Checklist arbeidsveiligheid in de onderneming Datum check:
Elf aspecten van het veiligheidsbeleid in het bedrijf en op de afdeling
Inhoud I
Veiligheidsbeleid
2
II
Veiligheidscultuur
3
III Gevaarlijke werkomstandigheden: de techniek en het onderhoud
4
IV Gevaarlijke werkomstandigheden: andere veiligheidsrisico's
5
V
6
Aandacht voor signalen over onveiligheid
VI Extra kwetsbare werknemers
7
VII Voorlichting en onderricht
8
VIII Werkdruk, organisatie van het werk, werktijden
9
IX Bedrijfshulpverlening
10
X
11
Ongevallen
XI Wettelijke rechten en plichten
12
Een meetinstrument, ontwikkeld door Acaleph Opleiding Training en Adviezen, met medewerking van Iwécom Management, Training & Advies © Acaleph, Sittard-Geleen © Iwécom, Beek
1
I Veiligheidsbeleid
JA NEE
1. Is duidelijk wie verantwoordelijk is voor veiligheidsaspecten van het werk? 2. Is er minimaal tweemaal per jaar overleg over het veiligheidsbeleid tussen directie en OR/PVT/VGWM-commissie? 3. Wordt voldoende veiligheidsdeskundigheid (arbodienst, veiligheidskundige, preventiemedewerker) ingeschakeld? 4. Wordt voldoende geïnvesteerd in veiligheid (tijd, geld, mensen, middelen)? 5. Zijn alle veiligheidsrisico’s in de RIE opgenomen? (Zie ook de rubrieken hieronder.) 6. Zijn de veiligheidsrisico’s in de RIE voldoende diepgaand beoordeeld? 7. Zijn de tekortkomingen in veiligheid omgezet in goede (bron)maatregelen in het Plan van Aanpak? 8. Worden de geconstateerde tekortkomingen volgens plan opgelost? 9. Wordt jaarlijks gerapporteerd over de voortgang in arbeidsveiligheid? 10. Zijn ongevallen en incidenten een aanleiding om te leren hoe veiligheidsbeleid beter kan? 11. Worden aanvullende instrumenten ingezet om beter in beeld te krijgen hoe de kwaliteit van het gevoerde veiligheidsbeleid is? 12. Worden veiligheidsvoorschriften alleen uitgevaardigd waar zinvol en nodig? 13. Zijn veiligheidsvoorschriften in eenvoudig en duidelijk Nederlands geformuleerd? 14. Zijn veiligheidsvoorschriften getoetst op hun praktische toepasbaarheid? Totaalresultaat :
2
II Veiligheidscultuur
JA NEE
1. Is de cultuur in de organisatie gericht op veilig werken (voorbeeldfunctie leidinggevenden en management, veiligheidsacties, e.d.)? 2. Gaat veiligheid voor, ook als hierdoor andere (productie)doelstellingen in het gedrang dreigen te komen? 3. Is er actief toezicht op het veilig uitvoeren van werkzaamheden? 4. Worden werknemers of anderen die onveilig gedrag vertonen hierop aangesproken? 5. Is een eventueel sanctiebeleid hoogstens het sluitstuk van veiligheidszorg en wordt dit alleen toegepast als andere aspecten (werkplek, voorlichting, toezicht, arbeidsmiddelen) in orde zijn? 6. Worden ongevallen of incidenten vooral als leermomenten beschouwd (dus niet primair om schuldigen te zoeken en met hen af te rekenen)? 7. Wordt de organisatie van de werkzaamheden zo geregeld dat deze ook veilig kunnen worden uitgevoerd? 8. Wordt bij overtredingen van veiligheidsvoorschriften nagegaan of daar wellicht een reden voor is, die zou moeten leiden tot aanpassing van de voorschriften? Totaalresultaat:
3
III Gevaarlijke werkomstandigheden: de techniek en het onderhoud 1. Zijn de risico’s van stoten of snijden door uitstekende delen van machines en apparaten goed onder controle? 2. Zijn de risico’s van knellen, snijden en pletten door aanraking met bewegende delen van machines en apparaten onder controle? 3. Zijn er voldoende en bereikbare noodstoppen aan machines? 4. Wordt voldoende preventief onderhoud gepleegd (onderhoud, keuringen, onderhoudsregister)? 5. Worden machines, apparaten en installaties onderhouden volgens de voor hen geldende onderhoudsvoorschriften? 6. Worden machines en apparaten stilgezet en ontkoppeld van elektriciteit bij het verhelpen van storingen en uitvoeren van onderhoud? 7. Worden machines en installaties onderhouden door mensen en bedrijven die goed op de hoogte zijn van hun vak? 8. Worden machines en installaties onderhouden door mensen en bedrijven die goed op de hoogte zijn van de veiligheidsrisico's op het bedrijf? Totaalresultaat:
4
JA NEE
IV Gevaarlijke werkomstandigheden: andere veiligheidsrisico’s 1. Zijn de risico’s door gladde vloeren onder controle? 2. Zijn de vloeren ordelijk en netjes waardoor er geen risico’s kunnen ontstaan? 3. Zijn de risico’s doortransport in gebouwen en terreinen (zoals heftrucks) onder controle? 4. Zijn er looproutes voor voetgangers, voldoende breed en gescheiden van transportroutes? 5. Zijn de risico’s van omvallen en wegglijden van gestapelde goederen onder controle? 6. Zijn de risico’s voor het vallen van voorwerpen of het omvallen of instorten van constructies (magazijnstellingen of steigers) onder controle? 7. Zijn de risico’s van vallen van hoogte door ontbrekende of ondeugdelijke trappen, steigers, leuningen en ladders onder controle? 8. Zijn de risico’s in verband met gebruik en onderhoud van elektrische installaties onder controle? 9. Zijn er de risico's met betrekking tot opslag, gebruik, vervoer van gevaarlijke stoffen onder controle? 10. Zijn de risico’s van brand- en explosiegevaar onder controle? Totaalresultaat:
5
JA NEE
V Aandacht voor signalen over onveiligheid 1. Worden gebreken en onveilige werkomstandigheden bij de chef of bedrijfsleiding gemeld? 2. Wordt snel actie ondernomen bij onveilige werkomstandigheden (veiligheidsmaatregelen, reparatie)? 3. Stimuleert de leiding veilig werken door het corrigeren van onveilige werkmethoden (toezicht door de chef)? 4. Wordt er in het werkoverleg of in aparte bijeenkomsten (zoals toolboxmeetings) aandacht besteed aan gevaarlijke situaties en veilig werken? 5. Is er een goed werkende procedure voor het melden van onveilige, ongezonde en ongewenste situaties? 6. Werkt deze procedure ook in die zin dat gemelde knelpunten voortvarend worden opgelost? Totaalresultaat:
6
JA NEE
VI Extra kwetsbare werknemers
JA NEE
1. Worden tijdelijke arbeidskrachten goed geïnstrueerd en geïnformeerd over de veiligheidsrisico's in het werk (inval- en oproepkrachten, flexmedewerkers, e.d.)? 2. Wordt voldoende gecheckt of flexmedewerkers werken volgens de veiligheidsinstructies? 3. Wordt rekening gehouden met de extra beschermende regels voor jeugdigen en jongeren (tot 18 jaar)? 4. Wordt extra zorg gedragen voor de veiligheid bij het werken bij derden (karwei- of projectwerk) of bij alleen-arbeid? Totaalresultaat:
7
VII Voorlichting en onderricht
JA NEE
1. Wordt bij het aannemen van personeel schriftelijk én mondeling instructie gegeven die gericht is op het veilig uitvoeren van de werkzaamheden? 2. Wordt bij veiligheidsinstructie ook getoetst of de werknemer het geleerde in praktijk kan en wil brengen (vaardigheden, werkhouding)? 3. Wordt jaarlijks nagegaan of en zo ja, welke veiligheidsinstructie of herhaling daarvan voor (groepen van ) personeelsleden nodig is? 4. Hebben werknemers deskundigheidsbewijzen of veiligheidscertificaten waar dit vereist is (wettelijk of bedrijfsbeleid)? 5. Wordt tijd aan extra voorlichting besteed als blijkt dat werknemers de veiligheidsregels niet kennen of negeren? Totaalresultaat:
8
VIII Werkdruk, organisatie van het werk, werktijden 1. Wordt onder ogen gezien en dus ook tegengegaan dat langdurig, structureel overwerk tot gevaarlijke situaties (slordigheid, snel-snel, vermoeidheid, concentratiegebrek) kan leiden? 2. Beseft men dat onveilige situaties kunnen ontstaan door (extreem) lange werkdagen en/of het overslaan van pauzes en wordt dit tegengegaan? 3. Wordt tegengegaan dat achterstanden in het werk, slechte planning of deadlines leiden tot onveiligheid in het werk? 4. Wordt onder ogen gezien en dus ook tegengegaan dat gevaarlijke situaties ontstaan door tekort aan personeel (vacatures, krappe bezetting)? 5. Wordt onder ogen gezien en dus ook tegengegaan dat er onveilige situaties ontstaan door slechte communicatie of door gebrek aan tijd voor overleg? 6. Wordt onder ogen gezien en dus ook tegengegaan dat er gevaarlijke situaties ontstaan tijdens nachtwerk (slaperigheid, gebrek aan concentratie, gebrek aan toezicht)? Totaalresultaat:
9
JA NEE
IX Bedrijfshulpverlening
JA NEE
1. Is er in het bedrijf een adequaat BHV- of calamiteitenplan opgesteld (bedrijfsnoodplan, diverse calamiteiten, taken)? 2. Is de bedrijfshulpverlening op sterkte (aantal altijd aanwezig, deskundigheid adequaat)? 3. Beschikt de BHV-organisatie over doelmatige communicatie- en hulpverleningsmiddelen? 4. Heeft de BHV voldoende opleiding en instructie gevolgd? 5. Zijn noodvoorzieningen als brandblusmiddelen en vluchtwegen in goede staat en operationeel? 6. Vindt regelmatig (bijvoorbeeld jaarlijks) een BHV-oefening plaats in de organisatie om de paraatheid van de BHV-organisatie te toetsen? Totaalresultaat:
10
X Ongevallen
JA NEE
1. Worden ernstige ongevallen (ziekenhuisopname, blijvend letsel) altijd direct gemeld aan de Inspectie SZW? 2. Wordt naar aanleiding van ongevallen goed en eerlijk ongevalonderzoek gedaan, waarin zowel organisatorische als fysiek-technische en sociaal-individuele factoren worden meegenomen? 3. Worden naar aanleiding van ongevallen adequate preventieve maatregelen genomen? 4. Is de bedrijfshulpverlening bij arbeidsongevallen voldoende deskundig gebleken? 5. Is de slachtofferzorg bij ongevallen (werknemer met letsel, collega's) in orde gebleken? Totaalresultaat:
11
XI Wettelijke rechten en plichten
JA NEE
1. Zijn werknemers voldoende bekend met hun medeverantwoordelijkheid voor veilig werken? 2. Weten werknemers dat ze wettelijke verplicht zijn aangebrachte veiligheidsvoorzieningen en aangereikte hulpmiddelen te gebruiken? 3. Is de verantwoordelijkheidsverdeling ook in complexere arbeidsverhoudingen duidelijk (inleen-, uitzend- of karweiwerk)? 4. Zijn werknemers bekend met het recht op werkonderbreking bij direct dreigend gevaar (let ook op het gevaar van werkonderbreking!)? 5. Gebruiken werknemers daadwerkelijk de hun verstrekte beschermingsmiddelen? 6. Is bekend dat de Inspectie SZW de bevoegdheid heeft werk waarbij ernstig gevaar optreedt, direct stil te leggen? Totaalresultaat:
12