Ondersteuningsplan 2014-2018
1
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Uitgangspunten, visie, doelstellingen en ambitie
3
Hoofdstuk 2
Organisatie van het samenwerkingsverband
7
Hoofdstuk 3
De regio in beeld
8
Hoofdstuk 4
Ondersteuning bij het onderwijs
9
Hoofdstuk 5
Zorgplicht en toewijzing van extra ondersteuning
10
Hoofdstuk 6
Speciaal onderwijs
13
Hoofdstuk 7
Samenwerken met ouders
14
Hoofdstuk 8
Relatie met gemeenten, instellingen jeugdhulp en overige partners
16
Hoofdstuk 9
Kwaliteitszorg en –borging in het samenwerkingsverband
19
Hoofdstuk 10
Financiën
22
Hoofdstuk 11
Klachten, mediation, bezwaren en geschillen
24
Hoofdstuk 12
Medezeggenschap
25
Hoofdstuk 13
Bijlagen
26
1- Handelingsgericht ondersteuning arrangeren en toewijzen. 2- Ondersteuningsroute 3- Ontwikkelingsperspectief 4- Gebruikte afkortingen
2
Hoofdstuk 1 Uitgangspunten, visie, doelstellingen en ambitie
1.1 Wat zegt de wet? Passend onderwijs gaat over alle kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 23 jaar en heeft betrekking op alle reguliere en specifieke onderwijsvoorzieningen die kunnen bijdragen aan een succesvolle schoolloopbaan. Het wettelijk kader schetst de hoofdlijnen voor de vormgeving van passend onderwijs. In de beleidsbrief van de minister staan de volgende voorwaarden voor het nieuwe stelsel: -Leerlingen krijgen zo goed mogelijk onderwijs -Ouders zijn betrokken bij hun kind op school -Docenten zijn goed toegerust -Scholen werken samen met jeugdzorg en gemeenten -Doelmatige investeringen Kernelementen van de nieuwe wet zijn de zorgplicht, de niet vrijblijvende samenwerking tussen schoolbesturen en budgetfinanciering. Het geheel van maatregelen dat betrekking heeft op de onderwijszorg van zittende en nieuwe leerlingen (aanmelding, inschrijving en toelating) vat de wetgever samen in het begrip zorgplicht. De zorgplicht ligt bij het bevoegd gezag van de school. Als een school geen passende onderwijsplek kan bieden, moet zij ervoor zorgen dat de leerling op een andere school kan worden geplaatst. Om de zorgplicht waar te kunnen maken moeten alle scholen voor regulier en (voortgezet) speciaal onderwijs binnen een samenwerkingsverband met elkaar samenwerken. Deze samenwerking is niet vrijblijvend. Doel is om gezamenlijk een dekkend aanbod van onderwijszorg in de regio te bieden. 1.2 Wat willen wij zelf? De Wet Passend Onderwijs wordt per 1 augustus 2014 ingevoerd. Met het in werking treden van deze wet ontstaan er nieuwe verbindingen en mogelijkheden binnen de regio. Alle scholen voor voortgezet onderwijs werken vanaf dat moment samen aan de ondersteuning van het leerproces van alle leerlingen in de regio, dat geldt voor de reguliere scholen en de scholen voor speciaal onderwijs. Daarin zijn twee onderscheiden verantwoordelijkheden te benoemen: de individuele school is verantwoordelijk voor de ondersteuning van de aan haar toevertrouwde leerlingen en het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor het geheel aan voorzieningen dat een dekkend aanbod van ondersteuning moet garanderen voor alle leerlingen. Het doel van de wet is om meer leerlingen op te vangen binnen het regulier onderwijs en minder in het speciaal onderwijs. Dat klinkt alsof kinderen nu onterecht opgevangen worden in het speciaal onderwijs terwijl ze eigenlijk in het regulier onderwijs thuis horen. Niets is minder waar! Kinderen maken niet voor niets gebruik van de expertise van het special onderwijs en reguliere scholen hebben tot nu toe niet voor niets aangegeven dat bepaalde ondersteuningsvragen door hen niet beantwoord kunnen worden. Moet er dan niets veranderen? Toch wel. De huidige systematiek bepaalt dat kinderen of wel helemaal in het regulier dan wel in het speciaal onderwijs gebruik maken van het onderwijsaanbod en dat zou wel anders kunnen. Soms kunnen kinderen best op een reguliere school onderwijs volgen als er daarnaast ook ondersteuning geboden kan worden vanuit het speciaal onderwijs. Deels gebeurt dat nu binnen de ambulante begeleiding, maar wij denken dat het ook mogelijk moet zijn om deels binnen het regulier en deels binnen het speciaal onderwijs een opleiding te volgen. De toekomst vraagt om maatwerk, passend onderwijs voor ieder kind dus. Met het ingaan van de wet zal die situatie niet onmiddellijk gerealiseerd zijn, we moeten er dus naar toe groeien. Dat betekent voor onze regio dat we starten vanuit de situatie van nu en toe zullen werken naar verandering. Zo zijn ook de afspraken van de scholen binnen het Samenwerkingsverband Oosterschelderegio, vanaf het schooljaar 2014-2015 zullen we gaan werken aan die veranderingen en verbeteringen. Het voorliggende ondersteuningsplan beschrijft nog grotendeels de huidige situatie. Deze invoering van Passend Onderwijs wil geenszins zeggen dat er geen ambities zijn, maar eerder recht doen aan een gegroeide situatie die 3
niet zonder reden op deze manier ontstaan is. Met elkaar hebben de partners in de Oosterschelderegio afgesproken dat veranderingen in de toekomst op drie niveaus worden voorbereid en uitgevoerd. Die van het bestuur als het gaat om de bestuurlijke veranderingen die te maken zullen hebben met wijzigingen in de structuren en de financiering. Die van de schoolleiders als het gaat om de afstemming en de samenwerking tussen de diverse scholen en die van de zorgverleners en zorgcoördinatoren als het gaat om concrete afstemming op de werkvloer van ondersteuning van leerlingen en hun ouders. Het bestuur zorgt ervoor dat die sporen parallel blijven lopen en dat waar nodig knopen worden doorgehakt. Voor de ondersteuningsplanraad en de gemeenten is het goed om te weten dat het voorliggende plan een looptijd heeft van één schooljaar. De gewenste en noodzakelijk geachte veranderingen zullen in nieuwe documenten ter bespreking worden voorgelegd. De te verwachten documenten zullen gaan over de toewijzing van ondersteuning, de wijze waarop de ondersteuning concreet georganiseerd zal worden en de wijze waarop het bestuur van het samenwerkingsverband het geheel toekomstbestendig denkt te kunnen bekostigen.
1.3 Hoe gaan we dat doen? In hoofdstuk 1.2 schreven wij dat passend onderwijs in dit samenwerkingsverband wordt ingevoerd, aansluitend bij de praktijk van vandaag en ervan uitgaand dat de wereld op 1 augustus 2014 niet per direct verandert. Deze beschrijving van de huidige situatie in dit ondersteuningsplan wil niet zeggen dat er geen ambities zijn binnen het samenwerkingsverband en dat er geen beleidsagenda ligt voor de komende jaren. Hieronder wordt verder uitgewerkt welke activiteiten ondernomen worden. 1. Instellen van een commissie die ondersteuningstoewijzing voor nieuwe leerlingen regelt: Bij het wegvallen van de regionale indicatiecommissies zal een nieuwe systematiek moeten worden ontwikkeld die regelt wanneer ondersteuning wordt toegewezen en de mate waarin. Daarin zullen vertegenwoordigers van alle binnen het samenwerkingsverband opererende scholen participeren. Tijdpad: deze commissie is voor de zomer ingericht. Momenteel wordt een concreet voorstel uitgewerkt door de directeur samen met twee bestuursleden. Op de bestuursvergadering van 16-62014 zal dit voorstel besproken worden. 2. Vaststellen van een plan dat erin voorziet dat alle leerlingen die nu gebruik maken van het VSO opnieuw bekeken moeten worden op de ondersteuningsnoodzaak voor de toekomst: In de komende periode zullen alle leerlingen die op basis van een beschikking gebruik maken van een voorziening voor speciaal onderwijs opnieuw geïndiceerd moeten worden. Vanuit de expertise van de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs zal bepaald worden hoe de fasering van de huidige leerlingen daarin moet plaatsvinden. Tijdpad: In het schooljaar 2014-2015 gaan we van alle leerlingen in het vso op basis van hun ontwikkelingsperspectief beoordelen hoe lang deze leerlingen nog zijn aangewezen op speciaal onderwijs. De ondersteuningsbehoefte van de leerlingen is hierbij het uitgangspunt. 3. Ontwikkelen van nieuwe arrangementen tussen voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, waarbij arrangementen tussen beide schoolsoorten ontstaan; Het nieuwe samenwerkingsverband vindt dat de slagboomsystematiek bij het toewijzen van ondersteuning moet verdwijnen. Konden leerlingen nu binnen het reguliere onderwijs, OPDC, of speciale onderwijs worden bediend, in de toekomst zullen er vormen van ondersteuning ontstaan die deels binnen het regulier en deel binnen het speciaal onderwijs zullen worden uitgevoerd. Tijdpad: momenteel is een werkgroep directieleden (VO en VSO) ingericht. Binnen deze werkgroep worden drie cases uitgewerkt die over vormen van samenwerking gaan tussen VO en VSO. De bedoeling is om aan de hand van dergelijke concrete situaties de mogelijkheden, zowel op organisatorisch als financieel terrein, te onderzoeken. 4
Op woensdag 4 juni 2014 worden de eerste resultaten van deze werkgroepen gepresenteerd. Op basis van deze resultaten zullen we voor 2014-2015 verdere plannen bespreken.
4. Komen tot een sluitende begroting voor het samenwerkingsverband vanaf schooljaar 2015-2016; In de komende twee jaar zal de begroting grotendeels worden bepaald door de afspraken zoals die door OC&W zijn vastgelegd. Daarbij zullen de tegemoetkomingen voor leerlingen binnen het speciaal onderwijs rechtstreeks door DUO aan de scholen voor speciaal onderwijs worden toebedeeld en verrekend met de budgetten voor het samenwerkingsverband. Door deze systematiek ontstaan er tekorten op de begroting van het samenwerkingsverband, waarbij de middelen voor zware ondersteuning niet toereikend zullen zijn voor de geboden ondersteuning. In de komende twee jaar zullen afspraken gemaakt moeten worden hoe de begrotingen voor de jaren vanaf 2015-2016 zonder tekorten kunnen worden gerealiseerd. Tijdpad: Op de eerste bestuursvergadering in het schooljaar 2014-2015 bespreekt het bestuur verschillende opties om de begroting sluitend te maken. Er worden dan beslissingen genomen over de inzet van zware en lichte ondersteuningsmiddelen. Er worden ook uitspraken gedaan over het al dan niet toestaan van overschrijding. Dit beleid wordt onder andere vertaald naar een taakstelling voor de commissie ondersteuningstoewijzing.
5. Samenwerking organiseren met het primair onderwijs en het speciaal (basis) onderwijs; De instroom van de leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs wordt tot nu toe grotendeels bepaald door de verwijzing vanuit het basisonderwijs en het speciaal (basis) onderwijs. Door samenwerking met deze beide groepen zal het mogelijk worden de leerlingenstromen naar het speciaal onderwijs te beïnvloeden. Tijdpad: Vanuit de taakstelling die het bestuur oplegt aan de commissie ondersteuningstoewijzing zal een beeld ontstaan over de mogelijkheden van instroom in het VSO vanuit het SO en PO. Zo gauw dit beeld duidelijk is zal overleg plaatsvinden met SO en PO scholen. Besproken zal worden in hoeverre de SO en PO scholen rekening kunnen houden met deze informatie in hun advisering en verwijzing naar speciaal onderwijs. Dit overleg voeren we nog in 2014 en zal leiden tot concrete afspraken. 6. Vaststellen van de speerpunten binnen de kaders van kwaliteitsbeleid binnen het samenwerkingsverband; Uiteraard is het kader voor kwaliteitszorg van de inspectie uitgangspunt voor het inrichten ervan binnen het samenwerkingsverband. Toch zal het samenwerkingsverband zelf speerpunten en prioritering aan moeten brengen in de kwaliteitszorg. Tijdpad: Woensdag 11 juni zal de inspectie een simulatie uitvoeren bij het samenwerkingsverband. Vanuit deze simulatie zullen zaken aangewezen worden waar als eerste actie op ondernomen moet worden. Op de eerste bestuursvergadering in het schooljaar 2014-2015 worden de speerpunten voor dat jaar vastgesteld. Het inspectiekader is leidend.
7. Herschrijven van het ondersteuningsplan 2015-2019; Als de hierboven genoemde ambities concreet worden zal dit vanzelfsprekend leiden tot een bijgesteld ondersteuningsplan. We streven naar een ondersteuningsplan voor de periode 2015-2019. Gedurende het schooljaar 2014-2015 zullen we iedere bestuursvergadering één of meerdere 5
hoofdstukken van het ondersteuningsplan bespreken. De ondersteuningsplanraad zal ook regelmatig op de hoogte worden gesteld van eventuele wijzigingen.
8. Aandacht voor meer expertise in het reguliere onderwijs; Wanneer er meer leerlingen in het reguliere onderwijs geplaatst worden die behoefte hebben aan extra ondersteuning, zullen de scholen zich daar op moeten voorbereiden. De expertise die hiervoor nodig is zal worden aangedragen door de vso scholen. Tijdpad: In de werkgroep zorgcoördinatoren wordt overleg gevoerd over het werken met een ontwikkelingsperspectief voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. De zorgcoördinatoren van het VSO dragen hierbij informatie aan hoe één en ander het beste vorm kan krijgen. De verwachting is dat we in het schooljaar 2014-2015 overeenstemming bereiken over het format en de te volgen werkwijze. De ambulant begeleiders zullen een actieve rol spelen in het voorbereiden van de scholen op de opvang van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte.
6
Hoofdstuk 2 Organisatie van het Samenwerkingsverband De naam van het samenwerkingsverband is: COÖPERATIE SAMENWERKINGSVERBAND PASSEND VOORTGEZET ONDERWIJS OOSTERSCHELDEREGIO U.A. De leden zijn: Edudelta Onderwijsgroep St Scholengroep Pontes Stg C.V.O. Zeeland Stichting RESPONT Stichting De Korre
VO VO VO VO+VSO VSO
Het bestuur bestaat uit de volgende personen: Drs. J.A. Brand Dhr. B. Pasman Dhr. T. Hut Ir. K.G. Terlage Dhr. N. Barendregt
Voorzitter Secretaris Penningmeester Lid Lid
7
Hoofdstuk 3 De regio in beeld
In de regio Oosterscheldegebied zijn de volgende reguliere scholen aangesloten bij het samenwerkingsverband: Pontes Scholengroep (PRO, VMBO B,K,GT,MAVO,HAVO,VWO,Gymnasium) Ostrea Lyceum (VMBO B,K,MAVO,HAVO,VWO) Edudelta College (VMBO B,K,GT) De Wissel (PRO) Alle scholen zijn in staat hun leerlingen de nodige ondersteuning te bieden bij het leerproces. In het ondersteuningsprofiel van de school wordt deze basisondersteuning omschreven. Wanneer de basisondersteuning niet volstaat kan de school in overleg met ouders ook extra ondersteuning organiseren. Deze extra ondersteuning wordt verzorgd door het orthopedagogisch en -didactisch centrum (OPDC) De Vliedberg. Het OPDC is bedoeld voor leerlingen die binnen het reguliere onderwijs niet de begeleiding kunnen krijgen die ze nodig hebben in het kader van hun ontwikkeling. Het richt zich met name op trajecten voor leerlingen met sociaal emotionele en persoonlijkheidsproblemen, meestal in combinatie met leerproblemen en/of leerachterstanden en gedragsmatige problematiek. Doel is terugkeer naar het reguliere onderwijs indien mogelijk. Het OPDC biedt verschillende arrangementen zoals: -Time Out (verblijf maximaal 12 weken) -Lesplaats OPDC (maximaal 2 jaar) -Begeleiding op de reguliere school vanuit het OPDC Sommige leerlingen zijn aangewezen op speciaal onderwijs. Om toegelaten te worden in het speciaal onderwijs is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) nodig die door het samenwerkingsverband wordt afgegeven. Hieronder een overzicht van verschillende vormen en scholen van speciaal onderwijs. De Korre (ZML, LG, MG, LZ) scholen voor kinderen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking en langdurige zieke kinderen -De Sprienke Goes (SO/VSO: LG, MG, LZ) -Deltaschool Goes (SO/VSO: ZML) -Beatrixschool Zierikzee (VSO : ZML)
Respont scholen voor kinderen met ernstige psychiatrische en/of gedragsstoornissen -OdyZee College (SO/VSO) -Acreon Goes (VSO) -De Vliethoeve Kortgene (VSO) 8
Hoofdstuk 4 Ondersteuning bij het onderwijs Alle reguliere scholen in het samenwerkingsverband bieden leerlingen de ondersteuning die zij nodig hebben. In het ondersteuningsprofiel beschrijft de school waaruit deze ondersteuning kan bestaan. Tevens geeft de school aan op welke manier een leerling wordt gevolgd en hoe dit volgen eventueel kan leiden tot het toewijzen van een bepaalde vorm van ondersteuning. We noemen dit de basisondersteuning die een school kan bieden. Bij basisondersteuning gaat het om: - preventieve en lichte curatieve interventies (zoals een aanbod voor leerlingen met dyslexie, of een aanpak voor het voorkomen van gedragsproblemen) - onderwijs ondersteuning structuur (onder andere de manier waarop de school de ondersteuning heeft georganiseerd en met andere organisaties en specialisten samenwerkt) - planmatig werken (onder andere de manier waarop de school nagaat welke onderwijsbehoefte leerlingen hebben, daarop een passend onderwijsaanbod organiseert en dat evalueert). - basiskwaliteit (Dit verwijst naar de minimale onderwijskwaliteit die gemeten wordt door het toezichtkader van de inspectie van het onderwijs. Scholen die onder basistoezicht van de inspectie van het onderwijs vallen, hebben hun basiskwaliteit op orde.) Voor gedetailleerde informatie verwijzen wij naar het ondersteuningsprofiel van de betreffende scholen. Wanneer blijkt dat de basisondersteuning niet voldoende tegemoet komt aan de onderwijsbehoefte van de leerling of de ondersteuningsbehoefte van de betrokken docenten, kan eventueel extra ondersteuning worden geboden. De extra ondersteuning wordt geboden vanuit het samenwerkingsverband. De extra ondersteuning wordt georganiseerd in de vorm van arrangementen. Deze arrangementen kunnen licht en kortdurend van aard zijn, of zwaar en langdurig (maximaal 2 jaar). Een compleet arrangement bestaat uit vijf aspecten: - de aanwezige deskundigheid binnen het team van leerkrachten; - de aandacht en tijd die het team kan vrijmaken voor een leerling; - de protocollen, aanpakken en methodieken en materialen die de school heeft; - de mogelijkheden van het schoolgebouw; - de samenwerkingsrelaties met onderwijs- en ketenpartners. De hierboven beschreven aspecten dienen ook als uitgangspunt bij het beschrijven van de onderwijsbehoefte van leerlingen. Op deze manier is het mogelijk om vraag en aanbod van (extra) ondersteuning goed op elkaar af te stemmen. In alle gevallen gaat het om afstemmen tussen wensen en mogelijkheden van ouders, leerlingen en de school. Bij het toewijzen van extra ondersteuning / arrangementen zal een ontwikkelingsperspectief worden opgesteld. Dit is een document waarin wordt omschreven wat het te verwachten uitstroomniveau zal zijn van de leerling, en wat het onderwijsaanbod zal zijn om dat niveau te bereiken. In het volgende hoofdstuk staat beschreven op welke manier de extra ondersteuning wordt toegewezen.
9
Hoofdstuk 5 Zorgplicht en toewijzing van extra ondersteuning De zorgplicht ligt bij het bevoegd gezag van de school en is van toepassing op leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en die niet zondermeer het onderwijs kunnen doorlopen. Als een school geen passende onderwijsplek kan bieden, moet zij ervoor zorgen dat de leerling op een andere school kan worden geplaatst. De procedure van toelating en toewijzing van ondersteuning is als volgt: Stap 1 Ouders melden hun kind aan bij een reguliere school voor voortgezet onderwijs. Voor inschrijving gelden de volgende voorwaarden: -Er moet uitzicht zijn op het behalen van een diploma -Er is plaatsruimte op de school van aanmelding (de school is niet vol) -Ouders respecteren de grondslag van de school Stap 2 De school beoordeelt of extra ondersteuning nodig is. Dit kan blijken uit informatie vanuit de ouders, het onderwijskundig rapport van de vorige school en/of uit eigen onderzoek. Als er geen extra ondersteuning nodig is en er wordt voldaan aan de voorwaarden van stap 1 dan wordt de leerling ingeschreven. Binnen 6 weken na aanmelding (zo nodig 4 weken verlenging) geeft de school aan of extra ondersteuning nodig is en hoe deze vorm kan krijgen. Als de ouders het hiermee eens zijn wordt de leerling ingeschreven. Indien ouders het niet eens zijn met het voorgestelde aanbod kunnen zij bezwaar aantekenen bij het bevoegd gezag van de (eerste) school dan wel vragen om een oordeel van de tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering. Zij kunnen er ook voor kiezen hun kind bij een andere school aan te melden. Deze nieuwe school krijgt dan de zorgplicht. Wanneer er binnen de termijn van 6 of 10 weken geen voorstel vanuit de school ligt, wordt de leerling ingeschreven op de aanmeldingsschool. Opmerking: -De plaatsing van leerlingen op het praktijkonderwijs kent een eigen procedure (o.a. afhankelijk van het verkrijgen van een PrO-beschikking). Voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, stelt de school een ontwikkelingsperspectief op. Hierin staat het verwachte uitstroomniveau van de leerling. Ook wordt in het ontwikkelingsperspectief beschreven welke ondersteuning en begeleiding de leerling krijgt om dit uitstroomniveau te halen. De school voert op overeenstemming gericht overleg met de ouders over het ontwikkelingsperspectief. Scholen in het voortgezet onderwijs betrekken ook de leerling zelf hierbij. Als de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, is dit verplicht.
10
In schema: de basisondersteuning op de reguliere school voor voortgezet onderwijs: Regie School waar de leerling staat ingeschreven
Procedure/ Criteria In het ondersteuningsprofiel van de school staat beschreven dat de basisondersteuning bedoeld is voor alle leerlingen. Niet iedere leerling maakt van alles gebruik. Sommige ondersteuning wordt aan leerlingen in kleine groepjes geboden (bijv. faalangstreductie training, of extra begeleidingslessen). Er kan ook individuele begeleiding plaatsvinden. Bij de toewijzing wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van een specifieke ondersteuningsvraag van leerling, ouders, docenten Vragen die hierbij beantwoord moeten worden: Wat is er nodig op het gebied van: - de hoeveelheid extra aandacht en tijd? - extra onderwijsmateriaal? -aanpassingen m.b.t. ruimtelijke omgeving? - expertise ? - samenwerking met andere instanties? -De school waar de leerling staat ingeschreven beoordeelt de vragen en bepaalt welke ondersteuning geboden kan worden (zowel inhoudelijk als budgettair). Voorwaarden: -Leerling is in staat om diploma te halen (cognitief, didactisch, fysiek, soc. emotioneel) Deze voorwaarde geldt niet voor het praktijkonderwijs. -School is in staat om voldoende condities te scheppen (organisatorisch, financieel, belasting van docenten en andere leerlingen)
Bekostiging
De basisondersteuning wordt gerealiseerd vanuit de reguliere basisbekostiging die scholen voor hun leerlingen ontvangen. Daarnaast worden vanuit het samenwerkingsverband middelen beschikbaar gesteld. Hierbij gaat het om het zgn. resterend ondersteuningsbudget (voorheen LGF- en AB gelden).
11
In schema: de extra ondersteuning (ontwikkelingsperspectief)
Regie School waar de leerling staat ingeschreven
Criteria/procedure -Specifieke ondersteuningsvraag van leerling, ouders, docenten Vragen die hierbij beantwoord moeten worden: Wat is er nodig op het gebied van: - de hoeveelheid extra aandacht en tijd? - extra onderwijsmateriaal? -aanpassingen m.b.t. ruimtelijke omgeving? - expertise ? - samenwerking met andere instanties? -De school waar de leerling staat ingeschreven beoordeelt de vragen en bepaalt, in overleg met de PCL welk ondersteuningsarrangement geboden kan worden. Voorwaarden: -Leerling is in staat om diploma te halen (cognitief, didactisch, fysiek, soc. emotioneel) Deze voorwaarde geldt niet voor het praktijkonderwijs. -School is in staat om voldoende condities te scheppen (organisatorisch, financieel, belasting van docenten en andere leerlingen)
Bekostiging
De extra ondersteuning wordt momenteel in drie arrangementen aangeboden die ieder hun eigen systematiek van bekostiging kennen. 1-Plaatsing in de Time Out voorziening voor maximaal 12 weken. Maximaal 10 leerlingen kunnen hier tegelijkertijd gebruik van maken. Er wordt geen verdeelsleutel toegepast. De kosten komen ten laste van de lichte ondersteuningsmiddelen van het samenwerkingsverband aangevuld met VSV subsidie. 2-Ondersteuning op de reguliere school door een extern begeleider vanuit het OPDC. De kosten komen ten laste van de lichte ondersteuningsmiddelen van het samenwerkingsverband. Middels een verdeelsleutel worden de beschikbare uren verdeeld over de aangesloten scholen. 3-Lesplaats op het OPDC voor maximaal twee jaar. De kosten komen ten laste van de scholen waar leerlingen staan ingeschreven. Het samenwerkingsverband stelt voor een beperkt aantal (10) leerlingen middelen beschikbaar om de extra kosten die dit met zich meebrengt aan de scholen te vergoeden. Wij gaan onderzoeken of er ook andere arrangementen door V(S)O scholen ontwikkeld kunnen worden.
12
Hoofdstuk 6 Speciaal onderwijs
Voorwaarde voor plaatsing in het speciaal onderwijs is dat het samenwerkingsverband daarmee instemt. In dat geval krijgt het kind een toelaatbaarheidsverklaring (TLV). Om te beoordelen of een kind een TLV krijgt, vraagt het samenwerkingsverband advies aan de Permanente Commissie Leerlingenzorg. Deze commissie beoordeelt de aanvraag inhoudelijk. Naast de PCL vraagt het samenwerkingsverband ook advies aan de commissie financiën. Deze commissie beoordeelt of het budget van het samenwerkingsverband toereikend is. Bij een positief besluit wordt een TLV afgegeven. Daarop staat het nummer van het samenwerkingsverband, van de toelaatbaarheidsverklaring, de start- en einddatum en het bekostigingsniveau (laag/ midden/ hoog). Verder geldt de volgende voorwaarde: - Het bevoegd gezag van de school van aanmelding vraagt de TLV aan (niet ouders). De directeur van het samenwerkingsverband treedt op als voorzitter van de PCL , daarnaast is er in ieder geval een orthopedagoog bij betrokken, een vertegenwoordiger van het speciaal onderwijs en eventueel deskundigen die de aanvraag inhoudelijk kunnen beoordelen. De aanmelding bij het speciaal onderwijs geschiedt schriftelijk. Nadat het kind schriftelijk is aangemeld wordt de zorgplicht geactiveerd indien: - Er plaatsruimte is op de school van aanmelding - Er een tlv afgegeven is door het samenwerkingsverband - Ouders de grondslag van de school respecteren - Sprake is van aanmelding tot het diplomagerichte uitstroomprofiel, moet de leerling voldoen aan het Inrichtingsbesluit (er moet uitzicht zijn op het behalen van een diploma). Dit betekent dat een leerling met een vmbo-advies niet kan worden toegelaten tot het vwo. Bij aanmelding op meerdere scholen moeten ouders doorgeven bij welke school hun kind nog meer is aangemeld en aangeven wat de school van voorkeur is. Deze school krijgt dan de zorgplicht. In schema: Voortgezet Speciaal Onderwijs Regie Samenwerkings verband
Criteria/procedure -Specifieke ondersteuningsvraag van leerling, ouders, docenten Vragen die hierbij beantwoord moeten worden: Wat is er nodig op het gebied van: - de hoeveelheid extra aandacht en tijd? - extra onderwijsmateriaal? -aanpassingen m.b.t. ruimtelijke omgeving? - expertise ? - samenwerking met andere instanties? Het samenwerkingsverband geeft een toelaatbaarheidsverklaring af.
Bekostiging
De vso scholen worden rechtstreek bekostigd door DUO. Per leerling een basisbekostiging aangevuld met een bedrag vanuit de zware ondersteuningsmiddelen van het samenwerkingsverband.
13
Hoofdstuk 7 Samenwerken met ouders Onderwijs en opvoeding zijn zo nauw met elkaar verbonden dat scholen en ouders elkaar als partners zien om een gezamenlijke doelstelling te bereiken: kinderen maximale kansen bieden. Ouders met een verantwoordelijkheid voor opvoeding en begeleiding thuis en in de vrije tijd en scholen met een verantwoordelijkheid voor goed onderwijs en begeleiding op school. Daarom wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan heldere informatie, goede communicatie, ondersteuning wanneer nodig en medezeggenschap. Informatie: Op de website van het samenwerkingsverband is het ondersteuningsplan te vinden. Via een link komt men op de website van iedere school waar het ondersteuningsprofiel van de school te vinden is. Ouders kunnen zich zo informeren over het ondersteuningsaanbod van iedere school. Naar dit schooldocument wordt ook verwezen in de schoolgids van de school aangevuld met tips hoe te handelen als het met uw kind niet goed gaat, waar hulp te halen enz. Aanmelding bij een school dient schriftelijk te gebeuren. Hierbij geven ouders aan of zij hun kind ook bij een andere school hebben aangemeld en zo ja, bij welke school en waar de voorkeur naar uit gaat. Ouders informeren de school bij aanmelding over alle relevante zaken betreffende de zorg en ondersteuning van hun kind zodat de school in staat is, in overleg met ouders en eventueel samen met ketenpartners, de noodzakelijke ondersteuning te bieden. Bij aanmelding op een school conformeren ouders zich aan de bepalingen zoals die in de wet zijn opgenomen over informatie-uitwisseling door scholen met anderen over hun kind. Als deze noodzaak zich voordoet informeert de school de ouders hierover. Deze professionele informatie-uitwisseling is een voorwaarde voor het goed functioneren van de interne en externe zorg- en ondersteuningsstructuur en de continuïteit hiervan. Als leerlingen in de loop van de schoolloopbaan een ondersteuningsvraag ontwikkelen die de basisondersteuning van de school overstijgt, worden ouders bij signalen hierover geïnformeerd. De inbreng van ouders over de thuissituatie en de vraag hoe zij de problemen rond hun kind ervaren is voor de school van belang om tot een goede keuze van ondersteuning te komen. Ouders kunnen er op vertrouwen dat de school handelt in het belang van hun kind en zich er voor inzet op basis van wederzijds gedeelde informatie tot een passend ondersteuningsaanbod te komen. Afspraken over extra ondersteuning op school of mogelijk tijdelijk elders, worden vastgelegd in een ontwikkelingsperspectief, waarbij de professionaliteit van de school en de daarbij betrokken partijen leidend is. Ondersteunende taken van ouders in de thuissituatie worden bij het planmatig handelen van de leerkracht betrokken en in het ontwikkelingsperspectief meegenomen. Ouders hebben geen instemmingsrecht over het ontwikkelingsperspectief. De school voert over het ontwikkelingsperspectief wel op overeenstemming gericht overleg met ouders. Communicatie: De rol van ouders en de school bij opvoeding en onderwijs is gelijkwaardig maar niet gelijk. Vanuit deze grondhouding vindt de communicatie tussen school en ouders plaats. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Scholen zijn primair verantwoordelijk voor het onderwijs. Het is uiteindelijk de school die over de aard van de extra ondersteuning op school beslist, maar dit in overleg met ouders vastlegt. Dit geldt ook wanneer extra ondersteuning wordt voorgesteld op een andere, bijvoorbeeld speciale school.
14
Ondersteuning: Ook als ouders vroegtijdig en volledig over de ondersteuning voor hun kind zijn geïnformeerd en de communicatie tussen school en ouders met respect voor beider rollen is verlopen, kan het zijn dat ouders zich niet in het besluit van de school kunnen vinden. Zij kunnen dan in overleg treden met het bestuur van de school, een klacht indienen of een beroep doen op ondersteuning van de onderwijsconsulenten (www.onderwijsconsulenten.nl). Onderwijsconsulenten kunnen ouders/leerlingen, scholen en samenwerkingsverbanden helpen bij deze problematiek. Zie verder het hoofdstuk klachten, bezwaren en geschillen. Medezeggenschap: Naast ondersteuning van ouders, is er ook collectieve belangenbehartiging in de vorm van medezeggenschap. Ouders kunnen zich laten vertegenwoordigen in de medezeggenschapsraad van de school en daar adviseren over het ondersteuningsprofiel van de school en over de toewijzing van (extra) ondersteuningsmiddelen. Ouders hebben ook het recht op instemming op het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Zij kunnen zich door de medezeggenschapsraad van de school laten voordragen voor de daarvoor opgerichte ondersteuningsplanraad. Zie verder het hoofdstuk medezeggenschap.
15
Hoofdstuk 8
Relatie met gemeenten, instellingen jeugdhulp en overige partners
Notitie passend onderwijs gemeenten in de Oosterschelderegio Inleiding In bestuurlijk overleg tussen gemeenten en onderwijs (bestuurlijke REA) in de Oosterschelderegio d.d. 28 november j.l. is afgesproken dat in de bestuurlijke REA van 16 december 2013 een gemeentelijke visie op passend onderwijs zal worden ingebracht. Deze notitie is daartoe een aanzet. Deze notitie is bedoeld als handreiking van de denkrichting van de gemeenten voor wat betreft passend onderwijs en dient als gespreksnotitie voor de komende ambtelijke en bestuurlijke overleggen inzake de ondersteuningsplannen passend onderwijs. Raakvlakken en gemeentelijke uitgangspunten Raakvlakken Het onderwijs heeft de taak binnen de nieuw gerealiseerde samenwerkingsverbanden invulling te geven aan passend onderwijs, de gemeenten krijgen jeugdzorg onder hun verantwoordelijkheid. Passend onderwijs gaat spelen vanaf 1 augustus 2014, de transitie jeugdzorg vanaf 1 januari 2015. In beide ontwikkelingen staat het kind centraal. Tevens geldt voor beiden dat er een beweging wenselijk is naar de voorkant; zorg en ondersteuning zoveel mogelijk in de directe leefomgeving van jeugdigen en ouders en het versterken van eigen kracht en ondersteuning van de beroepsopvoeders. Tevens krijgen gemeenten, onderwijsveld en (jeugd)zorginstellingen de taak een samenhangende zorg- en begeleidingsstructuur te realiseren die goed aansluit op de basisvoorzieningen waar jeugdigen en ouders gebruik van maken. Gemeentelijke uitgangspunten Geïnvesteerd wordt in het organiseren van ondersteuning en zorg in een vertrouwde omgeving waar ouders, leerlingen en beroepsopvoeders elkaar ontmoeten. Vanuit deze ontmoeting wordt op een professionele manier de eigen kracht van jeugdigen en/of ouders versterkt of geschakeld naar een adequate, ontschotte ondersteuning of zorg op basis van één kind, één gezin, één plan. Deze ondersteuning kan slechts worden gerealiseerd wanneer sprake is van een structurele en duurzame samenwerking van partners, waarbij krachten worden gebundeld en wordt gewerkt op basis van warme overdracht. Van de voorschool (kinderopvang en peuterspeelzaal) naar de basisschool/speciaal onderwijs, het voortgezet (speciaal) onderwijs en het Mbo. 1) jeugdzorg Gemeenten worden met de invoering van de Jeugdwet verantwoordelijk voor: preventie, informatie en advies signalering zorgondersteuning toegang tot (zwaardere) zorg en inzet van zorg (CJG) Gezien het gezamenlijke belang zullen onderwijs en zorg elkaar moeten gaan vinden. Dit betekent dat er een gezamenlijk ontwikkeltraject in gang gezet moet worden waarbij het van belang is dat men op de hoogte is van elkaars werkterrein en werkwijze. Hierdoor is meer duidelijk wat partijen van elkaar kunnen verwachten en hoe de zorg voor een kind (gezin) in één plan gevat kan worden. Ook zal afstemming moeten plaatsvinden met het onderwijs over preventieve interventies in de zorg voor de jeugd om het beroep op zware zorg te beperken. Tot slot moet worden samengewerkt als sprake is van zogenaamde combinatiearrangementen; het gaat dan om situaties waarbij zowel specifiek onderwijsaanbod als extra zorg nodig is. 16
2) leerlingenvervoer Bij het bezoeken van een school blijft het basisprincipe dat de ouders/verzorgers er primair verantwoordelijk voor zijn dat hun kind (op tijd) op school komt en tevens dat wie zelfstandig kan reizen ook zelfstandig reist. Als dat niet kan, bestaat de mogelijkheid van leerlingenvervoer waarvoor de verantwoordelijkheid bij de gemeenten ligt. De uitvoering van het vervoer vindt plaats op basis van de verordening leerlingenvervoer. Deze verordening is recent aangepast zodat een grotere verantwoordelijkheid toegedicht wordt aan ouders voor het vervoer naar de school. Er kan een spanningsveld ontstaan omdat een afweging gemaakt moet worden tussen de meest dichtbij gelegen school en de meest passende school. Het is belangrijk dat schoolbesturen, SWV-en en gemeenten elkaar in dergelijke gevallen tijdig weten te vinden. Zo kan voorkomen worden dat een toelaatbaarheidsverklaring wordt afgegeven en daarna discussie ontstaat of het vervoer wel vergoed wordt. Daarnaast blijkt steeds meer dat bij leerlingenvervoer sprake is van maatwerk. Terugloop van leerlingenaantallen en spreiding van onderwijsvoorzieningen zijn daarnaast onderwerpen die een relatie hebben met leerlingenvervoer en in samenhang tussen gemeenten, schoolbesturen en de SWV-en besproken dienen te worden. 3) huisvesting Onderwijs is verantwoordelijk voor het onderhoud aan de binnenzijde van het schoolgebouw en het laten voldoen van het gebouw aan wettelijk eisen (materiële instandhouding), gemeenten zijn financieel verantwoordelijk voor realisatie van nieuwbouw, tijdelijke bouw, (tijdelijke) uitbreiding en voor de instandhouding van de buitenkant van de huisvesting. Per 1 januari 2015 zijn gemeenten alleen nog maar verantwoordelijk voor nieuwbouw en uitbreiding. De andere zaken worden door-gedecentraliseerd aan het onderwijs. Vanwege de huidige ontwikkelingen in daling van het aantal leerlingen is op een aantal plaatsen al sprake van (gedeeltelijke) leegstand van schoolgebouwen. Deze (formele) leegstand kost zowel de gemeente als het betreffende schoolbestuur geld. Beide partijen hebben dan ook belang bij het zoveel mogelijk benutten van deze leegstand. In verband hiermee zal er door de gemeenten zeer kritisch gekeken worden naar aanvragen voor uitbreiding en nieuwbouw. Uiteraard zullen de gemeenten hierbij moeten voldoen aan de wettelijke taken. (Overigens wordt leegstand niet alleen veroorzaakt door de krimp, ook het gegeven dat ouders kiezen voor een andere denominatie speelt hierbij een rol.) Dit betekent dat het spreidingsplan van onderwijsvoorzieningen (ook in relatie tot de eventueel daardoor benodigde aanpassingen aan gebouwen) een gemeenschappelijke taak van de schoolbesturen, SWV-en en gemeenten is. Daarbij zal over gemeentegrenzen, schoolbesturen en denominaties heen gekeken moeten worden. 4) thuiszitters en leerplicht Gemeenten zijn op grond van de wet verplicht om uitvoering te geven aan de Leerplichtwet en RMC-functie. Het Regionaal Bureau Leerplicht/ RMC Oosterschelderegio (RBL) voert deze taken namens de zeven gemeenten uit. Het gaat hierbij om de taken: preventie van voortijdig schoolverlaten en schoolverzuim; registratie van leerplichtigen en schoolverlaters met en zonder startkwalificatie; controle op naleving van de leerplichtwet; trajectbegeleiding van jongeren zonder startkwalificatie en overgang onderwijs naar arbeidsmarkt. Omdat de scholen de plaats zijn waarop ingezet kan worden op het voorkomen van schooluitval en voortijdig schoolverlaten, is het van belang dat er regelmatig en structureel overleg en informatie uitwisseling plaatsvindt tussen scholen en RBL op het gebied van verzuim, thuiszitters en voortijdig schoolverlaten. Ervaring van het afgelopen jaar met thuiszitters maakt duidelijk dat in veel van deze gevallen sprake is van combinatiearrangementen onderwijs/zorg. Daarnaast is het uitgangspunt dat ondanks dat de leerplicht pas vanaf 5 jaar geldt scholen vanaf 4 jaar zorgdragen voor een passend onderwijsaanbod. 17
5) Uitgangspunten voor 2014 Gezien de stand van zaken t.a.v. passend onderwijs en de decentralisatie van de jeugdzorg willen gemeenten vooralsnog de te maken afspraken in het OOGO een looptijd geven tot de zomer 2015. De gemeenten willen in 2014 de onderwerpen die in de notitie zijn genoemd samen met het onderwijs cq. de samenwerkingsverbanden verder uitwerken; gemeenten zetten in op geen kind tussen wal en schip; aanvragen voor uitbreiding of nieuwbouw van onderwijshuisvesting zullen kritisch benaderd worden; en gemeenten streven ernaar de kosten van het leerlingenvervoer te realiseren binnen de huidige kaders waarbij samenwerking met het onderwijs van belang is.
18
Hoofdstuk 9
Kwaliteitszorg en –borging in het samenwerkingsverband
Hieronder staat het waarderingskader beschreven zoals dat door de inspectie is opgesteld. Woensdag 11 juni 2014 zal de inspectie een simulatie uitvoeren bij het samenwerkingsverband. Vanuit deze simulatie zullen zaken aangewezen worden waar als eerste actie op ondernomen gaat worden. Op de eerste bestuursvergadering in het schooljaar 2014-2015 worden de speerpunten voor dat jaar vastgesteld. Het inspectiekader is hierbij leidend. Kwaliteitsaspect 1 – Resultaten Het samenwerkingsverband voert de aan haar opgedragen taken uit en realiseert een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, zodanig dat alle leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. Resultaat 1.1 Het samenwerkingsverband realiseert passende ondersteuningsvoorzieningen voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Het samenwerkingsverband doet aantoonbaar al het mogelijke om voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben passende ondersteuningsvoorzieningen te organiseren. Dit leidt er toe dat geen leerlingen van passende ondersteuning verstoken blijven, verwijtbaar aan het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband kan verantwoorden dat het zijn bevoegdheden en invloed heeft aangewend om deze ondersteuningsvoorzieningen in en/of tussen de scholen te realiseren. 1.2 Het samenwerkingsverband realiseert de toewijzing van de extra ondersteuning en de plaatsing van de leerling tijdig en effectief. Toewijzing en plaatsing zijn aan termijnen gebonden. Het samenwerkingsverband kan voor iedere leerling voor wie extra ondersteuning is aangevraagd, desgevraagd aantonen dat – wanneer van toepassing – ten minste de wettelijk voorgeschreven termijnen gehaald zijn en dat de leerling geplaatst is in een bij zijn ondersteuningsbehoefte passend arrangement in of buiten het regulier onderwijs. In de periode augustus 2014 t/m juli 2016 her indiceert het samenwerkingsverband de zittende so/vso-leerlingen. 1.3 Het samenwerkingsverband zet zijn middelen doelmatig in. Het samenwerkingsverband werkt met een meerjarenbegroting waarin het beleid uit het ondersteuningsplan duidelijk herkenbaar is vertaald in gekwantificeerde doelstellingen. De meerjarenbegroting op zijn beurt is vertaald in een gedetailleerde begroting op jaarbasis. Minstens een keer per jaar toetst het samenwerkingsverband de realisatiecijfers aan de begroting, analyseert de verschillen en past zo nodig de meerjarenbegroting en/of de jaarbegroting aan. 1.4 Het samenwerkingsverband realiseert de beoogde kwalitatieve en kwantitatieve resultaten die het voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften heeft opgesteld. Het samenwerkingsverband toont aan dat het de geplande kwalitatieve en kwantitatieve resultaten (incl. bekostigingsaspecten) behaalt. 1.5 Binnen het samenwerkingsverband is geen schoolverzuim door leerlingen die (mogelijk) extra ondersteuning nodig hebben. Het samenwerkingsverband bevordert in voldoende mate dat alle leerplichtige of kwalificatie plichtige leerlingen die mogelijk extra ondersteuning nodig hebben, ingeschreven staan bij een school en daadwerkelijk onderwijs volgen. Het samenwerkingsverband toont aan dat het alsnog bestaande schoolverzuim door deze leerlingen buiten haar invloedsfeer ligt en niet voorzienbaar was. Dit kan aan de hand van kengetallen, analyses en planningen van activiteiten om schoolverzuim te voorkomen. Het samenwerkingsverband kan bovendien aantonen dat het ten behoeve van het bereiken van dit doel functionele contacten onderhoudt met relevante ketenpartners (leerplicht, jeugdzorg, politie, pcl, rmc, et cetera). 1.6 Het samenwerkingsverband stemt goed af met jeugdzorg en WMO-zorg. Het samenwerkingsverband toont aan dat mede door zijn inspanningen de afstemming met zorgaanbieders in de regio leidt tot een geïntegreerde aanpak van zorg en onderwijs, met als doel de 19
verbetering van het onderwijsaanbod. Het samenwerkingsverband heeft een actueel beeld van de zorgvoorzieningen/aanbieders in de regio en heeft zicht op het zorgaanbod en de tekortkomingen in het zorgaanbod in de regio. Het samenwerkingsverband maakt hiertoe – onder meer in het op overeenstemming gericht overleg – werkbare afspraken met de gemeenten over de afstemming met jeugdzorgaanbieders, jeugdgezondheidszorg en WMO-zorg gericht op jeugdigen.
Kwaliteitsaspect 2 – Management en organisatie Het samenwerkingsverband weet zijn missie en doelstellingen binnen het kader van de wet passend onderwijs te realiseren door een slagvaardige aansturing en effectieve interne communicatie en een doelmatige, inzichtelijke organisatie. 2.1 Het samenwerkingsverband heeft een missie bepaald, waaruit consequenties zijn getrokken voor de inrichting van de organisatie en de te bereiken doelstellingen (visie). Het samenwerkingsverband heeft zijn missie en visie geformuleerd. De missie is uitgewerkt in een strategisch beleid en bevat een karakteristiek van het samenwerkingsverband, een visie op de toekomst en daarop aansluitende strategische doelen. Missie en visie zijn gekoppeld aan de wetgeving; doelen en beoogde resultaten zijn eenduidig vastgelegd. Het besturingsmodel van het samenwerkingsverband past bij de missie en de beleidsvoornemens. Er is een kader vastgesteld waarbinnen de organisatie haar taken uitvoert en waarmee zij aangeeft hoe de activiteiten die daarbij horen, passen binnen het grotere geheel. 2.2 Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de deelnemers aan het samenwerkingsverband en van degenen die voor het samenwerkingsverband taken (al dan niet in mandaat) uitvoeren, zijn helder vastgelegd. Het samenwerkingsverband heeft een organisatieschema waaruit eenduidig blijkt waarop elk orgaan formeel aanspreekbaar is. De taken en de operationele bevoegdheden van de verschillende organen binnen het samenwerkingsverband zijn eenduidig belegd, vastgesteld en bekendgemaakt. 2.3 Het samenwerkingsverband heeft een doelmatige overlegstructuur. Het samenwerkingsverband kan aantonen dat het georganiseerd overleg binnen de organen van het samenwerkingsverband voldoende gericht is op realisatie van het beleid en op de samenhang tussen de taken van het samenwerkingsverband. Het functioneel overleg richt zich zowel op de inhoud als op de planning, uitvoering en evaluatie van taken. Het samenwerkingsverband heeft een procedure vastgesteld met de gemeente(n) die in het samenwerkingsverband liggen om te komen tot een op overeenstemming gericht overleg. 2.4 Het samenwerkingsverband heeft eenduidige procedures en termijnen voor het plaatsen van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en het toewijzen van extra ondersteuning. Er is een toewijzingsprotocol vastgesteld. Dit protocol bevat ten minste de criteria voor toewijzing van middelen voor extra ondersteuning, de inhoudelijke plaatsingscriteria voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, de termijnen voor de toelaatbaarheidsbepaling en termijnen voor de stappen in de plaatsingsprocedure. Voor de periode augustus 2014 t/m juli 2016 heeft het samenwerkingsverband een procedure vastgesteld voor de herindicatie van zittende so/vsoleerlingen. 2.5Het samenwerkingsverband voert een actief voorlichtingsbeleid over taken en functies van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband profileert zich in de regio actief als dienstverlener voor Passend onderwijs. Daartoe beschikt het in elk geval over adequate informatievoorzieningen ten behoeve van belanghebbenden bij het samenwerkingsverband en overige voorzieningen zoals cluster 1 en cluster 2, over voorzieningen in de sfeer van de jeugdhulpverlening en over de overstapmogelijkheden naar vervolgvoorzieningen. Waar dit waarderingskader spreekt over belanghebbenden behoren daartoe ten minste: ouders, deelnemende schoolbesturen, medezeggenschapsorganen, leraren, gemeente(n), jeugdzorginstellingen. 20
2.6 Het samenwerkingsverband heeft het interne toezicht op het bestuur georganiseerd, vastgesteld waarop dit toezicht betrekking heeft en zorggedragen voor middelen om dit toezicht te kunnen uitoefenen. Het interne toezicht is onafhankelijk van het bestuur van het samenwerkingsverband en wordt op systematische en planmatige wijze uitgevoerd. Het interne toezichtsorgaan beschikt over voldoende middelen om taken, bevoegdheden te kunnen uitvoeren en zijn verantwoordelijkheid te nemen en beschikt over een toezichtkader. Het interne toezicht rapporteert jaarlijks schriftelijk over haar bevindingen, conclusies en beleidsaanbevelingen.
Kwaliteitsaspect 3 – Kwaliteitszorg Het samenwerkingsverband heeft zorg voor kwaliteit door systematische zelfevaluatie, planmatige kwaliteitsverbetering, jaarlijkse verantwoording van gerealiseerde kwaliteit en borging van gerealiseerde verbeteringen. 3.1 Het samenwerkingsverband plant en normeert zijn resultaten in een vierjarencyclus. Het samenwerkingsverband vertaalt tenminste eens per vier jaar de beleidsdoelstellingen naar kwalitatieve en kwantitatieve resultaten (incl. bekostigingsaspecten). Onderdeel daarvan is het in overleg met belanghebbenden vaststellen van acceptabele normen voor die resultaten. 3.2Het samenwerkingsverband voert zelfevaluaties uit. Intern: Ten behoeve van de evaluatie van het gevoerde beleid verzamelt het samenwerkingsverband jaarlijks, aan de hand van vastgestelde procedures en instrumenten, ten minste gegevens over de toewijzing van de extra ondersteuning die leerlingen nodig hebben en de plaatsing van deze leerlingen. De ondersteuningsprofielen van de deelnemende scholen aan het samenwerkingsverband zijn beschikbaar. Het samenwerkingsverband toetst de verzamelde informatie aan de vastgestelde doelen en normen en trekt daaruit conclusies voor de kwaliteitsverbetering op korte en langere termijn. Extern: Het samenwerkingsverband stelt zich jaarlijks op systematische wijze op de hoogte van de ervaringen van de belanghebbenden met de gerealiseerde dienstverlening, toetst deze aan de vastgestelde doelen en trekt daaruit conclusies voor de kwaliteitsverbetering op korte en langere termijn. 3.3 Het samenwerkingsverband werkt planmatig aan kwaliteitsverbetering. Op basis van de conclusies uit de zelfevaluatie werkt het samenwerkingsverband jaarlijks beargumenteerd, doelgericht en aan de hand van een plan aan verbeteractiviteiten. 3.4 Het samenwerkingsverband legt jaarlijks verantwoording af van gerealiseerde kwaliteit. Het samenwerkingsverband verantwoordt zich jaarlijks schriftelijk aan belanghebbenden over de gerealiseerde kwaliteit, de kwaliteitsverbetering en daarmee samenhangend de inzet van middelen. 3.5 Het samenwerkingsverband borgt gerealiseerde verbeteringen. Het samenwerkingsverband legt nieuwe afspraken op een concrete en controleerbare manier vast en gaat systematisch na of betrokkenen volgens die afspraken handelen. 3.6 Het samenwerkingsverband onderzoekt bij de belanghebbenden de tevredenheid over het samenwerkingsverband. Uit een tenminste vierjaarlijkse, betrouwbare en valide (zelf)evaluatie blijkt de mate van tevredenheid met de realisatie van het beleid van het samenwerkingsverband. Ook evalueert het samenwerkingsverband haar klachtbehandeling. De resultaten van de evaluaties leiden tot afstemming van beleid.
21
Hoofdstuk 10 Financiën
22
23
Hoofdstuk 11 Klachten, mediation, bezwaren en geschillen Doelstelling: Doel is, bij verschillen van inzicht tussen ouders en samenwerkingsverband, schoolbesturen en samenwerkingsverband, besturen onderling, en tussen samenwerkingsverband en gemeenten, tot overeenstemming te komen opdat verschillen van inzicht niet ten koste gaan van de doelstelling van het samenwerkingsverband: passend onderwijs bieden aan de leerlingen in de regio Oosterscheldegebied. Klachten: Het samenwerkingsverband heeft een klachtenregeling. Deze is te vinden op de website. Alleen die klachten worden in behandeling genomen, die betrekking hebben op taken uitgevoerd door personeel dat diensten uitvoert in opdracht van het samenwerkingsverband. Voor klachten over de uitvoering van taken van de scholen wordt verwezen naar de klachtenregelingen van scholen. Mediation: Wanneer de klacht niet naar tevredenheid kan worden afgehandeld en daardoor leidt tot een geschil, wordt geprobeerd met behulp van een onafhankelijk bemiddelaar, een zgn. mediator, tot overeenstemming te komen. Hiervoor kunnen zowel ouders, scholen als het samenwerkingsverband een beroep doen op de onderwijsconsulenten, zie www.onderwijsconsulenten.nl of een vrijgevestigd mediator. Bezwaren: Wanneer het onmogelijk gebleken is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen met behulp van mediation, heeft elke partij het recht om, binnen zes weken na een door of namens het bestuur genomen besluit en/of andere handeling in het kader van het samenwerkingsverband, het geschil voor te leggen aan de bezwaaradviescommissie van het samenwerkingsverband. Geschillen: Elke partij heeft het recht om binnen zes weken na de uitspraak van de bezwaaradviescommissie, het geschil voor te leggen aan de landelijke arbitragevoorziening die de Minister heeft ingesteld en waarbij het samenwerkingsverband is aangesloten. De landelijke geschillencommissie passend onderwijs, die is ondergebracht bij de stichting Onderwijsgeschillen, doet een voor alle partijen bindende uitspraak. De landelijke geschillencommissie oordeelt o.a. in geschillen tussen ouders en het schoolbestuur over: (de weigering van) toelating van leerlingen die extra ondersteuning behoeven; de verwijdering van leerlingen; het ontwikkelingsperspectief. Zie voor meer informatie: www.onderwijsgeschillen.nl Notabene: Ouders behouden tevens de mogelijkheid om hun klacht voor te leggen aan het college voor mensenrechten en gelijke behandeling (voorheen de Commissie Gelijke Behandeling) en om een beroep aan te tekenen bij de rechter.
24
Hoofdstuk 12 Medezeggenschap Hoofdstuk Medezeggenschap Doelstelling: Medezeggenschap heeft tot doel de betrokkenheid van de aangesloten scholen bij het tot stand komen van beleid te vergroten door hen invloed te geven en daardoor een bijdrage te kunnen leveren aan de kwaliteit van de activiteiten van het samenwerkingsverband. De inspraak is geregeld in de Wet Medezeggenschap en kent twee niveaus: medezeggenschap binnen de scholen medezeggenschap op het beleid van het samenwerkingsverband Medezeggenschap binnen de scholen De medezeggenschapsraad van een school heeft adviesrecht op het schoolondersteuningsprofiel en het schoolplan. In het profiel beschrijft de school de mogelijkheden die zij heeft voor het bieden van ondersteuning aan leerlingen met een ondersteuningsbehoefte. Een Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (wanneer meer dan één school onder hetzelfde bevoegd gezag valt) heeft adviesrecht over het financieel meerjarenbeleid waaronder ook het zorg- en ondersteuningsbeleid. Medezeggenschap op het beleid van het samenwerkingsverband Voor inspraak op het beleid van het samenwerkingsverband is een Ondersteuningsplanraad opgericht. Het bestuur behoeft de voorafgaande instemming van de OPR met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs. In de raad zitten ouders/leerlingen en medewerkers van scholen. De ouders die in de ondersteuningsplanraad zitting nemen, moeten ouder zijn van een leerling op één van de scholen die deelnemen aan het samenwerkingsverband. Werkwijze: Het bestuur van het samenwerkingsverband heeft voor de OPR een reglement opgesteld in overleg met betrokkenen. In het reglement is geregeld hoe de medezeggenschap vorm krijgt. De reglementen zijn te vinden op de website van het samenwerkingsverband. Overleg: De directeur van het samenwerkingsverband voert namens het bestuur het overleg met de Ondersteuningsplanraad. Verslaglegging: De OPR stelt jaarlijks uiterlijk op 1 oktober een verslag op van haar werkzaamheden in het afgelopen schooljaar en maakt dit bekend aan alle betrokkenen.
25
Bijlage 1. Handelingsgericht ondersteuning arrangeren en toewijzen. De invoering van de wet op Passend Onderwijs betekent dat samenwerkingsverbanden een belangrijke rol krijgen in toewijzing van de ondersteuning voor kinderen die meer nodig hebben dan de beschikbare ondersteuning in de basisondersteuning. Alle besturen hebben met ingang van augustus 2014 zorgplicht. Dit betekent dat besturen door het maken van onderlinge afspraken aan deze zorgplicht kunnen voldoen. Het samenwerkingsverband is in de gelegenheid om daar eigen invulling aan te geven. Echter binnen de wet op Passend Onderwijs zijn een aantal zaken opgenomen die ervoor moeten zorgen dat ondersteuning voor kinderen met speciale onderwijsbehoeften gewaarborgd is. Belangrijk hierin is dat voor ieder kind waar extra ondersteuning voor noodzakelijk is, een ontwikkelingsperspectief (OPP) wordt opgesteld. Dit OPP moet bestaan uit 3 aspecten: - Te verwachten uitstroombestemming - Argumenten waarop deze verwachting is gebaseerd - De noodzakelijke ondersteuning en de afwijkingen in het reguliere onderwijsprogramma Het opstellen van een OPP is onderdeel van de handelingsgerichte cyclus. Als hiervoor een handelingsgerichte werkwijze (Pameijer e.a.) wordt gehanteerd is er sprake van eenduidigheid. Deze cyclus kenmerkt zich onder andere door: - De onderwijsbehoeften van leerling staan centraal. - Afstemming en wisselwerking : de leerling in de context (met deze leraar, in deze klas,…) - De leraar doet ertoe! - Positieve aspecten zijn de hefboom voor verandering. - Constructieve samenwerking (ouders, school, partners). - Doelgerichtheid (verwachtingen realiseren). - Een systematisch en transparant proces. Op basis van het OPP is het mogelijk om te komen tot het bepalen van welke ondersteuning noodzakelijk is. Het opstellen van het OPP vindt plaats op basis van de onderwijsbehoeften van de leerling. Het OPP is vervolgens richtinggevend voor het gewenste onderwijs- en ondersteuningsarrangement. Hierin is de ondersteuningsvraag van de leraar bepalend. Het handelingsgericht arrangeren geeft dus antwoord op de onderwijsbehoeften van het kind en de ondersteuningsvraag van de leraar. Een arrangement bestaat uit 5 aspecten1: Aandacht en tijd: o De leerling heeft instructie nodig, die… o De leerling heeft opdrachten nodig die… o De leerling heeft leeractiviteiten of materialen nodig die… o De leerling heeft ondersteuning nodig bij… Deskundigheid: o Voor de leerling is het noodzakelijk dat er…. o De leraar heeft ondersteuning nodig van…. Gebouw: o De leerling heeft een leeromgeving nodig die bestaat uit… o …
1
Het Vraag Profiel Instrument (VPI) biedt hiervoor een gestructureerde werkwijze.
26
Voorzieningen: o Om de ontwikkeling te optimaliseren zijn de volgende voorzieningen nodig – compenserend, dispenserend… Samenwerking: o Om de doelen te bereiken moeten we samenwerken met… Om binnen Zeeland enige eenduidigheid te krijgen, kunnen er afspraken gemaakt worden over: - De samenstelling van het OPP - Het handelingsgerichte proces dat leidt tot het OPP - De beschrijving van het gewenste arrangement op basis van de 5 aspecten Uit de concretisering van het arrangement kan blijken dat het antwoord op bovenstaande vragen gegeven kan worden binnen voorzieningen, behorend bij het samenwerkingsverband, zoals S(B)O, VSO, OPDC of PRO. Voor toelating tot het speciaal (basis)onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs is een toelaatbaarheidsverklaring noodzakelijk. Advies met betrekking tot het afgeven van deze toelaatbaarheidsverklaring dient te worden gegeven door een door het samenwerkingsverband aangewezen orthopedagoog en een tweede deskundige. Van belang in het advies is dat er inderdaad goed bekeken wordt of ook werkelijk het antwoord kan worden gegeven vanuit de voorziening (SBO, (V)SO). Hiervoor is kennis van de mogelijkheden van de voorziening noodzakelijk. Daarom is vroegtijdige betrokkenheid (bijvoorbeeld vanuit de Commissie voor Begeleiding (CvB)) vanuit de deze voorzieningen van belang. onderwijsbehoef ten leerling
realiseren
arrangement ~toelaatbaarhei dsverklaring
ontwikkelingspe rspectief
ondersteuningsv raag leraar
27
Bijlage 2. Ondersteuningsrouteroute
Stap 1 (warme) Overdracht
Wie Basisschool VO school Ouders
Wat Onderwijskundig rapport
Docent (mentor) op school en ouders thuis. Indien nodig samen kijken naar kansen en oplossingen. Ondersteuningsadviezen voor thuisomgeving en op school.
Toetsen, cijferoverzicht, verzuimregistratie, verslag leerlingbespreking.
Mentor raadpleegt zorgcoördinator. Welke ondersteuning kan nog meer op school geboden worden? Ouders op de hoogte. Zijn er externen bij betrokken?
In leerlingvolgsysteem wordt bijgehouden welke acties zijn ondernomen.
Ouders worden geraadpleegd en op de hoogte gesteld over evt. te ondernemen acties.
In leerlingvolgsysteem wordt bijgehouden welke acties zijn ondernomen. Nagaan of extra informatie (bijv. onderzoek) nodig is.
In overleg met orthopedagoog en ouders ontwikkelingsperspectief opstellen (OPP). Indien een arrangement wordt aangevraagd het OPP bespreken in PCL
Ontwikkelingsperspectief Administratie PCL
School die zorgplicht heeft vraagt toelaatbaarheidsverklaring aan bij het samenwerkingsverband. PCL beoordeelt de aanvraag.
Toelaatbaarheidsverklaring van het samenwerkingsverband. Administratie PCL
Stap 2 Aan het werk Observeren en signaleren.
Consultatie Zorgcoördinator. Wat is de ondersteuningsbehoefte?
Basisondersteuning
Stap 3
Stap4 ZAT Multidisciplinair overleg met partners jeugd- en gezondheidszorg (CJG)
Speciaal onderwijs
Speciaal onderwijs
Stap 6
Extra ondersteuning
Stap 5 Extra ondersteuning
28
Toelichting: Stap 1: Aansluiten bij huidige werkwijze. Let op termijn van 6 (evt. 10) weken. Hebben ouders nog bij andere scholen aangemeld? Wat is de school van voorkeur? Indien er sprake is van behoefte aan extra ondersteuning opstellen van een OPP en melden bij PCL. Stap 2: Goede informatieoverdracht vanuit intake naar mentor en vakdocenten. Volgen van reguliere procedures t.a.v. vorderingen. Mentor is de spil. Indien nodig wordt er didactische en/of pedagogische ondersteuning geboden vanuit de mogelijkheden die de school heeft. Stap 3. De geboden ondersteuning levert niet het gewenste resultaat op. Zorgcoördinator kijkt of er nog meer mogelijkheden binnen de school zijn of dat de leerling besproken moet worden in het ZAT. Dit laatste is het geval indien er ook een ondersteuningsbehoefte is buiten de school. Stap 4. Afspraken maken met externe partners. Wie heeft de regie? Wie is verantwoordelijk voor welke acties? Stap 5. Beschikbare informatie verzamelen in OPP. Vanuit leerlingvolgsysteem informatie ordenen. Orthopedagoog heeft regie. PCL wordt op de hoogte gesteld en evt. om advies gevraagd als er om een arrangement wordt gevraagd. Als het gaat om een lesplaats in het speciaal onderwijs kan de orthopedagoog oriënteren welke vorm van speciaal onderwijs het beste aansluit bij de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Stap 6. Bij het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring laat de PCL zich bijstaan door een vertegenwoordiger uit het speciaal onderwijs.
29
Bijlage 3. Ontwikkelingsperspectief
Naam School Groep/klas Schoolloopbaan Geb.datum/-plaats Adres Telefoon Naam ouder 1 Naam ouder 2 Wettelijk vertegenwoordiger/gezag Datum Ingevuld door Cognitieve gegevens Datum Gebruikte IQ-test
Didactische gegevens DLE Datum: Techn, lezen
Cijfers Ned
Totaal IQ
Begr. lezen
VIQ
PIQ
Spellen
Opmerkingen
Inz. rekenen
Woordenschat
Eng
Gediagnosticeerd probleemgebied Datum Omschrijving
Hulpmiddel / medicatie
Onderzoeker
Medische gegevens Datum Omschrijving
Hulpmiddel / medicatie
Onderzoeker
Sociaal emotionele gegevens
Risico factoren / beschermende factoren. Risico’s en belemmerende factoren kind
Beschermende en compenserende factoren kind
gezin
gezin
school
school
omgeving
omgeving
30
Betrokken zorg- en/of hulpinstellingen
Wat zijn de reeds genomen maatregelen en de effecten hiervan:
Overige opmerkingen / beschrijving situatie:
Waarover maakt u zich het meeste zorgen: School Ouders/verzorgers
Leerling
Wat gaat er wel goed op dit moment: School Ouders/verzorgers
Leerling
Gewenste ondersteuning op het gebied van: Aandacht/tijd: Voorzieningen: Expertise: Gebouw: Samenwerking: Te volgen onderwijsniveau / verwachte uitstroombestemming Dagbesteding Arbeid Praktijkonderwijs VMBO-BB VMBO-KB VMBO-GT VMBO-T / MAVO HAVO VWO/Gymnasium Gewenste extra ondersteuning in de vorm van een arrangement of speciaal onderwijs Inzet extern begeleider OPDC op reguliere school Time Out Plaatsing OPDC Speciaal onderwijs Datum
__________________
Naam
__________________
__________________
_______________
Handtekening __________________ Ouder/verzorger
__________________ Leerling
_______________ School
31
Bijlage 4. Gebruikte afkortingen
VO
Voortgezet Onderwijs
VSO
Voortgezet Speciaal Onderwijs
OP
Ondersteuningsplan
OPR
Ondersteuningsplanraad
OPP
Ontwikkelingsperspectief
SOP
Schoolondersteuningsprofiel
PCL
Permanente Commissie Leerlingenzorg
RVC
Regionale Verwijzing Commissie
PO
Primair Onderwijs
SBO
Speciaal Basisonderwijs
LWOO
Leerweg Ondersteunend Onderwijs
PrO
Praktijk Onderwijs
REC
Regionaal Expertise Centrum
32