Verslag Consultatiebijeenkomst verloskunde Datum: 15 maart 2012 Tijd: 15.00-17.30 uur Locatie: NZa Aanwezig
De heer Bos (CPZ), Mevrouw Wijsen (CPZ), De heer Becker Hoff (KNOV), De heer Buisman (KNOV), Mevrouw van Dooren (NVOG), De heer Boekkooi (NVOG), Mevrouw Buurman (ACTIZ), Mevrouw Heesen (ACTIZ), Mevrouw Huibert (ACTIZ), Mevrouw van Driel (BTN), Mevrouw Dantuma (STBN), Mevrouw Bosch (STBN), De heer Dijkstra (NFU), Mevrouw de Graaf (NFU), Mevrouw Waterreus (DBC-O), Mevrouw van Hecke (CZ), Mevrouw Zeldenthuis (CZ), Mevrouw Hoekstra (Achmea), Mevrouw Visser (Menzis), Mevrouw Hendriks (OMS), De heer Ziere (OMS), Mevrouw Baars (NVZ), Mevrouw Kursten (NZa), Mevrouw Op den Drink (NZa), Mevrouw de Kogel (NZa), Mevrouw Verburg (NZa), De heer Scholman (NZa), Mevrouw Nobels (NZa), Mevrouw de Brouwer (NZa) en Mevrouw Vennix (NZa).
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) organiseerde op donderdag 15 maart 2012 een consultatiebijeenkomst over de toekomstige bekostiging van de verloskundige zorg. Het doel van de bijeenkomst was om reacties van deelnemers te ontvangen op de knelpuntenanalyse van de NZa en het verkennen van mogelijke oplossingen voor de bekostiging. Onderstaand treft u een verslag van de bijeenkomst aan. 1. Opening en voorstelronde De voorzitter, Josefien Kursten, heet iedereen van harte welkom. Er volgt een kennismakingsronde. 2. Toelichting op het advies De projectleider ‘bekostiging verloskunde’ (Vera Op den Drink) geeft een korte toelichting over de achtergrond en het voortgangsproces van het project. De NZa is op het verzoek van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: minister) bezig met het schrijven van een advies over de toekomstige bekostiging van de verloskundige zorg. De minister heeft de NZa voornamelijk gevraagd hoe je samenwerking en een goede gegevensoverdracht kunt stimuleren in de bekostiging. Daarnaast is gevraagd om te kijken naar de mogelijkheid van vrije prijzen. Buiten de scope van het advies vallen de derdelijn, het preconceptie consult of medisch inhoudelijke onderwerpen, waaronder bereikbaarheidsnormen. Wat betreft het proces is de NZa in het najaar van 2011 begonnen met een verkennend onderzoek naar knelpunten, dit heeft geresulteerd in een knelpuntenanalyse. Nu zit de NZa in de fase dat zij deze knelpunten definitief wil maken en mogelijke oplossingsrichtingen uitwerkt. Hierover zal vervolgens een rapportage geschreven worden in de vorm van een advies. Dit advies zal aan alle deelnemers van de consultatiebijeenkomst worden toegestuurd, waar zij indien gewenst op kunnen reageren (schriftelijke consultatie). Naast deze consultatiebijeenkomst zijn ook een aantal werkbezoeken afgelegd in de afgelopen maanden. Deze personen zullen ook bij de schriftelijke consultatie betrokken worden. Vervolgens zal het advies uitgebracht worden aan de minister en is het aan de minister om een besluit te nemen. De inhoud van het besluit is ook van invloed op het tijdpad tot invoering.
Kenmerk
3. Reacties op de knelpuntenanalyse De knelpuntenanalyse is voorafgaand aan de consultatiebijeenkomst toegezonden aan alle deelnemers. Drie partijen (KNOV, Achmea en NVOG) zijn gevraagd tijdens de bijeenkomst een reactie te geven op de knelpuntenanalyse. De reacties van deze partijen staan hieronder weergegeven.
De heer Becker Hoff (KNOV) De heer Becker Hoff is onder de indruk van de uitgebreide knelpuntenanalyse. Het is een uitgebreide inventarisatie waarin het overzicht van alle belangrijke ontwikkelingen van de afgelopen periode wordt weergegeven. Het lijkt hem goed om al bij de beschrijving van het probleem en de aanleiding inzichtelijk te hebben in hoeverre hier overeenstemming over is. In het stuk komen veel opvattingen en meningen naar voren die vooral op vooronderstellingen berusten. Wanneer er veranderingen doorgevoerd gaan worden, is het belangrijk dat deze ook goed onderbouwd kunnen worden. En een goede onderbouwing vindt volgens hem plaats in de vorm van experimenten. Er wordt gewaarschuwd niet te hard van stapel te lopen als het veranderingen betreft. De vraag die voorligt is of integrale bekostiging beter is dan een andere manier van bekostiging. De KNOV merkt op dat ieder model zijn goede en slechte kanten heeft. Samenwerking zou gestimuleerd kunnen worden door een bekostigingssysteem dat daar goede prikkels voor neerzet. Het is verstandig om dan met goed onderzoek vast te stellen of dit ook het geval is. Er is een aantal verzekeraars dat een aantal experimenten heeft opgezet. De NZa doet er goed aan om zo veel mogelijk aansluiting te zoeken bij bestaande experimenten en haar advies daarop te baseren. Het advies van de stuurgroep zwangerschap en geboorte geeft helder weer waar de echte oorzaken liggen van de hoge mortaliteitcijfers in Nederland. Deze oorzaken zijn te vinden bij vroeggeboorte, ernstige aangeboren afwijkingen, te laag geboortegewicht en zuurstoftekort (‘the Big 4’). De focus moet niet op de a-terme situatie liggen; de aandacht moet gericht worden op het begin van de zwangerschap aangezien dat 75% van de problemen veroorzaakt. Volgens de heer Becker Hoff is preventiegedrag belangrijk om de vastgestelde cijfers te verminderen. Daarnaast is de perinatale audit een goed instrument om het sterftecijfer terug te dringen. Dit is in feite een structuur/proces maatregel. Een andere maatregel is het verder uitbouwen en neerzetten van de verloskundig samenwerkingsverbanden (vsv’s). Deze structuren zullen bijdragen aan het verbeteren van de zorg en aan het doorbreken van schotten. De knelpuntenanalyse laat zien dat de huidige bekostiging een ingewikkelde structuur heeft. Het is goed om te kijken of de bekostiging een bijdrage kan leveren aan meer samenwerking en betere communicatie. Het is belangrijk om hier het adagium in gedachten te houden: “doe in de eerste lijn wat kan, en in de tweede- en derdelijn wat moet”. Het proces naar een integraal tarief is erg ingewikkeld. Het advies van KNOV is om het in eerste instantie zo klein mogelijk te houden. Neem een kleiner gebied waar je een integraal tarief op kan overwegen. De focus zou hierbij dan moeten liggen op die zorg waar je vanuit de eerste lijn invloed op kan uitoefenen. De KNOV denkt dan ook eerder aan een integraal verloskundig tarief dan aan een ketentarief. Dit kan onderzocht worden in de hiervoor genoemde bekostigingsexperimenten. Voordat je ketens invoert moet er eerst transparantie zijn over de tweedelijnskosten. Een andere bekostigingsvariant is populatiegebonden bekostiging (ook wel wijkgebonden of regiobekostiging). Hier zouden ook kansen kunnen liggen om de versterking van de eerste lijn vorm te geven.
Kenmerk Pagina
2 van 10
Mevrouw Hoekstra (Achmea) Kenmerk Sinds het advies van de stuurgroep zwangerschap en geboorte is Pagina gekeken naar wat Achmea als verzekeraar kan doen om te sturen dat 3 van 10 zowel de mortaliteit- als de morbiditeitcijfers naar beneden gaan. Twee belangrijke onderwerpen zijn preventie en samenwerking. Wat kunnen wij doen bij mensen die zwanger willen worden of zijn? En hoe krijgen wij het voor elkaar dat de samenwerking tussen verloskundigen en gynaecologen beter gaat verlopen? Achmea is aan het onderzoeken hoe je de kwaliteit van de zorg meetbaar maakt, zodat daar straks beter op gestuurd kan worden. Achmea heeft als beleid om gedifferentieerd in te kopen. Daarnaast is het voor Achmea belangrijk om voor doelmatige zorg te gaan. Hoe kan voorkomen worden dat er bijvoorbeeld dubbele diagnostiek of bekostiging plaatsvindt? Wat betreft de knelpuntenanalyse geeft mevrouw Hoekstra aan dat deze over het algemeen heel herkenbaar en duidelijk is. Zo worden de knelpunten ‘de zorg niet op de juiste plek’, ‘niet de juiste zorg’ en ‘bekostiging faciliteert samenwerking onvoldoende’ herkent. Bij het knelpunt ‘de zorg niet op de juiste plek’ wordt beaamd dat er prikkels in de bekostiging zijn om een vrouw bij zich te houden dan wel naar zich toe te trekken. Bij ‘niet de juiste zorg’ wordt aangegeven dat Achmea een stijging ziet in de echo’s in de eerste lijn, vooral de diagnose ‘echo’s bij groeiachterstand’. Op het moment dat je een apart tarief ergens voor introduceert, gaat dat ook weer meer gebruikt worden. Met het knelpunt ‘bekostiging faciliteert samenwerking onvoldoende’ is mevrouw Hoekstra het ook eens, maar wat Achmea betreft hoeft er geen apart tarief voor samenwerking te komen. Dat hoort tot het takenpakket van de professionals. Mevrouw Hoekstra geeft aan het jammer te vinden om terug te lezen dat de ‘zorgverzekeraar onvoldoende stuurt’. Zij geeft aan dat Achmea wel probeert te sturen, maar dat dit kennelijk niet voldoende overkomt. In de knelpuntenanalyse stond daarnaast een aantal aandachtspunten niet genoemd die Achmea als ontbrekende knelpunten beschouwt. Zo is het essentieel om het geboortecentrum mee te nemen in de bekostiging. Dit moet niet apart bekostigd worden. Daarnaast is er het knelpunt van de eigen bijdrage. Achmea ziet dat de verzekerde een positieve prikkel krijgt bij de keuze voor een medische bevalling. Ook de afname aan kraamzorg is gelieerd aan de eigen bijdrage. Een ander knelpunt is het achterstandstarief. Bij geboortezorg is er een opslag voor de verloskundige en voor kraamzorg is er niets. In bepaalde achterstandswijken heeft men moeite mensen kraamzorg te geven, terwijl juist voor die groepen de signaalfunctie van kraamzorg belangrijk is. Achmea heeft er hard voor gepleit om ook voor de kraamzorg een achterstandstarief in te voeren. Dit is echter niet gelukt. Idealiter zou er een project opgestart moeten worden om in bepaalde achterstandswijken gezamenlijk de verloskundige zorg en de kraamzorg te kunnen geven. Als laatste knelpunt wordt de kraamzorg in het ziekenhuis vermeld. Als de kraamzorg in een ziekenhuis onvoldoende personeel heeft om de kraamzorg te verlenen dan wordt er kraamzorg van buitenaf geleverd. Het is goed dat dit zo wordt opgelost, maar in dat geval moet ook de financiering onderling geregeld worden en niet apart bij de verzekeraar gedeclareerd worden. Die weet immers niet welke onderlinge afspraken er gemaakt zijn. Over het algemeen denkt Achmea dat met het huidige budget voor geboortezorg nog veel verbetering aangebracht kan worden als men dat anders gaat inzetten.
De heer Boekkooi (NVOG) Kenmerk De heer Boekkooi vraagt voor een paar zaken nader aandacht. Hij geeft Pagina aan het gebruik van de term risicoselectie opvallend te vinden. Uit 4 van 10 jarenlange ervaring weet hij dat dit ongelofelijk moeilijk is. Hierbij is het van belang om de expertise van alle betrokken hulpverleners zo goed mogelijk te gebruiken. Er wordt op gelet gedurende de hele zwangerschap. Daarom spreekt hij liever van risicobewustzijn (awareness). Daarnaast wordt er in de knelpuntenanalyse aangegeven dat er met betrekking tot ‘cultuurverschillen’ een langdurige aanloop is geweest naar het huidige niveau van samenwerken tussen de verschillende professionals. Aan de cultuurverschillen is de afgelopen jaren door de beroepsgroepen al hard gewerkt en hier zijn ook veel belangrijke stappen gezet in samenwerking. Dit zie je bijvoorbeeld doordat er op veel plekken vsv’s en samenwerkingsverbanden zijn ontstaan. Daarnaast wordt aangegeven dat volgens de knelpuntenanalyse de kwaliteit niet inzichtelijk zou zijn. Deze transparantie en kwaliteit is er wel degelijk; de database van de perinatale audit geeft volop inzicht. De bekostigingstructuur van de tweede lijn is erg ingewikkeld; in de knelpuntenanalyse wordt dit te simpel beschreven. Onder het kopje ‘bekostiging en vergoeding van verloskundige zorg’ wordt naast de twee lijnen die er in de huidige bekostiging zijn nog een extra groep genoemd: ‘de klinisch verloskundigen die zelfstandig in het ziekenhuis bevallingen verricht’. Deze groep bestaat echter niet. Te allen tijde is de gynaecoloog eindverantwoordelijk. Het knelpunt dat de zorgverzekeraar onvoldoende stuurt wordt herkend. Er zijn wel een aantal goede initiatieven te noemen, maar over het algemeen willen de zorgverzekeraars vooral niet te veel geld uitgeven. Het is de vraag hoe de verzekeraar in de toekomst die rol op zich gaat nemen. Ten slotte wordt opgemerkt dat een integraal tarief zomaar invoeren op zichzelf niks oplost. Er wordt dan alleen een hoop geld gegeven dat achter de deur nog verdeeld moet worden. Het probleem wordt dan alleen maar verplaatst. We moeten uitgaan van de inhoud. Hoe gaan wij zo goed mogelijk zorg leveren? Het is duidelijk dat de sector naar een integraal model moet gaan. Wat de NVOG betreft is het rapport ‘een goed begin’ daarin leidend. Bij het CPZ zijn alle partijen vertegenwoordigt en daar kan dan ook de inhoud goed bepaald worden. De bekostiging zou dit moeten faciliteren (eerst het doel, dan de bekostiging). De bestaande bekostiging kan aangepast worden om de gewenste zorg te faciliteren. De NVOG denkt daarbij aan het mogelijk maken dat meer overlegmomenten (zonder de voorwaarde face-to-face contact) gedeclareerd kunnen worden en het invoeren van de derde trimester echo. Dat zou ook de goede volgorde moeten zijn. Je moet aansluiten bij de gewenste zorg. Voor de NZa is, wanneer de inhoud is vastgesteld, de rol weggelegd om dan in de financiering de goede prikkels te geven.
Plenaire discussie De heer Bos van het CPZ geeft een eerste reactie op de drie reacties van de sprekers. Hij geeft aan dat hij voorzitter was van de taakgroep organisatie van de stuurgroep zwangerschap en geboorte. Volgens hem is het stuurgroepadvies zo goed tot stand gekomen omdat er nadrukkelijk niet gesproken is over de bekostiging. Al snel werd bij de totstandkoming van het advies duidelijk hoe de ideale zorg eruit zou moeten komen te zien. Het was ook de bedoeling om eerst het ideale plaatje van de zorg duidelijk te maken en daarna pas te bepalen hoe de bekostiging eruit zou komen te zien.
Opvallend aan de reacties vindt hij dat er vooral wordt gesproken over Kenmerk de verloskundigen en gynaecologen. Bij samenwerking missen nog een Pagina aantal samenwerkingspartners, zoals kraamverzorgenden, kinderartsen 5 van 10 en anesthesiologen. Zelf pleit hij voor een rigoureuze stap naar een integraal tarief. Alle partijen zouden in een vloeiende beweging samen moeten werken, waarmee alle lijnen niet meer zouden bestaan. Er zou niet teveel geregeld moeten worden van bovenaf (door de NZa) en de verzekeraar zou dan die integrale samenwerking contracteren. Het gaat om het samenwerkingsverband. Daarbinnen kijkt iedereen naar wat hoort bij zijn professie om die integrale zorg te leveren. De heer Becker Hoff geeft nogmaals aan wel voor samenwerking te pleiten, maar niet in één keer voor een rigoureus integraal tarief. De samenwerking wordt belangrijk gevonden, maar het advies is om het voorzichtig aan te doen en niet in één keer te grote sprongen te maken. Met experimenten kan onderzocht worden hoe het werkt. Het is een illusie om te denken dat het geven van een zak geld in één keer alle problemen zal oplossen. Je moet dan nog steeds veel regelen. Een integraal tarief is heel ingewikkeld en kan weer andere problemen met zich meebrengen. Hoe dan ook zullen de verschillende zorgpaden en de inzet van de verschillende partijen (wie is waarvoor verantwoordelijk) geformuleerd moeten worden. Maar dat doen verschillende disciplines in ziekenhuizen nu ook al (zonder integrale bekostiging). De NVOG merkt nog op dat experimenten pas gestart moeten worden als de richtlijnen klaar zijn. De derdelijn komt beperkt aan de orde in de knelpuntenanalyse, daar vraagt de NFU aandacht voor. De NFU legt het vraagstuk op tafel of de derdelijn onderdeel moet zijn van de integrale bekostiging of niet. De perinatale centra leveren ook tweedelijnszorg namelijk. Het is de vraag of het verstandiger is om de derdelijn mee te nemen bij de integrale bekostiging of om de derdelijn er juist nog even buiten te laten. Er zou in het laatste geval wel nog een tijdelijke oplossing moeten komen voor de financiering. Verder vertelt de NFU dat er in DOT geen activiteiten zijn voor high risk bevallingen (alleen voor begeleiding tijdens de zwangerschap). Dat is een financieel knelpunt. CZ merkt in reactie op dat de perinatale centra een regio-overstijgende rol vervullen. Volgens CZ moet zeker naar de derdelijn gekeken worden, maar moet die zorg voorlopig niet meegenomen worden in een pilot. De KNOV voegt toe dat de derdelijn zeker moet aansluiten voor de inhoudelijke samenwerking. De bekostiging kun je dan later laten aansluiten als dat gewenst is. Andere opmerkingen van deelnemers zijn: – Om niet te lang te wachten met het uitvoeren van de experimenten en deze wel al in gang te gaan zetten. – Om randvoorwaarden aan de experimenten mee te geven. Zoals de experimenten pas te starten als de inhoud klaar is. En verschillende experimenten uit te voeren onder verschillende condities. Zo kunnen de experimenten uitgevoerd worden in verschillende regio’s of worden gecontracteerd door verschillende verzekeraars. – Om voor men begint aan een integraal tarief, een koptarief te introduceren voor in de tussenliggende periode. Dit om de samenwerking te stimuleren.
4. Carrousel 'toekomstige bekostiging' De deelnemers gaan in drie groepen uiteen om drie verschillende bekostigingsmodellen uit te werken en te bespreken.
Deelsessie over de huidige bekostiging In deze parallelsessie stonden drie vragen centraal: 1. Is het nodig om aanpassingen in de huidige bekostiging door te voeren om onderlinge samenwerking in de zorg rondom zwangerschap en geboorte te faciliteren en te stimuleren ? 2. Welke aanpassingen zijn wenselijk in de productstructuur ? 3. Welke aanpassingen zijn wenselijk in de tariefsoort ? Ad 1) Is het nodig om aanpassingen in de huidige bekostiging door te voeren om onderlinge samenwerking in de zorg rondom zwangerschap en geboorte te faciliteren en te stimuleren? Het merendeel van de deelnemers merkte op dat een aanpassing van de huidige bekostiging benodigd kan zijn om de samenwerking tussen zorgprofessionals te stimuleren. Immers, om de samenwerking op gang te brengen zal ook financieel geïnvesteerd moeten worden. Belangrijker dan de bekostiging werd in de parallelsessie echter de inhoud van de zorg genoemd. Dit betreft een gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel eerste-, tweede- als derdelijn. In de parallelsessie werd ook aangegeven dat een aanpassing van de huidige bekostiging slechts een tijdelijk karakter kan hebben. De huidige bekostigingssystemen zouden de samenwerking immers eerder tegenwerken dan verbeteren. Een aantal zorgprofessionals bracht in de parallelsessie hiertegen in dat een aanpassing van de huidige bekostiging niet noodzakelijk is. Immers, naar hun mening komt de samenwerking tussen de verschillende zorgprofessionals ondanks de huidige bekostiging, nu reeds op gang. Ad 2) Welke aanpassingen zijn wenselijk in de productstructuur ? In de parallelsessie werden als mogelijke aanpassingen in de productstructuur genoemd: – toevoegen van een consult voor de gynaecoloog in eerstelijn; – toevoegen van een consult voor de verloskundige in tweedelijn; – toevoegen van een consult multidisciplinair overleg (MDO). Daarnaast werd aandacht gevraagd voor een tweetal zaken: – De declaratie van de verloskundige prestaties voor de derdelijn. In de derdelijnszorg zouden alleen DBC’s voor de begeleiding in rekening kunnen worden gebracht. – De declaratie van de kraamzorg bij een verplaatste thuisbevalling – (kraamverzorgende gaat in dat geval met de eerstelijnsverloskundige mee). Ad 3) Welke aanpassingen zijn wenselijk in tariefsoort ? In de parallelsessie werd aangegeven dat de samenwerking gestimuleerd kan worden door het introduceren van een koptarief (samenwerkingstarief). Het tarief dient te worden gekoppeld aan bijvoorbeeld IGZ-criteria of procesindicatoren. De vraag is wel wie het koptarief in rekening gaat brengen. Als optie wordt genoemd het koptarief als een soort projectsubsidie te beschouwen die door de zorgverzekeraars zou kunnen worden uitbetaald.
Kenmerk Pagina
6 van 10
Daarnaast werd nog het volgende aangegeven: Kenmerk – Vrije prijsvorming in de eerstelijns verloskundige zorg is niet de Pagina oplossing om de samenwerking te faciliteren of stimuleren. In de 7 van 10 tweedelijn is ook geen totale vrije prijsvorming (kostendeel vrij onderhandelbaar; honorariumdeel gemaximeerd). – Het tarief voor de exploitatie van een geboortecentrum moet passend gemaakt worden; er is nu sprake van 1 tarief voor een eerstelijnsgeboortecentrum, ongeacht wie de exploitatie uitoefent (eerste- of tweedelijn). Het geleverde product en de daarmee gepaard gaande exploitatiekosten verschillen. – Het kraamzorgtarief in achterstandswijken dient verhoogd te worden. – In het advies richting VWS moet gewezen worden op het knelpunt van de verschillen in de hoogte van de eigen bijdrage, welke afhankelijk is van de locatie waar de bevalling plaats heeft.
Deelsessie over ketenbekostiging In deze parallelsessie stonden de volgende drie vragen centraal: 1. Hoe noodzakelijk is het voor een betere samenwerking (i.c. het laten aansluiten van de zorg op elkaar) om de totale zorg als 1 tarief te betalen en dit te formaliseren (door de NZa)? 2. Wilt u een landelijk standaardpakket aan zorg in de keten opnemen of wilt u dat de lokale zorgaanbieders zelf kunnen bepalen welke zorg onder de keten valt? 3. Wie kan het beste de keten aanbieden en de onderhandelingen met de verzekeraar voeren? Ad 1) Hoe noodzakelijk is het voor een betere samenwerking om de totale zorg als 1 tarief te betalen en dit te formaliseren? Samenvattend: de inhoud van de zorg is belangrijker dan de vorm van de bekostiging. De bekostiging dient in die zin de inhoud te volgen. De meningen over de toegevoegde waarde van invoering van ketenbekostiging ter bevordering van de samenwerking in de keten lopen uiteen (van ‘ketenbekostiging leidt niet persé tot betere samenwerking’ tot ‘het helpt bij ontschotting’). Als belangrijke randvoorwaarden werden genoemd: – Het tarief moet dekkend zijn. Zorgprofessionals moeten er door de invoering van ketenbekostiging niet op achteruit gaan. – Alle ketenpartners zouden vertegenwoordigd moeten zijn in de keten: kraamzorg, ziekenhuizen, anesthesisten, verloskundigen, (klinisch) verpleegkundigen en kinderartsen. – Voordat gecontracteerd kan worden dienen er randvoorwaarden opgesteld te worden. – De ketenbekostiging dient ingevoerd te worden vanuit een gelijkwaardig model van ketenpartners. Tot slot werden als tips meegegeven: – Kijk naar de criteria bij andere ketens. – De huidige innovatietrajecten (NZa-beleidsregel innovatie) kunnen ook een goed perspectief bieden. – Wanneer je overgaat op ketenbekostiging dan zou er in principe ook een apart budgettair kader gevormd moeten worden (zie ook het advies dat de NZa gegeven heeft over de eerstelijns diagnostiek). Ad 2) Wilt u een landelijk standaardpakket aan zorg in de keten opnemen of wilt u dat de lokale zorgaanbieders zelf kunnen bepalen welke zorg onder de keten valt?
Op hoofdlijnen waren de deelnemers het eens over het antwoord op deze Kenmerk vraag. Het CPZ zou in principe een uitspraak moeten doen over de Pagina (minimale) inhoud van het zorgpad/ketenpakket. Het CPZ is daarvoor de 8 van 10 aangewezen partij, aangezien hierin alle ketenpartners vertegenwoordigd zijn. Een goede beschrijving van de landelijke zorgpaden zou nodig zijn om: – de minimale kwaliteit te kunnen borgen; – gelijkheid te brengen; – helderheid over rollen en verantwoordelijkheden te geven; – zorg optimaal te kunnen inrichten. Overigens werd wel aangegeven dat er lokaal (onderbouwd) afgeweken zou moeten kunnen worden (bijvoorbeeld in een groot stedelijk gebied). Regionaal maatwerk moet dus mogelijk zijn en blijven. Voorkom verder dat er te veel richtlijnen komen, dat is lastig handhaafbaar voor de IGZ. Slechts 1 persoon (namens een verzekeraar) merkte op dat het wellicht ook wel een goed idee zou zijn om alles regionaal te laten bepalen. Andere aandachtspunten/bedenkingen die de deelnemers hadden: – Gaat de zwangere wel op zoek naar het beste pakket? En heeft een zwangere wel echt keuzevrijheid? In sommige regio’s is er maar één verloskundigenpraktijk of één ziekenhuis. Reistijd beïnvloedt in dat geval de keuzevrijheid. Er is daarbij overigens wel een verschil tussen kraamzorg en verloskundige zorg. De deelnemers gaven aan dat zwangeren in elk geval goed geïnformeerd moeten worden. De zwangere klant moet weten welke zorg zij moet afnemen. – De zwangere klant beïnvloedt de kwaliteit van zorg door de keuzes die ze kan maken. Overigens is het wel belangrijk de keuzes van de klant te betrekken in de totstandkoming van de beschrijving van de landelijke zorgpaden. – Preventieve activiteiten door de huisarts worden steeds belangrijker (ook in de vsv). Ad 3) Wie kan het beste de keten aanbieden en de onderhandelingen met de verzekeraar voeren? De antwoorden van de deelnemers liepen uiteen: – Laat de ketenpartners dit lokaal regelen. – De zorggroep kan dit het beste namens de ketenpartners doen. De ketenpartners dienen dan wel allemaal bestuurlijk (en gelijkwaardig) vertegenwoordigd te zijn in de zorggroep. – De vsv’s kunnen niet optreden als hoofdaannemer (niet alle partijen zijn hier al bij aangesloten). – Een verzekeraar gaf aan: ‘de structuur is niet zo belangrijk, zolang er maar wel sprake is van één rechtspersoon en één aanspreekpunt’. Als randvoorwaarden werden genoemd: – Er zijn expertise, tijd en middelen nodig om de ketenvorming (onafhankelijk/neutraal) te begeleiden. In het ziekenhuis heeft men hier doorgaans wel geld voor, maar in de verloskundigenpraktijk amper. – Best practices zijn nodig.
Deelsessie over populatiebekostiging In deze parallelsessie stonden de volgende drie vragen centraal: 1. Hoe kan populatiebekostiging bijdragen aan betere samenwerking en zorg rondom zwangerschap en geboorte? 2. Hoe kom je tot een goede afbakening van een populatie en welke criteria zijn daarbij van belang?
3.
Welke organisatievorm voor een samenwerkingsverband past het beste bij populatiebekostiging om aanspreekpunt te zijn voor zorgverzekeraars en voor de verdeling van middelen?
Over het algemeen waren er nog veel vragen rondom dit model. De algemene reacties die werden gegeven waren: – Lijkt populatiebekostiging niet heel veel op ketenbekostiging? – Wat is het verschil met ketenbekostiging? Hieronder zijn de reacties per vraag weergegeven. Ad 1) Hoe kan populatiebekostiging bijdragen aan betere samenwerking en zorg rondom zwangerschap en geboorte? Sommige deelnemers dachten dat populatiebekostiging de samenwerking helemaal niet ten goede zal komen. Er waren ook deelnemers die dachten dat populatiebekostiging wel doelmatigheidsprikkels afgeeft. Ad 2) Hoe kom je tot een goede afbakening van een populatie en welke criteria zijn daarbij van belang? Het bepalen van een populatie en gebied waartoe de populatie behoort is nog een uitdaging volgens de deelnemers. Wat is een regio? Is dat een wijk, een vsv? In deze discussie kwam ook de keuzevrijheid van de zwangere aan bod. Met een afgebakende populatie moet je toch wel uitgaan van een gebied met aanbieders en locatie waar die zwangere dan ‘onder valt’. Het is de vraag in hoeverre er dan sprake kan blijven van keuzevrijheid. Ad 3) Welke organisatievorm voor een samenwerkingsverband past het beste bij populatiebekostiging om aanspreekpunt te zijn voor zorgverzekeraars en voor de verdeling van middelen? Twee voorstellen die door individuele deelnemers zijn genoemd, zijn: – Begin met de inhoud van de zorg te bepalen, daarna de organisatie van deze zorg vormgeven, het proces vlot laten verlopen en dan kan daar vervolgens een tarief bij worden bepaald. – Een gebied krijgt bedrag X waarvoor alle zorg rondom de zwangerschap en geboorte voor wordt gedeclareerd. Alle betrokken zorgaanbieders kunnen gebruik maken van een facilitaire locatie in dat gebied, als de zorg dat vraagt. Binnen deze constructie moet dan worden gesproken over: – uitkomsten; – doelstellingen; – kwaliteit; – etc. De groepen kenden verschillende standpunten als het gaat om het hebben van een hoofdcontractant voor een gebied en verdeling van het geld. Een standpunt is dat wanneer er in een gebied met elkaar wordt samengewerkt, er wel 1 hoofdcontractant kan zijn die de onderhandelingen voert met een zorgverzekeraar (doordat iedereen elkaar wel kent). Een ander standpunt is dat dit absoluut niet kan en er geen hoofdcontractant kan zijn. Een aantal punten die verder naar voren zijn gekomen: – Houd een experiment om te zien hoe populatiebekostiging uitpakt. – Er moet op uitkomsten worden gemeten. – Het traject zal eerst op de inhoud gericht moeten zijn en later pas moeten er tarieven en eventueel gebieden worden bepaald. – Maak het systeem niet moeilijker dan dat het nu is.
Kenmerk Pagina
9 van 10
5. Terugkoppeling deelsessies, vervolgproces en afsluiting Er wordt een korte terugkoppeling van de drie deelsessies gegeven. De bijeenkomst wordt afgesloten door de mevrouw Kursten. De reacties, zowel mondeling als schriftelijk, zullen worden meegewogen en waar mogelijk meegenomen in de verdere uitwerking van het advies over de bekostiging van de verloskundige zorg. Een conceptversie van het advies zal tussentijds nog aan de partijen gestuurd worden, zodat indien gewenst hier een reactie op gegeven kan worden. Aan het eind van de bijeenkomst zijn er kaartjes aan de deelnemers uitgedeeld met daarop drie vragen: 1) Wat wilt u ons nog meegeven voor de uitwerking van het advies? 2) In hoeverre denkt u dat de bekostiging van invloed is op de samenwerking tussen zorgaanbieders? 3) Welk van de besproken modellen heeft uw voorkeur? En waarom? Deze kaartjes zijn ingevuld en weer ingeleverd door de deelnemers. Ook deze antwoorden zullen worden meegenomen in de uitwerking van het advies.
Kenmerk Pagina
10 van 10