01-Int.ec.ontw.bedr-H1
26-02-2010
08:58
Pagina 9
© 2010 Noordhoff Uitgevers
1 De onderneming in de wereldeconomie Meerkeuzevragen › § 1.1
1.1
Globalisering is een proces a van wereldwijde economische integratie door een sterke toename van de internationale handel en investeringen. b waarbij de wereldproductie sneller groeit dan de wereldhandel. c waarbij de intraregionale handel tussen landen sterk toeneemt. d van wereldwijde economische integratie die noodzakelijk is door een toename van de handelsbelemmeringen.
› § 1.1
1.2
Globalisering is met name mogelijk gemaakt door een aantal ontwikkelingen in de wereldeconomie. Tot deze ontwikkelingen behoort niet a een reductie van de handelsbelemmeringen tussen landen. b deregulering van het kapitaalverkeer. c een verbetering van de transporttechnologie. d een wereldwijde verlaging van de belastingen.
› § 1.1
1.3
Global sourcing is een ondernemingsstrategie die is gericht op a de vestiging van bedrijfsprocessen in die delen van de wereld waar de kosten en de toegevoegde waarde het meest gunstig zijn. b wereldwijde spreiding van de afzet. c productie in lagelonenlanden. d productie in industrielanden.
› § 1.2
1.4
Tot de beschermde sector in een economie behoort a de industrie. b de landbouw. c de gezondheidszorg. d het transport.
› § 1.2
1.5
Absolute kostenverschillen tussen landen bepalen a niet of er handel tussen landen mogelijk is, maar wel hoe groot de welvaartsverschillen tussen landen zijn. b wel of er handel tussen landen mogelijk is en ook hoe groot welvaartsverschillen tussen landen zijn. c niet of er handel tussen landen mogelijk is en ook niet hoe groot de welvaartsverschillen tussen landen zijn. d wel of er handel tussen landen mogelijk is, maar niet hoe groot de welvaartsverschillen tussen landen zijn.
Oefeningen hoofdstuk 1 9
01-Int.ec.ontw.bedr-H1
26-02-2010
08:58
Pagina 10
© 2010 Noordhoff Uitgevers › § 1.2
1.6
Gegeven zijn de volgende kosten voor een koelkast en een stereotoren in Nederland en Singapore (uitgedrukt in euro’s):
Nederland
Singapore
––––––––––––
––––––––––
––––––––––
Koelkast Stereotoren
600 200
250 150
Gegeven deze productiekosten zal a Nederland koelkasten exporteren en stereotorens importeren. b Nederland stereotorens exporteren en koelkasten importeren. c geen handel tussen beide landen mogelijk zijn. d Nederland zowel koelkasten als stereotorens importeren. › § 1.2
1.7
Gegeven zijn de volgende kosten voor een koelkast en een stereotoren in Nederland en Singapore (uitgedrukt in euro’s):
Nederland
Singapore
––––––––––––
––––––––––
––––––––––
Koelkast Stereotoren
1000 200
250 100
Gegeven deze productiekosten bedragen de comparatieve kosten voor koelkasten en stereotorens: Nederland Singapore a 1 koelkast = 5 stereotorens 1 koelkast = 2,5 stereotorens b 1 koelkast = 4 stereotorens 1 koelkast = 2 stereotorens c 1 koelkast = 10 stereotorens 1 koelkast = 1,25 stereotorens d 1 koelkast = 3 stereotorens 1 koelkast = 3 stereotorens › § 1.2
1.8
In Nederland bedragen de kosten van het produceren van een fiets en een stereotoren respectievelijk 1.000 en 500. In Taiwan bedragen deze kosten respectievelijke 250 en 100. In deze situatie a is geen handel tussen Nederland en Taiwan mogelijk. b is handel tussen Taiwan en Nederland mogelijk, waarbij alleen Nederland welvaartswinst boekt. c is handel tussen Taiwan en Nederland mogelijk, waarbij beide landen welvaartswinst boeken. d is handel tussen Taiwan en Nederland mogelijk, waarbij alleen Taiwan welvaartswinst boekt.
10 Oefeningen hoofdstuk 1
01-Int.ec.ontw.bedr-H1
26-02-2010
08:58
Pagina 11
© 2010 Noordhoff Uitgevers › § 1.2
1.9
De kosten per eenheid graan en zuivel bedragen in Oostenrijk en Nederland:
––––––––––––
Nederland Oostenrijk
Graan
Zuivel
–––––––
–––––––
20 40
50 150
Als Nederland (N) en Oostenrijk (O) handel gaan drijven, zullen de relatieve prijzen van de producten zich als volgt ontwikkelen: Prijs van graan Prijs van zuivel a N stijgt; O daalt N daalt b N stijgt; O daalt N daalt; O stijgt c N daalt; O stijgt N stijgt; O daalt d N stijgt; O daalt N stijgt; O daalt › § 1.2
1.10
De kosten per eenheid graan en zuivel bedragen in Oostenrijk en Nederland:
––––––––––––
Nederland Oostenrijk
Graan
Zuivel
–––––––
–––––––
20 40
40 80
In deze situatie a is geen handel tussen Nederland en Oostenrijk mogelijk. b is handel tussen Nederland en Oostenrijk mogelijk, waarbij alleen Nederland welvaartswinst boekt. c is handel tussen Nederland en Oostenrijk mogelijk, waarbij beide landen welvaartswinst boeken. d is handel tussen Nederland en Oostenrijk mogelijk, waarbij alleen Oostenrijk welvaartswinst boekt. › § 1.2
1.11
Comparatieve kostenverschillen hangen onder andere af van de relatieve overvloed van de productiefactoren arbeid en kapitaal. In een land met een relatieve overvloed aan arbeid zal het loon aanvankelijk relatief a laag zijn en door een toename van de export van arbeidsintensieve producten zal het loon verder dalen. b laag zijn, maar door een toename van de export van arbeidsintensieve producten zal het loon stijgen. c hoog zijn, maar door een toename van de export van arbeidsintensieve producten zal het loon dalen. d laag zijn, maar door een afname van de export van arbeidsintensieve producten zal het loon stijgen.
Oefeningen hoofdstuk 1 11
01-Int.ec.ontw.bedr-H1
26-02-2010
08:58
Pagina 12
© 2010 Noordhoff Uitgevers › § 1.2
1.12
Comparatieve kostenverschillen hangen onder andere af van de relatieve overvloed van de productiefactoren arbeid en kapitaal. Een land met een relatieve overvloed aan kapitaal zal a kapitaalintensieve producten exporteren, waardoor de prijs van kapitaal stijgt en de prijs van arbeid daalt. b kapitaalintensieve producten exporteren, waardoor de prijs van kapitaal daalt en de prijs van arbeid stijgt. c kapitaalintensieve producten exporteren, waardoor zowel de prijs van arbeid als de prijs van kapitaal stijgen. d kapitaalintensieve producten importeren, waardoor de prijs van kapitaal stijgt en de prijs van arbeid daalt.
› § 1.2
1.13
Handelsstromen tussen landen kunnen worden verklaard met behulp van theorie van de productlevenscyclus. In de introductie- en beginnende groeifase zal de productie voornamelijk plaatsvinden in a industriële landen. b ontwikkelingslanden. c lagelonenlanden. d landen waarvan de wisselkoers apprecieert.
› § 1.2
1.14
Het verschil tussen eigen buitenlandse productie en een zelfstandige buitenlandse vestiging is dat bij een zelfstandige buitenlandse vestiging a alle bedrijfsprocessen ook in het buitenland plaatsvinden. b de bedrijfsprocessen productie, verkoop en service ook in het buitenland plaatsvinden. c het bedrijfsproces verkoop ook in het buitenland plaatsvindt. d er geen onderscheid wordt gemaakt tussen binnen- en buitenlandse bedrijfsprocessen.
› § 1.2
1.15
Een pionier kenmerkt zich door een a egocentrische houding. b etnocentrische houding. c polycentrische houding. d geocentrische houding.
› § 1.2
1.16
Een wereldwijde netwerkorganisatie kenmerkt zich door een a egocentrische houding. b etnocentrische houding. c polycentrische houding. d geocentrische houding.
› § 1.2
1.17
Een multinational kenmerkt zich door a veel geïnternationaliseerde bedrijfsfuncties en een grote autonomie van de buitenlandse vestigingen. b weinig geïnternationaliseerde bedrijfsfuncties en een grote autonomie van de buitenlandse vestigingen. c veel geïnternationaliseerde bedrijfsfuncties en een beperkte autonomie van de buitenlandse vestigingen. d weinig geïnternationaliseerde bedrijfsfuncties en een beperkte autonomie van de buitenlandse vestigingen.
12 Oefeningen hoofdstuk 1
01-Int.ec.ontw.bedr-H1
26-02-2010
08:58
Pagina 13
© 2010 Noordhoff Uitgevers › § 1.2
Een wereldwijde netwerkorganisatie kenmerkt zich door a veel geïnternationaliseerde bedrijfsfuncties en een grote autonomie van de buitenlandse vestigingen. b weinig geïnternationaliseerde bedrijfsfuncties en een grote autonomie van de buitenlandse vestigingen. c veel geïnternationaliseerde bedrijfsfuncties en een beperkte autonomie van de buitenlandse vestigingen. d weinig geïnternationaliseerde bedrijfsfuncties en een beperkte autonomie van de buitenlandse vestigingen.
1.18
Opgaven › § 1.1
1.19
Gegeven is de tabel hiernaast over de export van goederen en diensten van enkele landen in 1990 en 2005. a Welke landen kenmerken zich door een zeer open economie? Heeft u daar een verklaring voor? b Wat verstaan we onder globalisering en welke invloed heeft globalisering op de verhouding tussen export en bruto binnenlands product?
Export van goederen en diensten (als percentage van het BBP) 1990
2005
–––––––––––––––––
–––––
–––––
Verenigde Staten Japan Duitsland Nederland België Hongkong
10 10 25 56 69 131
10 13 40 71 87 198
19
26
Wereld
Bron: UNDP, Human Development report, 2007-2008
› § 1.1
1.20
a
b
c d
› § 1.2
1.21
De kosten van de productie van één ton graan en 1 000 liter melk in Productiekosten van een ton suiker en een ton graan (uitgedrukt in euro’s) Nederland en Zwitserland zijn in de tabel hiernaast weergegeven. Graan Melk Bereken de comparatieve kosten –––––––––––– –––––– –––––– van een ton graan in Nederland Nederland 400 100 en Zwitserland. Zwitserland 600 300 Waardoor zouden absolute en comparatieve kostenverschillen tussen Nederland en Zwitserland op landbouwgebied kunnen ontstaan? Hoe ziet het specialisatiepatroon eruit als Nederland en Zwitserland met elkaar handelen? Aan welke voorwaarde moet de internationale ruilverhouding tussen graan en melk voldoen? In het maandblad van de EVD, Buitenlandse markten, worden exporteurs geïnterviewd. In juni 2002 werd mevrouw L. Limpens, directeur van Liliane BV, ondervraagd:
Oefeningen hoofdstuk 1 13
01-Int.ec.ontw.bedr-H1
26-02-2010
08:58
Pagina 14
© 2010 Noordhoff Uitgevers Basisgegevens: Bedrijf: Liliane BV, Meerssen Activiteit: Ontwerp en productie van innovatieve speelmeubelen Aantal medewerkers: 1 vast plus enkele freelance; productie is uitbesteed Actief in: Duitsland, België, Luxemburg, Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zweden, Denemarken, VS en Rusland Aandeel export in de omzet: 4% Internationaal actief sinds: 2000 Hoe bent u aan export begonnen? De verkoop in België en Luxemburg beschouw ik niet als export. De eerste stap in Duitsland was de missie met minister Jorritsma naar Berlijn. Op welke manier exporteert U? Ik doe het zelf en direct, zonder intermediairs. Voor de poppenvilla die ik maak, is een agent of vertegenwoordiger niet nodig. Het is een topproduct voor uitsluitend topwinkels. Als je Duitsland zo bekijkt, is het met enkele tientallen winkels erg overzichtelijk. Hoe selecteert u nieuwe markten? Die hoef ik niet te selecteren, want ze zijn zichtbaar. Het concept voor een moderne designpoppenvilla voor poppen van 30 centimeter past in alle welvarende landen. Bent u niet bang dat binnenkort een goedkopere variant van uw poppenvilla op de markt komt, en wat dan? De merknaam Liliane is goed beschermd. Maar het kan natuurlijk gebeuren. Ik ben zelf al aan het kijken of ik de productie kan uitbesteden in Oost-Europa. Verder werk ik aan een tweede product, waar ik nog niets over wil zeggen, behalve dat het volledig nieuw is. Ook zou ik kunnen overwegen zelf een goedkopere versie van de poppenvilla te gaan maken. Ik geloof dat er voor de topkwaliteit die ik nu lever altijd een markt blijft bestaan. (Bron: EVD, Buitenlandse markten, juni 2002)
In 2006 werd de productie van de poppenvilla’s verplaatst naar Duitsland en in 2008 werd een nieuw product (‘poppenvilla light’) geïntroduceerd. Anno 2009 verkoopt Liliane BV haar producten in: Nederland, België, Denemarken, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland, Italië, Spanje, Zweden en Canada. a Onder welk type internationaal werkende onderneming valt Liliane BV?
Motiveer uw antwoord. b In welke mate speelt global sourcing een rol bij Liliane BV? c Zou er een markt zijn voor luxueuze poppenvilla’s buiten Europa?
14 Oefeningen hoofdstuk 1
01-Int.ec.ontw.bedr-H1
26-02-2010
08:58
Pagina 15
© 2010 Noordhoff Uitgevers
Vraagstukken › § 1.1
V1.1
De kosten van de productie van één ton graan en één ton suiker in Productiekosten van een ton suiker en een ton graan (uitgedrukt in euro’s) Brazilië en de EU-15 zijn in de volgende tabel weergegeven. Suiker Graan a Bereken de comparatieve kosten ––––––––– –––––– –––––– van suiker en graan in Brazilië en Brazilië 200 200 de EU-15. EU-15 1200 600 b Hoe zien de handelsstromen eruit als Brazilië en de EU-15 met elkaar handelen? c Aan welke voorwaarde moet de internationale ruilverhouding tussen suiker en graan voldoen, willen zowel de EU-15 als Brazilië profiteren van internationale handel? Stel dat de internationale ruilverhouding wordt: 1 ton suiker = 1,25 ton graan d Laat zien welke hoeveelheden suiker en graan Brazilië en de EU-15 kunnen
produceren en consumeren met een budget van €120.000 voor en na internationale handel. e Alhoewel de comparatieve kostentheorie laat zien dat vrijhandel in agrarische producten de mondiale welvaart kan vergroten, zien we in de praktijk dat protectionisme in de landbouw wijdverbreid is. Hoe is dit te verklaren? f De bescherming van de landbouw speelt een belangrijke rol in het debat over globalisering. Welke posities nemen de advanced economies en de developing countries in dit debat over de landbouw in? › § 1.2
V1.2
Tientallen banen weg bij Philips in Drachten Philips wil 48 banen schrappen bij zijn vestiging in de Friese plaats Drachten. Ook circa vijftig uitzendkrachten verliezen hun tijdelijke baan. In de vestiging worden onder meer scheerapparaten verpakt; het bedrijf wil die werkzaamheden verplaatsen naar Oost-Europa. De verhuizing moet in het voorjaar van 2009
zijn afgerond. Philips probeert de werknemers die moeten vertrekken, naar een nieuwe baan te begeleiden. Bij de Friese tak van Philips werken circa tweeduizend mensen. De belangrijkste productieactiviteit is de fabricage van ■ koppen voor scheerapparaten.
Bron: Trouw, 19 juni 2008
a Wat verstaan we onder global (out)sourcing? b Welke redenen kunnen bedrijven hebben om de bepaalde bedrijfsprocessen
te verplaatsen? c Welke gevolgen hebben globalisering en global sourcing voor het belasting-
en uitgavenbeleid van de Nederlandse overheid?
Oefeningen hoofdstuk 1 15