procesrecht algemeen Open kaart spelen? E.A. VAN DE KUILEN*
De verhouding tussen artikel 21 Rv en het beslagrekest
De uit artikel 21 Rv voortvloeiende waarheidsplicht geldt ook voor beslagrekesten. In de afgelopen jaren is in opheffingskortgedingen in toenemende mate een beroep gedaan op schending van artikel 21 Rv. In dit artikel wordt aan de hand van de jurisprudentie geschetst welke informatie absoluut in een rekest moet staan en welke informatie in bepaalde omstandigheden weggelaten kan worden. 1.
Artikel 21 Rv
Sinds 2002 bepaalt artikel 21 Rv dat partijen verplicht zijn om de voor een beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. De verplichting tot een juiste en volledige voorlichting van de rechter en de wederpartij geldt voor alle in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering geregelde procedures.1 Uit de memorie van toelichting blijkt dat het niet aangaat dat partijen relevante feiten bewust achterhouden of onjuist weergeven en is de betekenis van artikel 21 Rv hierin gelegen dat de bewuste leugen wordt uitgebannen, daar deze in een modern procesrecht niet aanvaardbaar is.2 De rechter mag niet op het verkeerde been worden gezet door het aanvoeren van onjuiste feitelijke stellingen en ook niet door onvolledige stellingen. Dit geldt in elk stadium van de procedure.3 Op grond van artikel 21 Rv hoeven partijen niet alle, maar alleen de voor de oplossing van het geschil relevante feiten aan te dragen. Deze feiten moeten juist zijn. Partijen mogen de feiten niet welbewust verdraaien. Dat de feiten op een bepaalde wijze worden weergegeven en geïnterpreteerd wordt wel toegelaten. De rechter mag artikel 21 Rv ambtshalve toepassen. De rechter kan daaraan, ook zonder dat partijen daar specifiek over hebben gedebatteerd, gevolgen verbinden. Dit levert geen ongeoorloofde verrassingsbeslissing op, tenzij uit het processuele debat blijkt dat partijen met een dergelijke beslissing en de gevolgen daarvan geen rekening behoefden te houden.4
Een partij kan ook een beroep doen op schending van deze bepaling en de rechter verzoeken een passende gevolgtrekking te maken. Het is denkbaar dat de rechtbank op basis van de processtukken tot een inhoudelijke beslissing is gekomen, dit sluit echter niet uit dat het hof tot het oordeel komt dat artikel 21 is geschonden en op basis van de naar zijn oordeel gebrekkige informatie een beslissing neemt die in overeenstemming hiermee leidt tot de gevolgtrekkingen over de draagkracht van beide partijen die het hof in deze context geraden acht.5 Overigens dient een advocaat zich op grond van de Gedragsregels 19926 te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn. De tuchtrechter heeft hierover aangegeven dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkomt. Daarbij mag hij in het algemeen afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft meegedeeld zonder verplicht te zijn de juistheid daarvan te onderzoeken, tenzij het gaat om feiten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij niet waar zijn.7 In die laatste situatie is onderzoek geboden. Laat een advocaat dit na, dan kan er sprake zijn van klachtwaardig handelen. 2.
Beslagrekesten
Ook in een beslagrekest dient een partij de relevante feiten naar waarheid op te nemen. Dit wordt sinds ja-
*
Mr. E.A. van de Kuilen is advocaat bij AKD in Breda en medewerker van dit tijdschrift.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9675, r.o. 3.3. MvT, Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 146-147. Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 21 Rv, aant. 1, Deventer: Kluwer (losbladig). Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 21 Rv, aant. 3, Deventer: Kluwer (losbladig). HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9675, r.o. 3.3. Regel 30 Gedragsregels 1992. Raad van Discipline Arnhem, 8 juni 2012, ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3015.
Tijdschrift voor de Procespraktijk 2014-3
71
Open kaart spelen?
nuari 2008 ook expliciet aangegeven in de Beslagsyllabus.8 Als toelichting wordt daarbij aangegeven dat deze plicht zeker moet gelden omdat ex parte (zonder dat de gerekwestreerde eerst wordt gehoord) op een beslagrekest wordt beslist. Misleiding door onvoldoende toelichting in het beslagrekest kan de voorzieningenrechter reden geven om een latere vordering tot opheffing van het beslag om die reden toe te wijzen. Sinds februari 2011 vermeldt de Beslagsyllabus ook het volgende:9 ‘Zo dient in het beslagrekest melding gemaakt te worden van alle in Nederland of in het buitenland lopende, doorlopende of beëindigde procedures die relevant zijn voor een goede beoordeling van de zaak, waaronder mede begrepen eerder ingediende beslagrekesten. Hoewel een andere rechtbank na een afwijzing of intrekking formeel bevoegd kan zijn een nieuw verzoek te behandelen, is het in strijd met de beginselen van de goede procesorde dat de verzoeker bij een (dreigende) afwijzing zijn geluk elders nog eens beproeft, zonder ten minste open kaart te spelen.’ In de Beslagsyllabus wordt verder verwezen naar enkele relevante uitspraken.10 Kortom: er bestaat geen discussie over het feit dat artikel 21 Rv ook geldt voor een beslagrekest. Overigens kan de rechter als een rekest onvoldoende informatie bevat, de verzoeker een tweede kans geven.11 De behandelend secretaris dient dan namens de voorzieningenrechter aan de advocaat van de verzoeker telefonisch om een toelichting te vragen. Dit dient dan te worden beschouwd als het horen van de verzoeker. De aanvullende informatie moet in een aangevuld of verbeterd rekest worden vermeld, zodat de gerekwestreerde daarop in een eventueel opheffingskortgeding kan reageren. Er wordt maar één keer de gelegenheid gegeven tot aanvullen of verbeteren van het rekest. Als het rekest dan nog niet in orde is, wordt het verzoek gemotiveerd afgewezen. Het verschaffen van aanvullende informatie in een brief of via nadere producties is overigens onvoldoende.12 Het rekest zelf dient te worden gewijzigd. 3.
Toename beroep op artikel 21 Rv
In de afgelopen jaren lijkt er in toenemende mate in opheffingskortgedingen een beroep te worden gedaan op een schending van artikel 21 Rv.13 Een mogelijke verklaring daarvoor is dat de waarheidsplicht ex artikel 21 Rv over het algemeen bekender is geworden bij advocaten. Daarnaast heeft artikel 21 Rv in een beslagpro-
cedure een toegenomen betekenis omdat sinds juni 2011 een beslagrekest meer inhoudelijke informatie dient te bevatten. In vervolg op het in opdracht van de Raad voor de rechtspraak uitgebrachte rapport Conservatoir beslag in Nederland (M. Meijsen & A.W. Jongbloed)14 is de Beslagsyllabus in juni 2011 gewijzigd. Sindsdien bepaalt de syllabus onder meer dat in het beslagrekest de grondslag van de vorderingen en de verweren van de schuldenaar vermeld moeten worden. Bij het rekest moeten de relevante bewijsstukken worden gevoegd, bijvoorbeeld het contract, de openstaande facturen dan wel het bewijs omtrent het bestaan van een vordering op grond van onrechtmatige daad. Ook dient te worden aangetoond dat de schuldenaar reeds is aangesproken tot betaling. In het beslagrekest moet verder worden gemotiveerd waarom het beslag nodig is en waarom is gekozen voor beslag op de in het beslagrekest genoemde goederen en waarom niet een minder bezwarend beslagobject mogelijk is. Zo is beslag op een onroerende zaak minder bezwarend dan een derdenbeslag onder de bank. Kortom: meer informatie verschaffen aan de voorzieningenrechter in een rekest. Een schuldenaar zal bij een beslag kritisch (laten) kijken naar de inhoud van een rekest. Is een rekest in lijn met de Beslagsyllabus en is de verschafte informatie juist en volledig? Als dat niet het geval is, kan er een opheffingskortgeding worden gedaan op een schending van artikel 21 Rv. Overigens is een expliciet beroep op artikel 21 Rv niet vereist. Dit artikel mag ambtshalve worden toegepast. Het kan echter wel invloed hebben op het oordeel van de rechter of er een expliciet beroep is gedaan op schending van de waarheidsplicht. Uit een uitspraak van 2013 volgt dat het verzwijgen van de tegenvordering van de gerekwestreerde in een rekest, bij de voorzieningenrechter leidde tot de conclusie dat er wezenlijke informatie was verzwegen in het beslagverzoek, hetgeen een schending oplevert van artikel 21 Rv. Ook al omdat de beslagene geen opheffing op die grond heeft gevorderd vond de voorzieningenrechter in dit geval onvoldoende aanleiding om reeds daarom het beslag volledig op te heffen.15 Gezien het voorgaande en om te waarborgen dat de rechter artikel 21 Rv toepast, is het aan te raden om in een opheffingskortgeding waar mogelijk een beroep te doen op artikel 21 Rv. 4.
Toetsing voorzieningenrechters
Op grond van artikel 21 Rv kan de rechter bij een schending van de waarheidsplicht de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. De rechter is daarin vrij.
8. Te vinden via www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-civiel-recht/Documents/Beslagsyllabus.pdf. 9. Beslagsyllabus, p. 4. 10. In de laatste versie wordt verwezen naar Hof Amsterdam 22 november 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BV7108 en Hof Amsterdam 10 januari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV0477. 11. Beslagsyllabus, A onderdeel 6. 12. Rb. Noord-Holland 4 februari 2013, ECLI:NL:RBHAA:2013:BZ0437. 13. Ter illustratie, uit de op rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraken volgt dat in 2011 in drie uitspraken artikel 21 Rv bij conservatoir beslag een rol speelde, in 2013 waren er 15 uitspraken. 14. Zie www.rechtspraak.nl/Organisatie/Publicaties-En-Brochures/Researchmemoranda/Documents/conservatoir%20beslag%20in%20nederland%20-%20zekerheid%20en%20pressiemiddel%20RM%202010-02.pdf. 15. Rb. Rotterdam 13 september 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:7382.
72
Tijdschrift voor de Procespraktijk 2014-3
Open kaart spelen?
Uit de jurisprudentie volgt dat rechters aan het verzwijgen dan wel verdraaien van relevante feiten in een rekest de consequentie van opheffing van het beslag verbinden. Dat gebeurt echter niet altijd. Vaak wegen de rechters af of het verlof ook zou zijn verleend als de ontbrekende feiten wel naar voren zouden zijn gebracht.16 Zo ja, dan wordt er niet overgegaan tot opheffing. Zo nee, dan volgt opheffing wel. Om een gegrond beroep op artikel 21 Rv te voorkomen zou men als vuistregel kunnen hanteren dat in een rekest alle mogelijke relevante informatie gemeld moet worden. Dat is echter niet altijd gewenst. Er zijn situaties denkbaar waarin je als beslaglegger niet alle details van een geschil wenst te melden, bijvoorbeeld als er beslag dient te worden gelegd onder een derde, en deze (rechts)persoon is een gezamenlijke relatie. Gezien de relatie van de beslaglegger met de derde kan het wenselijk zijn om niet alle details van het geschil in het rekest te zetten. De derde ontvangt immers een afschrift van het verlof van de voorzieningenrechter en van het verzoekschrift waarop het verlof is gegeven (artikel 719 Rv). Een andere reden om niet alles te vermelden kan gelegen zijn in de wens om een rekest overzichtelijk en leesbaar te houden. Om deze reden kan een verzoeker ervoor kiezen om de historie van bijvoorbeeld een langlopend geschil alleen in een paar zinnen en niet in detail te schetsen. Voor de praktijk is van belang om zicht te krijgen op welke informatie nu wel en welke informatie nu niet te vermelden. In het algemeen lijkt het voldoende om het verweer van de gerekwestreerde in een rekest summier te noemen.17 Artikel 21 Rv gaat niet zover dat de (rechts)gevolgen die het verstrekken van verlof zal hebben ook moeten worden gemeld.18 Verder zijn er de volgende situaties denkbaar: a. het beslagrekest is qua feiten onjuist of onvolledig; b. in het beslagrekest wordt een eerdere procedure tussen partijen niet genoemd; c. in het beslagrekest staat niet dat er al eerder een beslagrekest is ingediend dan wel verlof is verkregen. Aan de hand van de jurisprudentie zal elke situatie worden besproken.19
16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26.
a. Onvolledige of onjuiste feiten Het niet noemen van de juiste afspraken of de voorzieningenrechter onjuist informeren leidt over het algemeen tot opheffing van beslagen. In de onderhavige gevallen werd het beslag opgeheven: – In het rekest kwam niet naar voren dat juist op verzoek van verzoekster bepaalde afspraken niet waren uitgevoerd.20 – In het rekest staat dat de roerende zaken geen handelsvoorraden betreffen. Dat blijkt wel het geval te zijn. Verder wordt verzwegen dat de bewaarder niet onafhankelijk is, gezien de eerdere arbeidsverhouding met de gerekwestreerde.21 – Het verzoekster bekende verweer van gerekwestreerden staat niet in het rekest.22 – In het rekest staat dat de te beslaan onroerende zaak eigendom is van de gerekwestreerde, terwijl hij gerechtigd was tot de onverdeelde helft.23 – Aan het verzochte verlof tot beslaglegging is een andere overeenkomst ten grondslag gelegd dan de overeenkomst waarop verzoekster zich in een andere procedure in het kader van haar verweer heeft beroepen en waarop – volgens haar – het beslag is gegrond.24 Uit de jurisprudentie blijkt dat de rechter afweegt of de schending dusdanig is dat dit moet leiden tot een opheffing van het beslag. Deze afweging valt soms ook in het voordeel van de beslaglegger uit. Zo werd in een zaak uit 2012 waar een contractsovername niet was genoemd in het rekest, niet tot opheffing geoordeeld. In het rekest stond dat de vordering van de verzoekster was gebaseerd op een overeenkomst tot schadevergoeding tussen verzoekster en gerekwestreerden. Dat was niet juist. De overeenkomst was in eerste instantie gesloten met een ander en verzoekster was via contractsoverneming partij geworden. Het niet vermelden van deze contractsovername werd door de rechter niet als dusdanig in strijd met artikel 21 Rv geoordeeld dat op deze grond de beslagen zouden moeten worden opgeheven.25 b. Eerdere procedures Het komt in de praktijk met enige regelmaat voor dat verzoeker in een rekest geen aandacht schenkt aan een andere of eerder gevoerde procedure tussen verzoeker en gerekwestreerde. Ook hier geldt weer dat het verzwijgen van deze informatie in het algemeen leidt tot opheffing van de beslagen. In een rekest moet aandacht worden besteed aan relevante Nederlandse26 of buiten-
Zie bijvoorbeeld Rb. Amsterdam 22 januari 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BY9890. Rb. Oost-Brabant 11 februari 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ2108. Rb. Oost-Nederland 30 januari 2013, ECLI:NL:RBONE:2013:BZ2362. De jurisprudentie tot 31 januari 2014 is meegenomen in dit artikel. Rb. Haarlem 10 juli 2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ3022. Rb. Haarlem 16 januari 2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:BV3921. Rb. Amsterdam 29 januari 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ0805. Rb. Overijssel 29 juli 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:1654. Rb. Den Haag 10 september 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:11645. Rb. Amsterdam 16 juli 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX1660. Een verzoek voor een maritaal beslag wordt afgewezen omdat verzoeker in strijd met de waarheid heeft gezegd dat gerekwestreerde de woning zonder zijn toestemming heeft verkocht. De voorzieningenrechter was ambtshalve bekend met het vonnis van zijn collega voorzieningenrechter waarin de machtiging tot verkoop aan gerekwestreerde was verleend, zie Rb. Alkmaar 20 december 2012, ECLI:NL:RBALK:2012:BY6992.
Tijdschrift voor de Procespraktijk 2014-3
73
Open kaart spelen?
landse beschikkingen en vonnissen27 die betrekking hebben op hetzelfde geschil.28 Ook dienen lopende procedures genoemd te worden. De beslagrechter heeft bij bekendheid met de procedure de mogelijkheid dat oordeel af te wachten alvorens een beslissing te geven op het beslagrekest.29 c. Eerder rekest In een rekest wordt niet altijd aangegeven dat er eerder bij een andere rechtbank een rekest is ingediend dan wel dat er eerder verlof is gekregen voor een beslag. Over de gevolgen van het niet melden van deze informatie wordt verschillend gedacht. De jurisprudentie laat een genuanceerd beeld zien, de omstandigheden van het geval geven vaak de doorslag voor het al dan niet opheffen van een beslag in deze situatie. Als de rechter vermoedt dat gegevens opzettelijk zijn verzwegen, dan wel als er bijkomende omstandigheden zijn, wordt het beslag meestal opgeheven. Het niet noemen van het intrekken van een eerder rekest omdat er door de griffie verhinderdata voor een mondelinge behandeling30 dan wel nadere vragen zijn gesteld31 is kwalijk. Ook als er na het eerdere beslag een opheffingskortgeding heeft plaatsgevonden dient dit te worden gemeld.32 Aan de andere kant blijkt uit de jurisprudentie dat het soms is toegestaan om meerdere rekesten bij meerdere rechtbanken tegelijk in te dienen zonder dit te melden.
De rechter ging er in die zaak van uit dat de verzoeker niet bewust had gepoogd om de voorzieningenrechters een onvolledige voorstelling van zaken te geven.33 Ook is het mogelijk dat een tweede rekest werd ingediend om een fout in het eerste rekest (bijvoorbeeld een onjuiste begroting) te herstellen. Dat werd niet gemeld, maar dit verzuim werd niet zo groot geacht dat reeds op deze grond het beslag kan worden opgeheven.34, 35 Het melden van een eerder rekest in een begeleidende brief bij een rekest lijkt voldoende te zijn.36 Ook hoeven niet alle details van het eerdere beslag te worden genoemd, het niet noemen van de nietigheid van een eerder beslag (vanwege het ontbreken van overbetekening) is al eens toegestaan.37 Kortom: een genuanceerd beeld. Het niet noemen van een eerder rekest dan wel verlof leidt niet direct tot opheffing van een beslag.38 Mocht de voorzieningenrechter echter het idee krijgen dat er bewust informatie is verzwegen, met al dan niet het doel om de voorzieningenrechter te misleiden, dan zal er echter wel worden overgegaan tot opheffing van het beslag. Een vergissing daarentegen lijkt wel te worden vergeven. 5.
Conclusie
Artikel 21 Rv speelt een belangrijke rol bij conservatoir beslag. Als de rechter bij een verzoek om verlof al vermoedt dat een en ander niet juist is weergegeven, kan
27. De beslaglegger heeft in het rekest geen melding gemaakt van een ICAC-vonnis en drie voor haar zeer ongunstige Russische vonnissen, die betrekking hadden op hetzelfde geschil. Dit had gemeld moeten worden ten einde de rechter een zo volledig mogelijk beeld van de verhouding tussen partijen te geven. Bij de beslagrechter kon nu door de volledige weglating van de eerdere procedure geen vraag hierover rijzen, Hof Amsterdam 10 januari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV0477. 28. Zie ook Rb. Midden-Nederland 19 juli 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:3231; Rb. Amsterdam 12 maart 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ7789; Rb. Arnhem 18 november 2008, ECLI:NL:RBARN:2008:BG6216. 29. In een rekest is geen melding gemaakt van een lopende kortgedingprocedure tussen partijen. Dit had moeten worden vermeld in het rekest, te meer nu ter zitting in die procedure de stellingen die beslagene aan haar beslagrekest ten grondslag heeft gelegd onderwerp van debat zijn geweest, zie Rb. Den Haag 17 juli 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:9448. 30. Een beslagrekest bij de Rechtbank Amsterdam is ingetrokken nadat de griffie om opgave van verhinderdata voor een mondelinge behandeling verzocht. In een nieuw rekest voor een andere rechtbank is dit niet gemeld. De voorzieningenrechter meent dat het in strijd is met de beginselen van een goede procesorde dat de verzoeker na een beslagrekest te hebben ingediend zijn geluk elders beproeft zonder daarover open kaart te spelen. De voorzieningenrechter weegt deze omstandigheid mee in het kader van de belangenafweging, zie Rechtbank Rotterdam 28 maart 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:BZ6869. 31. Bij de Rechtbank Haarlem werd een rekest ingediend waarin stond vermeld: ‘Wij (fungerend-)Voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden, gezien bovenstaand verzoekschrift, begroten de vordering van verzoeker op € [●] en staan verzoeker toe het beslag te leggen zoals verzocht’. Dit deed bij de voorzieningenrechter het vermoeden ontstaan dat eenzelfde beslagrekest eerder bij de voorzieningenrechter te Leeuwarden was ingediend. De griffier heeft daarover telefonisch navraag gedaan. Naar aanleiding daarvan heeft de advocaat van de verzoekster het rekest verbeterd en aangegeven dat er eerder een verzoekschrift bij de Rechtbank Leeuwarden was ingediend, dat was ingetrokken voordat daarop is beslist. Ter zitting is verder gebleken dat door de griffier van de Rechtbank Leeuwarden kritische vragen waren gesteld en om een nadere motivering was gevraagd voor het te leggen beslag. Ook deze informatie is niet in het originele noch in het gewijzigde rekest vermeld. Het verlof is geweigerd. Het hof bekrachtigt de afwijzing van het rekest, zie Hof Amsterdam 22 november 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BV7108, JBPr 2012/52, m.nt. M.R. van Zanten. 32. De voorzieningenrechter weigert een verlof omdat in het rekest geen melding is gemaakt van een eerder gevraagd en verleend verlof en evenmin van het opheffingskortgeding en de herbegroting die daarin heeft plaatsgevonden, zie Rb. Amsterdam 7 april 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3375. 33. Rb. Rotterdam 10 januari 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:BY9073. 34. Er is een rekest bij de Rechtbank Utrecht ingediend waarin de verzoekster heeft aangegeven dat de schade € 160 000 bedraagt. De verzoekster heeft de rechter verzocht de schade voorlopig te begroten op € 25 000. Daar is ook verlof voor verleend. Daarna heeft de beslaglegger een rekest bij de Rechtbank Amsterdam ingediend met het verzoek om de vordering te begroten op € 200 000 zonder het eerste rekest te noemen. Dit wordt toegestaan, de voorzieningenrechter meent dat de beslagene had moeten begrijpen dat er in dit geval sprake was van een kennelijke verschrijving in het eerste beslagrekest en dat deze hersteld werd door het tweede rekest. Dit had moeten worden gemeld, maar dit verzuim wordt niet zo groot geacht dat reeds op deze grond het beslag kan worden opgeheven. In hoger beroep wordt dit oordeel in stand gelaten, zie Rb. Amsterdam 3 juli 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX1655 en Hof Amsterdam 2 april 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3127. 35. Zie verder Rb. Amsterdam 22 januari 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BY9890, waar het niet melden van een eerder rekest ook werd togestaan. 36. In het rekest staat niet dat er eerder verlof is verleend bij een andere rechtbank voor een conservatoir beslag. Dit staat echter wel in de begeleidende brief bij het rekest, rechter oordeelt dat er geen schending is van artikel 21 Rv, zie Rb. Oost-Nederland 27 februari 2013, ECLI:NL:RBONE:2013:BZ2690. 37. Hof Amsterdam 7 mei 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:1472. 38. Zie verder nog Rb. Amsterdam (ktr.) 22 januari 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ2094.
74
Tijdschrift voor de Procespraktijk 2014-3
Open kaart spelen?
het verlof worden afgewezen. In een opheffingskortgeding kan de rechter ambtshalve artikel 21 Rv toepassen. Vaak doet de beslagene ook een beroep op de schending van de waarheidsplicht. Als de rechter meent dat deze verplichting niet is nageleefd, dan kan hij daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Uit de jurisprudentie blijkt dat als er relevante feiten of een eerdere procedure is verzwegen, er meestal besloten wordt tot opheffing van de beslagen. Het niet noemen van een eerder ingediend beslagrekest of verkregen verlof wordt onder omstandigheden toegelaten. Als de voorzieningenrechter vermoedt dat een en ander opzettelijk niet is genoemd, dan zal opheffing over het algemeen volgen.
Tijdschrift voor de Procespraktijk 2014-3
75