1. Internationaal privaatrechtelijk procesrecht 1.1
Europees internationaal bevoegdheidsrecht
Voor de bepaling van de internationale bevoegdheid van de Belgische rechtbanken en rechters: • • •
Verdrag? Europese Verordening? WB.IPR?
→ hiërarchie van rechtsnormen in acht houden.
1.1.1 De Brussel I-Verordening in burgerlijke zaken en handelszaken Temporeel toepassingsgebied Art.76 Brussel I-Vo: Brussel I-VO van toepassing voor alle rechtsvorderingen die zijn ingesteld na 1 maart 2002. Voor lidstaten die later toetraden tot de EG moet rekening gehouden worden met de datum van toetreding. Voor Denemarken is de Brussel I-Vo van toepassing sinds 1 juli 2007.
Materieel toepassingsgebied Art.1 Brussel I-Vo: De Brussel I-Vo is van toepassing voor het vaststellen van de internationale bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging in burgerlijke en handelszaken. = autonoom begrip, het moet worden uitgelegd aan de hand van de doelen en het stelsel van de verordening, en de algemene beginselen die in alle nationale rechtsstelsels tezamen worden gevonden Douanezaken en fiscale en administratiefrechtelijke zaken zijn uitgesloten.
1
Enkele onderwerpen zijn expliciet uit het toepassingsgebied uitgesloten: • • • • • •
Staat en bekwaamheid van natuurlijke personen Huwelijksgoederenrecht Testamenten en erfenissen Insolventie Sociale zekerheid Arbitrage
Wat valt er WEL onder: • • • • •
Verbintenissen in geld uitdrukbaar Onrechtmatige daad Zakelijke en intellectuele rechten in betwisting Vennootschapskwesties Onderhoudsverplichtingen
Ruimtelijk toepassingsgebied Art.2 Brussel I-Vo: De Brussel I-VO geldt voor de rechters van alle lidstaten van de EU (Denemarken via verdrag). De regels gelden wanneer de verweerder woonplaats heeft binnen één van de lidstaten, ongeacht zijn nationaliteit. Het Lugano-Verdrag wordt toegepast door de rechter van Ijsland, Noorwegen en Zwitserland en de EG-landen op voorwaarde dat zij niet op grond van de Brussel I-Vo exclusief bevoegd zijn om van de vordering kennis te nemen en dart bovendien de verweerder woonplaats heeft in Ijsland, Noorwegen of Zwitserland, ofwel dat de rechters van één van die landen exclusief bevoegd zou zijn om van de vordering kennis te nemen.
Verhouding tot geldende bevoegdheidsverdragen Binnen haar toepassingsgebied vervangt de Brussel I-Vo de bilaterale verdragen die werden gesloten tussen de lidstaten. Zo heeft de toepassing van de Brussel I-Vo voorrang op de toepassing van het verdrag met Denemarken en op de toepassing van het Lugano verdrag (Art.64 Lugano-Verdrag).
De autonome interpretatie van de Europese bevoegdheidsverordening Het Hof van Justitie is bevoegd om uitlegging te verstrekken over de bepalingen van de Brussel I-Vo. Dit volgt uit art.68 EG-Verdrag dat zegt dat een gerechtelijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep (= hoogste rechtscolleges) kan een
2
prejudiciële vraag stellen aan het Hof indien het dat noodzakelijk acht voor het wijzen van een vonnis. De bestaande rechtspraak van het Hof m.b.t. het vroegere EEX-Verdrag blijft gelden, ook voor de interpretatie van de artikelen van de Brussel I-Vo, tenminste voor zover de tekst van een artikel niet in belangrijke mate werd gewijzigd. Het Lugano-Verdrag kent dergelijk mechanisme niet, maar voorziet in een informatieuitwisseling.
De woonplaats van de verweerder als algemene bevoegdheidsgrond Art.2 Brussel I-Vo: De internationale bevoegdheid komt in beginsel toe aan de gerechten van de lidstaat waar de verweerder zijn woonplaats heeft, ongeacht zijn nationaliteit. = forum rei. Art.3 Brussel I-Vo: Ingezetenen van een lidstaat kunnen pas in een andere lidstaat gedaagd worden op grond van de specifieke regels van de Verordening en rekening houdend met de exclusieve bevoegdheden. Art.59 Brussel I-Vo: Voor natuurlijke personen moet aan de hand van het interne recht van de lidstaat van het forum worden nagegaan of ze een woonplaats hebben in die lidstaat. Art.60 Brussel I-Vo: Vennootschappen en rechtspersonen worden geacht woonplaats te hebben op de plaats van hun statutaire zetel, ofwel van hun hoofdbestuur, ofwel van hun hoofdvestiging. → Indien dit naar verschillende landen wijst, kan de eiser kiezen (optiemogelijkheid). De Brussel I-Vo is dus van toepassing indien de verweerder woonplaats heeft binnen een lidstaat. Voor de verweerders met woonplaats in het gebied van de verordening werkt het beschermingsmechanisme van artikel 3. Art.4,1 Brussel I-Vo: Indien de verweerder geen woonplaats heeft in een lidstaat, wordt de bevoegdheid van de aangesproken gerechten bepaald aan de hand van het lokale nationale procesrecht. De Brussel I-Vo zal, ondanks de afwezigheid van woonplaats van de verweerder in een lidstaat, ook van toepassing zijn bij: • • •
Exclusieve bevoegdheidsgrond (Art.22 Brussel I-Vo) Bevoegdheidsaanwijzing (Art.23 Brussel I-Vo) Woonplaatsfictie ter bescherming van een als zwakker beschouwde procespartij (Art.9, 15 en 18 Brussel I-Vo)
Het verdrag is sluitend, alle gevallen zijn gedekt.
3
Het forum van de medeverweerder Art.6 Brussel I-Vo: Indien er meerdere verweerders zijn die hun woonplaats hebben in verschillende lidstaten, kunnen zij alle worden gedaagd voor het gerecht van de woonplaats van één van hen. → samenhang vereist. Wel dient rekening te worden gehouden met artikel 22 en 23.
Het alternatieve forum inzake verbintenissen uit overeenkomst Art.5,1, a) Brussel I-Vo: Naast het forum rei, wordt de eiser de mogelijkheid geboden om de zaak voor de gerechten van een andere lidstaat te brengen, indien er een nauwe band bestaat tussen het geval en die staat. Een eerste toepassingsgeval waarin een dergelijk alternatief wordt aangeboden, is dat van geschillen inzake verbintenissen uit overeenkomst. = forum executionis Men moet steeds onderzoeken op welke specifieke verbintenis het geschil betrekking heeft en op welke plaats die specifieke verbintenis moet worden uitgevoerd (kan door partijen expliciet aangewezen zijn). De plaats kan door de partijen expliciet zijn aangewezen, in welk geval de gerechten van die plaats bevoegd zijn om van geschillen m.b.t. die verbintenis kennis te nemen. Tessili: Indien de partijen de plaats niet uitdrukkelijk hebben bepaald, dan moet aan de hand van de lex causae (recht van toepassing op de overeenkomst) worden nagegaan waar de verbintenis moet worden uitgevoerd. = conflictenrechtelijke methode, nationale recht dat de betwiste verbintenis beheerst moet worden gevonden via verwijzingsregels van de aangesproken rechter. Wanneer de vordering gebaseerd is op een overeenkomst, maar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt een onthoudingsplicht is, kan er geen eenduidige plaats van uitvoering bepaald worden (geen toepassing artikel 5,1). Een probleem bij artikel 5,1 is dat vorderingen op grond van verschillende gelijkwaardige verbintenissen die uit één overeenkomst voortvloeien vaak voor verschillende rechters kunnen worden gebracht, omdat ze elk op een andere plaats moeten worden uitgevoerd. De plaats moet hier voor elke verbintenis afzonderlijk worden bepaald.
4
Art.5,1, b) Brussel I-Vo: • •
Voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken is dit de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden. Voor de verstrekking van diensten is dit de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden.
→ bannen conflictenrechtelijke methode. → concentreren van alle geschillen uit de overeenkomst in het forum waar de uitvoering van de hoofdverbintenissen te situeren is. De partijen kunnen evenwel overeenkomen een specifieke plaats aan te duiden voor de verbintenissen. Er rijst echter een vraag over hoe de plaats van de levering moet worden bepaald: 1) Verdragsautonoom? 2) Conflictenrechtelijke methode heeft een aanvullende rol? (deze optie lijkt de beste) Bij onduidelijkheid over de leveringsplaats, moet een bron gevonden worden waaruit de norm kan geput worden die aangeeft waar de levering moest gebeuren.
Het alternatieve forum inzake onderhoudsverplichtingen Art.5,2 Brussel I-Vo: De onderhoudsgerechtigde kan zijn onderhoudsvordering ook aanhangig maken voor de gerechten van zijn eigen woonplaats of gewone verblijfplaats. = forum actoris. Er wordt ook een bevoegdheid verleend bij de rechter die volgens zijn eigen nationale recht bevoegd is om kennis te nemen van vorderingen betreffende de staat van personen, behalve indien die bevoegdheid enkel zou berusten op de nationaliteit van één van de partijen. = forum connexitatis.
Het alternatieve forum inzake verbintenissen uit onrechtmatige daad Art.5,3 Brussel I-Vo: Een geding betreffende een verbintenis uit onrechtmatige daad kan aanhangig worden gemaakt voor de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, of preventief, waar het zich kan voordoen. = forum delicti commissi. De plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan betreft zowel de plaats waar de schadeveroorzakende handeling werd gesteld (locus acti), als de plaats waar de schade zich heeft gemanifesteerd (locus damni). = ubiquiteitsregel.
5
Shevil-arrest: Een vordering tot vergoeding voor de volledige schadedoor beledigende verklaringen in de internationale pers kan enkel voor het forum rei worden gebracht. Rechters in andere lidstaten waar de publicatie werd verspreid kunnen zich slechts uitspreken over de vergoeding voor de schade die in de eigen lidstaat werd veroorzaakt. Art.5,4 Brussel I-Vo: Indien de onrechtmatige daad eveneens een strafbaar feit betreft, kan het slachtoffer de vordering tot schadevergoeding of teruggave ook instellen voor de rechter waarbij de strafvordering aanhangig is, voor zover de nationale bevoegdheidsregels toelaten dat de strafrechter van de burgerlijke vordering kennis zou nemen.
Het alternatieve forum voor geschillen betreffende de exploitatie van een filiaal Art.5,5 Brussel I-Vo: Een binnen één van de lidstaten gevestigde vennootschap of rechtspersoon die tevens een filiaal, agentschap of enige andere vestiging heeft binnen een andere lidstaat, kan ook voor de gerechten van die andere lidstaat gedaagd worden voor geschillen betreffende de exploitatie daarvan. Het begrip “filiaal, agentschap of enige andere vestiging” is autonoom en derhalve onafhankelijk van de kwalificatie die eraan wordt gegeven door het recht van de lidstaten. Het veronderstelt dat een centrum van werkzaamheid aanwezig is dat zich naar buiten toe duurzaam manifesteert als een verlengstuk van het moederbedrijf, met een eigen leiding en materiële uitrusting zodat zij zaken kan doen met derden, en wel dusdanig dat die derden weten dat zij zich tot het bedoelde centrum kunnen richten om een overeenkomst te sluiten, ook al wordt daarmee in feite een band gecreëerd met het in een andere lidstaat gevestigde moederbedrijf. Een centrum van werkzaamheid ingericht als een zelfstandige rechtspersoon valt niet onder het begrip “filiaal, agentschap of andere vestiging”, tenzij de dochteronderneming verwarring schept bij haar medecontractant door schijnbaar als een onzelfstandige vestiging te handelen. LET OP: Het is wel de rechtspersoon die gedaagd wordt, niet de vestiging of het filiaal.
De vrijwaring en de tussenkomst Art.6,2 Brussel I-Vo: Een persoon met woonplaats in een lidstaat kan door een procespartij in gedwongen tussenkomst of vrijwaring worden opgeroepen voor de rechter van de lidstaat waar een procedure aanhangig is.
Tegenvorderingen Art.6,3 Brussel I-Vo: Een verweerder met woonplaats in een lidstaat, die partij is in een geding dat hangende is voor een gerecht van een lidstaat, kan een tegenvordering instellen voor dezelfde rechter waar de hoofdeis aanhangig werd gemaakt.
6
Een beperkt forum connexitatis causarum In de regel voorziet de Brussel I-Vo niet in een forum voor samenhangende zaken. Uitzonderingen in artikel 6,4.
De exclusieve bevoegdheden Art.22 Brussel I-Vo: Bevoegdheidsgronden met dwingende aard m.b.t. limitatief aantal onderwerpen: • • • •
Zakelijke rechten op onroerende goederen: gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed is gelegen exclusief bevoegd. Huur-verhuur en pacht: gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed is gelegen exclusief bevoegd. Geldigheid en ontbinding van rechtspersonen: gerechten van de lidstaat van vestiging bevoegd. Registratie van intellectuele eigendomsrechten: gerechten van lidstaat waar de registratie is verzocht bevoegd.
Art.25 Brussel I-Vo: Een andere gerecht dat wordt geconfronteerd met een vordering die onder artikel 22 valt moet zich ambtshalve onbevoegd verklaren. Een vordering heeft geen betrekking op de huur of pacht van een onroerend goed in de zin van artikel 22 indien zij gebaseerd is op een gemengde overeenkomst tussen een reisorganisator en een cliënt waarbij de reisorganisator er zich niet alleen toe verbindt een in een andere lidstaat gelegen vakantiewoning voor enkele weken ter beschikking te stellen, maar ook andere diensten verleent.
De door de partijen aangewezen recht Art.23 Brussel I-Vo: De partijen hebben de mogelijkheid om zelf één of meerdere gerechten aan te wijzen die kennis kunnen nemen van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn of zullen ontstaan. Voorwaarden: • •
Aangewezen rechter zetelt in een lidstaat Minstens één van de partijen heeft woonplaats op het grondgebied van één van de lidstaten
De keuze is exclusief en sluit de bevoegdheid van alle andere rechters uit, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Art.23,3 Brussel I-Vo: Indien geen van de partijen woonplaats heeft binnen een lidstaat, maar wel een rechter uit de lidstaten aanwijzen, dan mogen de gerechten van andere lidstaten geen kennis nemen van het bedoelde geschil, zolang de aangewezen rechter zich niet onbevoegd heeft verklaard. De aangewezen rechter beslist over zijn bevoegdheid aan de hand van zijn nationaal recht.
7
Een overeenkomst waarbij een gerecht wordt aangewezen van een niet-lidstaat valt buiten het toepassingsgebied van de verordening en wordt de geldigheid en werking ervan geregeld door het nationaal recht. Vormvoorschriften: • • •
Schriftelijk of mondeling met schriftelijke bevestiging Vorm die gebruikelijk is geworden in de handelwijze tussen de partijen Vorm die gangbaar is in de betrokken sector van internationale handel
Art.23,2 Brussel I-Vo: Een elektronische mededeling wordt ook als “in schriftelijke vorm” aanvaard, indien de overeenkomst daarmee op duurzame wijze wordt geregistreerd. Overige vereisten zijn er niet. Wat kan: • •
Forum vastgelegd in statuten, indien kennisneming mogelijk was. Clausule op de voorzijde of klare referte op de achterzijde of separate ondertekening
Wat kan NIET: • •
Voorwaarden die ergens gedeponeerd zijn Niet-ondertekende bestelbons of bevestigingen van bestelling met factuur achteraf
Voor een mondelinge overeenkomst moet er een bewijs zijn, ofwel een erkenning van het bestaan van een overeenkomst. De mondelinge overeenkomst moet: • • • •
Door een geschrift zijn bevestigd Bevestiging gaat uit van minstens één van de partijen Bevestiging moet door de andere partij zijn ontvangen Geen bezwaar
Een mondelinge verwijzing naar algemene condities geldt niet.
Het stilzwijgend aanvaarde forum Art.24 Brussel I-Vo: Indien de verwerende partij verschijnt in het door de eiser gekozen forum en daar geen bezwaar tegen maakt, aanvaardt deze stilzwijgend de internationale bevoegdheid van de betrokken lidstaat. De bevoegdheidsgrondslag van het stilzwijgend aanvaarde forum is niet aanwezig wanneer de verweerder verstek laat of niet verschijnt met als doel de bevoegdheid te betwisten. Het forum van de berusting geldt ongeacht of er een geldig bevoegdheidsbeding bestaat ten gunste van gerechten van een andere lidstaat, maar mag niet worden toegepast indien op basis van artikel 22 een ander gerecht exclusief bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
8
De bevoegdheid opgenomen in autonome afdelingen 1) Verzekeringen Art.9,1,a) Brussel I-Vo: De verzekeraar met woonplaats binnen een lidstaat, kan door de verzekerde worden gedaagd voor de gerechten van zijn eigen woonplaats, inclusief waar hij een kantoor of filiaal heeft dat tussenbeide kwam in de contractsluiting. Art.9,1,b) Brussel I-Vo: De verzekeraar kan worden gedaagd voor de gerechten van de woonplaats van de eiser indien het een vordering van de verzekeringsnemer, de verzekerde of een begunstigde betreft. Art.10 Brussel I-Vo: De verzekeraar kan worden gedaagd voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Art.11,1 Brussel I-Vo: De verzekeraar mag in vrijwaring van de verzekerde geroepen worden, voor het gerecht waar de rechtsvordering van de getroffene tegen de verzekerde aanhangig is, op voorwaarde dat de lex fori dat toelaat. Art.11,3 Brussel I-Vo: De verzekeringnemer of de verzekerde kunnen voor dezelfde rechter worden gebracht die kennis neemt van de rechtstreekse vordering van de getroffene tegen de verzekeraar, op voorwaarde dat de wettelijke bepalingen betreffende de rechtstreekse vordering die mogelijkheid om verzekeringnemer of verzekerde in het geding te roepen, regelt. Art.12 Brussel I-Vo: De verzekeraar kan de verzekeringnemer, de verzekerde of begunstigde enkel dagen voor de gerechten van de lidstaat waar de verweerder woonplaats heeft (tenzij tegenvordering).
2) Consumentengeschillen De consument is de persoon die een overeenkomst sluit voor een gebruik dat niet als bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd. Art.15,1,a-b) Brussel I-Vo: Toepassingsgebied = overeenkomsten betreffende de koop en verkoop of afbetaling van roerende lichamelijke zaken, leningen op afbetalingen en andere financieringstransacties voor verkoop van dergelijke zaken. Art.15,1,c) Brussel I-Vo: Andere overeenkomsten vallen slechts onder het toepassingsgebied, indien de consument die heeft afgesloten met een tegenpartij die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, of minstens dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen o.m. op die lidstaat richt en de overeenkomst onder die activiteiten valt. Overeenkomsten die zijn afgesloten via een interactieve internetsite die voor de consument toegankelijk is in de lidstaat van zijn woonplaats, gelden als consumentenovereenkomst.
9
Art.16,1 Brussel I-Vo: Wanneer de consument een rechtsvordering tegen zijn wederpartij wil instellen heeft hij de keuze om dat te doen voor de gerechten van de lidstaat waar hij zelf woonplaats heeft (forum actoris) of voor de gerechten waar de wederpartij woonplaats heeft (forum rei). Art.16,2-3 Brussel I-Vo: Vorderingen tegen de consument kunnen slechts voor de gerechten worden gebracht van de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, behalve voor diens tegenvordering. Art.17 Brussel I-Vo: Bevoegdheidskeuze mogelijk indien (niet-cumulatief): • • •
Overeengekomen na ontstaan van het geschil. Strekkend tot bijkomend forum voor de consument. Rechtbank van gemeenschappelijke woonplaats of gewone verblijfplaats bevoegd wordt.
3) Arbeidsgeschillen Art.19 Brussel I-Vo: De werknemer kan een rechtsvordering tegen zijn werkgever instellen voor het gerecht van de lidstaat waar de werkgever zijn woonplaats heeft. Indien de werknemer gewoonlijk in een zelfde land werkt of heeft gewerkt, kan hij de rechtsvordering ook aanhangig maken voor het gerecht van die plaats, of van de laatste plaats van gewoonlijke tewerkstelling. Indien hij in verschillende landen werkt kan hij de vordering brengen voor het gerecht van de plaats waar zich de vestiging bevindt of bevond die hem in dienst heeft genomen. Art.20 Brussel I-Vo: De werkgever die vordert moet zich tot de gerechten richten van de lidstaat waar zijn werknemer woonplaats heeft (tenzij: tegenvordering). Art.21 Brussel I-Vo: Bevoegdheidsovereenkomsten zijn slechts toegestaan indien ze zijn gesloten na het ontstaan van het geschil, of indien ze aan de werknemer de mogelijkheid geven de zaak ook bij andere gerechten aanhangig te maken.
Het forum inzake voorlopige maatregelen De rechter die wordt aangewezen kan ook bevoegdheid opnemen om voorlopige en/of bewarende maatregelen te treffen, in afwachting van een beslissing ten grond van het geschil. Art.31 Brussel I-Vo: Mogelijkheid om dringende of voorlopige maatregelen te verzoeken in iedere lidstaat die men wenst, ook al zijn de gerechten van een andere lidstaat bevoegd ten gronde. Voorwaarden: • •
Er moet een band bestaan tussen de rechter en de gevraagde maatregel Maatregelen moeten ongedaan kunnen maken (voorlopig en bewarend karakter)
Het nationale recht bepaalt welke voorlopige of bewarende maatregelen kunnen worden genomen.
10
Aanhangigheid en samenhang Art.27 Brussel I-Vo: Aanhangigheid is de situatie waarin een gerechtelijke procedure voor een rechter uit een lidstaat werd ingesteld, en daarna voor een rechter uit een andere lidstaat een nieuw geding wordt ingeleid tussen dezelfde partijen, betreffende hetzelfde onderwerp en berustend op dezelfde oorzaak als de eerste procedure. → partijen, oorzaak en voorwerp moeten gelijk zijn. De rechter bij wie de zaak het laatst is aangebracht moet deze ambtshalve aanhouden tot de bevoegdheid van het gerecht bij wie de zaak het eerst aangebracht vaststaat, en moet zich, eens dat zeker is, onbevoegd verklaren om de zaak te behandelen. Art.28 Brussel I-Vo: Er is sprake van samenhang indien tussen de vorderingen die aanhangig zijn voor gerechten in verschillende lidstaten een zodanig nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling de gelijktijdige behandeling door één gerecht vraagt. → anders gevaar voor tegenstrijdige beslissingen. De rechter waarbij de zaak het laatst is aangebracht kan zijn uitspraak aanhouden tot de eerst aangesproken rechter heeft beslist, maar is daartoe niet verplicht. Indien de rechter in 1e aanleg zetelt, kan hij op verzoek van één van de partijen zich onbevoegd verklaren om te oordelen over de zaak, op voorwaarde dat het eerst aangezochte gerecht bevoegd is om van de samenhangende vordering kennis te nemen en het nationale procedurerecht van die lidstaat de voeging van de zaken toestaat.
11
1.2
Belgisch gemeenrechtelijk bevoegdheidsrecht
1.2.1 Algemeen Voor zover er geen verdrag of Europese regelgeving geldt, zijn de gemeenrechtelijke bevoegdheidsbepalingen van toepassing bij de beoordeling van de bevoegdheid van de Belgische rechters.
1.2.2 De bevoegdheidsbepalingen in het Wb.IPR Algemene bepalingen inzake de internationale bevoegdheid Art.12 Wb.IPR: De rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, onderzoekt ambtshalve zijn internationale bevoegdheid. → Toch is in vele gevallen vereist dat de exceptie van onbevoegdheid in limine litis wordt opgeworpen (artikel 6, §2). Art.13 Wb.IPR: Zodra de Belgische rechters internationaal bevoegd zijn, moet aan de hand van de Belgische procedureregels nagegaan worden welk gerecht lokaal en materieel bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Wanneer de bevoegdheidsbepalingen van het wetboek geen oplossing bieden voor de interne bevoegdheid, geldt de subsidiaire regel die de rechters in het arrondissement Brussel bevoegd maken. Art.14 Wb.IPR: Wanneer een vordering aanhangig is voor een buitenlandse rechter en kan worden voorzien dat de buitenlandse beslissing in België zal kunnen worden erkend of ten uitvoer gelegd, kan de Belgische rechter voor wie een vordering tussen dezelfde partijen met hetzelfde onderwerp en dezelfde oorzaak het laatst aanhangig is gemaakt, zijn uitspraak uitstellen tot de buitenlandse beslissing is gewezen. Hij houdt rekening met de vereisten van een goede rechtsbedeling. Hij verklaart zich onbevoegd wanneer de buitenlandse beslissing erkend kan worden krachtens deze wet.
12
Algemene bevoegdheidsregels Art.5, §1, 1 Wb.IPR: Forum Rei Belgische rechters zijn bevoegd indien de verweerder zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in België. Art.4 Wb.IPR: Inzake de woonplaats van een natuurlijk persoon verwijst het wetboek naar de inschrijving in een openbaar register. De gewone verblijfplaats is een begrip gesteund op feitelijke gegevens die een uiting zijn van de plaats waar de persoon zijn voornaamste vestiging heeft. Voor rechtspersonen beantwoordt de werkelijke zetel het best aan dit begrip. De statutaire zetel kan daarbij een bijkomende aanwijzing zijn, omdat deze zetel uiting geeft aan de wil van de oprichters om de rechtspersoon op een welbepaalde plaats te vestigen. Art.5, §1, 2 Wb.IPR: Forum van de medeverweerder De Belgische rechters zijn bevoegd indien één van zijn verschillende verweerders zijn woonplaats of gewone verblijfplaats in België heeft. Art.5, §2 Wb.IPR: Forum betreffende exploitatie door nevenvestigingen De Belgische rechters zijn bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen betreffende de exploitatie van de nevenvestiging van een rechtspersoon die noch woonplaats, noch gewone verblijfplaats heeft in België, indien deze vestiging zich in België bevindt bij de instelling van de vordering. OPMERKING: Indien de verweerder in België zijn gewone verblijfplaats of woonplaats heeft dan gelden in eerste orde de EU-Verordeningen! Bijgevolg is het Belgisch IPR vooral van toepassing op verweerders buiten de EU. MAAR: Geen algemeen forum actoris. Wb.IPR dus vooral van belang voor specifieke bevoegdheidsgronden. Art.6, §1, 1 Wb.IPR: Rechtskeuze In vele gevallen zijn de partijen vrij om de bevoegde rechter te kiezen, indien aan twee voorwaarden is voldaan: • •
Partijen moeten vrij kunnen beschikken over de rechten waarop de clausule betrekking heeft. Overeenkomst moet geldig tot stand zijn gekomen.
Zo de forumkeuze aan de voormelde voorwaarden voldoet, is de Belgische rechter exclusief bevoegd. OPMERKING: Ook hier weer kijken naar Brussel I-Vo, die de rechtskeuze ook aan beperkingen onderwerpt! Aangezien de regel daar strenger is, zal deze bepaling enkel van nut zijn voor materies buiten de verordeningen. Art.6, §1, 2 Wb.IPR: Vrijwillige verschijning Behoudens wanneer het wetboek uitdrukkelijk anders bepaalt, is de Belgische rechter voor wie de verweerder verschijnt, bevoegd om kennis te nemen van de tegen hem ingestelde vordering tenzij de verschijning tot voornaamste doel heeft de bevoegdheid te betwisten. = berusting.
13
Art.6, §2 Wb.IPR: Forum non conveniens Indien een Belgische rechter wordt aangewezen, kan deze zich alsnog onbevoegd verklaren wanneer uit het geheel van de omstandigheden blijkt dat het geschil geen enkele betekenisvolle band heeft met België. Art.7 Wb.IPR: Derogatie De partijen kunnen overeenkomen om en buitenlandse rechter bevoegd te maken. In dat geval moet de Belgische rechter voor wie de zaak in weerwil van de forumkeuze aanhangig is gemaakt zijn uitspraak uitstellen, tenzij kan voorzien worden dat de buitenlandse beslissing in België zal kunnen worden erkend of ten uitvoer gelegd, of tenzij de Belgische rechters ondanks het bevoegdheidsbeding toch bevoegd zouden zijn op basis van het noodforum in artikel 11. Art.8 Wb.IPR: Vorderingen tot vrijwaring en tussenkomst en tegenvorderingen Een Belgische rechter die bevoegd is om kennis te nemen van een vordering, is tevens bevoegd om kennis te nemen van een vordering tot vrijwaring of tot tussenkomst, en van een tegenvordering voortvloeiend uit een feit of handeling waarop de hoofdvordering is gegrond. Art.9 Wb.IPR: Samenhang Wanneer de Belgische rechters bevoegd zijn om kennis te nemen van een vordering, zijn zij eveneens bevoegd om kennis te nemen van een daarmee samenhangende vordering. Samenhang tussen de vorderingen bestaat, indien deze zo nauw verbonden zijn dat het wenselijk is om ze samen te behandelen en te berechten, teneinde te voorkomen dat de beslissingen onverenigbaar zouden zijn wanneer de vorderingen afzonderlijk worden berecht. → Zulke bepaling bestaat niet in Brussel I-Vo! Art.10 Wb.IPR: Bewarende en voorlopige maatregelen In dringende gevallen zijn de Belgische rechters bevoegd om voorlopige of bewarende maatregelen en uitvoeringsmaatregelen te bevelen betreffende personen en goederen die zich in België bevinden bij de instelling van de vordering. Die bevoegdheid is er, zelfs indien de Belgische rechters krachtens het wetboek niet bevoegd zijn om van de zaak zelf kennis te nemen. Art.11 Wb.IPR: Noodforum De Belgische rechters zijn bevoegd wanneer de zaak nauwe banden heeft met België en het voor de rechtzoekende onmogelijk of onredelijk is in het buitenland te procederen. Art.12 Wb.IPR: Onderzoek van internationale bevoegdheid De rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, onderzoekt zijn internationale bevoegdheid. De verwerende partij kan (in limine litis) de exceptie van internationale onbevoegdheid inroepen. Art.13 Wb.IPR: Interne bevoegdheid Wanneer de Belgische rechters bevoegd zijn, worden de volstrekte en territoriale bevoegdheid vastgesteld volgens het Gerechtelijk Wetboek. Bij gebreke van bepaling wordt de bevoegdheid vastgesteld volgens de bepalingen van het Wb.IPR betreffende internationale bevoegdheid, maar dan toegepast voor intern gebruik. Indien ook die bepalingen geen soelaas bieden, is de rechter van het arrondissement Brussel bevoegd.
14
Art.14 Wb.IPR: Aanhangigheid Wanneer een vordering aanhangig is voor een buitenlandse rechter en kan worden voorzien dat de buitenlandse beslissing in België zal kunnen worden erkend of ten uitvoer gelegd, kan de Belgische rechter voor wie een vordering tussen dezelfde partijen met hetzelfde onderwerp en met dezelfde oorzaak het laatst aanhangig is gemaakt, zijn uitspraak uitstellen tot de buitenlandse beslissing is gewezen. Hij verklaart zich onbevoegd wanneer de buitenlandse beslissing erkend kan worden krachtens deze wet.
1.3 De grensoverschrijdende betekening of kennisgeving van stukken 1.3.1 Multilaterale regelingen De Nieuwe EG-Verordeningen van 2000 en 2007 inzake betekening en de kennisgeving van stukken Met ingang van 31 mei 2001 kreeg de Betekeningsverordening 1348 (2000) voorrang op de door de lidstaten gesloten bilaterale en multilaterale overeenkomsten (zoals het Verdrag van Den Haag). Verbeteringen t.a.v. 1965 waren: • • • •
Spoed Moderne media Uitwisseling via formulieren en aangeduide instanties Vertaling en overleg
De nieuwe Betekeningsverordening 1393/2007 werd van toepassing met ingang van 13 november 2008. Dit betekende de intrekking van de eerste Betekeningsverordening. Volgens deze verordening gebeurt de toezending direct tussen de genoemde autoriteiten. De verordening schrijft de formulieren voor, waarmee de betekening of kennisgeving moet worden aangevraagd. Dit formulier wordt opgesteld in de taal van de ontvangende staat, dan wel in een taal waarvan zij verklaart heeft deze te zullen aanvaarden. De ontvangende staat zorgt daarna voor de betekening of kennisgeving, hetzij overeenkomstig het recht van de ontvangende staat, hetzij in de door de verzendende instantie gewenste vorm mits deze verenigbaar is met het recht van de ontvangende staat. Een certificaat bevestigt of de betekening of kennisgeving voltooid is.
15
Het Verdrag van 15 november 1965 inzake de betekening (Haags Betekeningsverdrag) Het verdrag werd door een groot aantal staten geratificeerd, maar het laat akkoorden tussen verdragstaten primeren. Art.2 Haags Betekeningsverdrag: Ieder land wijst een centrale autoriteit aan om de aanvragen tot betekening of kennisgeving in ontvangst te nemen en af te doen. Voor België is dit het Ministerie van Justitie. Een verzoek tot betekening of kennisgeving aan de centrale autoriteit van de aangezochte staat moet overeenstemmen met het als bijlage aan het verdrag toegevoegd modelformulier en moet vergezeld zijn van 2 exemplaren of afschriften van het gerechtelijk stuk. Die centrale autoriteit van de aangezochte staat zorgt dan voor de betekening of kennisgeving, hetzij overeenkomstig het recht van de ontvangende staat, hetzij in de door de verzendende instantie gewenste vorm mits deze onverenigbaar is met het recht van de ontvangende staat. Naderhand moet de centrale autoriteit een verklaring opstellen, conform het modelformulier dat aan het verdrag als bijlage werd gevoegd, waarin wordt bevestigd dat aan de aanvraag uitvoering werd gegeven en waarin de vorm, plaats en tijdstip van de betekening of kennisgeving worden vermeld en er wordt aangegeven aan wie het stuk is afgegeven. = bewijs van betekening. T.a.v. de geadresseerde vindt de betekening plaats op het ogenblik van de afgifte van de akte aan deze laatste. Art.8-10 Haags Betekeningsverdrag: Het verdrag laat ook ruimte voor andere wijzen van betekening: • • • • •
Betekening via de zorg van diplomatieke of consulaire ambtenaren Toezending via consulaire weg Rechtstreekse verzending per post Betekening of kennisgeving van deurwaarder tot deurwaarder Betekening of kennisgeving rechtstreeks door deurwaarder
→ Voor elk van deze opties konden de verdragstaten zich verzetten (lees goed de bepalingen!). Art.15 Haags Betekeningsverdrag: Indien de verweerder niet verschijnt, houdt de rechter de beslissing aan totdat gebleken is dat hetzij het stuk werd betekend of ter kennis gegeven werd overeenkomstig de vormen van de aangezochte staat, hetzij het stuk aan de verweerder in persoon of aan zijn woonplaats is afgegeven op een andere in het verdrag geregelde wijze en de persoon het stuk tijdig heeft ontvangen om hem de gelegenheid te geven een verweer te voeren. Elke lidstaat mag evenwel toestaan aan de rechter om toch een beslissing te nemen ingeval er geen bewijs hetzij van betekening of kennisgeving, hetzij van afgifte is ontvangen, indien aan volgende voorwaarden is voldaan: • • •
Betekening volgens het verdrag Geprobeerd bewijs te krijgen Min. 6 maanden na toezending
16
Artikel IV Protocol bij het EEX-Verdrag en artikel IV Protocol 1 bij EVEX Voormelde artikels voorzien dat de gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken rechtstreeks door de deurwaarder van de staat van herkomst kunnen worden toegezonden aan de deurwaarder van de staat van bestemming, op voorwaarde dat de staat van bestemming zich daartegen niet heeft verzet bij een verklaring gedaan aan de Zwitserse Bondsraad.
1.3.2 Bilaterale regelingen Overeenkomst met de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland: De betekening bestemd voor de personen die in Duitsland verblijven, kan door de Procureurs-generaal of door de procureurs des Konings rechtstreeks gezonden worden aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in het rechtsgebied waar degene, voor wie het stuk bestemd is, zich bevindt.
1.4
Uniform Europees procesrecht
1.4.1 Europese betalingsbevelprocedure Doel van het betalingsbevel Art.1 Betalingsbevel-Vo:De Betalingsbevelverordening heeft een dubbel doel: • •
Vereenvoudiging, versnelling en het goedkoper maken van de procedure t.a.v. geldvorderingen die niet worden betwist Afschaffen exequaturvereiste voor betalingsbevelen door de creatie van wederzijds vertrouwen via het opleggen van minimumnormen voor het verkrijgen van betalingsbevelen.
De verordening creëert een eenzijdige procedure die openstaat voor liquide en opeisbare geldvorderingen voor een specifiek bedrag en na een louter formele tot hoogstens marginale controle van de grond van de zaak, de eiser een betalingsbevel oplevert dat bij stilzitten van (nietbetwisting) de daarvan in kennis gestelde schuldenaar, uitmondt in een executoriale titel die in iedere lidstaat gedwongen kan ten uitvoer gelegd worden zonder dat daar een exequatur moet aan voorafgaan. De Europese Betalingsbevelprocedure is additioneel en facultatief. Zij laat de bestaande nationale betalingsbevelprocedures onverlet. Maar het is enkel het Europese betalingsbevel dat zal genieten van de afschaffing van de exequaturvereiste.
17
Voorwerp van het betalingsbevel Art.4 Betalingsbevel-Vo: De Europese Betalingsbevelprocedure kan aangewend worden voor de inning van liquide geldvorderingen voor een specifiek bedrag, die opeisbaar zijn op het tijdstip waarop het verzoek om een Europees betalingsbevel wordt ingediend.
1.4.2 Europese procedure voor geringe vorderingen Een verordening van een andere aard Het voorwerp van de verordening bestaat in het beslissen over vorderingen van gering waarde. De procedure is tegensprekelijk. Art.1,1 Geringe Vorderingen-Vo: De Europese procedure voor geringe vorderingen is facultatief.
Het toepassingsgebied Art.2,1 Geringe Vorderingen-Vo: De Europese procedure voor geringe vorderingen kan enkel gebruikt worden voor vorderingen waarvan de waarde de grens van €2000 niet overstijgt. Een tegenvordering kan echter er boven komen en de procedure doen springen. Het gaat enkel om burgerlijke en handelszaken. Specifieke uitsluitingen: • • •
Arbeidsrecht Huur en pacht van onroerende goederen Inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en persoonlijkheidsrechten
De verordening is van toepassing in alle lidstaten van de EU, behalve in Denemarken. Een beslissing uit een Deense procedure is dus niet vrijgesteld van een voorafgaandelijk exequatur. Art.29 Geringe Vorderingen-Vo: De verordening is van toepassing sinds 1 januari 2009.
Kenmerken Art.5 Geringe Vorderingen-Vo: De EPGV is tegensprekelijk en schriftelijk. Er is een verplicht gebruik van standaardformulieren. De tegenspraak is gelimiteerd: iedere partij krijgt één gelegenheid om zijn standpunten kenbaar te maken. Art.19 Geringe Vorderingen-Vo: Het nationale procesrecht heeft een belangrijke aanvullende rol, zo bepaalt dit of er een beroepsmogelijkheid is en beheerst zij alle kwesties die niet door de verordening worden geregeld.
18
2. De erkenning en uitvoerbaarverklaring van vreemde rechterlijke beslissingen en akten 2.1 De rechtskracht van vreemde vonnissen en akten 2.1.1 Algemeen Gradaties: • • • •
Inroepen van de buitenlandse akte of beslissing als rechtsfeit Akte of beslissing gebruiken als bewijsmiddel Erkenning van de bindende kracht van de buitenlandse beslissing of akte Titel tot tenuitvoerlegging
2.1.2 De bewijskracht van een buitenlandse akte of beslissing Uitwendige bewijskracht Art.26 en 28 Wb.IPR: De akte of beslissing zal geacht worden afkomstig te zijn van de betrokken buitenlandse autoriteit indien ze voldoet aan de voorwaarden die het recht van het land van herkomst stelt om authenticiteit te verwerven (locus regit actum) en indien ze tevens gelegaliseerd werd. De formaliteit van de legalisatie werd echter door talrijke internationale normen afgeschaft of vervangen door minder omslachtige procedures.
Inwendige bewijskracht Eens de uitwendige bewijskracht van de akte of beslissing vaststaat, levert ze het bewijs op van de feiten die de rechter of instrumenterende ambtenaar zelf, met de eigen zintuigen, vaststelde en waarvan hij in zijn beslissing of akte melding maakte. Met de buitenlandse beslissing of akte worden de genoemde feiten bewezen, tot het tegenbewijs geleverd wordt.
19
Wat onder de inwendige bewijskracht begrepen wordt, is de loutere weergave van wat de ambtenaar of rechter zelf heeft waargenomen.
2.1.3 Erkenning van een buitenlandse akte of beslissing Rechterlijke beslissingen Art.22 Wb.IPR: Een beslissing heeft bindende kracht omdat ze werd genomen door een instantie waaraan van overheidswege rechtsmacht werd verleend. Voor zover alle voorwaarden voor erkenning (artikel 25) zijn vervuld, dringt de rechterlijke beslissing zich niet alleen op aan de partijen, maar ook aan derden en de Belgische autoriteiten. Er is geen vereist van rechterlijke tussenkomst of van rechterlijk visum. Het vonnis krijgt bijgevolg gezag van gewijsde, respectievelijk kracht van gewijsde (na betekening). De erkende uitspraak sluit een nieuwe gerechtelijke behandeling uit (non bis in idem).
Authentieke akten Art.27 Wb.IPR: Van zodra de lokale voorwaarden vervuld zijn, zal de bindende kracht in de Belgische rechtsorde moeten erkend worden, zowel door de partijen als door derden en door de Belgische overheden. De vraag of de in de akte vervatte rechtshandeling geldig is en dus gevolgen in België kan krijgen, wordt onderworpen aan het Belgische conflictenrecht (conflictenrechtelijke controle). Is ze overeenkomstig het aangewezen recht geldig, dan zal de akte en de rechtshandeling die ze bevat ook in de Belgische rechtsorde de gevolgen verwerven die ze overeenkomstig het aangewezen recht heeft. Er is echter wel een marginale controle, er moet rekening gehouden worden met artikel 18 (wetsontduiking) en artikel 21 (openbare orde).
2.1.4 Titel tot tenuitvoerlegging Vooraleer een vreemde beslissing in België op gedwongen wijze ten uitvoer kan gelegd worden, zal zij een voorafgaandelijke procedure bij een Belgische rechter moeten doorlopen waarin die onderzoekt of ze van die aard is dat de afdwinging ervan ook in de Belgische rechtsorde kan aanvaard worden. = Exequaturprocedure.
20
Ieder land bepaalt in principe zelf welke elementen de exequaturrechter dient te onderzoeken wanneer hij verzocht wordt een vreemde beslissing uitvoerbaar te verklaren. Zo bepaalt ook het autonome Belgische recht onder welke voorwaarden en overeenkomstig welke procedure een vreemde beslissing in België uitvoerbaar kan worden verklaard. De exequatur beslissing zegt dat het vonnis uitvoerbaar wordt; maar om effectief met dwang tot uitvoering over te gaan moet men naar de uitvoeringsrecht en dan zitten we in het nationaal procesrecht.
2.2 Het Europese recht van het erkennen en uitvoerbaar verklaren van beslissingen en akten 2.2.1 De Brussel I-Verordening Toepassingsgebied gericht op exequatur (zie pagina’s 1 en 2): • • •
Alle lidstaten behalve Denemarken (let wel: afzonderlijk Verdrag met Denemarken) Parallelle regeling voor de Lugano-lidstaten Materieel toepassingsgebied: in geld waardeerbare vorderingen, inclusief alimentatie
De erkenning Art.33 Brussel I-Vo: Rechterlijke beslissingen uit een lidstaat worden zonder vorm van proces erkend in een andere lidstaat. Iedere belanghebbende kan wel een vordering tot erkenning instellen. Ook de rechter voor wie de erkenning van een buitenlandse beslissing als incidentele vraag wordt opgeworpen, kan zich uitspreken over die erkenning. Erkenning houdt in dat de buitenlandse beslissing in de aangezochte lidstaat dezelfde bindende kracht verwerft als degene die ze heeft in het land van herkomst. Art.37 Brussel I-Vo: Een rechter die zich moet uitspreken over een vraag tot erkenning, kan zijn uitspraak daarover aanhouden indien tegen de beslissing een rechtsmiddel werd ingesteld. Art.34 en 35 Brussel I-Vo: Gronden tot weigering van erkenning: • • • •
Strijdigheid met de internationale openbare orde Bescherming versteklatende partij Onverenigbaarheid met bestaande beslissing Miskenning van bepaalde bevoegdheidsregels
Een vonnis uit een Europese lidstaat levert dus een titel op. De erkende uitspraak sluit bijgevolg een nieuwe gerechtelijke behandeling uit (non bis in idem).
21
De uitvoerbaarverklaring Art.22 Brussel I-Vo: Voor de tenuitvoerlegging van beslissingen zijn de gerechten van de lidstaten van de plaats van tenuitvoerlegging exclusief bevoegd. De eigenlijke procedure van tenuitvoerlegging blijft volledig beheerst door het nationale recht van de aangezochte staat. Door een beslissing in een lidstaat uitvoerbaar te verklaren, verleent een nationale rechter aan die buitenlandse titel dezelfde waarde als een binnenlandse uitvoerbare rechterlijke beslissing. Er is geen onderzoek ten gronde toegelaten. De exequaturrechter mag de buitenlandse beslissing niet wijzigen, aanvullen of verduidelijken. Art.41 Brussel I-Vo: Formele voorwaarden van artikel 53 gelden voor het uitvoerbaar verklaren. De procedure verloopt aanvankelijk eenzijdig en wordt pas tegensprekelijk bij het beoordelen van een rechtsmiddel. De rechter gaat dan na of er een weigeringsgrond aanwezig is. Art.43 Brussel I-Vo: Elke partij kan een rechtsmiddel instellen tegen de beslissing op het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid. In België worden deze rechtsmiddelen ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg. Om de termijn om een rechtsmiddel in te stellen te laten lopen, is vereist dat de uitvoerbaarverklaring daadwerkelijk en regelmatig werd betekend aan de persoon tegen wie men wil uitvoeren. Een gedeeltelijke tenuitvoerlegging is mogelijk als de beslissing uitspraak over meer dan één punt of diverse onderdelen bevat. LET OP: Specifieke verordeningen zijn van toepassing op de exequatur van akten in de sfeer van ontbinding van huwelijk en ouderlijke zorg vonnissen in de context van insolventieprocedures. → Exequatur kan dus gelaagd zijn! Het ene aspect kan onder de Brussel I-Vo vallen, maar een ander aspect onder een andere vordering. Bijvoorbeeld een geschil m.b.t. ouderlijke zorg, onderhoudsgeld en verdeling van huwelijksgoederen.
22
2.3 Het Belgisch gemeen recht van het erkennen en uitvoerbaar verklaren van buitenlandse vonnissen en akten 2.3.1 De invoering van nieuwe regels en het overgangsrecht Voor een aantal materies gelden specifieke regels: • • • • • •
Naam Verstoting Adoptie Intellectuele eigendom Rechtspersonen Insolventie
2.3.2 Het exequatur in het Wb.IPR De voorafgaande formaliteit van de legalisatie Art.30 Wb.IPR: Een rechterlijke beslissing of authentieke akte moet worden gelegaliseerd om in België geheel of bij uittreksel te worden voorgelegd. Legalisatie ≠ Erkenning. De legalisatie brengt niet met zich mee dat een andere Belgische overheid daardoor verplicht is het stuk inhoudelijk te erkennen en het doorwerking te verlenen. Er is dus een legalisatieplicht, maar in de praktijk wordt de legalisatie echter vaak achterwege gelaten. Talrijke internationale normen en muiltilaterale en bilaterale overeenkomsten hebben de legalisatie immers afgeschaft of vereenvoudigt (vb. Apostilleverdrag).
De erkenning van rechterlijke beslissingen De erkenning geschiedt zonder dat daarvoor een procedure dient gevoerd te worden. = erkenning de plano. Art.22 Wb.IPR: Wijzen van erkenning: • • •
Erkenning van rechtswege zonder procedure (= principe) Erkenning als incidentele kwestie Erkenning bij hoofdvordering
23
Art.24 Wb.IPR: Documenten die moeten worden overgelegd: • • •
Uitgifte van de beslissing Document waaruit blijkt dat de beslissing uitvoerbaar is volgens het recht van het land van oorsprong en dat ze werd betekend of ter kennis gebracht Indien de beslissing bij verstek werd gewezen, moet het origineel of een voor eensluidend verklaard afschrijft van het document worden overgelegd waaruit blijkt dat het gedinginleidende stuk overeenkomstig het recht van het land waar de beslissing werd gewezen, werd betekend of ter kennis gebracht
Het ontbreken van de genoemde documenten maakt het verzoek tot erkenning niet automatisch onontvankelijk of ongegrond. De rechter kan een termijn toestaan voor de overlegging ervan, zich tevreden stellen met het overleggen van gelijkwaardige documenten, of zelfs vrijstelling verlenen. De ambtenaren kunnen echter dergelijke vrijstellingen niet geven, dit kan enkel door de rechter. Art.25 Wb.IPR: Gronden tot weigering van de erkenning: •
• • • • •
Strijdigheid met de internationale openbare orde (rekening houdende met de mate waarin de zaak met de Belgische rechtsorde verbonden is, evenals met de ernst van de veroorzaakte gevolgen). Niet respecteren rechten van verdediging in de procedure die in de beslissing uitmondde. Wetsontduiking. Miskennen van internationale bevoegdheid. Beslissing heeft geen definitief karakter. Beslissing eerbiedigt de Belgische res iudicata niet.
In geen geval mag de buitenlandse rechterlijke beslissing ten gronde worden herzien. De erkenning verleent rechtskracht aan de buitenlandse beslissing en kan slaan op de gehele beslissing, maar kan ook beperkt worden tot een deel ervan. Gedane ambtelijke erkenningen zijn echter omkeerbaar. Iedere overheid/ambtenaar mag zelf de toetsing doen en een gedane erkenning bindt enkel die overheid/ambtenaar, de volgende is weer vrij om zelf te toetsen. Vastheid komt er enkel door een rechterlijke beslissing (exequaturrechter of incidentele rechter).
24
De erkenning van authentieke akten Art.27 Wb.IPR: Authentieke akten worden erkend zonder dat daarvoor een procedure moet worden gevoerd. Voorwaarden: • • •
De akte moet voldoen aan de voorwaarden die volgens het recht van de staat waar ze werd opgesteld, nodig zijn voor haar echtheid. De akte moet rechtsgeldig zijn overeenkomstig het recht dat volgens het Wb.IPR toepasselijk is op de betrokken rechtsverhouding. Geen schending van de artikelen 18 en 21.
= Conflictenrechtelijke toetsing.
De uitvoerbaarverklaring van buitenlandse beslissingen en akten Art.23 Wb.IPR: Buitenlandse beslissingen en akten die men in België gedwongen wenst uit te voeren, dienen eerst in een voorafgaande exequaturprocedure uitvoerbaar verklaard te worden. De materiële bevoegdheid om een buitenlandse beslissing uitvoerbaar te verklaren berust bij de rechtbank van eerste aanleg (rechtbank van koophandel voor insolventieprocedures). De territoriale bevoegdheid ligt in eerste instantie bij de rechtbank van de plaats waar de verweerder zijn woon- of gewone verblijfplaats heeft. Is er geen dergelijke plaats in België te vinden, dan is de rechtbank van de plaats van uitvoering bevoegd. Levert dat ook geen oplossing dan kan de zaak worden ingeleid voor de rechtbank van de plaats waar de eiser zijn woon- of gewone verblijfplaats heeft. Ontbreekt ook die, dan mag de zaak voor de rechtbank van het arrondissement Brussel gebracht worden. De te volgen procedure is die op eenzijdig verzoekschrift. Zij maakt bijgevolg de tussenkomst van een advocaat noodzakelijk. Voorwaarden voor de uitvoerbaarverklaring: • •
Beslissing of akte moet in het land van herkomst uitvoerbaar zijn Voor beslissingen moeten de voorwaarden van artikel 25 moeten vervuld zijn: o Internationale openbare orde o Rechten van verdediging o Geen wetsontduiking o Niet meer vatbaar voor een rechtsmiddel o Niet onverenigbaar met bestaande beslissing o Belgische rechters waren niet exclusief bevoegd o Vordering in het buitenland moet ingesteld zijn vóór de vordering in België o Bevoegdheid oorspronkelijke rechter had een band met de betrokken vordering o Specifieke weigeringsgronden
25
Er is wel voorlopige uitvoering mogelijk bij buitenlandse beslissingen met gezag van gewijsde, maar waar nog een rechtsmiddel tegen openstaat.
Vermelding en overschrijving van buitenlandse rechterlijke beslissingen en authentieke akten inzake staat en bekwaamheid Art.31 Wb.IPR: • •
Voor vreemde akten: Nazicht volgens artikel 27. Voor vreemde rechterlijke beslissingen: Nazicht volgens artikels 24 en 25 en specifieke regels inzake naam, verstoting en adoptie.
Indien de ambtenaar niettemin ernstig twijfelt, kan hij bij het O.M. advies inwinnen. De Koning heeft de bevoegdheid een databank aan te leggen van akten en beslissingen die betrekking hebben op een Belg of een in België verblijvende vreemdeling. Elke overheid heeft een eigen verantwoordelijkheid bij de plano-erkenning, elke voorafgaande administratieve erkenning of afwijzing blijft precair tot een rechterlijke beslissing tussenbeide komt. Voor akten of vonnissen afkomstig uit landen die geen lid zijn van de Raad van Europa, en die de burgerlijke stand van in buitenland verblijvende Belgen betreffen, is neerlegging (depot) mogelijk bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit houdt echter geen erkenning in.
2.3.3 Specifieke gronden tot weigering van erkenning Art.39 Wb.IPR: Naam. Art.57 Wb.IPR: Verstoting. Art.72 Wb.IPR: Adoptie. Art.95 Wb.IPR: Intellectuele eigendomsrechten. Art.115 Wb.IPR: Rechtspersonen. Art.121 Wb.IPR: Insolventies.
26
3. De algemene technieken van het conflictenrecht 3.1
Aanwijzen van het toepasselijk recht
3.1.1 Een verwijzingsregel of conflictenregel Drie componenten: • • •
Feitelijke situatie of rechtsverhouding. Connectiefactor met een bepaald land. Materiële voorwerp van de conflictenregel: toepasselijke regels.
Bronnen van verwijzingsregels: • • • •
Verdragen (al dan niet wederkerigheid vereist) Europese verordeningen Wb.IPR Rechtersrecht
3.1.2 Herverwijzing Art.16 Wb.IPR: In de zin van de wet en behoudens bijzondere bepalingen worden onder het recht van een Staat de rechtsregels van die Staat verstaan met uitzondering van de regels van het internationaal privaatrecht. België schaft dus in principe de renvoi af, maar zal in specifieke materies de renvoi toch (beperkt) aanvaarden.
3.1.3 Verwijzing naar een niet-geünificeerd rechtsstelsel Niet-geünificeerde wettenstelsels Sommige landen hebben verschillende stelsels van privaatrecht volgens de regio’s of de deelstaten of volgens de stamverwantschap of religie van personen. Daar ontstaan respectievelijk interterritoriale of interpersonele of interreligieuze conflicten van privaatrecht, waarvoor eigen conflictenregelingen bestaan.
27
De interne conflictenregeling van de aangewezen staat moet worden gevolgd om het geschikte normenstelsel te vinden. Hier geldt echter een uitzondering op: wanneer in onze conflictenregels met een territoriaal criterium wordt aangeknoopt, dan hanteren we alleen onze eigen regel en we beschouwen de kleinere entiteit alsof ze een land was. Wij verwijzen dan door tot op het lokale vlak. Complexe nationale rechtsstelsels volgens het wetboek Art.17 Wb.IPR: Wanneer er meerdere stelsels bestaan binnen het toepasselijk verklaard nationaal recht, waarvoor zij hun eigen conflictenregeling hebben, dan heeft onze verwijzing betrekking op het rechtsstelsel dat door de in die Staat van kracht zijnde regels wordt aangewezen. Wanneer verwijst wordt naar het recht van een Staat die twee of meer rechtsstelsels bezit, wordt voor de bepaling van het toepasselijk recht elk stelsel als het recht van een Staat beschouwd.
3.1.4 Kwalificatieconflicten Een probleem stelt zich wanneer termen en concepten een verschillende kwalificatie kennen in diverse rechtssystemen. In geval van conflict van kwalificaties blijft men bij de eerst gedane kwalificatie (lege fori). Nadat dan het vreemde recht is aangewezen, wordt dit vreemd recht zo getrouw mogelijk toegepast; de interpretatie gebeurt volgens de vreemde rechtspraak en rechtsleer. In verdragen kunnen allerlei kwalificatievragen oprijzen en kan eventueel hun oplossing bepaald worden. Een verdrag moet liefst een uniforme regel invoeren.
3.1.5 Hiërarchie in de verwijzingsregels Door de bekrachtiging van verdragen heeft ons land formele afspraken gemaakt met de betrokken verdragssluitende staten en soms heeft het zich ertoe verbonden de verdragsregeling als uniforme wet in het nationaal recht op te nemen. Een Belgische bepaling kan van het verdrag niet afwijken, zelfs als de wetsbepaling van latere datum is. Art.2 Wb.IPR: Het Wb.IPR is ondergeschikt aan de verdragen en de Europese verordeningen.
3.1.6 De intertemporele conflicten in het IPR In beginsel geldt de onmiddellijke werking, en kan slechts uitzonderlijk terugwerkende kracht verleend worden, of eerbiedigende werking. De terugwerking moet uitdrukkelijk bevolen worden.
28
In geval van eerbiedigende werking vallen de rechtsverhoudingen die ten tijde van de formele gelding van het verlaten recht ontstonden, toch verder onder het oude recht, terwijl echter een nieuw recht van kracht werd. Het rechtersrecht heeft het makkelijker om terugwerkende kracht aan een regel te geven, zij kunnen namelijk stellen dat het recht altijd was en had moeten zijn zoals zij het formuleren. Men moet steeds rekening houden met overgangsrecht, ook in het vreemde recht!
3.1.7 Het conflit mobile Als in de loop van het bestaan van een rechtsverhouding het element waarop de verwijzingsregel was gesteund een verandering ondergaat (= conflit mobile), dan moet men weten op welk tijdstip de aanknopingsfactor moet worden bepaald. Om dit probleem op te lossen, geeft het wetboek bij elke verwijzingsregel zeer nauwkeurig aan op welk ogenblik het element waarop de regel steunt, moet toegepast worden.
3.2
Toepassen van het aangewezen recht
3.2.1 De ambtshalve toepassing van de Belgische verwijzingsregel Art.15 Wb.IPR: Van zodra de rechtskeuze in de uiteenzetting van de middelen is begrepen of van zodra de rechtbank kennis neemt van de aanwezigheid van een buitenlands element worden de Belgische conflictregels toegepast. Indien het geschil enkel suppletieve rechten aanbelangt, zijn partijen vrij hun geschil voor de rechter te presenteren als een geschil vallend onder Belgisch recht. In geval van stilzwijgen van de partijen mag de internationaal privaatrechtelijke vraag niet als nieuw middel voor het eerst in cassatie opgeworpen worden. Wanneer de verwijzingsregel geen materie uit het imperatief recht betreft, staat er geen sanctie op de verplichting van de feitenrechter de verwijzingsregel ambtshalve toe te passen.
3.2.2 De toepassing en interpretatie van vreemd recht Art.15 Wb.IPR: De feitenrechter moet het vreemd recht correct toepassen. Hij moet hierbij de in het buitenland gevolgde interpretatie volgen. Er is een ambtshalve toepassing van vreemd recht. Men mag bepalingen niet uitleggen volgens de Belgische interpretatie. De rechter moet ex officio het vreemd recht signaleren, opzoeken en toepassen.
29
De rechter past het recht toe met kennis van rechtspraak en rechtsleer. De rechters kunnen dientengevolge de medewerking van partijen organiseren. Maar bij onwil of onkunde van de partijen moet de rechter zelf het werk doen.
3.2.3 Cassatiecontrole op de toepassing van vreemd recht Een buitenlandse wettelijke bepaling is een wet in de zin van artikel 608 Ger.W. en de schending ervan geeft aldus aanleiding tot cassatie. Het HvC oefent controle uit op de correcte toepassing van het buitenlandse recht. Om cassatie mogelijk te maken, verlangt het HvC dat de miskende buitenlandse regel of desgevallend de overtreden buitenlandse rechtsbron als cassatiemiddel ingeroepen wordt. Maar om van de schending van het buitenlandse recht kennis te nemen, vereist het HvC dat het middel eerst noodzakelijkerwijs de schending van de toepasselijke verwijzingsregel aanvoert. Het HvC kan manifeste misslagen sanctioneren en de foute methode van interpreteren. Het HvC zal niet de wettelijkheid controleren, creatief of interpretatief tussenbeide komen of de eenheid en vastheid van toepassing opleggen.
3.2.4 Complicaties bij het toepassen van vreemd recht De voorafgaande vraag Voorvraag: Welbepaalde soort van incidentele vraag die vooraf moet worden beantwoord. De moeilijkheid van de voorvraag bestaat erin, te weten of wij op het tweede internationaalrechtelijke probleem nog eens onze verwijzingsregels moeten toepassen, ofwel de verwijzingsregels van het land waarvan wij het intern recht ten gronde op de hoofdvraag toepassen. Oneigenlijke voorvraag: Het recht toepasselijk op de voorvraag is de lex fori, op die manier ontstaat er geen probleem want lex fori en lex causa vallen samen voor het tweede probleem. De meerderheid van de auteurs verkiezen om bij de voorvraag de lex fori toe te passen. In het nationaliteitsrecht opteert men echter voor de lex causae.
Andere invulling van begrippen en andere kwalificaties van regels Substitutie: Gehanteerde materiële en juridische begrippen zijn qua inhoud niet volkomen gelijk. Gelijke termen hebben soms een andere betekenis terwijl ongelijke termen soms functioneel gelijk zijn. Men moet een functionele gelijkwaardigheid nastreven; we moeten bereid zijn te substitueren met functioneel equivalente concepten.
30
Adaptatie: Omdat tegenstrijdigheid onder de systemen voorkomt (lacunes, overlapping) moeten de rechtsbegrippen zoals ze intern gelden voor een logische oplossing van een concreet internationaal soms wat worden aangepast aan de noden van het geval.
3.3 Afwijken van het normaal toepasselijk vreemd recht 3.3.1 De exceptie van internationale openbare orde Art.21 Wb.IPR: De toepassing van een bepaling van het aangewezen recht wordt geweigerd voor zover zij tot een resultaat zou leiden dat kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. = exceptie van internationale openbare orde. Bij de beoordeling van deze onverenigbaarheid wordt inzonderheid rekening gehouden met de mate waarin het geval met de Belgische rechtsorde is verbonden en met de ernst van de gevolgen die de toepassing van dat buitenlands recht zou meebrengen. De exceptie is de techniek waardoor wij sommige specifieke aspecten wegens hun fundamentele onverenigbaarheid met onze rechtsnoties van hun toepassing uitsluiten en dan die bepaling vervangen door een andere bepaling van dat betrokken recht ofwel door de overeenkomstige Belgische regel. Iedere toepassingsgeval moet individueel benaderd worden en het bekomen resultaat is daarbij de toetssteen. De internationale openbare orde verschilt van de interne openbare orde. De openbare orde volgt de polsslag van de maatschappelijke evolutie. Ze wordt gekenmerkt door haar actualiteit. De internationale openbare orde is relatief, men moet rekening houden met alle relaties en de sterkte van de relatie met ons land.
3.3.2 De voorrangsregels Begripsomschrijving Art.20 Wb.IPR: Sommige Belgische dwingende wetsbepalingen zijn zo belangrijk dat zij zich met voorrang opdringen boven het normaal toepasselijk verklaarde buitenlandse recht. Zij zijn zo streng dat zij zelfs in die relaties die met het buitenland verbonden zijn, nog tot toepassing willen komen. Ze worden rechtstreeks toegepast (règles d’application immédiates).
31
Deze regels verschillen van de internationale openbare orde omdat de beschermde partij afstand kan doen van imperatief recht na het ontstaan van het geschil. Men kan de geldingswil op verschillende manieren onderkennen. Soms geeft de wetgever uitdrukkelijke aanwijzingen mee omtrent het geografisch of personeel bereik van een individuele regel of van een hele reglementering. Soms kan er in de voorbereidende werkzaamheden of in de uitvoeringsbesluiten een indicatie aanwezig zijn. De geldingspretentie kan echter ook voortvloeien uit de aard van de materie of uit de ratio van de normstelling zelf. De staat grijpt in private verhoudingen in met regels van aanmoediging, bescherming, bevordering en beveiliging: ordening, politie en controle. Dergelijke bepalingen zijn imperatief door hun quasipubliekrechtelijk karakter.
Buitenlandse voorrangsregels Art.20 Wb.IPR: Bij de toepassing, krachtens deze wet, van het recht van een Staat kan aan de dwingende bepalingen van het recht van een andere Staat waarmee het geval nauw is verbonden, gevolg worden toegekend indien en voor zover die bepalingen, volgens het recht van die andere Staat, toepasselijk zijn ongeacht het door de verwijzingsregels aangewezen recht. Bij de beslissing of die dwingende bepalingen moeten worden toegepast, wordt rekening gehouden met de aard en strekking ervan, alsmede met de gevolgen die uit de toepassing of niet-toepassing ervan zouden voortvloeien. → overgenomen van artikel 7 EVO-Verdrag.
3.2.3
Wetsontduiking
Art.18 Wb.IPR: Voor de bepaling van het toepasselijk recht in een aangelegenheid waarin partijen niet vrij over hun rechten kunnen beschikken, wordt geen rekening gehouden met feiten en handelingen gesteld met het enkele doel te ontsnappen aan de toepassing van het door deze wet aangewezen recht. De ontduiking kan bestaan uit een veinzing van de aanknopingspunten of in de werkelijke verlegging van de rechtsverhouding. Wanneer een rechter een geval van wetsontduiking vaststelt, moet hij onderzoeken of de materie vrijheid aan de partijen toestaat en wat het terrein van die vrijheid is. Het niet-nageleefde nationale recht bepaalt de sanctie op de overtreding (nietigheid of niettegenstelbaarheid).
32
3.2.4
De algemene uitwijkclausule of uitzonderingsclausule
Art.19 Wb.IPR: De rechters zullen de IPR-verwijzingsregels zelf opzij kunnen zetten als de toepassing van een regel uit het wetboek zou resulteren in de aanwijzing van een landsrecht waarmee het particuliere geval niet echt goed mee verbonden is, en terwijl de casus een veel nauwere band heeft met een ander land. Deze rechterlijke vrijheid vereist echter een goede motivering.
4. De nationaliteit 4.1
De nationaliteit als aanknopingsfactor
4.1.1 Algemene situering Iedere Staat bepaalt eenzijdig op welke wijze iemand de nationaliteit van die Staat verwerft of verliest. Het bezit van een nationaliteit tekent een persoon als behorend tot de bevolking van een bepaald land en van een groep. De nationaliteit van een land bezitten, betekent ten volste delen in de democratische rechten van het land: nationaliteit verleent stemrecht, het recht op vestiging en op diplomatieke bijstand. Nog slechts een zeer geringe bundel van voorbehouden rechten discrimineren nog volgens nationaliteit. In sommige landen kan de nationaliteit andere of meer gevolgen geven.
4.1.2 Voordelen en nadelen van de verwijzing naar de nationaliteit Nationaliteit geeft een ordelijke, dogmatische toekenning van het toebehoren bij een land of de onderhorigheid aan de wetten ervan. Maar de dogmatiek is op zich moeilijk. De nationaliteit verliest aan belangrijkheid en bruikbaarheid en verandert vlug van inhoud. Nationaliteit weerspiegelt niet altijd het rechtsgevoel van de bezitter. Het alternatief is de gewone verblijfplaats: dit sluit aan bij de actuele leefwereld. De problemen die hier rijzen zijn die van een eventueel conflit mobile, de manipuleerbaarheid en kwalificatieproblemen.
33
4.1.3 Bepalingen van het Wetboek van de Belgische nationaliteit De toekenning van de Belgische nationaliteit door geboorte Toekenning = op grond van de wet. Verkrijging = op grond van een persoonlijke rechtshandeling gesteld op grond van de vrije wil. Art.8, §1, 1 WBN: Belg door afstamming is het kind in België geboren uit een Belgische ouder, als hij nog geen volle 18 jaar oud was op 1 januari 1985. Art.8, §1, 2, a WBN: Als het kind buiten de grens werd geboren, moet tenminste één ouder zelf in België zijn geboren. Art.8, §1, 2, b WBN: De Belgische ouder kan binnen 5 jaar na de geboorte een verklaring afleggen, waarin hij voor het kind om de nationaliteit verzoekt Art.8, §1, 2, c WBN: Als een kind met een Belgische ouder geen andere nationaliteit krijgt of behoudt, wordt hij Belg. Art.9 WBN: Adoptieve afstammingsband. Art.10 WBN: Het kind dat in België geboren is en dat op gelijk welk ogenblik voor de leeftijd van 18 jaar of voor de ontvoogding apatride zou worden, als het geen Belg was, wordt Belg. Art.11-11bis WBN: Toekenning van de Belgische nationaliteit door geboorte op het grondgebied van België voor migranten.
De verkrijging van de Belgische nationaliteit Art.12 WBN: Het kind dat jonger is dan 18 en niet ontvoogd is, verkrijgt zelf de Belgische nationaliteit door de verkrijging van de Belgische nationaliteit door een ouder. Art.12bis WBN: Nationaliteitsverklaring: • • •
Vreemdeling in België geboren en altijd zijn hoofdverblijf in België gehad. Ouder of adoptant is Belg en er is een reële band met België. Vreemdeling die 7 jaar wettig hoofdverblijf in België heeft en gewettigd is tot vestiging of verblijf van onbeperkte duur.
Art.13-15 WBN: Nationaliteitskeuze. Art.16 WBN: Huwelijk. Art.17 WBN: Na bewijs van het bezit van staat van Belg. Art.18-21 WBN: Naturalisatie.
34
De naturalisatie door de wetgevende kamer Art.19 WBN: Voorwaarden voor naturalisatie: • • •
Volle 18 jaar oud zijn. Tenminste 3 jaar zijn wettig hoofdverblijf in België. Tenminste 2 jaar zijn wettig hoofdverblijf in België indien het gaat om een vluchteling, staatloze of gelijkgestelde.
Verblijf in het buitenland kan worden gelijkgesteld met verblijf in België. Art.21 WBN: Het verzoek om naturalisatie wordt gericht aan de KvV of aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de verzoeker zijn hoofdverblijfplaats heeft. De Kamer zal vervolgens het verzoek overmaken aan het parket van het arrondissement waar de verzoeker zijn hoofdverblijfplaats heeft, en tegelijk ook aan de Dienst Vreemdelingenzaken en aan de Dienst Veiligheid van de Staat.
Het verlies van de Belgische nationaliteit Art.22, §1, 1 WBN: Een persoon van 18 jaar of ouder verliest zijn Belgische nationaliteit wanneer hij uit vrije wil een vreemde nationaliteit aanneemt. Art.22, §1, 2 WBN: Mogelijkheid om afstand te doen van de Belgische nationaliteit door een eenvoudige verklaring voor de ambtenaar van de burgerlijke stand. Art.22, §1, 3-5 WBN: De betrokkene verliest de Belgische nationaliteit indien: • • •
Hij in het buitenland werd geboren. Hij van zijn 18e tot zijn 28e ononderbroken zijn hoofdverblijfplaats in het buitenland heeft. Hij niet dreigt vaderlandsloos te worden.
= Ontheemding. Het Belgische kind dat door een vreemdeling wordt geadopteerd en daardoor de vreemde nationaliteit verwerft, verliest de Belgische nationaliteit.
De procedure van vervallenverklaring Art.23 WBN: De Belg die ernstig tekortschiet aan zijn verplichtingen als burger, kan van zijn nationaliteit vervallen verklaard worden indien de betrokken de nationaliteit niet verkreeg uit afstamming of op grond van artikel 11.
35
4.1.4 Vrijwillige verkrijging van de Belgische nationaliteit met behoud van de bestaande nationaliteit De Nationaliteitswetten moeten zo opgesteld worden dat zij de toekenning van de dubbele nationaliteit vermijden. De Belg die verkiest om een vreemde nationaliteit te nemen verliest zijn Belgische nationaliteit. Maar het verlies van de oude vreemde nationaliteit is geen voorwaarde voor het vrijwillig verkrijgen van de Belgische. De persoon die vrijwillig kiest om Belg te worden kan zodoende in vele gevallen een tweede vaderland nemen en kan een voordeel verkrijgen dat aan andere medeburgers niet gegund wordt.
4.2 Het oude nationaliteitsrecht en het overgangsrecht De Belgische nationaliteitsregels van 1932 tot 1985 De nationaliteit van vele Belgen moet nog worden beoordeeld volgens de criteria van de nationaliteitswetgeving in het KB van 14 december 1932. De oude regels vertellen ons of personen die op 31 december 1984 volle 18 jaar oud waren, Belg zijn of niet en op welke gronden.
Het overgangsrecht van het nieuwe Wetboek Art.2 WBN: Het nationaliteitsrecht heeft geen terugwerkende kracht. Ze krijgt echter wel onmiddellijke werking ten opzichte van vreemde kinderen die op 1 januari 1985 nog geen volle 18 jaar oud waren, en die bij enkele toepassing van de nieuwe regels inzake de toekenning van de Belgische nationaliteit reeds Belg zouden geweest zijn. De personen die op 31 december 1984 Belg waren op grond van de vroegere regels verloren de Belgische nationaliteit niet op grond van de nieuwe regels, en dit ongeacht hun leeftijd.
Veranderingen nieuwe Belgische nationaliteitsrecht • • • • • •
Gelijkheid man-vrouw Afschaffing discriminatie tussen wettige en natuurlijke kinderen Versterking ius soli Integratie van vreemdelingen Vereenvoudigde procedures Invloed van het huwelijk geneutraliseerd
36
4.3
Nationaliteitsconflicten en -betwistingen
Negatieve conflicten (apatridie) wordt opgelost binnen de stelsels van nationaliteitsrecht. Indien een persoon twee of meer nationaliteiten heeft, dan is er een positief conflict. Voor het rechtsverkeer in België is onze nationaliteit doorslaggevend. → Artikel 3 Verdrag van Den Haag van 12 april 1930. In geval er buitenlandse nationaliteiten worden gecumuleerd, wordt een onderzoek ingesteld naar de effectieve of actieve nationaliteit. Daarbij wordt gekeken hetzij naar de nationaliteit van het land waarin de persoon zijn gewone en voornaamste verblijf heeft, hetzij naar de nationaliteit van het land waaraan deze persoon in de gegeven omstandigheden feitelijk het nauwst verbonden schijnt te zijn. Voor België zijn de burgerlijke rechters bevoegd om betwistingen m.b.t. de nationaliteit te beslechten.
5. Bijzonder deel van het IPR 5.1
De natuurlijke persoon
5.1.1 Het bestaan en de afwezigheid van een persoon Art.41, 1 Wb.IPR: De afwezigheid wordt beheerst door het recht van de staat waarvan de persoon bij zijn verdwijning de nationaliteit had. Of als het recht een dergelijk instituut niet kent, door het recht van de staat op wiens grondgebied de persoon bij zijn verdwijning zijn gewone verblijfplaats had. Art.41, 2 Wb.IPR: Het voorlopig beheer van de goederen van de afwezige wordt beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied de persoon zijn gewone verblijfplaats had bij zijn verdwijning of, indien het recht niet in die mogelijkheid voorziet, door het Belgisch recht.
37
5.1.2 De staat en bekwaamheid van personen Bevoegdheid Art.5-14 Wb.IPR: Algemene bevoegdheidscriteria. Art.32 Wb.IPR: Belgische rechters zijn bevoegd om kennis te nemen van vorderingen betreffende de staat of de bekwaamheid van een persoon indien de persoon bij de instelling van de vordering zijn gewone verblijfplaats in België had, of Belg was. = Aanvullende bevoegdheidsgrond. Art.35bis Wb.IPR: Specifieke bevoegdheid inzake geslachtsaanpassing.
Toepasselijk recht Art.34, §1, 1 Wb.IPR: Behalve in aangelegenheden waar de wet anders bepaalt, worden de staat en de bekwaamheid van een persoon beheerst door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Art.34, §1, 2 Wb.IPR: De bekwaamheid wordt evenwel beheerst door het Belgisch recht indien het buitenlands recht tot de toepassing van dit recht leidt. → Beperkte renvoi. Art.34, §1, 3 Wb.IPR: Een verandering van nationaliteit heeft geen invloed op de bekwaamheid. De bekwaamheid verworven volgens het recht van toepassing op de staat en bekwaamheid gaat niet verloren ten gevolge van een nationaliteitsverandering. Art.35ter Wb.IPR: Inzake geslachtswijziging zal een bepaling van het normaal toepasselijk recht niet van toepassing zijn, indien deze bepaling de wijziging van de seksuele identiteit verbiedt.
5.1.3 De naam en voornamen Bevoegdheid Art.5-14 Wb.IPR: Algemene bevoegdheidscriteria. Art.36 Wb.IPR: De Belgische rechters zullen ter zake bevoegd zijn indien de persoon bij de instelling van de vordering zijn gewone verblijfplaats in België heeft, of Belg is.
38
Toepasselijk recht Art.37 Wb.IPR: De vaststelling van de naam en de voornamen van een persoon wordt beheerst door het recht van de staat waarvan die persoon de nationaliteit heeft. Art.38 Wb.IPR: De vrijwillige of uit de wet voortvloeiende verandering van naam of voornaam van een persoon wordt beheerst door het recht van de staat waarvan die persoon op het tijdstip van de verandering de nationaliteit heeft. De gevolgen van een verandering van staat op de naam worden beheerst door het recht van toepassing op de naam en niet door het recht dat van toepassing is op die bepaalde staat. Zo zal bij een huwelijk tussen personen met een verschillende nationaliteit voor elk een ander recht van toepassing zijn op de gevolgen van het huwelijk voor de naam. Bij de dubbele nationaliteit geldt dat er voorrang moet gegeven worden aan de Belgische nationaliteit, MAAR: Garcia Avello: Wanneer een minderjarig kind naast de Belgische nationaliteit tevens de nationaliteit van een andere lidstaat van de EU bezit, moet dit kind de naam kunnen dragen zoals dit door de nationale wet van de tweede lidstaat mogelijk is.
Exequatur Art.39, 1 Wb.IPR: Een vrijwillige verandering van naam of voornaam wordt in België niet erkend indien de betrokken persoon op het tijdstip van de verandering Belg was. Een uitzondering wordt toegestaan wanneer de betrokken persoon eveneens de nationaliteit van een lidstaat van de EU bezit en de nieuwe naam overeenstemt met de in die lidstaat geldende regels voor de vaststelling van de naam. → Navolging Garcia Avello. Art.39,2 Wb.IPR: Een vaststelling van de naam of voornamen wordt in België niet erkend indien de betrokkene op het moment van de vaststelling Belg is, indien zij niet in overeenstemming is met het Belgische recht. Art.39, 3 Wb.IPR: Voor personen zonder de Belgische nationaliteit, zal de vaststelling of verandering van naam of voornamen niet erkend worden indien zij niet voor erkenning vatbaar is in het land waarvan die persoon de nationaliteit heeft.
39
5.2 De bescherming van onbekwamen, de voogdij en de ouderlijke zorg 5.2.1 De Brussel IIbis-Verordening Toepassingsgebied Art.75 Brussel IIbis-Vo: De Brussel IIbis-Verordening is van toepassing sinds 1 maart 2005. Art.1,1 Brussel IIbis-Vo: Materieel toepassingsgebied: • •
Huwelijkszaken Ouderlijke verantwoordelijkheid o Zowel als autonome procedure als in het kader van een andere procedure o Niet vereist dat het een gemeenschappelijk kind is
Art.2,3 Brussel IIbis-Vo: De Verordening geldt in alle lidstaten van de EU, met uitzondering van Denemarken. De Verordening regelt bevoegdheid en exequatur (niet het toepasselijke recht). Om het toepasselijk recht te bepalen moet je dus sowieso naar het Wb.IPR kijken als de Belgische rechter bevoegd is!
Bevoegdheid voor ouderlijke verantwoordelijkheid en voogdij Art.8 Brussel IIbis-Vo: Voor geschillen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid zijn de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft bevoegd. Het tijdstip waarop dit moet beoordeeld worden is het moment waarop de zaak aanhangig wordt gemaakt. Uitzonderingen: • • • • • •
Art.9 Brussel IIbis-Vo: Bevoegdheid van de lidstaat van de vorige verblijfplaats (legale verhuis van het kind) Art.10-11 Brussel IIbis-Vo: Bevoegdheid van de lidstaat van de verblijfplaats onmiddellijk voorafgaand aan de ontvoering van het kind. Art.11 Brussel IIbis-Vo: Verwijzing naar het Haags Kinderontvoeringsverdrag voor de terugkeer van het kind. Art.12, 1 Brussel IIbis-Vo: Prorogatie naar het echtscheidingsforum. Art.12, 3 Brussel IIbis-Vo: Prorogatie naar een forum met nauwe band. Art.15 Brussel IIbis-Vo: Verwijzing in het belang van het kind naar een buitenlandse rechter die een nauwe band heeft met het kind (forum non conveniens)
40
Erkenning Art.21, 1 Brussel IIbis-Vo: De erkenning geschiedt in beginsel de plano (indien de beslissing uit de EU komt, Denemarken uitgezonderd). Art.22-23 Brussel IIbis-Vo: Weigeringsgronden voor de erkenning: • • • •
Bescherming openbare orde Bescherming versteklatende verweerder Onverenigbaarheid met een andere beslissing Kind werd niet gehoord
De erkenning mag om geen enkele andere reden geweigerd worden. De Verordening sluit expliciet de controle uit van de bevoegdheid, de juistheid van de beslissing en het feit dat de ontbinding van de huwelijksband in de aangezochte staat niet op dezelfde grondslag mogelijk was.
5.2.2 Het Wb.IPR Bevoegdheid Art.33 Wb.IPR: Belgische rechter is bevoegd om kennis te nemen vaan vorderingen betreffende het ouderlijk gezag of de voogdij, de vaststelling van de onbekwaamheid van een volwassene of de bescherming van een onbekwame persoon op grond van de algemene bevoegdheidscriteria (art.514) en op grond van de bevoegdheid inzake staat en bekwaamheid (art.32).
Toepasselijk recht Art.35, §1 Wb.IPR: Het ouderlijk gezag en de voogdij over het onbekwame kind, de vaststelling van de onbekwaamheid van een volwassene en de bescherming van onbekwame personen en diens goederen, worden beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied die te beschermen persoon of pupil zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip van de feiten die aanleiding geven tot de bepaling van het ouderlijk gezag, tot het openvallen van de voogdij of tot de goedkeuring van beschermingsmaatregelen. Art.35, §2 Wb.IPR: Wanneer het normaal toepasselijke recht de vereiste bescherming niet kan waarborgen, wordt de bescherming beheerst door het recht van de staat waarvan de persoon de nationaliteit heeft. Het Belgisch recht is van toepassing indien het materieel of juridisch onmogelijk blijkt om de maatregelen te nemen waarin het toepasselijk buitenlands recht voorziet.
Erkenning De algemene regels inzake erkenning gelden hier (art.22-25).
41
5.3
De huwelijkssluiting en de echtscheiding
5.3.1 De Brussel IIbis-Verordening Toepassingsgebied De Verordening geldt voor de ontbinding en de nietigverklaring van huwelijken. Art.6 Brussel IIbis-Vo: Wanneer de verweerder de nationaliteit van een lidstaat heeft of zijn verblijfplaats in een lidstaat heeft, kan hij slechts in een andere lidstaat gedagvaard worden op basis van de Verordening.
Erkenning Art.21 Brussel IIbis-Vo: De plano erkenning. Art.22 Brussel IIbis-Vo: Gronden tot weigering van de erkenning: • • •
Onverenigbaarheid met de openbare orde. Niet-tijdig en behoorlijk inlichten van de versteklatende verweerder. Onverenigbaarheid met een andere beslissing.
De erkenning mag niet om een andere reden geweigerd worden en de Verordening sluit expliciet de controle uit van een aantal elementen.
5.3.2 Het Wb.IPR Bevoegdheid De betwistingen inzake de geldigheid van een huwelijkssluiting vallen onder de bevoegdheidsregels van gemeenrecht. Art.5-14 Wb.IPR: Algemene bevoegdheidscriteria. Art.42 Wb.IPR: De Belgische rechters zijn bevoegd: • • • •
In geval van gezamenlijke vordering: één van de echtgenoten heeft zijn gewone verblijfplaats in België bij het instellen van de vordering. Indien de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten zich in België bevond, niet meer dan 12 maanden voorafgaand aan de instelling van de vordering. In geval de echtgenoot die de vordering instelt, tenminste 12 maanden zijn gewone verblijfplaats heeft in België bij het instellen van de vordering. Indien beide echtgenoten Belg zijn bij het instellen van de vordering.
42
Art.43, 1 Wb.IPR: De Belgische rechters zijn ook bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen tot omzetting in echtscheiding van een in België uitgesproken scheiding van tafel en bed of tot herziening van een in België gewezen beslissing betreffende de gevolgen van het huwelijk, van de echtescheiding of van de scheiding van tafel en bed. Art.43, 2 Wb.IPR: De Belgische rechters kunnen ook kennis nemen van vorderingen ingesteld door het O.M., die betrekking hebben op de rechtsgeldigheid van een huwelijk, indien dit in België is gesloten of indien één van de echtgenoten bij de instelling van de vordering Belg is of zijn gewone verblijfplaats in Belgiëheeft.
Toepasselijk recht Bij het aangaan van een huwelijk worden twee verwijzingsregels gehanteerd, namelijk één voor de grondvoorwaarden en één voor de vormvoorwaarden. De kwalificatie van beide vereisten gebeurt in België volgens de lex fori. Grondvereisten: • • • • • •
Minimumleeftijd Toestemming Monogamie Verschil van geslacht (maar: evolutie) Ontbreken van bloed- en aanverwantschap Bruidsgift
Art.46 Wb.IPR: Wanneer het huwelijk naar vorm geldig gesloten is, worden de voorwaarden voor de geldigheid van het huwelijk voor elke echtgenoot beheerst door het recht van de staat waarvan hij bij de voltrekking van het huwelijk de nationaliteit heeft. = distributieve verwijzingsregel Bij echtgenoten met een verschillende nationaliteit zijn tweehoofdige geldigheidsvoorwaarden op cumulatieve wijze aan beide nationale wetten onderworpen. Er is voorrang voor de Belgische nationaliteit bij meerdere nationaliteiten. Art.46, 2 Wb.IPR: Voor internationale huwelijken tussen personen van gelijk geslacht waarvoor in België ambtelijke bevoegdheid bestaat, is het betrokken vreemd nationaal recht niet van toepassing wanneer de toepassing van deze wet het huwelijk tussen personen van gelijk geslacht verbiedt en indien één van die personen de nationaliteit bezit van een staat waarvan het recht een dergelijk huwelijk wel toestaat, of indien één van die personen op het grondgebied van dergelijke staat zijn gewone verblijfplaats heeft. → Art.127, §3Wb.IPR: Van toepassing op huwelijken in België aangegaan vanaf 1 juni 2003. Vreemd recht wordt geweigerd wanneer de toepassing ervan zou leiden tot een resultaat dat kennelijk onverenigbaar is met de Belgische internationale orde.
43
Art.47 Wb.IPR: De vormvereisten voor de voltrekking van het huwelijk worden beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied het huwelijk voltrokken wordt. = lex loci celebrationis. Dit recht bepaalt: • • • •
Aangifte en aankondiging Vaststelling en overschrijving akte Religieus huwelijk Huwelijk bij volmacht
In België dient een religieus huwelijk voorafgegaan te worden door een burgerlijk huwelijk. Maar in landen waar een religieus huwelijk tegelijk civiele werking krijgt wordt door ons erkend (vorm valt onder lokaal recht). Huwelijken tussen Belgen en tussen Belgen en vreemdelingen worden qua vorm in België als geldig beschouwd wanneer zij voltrokken zijn door de diplomatieke en consulaire ambtenaren aan wie de functie van ambtenaar van de burgerlijke stand is opgedragen. Wij aanvaarden wederkerig dezelfde bevoegdheid van vreemde diplomatieke en consulaire ambtenaren indien deze bevoegdheid hen is toegekend door hun zendstaat. Hiertoe dienen steeds bilaterale consulaire verdragen nagekeken te worden. Wanneer één van de aanstaande echtgenoten tegelijk Belg is, wordt die bevoegdheid van de vreemde gezanten hier ten lande niet aanvaard. Schijnhuwelijken → gebrek in toestemming: Er is geen sprake van een huwelijk wanneer, ondanks de gegeven formele toestemmingen tot het huwelijk, uit een geheel van omstandigheden blijkt, dat de intentie van minstens één van de echtgenoten kennelijk niet is gericht op het tot stand brengen van een duurzame levensgemeenschap, maar enkel op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat verbonden is aan de staat van gehuwde. Er zijn een aantal vermoedens uitgewerkt waaruit blijkt dat er een schijnhuwelijk zou kunnen zijn. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan in geval van een schijnhuwelijk de huwelijksvoltrekking weigeren of uitstellen. Het O.M. heeft achteraf de mogelijkheid om repressief op te treden door de nietigverklaring van het schijnhuwelijk te vorderen telkens wanneer de openbare orde zijn tussenkomst vereist. Het sluiten van een schijnhuwelijk is strafbaar. De wet waarvan de bepalingen werden geschonden, bepaalt of die schending de nietigheid van een huwelijk of een andere sanctie meebrengt en bepaalt ook de modaliteiten hiervan. Of een nietigverklaard huwelijk toch gevolgen heeft als putatief huwelijk wordt door dezelfde wet beheerst.
44
Ambtelijke bevoegdheid voor de huwelijkssluiting Art.44 Wb.IPR: Het huwelijk kan voor de Belgische ambtenaren van de burgerlijke stand worden voltrokken indien één van de toekomstige echtgenoten bij de voltrekking Belg is, zijn woonplaats in België heeft of sinds meer dan 3 maanden zijn gewone verblijfplaats in België heeft.
Erkenning Voor de erkenning van buitenlandse huwelijksakten is er geen internationale of Europese regelgeving. Er moet dus naar het Wb.IPR gekeken worden. LET OP: Huwelijks is een authentieke akte, geen rechterlijke beslissing. Art.27, §1 Wb.IPR: Algemene criteria voor erkenning van buitenlandse authentieke akten. Er is dus de plano erkenning na controle van de rechtsgeldigheid van de akte, wetsontduiking, openbare orde en de echtheid van het document. Art.31 Wb.IPR: De controle moet gebeuren vooraleer de vreemde akte kan worden overgeschreven in het register van de burgerlijke stand. Een niet-erkenbaar huwelijk is niet tegenstelbaar in België. Art.23 Wb.IPR: Indien de erkenning geweigerd wordt, kunnen de partijen via eenzijdig verzoekschrift erkenning vragen aan de rechtbank van eerste aanleg.
5.3.3 Het op echtscheiding toepasselijke recht Art.55, §1 Wb.IPR: De echtscheiding en de scheiding van tafel en bed worden beheerst: 1) Door het recht van de Staat op wiens grondgebied beide echtgenoten bij instelling van de vordering hun gewone verblijfplaats hebben. 2) Bij gebreke daarvan, door het recht van de Staat op wiens grondgebied de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten zich bevond wanneer één van hen zijn gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van die Staat bij de instelling van de vordering. 3) Bij gebreke daarvan, door het recht van de Staat waarvan ieder van de echtgenoten de nationaliteit heeft bij de instelling van de vordering. 4) In de andere gevallen door het Belgische recht Indien het aangewezen buitenlandse recht het concept echtscheiding niet kent, wordt een trede verder gegaan op de verwijzingsladder. Echtgenoten kunnen bij de eerste verschijning een rechtskeuze uitdrukken, deze keuze is echter gelimiteerd tot de gemeenschappelijke nationale wet bij de instelling van de vordering en de Belgische wet.
45
5.3.4 De erkenning van echtscheidingen uit het buitenland Een echtscheidingsvonnis uit een EG-lidstaat vallen onder de regels van erkenning van de Brussel IIbis-Verordening. Als een rechterlijke uitspraak die het huwelijk ontbindt, uit een land van buiten de EG komt, dan gelden de regels van het Wb.IPR. Er is dus ook een de plano erkenning, mits controle van de weigeringsgronden (artikel 22 en 25). Art.57 Wb.IPR: Specifieke regeling inzake de eenzijdige verstoting. Voorwaarden: • • • •
Rechterlijke tussenkomst Regels van erkenning nageleefd (artikel 25) Geen band met een rechtsstelsel dat de verstoting niet kent (nationaliteit en gewone verblijfplaats) Vrouw heeft op ondubbelzinnige wijze en zonder dwang de ontbinding van het huwelijk aanvaard
5.4
De huwelijksgevolgen
5.4.1 Het recht toepasselijk op de personele gevolgen van het huwelijk Art.48, §1 Wb.IPR: De gevolgen van het huwelijk worden beheerst door: 1) Het recht van de staat op wiens grondgebied beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats hebben op het tijdstip dat die gevolgen worden ingeroepen of indien het ingeroepen gevolg een rechtshandeling beïnvloedt, op het tijdstip waarop deze handeling heeft plaatsgevonden. 2) Bij gebreke daarvan, door het recht van de staat waarvan beide echtgenoten de nationaliteit hebben op het tijdstip dat die gevolgen worden ingeroepen of indien het ingeroepen gevolg een rechtshandeling beïnvloedt, op het tijdstip waarop deze handeling heeft plaatsgevonden. 3) In alle andere gevallen, door het Belgische recht. Art.48, §2 Wb.IPR: Toepassingsgebied: • • • • •
Bijdrage in de lasten Ontvangst van inkomsten Toelaatbaarheid van contracten en giften tussen de echtgenoten Vertegenwoordiging en huishoudelijk mandaat Rechtsgeldigheid van schadelijke handelingen
46
Art.48, §3 Wb.IPR: De uitoefening door een echtgenoot van de rechten betreffende het onroerend goed dat het gezin tot hoofdverblijf dient of inzake de roerende goederen die zich daarin bevinden, wordt geregeld door het recht van de staat op wiens grondgebied het onroerend goed is gelegen.
5.4.2 Het recht toepasselijk op de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk Huwelijken gesloten vóór 1 oktober 2004 De nieuwe regels van het Wb.IPR inzake het huwelijksvermogensrecht zijn pas van toepassing op huwelijken gesloten na 1 oktober 2004. Voor uninationale huwelijken wordt het huwelijkscontract beheerst door de gemeenschappelijke nationale wet op het ogenblik van de huwelijkssluiting. Bij huwelijken gesloten tussen echtgenoten van verschillende nationaliteit geldt de wet van de eerste echtelijke verblijfplaats van de echtgenoot. De wilsautonomie vormt de basis van het huwelijkscontract, bijgevolg is er een keuze van stelsel en toepasselijk recht. Het objectief geldende nationaal recht bepaalt de mate waarin een echtpaar vrij kan kiezen voor vreemd recht. De vorm waarin het huwelijkscontract kan worden opgesteld, was maar geldig indien voldaan was aan de vormvoorwaarden uit het nationale recht dat het huwelijksvermogen beheerste, dan wel aan de vormvereisten van het recht van de staat op wiens grondgebied het huwelijkscontract is opgemaakt.
Huwelijken gesloten na 1 oktober 2004 Art.49 Wb.IPR: In principe is er rechtskeuze, maar deze is beperkt tot: • • •
Recht van de staat op wiens grondgebied de echtgenoten hun eerste gewone verblijfplaats vestigen (na voltrekking van het huwelijk). Recht van de staat op wiens grondgebied één van hen op het tijdstip van de keuze zijn gewone verblijfplaats heeft. Recht van de staat waarvan één van hen op het tijdstip van de keuze de nationaliteit heeft.
Art.52, 1 Wb.IPR: De keuze van een stelsel is naar vorm geldig indien zij in overeenstemming is met ofwel het op het huwelijksvermogensrecht toepasselijk recht ten tijde van de keuze, ofwel het recht van de staat op wiens grondgebied zij is gedaan.
47
Art.51 Wb.IPR: Bij gebreke aan rechtskeuze: 1) Recht op de staat van wiens grondgebied beide echtgenoten na de voltrekking van het huwelijk hun eerste gewone verblijfplaats vestigen. 2) Bij gebreke daarvan, het recht van de staat waarvan beide echtgenoten de nationaliteit hebben bij voltrekking van het huwelijk. 3) In de andere gevallen, het recht van de staat op wiens grondgebied het huwelijk is gesloten. Art.53 Wb.IPR: Toepassingsgebied van het toepasselijke recht.
5.5
De samenwoning en het partnerschap
Art.58 Wb.IPR: De relatie van samenleven is een toestand van samenleven die registratie bij een openbare overheid vraagt en tussen de samenwonende personen geen band schept die evenwaardig is aan het huwelijk. De afbakening met het huwelijk is cruciaal, want het artikel i.v.m. de sluiting van het huwelijk van toepassing is op alle andere gelijkaardige juridische verhoudingen, wat ook de benaming mag zijn die daaraan gegeven wordt. Vallen onder de verwijzingsregels van het huwelijk: • • •
Huwelijk opengesteld voor heteroseksuele en homoseksuele partners Partnerschap van Scandinavische landen Engelse partnerschap
Vallen onder de regels inzake samenwoning (maar vormen ook geen beletsel om te huwen): • • • • •
Franse pacte civil de solidarité Belgische wettelijke samenwoning Spaanse samenlevingsvormen Duits partnerschap Luxemburgs partnerschap
48
5.6
De oorspronkelijke afstamming
Geen Europese regeling, noch verdragsregelingen. Bevoegdheid Art.5-14 Wb.IPR: Algemene criteria voor bevoegdheid. Art.61 Wb.IPR: De Belgische rechters zijn ter zake bevoegd indien: • • •
Het kind bij de instelling van de vordering zijn gewone verblijfplaats in België heeft. De persoon van wie het vaderschap of moederschap wordt aangevoerd of betwist, bij de instelling van de vordering zijn gewone verblijfplaats in België heeft. Het kind en de persoon van wie het vaderschap of moederschap wordt aangevoerd of betwist, zijn bij de instelling van de vordering Belg.
Toepasselijk recht Art.62, §1 Wb.IPR: De vaststelling en de betwisting van het vaderschap of moederschap van een persoon worden beheerst door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft op het ogenblik van de geboorte van het kind of, indien de vaststelling het resultaat is van een vrijwillige handeling (erkenning), op het ogenblik van het verrichten van die handeling. Art.62, §1 Wb.IPR: De vereiste van en de voorwaarden voor de toestemming van jet kind evenals de wijze waarop zij wordt uitgedrukt, wordt beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied het kind op het tijdstip van de toestemming zijn gewone verblijfplaats heeft. Indien een kind van rechtswege twee vaders krijgt, wordt tussen de aangewezen rechtsstelsels het recht toegepast van de staat waarmee het geval de nauwste banden heeft. Art.62, §2 Wb.IPR: Wanneer het kind volgens het recht toepasselijk uit hoofde van deze wet rechtsgeldig wordt erkend door meerdere personen van hetzelfde geslacht, bepaalt het recht toepasselijk op de eerste erkenning het gevolg van een latere erkenning op die eerste. Art.63 Wb.IPR: Toepassingsgebied van het recht toepasselijk op de afstamming. Art.64 Wb.IPR: De akte tot erkenning van een kind wordt opgesteld volgens de vormvereisten door het recht dat op de afstamming van toepassing is; ofwel door het recht van de staat op wiens grondgebied de akte wordt opgesteld.
49
Ambtelijke bevoegdheid voor erkenningen van een kind Art.65 Wb.IPR: Er is bevoegdheid in België om de erkenningsakte op te stellen indien: • • •
De persoon die de erkenning verricht Belg is of zijn woonplaats of gewone verblijfplaats in België heeft bij de opmaak van de akte. Het kind geboren is in België. Het kind zijn gewone verblijfplaats in België heeft bij de opmaak van de akte.
5.7
De onderhoudsvorderingen
5.7.1 De internationale bevoegdheid en exequatur De Brussel I-Verordening In de eerste plaats gelden de internationale bevoegdheidsregels van de Brussel I-Verordening voor alimentatievragen tegen verweerders met woonplaats in de EU, zelfs wanneer de vordering in de loop van een echtscheiding gesteld wordt. Wanneer de verwerende partij haar woonplaats heeft buiten de EG geldt het Wb.IPR. Indien de verweerder woonplaats heeft in Noorwegen, Ijsland of Zwitserland dan geldt het LuganoVerdrag. Art.2 Brussel I-Vo: Bevoegde rechter is de rechter van de staat van de woonplaats van de verweerder. Art.5, 2 Brussel I-Vo: Ten aanzien van onderhoudsverplichtingen kan de vordering ook worden ingesteld bij het gerecht van de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de onderhoudsgerechtigde of bij het gerecht waar reeds een vordering inzake de staat aanhangig is.
Wb.IPR Art.5-14 Wb.IPR: Algemene bevoegdheidsgronden. Art.73 Wb.IPR: De Belgische rechters zijn bevoegd indien: • • •
De onderhoudsgerechtigde bij de instelling van de vordering zijn gewone verblijfplaats in België heeft. De onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige bij de instelling van de vordering Belg zijn. De onderhoudsvordering een bijkomende vordering betreft bij een vordering inzake de staat van personen, indien de Belgische rechter bevoegd is om kennis te nemen van die vordering inzake de staat van personen
50
Exequatur Binnen EU en EER: Brussel I en Lugano. Andere: Wb.IPR.
5.7.2 Toepasselijk recht Verdrag van Den Haag van 24 oktober 1956 Art.1 Haags Verdrag 1956: Het toepasselijke recht schrijft voor, in welke mate en van wie het kind onderhoud kan vorderen en ook wie bevoegd is om de onderhoudsvordering in te stellen en binnen welke termijnen dit moet geschieden. Onder kind wordt voor de toepassing van het verdrag verstaan elk wettig, niet wettig of geadopteerd kind, dat ongehuwd is en niet de volle leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Het toepasselijke recht is dat van de gewone verblijfplaats van het kind. Art.6 Haags Verdrag 1956: Verdragswederkerigheid is vereist. Art.2 Haags Verdrag 1956: Ieder van de verdragssluitende staten kan zijn eigen recht toepassen indien: • • •
Het verzoek wordt gedaan of de vordering wordt ingesteld bij een autoriteit van die staat. De persoon van wie onderhoud wordt gevraagd, alsmede het kind bezitten de nationaliteit van die staat. De persoon van wie onderhoud wordt gevraagd heeft zijn gewone verblijfplaats in die staat.
Art.3 Haags Verdrag 1956: Wanneer de wet van de gewone verblijfplaats van het kind hem elk recht op onderhoud onthoudt, wordt het toepasselijke recht aangewezen door de nationale regels van internationaal privaatrecht van de aangezochte staat. Art.4 Haags Verdrag 1956: Openbare orde exceptie.
Wb.IPR Wb.IPR geldt wanneer we terechtkomen bij het recht van een land dat het Verdrag van Den Haag niet geratificeerd heeft. Het Wb.IPR maakt geen onderscheid tussen minder- of meerderjarige onderhoudsgerechtigden, echtgenoten of gewezen echtgenoten. Art.74, §1, 1 Wb.IPR: Het toepasselijke recht is dat van de gewone verblijfplaats van de onderhoudsgerechtigde.
51
Art.74, §1, 2 Wb.IPR: De onderhoudsverplichting wordt evenwel beheerst door het recht van de staat waarvan de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige op het tijdstip dat deze werden ingeroepen de nationaliteit hebben, indien de onderhoudsplichtige op dat tijdstip zijn gewone verblijfplaats op het grondgebied van die staat heeft. Art.74, §2 Wb.IPR: Indien het aangewezen rechtsstelsel geen recht op onderhoudsgeld toekent aan de onderhoudsgerechtigde, wordt de onderhoudsverplichting beheerst door het recht van de staat waarvan de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige de nationaliteit hebben op het tijdstip dat zij worden ingeroepen. Indien dat recht geen onderhoudsgeld toekent, wordt Belgisch recht toegepast. Art.75, §1 Wb.IPR: De partijen kunnen ook een overeenkomst tot onderhoud sluiten. De partijen bij een overeenkomst tot onderhoudsverstrekking voortvloeiend uit ouderschap, huwelijk of verwantschap, kunnen kiezen tussen twee toepasselijke rechtsstelsels: • •
Het recht van de staat waarvan op het tijdstip van de keuze één van hen de nationaliteit heeft. Het recht van het land op wiens grondgebied één van hen zijn gewone verblijfplaats heeft.
Art.75, §2 Wb.IPR: Bij gebreke van keuze wordt de overeenkomst beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied de onderhoudgerechtigde bij het sluiten van de overeenkomst zijn gewone verblijfplaats heeft. Zij wordt evenwel beheerst door het recht van de staat waarvan de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige bij het sluiten van de overeenkomst de nationaliteit hebben, wanneer de onderhoudsplichtige op dat ogenblik zijn gewone verblijfplaats op het grondgebied van die staat heeft. Art.75, §3 Wb.IPR: De overeenkomst is geldig naar vorm indien zij in overeenstemming is met het recht dat krachtens deze wet van toepassing is (lex causae) of met het recht van de staat op wiens grondgebied zij gesloten is (locus regit actum). Art.76 Wb.IPR: Toepassingsgebied van het toepasselijk recht.
52
5.8
Het erfrecht en de testamenten
5.8.1 De internationale bevoegdheid en exequatur Geen van de Europese verordeningen inzake bevoegdheid en tenuitvoerlegging slaat op erfenissen en testamenten. Er zijn ook geen multilaterale verdragen. → Kijken naar Wb.IPR. Art.6-14 Wb.IPR: Algemene bevoegdheidsgronden. → LET OP: Artikel 5 geldt niet voor vorderingen betreffende de erfopvolging. Art.77 Wb.IPR: Belgische rechters zijn internationaal bevoegd om geschillen te beslechten m.b.t. de erfopvolging indien de overledene bij zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats in België had of indien de vordering goederen betreft die in België gelegen zijn (de bevoegdheid is dan wel beperkt tot die goederen). Dezelfde gronden worden gebruikt voor de bevoegdheid van de Belgische fiscale overheid. Men moet slechts aangifte van nalatenschap^doen in België indien de laatste woonplaats in België lag.
5.8.2 Het toepasselijk recht voor de wettelijke erfopvolging De devolutie Art.78 Wb.IPR: De erfopvolging wordt beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied de overledene bij zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had. De vererving van onroerende goederen wordt beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied de onroerende goederen gelegen zijn. Voor onroerende goederen wordt renvoi toegepast wanneer de buitenlandse conflictenregel leidt tot de toepassing van het recht van de staat op wiens grondgebied de overledene bij zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had, en daarmee de eenheid van de nalatenschap wordt bevorderd.
Beperkte rechtskeuze Art.79 Wb.IPR: Een persoon kan kiezen om de vererving van het geheel van zijn goederen te onderwerpen aan het recht van een bepaalde staat. De keuze is beperkt tot: • •
De wet van de gewone verblijfplaats van de erflater op het ogenblik van de aanwijzing of het overlijden. De nationale wet van de erflater op het ogenblik van de aanwijzing of het overlijden.
53
De aanwijzing van het toepasselijk recht kan niet tot gevolg hebben dat een erfgenaam zijn recht op het voorbehouden erfdeel verliest dat hem door de objectief toepasselijke lex successionis (aangeduid door artikel 78) wordt gewaarborgd. De aanwijzing (en de herroeping) moet worden uitgedrukt in een verklaring afgelegd in de vorm van een uiterste wilsbeschikking.
Het toepassingsgebied van de lex successionis Art.80 Wb.IPR: • • • • • • • • •
Oorzaak en tijdstip openvallen nalatenschap Roeping erfgenamen, legatarissen en Staat Onterving en onwaardigheid Geldigheid van uiterste wilsbeschikkingen Beschikbare gedeelten en andere vrijheidsbeperkingen Rechten van de erfgenamen en legatarissen Aanvaarding en verwerping Onbekwaamheid Inbreng en inkorting van giften
De wijze van samenstelling en de toebedeling van de loten Art.81 Wb.IPR: De wijze van samenstelling en van toebedeling van de loten wordt beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied de goederen zich bij de verdeling bevinden (lex rei sitae).
Het beheer en overgang van de nalatenschap Art.82, §1 Wb.IPR: Het beheer en de overgang van de nalatenschap vallen onder het toepassingsgebied van de lex successionis. Maar het wordt beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied het goed zich bevindt, indien dit recht de inbezitneming slechts mogelijk maakt via tussenkomst van de overheid. Art.82, §2 Wb.IPR: De bevoegdheden van een persoon die gemachtigd is om de nalatenschap te beheren, doen geen afbreuk aan de bevoegdheden krachtens een in België genomen of erkende rechterlijke beslissing.
54
5.8.3 Het toepasselijk recht voor de testamentaire erfopvolging Vormelijke geldigheid: Verdrag van Den Haag van 1961 Art.83 Wb.IPR: De vorm van testamenten en de herroeping ervan wordt beheerst door het recht toepasselijk krachtens het Verdrag van Den Haag van 1961. Er is geen verdragswederkerigheid vereist. Het Verdrag van Den Haag geldt voor elke uiterste wilsbeschikking (ook die gedaan voor de datum van haar inwerkingtreding). Art.1 Verdrag van Den Haag 1961: Aanknopingsfactoren: • • • • • •
Lex loci actus Lex patriae van de overledene Recht van de woonplaats van de overledene Recht van de verblijfplaats van de overledene Lex rei sitae voor onroerende goederen Recht dat het testament beheerste voor elke amendering, aanvulling of opheffing
Art.10 Verdrag van Den Haag 1961: Een uitsluitend mondelinge uiterste wilsbeschikking is in België niet geldig. Art.80, §1, 5° Wb.IPR: De inhoudelijke geldigheid van testamenten wordt beheerst door de lex successionis.
Het testament in internationale vorm Het testament in internationale vorm betreft een vorm van testament die goed accepteerbaar is of althans in vele landen van de wereld goed accepteerbaar zou moeten zijn. Het is echter een Belgische vorm van testament (invloed Verdrag van Washington). De geldigheid van het testament moet men nazien onder het toepasselijke nationale recht.
De interpretatie van testamenten Art.84 Wb.IPR: De interpretatie van een uiterste wilsbeschikking en van de herroeping ervan wordt beheerst door het recht dat de beschikker overeenkomstig artikel 79 kiest. De keuze moet uitdrukkelijk zijn of op ondubbelzinnige wijze blijken uit de wilsbeschikking of de herroeping ervan. Bij gebrek aan keuze wordt de interpretatie beheerst door het recht van de staat waarmee de beschikking of herroeping de nauwste banden heeft. Behoudens tegenbewijs wordt vermoed dat dit de staat is op wiens grondgebied de beschikker ten tijde van de wilsbeschikking of de herroeping zijn gewone verblijfplaats had. Indien het testament niet alles regelt, worden aanvullingen gedaan volgens het gewone toepasselijke erfrecht (lex successionis).
55
De registratie van testamenten → Verdrag van Bazel van 1972: verplichting tot registratie. De testamenten gemaakt in authentieke vorm of in die vorm in bewaring genomen door de nationaal bevoegde autoriteiten (België: notaris) moeten worden geregistreerd. De testamenten in onderhandse vorm worden slechts geregistreerd als zij bij de bevoegde ambtenaar in een andere dan de authentieke vorm in bewaring worden gegeven, tenzij de erflater dat niet wil.
5.9
Het zakenrecht
5.9.1 De internationale bevoegdheid De Brussel I-Verordening Brussel I-Vo van toepassing voor onroerende goederen in Europa (dus ook in België). Art.2 Brussel I-Vo: Algemene bevoegdheid geldt voor roerende goederen. Art.22, 1 Brussel I-Vo: Voor zakelijke rechten op onroerende goederen zijn exclusief de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed is gelegen bevoegd. Art.22, 4 Brussel I-Vo: Voor de registratie of geldigheid van octrooien, merken, tekeningen en modellen van nijverheid en andere soortgelijke rechten die aanleiding geven tot deponering of registratie (intellectuele eigendomsrechten), zijn de gerechten bevoegd van de lidstaat op het grondgebied waarvan de deponering of registratie is verzocht, heeft plaatsgehad of geacht wordt te hebben plaatsgevonden. → Aanvullend zijn er nog andere verdrags- en communautaire regelingen.
Het Wb.IPR Indien de verordening niet van toepassing is dringt het Wb.IPR zich op. Art.5-7: Algemene bevoegdheidsgronden. Art.85 Wb.IPR: Belgische rechters zijn bevoegd om kennis te nemen van vorderingen m.b.t. de zakelijke rechten op een goed, indien dit goed in België gelegen is bij het instellen van de vordering. Voor vorderingen m.b.t. zakelijke rechten op een schuldvordering is de rechter van de woonplaats of gewone verblijfplaats van de schuldenaar bevoegd Art.86 Wb.IPR: De Belgische rechters zijn aanvullend bevoegd inzake de bescherming van intellectuele eigendomsrechten indien de vordering een tot het Belgische grondgebied beperkte bescherming betreft.
56
5.9.2 Het zakenrechtelijke statuut: toepasselijk recht Art.87 Wb.IPR: Het zakelijk statuut van de goederen valt onder het recht van het land van de ligging van het goed (lex rei sitae). Art.94 Wb.IPR: Toepassingsgebied van het situsrecht: • • • • • • • • • •
Aard van het goed: roerend of onroerend,… Welke zakelijke rechten en zekerheden Verwerving en verlies Overgang uit overeenkomst Rechthebbenden Tegenwerpbaarheid Gevolgen en gebreken van het bezit Inhoud, strekking en bescherming van het zakelijk recht Zekerheden: recht van voorrang, rangorde, verdeling,… Eindigen en tenietgaan van zakelijke rechten
5.9.3 Zakelijke rechten volgens de aard van de goederen Roerende goederen Art.88 Wb.IPR: Voor goederen in transit is het recht van het land van de bestemming van het goed toepasselijk. Art.89 Wb.IPR: Voor transportgoederen is het recht van het land van hun registratie of immatriculatie toepasselijk. Art.87, §1, 2 Wb.IPR: In geval van verplaatsing van een goed naar een ander juridisch territorium (conflit mobile), dan is voor verwerving of verlies het recht van toepassing van de plaats waar het goed ligt op het tijdstip dat het laatste feit zich voordoet die constitutief is voor het verlies of de verwerving. Er is wel eerbied voor de verworven rechten: de verplaatsing op zich brengt geen verlies of verkrijging met zich mee. De uitoefening van een zakelijk recht door een vorige eigenaar tegenover een derdeverkrijger te goeder trouw wordt beoordeeld volgens de lex rei sitae van het tijdstip waarop de derde zijn eigen recht verwierf.
Rechtsalgemeenheden Art.87, §2 Wb.IPR: Rechtsalgemeenheden worden geacht gelegen te zijn in het land met de nauwste binding.
57
Schuldvorderingen Art.87, §3 Wb.IPR: De vestiging van zakelijke rechten op een schuldvordering alsook de gevolgen van de overdracht van een schuldvordering op dergelijke rechten worden beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied de partij die deze rechten heeft gevestigd of de schuldvordering heeft overgedragen zijn gewone verblijfplaats had op het tijdstip van de vestiging of van de overdracht. De gevolgen van een bedongen subrogatie op zakelijke rechten vallen onder de lex van de verblijfplaats van de subrogerende persoon.
Zakelijke rechten op een banktegoed Voor een banktegoed wordt soms een fictieve lokalisering verdedigd; omdat het zakelijk statuut van schuldvorderingen die niet in een titel of een document zijn geïncorporeerd, beheerst wordt door de nationale wet toepasselijk op de verbintenis zelf (lex causae). De vraag naar de lokalisering van een banktegoed zou moeten verschuiven naar de bepaling van de plaats waar de betalingsverplichting of de verplichting tot teruggave van de zijde van de bank, wordt gelokaliseerd. Meerdere lokaliteiten zijn dus mogelijk.
Het zaakstatuut van verhandelbare effecten Art.91 Wb.IPR: Waardepapieren vallen in beginsel onder de lex rei sitae, voor wat betreft de aard van de rechten die kunnen gevestigd worden en qua hun overgang. Voor titels aan toonder is dit het nationale recht van de plaats van hun ligging als papier wanneer het recht wordt ingeroepen. Voor titels op naam, waarvoor de wet de inschrijving in een register voorschrijft, geldt het nationaal recht van de plaats waar het register van aandeelhouders moet bewaard blijven, dit wordt vermoed de plaats van de voornaamste vestiging van de vennootschap te zijn.
Cultuurgoederen Art.90 Wb.IPR: Voor de terugvordering van cultuurgoederen door de staat, is het nationaal eigendomsrecht van de staat van oorsprong van toepassing, ofwel, ter keuze van de eisende overheid, het recht van het land van de ligging bij de terugvordering. Art.127, §7 Wb.IPR: Deze begunstigingsregel geldt echter voor goederen die na 1 oktober 2004 zijn uitgevoerd.
58
Gestolen goederen Art.92 Wb.IPR: De eigenaar die besloten werd kan steunen op het recht van de plaats van de vroegere ligging, ofwel op het recht van de huidige ligging. De derde-verkrijger die te goeder trouw is kan, indien er geen bescherming bestaat in het recht van de oorspronkelijke ligging, toch een beroep doen op de huidige situswet van de nieuwe plaats van de ligging van het tijdstip waarop hij de titel verwierf.
Onlichamelijke goederen – de intellectuele rechten De inhoud van het auteursrecht wordt bepaald aan de hand van het recht van elk separaat land of territorium waar bescherming wordt ingeroepen (lex protectionis). Verschillende verdragen voorzien in een gelijkberechtiging voor onderdanen van de lidstaten. De omvang van de bescherming en de rechtsmiddelen ter handhaving van het auteursrecht worden bepaald door de wetgeving van het land waarvoor juridische bescherming wordt ingeroepen. Art.93, 1 Wb.IPR: De intellectuele eigendomsrechten worden beheerst door het recht van de staat voor het grondgebied waarvan de bescherming van de eigendom wordt gevraagd. Art.93, 2 Wb.IPR: Voor de bepaling van de oorspronkelijke titularis van een industrieel eigendomsrecht (niet voor auteursrecht) geldt het recht van het land waarmee de intellectuele activiteit de nauwste band heeft; voor een uitvinding door een persoon in een contractuele betrekking wordt dat vermoed het recht te zijn dat op die overeenkomst toepasselijk is. Art.60 Europees Octrooiverdrag: Indien de uitvinder werknemer is, wordt het recht op het Europees octrooi bepaald overeenkomstig her recht van de staat op het grondgebied waarvan de werknemer overwegend werkzaam is; indien dit niet kan worden vastgesteld is het recht van toepassing van de staat op het grondgebied waarvan het bedrijf van zijn werkgever zich bevindt.
5.9.4 Exequatur Het erkennen en uitvoerbaar verklaren van gerechtelijke beslissingen in materies uit het zakenrecht valt onder de Brussel I-Verordening. Wanneer het exequatur aangaat van beslissingen van buiten de EG-lidstaten, geldt het Belgisch gemeenrechtelijk erkenningsrecht in artikel 25 met een aanvulling: Art.95 Wb.IPR: Vreede beslissingen over de registratie of rechtsgeldigheid van intellectuele eigendomsrechten, waar neerlegging in België gedaan of vereist was, worden in België niet erkend.
59
5.10 De contractuele verbintenissen 5.10.1 De internationale bevoegdheid en exequatur Brussel I-Verordening Brussel I-Vo van toepassing voor de gevallen waar de verweerder zijn woonplaats in een lidstaat heeft. Art.2 Brussel I-Vo: Algemene bevoegdheidsgrond. Art.23 Brussel I-Vo: Rechtskeuze. Art.5, 1 Brussel I-Vo: Ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst kan de verweerder opgeroepen worden voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Voor verzekerings, consumenten- en arbeidsovereenkomsten gelden bijzondere regels.
Wb.IPR Wanneer de verwerende partij te vinden is buiten de EG, of voor overeenkomsten in de familierechtelijke betrekkingen of inzake erfrecht gelden de artikel 5-14 van het Wb.IPR. Art.96 Wb.IPR: Belgische rechters zijn aanvullend bevoegd om kennis te nemen van vorderingen aangaande contractuele verbintenissen indien zij in België zijn ontstaan, of indien zij in België (moeten) worden uitgevoerd.
5.10.2 Toepasselijk recht Het Verdrag van Rome (EVO) en de Rome I-Verordening Het EVO is van kracht tot 17 december 2009. Ze is nu vervangen door de Rome I-Verordening. In de marge hiervan is het Wb.IPR van toepassing, maar dat toepassingsgebied is fameus ingeperkt. Overeenkomsten gesloten voor 17 december 2009 vallen onder het toepassingsgebied van EVO. Art.28 Rome I-Vo: De Rome I-Verordening geldt vanaf 18 december 2009. Art.1 EVO: het EVO wordt toegepast op verbintenissen uit overeenkomst wanneer uit het recht van verschillende rechtsstelsels moet gekozen worden (internationale contracten). → Enkele bijzondere types van verbintenissen worden uitgesloten van het toepassingsgebied. De precontractuele verbintenissen die voortvloeien uit onderhandelingen worden ook uitgesloten.
60
De Rome I-Vo sluit de verzekeringsovereenkomsten, waarin communautaire risico’s worden gedekt, niet uit. Art.2 EVO: De ruimtelijke toepassing van het EVO-Verdrag is volkomen onafhankelijk van enige wederkerigheidsvereiste. Deze universele gelding blijft zo in de Rome I-Vo. Denemarken is geen lidstaat bij het EVO-Verdrag, noch bij de Rome I-Vo. Art.20-21 EVO: Naast de in het EVO opgenomen collisieregels zijn er ook collisieregels voor bijzondere overeenkomsten opgenomen in verdragen, verordeningen, richtlijnen en nationale wetgevingen in uitvoering daarvan. Aan dergelijke bepalingen wordt expliciet de voorrang verleend, onafhankelijk of deze zijn tot stand gekomen voor of na het EVO. Art.22-23 Rome I-Vo: Voor de Rome I-Vo geldt deze voorrang onder voorwaarden, ze geeft geen voorrang aan verzekeringsrichtlijnen. Art.25 Rome I-Vo: De Rome I-Vo heeft voorrang op intracommunautaire verdragen en verdragen gesloten na juni 2008. Art.3 EVO: Algemeen beginsel voor het bepalen van het recht dat op verbintenissen uit overeenkomst van toepassing is, is de rechtskeuze. De keuze kan te allen tijde worden gemaakt, en de partijen kunnen de keuze ook steeds wijzigen. De wijziging na de totstandkoming van de overeenkomst kan echter de formele geldigheid van de overeenkomst niet beïnvloeden en kan geen afbreuk doen aan de rechten van derden. LET OP: Dit kan wel de materiële nietigheid meebrengen van de overeenkomst! Art.3, 1 EVO en Rome I-Vo: De rechtskeuze kan zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend gebeuren. Indien de rechtskeuze stilzwijgend is moet die voldoende duidelijk blijken uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval. Het door de partijen aangewezen recht kan betrekking hebben op de gehele overeenkomst of slechts op een deel ervan (dépeçage). Art.3, 3 EVO en Rome I-Vo: Indien alle overige elementen van het geval op het tijdstip van de rechtskeuze met één enkel land zijn verbonden, worden de rechtsregels toegepast waarvan volgens het recht van dat land niet bij overeenkomst mag worden afgeweken (dwingende bepalingen). Art.3, 4 Rome I-Vo: De rechtskeuze voor een niet-Europees nationaal recht moet de imperatieve bepalingen onverlet laten van het communautaire recht die bij gebreke aan rechtskeuze toepasselijk zouden zijn indien de relatie zuiver intracommunautair is.
61
Art.4 EVO: Bij gebrek aan rechtskeuze wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waarmee ze het nauwst verbonden is. De overeenkomst wordt vermoed het nauwst verbonden te zijn met het land waar de partij die de kenmerkende prestatie levert, op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst haar gewone verblijfplaats of, wanneer het een rechtspersoon betreft, haar hoofdbestuur heeft. Indien niet kan worden bepaald welke de kenmerkende prestatie is, geldt het vermoeden niet. De rechter kan het vermoeden ook terzijde schuiven wanneer uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de overeenkomst nauwer is verbonden met een ander land. Onder het EVO-Verdrag is déçepage mogelijk. Art.4, 1 Rome I-Vo: Rechtstreekse aanduiding van 8 gespecificeerde contracttypes: • • • • • • •
Verkoop van roerende goederen: gewone verblijfplaats verkoper (NIET VAN TOEPASSING VOOR CONSUMENTENKOOP) Dienstencontracten: gewone verblijfplaats dienstverlener Vestiging van zakelijke rechten op en huur van onroerende goederen: gewone verblijfplaats verhuurder (onder voorwaarden) Franchiseovereenkomst: gewone verblijfplaats franchisenemer Distributieovereenkomst: gewone verblijfplaats distributeur Veiling van roerende goederen: plaats van de veiling Handel in financiële instrumenten op beurzen: recht van de beurs
Art.4, 2 Rome I-Vo: Algemene aanknopingsregel voor overeenkomsten die niet kunnen worden aangeknoopt op basis van artikel 4,1 is de gewone verblijfplaats van de partij die de kenmerkende prestatie levert. Art.19 Rome I-Vo: Voor deze verordening heeft een natuurlijk persoon zijn gewone verblijfplaats op de plaats van de hoofdvestiging van zijn beroepsactiviteit, althans voor overeenkomsten die hij in het kader van die activiteit sloot. De gewone verblijfplaats van een rechtspersoon is de plaats van het hoofdbestuur. Indien de overeenkomst gesloten is met een vestiging van een rechtspersoon of een vestiging instaat voor de uitvoering ervan, is de gewone verblijfplaats van de rechtspersoon de plaats waar de vestiging zich bevindt. Art.4, 3 Rome I-Vo: Een rechter kan de regel verlaten en het recht toepassen van een land met een nauwere band. Art.4, 4 Rome I-Vo: Indien er geen kenmerkende prestatie is (vb. meerdere partijen doen een prestatie die kenmerkend is voor de overeenkomst) dan verwijst de conflictenregel naar het land waarmee het contract het nauwst verbonden is. Bij een objectieve aanknoping (niet via rechtskeuze) is er geen déçepage mogelijk. Art.15 EVO en art.20 Rome I-Vo: Renvoi is uitgesloten. Art.7 EVO en 9, 1 Rome I-Vo: Toepassing van bijzonder dwingende bepalingen uit een ander recht dan hetgeen de overeenkomst beheerst.
62
Art.9 EVO en 11 Rome I-Vo: Voor een geldige vorm van de overeenkomst mogen de vormvereisten gevolgd worden ofwel uit het recht dat op de relatie in haar geheel van toepassing is (lex causae), ofwel uit het recht van de plaats van de sluiting van de overeenkomst (lex loci actus). Er zijn wel een aantal uitzonderingen hierop. Art.10 EVO en 12 Rome I-Vo: Algemeen toepassingsgebied van het toepasselijk recht: • • • • •
Uitlegging Nakoming Gevolgen van tekortkoming Tenietgaan Gevolgen van nietigheid
Art.8 EVO en 10 Rome I-Vo: Het bestaan en de geldigheid van de overeenkomst of van een bepaling daarvan worden beheerst door het recht dat ingevolge het EVO toepasselijk zou zijn, indien de overeenkomst of de bepaling geldig zou zijn. Indien een partij wil bewijzen dat zij haar toestemming niet heeft verleend kan zij een beroep doen op het recht van het land waar die partij haar gewone verblijfplaats heeft.
Aanvullende regels in het Wb.IPR Art.98 Wb.IPR: Behalve in de gevallen waarin de wet anders bepaalt, worden contractuele verbintenissen die van het toepassingsgebied van het EVO-Verdrag zijn uitgesloten, beheerst door het recht dat krachtens de artikelen 3 tot 14 ervan toepasselijk is. → Terugverwijzing naar het EVO-Verdrag Voor bepaalde uitgesloten materies wordt in het Wb.IPR een speciale verwijzingsregel ingevoerd. Art.105 Wb.IPR: De eenzijdige wilsuiting wordt beheerst door het gekozen recht. Bij gebreke aan rechtskeuze, wordt de eenzijdige wilsuiting beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied die persoon zijn gewone verblijfplaats heeft op het ogenblik dat hij de verbintenis aangaat. Men mag echter aannemen dat de Rome I-Vo ook de verbintenissen uit eenzijdige wilsuiting heeft willen begrepen.
63
5.10.3 Bijzondere contracten Arbeidsovereenkomsten Art.6 EVO en 8 Rome I-Vo: De vrije rechtskeuze geldt maar deze mag er niet toe leiden dat de werknemer de bescherming verliest die de dwingende bepalingen van het objectief toepasselijk recht hem bieden. Dwingende bepalingen in België m.b.t. arbeidsovereenkomsten: • • • • •
Arbeidsduur Vakantie Minimumloon en loonbescherming Aansprakelijkheid Ontslagbescherming
Art.6, 2 EVO en 8, 2 Rome I-Vo: Indien de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht in eenzelfde land, is het recht van dat land van toepassing. Wanneer de arbeid niet gewoonlijk in hetzelfde land wordt verricht, wordt de overeenkomst onderworpen aan het recht van het land van waaruit de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht. Een tijdelijke tewerkstelling mag niet gelijkgesteld worden met gewoonlijke tewerkstelling. Indien de werknemer niet gewoonlijk zijn arbeid in eenzelfde land verricht of niet gewoonlijk vanuit één land zijn arbeid verricht, geldt het recht van het land waar zich de vestiging bevindt, die de werknemer in dienst heeft genomen. Art. 8, 4 Rome I-Vo: Indien uit het geheel van de omstandigheden blijkt dat de overeenkomst nauwer verbonden is met een ander land, is het recht van dat land van toepassing.
Concessieovereenkomsten Art.4 Belgische alleenverkoopwet: Bepalingen van bijzonder dwingend recht. → direct van toepassing indien concessie betrekking heeft op het grondgebied van België.
64
Consumentenovereenkomsten → Art.5 EVO en 6 Rome I-Vo Voorwaarden onder de Rome I-Vo: •
•
Verkoper moet zijn commerciële activiteit of beroepsactiviteit ontplooien in het land waar de consument woonplaats heeft en de overeenkomst moet onder die activiteit vallen (tot stand gekomen als resultaat van die activiteit). Commerciële of beroepsactiviteit moet gericht zijn op dat land van woonst of op meerdere landen met inbegrip van dat land, met om het even welke middelen, en de overeenkomst moet ook onder die activiteit vallen.
Indien deze condities vervuld zijn valt een consumentencontract onder het recht van de gewone verblijfplaats van de consument (tenzij er rechtskeuze is). Art.6, 4 Rome I-Vo: Uitzonderingen: • • • •
Diensten uitsluitend verstrekt in een ander land dan het land van verblijf van de consument Vervoerovereenkomsten Vestiging van zakelijke rechten op onroerend goed (uitzondering: timesharing) Financiële instrumenten
Art.6, 2 Rome I-Vo: Indien de partijen zelf kiezen welk recht hun overeenkomst zal beheersen, mag die keuze er niet toe leiden dat de consument daardoor de bescherming zou verliezen welke hij geniet op grond van de dwingende bepalingen van het recht van het land waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft. Een rechtskeuze voor het recht van een derde land wordt als nietig en verboden beschouwd, van zodra er een nauwe band bestaat tussen de overeenkomst en het grondgebied van één of meerdere lidstaten.
Dienstenovereenkomsten Art.4, 1, b Rome I-Vo: Recht van de gewone verblijfplaats van de dienstverlener is toepasselijk (tenzij rechtskeuze). Vallen ook onder deze regeling: revisoren, architecten, ingenieurs, boekhouders, juristen, medici en sommige bankcontracten.
65
Franchiseovereenkomsten Een franchiseovereenkomst is een samenwerkingsovereenkomst tussen twee personen die elk in eigen naam en voor eigen rekening werken, waarbij de ene persoon het recht verleent aan de andere, die daarvoor een vergoeding betaalt, om bij de verkoop van producten of de verstrekking van diensten een commerciële formule te gebruiken onder één of meerdere van de volgende vormen: • • • •
Gemeenschappelijk uithangbord Gemeenschappelijke handelsnaam Overdracht van knowhow Commerciële en/of technische bijstand
Art.4, 1, e Rome I-Vo: Het recht geldt van de plaats waar die persoon zijn gewone verblijfplaats heeft, die de franchise afneemt en die dus de distributie van de goederen doet. Rekening houden met dwingende bepalingen: Art.9 Wet precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten: De precontractuele fase van de commerciële samenwerkingsovereenkomst valt onder de Belgische wet en onder de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken, wanneer de persoon die het recht verkrijgt, de activiteit waarop de overeenkomst slaat, hoofdzakelijk in België uitoefent.
Koop en verkoop van roerend goed tussen handelaars → Weens Koopverdrag (CISG) Het CISG geldt niet voor consumentenkoop, want daar is art.6 Rome I-Vo van toepassing. Het CISG is van toepassing op de overeenkomsten gesloten vanaf 1 november 1997. Art.1, a CISG: Het verdrag is rechtstreeks van toepassing op koopovereenkomsten betreffende roerende zaken gesloten tussen partijen die in verschillende staten gevestigd zijn, wanneer die staten verdragssluitende staten zijn. Art.1, b CISG: Het verdrag is onrechtstreeks van toepassing wanneer niet allebei de partijen in een lidstaat woonplaats hebben, wanneer de collisieregel het recht van een verdragssluitende staat aanduidt. Art.2-3 CISG: Het CISG is slechts van toepassing op internationale koopovereenkomsten betreffende roerende lichamelijke zaken. Voor bepaalde transacties is de toepassing van het verdrag uitgesloten.
66
5.10.4 Bijzonder dwingend recht Art.9 Rome I-Vo: Bijzonder dwingend recht zijn fundamentele dwingende regels uit een ander recht dan hetgeen dat volgens de Verordening van toepassing is. Een rechter mag het dwingend recht toepassen uit: • •
Lex fori Recht waar de verbintenissen moeten worden uitgevoerd, als het bijzonder dwingend recht de tenuitvoerlegging van de overeenkomst onwettig maakt
Art.7 EVO: Ook bijzonder dwingende bepalingen uit recht van een nauw verbonden land spelen mee. Bijzonder dwingend recht is van belang bij: • • • • •
Handelsagentuur Franchise Distributie en concessie Consumentenovereenkomsten Arbeidsovereenkomsten en detachering
5.11 De onrechtmatige daad en andere nietcontractuele verbintenissen 5.11.1 De internationale bevoegdheid en exequatur Brussel I-Verordening Zie pagina 5. Het gerecht bevoegd voor de onrechtmatige daad, kan niet zomaar kennis nemen van de contractuiele vordering die erbij wordt getrokken. De bevoegdheid zal apart onderzocht moeten worden.
Wb.IPR Art.5-14 Wb.IPR: Algemene bevoegdheidsgronden. Art.96, 2 Wb.IPR: Inzake buitencontractuele verbintenissen zijn de Belgische rechters tevens bevoegd indien de schadelijke handeling zich geheel of gedeeltelijk in België heeft voorgedaan of dreigt zich te zullen voordoen; of indien en voorzover de schade zich in België heeft voorgedaan of dreigt zich te zullen voordoen.
67
5.11.2 Het toepasselijk recht: de Rome II-Verordening Algemene verwijzingsregels De Rome II-Verordening geldt in alle EU-lidstaten, met uitzondering van Denemarken, en heeft universele werking. Ze is van toepassing op de schadegevallen vanaf 11 januari 2009. Art.4, 1 Rome II-Vo: Tenzij anders bepaald, is het recht toepasselijk op een onrechtmatige daad, het recht van het land waar de schade zich voordoet (lex locus damnum). Art.4, 2 Rome II-Vo: Indien de dader en het slachtoffer evenwel hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben op het tijdstip waarop de schade zich voordoet, is het recht van dat land van toepassing. Art.4, 3 Rome II-Vo: De voormelde regels vinden geen toepassing, indien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de onrechtmatige daad een kennelijk nauwere band heeft met een ander land.
Specifieke regels en hun uitzonderingen Art.5 Rome II-Vo: Productaansprakelijkheid: 1) Recht van de gewone verblijfplaats, indien de dader en het slachtoffer beiden hun gewone verblijfplaats in dat land hebben op het tijdstip waarop de schade zich voordeed. 2) Recht van het land waar degene die schade lijdt, op het tijdstip waarop de schade zich voordeed zijn gewone verblijfplaats had, indien het product in dat land op de markt is gebracht. 3) Recht van het land waar het product is verkregen, indien het product in dat land op de markt is gebracht. 4) Recht van het land waar de schade zich heeft voorgedaan, indien het product in dat land op de markt is gebracht. Art.6 Rome II-Vo: Oneerlijke concurrentie en daden die de concurrentie beperken: De nietcontractuele verbintenis die voortvloeit uit een daad van oneerlijke concurrentie, wordt beheerst door het recht van het land waar de concurrentieverhoudingen of de collectieve belangen van de consumenten worden geschaad of dreigen te worden geschaad. In geval dat een daad van oneerlijke concurrentie uitsluitend de belangen van een bepaalde concurrent schaadt, geldt de algemene regel in artikel 4. Art.7 Rome II-Vo: Milieuschade. Art.8 Rome II-Vo: Inbreuk op intellectuele eigendomsrechten. Art.9 Rome II-Vo: Collectieve actie bij arbeidsconflicten.
68
Rechtskeuze Art.14 Rome II-Vo: Rechtskeuze is mogelijk: • • •
Niet voor oneerlijke concurrentie of inbreuken op intellectuele eigendomsrechten Bij overeenkomst na de schadeveroorzakende gebeurtenis of vóór de schadeveroorzakende gebeurtenis indien elk van hen handelsactiviteiten verricht. Toepassing dwingende rechtsregels!
5.11.3 Het toepasselijk recht: Wb.IPR Het Wb.IPR geldt voor schadegevallen die plaatsvonden na 1 oktober 2004 indien de internationale verdragen en de Europese normen geen toepassing vinden. Het geldt in de eerste plaats om feiten die hebben plaatsgevonden vóór 11 januari 2009 en materies die niet geregeld zijn in de Rome II-Vo: • • • •
Niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit familierechtelijke betrekkingen Verbintenissen uit erfrecht Niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer of op de persoonlijkheidsrechten Schadeberokkening betreffende rechtspersonen
Art.99 Wb.IPR: Verbintenissen voortvloeiend uit onrechtmatige daad worden beheerst door: 1) Het recht van de staat op wiens grondgebied de aansprakelijke persoon en degene die schade lijdt hun gewone verblijfplaats hebben op het tijdstip dat de onrechtmatige daad zich voordoet. 2) Bij gebreke daarvan, het recht van de staat op wiens grondgebied de schadelijke handeling en de schade zelf zich helemaal hebben voorgedaan of dreigen zich te zullen voordoen. 3) In de overige gevallen, door het recht van de staat waarmee de betrokken verbintenis de nauwste banden heeft. De locus delicti is enkel relevant indien indien hij probleemloos vastgesteld kan worden (causale handeling en schade op dezelfde staat gesteld). De plaats waar de schade zich voordoet is de plaats waar de schade het eerst zichtbaar werd (eerste inslag) en niet de plaats waar de schade zich liet voelen of verder uitliep. Art.99, §2, 1-2 Wb.IPR: De aansprakelijkheid ingevolge eerroof of schending van de persoonlijke levenssfeer of van persoonlijkheidsrechten, wordt, naar keuze van de eiser, beheerst door het recht van de staat waar de schadelijke handeling of de schade zich heeft voorgedaan of dreigt zich te zullen voordoen. Deze regel is niet van toepassing indien de aansprakelijke persoon aantoont dat hij niet kon voorzien dat de schade zich in een welbepaalde staat zou voordoen. Art.99, §2, 3 Wb.IPR: Wanneer de schade aan goederen of personen het gevolg is van een aantasting van het milieu, wordt aangeknoopt bij de plaats van de inslag (locus damni).
69
Art.99, §2, 4 Wb.IPR: De productaansprakelijkheid wordt beheerst door het recht van de staat waar de benadeelde persoon zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de schade zich voordoet. Art.99, §2, 5 Wb.IPR: Verkeersongevallen worden beheerst door het Verdrag van Den Haag van 1971. Art.100 Wb.IPR: Van de algemene en specifieke verwijzingsregels wordt afgeweken wanneer een onrechtmatige daad een nauwe band heeft met een reeds tussen partijen bestaande rechtsverhouding. In dat geval domineert het nationaal recht dat op die rechtsverhouding van toepassing is en dat in brede zin de relaties daarrond bepaalt. Art.101 Wb.IPR: Rechtskeuze: • • • •
Uitdrukkelijk Na het ontstaan van het geschil Rechten van derden mogen niet geschaad worden Niet voor verkeersongevallen
5.11.4 Het toepasselijk recht: het Verdrag van Den Haag inzake verkeersongevallen op de weg Art.11 Haags Verdrag 1971: Het Verdrag van Den Haag van 1971 heeft universele werking. Het verdrag geldt voor gelijk welk ongeval in het wegverkeer, onafhankelijk van de betrokken voertuigen. De schade moet met de deelname aan het verkeer te maken hebben. Art.2 Haags Verdrag 1971: Regresvordering tussen aansprakelijke partijen en de terugvorderingen en subrogaties door verzekeraars, evenals de vordering door of tegen instanties van sociale zekerheid of motorwaarborgfondsen zijn uit het toepassingsgebied uitgesloten. Art.3 Haags Verdrag 1971: Basisregel is lex loci delicti. Art.4, a Haags Verdrag 1971: Wanneer er slechts één voertuig betrokken is en dit voertuig ingeschreven is in een andere staat dan de staat waar het ongeval heeft plaatsgevonden, wordt het materieel recht van het land van inschrijving toegepast (lex vehiculi): • •
•
Voor de aansprakelijkheid jegens de bestuurder, houder of eigenaar, ongeacht hun gewone verblijfplaats. Voor de aansprakelijkheid jegens een passagier die slachtoffer werd, op voorwaarde dat die passagier zijn gewone verblijfplaats heeft in een ander land dan waar het ongeval plaats had (zoniet: lex loci delicti). Voor de aansprakelijkheid jegens een slachtoffer die zich buiten het voertuig bevond op voorwaarde dat die buitenstaander zijn gewone verblijfplaats in de staat van inschrijving had.
70
Art.4, b Haags Verdrag 1971: Voor schadegevallen waarbij meerdere voertuigen zijn betrokken, gelden de afwijkingen op de lex loci delicti indien alle betrokken voertuigen in eenzelfde land zijn ingeschreven. Als een tweede voertuig met een ander land van inschrijving werd geraakt, geldt de lex loci delicti zelfs al was het tweede voertuig niet in de fout en al liep het geen schade op. “Betrokken zijn bij een ongeval” moet in de brede zin begrepen worden. Art.4, c Haags Verdrag 1971: Wanneer één of meer buitenstaanders mede aansprakelijk zouden kunnen zijn, dan geldt de afwijking op de lex loci delicti enkel indien alle buitenstaanders hun gewone verblijfplaats in het land van inschrijving hebben of wanneer deze personen tevens slachtoffers zijn van het ongeval. Art.5 Haags Verdrag 1971: Voor goederen die zich in het voertuig bevonden en eigendom zijn van of toevertrouwd waren aan een passagier wordt teruggekoppeld naar de wet van de toepassing op de aansprakelijkheid jegens de passagier overeenkomstig artikels 3 en 4. Voor de overige goederen dient gekeken te worden naar de toepasselijke wet op de aansprakelijkheid jegens de eigenaar. De aansprakelijkheid voor de schade aan goederen die zich buiten de voertuigen bevonden, wordt beheerst door het materieel recht van de plaats van het ongeval, behoudens wat betreft persoonlijke eigendommen van slachtoffers die zich buiten het voertuig bevonden. Deze persoonlijke eigendommen worden beheerst door de wet van de plaats van inschrijving van het voertuig indien deze wet van toepassing is op de aansprakelijkheid van die slachtoffers. Indien het voertuig in meer dan één land is ingeschreven, niet is geïmmatriculeerd, of indien de immatriculatie geheel onrealistisch is, dan wordt het recht toegepast van de vaste standplaats in plaats van het recht van immatriculatie. Art.8 Haags Verdrag 1971: Toepassingsgebied van de delictswet. Art.9 Haags Verdrag 1971: Afwijkende verwijzingsregel voor de rechtstreekse vordering tegen de verzekeraar van de aansprakelijke partij.
5.12 De rechtspersonen 5.12.1 De internationale bevoegdheid Brussel I-Vo Toepassing gemene leer: pagina 1-11. Art.5,5 Brussel I-Vo: Voor gevallen waarin een kantoor, filiaal of andere vestiging van een rechtspersoon betrokken was bij een rechtshandeling, wordt een forum tegen de rechtspersoon geboden in de lidstaat waar dat verlengstuk is gelegen. Art.22, 2 Brussel I-Vo: Exclusieve bevoegdheid.
71
Wb.IPR Art.5-14 Wb.IPR: Algemene regels gelden voor vorderingen tegen rechtspersonen (vennootschappen als handelspartners). Art.109 Wb.IPR: De algemene gemeenrechtelijke bevoegdheidsgronden zijn niet van toepassing indien het een vordering betreft die betrekking heeft op de geldigheid, werking, ontbinding of vereffening van een rechtspersoon. In voorkomen geval is de Belgische rechter enkel bevoegd indien de voornaamste vestiging of de statutaire zetel van de rechtspersoon zich in België bevindt.
5.12.2 Toepasselijk recht: Wb.IPR De regels gelden m.b.t. alle rechtspersonen. Niet enkel handelsvennootschappen, maar ook rechtspersonen van publiek recht, burgerlijke vennootschappen, vzw’s en andere stichtingen. Omdat overheidsbedrijven door een wet worden opgericht, vallen zij onder de rechtsregels en onder het gezag van het land van hun oprichting, van waaruit zij functioneren. Art.4, §2, 2 Wb.IPR: De gewone verblijfplaats van rechtspersonen is de voornaamste vestiging. Art.110, 1 Wb.IPR: Rechtsvragen over rechtspersonen worden geregeld door het recht van de staat waar zich, vanaf de oprichting, de voornaamste vestiging bevindt. = werkelijke zetelleer. Art.4, §3 Wb.IPR: Drie elementen van beoordeling: 1) Bestuurscentrum 2) Zaken- of activiteitencentrum 3) Statutaire zetel Art.110, 2 Wb.IPR: Renvoi is mogelijk: het recht van de staat van oprichting is toepasselijk als het buitenlands recht dat we bij toepassing van artikel 110, 1 consulteren, verwijst naar het nationaal recht volgens hetwelk de rechtspersoon is opgericht. Deze herverwijzing is echter niet onvoorwaardelijk. LET OP: Best niet spreken over de “nationaliteit” van rechtspersonen in het IPR. Art.112, 1 Wb.IPR: De verplaatsing van de voornaamste vestiging van een rechtspersoon van een staat naar een andere, gebeurt slechts zonder onderbreking in de rechtspersoonlijkheid, als zij plaatsvindt met inachtneming van de voorwaarden waaronder het recht van deze staten zulks toestaat. → Lamot-arrest Art.112, 2 Wb.IPR:Wanneer een rechtspersoon zijn voornaamste vestiging effectief verplaatst naar het grondgebied van een andere staat, wordt deze rechtspersoon vanaf de verplaatsing beheerst door het recht van de staat van ontvangst.
72
Art.111 Wb.IPR: Toepassingsgebied van het toepasselijke recht: • • • • • •
Oprichting, ontbinding en vereffening Organen Interne verhoudingen Aansprakelijkheid binnen de vennootschap (geen toepassing Rome II) Winstbewijzen en aandelen …
Verbintenissen uit overeenkomst → Rome I en EVO. Aansprakelijkheid tegenover derden → Wb.IPR en Rome II (vanaf 11 januari 2009).
5.12.3 Invloed van het Europees recht Vennootschappen die in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat zijn opgericht en hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de EG hebben, worden gelijkgesteld met de natuurlijke personen die onderdaan zijn van de lidstaten. Een vennootschap vindt haar bestaan in het recht volgens hetwelk ze is opgericht en ze is onderworpen aan die regels voor haar totstandkoming en haar werking. Indien zo een vennootschap die geldig bestaat in het recht van een EU-lidstaat, haar werkelijke zetel naar het buitenland wil verplaatsen, mag die lidstaat het behoud van de rechtspersoonlijkheid aan beperkingen onderwerpen. Een geldig naar het recht van een lidstaat opgerichte vennootschap moet erkend worden door de andere lidstaten indien zij zich rechtsgeldig verplaatst en mag niet belemmerd worden in de uitoefening van haar vestigingsvrijheid. Een vennootschap heeft het recht om d.m.v. een filiaal activiteiten in andere lidstaten te ontplooien. Elke lidstaat is vrij om zijn eigen conflictenregels op te stellen en zijn vrij om te bepalen welke binding een vennootschap met het eigen land moet hebben om voor het verlenen en voor het behoud van de rechtspersoonlijkheid onder de eigen regels te vallen.
5.12.4 Erkenning van vreemde rechtspersonen Vreemde rechtspersonen worden in België erkend. Deze erkenning is echter niet onvoorwaardelijk. Een geveinsde vreemde rechtspersoon kan worden ontmaskerd als zijn bestuurscentrum in België ligt. Een andere beperking ligt in een eventuele strijdigheid met de internationale openbare orde. Een filiaal dat in België ligt zal onderworpen zijn aan de vereisten van Belgisch recht.
73
5.12.5 Exequatur van vreemde rechterlijke beslissingen betreffende vennootschappen Brussel I-Vo De algemene Europese regeling inzake erkenning en uitvoerbaarverklaring is van toepassing (zie pagina 21-22).
Wb.IPR Art.115 Wb.IPR: • •
Art.25 Wb.IPR: Algemene weigeringsgronden. Art.35, 1 Wb.IPR: De buitenlandse beslissing wordt niet erkend indien zij betrekking heeft op de geldigheid, werking, ontbinding of vereffening van een rechtspersoon en de voornaamste vestiging van die rechtspersoon op het ogenblik van het instellen van de vordering in België was gevestigd.
5.13 De insolventieprocedures 5.13.1 De Europese Insolventieverordening Algemeen Gemengd systeem: • •
Hoofdprocedure: universeel Lokale procedures: territoriaal, ondergeschikt aan de hoofdprocedure, curatoren hebben rapporterings- en samenwerkingsplicht
Art.1, 2 Insolventie-Vo: Verordening niet van toepassing op insolventieprocedures betreffende verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen ene venmin inzake beleggingsondernemingen die diensten verrichten welke het houden van geld of effecten van derden behelzen en inzake instellingen voor collectieve belangen.
74
Toepassingsgebied Art.47 Insolventie-Vo: De verordening treedt in werking op 31 mei 2002 en is van toepassing op insolventieprocedures die na die datum werden geopend. Art.1 Insolventie-Vo: De verordening is van toepassing op grensoverschrijdende collectieve procedures, die op insolventie van de schuldenaar berusten en die ertoe leiden dat deze schuldenaar het beheer en de beschikking over zijn vermogen geheel of ten dele verliest en dat een curator wordt aangewezen. Art.3 Insolventie-Vo: De verordening geldt voor de rechters van de lidstaten van de EU, uitgezonderd Denemarken. De verordening is van toepassing indien het centrum van de voornaamst belangen van de schuldenaar zich in een lidstaat bevindt. De insolventie slaat uitsluitend op goederen in de EG-lidstaat gelegen. Voor goederen buiten het EGgebied gelden de regels niet. Voor vennootschappen en rechtspersonen wordt het centrum behoudens tegenbewijs vermoed samen te vallen met de statutaire zetel. Art.44 Insolventie-Vo: De verordening primeert binnen haar toepassingsgebied op een aantal verdragen die tussen lidstaten waren gesloten.
Bevoegdheidsregels Art.3, 1 Insolventie-Vo: Uitsluitende bevoegdheid komt toe aan de rechter van de lidstaat, waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar zich bevinden. De verordening laat wel toe dat er separaat van de hoofdprocedure ook nevenfaillissementen worden geopend door een rechter van een andere lidstaat, indien de schuldenaar een vestiging heeft op het grondgebied van die staat.
Toepasselijk recht Art.4, 1 Insolventie-Vo: De wet van de rechter die bevoegd is, beheerst de voorwaarden voor het openen, regelen en afwikkelen van het faillissement. Dit geldt voor de hoofdprocedure zowel als voor secundaire procedures. Art.4, 2 Insolventie-Vo: Toepassingsgebied toepasselijk recht.
75
5.13.2 Het Wb.IPR → Van toepassing op procedures die buiten het toepassingsgebied van de Insolventieverordening vallen.
Specifieke en gemeenrechtelijke bevoegdheidsregels Art.118 Wb.IPR: Belgische rechters zijn bevoegd om een insolventieprocedure te openen die gevolgen heeft voor het gehele vermogen van de schuldenaar (hoofdprocedure), indien ofwel de voornaamste vestiging of de statutaire zetel van een rechtspersoon in België gelegen is. Indien de voornaamste vestiging in België is gelegen, zijn de Belgische rechters zelfs exclusief bevoegd. LET OP: Algemene bevoegdheidsregels gelden niet!
Toepasselijk recht Art.119, 1 Wb.IPR: De rechter waar de procedure van insolventie loopt, past zijn eigen recht toe. Art.119, 2 Wb.IPR: Toepassingsgebied toepasselijk recht. Art.119, §2-4 Wb.IPR: Uitzonderingen (gelijk aan uitzonderingen in Insolventie-Vo).
Plicht tot samenwerken van de curatoren → Art.120 Wb.IPR
Erkenning Art.121 Wb.IPR: Een buitenlandse beslissing die de opening, het verloop of de sluiting van de insolventieprocedure betreft en niet is uitgesproken op grond van de Insolventieverordening, wordt in België erkend en uitvoerbaar verklaard overeenkomstig artikel 22. Art.121, §4 Wb.IPR: Bevoegdheid rechtbank van koophandel als exequaturrechter! Art.121, §1 Wb.IPR: Een buitenlandse beslissing als hoofdprocedure zal erkend worden indien de voornaamste vestiging van de schuldenaar bij de inleiding van die procedure gelegen was in de staat van de rechter die de beslissing wees. Art.121, §2 Wb.IPR: Buitenlandse beslissing kan in België geen gevolg krijgen indien zij in strijd is met de rechten van partijen, zoals die voortvloeien uit artikel 119. = controle de la loi applicable.
76