ZORGBELEID ONDERSTEUNINGSPLAN Christelijk Lyceum Zeist 2015-2016 Inhoudsopgave 1. Zorgbeleid in samenhang 2. Algemeen - Visie op Onderwijs 3. Visie op Onderwijsondersteuning 3.1 Ondersteuningscyclus a. Preventie b. Signalering c. Ondersteuning I. Onderwijskundige ondersteuning II. Sociaal-emotionele ondersteuning 3.2. Leerlingvolgsysteem / Dossiervorming 3.3. Contacten met ouders 3.4. Deskundigheidsbevordering 4. Basisondersteuning 4.1 zorgcoordinator 4.2 mentoraat 4.3 decanaat 4.4 vertrouwenspersoon 4.5 vrijstellingsregeling 4.6 pestprotocol 4.7 beleid en maatregelen t.a.v. dyslexie 4.8 beleid en maatregelen t.a.v. dyscalculie 4.9 beleid en maatregelen t.a.v. dysgrafie 4.10 beleid en maatregelen t.a.v. ADHD/ADD 4.11 beleid en maatregelen t.a.v. ASS 4.12 beleid en maatregelen t.a.v. faalangst 4.13 beleid en maatregelen t.a.v. sociale vaardigheid 4.14 beleid en maatregelen bij medische problemen 5. Extra ondersteuning 5.1 Criteria voor toewijzing van extra ondersteuning 5.2 Zorg- en Adviesteam (ZAT) 5.3 Leerlinggebonden financiering (LGF) 5.4 Extra hulpmiddelen bij dyslexie 5.5 Bijspijkerbureau 5.6 Huiswerkbegeleiding via MALTHAinsCool
Zorgplan 2015-2016
-1-
1. Zorgbeleid in samenhang Het zorgbeleid op het Christelijk Lyceum Zeist hangt samen met andere al ontwikkelde en nog te ontwikkelen beleidsdocumenten. Te denken valt aan de regeling voor Passend Onderwijs, het ondersteuningsplan van het Samenwerkingsverband, de privacyregeling en klachtenregeling, maar ook aan schooleigen documenten zoals het Missie-Visiedocument van de school en het schoolplan. Ondersteuning van leerlingen die extra zorg nodig hebben, is een opdracht aan de school die eisen stelt aan zowel kwantitatieve en kwalitatieve capaciteiten. Een school moet die ondersteuning bieden die op dat moment haalbaar is en een relatie vormt met het onderwijs waarvoor de school staat. 2. Algemeen - Visie op Onderwijs Uitgangspunt bij ons onderwijs is dat jonge mensen van nature gemotiveerd zijn om de mogelijkheden die zij hebben te ontwikkelen. We gaan ervan uit dat leerlingen medeverantwoordelijk zijn voor hun eigen ontwikkeling. Individuele verschillen in talenten en leerstijlen vormen een (belangrijk) vertrekpunt in ons onderwijs. Het Christelijk Lyceum Zeist als schoolgemeenschap wil leerlingen een veilig pedagogisch klimaat bieden, waarin duidelijk is en duidelijk wordt gemaakt wat er van leerlingen verwacht en gevraagd wordt. Zij ontvangen stimulans, zorg en structuur bij het realiseren van de doelstellingen van ons onderwijs. Onze school wil leerlingen stimuleren, daarbij rekening houdend met hun mogelijkheden, door op positieve wijze hoge verwachtingen uit te spreken. Door succeservaringen wordt het zelfvertrouwen van leerlingen bevorderd. Wij spannen ons in de individuele èn de sociale ontwikkeling van leerlingen te bevorderen. Initiatieven van leerlingen met dit doel, ook op het gebied van culturele en sportieve activiteiten, worden waar mogelijk ondersteund. 3. Visie op Onderwijsondersteuning Onderwijsondersteuning bestaat uit alle organisatorische, pedagogische en didactische maatregelen waarmee onze school leerlingen ondersteunt in hun leer- en /of ontwikkelingsproces. De ondersteuning moet er aan bijdragen dat de leerling zijn persoonlijke doelstellingen haalt, zijn competenties ontwikkelt en zich kwalificeert voor de periode na het voortgezet onderwijs. De ondersteuningsactiviteiten vinden plaats tijdens en buiten de onderwijsactiviteiten. Bij onze onderwijskundige visie past een systeem van integrale leerlingzorg: we denken en handelen vanuit het belang van de leerling binnen de kaders van de schoolorganisatie. Dit betekent dat er een goede afstemming dient plaats te vinden tussen het onderwijsproces en de leerlingbegeleiding. We zullen ervoor moeten zorgen dat onze leerlingen “goed in hun vel zitten” zodat ze zich volledig kunnen concentreren op hun leerproces en sociale activiteiten op school. Pas wanneer dit het geval is, kunnen zij zich zo volledig mogelijk ontplooien. Hierdoor zal het rendement ook hoger zijn waardoor een goede doorstroming en examenresultaten kunnen worden bevorderd. De onderwijsondersteuning op onze school is een zaak van alle medewerkers. Natuurlijk zijn er “grenzen aan de ondersteuning” die we kunnen verlenen. Ieder schooljaar zullen we de “balans” moeten opmaken en in ons zorgbeleid voor het nieuwe schooljaar aan moeten geven welke ondersteuning we kunnen verlenen en welke inspanningen we daarvoor moeten plegen. Daarnaast doen zich lopende het schooljaar altijd nieuwe ondersteuningsvragen voor. 3.1. Ondersteuningscyclus In de praktijk is de basisondersteuning op het CLZ gericht op preventie, signalering en ondersteuning. a. Preventie Van alle medewerkers verwachten we een preventieve houding. Een positief pedagogisch klimaat, vroegtijdige signalering, een meer handelingsgerichte observatie en betrokkenheid en taakafstemming bij medewerkers vormen de basis om ondersteuningsvragen te voorkomen dan wel om leerlingen die ondersteuning te bieden die zij nodig hebben. Na de start van het schooljaar informeert iedere mentor binnen 2 weken de docenten van zijn klas over bijzonderheden van zijn leerlingen. Voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven, wordt de hulpvraag geformuleerd en vastgelegd in een ondersteuningsplan. b. Signalering Bij signalering gaat het er om, dat de docent er zo snel mogelijk bij is met de juiste pedagogische en didactische aanpak. Zorgplan 2015-2016
-2-
Wanneer een leerling, een ouder of een medewerker signaleert dat een leerling mogelijk ondersteuning nodig heeft, is het cruciaal, dat de mentor zo spoedig mogelijk geïnformeerd wordt. De mentor onderzoekt dan welke acties moeten worden genomen. c. Ondersteuning Bij ondersteuning gaat het erom problemen op een doeltreffende wijze aan te pakken. Centrale personen zijn de docenten en de mentor. I. Onderwijskundige ondersteuning De onderwijskundige ondersteuning op CLZ bestaat voornamelijk uit het geven van extra uitleg aan individuele of groepen leerlingen. Voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, zijn handelingswijzers opgesteld met aanwijzingen voor de docenten hoe te handelen richting leerlingen met een leer- of emotionele stoornis. Handelingsgericht werken Om zowel de ondersteuningsvragen als de aanpak daarvan volgens een vast stramien te laten verlopen zodat het voor alle partijen (leerlingen, ouders, hulpverleners, vakdocenten en mentoren) duidelijk is wat de vraag en de eventuele te verrichten ondersteuning moet zijn, maken we gebruik van ondersteuningsplannen. Een ondersteuningsplan kan gericht zijn op een individuele hulpvraag of op een groepsaanpak. Bij een algemene hulpvraag De mentor verzamelt aanvullende gegevens bij docenten en/of anderen. De mentor legt na overleg met de zorgcoördinator de hulpvraag vast in een ondersteuningsplan en treedt in contact met de leerling en ouders en de docenten om het plan ten uitvoer te brengen. De mentor legt de gemaakte afspraken vast in het Leerlingvolgsysteem (SOMTODAY). Bij een uitgebreide hulpvraag Als bovenstaande niet toereikend is of de hulpvraag onduidelijk of te complex is, overlegt de mentor met de teamleider over vervolgstappen. Vervolgens vraagt de mentor of de teamleider mondeling of schriftelijk toestemming aan ouders om de leerling in het Zorg- en Adviesteam (ZAT) te bespreken. Voor leerlingen van 16 jaar en ouder dient de leerling ook zelf toestemming te verlenen. De mentor onderhoudt het contact met ouders en leerling over de hulpvraag. ● ● ●
De teamleider brengt de (onderbouwde) hulpvraag in in het ZAT. In het ZAT wordt een advies uitgebracht over welke weg moet worden bewandeld in het kader van de hulpvraag en wie hierin actie onderneemt. Op basis van het advies van het ZAT worden ouders vervolgens aangespoord de nodige vervolgstappen te nemen en worden zij doorverwezen naar externe instanties (schoolmaatschappelijk werk, schoolverpleegkundige, leerplicht).
Bij een eerder geconstateerde hulpvraag Voor leerlingen met een ASS-indicatie is in eerder onderzoek vastgesteld dat ondersteuning nodig is. Voor deze leerlingen schrijft de wet een jaarondersteuningsplan voor. Dit jaarondersteuningsplan is een manier om de hulpvraag beter te kunnen formuleren en een gerichte aanpak aan te geven met concrete doelen. Het jaarondersteuningsplan kan uitgangspunt zijn voor leerlingbesprekingen waarbij de resultaten gevolgd worden en eventueel nieuwe afspraken gemaakt kunnen worden. De persoonlijk begeleider is in principe verantwoordelijk voor het stellen van concrete doelen in het jaarondersteuningsplan, het communiceren met de leerling en de ouders en het bijhouden van de resultaten van de verleende ondersteuning in het leerlingvolgsysteem. De zorgcoördinator houdt toezicht op een juiste toedeling en adequate inzet van de ondersteuning. II. Sociaal-emotionele ondersteuning De sociaal-emotionele ondersteuning is in eerste instantie een zaak van de mentor. Indien de mentor niet meer die begeleiding kan geven die nodig is om de leerling verder te helpen, kan de zorgcoördinator ingeroepen worden. De volgende stap is om – na toestemming van de ouders en/of de leerling - de leerling te bespreken in het Zorg- en Adviesteam. In het ZAT wordt de leerling dan besproken en wordt bekeken of en welke tweedelijns hulp moet worden ingezet. 3.2 Leerlingvolgsysteem / Leerling- en ouderportal Om de leerling in zijn vorderingen goed te kunnen volgen, worden, naast het bijhouden van een cijferregistratie, zoveel mogelijk gegevens in het leerlingvolgsysteem (SOMTODAY) ondergebracht. Te denken valt aan onderzoeksgegevens alsmede gespreksnotities en voortgangsrapportages. Ouders en leerlingen hebben via het Leerling- en ouderportal permanent inzage in de resultaten van de leerling.
Zorgplan 2015-2016
-3-
3.3 Contacten met ouders De mentor is in principe het eerste aanspreekpunt voor de ouders. Indien er door de mentor een hulpvraag wordt gesteld, bespreekt de mentor dit met de leerling en de ouders en legt de hulpvraag vast in een ondersteuningsplan. Als er een jaarondersteuningsplan is opgesteld (voor ASS-leerlingen) spreekt de mentor met de ouders en de leerling en de ambulante begeleider over de te nemen acties. De ouders ondertekenen het jaarondersteuningsplan voor akkoord. Het jaarondersteuningsplan wordt in het leerlingdossier opgeslagen. Ook de voortgang en eindrapportage worden met de leerling en ouders en ambulant begeleider besproken. In het geval van afname van onderzoeken wordt door de zorgcoördinator schriftelijk of mondeling uitleg gegeven aan ouders. De ouders zijn verantwoordelijk voor het laten afnemen van externe onderzoeken. Mochten leerlingen of ouders bezwaar willen maken tegen de gang van zaken dan kunnen zij terecht bij de teamleider van de afdeling. Mocht het probleem blijven bestaan dan kan er verwezen worden naar de directie of in voorkomende gevallen naar de externe vertrouwenspersoon.(zie de klachtenregeling). 3.4 Deskundigheidsbevordering Onder verantwoordelijkheid van de zorgcoördinator stelt de school jaarlijks vast welke scholingsbehoefte er is ten aanzien van de nog te verwerven expertise van afzonderlijke leden of teams. De scholing moet in ieder geval passen binnen de kaders van de jaarlijkse zorgdoelstellingen. 4. Basiszorg Onze school biedt het volgende pakket aan basiszorg: 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11 6.12 6.13 6.14
zorgcoordinator mentoraat decanaat/loopbaanorientatie vertrouwenspersoon vrijstellingsregeling pestprotocol beleid en maatregelen t.a.v. dyslexie beleid en maatregelen t.a.v. dyscalculie beleid en maatregelen t.a.v. dysgrafie beleid en maatregelen t.a.v. ADHD/ADD beleid en maatregelen t.a.v. ASS beleid en maatregelen t.a.v. faalangst beleid en maatregelen t.a.v. sociale vaardigheid beleid en maatregelen bij medische problemen
4.1 Zorgcoördinator ● Adviseert de directie bij het ontwikkelen van een visie op het zorgbeleid van de school, bij het bewaken van de uitvoering van deze visie en bij het organiseren van een systematische evaluatie van het zorgbeleid. ● Coördineert het basispakket zorg ● Adviseert, coördineert en bewaakt de ondersteuningsactiviteiten voor leerlingen: ○ inzet van remediërende hulp ○ inzet training sociale vaardigheden ○ inzet faalangstreductietraining ● Adviseert en geeft feedback aan teamleiders, mentoren en vakdocenten in het omgaan met leerlingen die zorg nodig hebben ● Coördineert deskundigheidsbevordering op het gebied van ondersteuningsverlening ● Stelt (samen met de ambulante begeleiding) nieuwe jaarhandelingsplannen op vanuit het begeleidingsplan van de ambulante begeleiding ● Ondersteunt persoonlijke begeleiders bij het actualiseren van bestaande jaarondersteuningsplannen ● Onderhoudt contacten met zorgcoördinatoren van andere scholen in het Samenwerkingsverband ● Onderhoudt contacten met toeleverende scholen voor zover het zorgleerlingen betreft ● Onderhoudt contacten met externe deskundigen en/of hulpverlenende instanties ● Participeert in het netwerk zorgcoördinatoren van het SWV Zuidoost Utrecht (SWV 19-1), zorgt voor afstemming van het regionaal zorgbeleid op het zorgbeleid van de school. 4.2 Mentoraat Elke klas heeft een mentor. Deze is de spil in de begeleiding en bewaakt het sociale klimaat in de klas. In de brugklassen wordt de mentor bijgestaan door twee leerlingen uit de bovenbouw. De mentor ondersteunt de Zorgplan 2015-2016
-4-
leerlingen bij hun studie en houdt hun prestaties bij en is degene bij wie de ouders kunnen informeren naar het studieverloop van de leerling. De mentor overlegt met collega’s als dat nodig is en staat de leerling met raad en daad bij als het gaat om persoonlijke moeilijkheden. In klas 1 en 2 geeft de mentor studiebegeleidingslessen. In de bovenbouw is naast klassenmentoraat sprake van individueel mentoraat. Op onze website is een uitgebreide taakomschrijving van de mentor te vinden. 4.3 Decanaat/Loopbaanorientatie Bij de decaan of de onderwijsassistent loopbaanorientatie kunnen leerlingen terecht met vragen over opleidingen en vervolgopleidingen. In de betreffende jaarlagen wordt door de decaan en/of de onderwijsassistent loopbaanorientatie - samen met de mentor - uitgebreid aandacht besteed aan de pakket-, sector- en profielkeuze. In de (pre-)examenklassen wordt extra aandacht besteed aan het kiezen van de vervolgopleiding. Deze loopbaanoriëntatie is zo belangrijk dat deze is opgenomen in het PTA (Programma van Toetsing en Afsluiting). Vmbo-leerlingen lopen daarnaast in de derde klas nog een week stage. 4.4 Vertrouwenspersoon De vertrouwenspersoon is een sleutelfiguur bij het bewaken en bevorderen van een veilig klimaat op school. Het CLZ heeft twee vertrouwenspersonen, die zowel beschikbaar zijn voor leerlingen als voor medewerkers. Zij kunnen tevens helpen bij de uitvoering van de Klachtenregeling. 4.5 Vrijstellingsregeling Om in aanmerking te komen voor een vrijstelling voor het al dan niet tijdelijk volgen van een vak dienen de ouders/verzorgers van de leerling een aanvraag in te dienen bij de voorzitter van de vrijstellingscommissie,
[email protected] . In haar oordeel baseert de commissie zich op de vrijstellingsregeling van de CVO-Groep. Leerlingen die naast school op regionaal of landelijk niveau (top)sport bedrijven kunnen in aanmerking komen voor bijzondere faciliteiten ten aanzien van het te volgen onderwijsprogramma. Aanvragen dienen schriftelijk te worden ingediend bij de voorzitter van de vrijstellingscommissie. Informatie van de betreffende nationale sportbond dient te worden meegezonden. 4.6 Pestprotocol 4.7 Beleid en maatregelen t.a.v. Dyslexie De leerling met een dyslexieverklaring ontvangt van de school een zorgpas, die de gehele schoolloopbaan geldig blijft. Bij het afnemen van toetsen heeft de leerling recht op 20 % meer tijd dan overige leerlingen voor dezelfde toets of 20 % minder toetsvragen in dezelfde tijd. De toetsen worden aangeboden in lettertype Arial 12. Bij de beoordeling van een toets wordt spelling niet meegerekend als het niet tot het toetsonderdeel behoort. In de periode van de onderbouw klas 1 en 2 krijgen dyslectische leerlingen voor de talen een bodemcijfer 3, tenzij de betrokken leerling – naar het oordeel van de docent - onvoldoende inzet aan de dag legt. Dyslectische leerlingen is het gebruik van een Daisy-speler of andere hulpmiddelen toegestaan, indien het onderzoeksrapport dit aanbeveelt. Docenten worden voorgelicht over de beste aanpak in de klas. 4.8 Beleid en maatregelen t.a.v. Dyscalculie De leerling met een dyscalculieverklaring ontvangt van de school een zorgpas, die de gehele schoolloopbaan geldig blijft. Bij het afnemen van toetsen waarbij veel rekenvaardigheden worden gevraagd, heeft de leerling recht op 20 % meer tijd dan overige leerlingen of 20 % minder stof in dezelfde tijd. Docenten worden voorgelicht over de beste aanpak in de klas. 4.9 Beleid en maatregelen t.a.v. Dysgrafie De leerling met een dysgrafieverklaring ontvangt van de school een zorgpas, die de gehele schoolloopbaan geldig blijft. Een dysgrafische leerling krijgt toestemming een laptop te gebruiken tijdens de lessen. Over het gebruik van de laptop bij het maken van toetsen beslist de voor het zorgbeleid verantwoordelijke teamleider. 4.10 Beleid en maatregelen t.a.v. ADHD/ADD De leerling bij wie ADHD/ADD is vastgesteld, ontvangt van de school een zorgpas, die de gehele schoolloopbaan geldig blijft. Bij het afnemen van toetsen heeft de leerling in de periode van de onderbouw klas 1, 2 en 3 recht op 20% extra tijd of 20% minder stof in dezelfde tijd. Vanaf klas 4 tot en met het examen geldt dat tijdverlenging slechts mogelijk is als er een deskundigenverklaring is die door een ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog is opgesteld. Een andere aanpassing kan slechts worden toegestaan voor zover daartoe in de deskundigenverklaring Zorgplan 2015-2016
-5-
ten aanzien van betrokkene een voorstel wordt gedaan dan wel indien de aanpassing aantoonbaar aansluit bij de begeleidingsadviezen, vermeld in die deskundigenverklaring. De school doet van eventuele aanpassingen voor het examen voor deze leerlingen zo spoedig mogelijk melding bij de inspectie. Docenten worden voorgelicht over de beste aanpak in de klas.
4.11 Beleid en maatregelen t.a.v. Autistische spectrumstoornissen (ASS) o.a. Syndroom van Asperger, PDD-NOS De leerling bij wie een autistische spectrumstoornis is vastgesteld, ontvangt van de school een zorgpas, die de gehele schoolloopbaan geldig blijft. Bij het afnemen van toetsen heeft de leerling in de periode van de onderbouw klas 1,2 en 3 recht op 20% extra tijd of 20% minder stof in dezelfde tijd.
Voor leerlingen met een ASS-indicatie wordt jaarlijks in overleg met de ouders en de ambulante begeleider een ondersteuningsplan opgesteld, waarin de jaarlijkse doelen worden beschreven. In het ondersteuningsplan worden specifieke aanwijzingen gegeven voor een individuele aanpak. Docenten worden voorgelicht over de beste aanpak in de klas. Vanaf klas 4 tot en met het examen geldt dat tijdverlenging slechts mogelijk is als er een deskundigenverklaring is die door een ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog is opgesteld. Een andere aanpassing kan slechts worden toegestaan voor zover daartoe in de deskundigenverklaring ten aanzien van betrokkene een voorstel wordt gedaan dan wel indien de aanpassing aantoonbaar aansluit bij de begeleidingsadviezen, vermeld in die deskundigenverklaring. De school doet van eventuele aanpassingen voor het examen voor deze leerlingen zo spoedig mogelijk melding bij de inspectie.
4.12 Beleid en maatregelen t.a.v. faalangst In klas 2 wordt bij alle leerlingen een faalangsttest afgenomen. Leerlingen bij wie sprake is van faalangst, kunnen een faalangstreductietraining volgen. Deze training wordt op school door bevoegde docenten gegeven. Als bij een leerling uit een ander leerjaar een vermoeden van faalangst wordt gemeld, wordt bij deze leerling eerst een faalangsttest afgenomen. Bij een positieve uitslag worden de mogelijkheden van faalangstreductietraining bekeken. 4.13 Beleid en maatregelen t.a.v. sociale vaardigheid Leerlingen bij wie een gebrek aan sociale vaardigheden wordt opgemerkt, kunnen – na overleg met de ouders en de leerling - worden aangemeld voor sociale vaardigheidstraining. Deze training wordt gegeven buiten school door een externe instantie. 4.14 Beleid en maatregelen bij medische problemen In geval van medische problemen kan de school tijdelijke of permanente vrijstelling verlenen voor het vak lichamelijke opvoeding. Een verzoek hiertoe wordt schriftelijk gedaan bij de voorzitter van de vrijstellingscommissie,
[email protected] . In geval van medische problemen die anderszins een belemmering zijn voor het volgen van een bepaald vak, dient ook schriftelijk een vrijstelling te worden aangevraagd. 5. Extra zorg 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Criteria voor toewijzing van extra ondersteuning Zorg- en Adviesteam (ZAT) Leerlinggebonden financiering (LGF) Extra hulpmiddelen bij dyslexie Bijspijkerbureau Huiswerkbegeleiding via MALTHAinsCool
5.1 Criteria voor toewijzing van extra ondersteuning Toewijzing van extra ondersteuning door de school vindt plaats: • op basis van handelingsgerichte diagnostiek • na overleg met ouders • met transparante procedures, en • met minimale bureaucratie 5.2 Zorg- en Adviesteam (ZAT) Het Zorg- en Adviesteam bestaat uit de vertegenwoordiging van de school (zorgcoordinator, verantwoordelijke teamleider en/of mentor), aangevuld met externe deskundigen, zoals schoolarts, leerplichtambtenaar, sociaalmaatschappelijk werk, Centrum voor Jeugd en Gezin en evt. ambulante begeleiders. Het ZAT wordt voorgezeten door de zorgcoördinator. Het ZAT: ● Bespreekt het zorgaanbod van de school Zorgplan 2015-2016
-6-
● ● ●
Voert casusoverleg Maakt afspraken over wie actie gaat nemen Adviseert ouders over te nemen vervolgstappen
5.3 Leerlinggebonden financiering (LGF) Een leerling met Leerling Gebonden Financiering (LGF) heeft recht op extra ondersteuning van de school. Deze ondersteuning wordt op CLZ verzorgd door een daartoe aangewezen persoonlijk begeleider. In het jaarondersteuningsplan wordt vastgelegd welke inzet de school pleegt om de leerling te ondersteunen. Het jaarondersteuningsplan wordt ondertekend door de ouders en de school. De extra financiële middelen van de LGF-beschikking worden door de school ingezet voor: - de persoonlijke begeleider - ondersteuning door de zorgcoordinator - evt. deelname aan huiswerkbegeleiding – maximaal 3 maanden - evt. remedial teaching of bijles Rol en taak van de Persoonlijk begeleider ● Actualiseert het jaarondersteuningsplan en stelt in samenspraak met de leerling concrete doelen ● Heeft wekelijks contact met de leerling (gemiddeld 15-20 minuten per week) - afhankelijk van de situatie kan de frequentie zakken naar eens in de twee of drie weken ● Houdt schriftelijk verslag bij van de gesprekken (1x per periode) ● Heeft regelmatig contact met ouders via mail of telefoon ● Heeft zo nodig contact met de zorgcoördinator ● Heeft zo nodig contact met de ambulant begeleider via mail of via het spreekuur op school ● Heeft 3 x per jaar overleg met ouder(s), leerling en ambulante begeleider 5.4 Extra hulpmiddelen bij dyslexie Leerlingen in klas 1,2 en 3 krijgen via de school de beschikking over het programma Claroread. Claroread is een programma van spraaksoftware waarmee de leerling auditieve ondersteuning krijgt bij het lezen. De schoolboeken worden hiertoe gescand en beschikbaar gesteld aan de leerling. Het programma kan zowel thuis als tijdens de les worden gebruikt. Het gebruik bij toetsen is (voorlopig) nog niet toegestaan in verband met het risico van verspreiding van toetsmateriaal. 5.5 Bijspijkerbureau Via het bijspijkerbureau kunnen onderbouwleerlingen extra ondersteuning krijgen voor een vak, mits voorradig. De ondersteuning wordt geleverd door een bovenbouwleerling tegen een geringe vergoeding. De coordinatie van het bijspijkerbureau is in handen van een docent. 5.6 Huiswerkbegeleidng via MALTHAinsCool Dagelijks vanaf 15:15 uur wordt een aantal lokalen verhuurd aan MALTHAinsCool®. Leerlingen van onze school kunnen tegen een sterk gereduceerd tarief gebruik maken van de diensten van MALTHAinsCool®.
Zorgplan 2015-2016
-7-