Draaiboek Trainers Module Aan het werk – behoud van werk -
Werving via mailpost aan behandelaars en verspreiding van folder, incluis aanmeldingsformulier
-
Verzending uitnodiging voor individuele kennismakingsgesprekken, (incluis vragenlijsten (met het verzoek deze ingevuld mee te nemen naar het gesprek)
-
Week voor aanvang van de module individuele kennismakingsgesprekken met aangemelde cliënten (incluis innemen van ingevulde vragenlijsten)
-
Dialectische basishouding: Je bent zoals je bent, en daar is (in de basis) niets mis mee. Tegelijk loop je tegen problemen aan, die reden kunnen zijn om aan verandering te werken. M.n. veranderingsgericht werken aan het omgaan met de problemen, waar men tegen aanloopt. Validatie: in onderscheid van op veranderinggerichte strategieën, die de wijsheid van de therapeut benadrukken, is validatie een op acceptatie gerichte strategie, die de wijsheid van de cliënt. Validatie betekent het actief overbrengen op cl. dat zijn of haar gedrag begrijpelijk en zinvol is binnen de context van de huidige situatie/op dit moment. Met gedrag bedoelen we zowel gedachten, gevoelens, als handelingen. Je communiceert als trainer duidelijk de acceptatie van de cl. en zijn of haar gedrag, en ben ervan overtuigd dat er wel ergens wijsheid in zit. Men wil iets veranderen, veroordeelt iets oneigenlijk, wil iets maar het lukt niet, etc. Zoek dit, communiceer het met cl. en bekrachtig het. Vervolgens kan worden aangemerkt wat niet valide is, bijvoorbeeld het veroordelen, mislukken van iets zonder zoeken naar wat wel zou kunnen werken. Zelfvalidatie: accepteren voor het moment dat iemand is, doet, denkt, vindt zoals het is, om van daaruit te bekijken wat ermee kan of wil. Iemand kan zich bijvoorbeeld verwijten niet te zijn zoals anderen en daarom zich niet op het werk kan handhaven. Validatie is de acceptatie voor het moment dat het is zoals het is, om van daaruit te kijken wat hij of zij anders zou willen proberen te doen om de kans van slagen op het werk te vergroten. en oordeelvrij zijn: letterlijk een niet-evaluerende benadering toepassen, iets noch als goed, noch als slecht beoordelen. Niet verschuiven van negatief naar positief, geen streven naar meer evenwicht in beoordelingen, maar letterlijk het oordelen achterwege laten. Oordeelvrij is aan de trainers, maar leer het ook cln. (bewust te worden dat zij oordelen, en er bijgevolg niet aan het werk komen met het probleem).
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
1
Programma: 1e bijeenkomst welkomswoord kennismakingsrondje (naam, ev. leeftijd, etc.; maar hou het kort) oefenrondje of –spel namen van deelne(e)m(st)ers. Er bestaan massa varianten, w.o. te denken aan een bal overgooien naar elkaar onder vermelding van de naam naar wie men gooit, toelichting op de module: doel en nut een training vaardigheden, mede mogelijk gemaakt door een subsidie vanuit het ESF, voor mensen met borderline persoonlijkheidsproblematiek, -
die problemen hebben op de werkplek in de omgang met anderen of met het eigen functioneren,
-
of die geen werk meer hebben en wel weer actief zouden willen zijn op de arbeidsmarkt en/of terug willen proberen te keren op de laatste werkplek,
-
of die nog nooit buitenshuis hebben gewerkt en dat wel zouden willen proberen te bereiken
-
we kunnen geen garantie bieden op een baan, maar gaan je enerzijds vaardigheden aanreiken om je functioneren in een bestaande baan te kunnen verbeteren of je kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, en anderzijds gaan we zo veel mogelijk proberen je te begeleiden naar werk, of een stageplaats/leerwerkplaats, en kun je tot een jaar een beroep doen op trajectbegeleiding.
Start de individuele inventarisatie: - heeft men werk / zoekt men werk / heeft men ooit eerder gewerkt; let op of het werk dat men heeft of had betaald was of op vrijwillige basis was, en of men betaald of vrijwillig zoekt. Bij vrijwillig werk reden daarvoor navragen i.v.m. problemen die men heeft / had / verwacht, die in deze module aan de orde komen. - wat zijn de problemen die men heeft of die men verwacht, bijvoorbeeld: problemen met leidinggevende, in de omgang met collega’s, het soort werk, ander soort werk zoeken, uitkeringsinstantie -
planning training vaardigheden a.d.h.v. geïnventariseerde problemen
Huiswerk: invullen Opdracht: Kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden gezien vanuit anderen.
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
2
2e bijeenkomst -
huiswerkronde aan de hand van de opdracht: Kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden gezien vanuit anderen. Wat valt de trainee op, wie heeft men als referent genomen, wat hadden ze verwacht, wat valt mee, wat valt tegen, wat vinden zij van de uitkomst van de referent, wat willen ze ermee (bewerken of accepteren), schat men in dat de referent de enige is die deze mening is toegedaan of zal men algemeen zo worden gezien, etc.
-
introductie vaardigheid Probleem oplossen Doel en nut van de vaardigheid: de vaardigheid is bedoeld om problemen die er zijn serieus te nemen (versus vaak de neiging van mensen om ze te negeren, weg te duwen, en te lijden onder het gegeven dat er een probleem is of er problemen zijn, erover piekeren maar ze niet aanpakken). Met de vaardigheid Probleem oplossen onderkent men dat er een probleem is en ernaar te kijken in oplossingsgerichte zin. De stappen om naar een probleem te kijken zijn simpel, maar daarmee hoeft het werken aan een oplossing nog niet eenvoudig te zijn, en oefening vergen. Neem het werkblad Probleem oplossen erbij en doorloop de stappen (bij voorkeur a.d.h.v. een probleem dat uit de inventarisatie vorige bijeenkomst voor meerdere mensen herkenbaar is
-
oefenen per individu met Probleem oplossen a.d.h.v. algemeen voorbeeld
Huiswerk: problemen op het werk of zoeken naar werk in schema zetten + verzoek te trainees te oefenen met Probleem oplossen
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
3
3e bijeenkomst -
huiswerkronde a.d.h.v. Schema problemen op het werk of zoeken naar werk en Werkblad Probleem oplossen Wat zijn knelpunten in het oefenen, wat valt trainees het meest op (let op wat in de cursus thuis hoort en wat bij behandelaar)
-
introductie Cognitieve vaardigheden Doel en nut van de vaardigheid: de vaardigheid is bedoeld om zicht te krijgen op het functioneren belemmerende gedachten en gevoelens, en deze te bewerken (versus vaak de neiging van mensen om ze te negeren, weg te duwen, en te lijden onder de negatieve gevoelens, erover te piekeren maar ze niet aanpakken). Cognitieve vaardigheden helpen concreet te kijken naar wat er gebeurt of gebeurde in een situatie (Gebeurtenis) en wat belemmerende negatieve gevoelens zijn, die voortvloeien uit de gedachten, die men zich vormt over wat er gebeurt. De gedachten kritisch te bekijken en af te maken. Neem het werkblad G-schema erbij, leg het principe kort uit (bij voorkeur a.d.h.v. een probleem dat uit de huiswerkronde door meerdere cliënten is aangegeven. In de bijlage is een verkorte versie van G-schema opgenomen, dat hierbij desgewenst gebruikt kan worden.
-
Oefenen per individu met G-schema
Huiswerk: oefenen problemen op het werk of met werk zoeken in G-schema te zetten + verzoek te blijven oefenen met het werkblad Probleem oplossen, als zich problemen voordoen.
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
4
4e bijeenkomst -
huiswerkronde a.d.h.v. werkblad Probleem oplossen en werkblad G-schema
-
oefenen per individu met de werkbladen
Huiswerk: verzoek te blijven oefenen met de werkbladen
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
5
5e bijeenkomst -
huiswerkronde a.d.h.v. problemen bij het werken met de werkbladen Probleem oplossen en Gschema; hou het gericht op het thema van de module: problemen op het werk, weer werk zoeken of werk zoeken. introductie Intermenselijke vaardigheden: doel/BETOVER OOST, relatie/VIVO, zelfrespect/OEWW. In de bijlage is een verkorte versie van Intermenselijke vaardigheden opgenomen, dat hierbij desgewenst gebruikt kan worden.
-
oefenen per individu met Intermenselijke vaardigheden
Huiswerk: problemen met het werk of zoeken naar werk in schema zetten + invullen Oefening Beroepenoriëntatie
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
6
6e bijeenkomst -
huiswerkronde a.d.h.v. het werken met intermenselijke vaardigheden + het werkblad Beroepenoriëntatie inventarisatie van wensen t.a.v. werk, en toetsen op haalbaarheid
Huiswerk: advertenties zoeken waar potentieel op kan worden gesolliciteerd + vragenlijst invullen
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
7
7e bijeenkomst -
huiswerkronde: wat heeft men aan advertenties gevonden, waarin; wat waren eventueel problemen met het zoeken
-
introductie sollicitatiebrief
-
oefenen sollicitatiebrief schrijven
Huiswerk: sollicitatiebrief schrijven (e.v. naar fictieve vacature)
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
8
8e bijeenkomst -
huiswerkronde
-
inventarisatie van waar aan gewerkt wil worden
-
individueel oefenen met gebruikmaking van geleerde vaardigheden
Huiswerk: plan van aanpak maken
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
9
9e bijeenkomst -
huiswerkronde
-
inventarisatie van waar men de komende periode aan wil werken
-
afspraken over individuele begeleiding
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
10
10e bijeenkomst -
inventarisatie van ervaringen a.d.h.v. het geleerde
-
problemen per individu oefenen naar de vaardigheidsdomeinen (probleem oplossen, cognitieve en intermenselijke vaardigheden)
-
planning voor verdere (traject)begeleiding
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
11
WERKBLADEN
MODULE
(WEER) AAN HET WERK – BEHOUD VAN WERK
H.G. Braafhart, 2006
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
12
Invoegen
Kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden gezien vanuit anderen.
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
13
Werkblad Inventarisatie problemen Naam: ……………………………………………………………………….. Dit werkblad is bedoeld om in kaart te brengen waarmee jij problemen hebt bij het behouden van je werk, het zoeken naar werk nadat je er een periode uit bent geweest, of voor de aanvang van je carrière voor het eerst zoeken naar werk. Vul de vragen in, die bij jouw huidige situatie past. 1. Je hebt werk je hebt werk, als ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… het is betaald / vrijwillig werk (streep door wat niet van toepassing is) voor ………… per week.
-
Je hebt werk, maar je bent er ontevreden over, omdat: ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
-
er zijn problemen in de omgang met leidinggevende(n) – geef een korte beschrijving van wat het probleem is of de problemen zijn: ……………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
-
er zijn problemen in de omgang met collega‟s – geef een korte beschrijving met wie je problemen hebt en waarom: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
-
je hebt moeite om je te concentreren, doordat (bijvoorbeeld: er teveel lawaai is, je jezelf zorgelijke gedachten maakt, je het werk niet leuk meer vindt, je moeite hebt om nee te zeggen en daardoor teveel werk krijgt opgedragen, etc. – geef een korte beschrijving van waardoor je concentratie wordt bemoeilijkt: …………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
-
je bent bang je werk te verliezen, omdat (bijvoorbeeld: je vaak verzuimt, je jouw taken niet of niet op tijd afkrijgt, er steeds conflicten zijn, de zaak wordt gesaneerd, etc.) – geef een korte beschrijving van waarom je bang bent je baan te verliezen: …………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
-
andere problemen, namelijk: …………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
14
2. -
-
-
Je hebt geen werk meer je was werkzaam tot begin / midden / eind 19.. of 200. in een betaalde baan / vrijwillig werk, gedurende ….. uur per week je zou het liefst in dezelfde werksoort / dezelfde werkkring / een andere werksoort weer aan het werk willen komen je moet weer aan het werk, omdat anders je uitkering in gevaar komt ja / nee. Je hebt geen werk meer, omdat je bent ontslagen / er ontevreden over was / je in de ziektewet kwam / andere reden, namelijk: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Je zou weer aan het werk willen, maar verwacht problemen met: ……………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
3. Je bent niet eerder in een betaalde baan of als vrijwillig(st)er werkzaam geweest. Je schoolse carrière loopt tot klas / diploma van ………………………………………………………………..school Je hebt een opleiding in: ……………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
-
-
Je zou aan het werk willen, maar verwacht problemen met: ……………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Op- of aanmerkingen, die je in het voorgaande niet kwijt kon: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
15
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
16
Werkblad Probleem Oplossen Het werkblad Probleem oplossen helpt je om een probleem naar een oplossing te brengen, door een aantal stappen te doorlopen. Stap 1 Stop! Stop, en realiseer jezelf dat je een probleem hebt. Stap 2 Omschrijf het probleem Omschrijf waarom het een lastige situatie is. Waarom is het een probleem voor je? Wees zo concreet mogelijk! Stap 3 Maak een lijst van de verschillende mogelijkheden die er zijn om het probleem op te lossen. Maak een overzicht van alle mogelijke manieren om het probleem uit de weg te ruimen. Beoordeel de alternatieven nog niet op hun voor- en nadelen. Laat als het ware allerlei ballontjes op met mogelijkheden om het probleem, dat je onder stap2 hebt omschreven, op te lossen. Wees er bij deze stap niet kritisch op of ze haalbaar zijn, of door jou zijn uit te voeren. Het gaat er bij deze stap om na te denken over mogelijke oplossingen, in plaats van je tegenover een probleem geplaatst te zien, waarvan je denkt dat je het niet kunt oplossen. Stap 4 Overweeg de voor- en nadelen van de verschillende oplossingen. Benoem bij elke mogelijke oplossing of deze haalbaar is, door een ja of nee te plaatsen in de kolom Haalbaar? ja/nee. Omschrijf vervolgens voor elke oplossing, die je hebt geïnventariseerd, wat de voordelen en wat de nadelen van deze oplossing is. Is het echt een praktisch alternatief en is het een echte oplossing voor het probleem? Stap 5 Kies een of meer oplossingen en beslis welke van deze oplossingen je toe kunt passen. Beoordeel de geïnventariseerde oplossingen erop of ze zijn toe te passen. Kies vervolgens uit de overgebleven oplossingen, die je als haalbaar hebt aangemerkt en die het best uit de weging van voor- en nadelen komen, een of meerdere oplossing(en). Let op, dat niet persé de oplossing, die het meeste voordelen heeft de beste hoeft te zijn. Vaak zien we bij kritische beschouwing, dat sommige nadelen, maar soms ook voordelen, veranderen qua lading als ze ook bekeken zijn op hulpmiddelen die je eventueel nodig hebt om ze uit te voeren. Denk bijvoorbeeld aan een veronderstelling, dat je een probleem niet denkt te kunnen oplossing vanwege zorgelijke gedachten, of dat je het niet alleen zou kunnen doen. Stap 6 bepaal welke hulpmiddelen je nodig hebt. Maak bij de oplossingen, die overblijven na weging op haalbaarheid een lijst van hulpmiddelen of helpers die nodig zijn om het probleem op te lossen. Kies een manier waarmee je aan de slag gaat om het probleem op te lossen. Stap 7 Doe Het! Maak een planning van wanneer en waar je de oplossing gaat toepassen, en eventueel met wie, én DOE HET!
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
17
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
18
Stap 1 Stop en denk….. Stap 2 Omschrijf het probleem
„Ik heb een probleem‟
Stap 3 Mogelijke oplossingen
Haalbaar? Ja / Nee Voordelen
Stap 4 Voor en nadelen Nadelen
Stap 5 Toepassen? Ja / Nee
Stap 6 Hulpmiddelen
A
B
C
D
E
Stap 7 DOE HET !
Waar?
Wanneer?
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
Met Wie?
19
Cognitieve / persoonlijke vaardigheidstherapieën
Reserve bij Probleem oplossen
In het Goldsteinproject zijn een viertal cognitieve vaardigheidstherapieën ontwikkeld. De vaardigheden, met de resp. leerpunten zijn: 1. Dagelijkse problemen aanpakken Leerpunten: 1. Ga na wat precies het probleem is 2. Bedenk een aantal oplossingen 3. Zet de voor- en nadelen van elke oplossing op een rij 4. Kies de oplossing die het beste past 5. Breng de oplossing in praktij 2. Beslissingen nemen Leerpunten: 1. Ga na voor welke keuze je staat 2. Zet je twijfels op een rij 3. Ga na welke informatie die twijfels kan verminderen 4. Verzamel de informatie 5. Weeg de keuzemogelijkheden af, gebruikmakend van de informatie 6. Neem je beslissing 3. Informatie verzamelen Leerpunten: 1. Ga na welke informatie te nodig hebt 2. Bedenk manieren waarop je aan deze informatie kunt komen 3. Kies daaruit de beste manier(en) 4. Maak een plan van wat je moet gaan doen 5. Voer dat plan uit 6. Zet de verzamelde informatie op een rijtje 4. Veranderingen aanpakken Een vaardigheid die 9 leerpunten omvat, verdeeld over 3 sub-stappen: een doel kiezen Leerpunten: 1. Ga na wat je wilt bereiken 2. Ga na wat haalbaar is 3. Kies een haalbaar doel -
Een plan maken Leerpunten: 4. Ga na wat je er aan kunt doen 5. Stel vast wanneer je wat gaat doen 6. Bedenk aanpassingen bij mogelijke tegenslag
-
Aan de slag gaan Leerpunten: 7. Repeteer vooraf wat je te doen staat 8. Zorg dat er niets tussenkomt 9. Begin aan je tak en maak hem af.
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
20
Cognitieve vaardigheden / G-schema Het werkblad cognitieve vaardigheden is bedoeld om je inzicht te laten krijgen in, en te oefenen met zorgelijke gedachten, die je functioneren negatief beïnvloeden. (uit: G-training, augustus 1988; drs. A.J.A.J. Rombouts. Geïnspireerd door Rationeel-Emotieve Educatie, 1982; R. Diekstra e.a.) Mensen hebben allerlei veronderstellingen over wat er op een bepaald moment gebeurt, hun eigen of andermans gevoelens, en doen en laten. Vaak zijn die veronderstellingen algemene uitspraken en vaststellingen, waar je niet zo veel mee kunt: het is zo of het is niet zo. Over het algemeen leidt het zo in algemene termen bekijken van een probleem, van wat er gebeurt, of wat je voelt tot inadequaat gedrag en andere problemen. Bijvoorbeeld: ik weet dat mijn baas me niet mag, en daarom zeg ik maar niets tegen hem of haar. ik krijg steeds veel teveel werk opgedragen, maar ik wordt vast ontslagen als ik daar wat van zeg. niemand op de arbeidsmarkt zal mij zien zitten, dus daarom solliciteer ik maar niet. mijn collega‟s vinden mij een kneus, dus daarom ga ik maar niet mee met een teamuitje. De ervaring leert, dat het beter is om op een andere manier, een meer concretere manier te kijken naar wat er gebeurt, wat je gedachten daarbij zijn, en wat je doet of nalaat. Het G-schema kan je daarbij helpen, door jezelf een aantal vragen te stellen aan de hand van 4 G‟s. 1. waar was ik en wat gebeurde er feitelijk? = GEBEURTENIS 2. wat ging er op dat moment door mijn hoofd, wat dacht ik, wat voor gesprek voerde ik met mijzelf? = GEDACHTEN 3. wat voelde ik op dat moment, hoe voelde ik me, welke gevoelens waren er? = GEVOEL 4. wat deed ik toen? Of wat liet ik na te doen, wat ging ik uit de weg? = GEDRAG Een voorbeeld: Gebeurtenis / waar was ik? Wat gebeurde er? Gedachten / welke gedachten had ik?
-
Gevoel Gedrag
-
In bed, ik lag te piekeren Wat moet ik morgen allemaal nog doen, en wat heb ik vandaag allemaal laten liggen. En dat terwijl ik ook nog heb beloofd dat het morgen allemaal klaar zal zijn. Wat zullen ze wel niet van me vinden. Ze vinden me vast een loser. gespannen, nerveus, minderwaardig wakker liggen en piekeren over hoe het allemaal voor elkaar te krijgen; uit bed gestapt en koffie met een sigaret genomen.
Wat heb je nagelaten te doen? Vaak gaan mensen ervan uit, dat hun gevoelens voortkomen uit wat er gebeurt. Bijvoorbeeld: omdat het slecht weer is vandaag heb ik een rot humeur; omdat mijn baas me niet mag geeft hij mij allerlei nare klussen. Echter, gevoelens ontstaan door de gedachten, die we hebben over iets dat gebeurt. In de voorbeelden: het is slecht weer, en je bedenkt dat je door de regen naar je werk moet, terwijl je net gisteren naar de kapper bent geweest; weer eens verloren geld en moeite. Op grond van deze gedachten ontstaat je humeur. Je krijgt regelmatig klussen toebedeeld, die je niet prettig vindt om te doen. Je gedachten zijn, dat je die nare klussen krijgt omdat je baas je niet mag, en het maakt je boos.
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
21
Precies dezelfde gebeurtenis kan bij verschillende mensen, óf bij jezelf op andere momenten, tot verschillende gevoelens leiden, omdat er andere gedachten over zijn. Iemand die bij het slechte weer bedenkt, dat hij nu gelukkig niet met de kinderen hoeft te gaan zwemmen, zal zich opgelucht voelen. Iemand die over de klussen die de baas toedeelt, gedachten heeft, dat de baas hem of haar duidelijk veel, ook minder leuke klussen, toevertrouwt omdat hij of zij dan zeker weet dat ze worden gedaan, zal die persoon een gevoel van zelfvertrouwen geven. Dus, gevoelens worden niet bepaald door de gebeurtenissen, maar door de gedachten die we erover hebben. Naar hoe we ons voelen gedragen we ons over het algemeen. Gebeurtenis
+
Gevoel
=
Gevoel
+
Gedrag
We onderscheiden positieve (blij, vrolijk, gelukkig, etc.) van negatieve (boos, geïrriteerd, minderwaardig, schuldig, bang, bedroefd, etc). Over het algemeen zullen mensen positieve gevoelens geen reden vinden om kritisch te bekijken en te bewerken; geniet ervan. Van negatieve gevoelens willen mensen over het algemeen zo snel mogelijk af. Het is echter zinvol te bekijken of ze al dan niet passend zijn in een situatie, en je helpen om in actie te komen, tot aanpakgedrag leiden. Bijvoorbeeld boos worden op een kwetsende opmerking, een belediging, geïrriteerd raken omdat iets niet lukt, bang zijn als iemand met opgeheven vuist voor je staat – negatieve gevoelens, die passen in de situatie. Over het algemeen zullen dit soort gevoelens in dit soort situaties leiden tot aanpakgedrag: vanuit de boosheid in reactie op de kwetsende opmerking, een belediging de ander erop wijzen daar niet van gediend te zijn, of het laten bij de ander, en jezelf terugtrekken uit de situatie; vanuit de irritatie omdat iets niet lukt het nog eens proberen, een andere aanpak proberen, of het later nog eens proberen; vanuit de angst in reactie op de opgeheven vuist een verdedigende houding aannemen, of je terugtrekken. Anders ligt het bij negatieve gevoelens, die ongewenst zijn, ongepast op de gebeurtenis van dat moment, en die niet leiden tot aanpakgedrag. Bijvoorbeeld iemand heeft steeds kritiek op je waar je het niet mee eens bent. Je voelt je agressief en angstig, en gaat de persoon steeds uit de weg zonder hem te laten weten wat je ervan vindt. Doel van het werken met G-schema‟s is het veranderen van negatieve gevoelens, die niet leiden tot aanpakgedrag, in gevoelens die wel tot aanpakgedrag leiden. Het middel daartoe is het bewerken van de gedachten. Dit kan zowel leiden tot het neutraliseren van gevoelens, als het veranderen van negatieve gevoelens. Het gaat er niet om gevoelens weg te stoppen of te ontkennen, maar ze te bewerken tot gevoelens van waaruit je adequaat handelen komt. Bivoorbeeld: paniek veranderen in spanning, agressie in assertiviteit, somberheid en apathie in teleurstelling en aanpakgedrag, boosheid in neutraal. Het bewerken van gedachten om gevoelens te veranderen kan op een aantal manieren: het afmaken van de gedachten, om de kern erachter te ontdekken. Voorbeeld: je zit in de groep en bent gespannen, omdat je bedenkt zo aan de beurt te zijn en niets weet te zeggen, en je gaat even naar het toilet (=vermijden) – de gedachte afmakend kan blijken, dat: je bang bent omdat je niets te zeggen hebt dom gevonden te worden en dat men je links laat liggen. Voorbeeld: je weet dat je te laat op je werk komt en bent bang, omdat je bedenkt dat je voor de tweede keer die week te laat bent, en meldt je ziek – de gedachte afmakend kan blijken, dat: je bang bent omdat je voor de tweede keer te laat bent dat je een uitbrander krijgt en misschien wel wordt ontslagen. Laat elke gedacht zoveel mogelijk volgen door een persoonlijke evaluatie: “……… en dat vind ik ……”. Voorbeeld: “anderen zullen mij misschien dom vinden en dat vind ik verschrikkelijk.” “ik krijg misschien een uitbrander en dat vind ik onverdraaglijk.” Formuleer voor jezelf hoe je jezelf zou willen voelen (wensgevoel) in die situatie en wat je liever zou willen doen (wensgedrag).
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
22
-
-
-
Voorbeeld: een beetje gespannen omdat je zo aan de beurt bent en niet goed weet wat te zeggen, door ook uit te spreken als je aan de beurt bent dat je jezelf gespannen voelt, omdat je niet goed weet wat te zeggen. Of: in plaats van bang een beetje gespannen omdat je voor de tweede keer die week te laat op je werk komt, door op je werk het initiatief te nemen en de baas te vertellen, dat je het heel vervelend vindt voor de tweede keer te laat te zijn en dat je eraan gaat werken te voorkomen dat het vaker gebeurt. Het uitdagen van de gedachten, door jezelf de vragen te stellen: is deze gedachte waar? Dat betekent je de vraag te stellen of je het wel zeker weet dat het zo is? Hoe je het zeker weet dat het zo is? Is het altijd zo? Geldt dat voor iedereen? (en zo niet, waarom dan wel voor jou?) Kortom, probeer zo objectief mogelijk de gedachten te bekijken. Voorbeeld: de gedachte dom gevonden te worden, omdat je niets weet te zeggen, is niet waar. Dat iemand er tegenop ziet aan het woord te komen ís niet dom, en leidt er zeker niet vanzelfsprekend toe dat men dom wordt gevonden. Hoe weet je zeker, dat je dom wordt gevonden in zo‟n situatie, hebben de groepsleden dat inderdaad zo tegen je gezegd? Bovendien is het niet verschrikkelijk (de persoonlijke evaluatie) om dom gevonden te worden. Het is misschien niet prettig, maar het is te verdragen. Helpt deze gedachte(gang) mij om mijn gewenste gevoel en gewenste gedrag te bereiken? Voorbeeld: de gedachte, dat je een uitbrander krijgt en wordt ontslagen omdat je voor de tweede keer te laat bent, is niet alleen niet zondermeer waar. Je weet het niet zeker, en zeker is een uitbrander krijgen niet onverdraaglijk. Bovendien helpen deze gedachten je niet om je wat gespannen te doen voelen en je op weg naar je werk te begeven. Het bedenken van andere gedachten, die wel waar zijn en die helpen om je gewenste gevoel en gedrag te bereiken. Bijvoorbeeld: je wilt je minder gespannen voelen (= wensgevoel) onder invloed van de beurt die je te wachten staat in de groepsbijeenkomst. Bedenk: ik vind het ongemakkelijk een beurt te krijgen en weet niet goed wat te zeggen, maar het klopt niet dat ik niets heb te zeggen en ik weet helemaal niet zeker of men mij dom vindt als ik niet goed weet wat te zeggen; bovendien kan ik altijd nog zeggen, dat ik me ongemakkelijk voel (wensgedrag). De gedachten controleren op absolute uitspraken, zoals: altijd, nooit, iedereen, niemand, omdat het nu eenmaal hoort, het of ik móet, waardelo
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
23
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
24
Werkblad cognitieve vaardigheden / G-schema Het werkblad cognitieve vaardigheden is bedoeld om je inzicht te laten krijgen in, en te oefenen met zorgelijke gedachten, die je functioneren negatief beïnvloeden. (uit: G-training, augustus 1988; drs. A.J.A.J. Rombouts. Geïnspireerd door Rationeel-Emotieve Educatie, 1982; R. Diekstra e.a.) Gebeurtenis:
Gedachten:
Alternatieve gedachten:
Gevoel:
Wensgevoel:
Gedrag:
Wensgedrag:
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
25
Stap 1. Gebeurtenis Beschrijf zo concreet mogelijk wat er feitelijk gebeurde. waar was ik? eventueel met wie was ik? wat gebeurde er? Stap 2. Gedachten Inventariseer - welke gedachten had ik over wat er gebeurde? - wat ging er door mijn hoofd? - wat voor gesprek voerde ik met mezelf?
Stap 3. Gevoel Wat voelde ik op dat moment, hoe voelde ik me, welke gevoelens waren er? Geef een naam aan het gevoel; bijvoorbeeld: bang, angstig, gespannen, boos, geïrriteerd, bedroefd, verdrietig, neerslachtig, minderwaardig, schuldig, blij, vrolijk, gelukkig, opgelucht, etc Stap 4. Gedrag Wat deed ik toen? Wat liet ik achterwege, wat ging ik uit de weg?
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
Stap 7. Alternatieve gedachten Probeer de gedachten zo objectief mogelijk te bekijken. - maak de gedachte af - is deze gedachte waar - weet ik het zeker, dat deze gedachte waar is? - is dat altijd zo? - geldt dat voor iedereen? - helpen deze gedachten me om me te voelen zoals ik me wil voelen, en om te doen wat ik zou willen doen in die situatie, bij die gebeurtenis?
Stap 5. Hoe zou ik me willen voelen in deze situatie, bij deze gebeurtenis?
Stap 6. Wat zou ik willen doen in deze situatie, bij deze gebeurtenis? Wat zou ik achterwege willen laten?
26
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
27
Intermenselijke vaardigheden Met het werkblad Intermenselijke vaardigheden worden je een aantal handreikingen gedaan, die je kunnen helpen in de omgang met anderen effectief te zijn, te doen wat werkt. (uit: Borderline persoonlijkheidsstoornis, Handleiding voor training en therapie, 1996; Marsha M. Linehan) Bij intermenselijke vaardigheden worden doel, relatie en zelfrespect onderscheiden. Doel In contact met anderen verwijst doel naar zodanig iets zeggen, vragen of weigeren, dat je bereikt wat je wilt bereiken, en dat je wensen serieus worden genomen. Het er daarbij om: zo op te komen voor je rechten, dat ze serieus genomen worden anderen op zo‟n manier iets vragen, dat zij dat ook doen ongewenste of onredelijke verzoeken weigeren en daarin standvastig zijn een intermenselijk conflict oplossen ervoor zorgen, dat je mening of standpunt serieus wordt genomen. Relatie Bij het bereiken van je doel(en) in contact met anderen is het zinvol te bepalen wat je met de relatie met die ander wilt: is het een moment opname, zoals in een winkel met de verkoper, of betreft het een langer durende relatie, zoals met collega‟s, een meerdere. Bij de relatie met een ander is het de kunst om de relatie te behouden of zelfs te verbeteren, terwijl je probeert te krijgen wat je wilt – je doel(en) te bereiken. Het gaat daarbij om: je zodanig gedragen dat de ander je serieus neemt je zodanig gedragen dat de ander je werkelijk geeft waar je om vraagt of respecteert dat je iets weigert het evenwicht bewaren tussen de directe doelen die je wilt bereiken en het behouden van de relatie op de lange duur. Zelfrespect Bij het streven je doel(en) te bereiken is het van belang, dat je een goed gevoel over je zelf houdt, of dit zelfs kunt verbeteren, en dat je jouw waarden en overtuigingen respecteert. Het gaat daarbij om: datgene te doen wat je moreel verantwoord vindt datgene te doen waardoor je jezelf competent voelt. Om aan de bovengenoemde vaardigheden aandacht te besteden, worden een aantal ezelsbruggetjes gehanteerd. Om effectief te zijn, te doen wat werkt, in het streven je doel(en) te bereiken, wordt het ezelsbruggetje BETOVER OOST gebruikt. De onderstreepte letters vormen achter elkaar geplaatst het fantasiewoord. Be
schrijf: beschrijf de situatie waarop je reageert. Beperk je tot de feiten. Spreek geen oordeel uit. Wees objectief Voorbeeld: “Ik werk hier al twee jaar en ik heb nog nooit opslag gehad, hoewel mijn beoordelingsgesprekken steeds erg positief waren.”
T
oon: toon duidelijk je gevoelens of mening over de situatie. Beschrijf hoe je jezelf voelt of hoe je over de situatie denkt. Verwacht niet dat de ander je gedachten kan lezen of je gevoelens kent. Veronderstel niet, dat de ander nu maar moet weten hoe jij je voelt of wat je van de situatie vindt, maar geef kort een reden waarom je jouw verzoek doet, of waarom je iets weigert. Voorbeeld: “Ik geloof, dat ik opslag verdien.”. “Ik vind het vervelend steeds zoveel werk te
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
28
O
te krijgen dat ik moet overwerken. pkomen voor jezelf: vraag duidelijk en concreet om datgene wat je wilt, of zeg duidelijk nee als je iets wilt weigeren. Verwacht niet, dat mensen weten wat je wilt dat zij doen, als je het hun niet vertelt. Vraag ze om wat je wilt. Vertel ze niet wat ze zouden moeten doen. Draai niet om de zaken heen. Voorbeeld: “Ik zou graag opslag willen. Kunt u mij dat geven?”
Ver
sterk: denk eraan mensen te belonen, die positief reageren op iets dat je vraagt of weigert, of in reactie op jouw mening. Het is soms zelfs effectief om mensen te bekrachtigen nog voordat ze reageren op jouw verzoek of weigering, door te vertellen welke positieve effecten het zal hebben als jij krijgt wat je wilt of nodig hebt. Voorbeeld: “Ik zal een stuk gelukkigere zijn en waarschijnlijk meer presteren, als ik een salaris krijg waarin mijn waarde voor het bedrijf tot uitdrukking komt.”
O
plettend: blijf oplettend , hou in de situatie je aandacht gericht op je doelen. Laat je niet verleiden tot een ander onderwerp. Reageer niet op één woord of opmerking, die de ander maakt. Corrigeer de ander als hij of zij op één deel van je verzoek of weigering in gaat. Er zijn hiervoor twee nuttige technieken: Kapotte grammofoonplaat: blijf telkens weer je vraag herhalen, je weigering herhalen, of je mening geven. Negeren: als iemand je aanvalt, je bedreigt of probeert van onderwerp te veranderen, negeer dan de bedreigingen, commentaren of pogingen je af te leiden. Hou voet bij stuk. nderhandel: wees bereid te onderhandelen. Geef of vraag alternatieve oplossingen voor het probleem. Doe eventueel wat water bij de wijn. Volhard in je weigering, maar bied aan iets anders te doen, of het probleem op een andere wijze op te lossen. Voorbeeld: “Misschien, dat het binnen het bedrijf nu niet goed mogelijk is om mij de opslag te geven, maar wilt u zodra er weer wat meer financiële armslag is aan mij denken?” Een andere techniek hiervoor is de rollen omdraaien: maak het probleem tot een probleem van de ander, een gezamenlijk probleem. Vraag om alternatieve oplossingen. Voorbeeld: “Wat denkt u dat we zouden kunnen doen wat mijn salaris betreft?” aal zelfvertrouwen uit: spreek met een zelfverzekerde stem en neem een zelfverzekerde houding aan. Kijk de ander aan. Zo‟n manier overtuigt zowel de ander als jezelf ervan, dat je vaardig bent en respect verdient voor wat je wilt. Stamelen, fluisteren, naar de grond kijken, je terugtrekken, zeggen dat je het niet zeker weet, leiden er makkelijk toe dat de ander je niet serieus neemt en je cijfert jezelf weg.
O
St
Om effectief te zijn, te doen wat werkt, bij het behouden of verbeteren van de relatie met de ander, wordt het ezelsbruggetje VIVO gebruikt. Ook hier vormen de onderstreepte letters achter elkaar geplaatst het fantasiewoord. V
riendelijk: wees vriendelijk en bedaard in je aanpak. Mensen reageren meestal beter op vriendelijkheid dan op ruwheid. Vermijdt met name de ander aan te vallen of te bedreigen, en oordeel niet. Grof taalgebruik, boze of beschuldigende woorden leiden de ander af van de inhoud van wat je zegt. Men reageert dan op de emotie en niet op wat je vraagt of weigert, of de inhoud van je mening. Accepteer dat iemand nee zegt op een een verzoek. Blijf in gesprek, zelfs als dat pijnlijk wordt.
I
nteresse: toon je interesse in de ander. Luister naar het gezichtspunt van de ander, zijn of haar mening. Luister naar de redenen waarom iemand nee zegt op je verzoek, of moeite heeft met je weigering of mening. Val de ander niet in de reden, probeer iemand niet om te praten. Je hoeft je niet te voegen naar de ander, het niet met hem of haar eens te zijn, maar geef dat aan, en spreek uit de ander te respecteren in wat hij of zij zegt. Wees
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
29
V
O
ontvankelijk als iemand aangeeft op een later tijdstip op het onderwerp terug te willen komen. alideer: valideer of onderken de gevoelens van de ander, zijn of haar behoeften, moeilijkheden en mening over de situatie. Spreek uit dat je niet oordeelt. Probeer duidelijk te krijgen welke problemen iemand heeft met je verzoek of met je weigering. Erken vervolgens die gevoelens of problemen. Voorbeeld: “Ik besef, dat het moeilijk is mij de opslag te geven, maar ….” “Ik weet dat u het erg druk hebt, maar …..” ntspannen: gedraag je ontspannen. Probeer opgewekt te zijn. Gebruik zo mogelijk wat humor. Sus zo nodig. Mensen vinden het niet prettig om gekoeioneerd te worden, onder druk gezet te worden of een schuldgevoel aangepraat te krijgen.
Ook voor het behoud van je zelfrespect in de omgang met een ander, als je jouw doel(en) nastreeft, zijn een aantal richtlijnen. Het ezelsbruggetje hierbij is OEWW. Ook hier vormen de onderstreepte letters achter elkaar geplaatst het fantasiewoord. O
E
W
W
precht: wees oprecht tegenover jezelf en de ander bij je pogingen het probleem op te lossen. Het is moeilijk om jezelf aardig te blijven vinden als je voortdurend ge- of misbruik maakt van de ander, of ge- of misbruik van jezelf laten maken. xcuses: maak alleen excuses als ze terecht zijn. Neem geen (overdreven) verontschuldigende houding aan als dat niet terecht is. Verontschuldig je er niet op voorhand voor dat je iets vraagt, een mening hebt, iets weigert, of het ergens niet mee eens bent. Verontschuldigingen impliceren, dat je het mis hebt, dat jij degene bent die een fout maakt. Dit tast op den duur je zelfvertrouwen aan. aarden: hou vast aan waarden, geef je waarden of je integriteit niet op louter om een doel te bereiken of omdat iemand je dan aardig vindt. Wees helder over wat volgens jou een moreel verantwoorde of goede manier van denken of handelen is, en hou voet bij stuk. In een noodsituatie of als er levens op het spel staan, kunnen mensen ervoor kiezen om hun waarden op te geven. Bepaal evenwel over het algemeen je mening en beargumenteer hem vanuit jouw waarden. In het voet bij stuk houden past een zekere mate van flexibiliteit. Mensen kunnen goede argumenten aandragen om je van mening te laten veranderen. Bepaal erbij wat je ervoor jezelf van vindt en of je jouw waarde eventueel wilt bijstellen. aarheidsgetrouw: wees waarheidsgetrouw, lieg niet, gedraag je niet hulpeloos als je dat niet bent, overdrijf niet. Een keer een leugentje, het zogenaamde leugentje om bestwil, je een keer hulpeloos opstellen om iets gedaan te krijgen of iets te weigeren, een keer je hoofdpijn erger maken dan hij feitelijk is, is niets mis mee. Frequent dit gedrag aanwenden ondermijnt op den duur je zelfvertrouwen, en zal de relatie met de ander beschadigen.
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
30
Werkblad Intermenselijke vaardigheden Met het werkblad Intermenselijke vaardigheden worden je een aantal handreikingen gedaan, die je kunnen helpen in de omgang met anderen effectief te zijn, te doen wat werkt. (uit: Borderline persoonlijkheidsstoornis, Handleiding voor training en therapie, 1996; Marsha M. Linehan) Gebruik dit werkblad om uit te vinden wat je doelen en prioriteiten zijn in een situatie, die voor jou problematisch is, zoals die waarin: 1) je rechten of wensen niet worden gerespecteerd, 2) je wilt dat iemand iets voor doet of iets verandert, of je iets geeft, 3) je nee wilt zeggen, of de druk moet weerstaan iets te doen, 4) je wilt dat je standpunt of mening serieus wordt genomen, 5) je een conflict hebt met iemand. Je kunt het werkblad gebruiken ter voorbereiding op een situatie, die je moeilijk vindt, of nadat een situatie heeft plaatsgevonden om het probleem voor jezelf helder te krijgen en er lering uit te trekken voor een volgende keer. Directe aanleiding voor mijn probleem: wie deed wat tegen wie? Wat leidde waartoe? Wat is in deze situatie een probleem voor mij? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Mijn wensen en verlangens in deze situatie: Doel(en): welk resultaat wil ik bereiken? Wat wil ik vragen of weigeren, of waar wil ik mijn mening over geven? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Relatie: hoe wil ik dat de ander zich over mij voelt na de interactie? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Zelfrespect: hoe wil ik me over mezelf voelen na de interactie? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Wat wil ik zeggen of doen in die situatie? Resp. wat zei of deed ik? – wees concreet, specifiek Doelgericht: Beschrijf de situatie: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
31
Toon je gevoelens of je mening over de situatie: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Opkomen voor mezelf (duidelijk vragen om wat je wilt, zeg duidelijk nee, geef duidelijk je mening): …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Versterk (wees erop alert de ander te belonen als hij of zij een positieve reactie op je geeft): …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Oplettend blijven (hou je aandacht gericht op je doel(en), gebruik zo nodig de kapotte grammofoon, negeer aanvallen, bedreigingen, of pogingen van onderwerp te veranderen): …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Onderhandel (geef of vraag alternatieve oplossingen. Draai eventueel de rollen om): …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Straal zelfvertrouwen uit (spreek met zelfverzekerde stem, neem een zelfverzekerde houding aan, maak oogcontact): …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Op de relatie gericht: Bedenk vooraf hoe je dit wilt aanpakken, of bekijk achteraf hoe je het hebt aangepakt. wees Vriendelijk: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………. toon je Interesse: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Valideer: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………. gedraag je Ontspannen: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Op het zelfrespect gericht: Bedenk vooraf hoe je dit wilt aanpakken, of bekijk achteraf hoe je het hebt aangepakt. wees Oprecht: …………………………………………………………………………………………………………………………………. geen onnodige Excuses: …………………………………………………………………………………………………………………………………. hou vast aan Waarden: …………………………………………………………………………………………………………………………………. wees Waarheidsgetrouw: ……………………………………………………………………………………………………………………………
Waar ligt mijn prioriteit in deze situatie? Geef een waardering aan je prioriteit: 1=de belangrijkste, 2= op één na de belangrijkste, 3=de minst belangrijke ………Doel(en) ………Relatie …………Zelfrespect
Welke conflicterende prioriteiten maken het moeilijk in deze situatie? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Factoren die mijn effectiviteit verminderen in deze situatie: Gebrek aan vaardigheid: welke dingen kan ik niet doen of zeggen> Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
32
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Zorgelijke gedachten:
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Belemmerende emoties:
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Besluiteloosheid die in de weg staat. Ik kan mijn prioriteit niet goed bepalen tussen doel(en), relatie, en
zelfrespect, omdat: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. En dus moet ik nog weer opnieuw bepalen wat het belangrijkste is in deze situatie: ………Doel(en) ………Relatie …………Zelfrespect
Omgevingsfactoren die me in de weg staan:
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
33
Werkblad beroepenorëntatie Opdracht Prestatie en kwaliteiten Inleiding Iedereen heeft wel dingen gedaan waarvan hij/zij dacht: „Dat heb ik toch maar mooi voor elkaar gekregen‟. Dat noemen we hier prestatie. Deze prestaties, hoe klein ook, kunnen op heel verschillende gebieden liggen: werk, school, relaties, opvoeding enz. Bovendien kunnen ze in alle levensperiodes liggen. Het gaat om prestaties waar je zelf trots op bent, ongeacht wat anderen daarvan vinden/vonden. Doel Het ontdekken van kwaliteiten (eigenschappen en vaardigheden). Het kunnen uitleggen van kwaliteiten met voorbeelden.
Opdracht Ontdek alle ideeën die je nu te binnen schieten rond het thema prestaties. Selecteer ze nog niet, werk nog niets uit. Werk de ideeën nu uit met behulp van de formulieren op deze pagina Selecteer een sterk voorbeeld van prestaties en vul deze in op deze pagina Beschrijf kort een prestatie waar jij trots op bent (denk heel ruim: werk, vrije tijd, gezin, relatie, sport, kinderen…….) Dit deed ik: …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… Ik ben er trots op omdat: …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… Daar blijken deze kwaliteiten uit: …………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………… Opdracht Wensen en Ideeën Werkomstandigheden Het doel van deze opdracht is inzicht te verkrijgen in de voor u ideale werkomstandigheden.
Vul onderstaande vragenlijst in en omcirkel bij onderstaande vragen het door u gekozen antwoord:
Ik ben bereid lichamelijk werk te doen
ja/nee
Ik wil werk waarbij ik kan zitten
ja/nee
Ik wil werk waarbij ik kan lopen
ja/nee
Ik heb moeite met lang in eenzelfde houding te blijven zitten of staan
ja/nee
Ik kan bepaald werk om gezondheidsredenen niet doen ja/nee Toelichting:
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
34
Ik vind regelmatige werktijden belangrijk
ja/nee
Ik wil graag dichtbij huis werken
ja/nee
Ik ben bereid in de avonduren te werken
ja/nee
Ik ben bereid in het weekend te werken
ja/nee
Ik ben bereid overuren te maken
ja/nee
Ik ben bereid op oproepbasis te werken
ja/nee
Ik houd van routinematige werkzaamheden
ja/nee
Ik houd van afwisselende werkzaamheden
ja/nee
Ik ben bereid op verschillende werkplekken te werken ja/nee
Ik ben bereid binnen de werktijden te reizen
Ik wil graag alleen werken
Ik werk graag samen
Ik vind orde en netheid in het werk en op de werkplek belangrijk
ja/nee
Ik kan in een onrustige/rumoerige omgeving werken
ja/nee
Ik werk graag volgens duidelijke opdrachten
ja/nee
Ik neem graag initiatieven binnen mijn werkzaamheden
ja/nee
Ik deel graag met derden
Ik overleg graag met derden
ja/nee
Ik vind het prettig als iemand mijn werk controleert
ja/nee
ja/nee
ja/nee
ja/nee
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
ja/nee
35
Ik draag de verantwoordelijkheid voor mijn werkzaamheden
ja/nee
Bent u in het bezit van een rijbewijs?
Ja/nee
Geef bij de onderstaande open vragen uw motivatie weer. Wat voor beroep zou u het liefste willen uitoefenen? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Wat betekent het hebben van werk voor u? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Wat is de grootte van de organisatie waar je graag zou willen werken? Motiveer je antwoord. o 1-10 werknemers o 10-50 werknemers o 50-100 werknemers o meer dan 100 werknemers o Geen voorkeur Motivatie:………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoeveel uur per week kan/wil je werken? Geef ook je motivatie. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Binnen welke regio wil je werken? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoeveel reistijd wil je per dag hebben? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ben je bereid te verhuizen? Zo ja. Onder welke voorwaarden? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Welke salariswensen heb je? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Heb je nog meer voorkeuren en wensen? Zo ja, welke?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
36
Werkblad vacatures verzamelen Naam Cliënt……………………….
Datum……………………
Opdracht: Vacature verzamelen Het doel van deze opdracht is: een idee krijgen naar welke richting op dit moment uw belangstelling/interesse uitgaat en waarom. 1. 2. 3. 4. 5.
verzamel vacatures uit kranten( bijv. de zaterdagkrant van de Haagsche Courant), weekbladen, huis- aan- huis bladen, etc. Bekijk vacatures bij het Arbeidsbureau en uitzendbureaus, vraag kopieën, of neem de tekst over. Lees aandachtig de functieomschrijving, het takenpakket e.d. door en let hierbij niet op of jij geschikt bent, maar op wat je leuk lijkt aan de functie of aan het bedrijf. Knip al deze vacatures uit en doe ze in een envelop. Als je een stapeltje hebt, spreid je ze voor je uit op tafel en let je op de worden of zinnen die je aanspreken. Hieronder schrijf je, met behulp van de verzamelde vacatures, met korte zinnen of steekwoorden op wat je leuk zou vinden en een nieuwe baan en wat je niet leuk zou vinden.
Vul daarom het volgende lijstje in en neem dit het volgende gesprek mee: JA Wat vind ik leuk en waarom:
NEE Wat vind ik niet leuk en waarom:
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
37
Spoor 11 wordt mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds GGZ Rijnstreek is partner in dit project
38