Lezingen: Jesaja 9:1 ‘Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet dan een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden dan door een helder licht beschenen. ‘ en stukje uit dagboek van Etty Hillesum. ‘Later wil ik gaan reizen door de verschillende landen van jouw wereld, mijn God. Ik voel die trek in me, die over alle grenzen gaat en die in al jouw verschillende en elkaar bevechtende schepselen over de gehele aarde toch iets gemeenschappelijks ontdekt. En over dit gemeenschappelijke zou ik willen spreken, met een heel klein en zacht stemmetje, maar ononderbroken en overtuigend. Geef mij de woorden en de kracht. Ik wil eerst midden aan de fronten en onder de lijdende mensen zijn. Maar dan zal ik toch ook recht van spreken hebben? Het stijgt steeds opnieuw als een kleine, verwarmende golf in me op, steeds weer, ook na de moeilijkste ogenblikken: wat is het leven toch mooi. Het is een onverklaarbaar gevoel. Het vindt geen steun bij de realiteit waarin we nu leven. Maar er zijn toch ook nog andere realiteiten dan die, die men in de krant vindt en in de gedachteloze en verhitte gesprekken van opgeschrikte mensen. Er is toch ook nog de realiteit van die kleine rose-rode cyclaam en van de grote horizon, die men toch altijd weer ontdekken kan achter de rumoeren en de verwarringen van deze tijd. ‘’ (24 september 1942) In beide teksten gaat het over het donker, terwijl toch het zicht op het licht niet geheel ontbreekt. Preek Etty Hillsum Gemeente, in 1981, nu al weer meer dan 30 jaar geleden, verschenen de dagboeken van de joodse etty hillesum, over de donkere oorlogsjaren 1941-1943. De titel luidde ‘Het verstoorde leven’. Later verschenen ook nog de brieven die zij verstuurd had uit het kamp Westerbork. Daarvan luidde de titel ‘Het denkende hart van de barak’. De dagboeken en brieven maakten onmiddellijk heel veel indruk en dat is nooit meer voorbijgegaan. Naast Anne Frank was er nog een onverschrokken, iets oudere vrouw die op indrukwekkende, persoonlijke wijze getuigde van haar leven in die pikzwarte tijd en ondanks alles toch haar geloof, haar hoop en haar liefde niet verloor. De boeken van Etty Hillesum, uitgegeven door de remonstrant en zoon van gemeenteleden jan Geurt Gaarlandt, ze zijn wereldwijd gelezen en becommentarieerd. Maar ze inspireren ook nog steeds velen, ook mij. En omdat Etty Hillesum begin 1914 geboren werd, vlak voor aanvang van de Eerste WO, 100 jaar geleden, daarom is er dit jaar weer extra aandacht voor haar leven en werk. Ik herlas dus haar dagboek en op de valreep van 2014 wil ik iets van haar gedachtegoed doorgeven, wellicht bekend voor u, wellicht nieuw. Juist in de adventstijd zijn haar gedachten en daden een kostbaar teken van hoop. Terwijl zij met haar volk in duisternis ronddoolde, hield zij op indrukwekkende wijze zicht op het licht waarvan Jesaja sprak. Ja, zij representeerde met haar leven dit licht op aarde. Ik doe Etty Hillesum vanmorgen absoluut geen recht. Ik ga nauwelijks in op haar joodse achtergrond en ook niet op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Ik vertel wel 1 zondag 21 december 2014 dr. K.J. Holtzapffel, predikant Remonstrantse Gemeente Rotterdam
summier iets over haar veel te korte leven en ik haal een paar van haar inspirerende gedachten naar voren: over haar medemenselijkheid, haar humaniteit, en over haar bijzondere Godsopvatting. Eerst heel kort iets over haar leven: Etty, Esther Hillesum werd als gezegd in 1914 geboren in een geassimileerde joodse familie waarin het geloof, in ieder geval expliciet niet veel plaats leek te hebben. Wel was er alle ruimte voor culturele ontwikkeling en voor contact met de wereld van het geestelijke. Etty’s vader was leraar klassieke talen en rector van het gymnasium in Deventer. Vandaar dat in deventer nu het Etty hillesum centrum gevestigd is. Etty’s moeder was Russische van geboorte en na de zoveelste pogrom naar Nl gevlucht. Het huwelijksleven van de ouders was turbulent. Etty’s broer Misha was een begaafd pianist, haar broer Jaap werd arts, en zelf studeerde zij in de jaren dertig in Amsterdam rechten, Slavische talen en psychologie. Haar dagboek begint Etty pas als de tweede wereldoorlog al in volle gang is. Inderdaad, haar leven én dat van haar volk wordt dan wel heel wreed verstoord. Zomer 1942 werkt Etty kort bij de Joodse raad, maar als haar oproep voor Westerbork komt gaat ze, zonder aarzelen. Aan het lot dat haar volk treft wil zij zich uit solidariteit niet onttrekken. Veel van haar volksgenoten kunnen immers niet onderduiken. Ze meent dat ze haar leven pas werkelijk recht doet als ze mensen in groot gevaar niet in de steek laat en als ze haar talenten gebruikt om anderen verlichting te brengen. En dus gaat ze mee naar Westerbork. Overlevenden uit de kampen hebben later bevestigd dat Etty Hillesum inderdaad tot het laatst toe een lichtende persoonlijkheid is geweest. Vele malen nog keert ze, in het bezit van een bijzondere reisvergunning, terug van Westerbork naar Amsterdam. Maar ze keert altijd weer naar Westerbork. September 1943 wordt ze met haar hele familie op transport gesteld. Een rode kruisbericht meldt Etty’s dood op 30 november 1943 in Auschwitz. Ook haar ouders en broers komen om. Dieper duisternis is niet denkbaar. Het enige, maar dan ook heel bijzondere wat ons van deze lichtende figuur, deze lichtende persoonlijkheid rest zijn haar dagboeken en brieven. Daaruit als gezegd twee gedachten, over menselijkheid en over god, gedachten die nog altijd aan het denken zetten en inspiratie geven. Haar menselijkheid, haar humaniteit klinkt door in wat zij schrijft over haar afkeer van haat. Etty Hillesum veroordeelt, in een van haat vervulde wereld, die ook haar naar de ondergang sleurt, elke vorm van haat. Ik citeer: ‘Opeens kwam plotseling, weken geleden, de verlossende gedachte, die als een aarzelend, piepjong grassprietje omhoogstak tussen een woestenij van onkruid: en al zou er maar één fatsoenlijke Duitser bestaan, dan zou die het waard zijn in bescherming genomen te worden tegen de hele barbaarse bende. En om die ene fatsoenlijke Duitser zou men dan niet zijn haat mogen uitgieten over heel een volk.’ En nog nadrukkelijker zegt ze: ‘Laten we ervan doordrongen zijn dat ieder atoompje haat dat wij aan deze wereld toevoegen, dat dat haar nog onherbergzamer maakt dan ze toch al is’. Deze verwerping van alle haat is natuurlijk onrealistisch genoemd, in ieder geval volstrekt onpolitiek. Maar voor Etty is ze essentieel. Alsof ze het in een tijd van verbijsterende vertrapping van humanitaire waarden als háár opdracht beschouwt om die waarden in en met 2 zondag 21 december 2014 dr. K.J. Holtzapffel, predikant Remonstrantse Gemeente Rotterdam
haar eigen leven hoog te houden. En die afkeer van haat verbindt ze met geloof in gezamenlijkheid. ‘We zullen samen heel wat kunnen dragen en delen in de winter, als we het elkaar dan ook maar helpen dragen: de kou, de duisternis en de honger.’ Het is opvallend hoe Etty Hillesum in haar dagboeken inkeer in zichzelf verbindt met een omvattend mensheidsbesef. In haar dagboek trekt zij zich terug in zichzelf. Daar is een dagboek ook voor. Het innerlijk leven is haar eerste vaderland. Maar ze verbindt die inkeer met verbondenheid. De vonk van haat in onszelf kan de wereld nog onbewoonbaarder maken dan ze al is. Zelfs in de donkerste dagen van de oorlog mogen scheidsmuren tussen mensen, tussen vriend en vijand niet het laatste woord hebben. Het klinkt bijna als: heb uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen. Waar hebben wij dat meer gehoord? Een indrukwekkend getuigenis is het, dat zelfs in de diepste duisternis het licht niet definitief dooft. … Tot slot nog iets over de God van Etty Hillesum, haar God. Dat is in ieder geval een heel persoonlijke god, eerder een god van de mystiek dan van de bijbelverhalen, zeker die van het oude testament. Het is een God waar zij in de loop van haar dagboeken steeds meer mee in gesprek gaat, in dialoog treedt. Ze spreekt dan niet meer óver God maar tot God, als in een gebed. En God is niet zozeer buiten haar te vinden als wel in haar diepste binnenste, als een diepste grond. Ze zoekt God niet buiten zich maar diep van binnen en spreekt in dat verband zelfs van een diepe put in zichzelf. ‘Binnen in me zit een hele diepe put. En daarin is God te vinden. Soms kan ik erbij. Maar vaker liggen er stenen en gruis voor die put, dan is God begraven. Dan moet hij weer opgegraven worden.’ In haar diepste wezen vindt Etty God, maar vindt God ook haar en spreekt haar aan. Ja in haar diepste wezen rust zij in God, maar nodigt God haar ook uit tot werk, liefdewerk. Er ontvouwt zich in haar een heel concrete liefde voor anderen, ze opent zich voor het grote verdriet van haar tijd en verschaft dat verdriet ruimte en onderdak. Als denkend hart van de barak zou ze, zoals ze zelf zegt, een pleister op vele wonden willen zijn. God lijkt bij Etty soms een bijna hulpeloze God, hij is afhankelijk van onze inzet, hij is afhankelijk van onze handen en voeten. Maar dit ene, zo schrijft ze, wordt me steeds duidelijker: dat jij God ons niet kunt helpen maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen wij ook onszelf. En dit is het enige wat we in deze tijd kunnen redden, en ook het enige waar het op aankomt: een stukje van jou God in onszelf. Dit is Etty’s heel persoonlijke God, haar God, maar het is die God die in haar bijna bovenmenselijke krachten van medemenselijkheid wakker maakt. Mijn God, dat betekent voor Etty Hillesum: tot het uiterste betrokken zijn bij het lot van de ander, tot het bittere eind. Gemeente. Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet dan een schitterend licht. Met dat vers uit Jesaja begonnen we vandaag. Om in duisternis te blijven hopen op dat schitterende licht, om het daadwerkelijk te blijven verwachten, dat is misschien wel de moeilijkste opdracht die er is. Ik wil onze tijd absoluut niet vergelijken met de verschrikkelijke duisternis waarin het volk van Etty Hillesum heeft rondgedoold. Maar ook onze tijd wordt door velen ervaren als donker, verward en perspectiefloos. Ik geloof dat het juist dan heel belangrijk is om te weten dat ook in 3 zondag 21 december 2014 dr. K.J. Holtzapffel, predikant Remonstrantse Gemeente Rotterdam
de donkerste tijden lichtgevende figuren onder ons aanwezig zijn. Onverschrokken mensen die, als alles van waarde kapot wordt gemaakt, de waarden van humaniteit en medemenselijkheid hoog houden. Tegen alle terreur in stem geven aan een levenshouding van belangeloos altruïsme. Met de inzet van hun leven representeren ze op aarde het licht waarvan Jesaja sprak. Alle eeuwen door. Hopelijk inspireren zij ons om in alle bescheidenheid de moed niet te laten zakken maar, in woord en daad, te blijven geloven in de komst van het licht. Juist ook in de tijd van advent. Laten we nog maar een keer naar Etty’s eigen woorden luisteren. Hoe bijzonder, hoe lichtgevend klinken ze, juist tegen de gitzwarte achtergrond van de tijd waarin ze geschreven zijn. ‘Het stijgt steeds opnieuw als een kleine, verwarmende golf in me op, steeds weer, ook na de moeilijkste ogenblikken: wat is het leven toch mooi. Het is een onverklaarbaar gevoel. Het vindt geen steun bij de realiteit waarin we nu leven. Maar er zijn toch ook nog andere realiteiten dan die, die men in de krant vindt en in de gedachteloze en verhitte gesprekken van opgeschrikte mensen. Er is toch ook nog de realiteit van die kleine roze rode cyclaam én van de grote horizon, die men toch altijd weer ontdekken kan achter de rumoeren en de verwarringen van deze tijd. Amen
Gebed Op deze vierde adventszondag branden alle vier kaarsen, bijna is het zover, het feest van het licht is aanstaande. Bij de eerste adventskaars, de Profetenkaars, bidden wij om moed en vertrouwen om te blijven geloven in de komst van het licht, uw licht in deze wereld; te blijven geloven dat de dromen van profeten als Jesaja werkelijkheid kunnen worden , ook in onze tijd. God ontferm u Bij de tweede kaars, de Jeruzalemkaars, bidden wij voor en om mensen als Etty Hillesum. Moedige mensen, alle eeuwen door, die ook in donkere tijden de waarden van humaniteit hoog houden. Lichtgevende personen die blijven geloven in liefde in plaats van haat, dat in hun eigen leven waarmaken in donkere tijden en zo ons inspireren om in alle bescheidenheid ook een lichtdrager te zijn. God ontferm u Bij de derde adventskaars, de Herderskaars bidden we voor al die mensen op deze wereld die rond moeten dolen in duisternis, zonder veel zicht op licht. Vluchtelingen, illegalen, slachtoffers van geweld. Dat zij ook in de duisternis iets mogen ervaren van herderlijke betrokkenheid, van mededogen en van een helpende hand. God ontferm u En bij de vierde kaars, de Engelenkaars, bidden wij voor mensen uit onze gemeente die ons ontvallen zijn, die ziek zijn, die met kerst niet kunnen komen, en wij noemen in stilte de namen van diegenen die in onze gedachten zijn, samen zijn we stil voor u … We bidden gezamenlijk het Onze Vader 4 zondag 21 december 2014 dr. K.J. Holtzapffel, predikant Remonstrantse Gemeente Rotterdam
5 zondag 21 december 2014 dr. K.J. Holtzapffel, predikant Remonstrantse Gemeente Rotterdam