capita selecta
Zwangerschap op oudere leeftijd door middel van eiceldonatie M.Kortman, G.M.W.R.de Wert, B.C.J.M.Fauser en N.S.Macklon
Zie ook het artikel op bl. 2588.
– Steeds meer vrouwen stellen gezinsvorming uit tot een leeftijd waarop hun vruchtbaarheid is verminderd. – Eiceldonatie biedt vrouwen de kans tot op hoge leeftijd zwanger te worden. – In Nederland is in 1997 de maximale leeftijd voor een eiceldonatiebehandeling gesteld op 45 jaar. – De belangrijkste bezwaren tegen moederschap op oudere leeftijd betreffen de medische risico’s voor moeder en kind, het feit dat fertiliteitsbehandeling buiten de reproductieve leeftijd wordt toegepast, en de psychosociale gevolgen voor het kind. – Op basis van ervaringen in het buitenland en recente literatuur betreffende de risico’s van zwangerschap na eiceldonatie bij oudere vrouwen wordt voorgesteld om de bovenste leeftijdsgrens voor behandeling te verhogen naar 50 jaar. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2591-5
Een toenemend aantal vrouwen besluit op latere leeftijd zwanger te worden. De redenen hiervoor zijn divers. Met de beschikbaarheid van uitstekende anticonceptiemiddelen is vruchtbaarheid een conditie geworden die regelbaar is. Dit heeft onder andere tot gevolg gehad dat partnerkeuze en gezinsvorming uitgesteld kunnen worden. De toegenomen opleidings- en carrièremogelijkheden voor vrouwen hebben ertoe geleid dat het moederschap niet meer wordt beschouwd als primaire levensvervulling. Dientengevolge wordt zwangerschap door een toenemend aantal vrouwen pas overwogen wanneer de biologische klok hen hiertoe dwingt. Met het stijgen van de leeftijd neemt zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de eicellen af. De leeftijdsgebonden vermindering van de vruchtbaarheid uit zich niet in het onregelmatig worden van de menstruele cyclus. Deze is meestal nog jaren regulair en ovulatoir, terwijl de vruchtbaarheid al sterk verminderd is.1 Het aantal chromosomaal afwijkende eicellen neemt met het stijgen van de leeftijd toe. De embryo’s die hieruit ontstaan, kunnen zich doorgaans niet verder ontwikkelen en zullen dus niet tot zwangerschap leiden,2 waardoor de maandelijkse kans op zwangerschap afneemt. Ook neemt de kans op een spontane abortus toe, evenals het risico op chromosomale afwijkingen bij het kind (vooral trisomieën).
Universitair Medisch Centrum Utrecht, afd. Voortplantingsgeneeskunde en Gynaecologie, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht. Mw.M.Kortman, hr.prof.dr.B.C.J.M.Fauser en hr.prof.dr.N.S.Macklon, gynaecologen. Universiteit Maastricht, Faculteit der Gezondheidswetenschappen, vakgroep Zorgwetenschappen, sectie Gezondheidsethiek en Wijsbegeerte, Maastricht. Hr.prof.dr.G.M.W.R.de Wert, ethicus. Correspondentieadres: mw.M.Kortman (
[email protected]).
Dat de verminderde vruchtbaarheid een gevolg is van verminderde eicelkwaliteit wordt geïllustreerd door het feit dat de kans op zwangerschap na eiceldonatie vooral bepaald wordt door de leeftijd van de donor.3 De uterus blijkt tot op hoge leeftijd receptief te zijn voor de implantatie van embryo’s.4 Daardoor is het mogelijk bij vrouwen tot ver na de menopauze een zwangerschap tot stand te brengen. In Nederland mogen de ontvangsters van gedoneerde eicellen niet ouder zijn dan 45 jaar;5 deze grens is bepaald naar analogie van het ‘Planningsbesluit IVF’ uit 1997.6 Deze leeftijdsgrens is vooral ingesteld vanwege de onduidelijkheid over de obstetrische en perinatale risico’s in geval van oudere vrouwen. Inmiddels is in het buitenland de ervaring met zwangerschappen op oudere leeftijd na eiceldonatie aanmerkelijk toegenomen. Derhalve kan de huidige leeftijdsgrens van 45 jaar in ons land ter discussie gesteld worden. eiceldonatie Eiceldonatie werd aanvankelijk alleen toegepast bij patiënten met prematuur ovarieel falen,7 gedefinieerd als amenorroe in combinatie met hoge spiegels van follikelstimulerend hormoon (FSH) vóór het 40e levensjaar. In de loop der jaren is het indicatiegebied uitgebreid naar oudere patiënten met een verminderde ovariële respons op stimulatie (< 4 eicellen) tijdens een reguliere in-vitrofertilisatie(ivf )-behandeling. Vanuit medisch oogpunt is het van belang dat de donor jonger is dan 40 jaar (liefst jonger dan 36 jaar), om de succeskans zo groot mogelijk te maken. Daarnaast verdient het de voorkeur dat de donor een voltooid gezin heeft; er zijn immers complicaties mogelijk, zoals infectie, waardoor een donor met een kinderwens in de toekomst zelf een ivfbehandeling nodig zou kunnen hebben.5 In sommige landen (de VS, het Verenigd Koninkrijk) is het gangbaar om
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 25 november;150(47)
2591
gebruik te maken van jonge, anonieme, betaalde donoren. Ten gevolge van wetgeving (de Embryowet8 en de Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting9) is dit in Nederland niet mogelijk. De behandeling bestaat uit de volgende stappen: bij de donor stimuleert men de ovaria met behulp van gonadotrofinen, waardoor er meerdere eicellen tot rijping worden gebracht.10 Synchroon met de stimulatie bij de donor wordt bij de ontvangster de opbouw van het endometrium gestimuleerd door middel van exogeen toegediende oestrogenen; in de tweede helft van de cyclus (na de eicelpunctie bij de donor) combineert men de oestrogenen met een progestativum teneinde het endometrium in de secretiefase te brengen. De eicellen die middels een vaginale follikelpunctie bij de donor zijn weggenomen, worden in het laboratorium bevrucht met het zaad van de partner van de ontvangster. Na 3 of 4 dagen worden er 1 of 2 embryo’s geplaatst in de baarmoeder van de ontvangster.11 zwangerschap en zwangerschapscomplicaties na eiceldonatie De kans op zwangerschap na een eiceldonatiebehandeling is even groot als of groter dan die na een reguliere ivfbehandeling.12 Zwangerschappen na eiceldonatie geven echter een grotere kans op complicaties dan die welke op natuurlijke wijze zijn ontstaan en dan ‘gewone’ ivf-zwangerschappen. De meest gerapporteerde complicaties zijn zwangerschapshypertensie en pre-eclampsie, bloedingen in het eerste trimester, een verhoogd risico op spontane abortus en mogelijk placentatieproblemen.13 14 De oorzaak van het toegenomen risico op bloeddrukproblemen is niet bekend. Er wordt aangenomen dat dit een gevolg is van het feit dat de foetus immunologisch volledig vreemd is. Hierdoor treedt een afwijkende immunologische respons op die direct gericht is tegen weefsel- of orgaanspecifieke antigenen van de placenta.15 De meerderheid van de zwangerschappen na eiceldonatie (57-76%) wordt beëindigd door middel van een (vaak electieve)14 sectio caesarea. Deze zwangerschappen worden dan ook als risicozwangerschappen beschouwd5 en controle in de tweede lijn is aangewezen. In het schaarse vervolgonderzoek van kinderen die na een eiceldonatieprocedure geboren zijn, worden er geen verschillen gevonden wat betreft groei, ontwikkeling en gezondheid ten opzichte van ivf-kinderen.16 Ook spontane zwangerschappen op oudere leeftijd (> 35 jaar) worden doorgaans beschouwd als risicozwangerschappen. De incidentie van diabetes gravidarum, hypertensie en pre-eclampsie neemt lineair met de leeftijd toe.17 De tabel geeft een overzicht van de literatuur omtrent de complicaties van zwangerschappen na eiceldonatie, gestratificeerd naar de leeftijd van de vrouwen.13 14 18-21 Hoewel de
2592
verschillen ten opzichte van jongere vrouwen niet altijd statistisch significant zijn, is er over het algemeen een tendens naar meer complicaties met het stijgen van de leeftijd. Opvallend is echter dat dit niet leidt tot een hogere neonatale morbiditeit of sterfte: de zwangerschapsduur is niet korter en het gemiddelde geboortegewicht van het kind is niet lager dan bij jongere vrouwen. De neonatale uitkomst is goed; ze is bijvoorbeeld niet slechter dan die na ivf-zwangerschappen.22 Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan het meestal gunstige beloop van de complicaties. Verder gaat het hier om goed gecontroleerde zwangerschappen waar veel (verloskundige) zorg aan besteed wordt. In geen van de aangegeven studies wordt maternale sterfte gemeld. Er is op grond van de beschikbare data geen duidelijke leeftijdsgrens aan te geven waarboven de kans op complicaties scherp stijgt of onacceptabel groot is (zie de tabel). Slechts twee auteurs beschrijven specifiek het zwangerschapsbeloop van vrouwen ouder dan 50 jaar (in totaal 134 zwangerschappen).18 19 De resultaten van deze studies zijn tegenstrijdig. De betreffende vrouwen waren overigens medisch streng geselecteerd. Een veel belangrijker factor met betrekking tot (foetale) morbiditeit en sterfte is de grote incidentie van meerlingzwangerschappen.13 14 18 20 22 In de betreffende studies, waarin vaak grote aantallen (B 4 tot C 6) embryo’s teruggeplaatst werden, bedraagt het percentage meerlingzwangerschappen 25-40.13 14 18 20 22 Wat de neonatale uitkomst betreft blijkt de maternale leeftijd bij deze meerlingzwangerschappen niet of nauwelijks een rol te spelen.23 Concluderend kan gesteld worden dat het beloop van zwangerschappen die ontstaan zijn na eiceldonatie op latere leeftijd, ook bij uitgebreid gescreende vrouwen, gecompliceerder is dan het beloop van spontane zwangerschappen of ivf-zwangerschappen. De belangrijkste factoren lijken de eiceldonatieprocedure en de hoge incidentie van meerlingzwangerschappen te zijn; de leeftijd van de moeder lijkt een veel kleinere rol te spelen. De maternale morbiditeit is verhoogd, maar er is niet of nauwelijks een verhoging van neonatale morbiditeit of sterfte bij de eenlingzwangerschappen. ethische overwegingen Voor vrouwen die alleen via eiceldonatie een kind kunnen krijgen, is deze techniek een grote aanwinst. De toepassing ervan bij vrouwen die om welke reden dan ook op latere leeftijd een kind willen krijgen, is omstreden. De maatschappelijke acceptatie van peri- en postmenopauzaal ouderschap lijkt volgens buitenlands onderzoek gering te zijn.24 Interessant is echter dat jongere respondenten hier aanmerkelijk minder negatief over denken dan oudere.24 De bedenkingen en bezwaren zijn divers. Ze betreffen vooral de medische risico’s voor moeder en kind, het ‘onnatuurlijke’ karakter
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 25 november;150(47)
Prevalentie van zwangerschapscomplicaties en -uitkomsten na eiceldonatie bij jongere en oudere vrouwen* 1e auteur; leeftijdsgroep in jaren (aantal zwangerschappen)
Abdalla;13 < 40 (n = 68) C 40 (n = 72) Yaron;14 B 40 (n = 93) 41-54 (n = 62) Paulson;18 50-54 (n = 30) 55-63 (n = 10) Antinori;19 45-49 (n = 268) 50-63 (n = 94) Michalas;20 B 40 (n = 25) 41-48 (n = 32) Sheffer-Mimouni;21 B 45 (n = 93) 46-62 (n = 41)
prevalentie in % zwangerschapsdiabetes
pre-eclampsie of hypertensie
• •
22 24
sectio caesarea
prematuur
dysmatuur
63 75
8 19
15 15
17 27
•
• •
•
†
3 2
11 23‡
}
76
13 40
26 60§
}
78
1
12 12
}
75
10 11
4 28||
4 22¶
100 100
20 25
• •
• •
22 30
• •
†
**
}
†
}
0
•
*Indien
geen p-waarde voor het verschil tussen de leeftijdsgroepen is aangegeven, is deze > 0,05. De neonatale sterfte was zo gering dat er op dat punt geen vergelijking van de groepen mogelijk was. †Er was geen samenhang tussen de leeftijd van de moeder en de prevalentie van dysmaturiteit. ‡p = 0,046. §p = 0,055. ||p < 0,001. ¶p < 0,1. **Oddsratio: 7,41 (95%-BI: 2,4-22,6) voor de groep > 45 jaar.
van de late zwangerschap en de psychosociale langetermijnbelangen van het kind. Zijn deze bezwaren terecht? Zoals blijkt uit de gepresenteerde data, is er vanuit strikt medisch oogpunt geen harde contra-indicatie tegen het naar boven bijstellen van de huidige leeftijdsgrens van 45 jaar. Weliswaar is de maternale morbiditeit verhoogd, maar dit geldt ook voor jongere vrouwen die door middel van eiceldonatie zwanger worden. Bovendien is óók bij vrouwen met pre-existente ziekten zoals diabetes, systemische lupus erythematodes of hypertensie de foetale en maternale morbiditeit verhoogd. Dit wordt echter vrijwel nooit als reden gezien om hun een infertiliteitsbehandeling te onthouden. Recent werd in dit tijdschrift geconcludeerd dat er geen zwaarwegende medische argumenten zijn om een maximale leeftijdsgrens vast te stellen voor mannen bij ivf-behandeling.25 Daarmee is niet gezegd dat ook een leeftijdsgrens voor de ontvangster van donoreicellen medisch gezien onzinnig is. Terughoudendheid ligt in de rede omdat de gegevens over de risico’s die samenhangen met zwangerschap op oudere leeftijd, vooral na het 50e levensjaar, schaars en tegenstrijdig zijn. Indien het, na afweging van de andere bezwaren, al aanvaardbaar wordt geacht bij deze vrouwen
ivf met donoreicellen toe te passen, zal dit moeten gebeuren in het kader van nader wetenschappelijk onderzoek. Critici wijzen erop dat peri- en postmenopauzale infertiliteit niet een pathologische conditie is, maar een normaal biologisch gegeven. Volgens hen is er dan ook geen medische indicatie voor behandeling. Deze kritiek is problematisch.6 26 Er is geen scherpe scheiding mogelijk tussen wat wel en niet tot het terrein van de geneeskunde behoort (er is bijvoorbeeld maar zelden een medische indicatie voor sterilisatie). Bovendien raken degenen die de natuur als medisch-ethische gids aanvaarden algauw verstrikt in tegenstrijdigheden; moeten zij bijvoorbeeld niet óók medische behandelingen afwijzen voor andere aandoeningen die samenhangen met veroudering? Voorts moet de eventuele toepassing van eiceldonatie bij vrouwen ouder dan 45 jaar in het perspectief van de huidige praktijk worden beoordeeld. Immers, bij vrijwel alle vrouwen tussen de 40 en 45 jaar die een eiceldonatiebehandeling ondergaan, wordt deze toegepast vanwege een natuurlijk verouderingsproces van de ovaria. In feite is hiermee al een begin gemaakt met de ‘manipulatie’ van de biologische grens van de vrouwelijke vruchtbaarheid.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 25 november;150(47)
2593
Tenslotte is er bezorgdheid over het psychosociale welzijn van kinderen die worden geboren uit oudere moeders. De verantwoordelijkheid van de arts die infertiliteitsbehandelingen verricht, geldt niet alleen het paar dat een zwangerschap nastreeft, maar evenzeer het toekomstige kind. De arts moet ook rekening houden met het (langetermijn)belang van het kind; daarbij is het een belangrijke overweging of de ouders naar verwachting bereid en in staat zullen zijn het kind adequaat te begeleiden en te verzorgen tot aan diens volwassenheid. Tot dusver zijn er geen gegevens beschikbaar over het welbevinden op lange termijn van oudere moeders en hun kinderen. Het psychologische en sociale welzijn van kinderen die geboren zijn uit oudere ouders – ouders met een grotere kans op ziekte en sterfte – blijft een reëel punt van zorg. Wanneer rekening wordt gehouden met zowel de toegenomen levensverwachting in ons land als de beperkingen die de oude dag met zich meebrengt, lijkt een leeftijdsgrens van 50 jaar redelijk. Deze grens wordt ook in de meeste infertiliteitsklinieken in de VS gehanteerd.27 Eerder werd door de commissie Medische Ethiek van de KNMG voorgesteld om de grens te stellen op 55 jaar.28 Het is echter de vraag of wensouders van 55 jaar op termijn vitaal genoeg zijn en de fysieke en psychische capaciteiten bezitten om een kind tot aan de volwassenheid op te voeden. Zolang data hierover ontbreken, lijkt het – in ieder geval met het oog op het belang van het kind – niet gerechtvaardigd de leeftijdsgrens al te zeer op te rekken.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 28 augustus 2006
Literatuur 1
2 3 4
5 6
conclusie Er zijn geen harde medische redenen voor handhaving van de leeftijdsgrens van 45 jaar voor ontvangsters van donoreicellen in het kader van het reguliere zorgaanbod van de ivf-centra. Een leeftijdsgrens van 50 jaar lijkt vanuit zowel medisch als ethisch oogpunt redelijk. Bij een verdere verhoging van de leeftijdsgrens nemen de zorgen over de psychosociale langetermijnbelangen van het kind toe. Er is een nadere discussie nodig over de vraag of, en zo ja onder welke voorwaarden, ook iets oudere vrouwen zouden kunnen worden toegelaten tot de procedure. Het spreekt vanzelf dat dit uitsluitend verantwoord zou kunnen zijn in het kader van nader wetenschappelijk onderzoek naar onder andere de medische risico’s. Belangrijke voorwaarden waaraan de eiceldonatiebehandeling bij alle oudere vrouwen moet voldoen, zijn onder andere een adequate medische screening, optimale preventie van meerlingzwangerschappen door middel van een restrictief plaatsingsbeleid11 en een goede begeleiding van de zwangerschap in de tweede lijn. Opmerkelijk is dat er tot dusver geen psychologisch follow-uponderzoek is verricht in gezinnen van vrouwen die op hogere leeftijd via eiceldonatie een kind hebben gekregen. Het is van belang dat dit onderzoek alsnog plaatsvindt.
2594
Tot slot: terecht wordt gewezen op de wenselijkheid van maatschappelijke hervormingen die de combinatie van betaalde arbeid en moederschap op jonge leeftijd vergemakkelijken.29 Het is echter onjuist te veronderstellen dat de kinderwens van oudere vrouwen door die veranderingen als sneeuw voor de zon verdwijnt. Het persoonlijke is niet altijd politiek.
7
8 9 10 11 12
13
14
15
16
17
Beckers NGM, Macklon NS, Eijkemans MJC, Fauser BCJM. Women with regular menstrual cycles and a poor response to ovarian hyperstimulation for in vitro fertilization exhibit follicular phase characteristics suggestive of ovarian aging. Fertil Steril. 2002;78:291-7. Velde ER te, Pearson PL. The variability of female reproductive ageing. Hum Reprod Update. 2002;8:141-54. Cohen MA, Lindheim SR, Sauer MV. Donor age is paramount to success in oocyte donation. Hum Reprod. 1999;14:2755-8. Navot D, Drews MR, Bergh PA, Guzman I, Karstaedt A, Scott jr RT, et al. Age-related decline in female fertility is not due to diminished capacity of the uterus to sustain embryo implantation. Fertil Steril. 1994;61:97-101. Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO (CBO). Modelreglement Embryowet. Utrecht: CBO; 2003. Commissie Herziening Planningsbesluit. Het Planningsbesluit IVF. Publicatienr 1997/03. Rijswijk: Gezondheidsraad; 1997. Lutjen P, Trounson A, Leeton J, Findlay J, Wood C, Renou P. The establishment and maintenance of pregnancy using in vitro fertilization and embryo donation in a patient with primary ovarian failure. Nature. 1984;307:174-5. Eerste Kamer. Vergaderjaar 2001-2002. Embryowet, nr 47 [wet houdende regels inzake handelingen met geslachtscellen en embryo’s]. Eerste Kamer. Vergaderjaar 2000-2001, 23207, nr 201 [wet donorgegevens kunstmatige bevruchting]. Schoot BCh, Vemer HM, Fauser BCJM. Gonadotrofinen en inductie van (super)ovulatie. Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:217-20. Macklon NS, Fauser BCJM. Terugplaatsing van slechts één embryo bij in-vitrofertilisatie. Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:1301-4. Burton G, Abdalla HI, Kirkland A, Studd JWW. The role of oocyte donation in women who are unsuccessful with in-vitro fertilization treatment. Hum Reprod. 1992;7:1103-5. Abdalla HI, Billett A, Kan AKS, Baig S, Wren M, Korea L, et al. Obstetric outcome in 232 ovum donation pregnancies. Br J Obstet Gynaecol. 1998;105:332-7. Yaron Y, Ochshorn Y, Amit A, Kogosowski A, Yovel I, Lessing JB. Oocyte donation in Israel: a study of 1001 initiated treatment cycles. Hum Reprod. 1998;13:1819-24. Salha O, Sharma V, Dada T, Nugent D, Rutherford AJ, Tomlinson AJ, et al. The influence of donated gametes on the incidence of hypertensive disorders of pregnancy. Hum Reprod. 1999;14:2268-73. Söderström-Antilla V, Sajaniemi N, Tiitinen A, Hovatta O. Health and development of children born after oocyte donation compared with that of those born after in-vitro fertilization, and parents’ attitudes regarding secrecy. Hum Reprod. 1998;13:2009-15. Katwijk C van, Peeters LLH. Clinical aspects of pregnancy after the age of 35 years: a review of the literature. Hum Reprod Update. 1998; 4:185-94.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 25 november;150(47)
18 Paulson RJ, Boostanfar R, Saadat P, Mor E, Tourgeman DE, Slater CC, et al. Pregnancy outcome in the sixth decade of life: obstetric outcomes in women of advanced reproductive age. JAMA. 2002;288: 2320-3. 19 Antinori S, Gholami GH, Versaci C, Cerusico F, Dani L, Antinori M, et al. Obstetric and prenatal outcome in menopausal women: a 12-year clinical study. Reprod Biomed Online. 2002;6:257-61. 20 Michalas S, Loutradis D, Drakakis P, Milingos S, Papageorgiou J, Kallianidis K, et al. Oocyte donation to women over 40 years of age: pregnancy complications. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 1996;64: 175-8. 21 Sheffer-Mimouni G, Mashiach S, Dor J, Levran D, Seidman DS. Factors influencing the obstetric and perinatal outcome after oocyte donation. Hum Reprod. 2002;17:2636-40. 22 Wiggins DA, Main E. Outcomes of pregnancies achieved by donor egg in vitro fertilization. A comparison with standard in vitro fertilization pregnancies. Am J Obstet Gynecol. 2005;192:2002-6. 23 Koopersmith TB, Lindheim SR, Lobo RA, Paulson RJ, Sauer MV. Outcomes of high-order implantations in women undergoing ovum donation. J Matern Fetal Med. 1997;6:268-72. 24 Bowman MC, Saunders DM. Community attitudes to maternal age and pregnancy after assisted reproductive technology: too old at 50 years? Hum Reprod. 1994;9:167-71. 25 Römkens M, Gordijn B, Verhaak CM, Meuleman EJH, Braat DDM. Geen onderbouwing voor maximale leeftijdsgrens voor mannen bij in-vitrofertilisatie of intracytoplasmatische sperma-injectie. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:992-5. 26 Wert GMWR de. De postmenopauze: speeltuin voor de voortplantingstechnologie? Enkele ethische overwegingen. In: Slager E, Schoemaker J, Gerris JMR, redacteuren. Fertiliteitsonderzoek en behandeling anno 1994. Oss: Organon; 1994. p. 402-16.
27 Sauer MV, Kavic SM. Oocyte and embryo donation 2006: reviewing two decades of innovation and controversy. Reprod Biomed Online. 2006;12:153-62. 28 KNMG; Commissie Medische Ethiek. IVF op latere leeftijd. Med Contact. 1996;51:620-7. 29 Velde ER te. Zwangerschap in de 21e eeuw; steeds later, steeds kunstmatiger [oratie]. Utrecht: Universiteit Utrecht; 1991.
Abstract Pregnancy at a later age with the help of oocyte donation – An increasing number of women are delaying childbirth until an age when their fertility has significantly declined. – Oocyte donation provides the opportunity for women to successfully conceive regardless of age. – In the Netherlands, in 1997 the age limit for oocyte donation treatment was set at 45 years. – The most important objections to pregnancy in older women are the medical risks for mother and child, the application of fertility treatments beyond the natural reproductive age and the psychosocial consequences for the child. – However, based on international experience and recent data concerning the risks of pregnancy after oocyte donation in older women, it is proposed to increase the maximum age limit for this procedure to 50 years. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2591-5
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 25 november;150(47)
2595