Europa’
H
IV, het virus waarvan de mensheid de wrange vluchten plukt in de vorm van de ziekte AIDS, is niet het enige voorbeeld in de geschiedenis. Vóór het ontstaan van deze aandoening bij de mens in Afrika tijdens de eerste helft van de vorige eeuw, zijn er ongetwijfeld soortgelijke ziekte gevallen geweest in het werelddeel. “Maar omdat de globalisering en verstedelijking toen lang niet zo intensief waren als in de laatste decennia van de afgelopen eeuw, bleef het beperkt tot geïsoleerde, kleinschalige gevallen”, zegt viroloog Ab Osterhaus. Legt uit: “Door rauw apenvlees te eten dat besmet was met een virus, zijn mensen wel vaker met HIV of een aanverwant virus geïnfecteerd geraakt. Maar vanaf de zeventiger jaren ontston den steeds meer omstandigheden die vervolgens ook konden bijdragen aan verspreiding tussen mensen op grote schaal. Denk aan de trek van het platte land naar de stad en aan het gestegen aantal vliegbewegingen. Binnen een dag reizen talloze mensen van Afrika naar Europa. Een gevolg van de globalisering is ook het breed uitgewaaierde druggebruik met behulp van naalden geweest. Zoals bekend zijn veel besmet tingen ontstaan via onsteriele naalden.”
Tochten over globe Op het moment van het interview heeft de beroemde viroloog net voor honderden leden van het Nederlands Instituut voor Biologie een presentatie verzorgd met als titel Een epidemie van nieuwe virussen: hoe kunnen we worden beschermd?. Hij opent het PowerPoint document nog even op zijn laptop. Een van de pagina’s toont de wereldkaart.
Verzamelhobby Zoals andere mensen postzegels verzamelen, zo verzamelen Ab Osterhaus en zijn medewerkers virussen. “Een hobby, maar wel een uiterst nuttige”, zegt het afdelingshoofd Virologie. Sinds 1995 identificeerde het Erasmus MC meer dan twintig ziekteverwekkers, waartegen in een aantal gevallen een vaccin kon worden ontwikkeld. Het is een veelzijdige lijst, met daarop bijvoorbeeld herpesvirussen en het influenza B-virus bij zeehonden, griepvirussen in mensen zoals A(H5N1) en A(H7N7) en natuurlijk het SARS-virus.
caanse griep als gevolg, nog niet zo lang geleden heeft laten zien. Stel, er is in de komende jaren ergens ter wereld een mazelenuitbraak. Dat zal dan, iets wat ik je overigens op een briefje geef, als een lopend vuurtje groot gevaar opleveren voor de plusminus 3.000 kinderen in onze Nederlandse bible belt die niet tegen mazelen zijn gevaccineerd. De exacte snelheid van de verspreiding van bepaalde virussen, zoals griepvirus sen, hangt ook af van het klimaat. In de winter hebben mensen in het algemeen minder weerstand, hebben ze intensiever contact via besmette ruimten en blijven virussen langer actief door de lagere temperaturen en minder UV-straling. Dat draagt er allemaal toe bij dat de verspreiding van luchtwegvirussen sneller verloopt.”
Paar dagen Daarop staan namen van vele virussen genoteerd op de plek waar ze zijn ontstaan. Met lijnen zijn de lange tochten weerge geven die ze over de globe hebben afgelegd via dier en mens of via beide. Een kluwen die in zijn octopusachtige omvattend heid een welhaast macabere indruk wekt. Daar is bijvoorbeeld het SARS-virus, dat een levensbedrei gende vorm van longontsteking kan veroorzaken. Eind 2002 werd SARS voor het eerst bij mensen vastgesteld in de Chinese kustprovincie Guangdong. Onder meer als gevolg van zakelijk vliegverkeer verspreidde het virus zich snel naar andere delen van Azië en naar Europa en Amerika. Bijna duizend mensen overleden. Osterhaus en zijn mensen hadden een groot aandeel in de snelle identificatie van het virus, waarna de verspreiding ervan rap kon worden gestopt en het dodenaantal de duizend niet overschreed.
Meest rampzalig De Spaanse griep is de meest rampzalige wereldwijde epide mie uit de moderne tijd. In 1918 en 1919 eiste die in elk geval twintig miljoen levens. Een aantal bronnen houdt het zelfs op honderd miljoen. Het virus kwam uit Azië, ging daarna rond in Amerika en kwam terecht in Europa toen aan het eind en in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog soldaten uit de Verenigde Staten naar de andere kant van Atlantische Oceaan werden gestuurd. Osterhaus: “Destijds duurde het zes maanden voordat het virus de wereld rondging. De Aziatische griep eind jaren vijftig (kostte een miljoen mensen het leven, red.) had daarvoor nog maar een paar weken nodig. Tegenwoordig spreek je over dagen, zoals het Nieuwe Influenza H1N1-virus, met de Mexi
Wat gelukkig ook almaar sneller in zijn werk gaat, is de detectie van virussen en de daaruit voortvloeiende productie van een vaccin en andere interventiemogelijkheden. Hoogleraar en afdelingshoofd Virologie Osterhaus: “Bij AIDS duurde het jaren voordat wetenschappers uiteindelijk het HIV-virus ontdekten in 1984. Voor SARS hadden wij in 2003 enkele weken nodig. En ik durf te zeggen dat we het met de huidige technieken binnen een paar dagen rond kunnen hebben wanneer zich een nieuw gevaarlijk virus aandient. Bij nieuwe moleculaire technieken kun je onder meer denken aan nieuwe sequencing technieken om het erfelijk materiaal van een virus te achterhalen.”
Dierenrijk De Spaanse griep, de Aziatische griep (1957) en de Hong Kong-griep (1968), waaraan ongeveer een miljoen mensen overleden, waren de grote influenzapandemieën van de vorige eeuw. Ze hadden alle drie hun oorsprong in het dierenrijk. De moderne, geïntegreerde wereld loopt een groter risico op besmetting vanuit de fauna dan de meer sobere en klein
Primitief Een virus op zich is uiterst primitief. Het kan niet zelfstandig bestaan en het kan zich niet op eigen houtje vermeerderen. Een virus is daarvoor afhankelijk van de levende cel waarin het terechtkomt, bijvoorbeeld via de luchtwegen of een wond in de huid. Eenmaal in de cel gebruikt het virus zijn erfelijk materiaal of versmelt het met de cel om nieuw virus te produceren.
Meewarige blikken
‘Twintig kippen in je achtertuin is geen probleem, maar 200.000 kippen bij elkaar is een tijdbom’
schalige samenlevingen van destijds, zegt Osterhaus. Steden breiden zich uit en mens en dier komen meer met elkaar in contact. Contact met een geïnfecteerd beest kan een ketting reactie bij de humane soort teweegbrengen na aanpassing in de mens. Soms is vogelpoep de bron van besmetting. Osterhaus: “Intensieve veeteelt geldt als een risico. Twintig kippen in je achtertuin is normaal gesproken geen probleem, maar 200.000 kippen bij elkaar is een tijdbom. De kans op mas sale verspreiding van dier naar dier, met het risico van mutatie van het virus, is daar veel groter. Als mens kun je vervolgens via kippenpoep het virus binnenkrijgen in je luchtwegen. Het virus past zich aan in de mens, waarna het zich uiteindelijk kan verspreiden van mens op mens.”
Vogels SARS trad in China bij mensen op nadat zij in de nabijheid van civetkatten hadden verkeerd die waren besmet door vleermui zen, de originele bron. Bij sommige virussen moeten stappen tussen verschillende diersoorten worden gemaakt voordat ze zich in de mens omzetten in een humane variant. Het Erasmus MC had een primeur tijdens de uitbraak van Hong Kong-griep in 1997, een ander type dan de variant uit de jaren zestig, toen virologen aantoonden dat een vogelvirus rechtstreeks kan worden overgebracht naar de mens. Tot dan toe heerste de opvatting dat zich in de besmettingsketen een zoogdier moest bevinden, zoals een varken, dat het laatste zetje richting mens verzorgde. Osterhaus: “Het bleek dat het H5N1-virus op een markt in Hong Kong was overgegaan van vogel op mens. Er ging daar onder kippen een griepvirus rond dat via wilde eenden was terechtgekomen bij kippen. Op de markt bevond het zich in kippenpoep. Een mens kreeg het virus binnen door de lucht wegen, waarna het in het slijmvlies terechtkwam en na verloop van tijd een type ontstond dat kon worden overgedragen van mens op mens. Wilde eenden als primaire bron zijn bepaald geen uitzondering. Vaak komt een virus bij watervogels van daan. Door de mobiliteit van trekvogels als eenden en ganzen kan het virus zich snel verspreiden.”
Monitor • maart 2012
De grootvader van viroloog Ab Osterhaus overleed in de jaren dertig van de vorige eeuw als gevolg van tuberculose. “Niet zo verwonderlijk, want in die tijd ging een kwart van de mensen dood aan infectieziekten”, zegt de wetenschapper. Een infectieziekte wordt veroorzaakt door één of meer microorganismen, zoals een virus, bacterie of schimmel. Osterhaus noemt de anekdote tijdens een betoog dat duidelijk maakt hoeveel winst er is geboekt op het vlak van virus bestrijding. “Honderd jaar geleden stierf zelfs bijna 50% van de mensen in Europa en Amerika aan infectieziekten.” Toen Osterhaus in de jaren zeventig besloot een punt te zetten achter zijn beroep van dierenarts en hij koos voor het bestaan van viroloog, werd hij door menig collega dierenarts meewarig aangekeken. Glimlachend: “In die discipline was toch geen carrière meer te maken? Nog maar weinig mensen overleden als gevolg van een virusinfectie, althans in de westerse wereld. Mede dankzij vaccinatie was pokken uitgeroeid en waren we met polio en mazelen ook een heel eind. De komst van riolering en schoon drinkwater is eveneens van grote betekenis geweest, net als de ontwikkeling en het gebruik van antibiotica en antivirale middelen sinds de Tweede Wereldoorlog. En denk ook aan veterinaire keuringen. Via onder meer uitroeiingprogramma’s en vleeskeuring werd tuberculose onder vee bestreden.” Waarom betrad Osterhaus destijds dan toch het veld van de virologie? “Omdat ik het leuk en interessant vond. Dat houd ik studenten ook altijd voor: doe wat je leuk vindt. En het paradoxale was natuurlijk dat net toen de boel in grote lijnen onder controle leek te zijn gebracht, er opeens allerlei gevaarlijke virussen uitbraken met een wereldwijde dreiging. In de jaren na mijn komst als viroloog heb je bijvoorbeeld AIDS, SARS, Mexicaanse griep en het West-Nijlvirus gezien.”
Genadeslag zeldzame diersoort De wereldgezondheid is een belangrijke motivatie voor virusvorsers. Hoe eerder zij een virusuitbraak weten te smoren, hoe minder menselijke slachtoffers er vallen. Maar er zijn meer drijfveren, zegt viroloog Ab Osterhaus. “Wij concentreren ons op drie belangrijke sferen: menselijke infectieziekten, infectieziekten bij huisdieren en infectie ziekten bij in het wild levende dieren. De twee laatste kunnen zich ook verplaatsen naar mensen, dus de onderzoeken zijn sowieso nuttig voor mensen. Maar het gaat ons ook om dierenwelzijn. Je wilt bijvoorbeeld een vaccinatie hebben om te voorkomen dat honderden miljoenen kippen moeten worden geruimd bij een pandemiedreiging. Verder is biodiversiteit belangrijk. We kennen voorbeelden waarbij dierenpopulaties zijn gehalveerd of gedecimeerd. Een infectie kan zelfs de genadeslag zijn voor een zeldzame dierensoort die door de mens al bijna is uitgeroeid.”
27
Altijd onvoldoende energie
Tekst Ellen Brand
Nieuw zorgpad 250 kinderen per jaar bezoeken het Erasmus MC-Sophia met een neuromusculaire of mitochondriële aandoening. Bij de behandeling zijn vaak meer dan tien vakgebieden betrokken, waaronder kinderneurologie, cardiologie, orthopedie, longziektes, revalidatie en genetica Het nieuwe zorgpad NeMo, waarbij de patiënt een gestandaardiseerde naadloze route in het ziekenhuis volgt, leidt ertoe dat zoveel mogelijk controles en behandelingen plaatsvinden tijdens hetzelfde bezoek plaatsvinden. Een van de doelstellingen is de tijd tot aan de diagnose terug te brengen van negen tot vier maanden.
Evangelia: “Ik was altijd al heel snel moe. Als ik een klein stukje gelopen of gezwommen heb, moet ik een hele poos uitrusten. Als ik verre uitstapjes maak of heb gegymd, zit ik vaak in een rolstoel. Drie jaar geleden kreeg ik te horen dat ik deze stofwisselingsziekte heb.”
Evangelia heel snel moe
Soms is een ziekte zo bijzonder, dat er maar heel weinig patiënten zijn. Zeldzame postzegels, zeggen artsen weleens. Deze keer: Evangelia Moraiti (10) heeft een mitochondriële aandoening, een soort stofwisselingsziekte. Van dit type zijn maar drie gevallen bekend in de wereld.
K
inderneuroloog René de Coo: “Mitochondriële cellen vormen de energiefabriekjes in het lichaam. Je kunt zo’n cel het beste vergelijken met een soort stadje waarin alles beweegt. Dat stadje heeft een eigen energiecentrale waar veel mensen werken. Als tien op de honderd medewerkers er eigenlijk geen zin in hebben, vangt de rest het wel op. Maar als dertig of veertig dienst weigeren, heb je echt een probleem. Als dat in de cel gebeurt, levert die onvoldoende energie om het lichaam goed te laten functioneren.”
28
De Coo: “Deze erfelijke ziekte zorgt ervoor dat Evangelia een permanent tekort aan energie heeft. Een gezond iemand die gaat rennen, ervaart daardoor op een bepaald moment een verzuring van de spieren. Dat gaat gepaard met een moe, zwaar gevoel in de benen en dat maakt verder lopen bijna onmogelijk. Evangelia heeft constant dat gevoel. Ze moet na een paar meter lopen al rust nemen, want ze heeft niet de fut om door te gaan.” Evangelia: “Soms heb ik helemaal geen trek in eten. En als ik toch probeer om iets te eten, dan word ik misselijk en moet ik weleens overgeven. Maar ik moet wel uitkijken dat ik niet afval.” De Coo: “Patiënten kunnen een heel vol gevoel in de maag of darmen hebben, terwijl ze maar een paar happen hebben gegeten. Voor Evangelia is het heel belangrijk dat ze gezonde voeding binnenkrijgt, helemaal nu ze een groeispurt doormaakt. Ze heeft daarom een sonde in de buik, waar voeding doorheen geleid wordt. Haar ouders hoeven haar nu niet meer steeds te stimuleren om wat te eten. Dit haalt dus de druk een beetje van de ketel.” Evangelia: “Vroeger zat ik op paardrijden, maar dat kan nu niet meer, want het is veel te vermoeiend. Ik zit sinds kort ook op een speciale school voor chronisch zieke kinderen. Dat is best ver weg, daarom word ik elke dag met een busje gehaald en gebracht. Als ik met vriendinnetjes ben, doen we geen wilde spelletjes. Gamen op de computer vinden we allemaal heel erg leuk.” De Coo: “Voor Evangelia is het fijn dat ze op een speciale school zit waar begrip is voor haar situatie. We kunnen de ziekte nog niet genezen, maar wel behandelen. Een goed vetrijk, suikerarm dieet is een belangrijk onderdeel van het behandelplan. Vitamines - die je gewoon bij de drogist kunt kopen - en een gedoseerde training doen de rest. Evangelia moet veel lichaamsoefeningen doen onder leiding van een sportarts om op krachten te komen.” maart 2012 • Monitor
Tekst Ellen Brand
Pijn kunstheup voorkomen W
at ga je onderzoeken? “Ik ontwikkel een kweek model voor het testen van biomaterialen. Cellen uit het menselijk lichaam gaan in een kweekbakje, en daar voegen we materialen bij zoals kunststof, metaal of keramische producten. Vervolgens onderzoeken we hoe de menselijke cellen daarop reageren. Ik verwacht ongeveer drie jaar nodig te hebben voor de eerste resultaten zichtbaar zijn.” Waarom is dit onderwerp zo belangrijk? “In de orthopedie werken we veel met lichaamsvreemde stof fen. Denk bijvoorbeeld aan kunstheu pen of -knieën van metaal. Of zachte materialen, zoals kunst stof geweven matjes. Vooral bij de zachte stoffen treden on gewenste complicaties op, bijvoorbeeld een ontsteking, pijn of inkapseling. Dat gebeurt in 15% van de gevallen. Als we van tevoren zouden kunnen voorspellen bij welke soort materialen en patiënten dat gebeurt en waarom, kun je er rekening mee houden en andere stoffen of extra medicatie gebruiken. Dat is het doel van mijn onderzoek. Omdat ook andere afdelingen, zoals Heelkunde, met biomaterialen werken, kan mijn ontwikkelde model multidisciplinair worden ingezet.
“De biomaterialen werden tot dusver voor heen alleen getest bij proefdieren. Maar wat bij proefdieren werkt, hoeft dat bij mensen niet te doen. Als de resul taten van mijn onderzoek goed zijn, hoeven we in de toekomst minder dierproeven te doen. Dit is ook goedkoper en sneller. “We starten met gezonde cellen van anonieme donoren en onderzoeken de reactie op bekende materialen.
Monitor • maart 2012
Hoe reageren cellen op lichaamsvreemde stoffen? Op die manier creëren we een betrouwbaar systeem. Als het model is gereed is, kunnen we onderzoeken hoe lichaamscel len reageren op nieuw ontwikkelde materialen. Na afloop van het experiment kun je beter voorspellen wat er precies in het lichaam gebeurt na het plaatsen van een biomateriaal. Het model kan ook nog gebruikt worden om therapieën te testen die een ongewenste reactie van het lichaam op het biomateri aal tegengaan. Mocht blijken dat je die reactie met een zalfje of pilletje kunt voorkomen, dan komt dat de kwaliteit van de behandeling ten goede.” Wanneer zullen patiënten voordeel hebben van jouw onderzoek? “Als de resultaten van mijn onderzoek bekend zijn en we precies weten wat biomaterialen doen in het menselijk lichaam, nemen we bij de patiënt voorafgaand aan diens operatie buisjes bloed of een huidbiopt af. Vervolgens isoleren we daar cellen uit en voegen die bij het kunststof of metaal. Aan de hand van de reactie in de kweekbak weten we dan of het voorgenomen implantaat gebruikt kan worden of niet.”
Naam: Yvonne Bastiaansen-Jenniskens Functie: Postdoctoraal onderzoeker Orthopedie Leeftijd: 31 Nationaliteit: Nederlands
29
Tekst Joop van de Leemput
Bewijs het maar De geestelijke gezondheidszorg hoeft amper bewijs te leveren dat therapieën werken. Dit verandert langzamerhand en dat is een goede zaak, vindt professor Jan van Busschbach.
“V
erzekeraars vergoeden alles wat in ons hoofd opkomt”, zei Jan van Busschbach onlangs tijdens een congres in Amersfoort over kosteneffectiviteit in de geestelijke gezondheidzorg (GGZ). Uitbetaling gebeurt volgens hem ook wanneer er geen spoor van bewijs is dat een behandeling helpt.
Luxe positie Van Busschbach, afdelingshoofd Medische Psychologie en Psychotherapie van het Erasmus MC: “Het is voor therapeuten een luxe positie dat ze zo weinig bewijsvoering hoeven te leveren. Je verzint iets en begint er gewoon aan. Dat kan best verstandig zijn als je goede redenen hebt. Maar je moet bedenken dat deze werkwijze wezenlijk anders is dan in de farmacie.” In de geneesmiddelenindustrie moet een medicijn een wetenschappelijk bewezen effect hebben. Verder dient het nieuwe middel veilig te zijn en waar voor zijn geld te bieden. Pas dan komt de naam ervan op de positieve lijst. De GGZ werkt omgekeerd: met negatieve lijsten. Wat daarop staat, wordt niet vergoed.
Eigen bijdrage • Vier van de tien Nederlanders krijgen ooit een psychische aandoening. Denk aan ADHD, depressie, angststoornis, schizofrenie of dementie. • In de geestelijke gezondheidszorg vinden behandelingen die bewezen effectief zijn ‘niet vanzelfsprekend hun weg naar de praktijk’. Dat stellen de auteurs van het boek ‘Evidence Based werken in de GGZ’. • Omdat allerlei therapieën worden vergoed en de vraag ernaar stijgt, zoekt de politiek naar wegen om de kosten in de hand te houden. • Dit jaar is een eigen bijdrage voor de tweedelijns GGZ ingevoerd: 100 of 200 euro, afhankelijk van de duur van de therapie. • Ook krijgt een cliënt sinds 1 januari maximaal 18.000 minuten therapie vergoed. • Behandeling van aanpassingsstoornissen (psychische stress bij belangrijke gebeurtenissen) wordt helemaal niet meer vergoed.
30
‘Deurbeldiagnostiek geestelijke gezondheidzorg: de plaats waar je in behandeling gaat, bepaalt de therapie’ Niemand vraagt Waarom is bewijs dat een therapie werkt zelden voorhanden? Omdat niemand ernaar vraagt. Tot nu toe. Van Busschbach verwacht dat politici en verzekeraars de komende tijd meer druk op de ketel zetten. Ze gaan het begin van een bewijsvoering eisen, zegt hij. Dat is redelijk: “Je moet toch weten wat bij wie werkt. Dat is nuttig voor de patiënt en maakt het voor ziekenhuizen gemakkelijker om besteding van de premies te verantwoorden.”
Drie therapieën Een ander heikel punt is dat therapeuten zichzelf als uitgangspunt nemen. Ze bieden de behandelingen aan waarin ze ervaren zijn. Als voorbeeld noemt Van Busschbach een patiënt met een depressie. Die belt aan bij instanties in Emmeloord, Heerlen en Rotterdam. Degene die de deur opent, bepaalt welke behandeling iemand ondergaat. De patiënt krijgt drie verschillende therapieën voorgesteld. Dat is raar, want de aandoening is hetzelfde. Van Busschbach: “Dit is deurbeldiagnostiek: de plaats waar je in behandeling gaat, bepaalt de therapie. Het zou natuurlijk beter zijn als de patiënt het uitgangspunt was en bij zijn aandoening de beste therapie werd gezocht. Zo’n aanpak is ook beter dan allerlei ondoordachte maatregelen, zoals het afkappen van de therapie bij de limiet van 18.000 minuten, ongeacht of de patiënt genezen is of niet.” Van Busschbach’ betoog samengevat: de GGZ moet bewijzen leveren dat therapieën helpen en de patiënt wordt het uitgangspunt van de behandeling, niet de therapeut.
maart 2012 • Monitor
Jan van Busschbach: “Gesprekstherapieën testen en de beste aanwijzen, gebeurt amper in de geestelijke gezondheidszorg. Bij medicijnen is dit wel de norm.”
‘Een patiënt zei zelfs door het schilderen een vakantiegevoel te krijgen’
32
maart 2012 • Monitor
Tekst Anneke Aaldijk
Therapie uit de kunst Activiteiten als schilderen, kleien of boetseren kunnen kankerpatiënten helpen bij het verwerken en uiten van verdriet, angst of pijn én bij lichamelijke klachten als misselijkheid. Dat blijkt uit ervaringen van oncologie patiënten in het Erasmus MC met kunstzinnige therapie.
T
iny van As-Amersfoort (72) - opgenomen op afdeling 5 Zuid - vertelt over de positieve effecten.
“Ik heb leukemie en ben twee keer zeven weken opgenomen voor de chemotherapie behandeling. Eerst had ik niet zo’n zin om mee te doen aan deze therapie, maar kunstzinnig therapeut Yvonne Peschier wist me enthousiast te maken. Eenmaal bezig vond ik het zo leuk, dat ik zelfs een keer twee schilderijtjes op één dag heb gemaakt. Wanneer ik aan het schilderen ben, denk ik even nergens meer aan. Dat is heerlijk. Meestal begin ik gewoon met een blauwe lucht. De rest komt dan vanzelf. Ondertussen vertelt Yvonne allerlei dingen over schildertechnieken en over kleuren. Je leert er dus ook nog van. Na afloop voel ik me blij. Ik ben lekker bezig geweest én ik heb weer eens iets nieuws te vertellen.”
Ze vervolgt: “Vorige week kwam Yvonne langs op een dag dat ik heel misselijk was. Ik ben toch gaan schilderen en na een tijdje voelde ik de misselijkheid nauwelijks meer. Het geeft afleiding. Dat hoor ik ook van andere patiënten. Tijdens mijn vorige opname zei een man die bij mij op de zaal lag, dat hij door het schilderen zelfs een vakantiegevoel kreeg.” Volgens Peschier werkt de therapie harmoniserend. De balans tussen hoofd, hart en handen wordt hersteld. “We gaan uit van thema’s als acceptatie, loslaten, ademruimte en omgaan met emoties. Het wordt ook ingezet om lichamelijke klachten te verlichten.” Patiënten hoeven niet creatief te zijn om deel te nemen aan deze therapie. “Het gaat om het doen.”
Beeld Gert-Jan van den Bemd
Spieken bij Mona Lisa Met welke verf is de achtergrond van ’s werelds beroemdste schilderij op het doek gezet? En welke kleur had het toen Leonardo da Vinci het net had afgerond aan het begin van de zestiende eeuw? Technieken die dit soort kwesties hebben opgehelderd bij de Mona Lisa, kunnen de medische wereld helpen afwijkingen in de wand van menselijke bloedvaten op te sporen. David Maresca, onderzoeker binnen de afdeling Biomedische Technologie van het Erasmus MC, vervulde een stage in het Louvre. Met behulp van lichtspectroscopie onthulde hij geheimen van de Mona Lisa. De technieken worden nu ook toegepast om aandoeningen in de bloedvatwand te ontdekken. Speciaal licht maakt duidelijk waar zich kwetsbare plekken bevinden: vet dat wordt bedekt door een dun vliesje. Als het vliesje breekt, komt het vet vrij en kan bijvoorbeeld een hartinfarct ontstaan. De afdeling Biomedische Technologie ontwikkelt onder meer apparatuur om hart- en vaatziekten te onderzoeken.
34
maart 2012 • Monitor
Tekst Reanne van Kleef
Strijd tegen hoge bloeddruk W
at ga je onderzoeken? “We weten dat er een relatie is tussen zout en een hoge bloeddruk, maar het is nog niet bekend waarom sommige mensen meer zout vasthouden dan andere. Mijn onderzoek richt zich op een specifiek zoutkanaal in de nieren. Bij sommige mensen is dit kanaal overactief en neemt het lichaam meer zout op, waardoor een hoge bloeddruk ontstaat. Ik wil weten hoe dit proces precies werkt en welke factoren ervoor zorgen dat het zoutkanaal overactief wordt.” Waarom is dit onderwerp zo belangrijk? “De meest voorkomende ziekten in onze maatschappij zijn kanker en hart- en vaatziekten. We weten dat bij het ontstaan van hart- en vaatziekten een hoge bloeddruk een van de belangrijkste factoren is. Hoge bloeddruk kan leiden tot schade aan organen en bloedvaten, met een beroerte, hartaanval of nierschade als gevolg. Eén op de vier mensen in het Westen heeft een te hoge bloeddruk. Een groot gedeelte van deze mensen heeft een zoutgevoelige hoge bloeddruk. Dat betekent dat hoe meer zout ze eten, hoe hoger hun bloeddruk wordt.”
“Gespecialiseerde kanaaltjes in de nieren worden door het lichaam geïnformeerd over welke stoffen uitgescheiden of vastgehouden moeten worden. Bij de meeste mensen werkt dit systeem heel goed, maar bij sommige wordt meer zout opgenomen dan goed voor ze is. Ik richt me op één specifiek zoutkanaaltje waar we nog niet zoveel van weten, maar waarvan in de afgelopen jaren wel duidelijk is geworden dat het een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling van hoge bloeddruk. Als dit kanaaltje overactief wordt, neemt het te veel zout op, wat weer leidt tot een hoge bloeddruk.” “We gaan ervan uit dat zo’n overactief zoutkanaal in principe gezond is, maar overactief wordt als gevolg van bepaalde factoren in het lichaam. Een aanwijzing hiervoor is dat je niet met een te hoge bloeddruk wordt geboren, maar die ontwikkelt tijdens je leven. Hoge bloeddruk komt vooral veel voor bij mensen ouder dan vijftig of zestig jaar, dus er moeten factoren zijn tijdens het leven die het zoutkanaal overactief maken. Daar willen we meer van weten.”
Monitor • maart 2012
‘Overactief zoutkanaaltje speelt grote rol’ “Hoge bloeddruk komt ook vaak voor bij patiënten die een niertransplantatie achter de rug hebben. Dat komt door de medicijnen die ze krijgen om een afweerreactie tegen het lichaamsvreemde orgaan te onderdrukken. Ook hier veroorzaken overactieve zoutkanaaltjes de hoge bloeddruk. Daar zijn wel medicijnen tegen, maar deze zijn nog nooit getest in deze groep mensen. En voor hen is een te hoge bloeddruk nog slechter, omdat hun transplantaat daardoor minder lang meegaat en ze eerder komen te overlijden. Binnen mijn onderzoek gaan we testen of medicijnen die specifiek het zoutkanaaltje remmen, ook bij deze patiënten werken.” Wanneer zullen de patiënten voordeel hebben van jouw onderzoek? “Dat is heel moeilijk te zeggen bij basaal onderzoek als dit. Je moet gedreven zijn door de onderzoeksvraag hoe werkt het?, waarbij je dan soms ineens ziet dat er een doorbraak is, waardoor alles veel sneller gaat en veel sneller consequenties heeft. Bij het onderzoek naar bloeddrukverlagers bij nierpatiënten kunnen we wel sneller resultaten verwachten. Als een van de twee te testen medicijnen beter werkt, kunnen deze patiënten snel voordeel hebben van het onderzoek.”
Naam: Ewout Hoorn Functie: Internist-nefroloog in opleiding Leeftijd: 33 Nationaliteit: Nederlands
35
Tekst Gerben Stolk | Beeld Edvard Munch, Scream, 1896, © Munch Museum / Munch Ellingsen Group / Pictoright 2012
Bovenmatig bang of buitensporige bravoure Iemand met een depressie kan beter thuisblijven dan dat hij witte stranden en wuivende palmen opzoekt. Een behaaglijke omgeving doordringt hem juist extra van zijn onvermogen te genieten.
D
okter, denkt u dat het helpt als ik met vakantie ga? Psychiater Tom Birkenhäger ontraadt depressieve patiënten meestal de koffers te pakken. “Ik zal niet zeggen dat hun toestand verslechtert, maar ik vertel wel dat ze niet de illusie moeten hebben dat het beter zal gaan als gevolg van een vakantie. Kijk, tijdens zo’n vakantie loop je harder tegen je depressie aan. Als je thuis in je routine zit en bijvoorbeeld gewoon aan het werk bent, verwacht je niet speciaal dat het heel leuk is wat er allemaal gebeurt. Bij een vakantie juist wel. Je merkt dan veel meer dat je nergens in geïnteresseerd bent en geen plezier kan beleven.”
Pleinvrees Wat kan er op geestelijk vlak verkeerd gaan met sommige mensen die de huisdeur achter zich sluiten? Het bekendste voorbeeld is waarschijnlijk wat in de volksmond pleinvrees wordt genoemd. Agorafobie, zo heet het in de psychiatrie, ofwel angst in open ruimten, die heel vaak het gevolg is van eerdere paniekaanvallen. “Ik schat dat 3 tot 4% van de Nederlandse bevolking er in mindere of meerdere mate aan lijdt”, zegt Birkenhäger. “Volgens de handboeken moet je wekelijks twee paniekaanvallen krijgen om werkelijk aan de kwalificatie te voldoen. Maar er zijn ook mensen die het slechts een paar keer per jaar overkomt.”
Behandeling
‘Tijdens vakantie loop je harder tegen een depressie aan’
36
De afdeling Psychiatrie van het Erasmus MC is gespecialiseerd in behandeling van patiënten met schizofrenie, mensen met depressie en in psychiatrie na de bevalling. Mensen met een paniekstoornis met agorafobie worden in ons land vooral geholpen in de tweede lijn van de geestelijke gezondheidszorg, in een niet-academische setting dus, maar Birkenhäger en zijn collega’s zien soms ook patiënten bij wie het voorkomt. Hij vertelt: “Deze mensen zijn ooit door een paniekaanval overvallen in een publieke ruimte en leven met de vrees dat het weer kan gebeuren. Bij zo’n intense aanval word je bijvoorbeeld kortademig, krijg je hartkloppingen, ga je transpireren en word je misselijk. Patiënten vertellen dat ze bang zijn weer op een dergelijke manier de controle kwijt te raken en het idee te hebben dood te gaan of gek te worden. Straks lig ik in volledige paniek plat op de grond in de trein. Ze zien er daarom tegenop in de tram te stappen, naar de Bijenkorf te gaan of een vergadering op hun werk bij te wonen. Het heeft ook te maken met het gevoel ergens te zijn en niet weg te kunnen.” maart 2012 • Monitor
‘Overdreven zelfvertrouwen en onverantwoord riskant gedrag na jetlag’
Medicatie Kiezen op elkaar en de ogen dicht. Dat kan een tactiek zijn om de tramrit toch te doorstaan. “Daarmee volbreng je het weliswaar, maar wordt de tocht in het openbaar vervoer nog steeds ervaren als iets engs”, zegt Birkenhäger. “Dat is geen echte oplossing. Een behandeling kan dat wel zijn. Mensen met agorafobie worden geholpen met medicatie of cognitieve gedragstherapie of met beide.” Hij vervolgt: “We weten nog niet precies hoe het werkt, maar de medicatie zorgt er wel voor dat na enkele weken de gevoeligheid van bepaalde receptoren (receptor: eiwit waaraan een specifiek molecuul kan binden, red.) voor serotonine afneemt. Serotonine is een stof die een rol speelt bij het ontstaan van paniek. En wat betreft de therapie: daarbij wordt de patiënt steeds wat meer blootgesteld aan de gevreesde situatie. Eenvoudig gezegd: je stapt bijvoorbeeld na de eerste halte uit de tram. De verwachting is dat de patiënt dan geen paniekaanval krijgt en na het ritje zegt: Was dit alles? De volgende keer probeert hij mee te gaan tot de tweede halte, enzovoort. Bij de therapie hoort ook dat de psychiater de patiënt uitdaagt zijn angstgevoelens onder woorden te brengen. Daar is soms een beetje provocatie bij nodig. Uiteindelijk moet de patiënt al pratende tot de conclusie komen dat het eigenlijk niet zo bijzonder is om in de tram te stappen.”
Eeuwige heimwee Ongelukkig, maar niet depressief. Dat is het algemene oordeel van psychiater Tom Birkenhäger over menige ‘eerste generatiemigrant’ die naar Nederland is getrokken. “Denk aan Turkse en Marokkaanse mannen en vrouwen die hier in de jaren zestig of zeventig heen kwamen vanwege de goede economie. Veel meer dan die economie bond hen aanvankelijk niet aan Nederland. Ze hebben lange tijd geleefd met het idee ooit terug te keren. Door allerlei omstandigheden is dat niet gebeurd, zodat ze nu kampen met een soort eeuwige heimwee.” Ernstiger kan het in geestelijk opzicht gesteld zijn met hun kinderen, zo is gebleken uit onderzoek van het UMC Utrecht. Zo lijden bijvoorbeeld in Nederland geboren jongens van Marokkaanse en Surinaamse origine vaker aan schizofrenie dan hun leeftijdsgenoten. De verklaring zou schuilen in de twee werelden waarin zij leven: de traditionele cultuur in hun ouderlijk huis en de meer liberale maatschappij buiten de deur.
‘Tot de conclusie komen dat het eigenlijk niet zo bijzonder is om in de tram te stappen’
Overmoedig Vakantievieren is soms helemaal geen goed idee. Mensen met een manisch depressieve stoornis kunnen bijvoorbeeld eerder geestelijk ontregeld raken. Birkenhäger: “We weten dat bij deze groep slaapgebrek of een verstoord dagnachtritme tot het tegenovergestelde van depressie leidt. Iemand wordt dan overactief, zit boordevol grote plannen, denkt alles het beste te weten en raakt overmoedig. Dat leidt bijvoorbeeld tot onverantwoorde gelduitgaven. Slaapgebrek en een verstoord dagnachtritme ontstaan eerder tijdens vakantie, zeker wanneer een aantal tijdzones is gepasseerd. Combineer dat met eventueel bovenmatig alcoholgebruik of zelfs inname van drugs, en de risico’s op uitspattingen worden nog groter. Een combinatie van al die factoren kan ook grote achterdocht opwekken, het idee dat andere mensen slechte plannen met je hebben en naar je op zoek zijn. Onvoorspelbaar, impulsief en gevaarlijk gedrag is daar soms het gevolg van. Iemand heeft bijvoorbeeld het idee dat hij wordt achtervolgd en springt daarom van zijn balkon.”
38
maart 2012 • Monitor
Tekst Gerben Stolk
Innerlijk leven van een cel W
at ga je onderzoeken? “Voor een mens is het normaal gesproken eenvoudig een object te herkennen en te volgen. Bij computers die je wilt gebruiken om te bekijken wat zich allemaal afspeelt in een cel, ligt dat anders. Daar moeten methoden en software voor worden ontwikkeld. Wij willen collega’s uit de biomedische wetenschappen helpen beter de beelden en filmpjes te begrijpen die in cellen zijn gemaakt. Hoe kun je al die bewegingen in de cel volgen en interpreteren?” Waarom is dit onderwerp zo belangrijk? “Als je beter begrijpt wat er in cellen gebeurt, bijvoorbeeld bij een ziekte, kun je ook eerder een middel ertegen ontwikkelen. Wat is de invloed van dit medicijn in de cel? Kun je er bepaalde processen mee beïnvloeden? Ik hoop bijvoorbeeld dat mijn onderzoek kan bijdragen aan medicatie tegen de ziekte van Alzheimer.
“Kijk, in één enkele cel gebeurt heel veel. Het is een complex geheel. Er kunnen bijvoorbeeld duizenden eiwitten een rol spelen. Biologen willen weten wat zo’n eiwit doet. In welke richting gaat hij? Beweegt hij zich in een rechte lijn of via een grillig patroon? Welke snelheid heeft hij? Wat neemt hij met zich mee en wat is zijn effect op andere objecten in de cel? Je kunt beelden en ook filmpjes maken in een cel, maar nu is het nog tijdrovend om op basis daarvan het gedrag van één eiwit te volgen. Dat gebeurt handmatig en kost al gauw een week. Het is dus eigenlijk niet te doen om álle objecten in een cel te volgen. Daar komt bij dat de computer niet weet wat hij moet doen wanneer een object een ander object kruist en beide daarna hun eigen weg gaan. Het is mogelijk dat hij dan de verkeerde keuze maakt en niet langer meer het originele object volgt. “Tijdens mijn PhD in het Erasmus MC heb ik methoden ontwikkeld die ervoor zorgen dat het werk niet meer handmatig hoeft te gebeuren. Je brengt nu de beelden van de cel in de computer, waarna alle bewegingen
Monitor • maart 2012
‘Alsof je verdacht gedrag op een luchthaven opspoort’ van één object in de cel worden gezien. Na contact met een ander object worden ze bovendien beide gevolgd, zodat je niet meer de kans loopt het eerste object uit het oog te verliezen. De methoden zijn gebaseerd op wiskundige modellen, op waarschijnlijkheidsmodellen. In de komende jaren willen we deze methoden uitbreiden. Het is onze ambitie dat biologen het complete systeem in de cel in beeld krijgen en begrijpen. “Deze waarschijnlijkheidsmodellen en software zou je onder meer ook prima kunnen gebruiken om patronen van reizigers op een luchthaven in kaart te brengen. Er zijn bijvoorbeeld 99 mensen die de gebruikelijke bewegingen maken, terwijl één persoon verdacht gedrag vertoont. Daar kun je dan actie op ondernemen. Zo is het in principe ook met een cel.” Wanneer zullen patiënten voordeel hebben van jouw onderzoek? “Dit is fundamenteel onderzoek. Het heeft geen directe invloed op klinisch onderzoek. Ik hoop dat mijn werk over drie jaar biologen zal helpen bij hún onderzoeken. Mochten hun resultaten vervolgens worden opgepikt door artsen en farmaceutische organisaties, dan duurt het zeker vijf jaar voordat een medicijn op de markt verschijnt.”
Naam: Ihor Smal Functie: postdoc Biomedical Imaging Group Rotterdam (BIGR). Dit is een samenwerking tussen de afdelingen Radiologie en Medische Informatica die technieken ontwikkelt om grote, complexe verzamelingen van medische en biologische gegevens te volgen en analyseren Leeftijd: 34 Nationaliteit: Oekraïens
39
ABC van BRCA Een vrouw met een defect in het borstkankergen BRCA moet keuzes maken. Borsten amputeren, eierstokken weghalen of intensieve controle? Internist-oncoloog Caroline Seynaeve van de Polikliniek Erfelijke Tumoren (PET) licht toe.
W
at doet de Polikliniek Erfelijke Tumoren van het Erasmus MC-Daniel den Hoed? Seynaeve: “Mensen uit een familie waarin vaak op jonge leeftijd eierstok- of borstkanker voorkomt, kunnen hier laten onderzoeken of er sprake is van een erfelijke aanleg en of ze zelf drager zijn van het afwijkende borstkankergen. Een mutatie in het BRCA-gen geeft een verhoogd risico op borst- en eierstokkanker.”
‘Hoe eerder je weet dat iemand drager is, hoe meer tijd voor maatregelen’ Hoe wordt erfelijkheidsonderzoek verricht? “De geneticus bespreekt bij welk familielid erfelijkheidsonderzoek te starten, meestal bij iemand die op relatief jonge leeftijd voor kanker is behandeld. Als in het bloed van die persoon een afwijking in het BRCA-gen wordt gevonden, kunnen andere familieleden zich ook laten testen. Kinderen van een mutatiedrager, dat kan zowel de vader als de moeder zijn, hebben 50% kans dat ze het defecte gen ook hebben.”
40
Waarom is het belangrijk om te weten dat je mutatiedrager bent? “Erfelijkheidsonderzoek geeft duidelijkheid over de risico’s om kanker te ontwikkelen. Vrouwen met een BRCA-mutatie hebben 60-85% kans om borstkanker te ontwikkelen en 20-60% kans op eierstokkanker voor hun vijftigste. Ter vergelijking: vrouwen met een normaal BRCA-gen hebben 12% kans op borstkanker en 1,5% kans op eierstokkanker, voornamelijk optredend na het vijftigste jaar.” Wat kun je doen als je weet dat je drager bent? “Vrouwelijke mutatiedraagsters krijgen nu de tijd om maatregelen te nemen. Vanaf 25 jaar komen ze in aanmerking voor een jaarlijkse borstcontrole met een MRI-scan en vanaf 30 jaar ook voor een borstfoto. Hiermee kan borstkanker in een vroeg stadium opgespoord worden, met betere genezingskansen. Vanaf 35 jaar worden ze ook door de gynaecoloog gezien.” Wat kunnen vrouwelijke ‘dragers’ doen om te voorkomen dat ze kanker krijgen? “De veiligste manier is het preventief verwijderen van borsten en eierstokken. Vooral
voor eierstokkanker is dit aan de orde, omdat eierstokkanker moeilijk is op te sporen in een vroeg stadium. Maar het is een ingrijpende beslissing met vele gevolgen. Goede informatie en ondersteuning van verschillende specialisten van de PET, waaronder een psycholoog, kan dan ook van groot belang zijn.” Is het erfelijkheidsonderzoek alleen bedoeld voor de borstkankergenen? “Behalve voor erfelijke borst-/eierstokkanker, kan ook erfelijkheidsonderzoek gedaan worden voor erfelijke darm-/baarmoeder- en huidkanker. Ook andere vormen van kanker zijn waarschijnlijk deels erfelijk bepaald, maar dat kunnen we nog niet aantonen.” Heeft elk ziekenhuis een PET? “Nee, alleen de academische ziekenhuizen in Nederland hebben de expertise in huis voor een polikliniek familie gerelateerde tumoren. Het gaat hier om een team van internistoncologen, genetici, chirurg-oncologen, gynaecologen en psychologen die ieder vanuit hun eigen vak ook deskundige zijn op het gebied van erfelijke kanker.” maart 2012 • Monitor
Tekst Vivienne Schiks
van eierstok- en borstkanker. Ze herinnert het zich nog goed: “Dat was de reden dat artsen uit een ziekenhuis bij ons in de buurt adviseerden om de eerste stap te zetten voor een familieonderzoek naar het borstkankergen, waaraan later dus ook mijn zus en ik zouden deelnemen.”
Drager
‘Mijn dochters hebben in elk geval een ervaringsdeskundige als moeder’
Haar vader liet zich eerst testen. Immers, als hij geen drager was, hoefden de zussen zich geen zorgen te maken. “Mijn vader bleek het afwijkende gen te hebben. Toen hebben mijn zus en ik ons ook laten onderzoeken. Mijn zus had het niet, ik wel. Ik was toen 24 jaar.” De uitslag van het onderzoek kwam niet als een schok. “Ik had het eigenlijk wel verwacht en nu ik wist waar ik aan toe was, kon ik er in elk geval ernaar handelen. Vanaf dat moment ben ik onder controle gekomen bij de Polikliniek erfelijke tumoren van het Erasmus MC. De eerste jaren kwam ik probleemloos door, maar vorig jaar werden ineens een aantal cysten op mijn eierstokken ontdekt. Die waren goedaardig, maar ik heb toch mijn eierstokken laten verwijderen. Ik prijs mezelf gelukkig met twee kinderen en ik wilde gewoon geen risico’s meer nemen.”
Overgang
Defect borstkankergen raakt hele familie Inge van Eekelen-Hommel (38) uit Halsteren is getrouwd en moeder van twee dochters van vijf en zeven jaar. Ze heeft een defect in het borstkankergen BRCA. Hierdoor is er een verhoogd risico op borst- en eierstokkanker.
T
oen Inge van Eekelen zeven jaar was, overleed de zus van haar vader op 47-jarige leeftijd aan dubbelzijdige eierstokkanker. Enkele jaren later stierven nog twee tantes op relatief jonge leeftijd. De een aan eierstokkanker, de ander aan een combinatie
Monitor • maart 2012
Nu voorkomt Inge met medicijnen dat ze direct de overgang zou ingaan. “Door de overgang komen processen op gang waardoor het lichaam sneller veroudert en die de kwaliteit van leven aantasten. Daar vind ik mezelf nog te jong voor. Als ik straks 45 ben, ga ik die medicijnen wel afbouwen.” Nog voor die tijd moet ze gaan nadenken wat ze met haar borsten gaat doen, vindt ze. “Als er onrustige cellen verschijnen op de borstscan, zeg ik ‘het is tijd om er rigoureus afscheid van te nemen’, maar het voelt nu nog heel goed. Ook heb ik veel vertrouwen in de medische wetenschap, vandaar dat ik die beslissing nog even een paar jaar heb uitgesteld.”
Ervaringsdeskundige Zou Inge willen weten of haar dochters het afwijkende gen hebben? “Ja, diep in mijn hart zou ik het willen weten, maar ze zijn nog te jong. Ik ga er vanuit dat een van mijn twee kinderen ook drager is. Sommige mensen vinden het lastig te begrijpen dat ik graag kinderen wilde, wetende dat er 50% kans is dat ik het overdraag. Maar ik heb een geweldig leven, ondanks dat ik drager ben, en dat gun ik mijn kinderen ook. En zij hebben in elk geval het voordeel dat ze een ervaringsdeskundige als moeder hebben.” 41
42
maart 2012 • Monitor
Tekst Joop van de Leemput | Beeld Jolanda Rovers
Op reis, met pillendoos Ook mensen met ernstige en chronische aandoeningen willen de deur uit, op reis, hun blik verruimen. Een goede voorbereiding kan grote problemen voorkomen.
D
e wereld is veranderd. Wie vroeger diabetes had, kwam amper zijn huis uit. Mensen met een kapotte heup sleepten zich de dag door. Patiënten in het ziekenhuis bleven de hele dag in pyjama in bed. Braaf wachten op de dokter.
Blik verruimen Anno 2012 willen ook mensen met een chronische aandoening op vakantie, hun blik verruimen. En ze hebben daar vaak geld voor. Reizen is spotgoedkoop geworden, vooral buiten het hoogseizoen. Voor 199 euro kan men per vliegtuig een week naar Turkije. Thuisblijven is bijna duurder. Tegenwoordig is reizen met rollator, pillendoos, wegwerpnaalden, zuurstoftank of ICD (inwendige defibrillator) niet zo uitzonderlijk meer. Wie wil, kan daarmee diep de Amazone in, het binnenland van Siberië ontdekken of per jeep de Sahara verkennen.
Voorbereiding “Reizen is geweldig en wie het zich kan permitteren, moet het vooral doen”, benadrukt Greet Vos. Ze is zelf gek op kamperen en wandelen in de natuur. “Waarom zou je jezelf met een aandoening thuis achter de geraniums opsluiten?” Vos is arts-microbioloog, bij de afdeling Medische Microbiologie en Infectieziekten. Maar vooral exotisch reizen vergt voorbereiding, zegt ze. Speciaal voor reizigers met ernstige en langdurige aandoeningen, zoals kanker, heeft het Erasmus MC vorig jaar een reizigerspolikliniek geopend, samen met het Havenziekenhuis Rotterdam - zie de kadertekst ‘Poli’s voor reislustige patiënt’.
Beschermen De taak van Vos en haar collega’s is om zowel de besmette reiziger als de overige patiënten in een ziekenhuis te beschermen tegen een uitbraak van een bacterie of virus.
Poli voor reislustige patiënt Het Erasmus MC is vorig jaar begonnen met de Vaccinatie- en Reizigerspolikliniek. In een gebouw aan de Rochussenstraat in Rotterdam krijgen patiënten advies en indien nodig vaccinaties. Coördinator Esther de Winter: “Vooral voor patiënten met complexe aandoeningen is deze service handig. Artsen die op de poli werken, hebben ervaring met bijvoorbeeld kanker of diabetes.” Patiënten die op vakantie gaan, krijgen ook informatie aangereikt over welke medicijnen ze moeten meenemen en hoe de zorg is geregeld op de vakantiebestemming. De polikliniek is van start gegaan in samenwerking met het Havenziekenhuis Rotterdam, een dochter van het Erasmus MC. Een afspraak maken kan via (010) 7040758. De poli is geopend op maandagavond, dinsdag, donderdag en vrijdag. Zie internet: www.erasmusmc.nl/vaccinatiepoli/.
Monitor • maart 2012
43
Tips • Informeer uzelf via betrouwbare sites op internet, zoals www.travelclinic.com. Ook de Consumentenbond biedt reizigers informatie. Deze is alleen beschikbaar voor leden. • Bekijk per land of regio welke voorzorgs maatregelen worden aanbevolen. • Patiëntenverenigingen beschikken vaak over nuttige ervaringen van lotgenoten en praktische tips voor reizen in het buitenland. • Bezoek tijdig een reizigerspoli. Neem de aanbevolen vaccinaties, bijvoorbeeld tegen de leverontsteking hepatitis. • Vanwege de slechte hygiëne in veel landen is de kans op darmklachten en buiktyfus het grootst. Buiktyfus wordt veroorzaakt door onder meer de salmonellabacterie. De verspreiding verloopt via urine en ontlasting in water. Vaccinatie is mogelijk vanaf de leeftijd van twee jaar, maar zo’n prik voorkomt niet alle infecties. • Schil in risicolanden fruit, mijd rauwe salade en onverpakt ijs, drink water uit afgesloten flessen. • Als u medicatie meekrijgt voor op reis, bijvoorbeeld tegen malaria, maak de kuur dan helemaal af. • Wie zwemt of pootjebaadt in verontreinigd water, inclusief de Nijl in Egypte en rivieren in Suriname, moet alert zijn op de wormziekte bilharzia (schistosomiasis). Hiertegen is vaccinatie mogelijk. • Muggen kunnen malaria en dengue (knok kelkoorts) overbrengen. Hiertegen bestaat geen medicatie en evenmin vaccinatie. Risicogebieden van malaria komen grofweg overeen met die van dengue. De huid beschermen tegen muggensteken met tex tiel (lange mouwen, lange broek, sokken, schoenen) of insmeren met antimuggen lotion (DEET) is de beste remedie. • Honden, katten, apen en vleermuizen die bijten, krabben of aan een wondje likken, kunnen de reiziger besmetten met rabiës (hondsdolheid). De behandeling bestaat uit de wond schoonmaken en ontsmetten, een antiserum, een serie van vijf vaccinaties en antibiotica. • Wordt u tijdens of na de vakantie ziek, informeer de arts dan nauwgezet over de plaatsen die u heeft bezocht en in welke omstandigheden dat was.
44
Cadeau uit het buitenland: een infectie die ongevoelig is voor antibiotica “Wij gaan over het ‘cadeau’ dat sommige reizigers meekrijgen uit het buitenland: een infectie met een voor antibiotica ongevoelig micro- organisme. Die is opgelopen bijvoorbeeld via het eten of door een ongeluk en verblijf in het ziekenhuis daar. Het bekendst is de ziekenhuisbacterie MRSA. Daar kom je niet zomaar vanaf.”
Isolatie Eén op de tien patiënten die in Nederlandse ziekenhuizen worden opgenomen, loopt daar een infectie op. Het gaat om zo’n 65.000 mensen per jaar. Dit soort besmettingen is nooit helemaal te voorkomen, maar met gerichte maatregelen is het aantal wel flink te verminderen. Een veelgebruikt middel om besmettingen te voorkomen is isolatie. Vos: “Het hoofddoel van isolatie van patiënten die besmet zijn met zeer resistente microorganismen, is het voorkomen van verspreiding naar andere patiënten. De patiënt die besmet is, moet daarom op een aparte kamer verpleegd worden. Het zorgpersoneel neemt beschermende maatregelen, zoals het dragen van een schort of masker. Deze maatregelen zijn vooral bedoeld voor het tegenhouden van overdracht naar andere personen van deze micro-organismen die moeilijk of nauwelijks meer te behandelen zijn als ze een infectie veroorzaken. De individuele vrijheid van de patiënt is tijdelijk ondergeschikt aan de veiligheid van overige patiënten.”
Contactonderzoek Soms wordt een patiënt opgenomen die pas achteraf gezien besmet blijkt te zijn met een voor antibiotica ongevoelig micro-organisme of die een andere besmettelijke infectie heeft opgelopen, zoals tuberculose. Dan zal in zijn of haar omgeving een contactonderzoek plaatsvinden: andere patiënten krijgen bijvoorbeeld een kweekafname, bloed onderzoek, huidtest of röntgenfoto van hun longen. Hiermee wordt de aanwezigheid van de kwaaddoener vastgesteld. Als blijkt dat contactpatiënten inderdaad dezelfde bacterie hebben opgelopen, kan de arts eventueel de juiste behandeling voorschrijven. Ook kunnen deze dragers worden geïsoleerd bij een volgende opname in het ziekenhuis. Dit voorkomt verdere verspreiding. Patiënten bij wie sprake is geweest van nauw contact,
bijvoorbeeld op dezelfde kamer gelegen, zullen zo nodig ook geïsoleerd worden totdat de kweek of test bekend is.
Water uit fles Een infectie uitsluiten tijdens vakantie is onmogelijk, maar een gedegen voorbereiding, inclusief de vereiste vaccinaties, verkleint de kans daarop drastisch. Voorzichtig zijn, helpt ook. Zelf was Vos laatst enkele dagen voor haar werk in Bangladesh. Uit voorzorg poetste zij haar tanden met bronwater uit een fles. In sommige landen wassen mensen zelden hun handen. Na wc-bezoek, waarbij toiletpapier vaak ontbreekt, belanden hun darmbacteriën op alles wat ze aanraken. Dus ook op het fruit of ijs dat ze verkopen. Zo kan een reiziger besmet raken, zonder per se ziek te worden. Het is mogelijk dat zo’n geïnfecteerde reiziger thuis een kwetsbare persoon aansteekt.
Vieze zaden De besmettingsgolf van EHEC die onder meer Duitsland vorig jaar trof, was vermoedelijk afkomstig van geïmporteerd fenegriekzaad uit Egypte. De zaden waren besmeurd met uitwerpselen van mensen of dieren, aldus een onderzoeksrapport. Tuberculose is van alle besmettingen het beruchtst. Open tbc loop je op via de lucht, wanneer iemand hoest. Vos noemt een rijmpje dat populair is onder de consulenten infectieziekten: “Is het TB, TB of TB? Zo nee, dan is het misschien wat anders.”
maart 2012 • Monitor
Tekst Reanne van Kleef
Zoektocht geneesmiddelen diabetes W
at ga je onderzoeken? “Als er ergens in het lichaam een ontsteking is, kan je dat zien aan een verhoogde waarde van zogenaamde ontstekingseiwitten in het bloed. Dit is ook het geval bij mensen met diabetes type 2 (vaak suikerziekte genoemd, red.). Hun lichaam laat een laaggradige chronische ontsteking zien. Ik ga onderzoeken welke genen en ontstekingseiwitten een rol spelen bij het ontwikkelen van diabetes type 2 en hoe deze processen werken.” Waarom is dit onderwerp zo belangrijk? “Er zijn steeds meer mensen met overgewicht. We hebben als het ware te maken met een obesitas epidemie. Veel mensen lopen het risico suikerziekte te krijgen. Als we weten welke ontstekingsgenen en -eiwitten een rol spelen bij de ontwikkeling van diabetes type 2, kunnen we het ontstekingsproces stoppen of verminderen voor in de toekomst. Uit eerder onderzoek zijn al ontstekingseiwitten bekend die een rol spelen in diabetes type 2, maar we hebben nog lang geen goed overzicht. Daarom is het belangrijk dat we zo goed mogelijk in kaart brengen welke genen en eiwitten bij dit proces zijn betrokken. Als we daarop kunnen inspelen met nieuwe geneesmiddelen, kunnen we diabetes voorkomen of uitstellen.
“Behalve het identificeren van belangrijke ontstekingseiwitten hoop ik ook een nieuwe methode van analyseren toe te passen in genetisch onderzoek. Op dit moment wordt er altijd maar naar één dimensie van een gen gekeken. Is het gen bijvoorbeeld gerelateerd aan een ziekte of bepaalde eigenschap, zoals lengte of gewicht? Ik ga op hetzelfde moment naar twee effecten van een gen kijken: wat is de rol bij het ontstekingsproces en wat is de rol bij de ontwikkeling van diabetes?
Monitor • maart 2012
‘Ontstekingsproces stoppen of vertragen’ “Voor mijn onderzoek maak ik bijvoorbeeld gebruik van genetisch materiaal en gegevens over gezondheid en uiterlijke kenmerken. De informatie komt voor een deel uit het ERGO-onderzoek, het Erasmus Rotterdam Gezondheid Onderzoek. Maar ik put ook uit andere grote gezondheidsstudies uit andere Europese landen en de Verenigde Staten. Door de gegevens te combineren, kunnen we ons op een bepaalde groep focussen en hebben we een grotere steekproefomvang. Daarnaast kunnen we gebruikmaken van de expertise van andere onderzoekers.” Wanneer zullen patiënten voordeel hebben van jouw onderzoek? “Omdat dit fundamenteel onderzoek is, gaat dat nog jaren duren. Belangrijke resultaten worden eerst in wetenschappelijke bladen gepubliceerd. Op die manier kunnen andere wetenschappers er verder onderzoek mee doen. Voordat patiënten voordeel hebben van mijn onderzoek, moeten andere wetenschappers eerst de resultaten bevestigen, een plan opstellen om een geneesmiddel te ontwikkelen en vele onderzoeken bij mensen uitvoeren.”
Naam: Abbas Dehghan Functie: Universitair docent afdeling Epidemiologie Leeftijd: 39 Nationaliteit: Iranees
45
Tekst Erwin Kompanje
Geen geld maar rel Erasmus MC’er Erwin Kompanje zoekt in de medische geschiedenis naar eerste beschrijvingen van ziekten. Ditmaal: een Siamese tweeling uit Sardinië.
I
n oktober 1829 bracht de vader de Siamese tweeling Ritta-Christina naar Parijs. Hij dacht dat hij met het tentoonstellen van zijn dochters geld kon verdienen. Het verliep helaas anders dan hij gedacht had. Ritta-Christina werden zes maanden eerder in Sassari op het eiland Sardinië geboren. Hun moeder, de 32-jarige Maria Teresa Parodi, had voor hen al acht kinderen gebaard. Ritta-Christina deelden een onderlichaam en hadden samen één bekken en twee benen. Hun bovenlichamen waren gescheiden, beiden hadden twee armen en een hoofd. Ritta was zwakker dan Christina. Minder levendig en minder alert. De tweeling werd vooral bezocht door een schare van medici en anatomen, die allen de tweeling wilden onderzoeken. Nooit is de aandacht voor de teratologie, de wetenschap van aangeboren afwijkingen, groter geweest dan in het midden van de negentiende eeuw. De geboorte en het leven van Ritta-Christina kwamen de anatomen daarom zeer goed uit.
Niet wachten Op 20 november 1829 werd Ritta ziek, zij hoestte en oogde koortsig. Op 23 november stierf zij. Christina, onlosmakelijk verbonden met haar gestorven zusje, gaf een schreeuw en stierf enige minuten later. De tweeling was toen acht maanden en elf dagen oud. Het nieuws van het overlijden drong snel door in de wetenschappelijke wereld van Parijs. Binnen een uur na het overlijden kwamen preparateurs van de Academie Royale de Médécine met een grote bak en gips langs om een afgietsel van de tweeling
46
te maken. De vader wist niet of hij toestemming moest geven aan de wetenschappers om de samengestelde lichamen van zijn dochters te ontleden. Maar de anatomen konden niet wachten.
‘In beslag genomen in naam van de wetenschap’ De dag na het overlijden kwam de beroemde anatoom Isidore Geoffroy Saint-Hilaire in gezelschap van de lokale politie om het lichaam in de ‘naam van de wetenschap’ te confisqueren. De Siamese tweeling werd door zijn preparateurs afgevoerd naar het anatomisch theater van Jardin du Roi. ‘Ce produit monstreux’ werd voorbereid voor een uitgebreide ontleding. De Parijse kranten schreven kritisch over de inbeslagname. De blaam trof vooral dr. Martin Saint-Auge, die verweten werd meer interesse voor de anatomie van de tweeling dan voor hun welzijn te hebben gehad.
Ontleed De dag erna werden Ritta-Christina ontleed door een zekere dr. Manel, in bijzijn van vele eminente Franse anatomen en wetenschappers, onder wie de beroemde Baron Cuvier en professor Geoffroy Saint-Hilaire. De anatoom dr. Etienne Serres publiceerde
in 1833 een 312 pagina’s dik boek over de anatomie van de tweeling, geïllustreerd met twintig uitklapbare steendrukken. Hij beschrijft onder andere zijn verbazing over de samengestelde baarmoeder en speculeerde wijdlopig over de mogelijkheid van zwangerschap als de tweeling was blijven leven. Hij stelde de vraag, en schrijft daar pagina’s lang over, wie dan de moeder zou zijn van het kind. Hij schrijft dat Ritta-Christina twee personen betrof die samen een lichaam deelden. Bijzonder is zijn redenatie dat een omgekeerde Siamese tweeling, dus één hoofd met twee lichamen, gemengde gedachten zou moeten hebben.
Tentoongesteld Het skelet van de onfortuinlijke tweeling werd geprepareerd en heeft tot ver in de jaren negentig van de afgelopen eeuw tentoongesteld gestaan tussen de skeletten van uitheemse dieren in het Musée d’Histoire Naturelle in Parijs. Het prachtig geïllustreerde boek van Serres is bij verzamelaars van oude medische boeken een gewild hoogtepunt in de klassieke literatuur over Siamese tweelingen. Goed om in de kast te hebben staan. Wat graag hadden de oude anatomen samen met dr. Melek Rousian, die in november vorig jaar aan het Erasmus MC promoveerde op toepassing van virtuele realiteit in de embryologie (en daarbij ook enige Siamese tweelingen onderzocht), Ritta–Christina in de I-Space bekeken. Het boek van Serres zou zeker tweemaal zo dik zijn geworden. Meer over de I-Space op pagina 4/5. maart 2012 • Monitor
Vaak onnodig pijn kankerpatiënt Meer dan 40% van de kankerpatiënten heeft onnodig pijn. Als patiënten en zorgverleners meer over pijn weten en erover spreken met elkaar, kunnen zij de klachten gezamenlijk beter aanpakken.
Nu is pijn dikwijls geen onderwerp van gesprek, terwijl het een van de meest voorkomende symptomen is bij patiënten met kanker. Dit alles is gebleken uit de promotie van verpleegkundig onderzoeker Wendy Oldenmenger van het Erasmus MC Daniel den Hoed Oncologisch Centrum. Zij vertelt: “Pijn wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door een tumor of een uitzaaiing die in het lichaam groeit of doordat de chemotherapie zenuwpijn geeft. Met de beschikbare medicatie is deze pijn bij de meeste patiënten goed te bestrijden.” Toch gebeurt dat dikwijls niet. Dat valt volgens Oldenmenger zowel de zorgverlener als de patiënt aan te rekenen. “Artsen
Colofon Monitor is het magazine van Erasmus MC voor externe relaties. Oplage 11.000 exemplaren. Frequentie: vier keer per jaar. Redactieadres Erasmus MC, sector Communicatie Postbus 2040 3000 CA Rotterdam E-mail:
[email protected] Redactie Fred Balvert (hoofdredacteur), Gert-Jan van den Bemd (art director) en Gerben Stolk (eindredacteur) Vormgeving Ditems Media, Monnickendam Fotografie Levien Willemse (tenzij anders vermeld) Medewerkers Anneke Aaldijk, Ellen Brand, Reanne van Kleef, Erwin Kompanje, Joop van de Leemput, Vivienne Schiks, Helen van Vliet Overname artikelen: toegestaan met bronvermelding: Monitor, Erasmus MC, Rotterdam
Erasmus MC is een universitair medisch centrum in Rotterdam waar ruim 13.000 professionals zich inzetten voor drie kerntaken: patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek en medisch onderwijs.
Monitor • maart 2012
zijn bijvoorbeeld niet altijd alert op de pijn die patiënten kunnen hebben, omdat zij meer gericht zijn op het aanpakken van de ziekte. En patiënten hebben vaak vooroordelen en zijn bang. Ze kunnen onder meer denken: Als ik nu al medicijnen slik, werkt er straks niets meer als de pijn erger wordt.”
Monitor cadeau Nog betere zorg, nog beter onderzoek en nog beter onder wijs. Dat is het doel van het Erasmus MC Vriendenfonds. Al ruim 3.000 particulieren zijn inmiddels Vriend. Een jaarlijkse donatie van 35 euro volstaat. Vrienden ontvangen onder meer vier keer per jaar gratis Monitor, het magazine dat u nu leest. Meer informatie: www.erasmusmcvrienden.nl en 010 704 35 09
Slechter zaad bij overgewicht Overgewicht en obesitas leiden bij mannen tot een lagere zaadkwaliteit, onafhankelijk van de rest van hun leefstijl. Het lichaamsgewicht beïnvloedt zowel de hoeveelheid zaadcellen als de beweeglijkheid. Dat heeft Fatima Hammiche aangetoond tijdens haar promotieonderzoek. Zij is arts-onderzoeker Voortplantingsgeneeskunde op de afdeling Verloskunde en Gynaecologie.
47
k r e w m a Te
• Wie? Ex-patiënt Elly van der Staay en internist-oncoloog Caroline Seynaeve Wat? Elly (52) bezoekt sinds de eerste helft van de jaren negentig het Erasmus MC Daniel den Hoed Oncologisch Centrum. Eerst ter behandeling van kanker in haar rechterborst, daarna voor de amputatie van haar linkerborst en sindsdien om zich te laten controleren. Vorig jaar onderging ze een hersteloperatie om hinderlijke bestralingseffecten ongedaan te maken. Hoe oordeelt Elly over het Erasmus MC? “Ik vat het samen met het woord vertrouwen. In al die jaren zie ik dezelfde gezichten en heb ik een perfecte band opgebouwd met mijn artsen. Behalve dokter Seynaeve is dat chirurg Bert van Geel. Het zijn niet alleen professionals die je uitstekend voorlichten over ziekte en behandeling, maar ze tonen ook menselijke betrokkenheid. Dat heeft er al die tijd aan bijgedragen dat ik optimistisch kon blijven.” (GS)