ondersteuningsplan 2015 – 2018 Herziene versie december 2015 Stichting samenwerkingsverband passend onderwijs VO Lelystad 24-03
1
2
INHOUDSOPGAVE 1.
Voorwoord
2.
Missie, visie en doelstellingen 2.1 Missie 2.2 Visie 2.3 Doelstellingen en randvoorwaarden
3.
Het SWV VO in beeld 3.1 Deelnemende besturen 3.2 Bestuurlijke vormgeving 3.2.1 Bestuurlijke vormgeving per start schooljaar 2015-2016 3.2.2 Bestuurlijke vormgeving per 1 januari 2016 3.3 Deelnemende scholen 3.4 De verdere organisatie van SWV VO 24.03 3.4.1 De Ondersteuningsplanraad (OPR) 3.4.2 Het Directeurenoverleg (DO) 3.4.3 Het Expertisenetwerk (EN) 3.5 Kengetallen 3.6 Doelen en resultaten
4.
De richting van het SWV VO 4.1 Maatschappelijke opdracht 4.2 Gehanteerde uitgangspunten 4.3 Docenten, scholen en schoolbesturen centraal 4.4 Doelen en resultaten
5.
Overgangsregelingen 5.1 Herindicaties (oud) cluster 3 en 4 5.2 Ambulante begeleiding (oud) cluster 3 en 4 5.3 Leerwegondersteunend onderwijs en Praktijkonderwijs 5.4 De inpassing van LWOO en PrO in SWV VO Lelystad 5.5 Doelen en resultaten
6.
Naar een dekkende ondersteuningsstructuur 6.1 Basisondersteuning 6.2 Extra ondersteuning 6.2.1 Schoolondersteuningsprofielen 6.2.2 Voorzieningen binnen de scholen 6.2.3 Verdeling van de extra ondersteuningsmiddelen 6.3 Diepteondersteuning 6.3.1 Verdeling van de diepteondersteuning over de scholen 6.3.2 Aanvraagprocedure / termijnen /routing 6.3.3 Het expertisenetwerk (EN) 3
6.4 6.5 6.6 6.7
6.3.4 De Commissie Toelaatbaarheid (CT) 6.3.5 Toelaatbaarheidscriteria VSO 6.3.6 Bezwaar en beroep tegen een besluit van de CT Ontwikkelingsperspectief De groeiregeling voor het VSO De procedure voor terug- of overplaatsing vanuit het VSO Doelen en resultaten
7.
Samenwerking met ouders 7.1 De relatie tussen ouders en school 7.2 De rol van ouders in Passend Onderwijs 7.3 Als ouders en school er niet uitkomen 7.4 Doelen en resultaten
8.
Informatievoorziening en communicatie 8.1 Ouders 8.2 Scholen en samenwerkingspartners 8.3 Doelen en resultaten
9.
Samenwerking met de gemeente Lelystad 9.1 De Lokale Educatieve Agenda 9.2 De werkagenda Passend Onderwijs – Transitie Jeugdzorg: programmalijn 2 9.3 Leerplicht en thuiszitten 9.4 Voortijdige schoolverlaters 9.5 Leerlingenvervoer 9.6 Onderwijshuisvesting 9.7 Doelen en resultaten
10.
Samenwerking met externe partners 10.1 Overstap PO-VO 10.1.1 Werkgroep PO-VO 10.1.2 Notitie 10-14 10.2 Overstap VO-MBO 10.3 Cluster 1 en 2 10.4 Doelen en resultaten
11.
Financiën, Planning & Control en Kwaliteitsbeleid 11.1 Uitgangspunten financieel beleid 11.1.1 Financiële ontwikkeling 11.1.2 Financiële doelstelling en meerjarenbegroting 11.1.3 Planning & Control 11.1.4 Risicoparagraaf 11.2 Kwaliteitsbeleid en verantwoording 11.2.1 PDCA-cyclus 11.2.2 Monitoring 4
11.3 11.4
11.2.3 Managementrapportage 11.2.4 Jaarverslag Toezicht door de Inspectie van het Onderwijs Doelen en resultaten
Bijlagen 1. Indicatiecriteria SWV VO Lelystad 2. Kwaliteitsbeleid en verantwoording kwaliteitscyclus SWV VO Lelystad Schoolondersteuningsprofielen: zie de website www.swvvo-lelystad.nl
5
6
1.
VOORWOORD
Totstandkoming van het Ondersteuningsplan Voor u ligt het tweede Ondersteuningsplan (OP) van de Stichting Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Lelystad 24.03 (SWVVO Lelystad). Dit OP is tot stand gekomen via overleg met alle betrokken scholen en hun wettelijke vertegenwoordigers en heeft een looptijd van drie schooljaren; 20152016, 2016-2017, 2017-2018. Looptijd en opbouw van het Ondersteuningsplan Zoals gezegd heeft het OP een looptijd van drie schooljaren; 2015-2016, 2016-2017, 2017-2018. Voor deze looptijd is gekozen om drie redenen: 1. de Lelystadse Educatieve Agenda (LEA) heeft een looptijd van 2015 t/m 2018 2. het SWV VO Lelystad heeft daarna nog drie schooljaren binnen de periode van verevening te gaan en kan wederom een Ondersteuningsplan op maat gemaakt worden 3. het OP vanaf schooljaar 2018-2019 kan dan weer de looptijd van vier schooljaren hebben, zodat we ook wat dit betreft weer ‘in de pas lopen’. Het OP is gebaseerd op de eerste versie die door het bestuur van het SWVVO Lelystad werd vastgesteld op 15 april 2014. In dit plan wordt beschreven hoe we aan passend onderwijs in onze regio vorm geven. Na een omschrijving van de uitgangspunten, wordt een beeld geschetst van de organisatie van het SWV met de daarbij behorende kengetallen. Vervolgens wordt beschreven op welke wijze in ons SWV VO aan Passend Onderwijs vorm wordt gegeven om aan de ondersteuningsbehoeften van alle leerlingen in het voortgezet (speciaal) onderwijs tegemoet te komen. Uiteraard wordt aandacht besteed aan de positie van de ouders en de financiële taakstelling die ons SWV heeft. Daarbij zal er in dit OP veel aandacht zijn voor de kwalitatieve aspecten die invulling geven aan de vereveningsopdracht, zonder dat leerlingen daarvan de dupe worden. Het OP wordt elk schooljaar vertaald naar een jaarplan in een vast format met monitoring op doelstellingen. Op basis van evaluaties wordt het uitgestippelde beleid waar nodig op onderdelen bijgesteld. Wettelijk kader Op 1 augustus 2014 is de wet Passend Onderwijs in werking getreden. Kernelementen van de wet Passend Onderwijs zijn de zorgplicht, de niet vrijblijvende samenwerking tussen de schoolbesturen, de budgetfinanciering en de toetreding van voormalige cluster 3 en 4 scholen tot het SWV. Het geheel van maatregelen dat betrekking heeft op de onderwijsondersteuning van zittende en nieuwe leerlingen (aanmelding, inschrijving en toelating) heeft de wetgever samengevat in het juridisch begrip ‘zorgplicht’. De zorgplicht ligt bij het bevoegd gezag van de school en is van toepassing op leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en die dus niet zonder meer het reguliere voortgezet onderwijs kunnen doorlopen. Als een school waar de leerling zich aanmeldt geen passende onderwijsplek kan bieden, moet zij ervoor zorgen dat die leerling op en andere school kan worden geplaatst. Om de zorgplicht waar te maken, moeten de scholen voor regulier en voortgezet speciaal onderwijs met elkaar samenwerken. 7
In de memorie van toelichting op de wetsvoorstellen wordt aangegeven welke voorwaarden gelden bij Passend Onderwijs: 1. Budgettaire beheersbaarheid en transparantie; het moet duidelijk zijn waaraan de beschikbare middelen voor extra ondersteuning worden besteed. Iedere school is verplicht om hierover periodiek en jaarlijks te rapporteren 2. Geen thuiszitters; een zo passend mogelijk onderwijsprogramma voor alle leerlingen met een ondersteuningsbehoefte. 3. Minder bureaucratie; korte indicatieprocedures, geen wachtlijsten, integrale indicering, minimale administratieve lasten. 4. Geen noodzaak meer om leerlingen te labelen; afschaffing van de landelijke Indicatiesystematiek, de prikkel tot indiceren op basis van een diagnose verdwijnt. In plaats daarvan komt er handelingsgerichte diagnostiek op basis waarvan de onderwijsondersteuning wordt toegekend. 5. Handelingsbekwame docenten; professionalisering van docenten. De docenten staan er niet alleen voor, maar werken samen in teams, de school en het samenwerkingsverband. 6. Afstemming met andere sectoren; de inzet van extra ondersteuning in het onderwijs moet beter worden afgestemd op de inzet vanuit het jeugddomein (Jeugdhulp, WMO-zorg, arbeidsmarkt). Meer integraliteit van de zorg voor kind en gezin. De wet Passend Onderwijs en het Referentiekader Passend Onderwijs vormen het uitgangspunt voor dit ondersteuningsplan. Vaststelling Ondersteuningsplan Het Ondersteuningsplan is na bespreking in het bestuur van het SWV VO Lelystad op 8 april 2015 vastgesteld. De Ondersteuningsplanraad (OPR) heeft het Ondersteuningsplan van instemming voorzien op 16 april 2015. Afstemming met het SWV primair onderwijs heeft plaatsgevonden op 16 april 2015. Het op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeente Lelystad vond plaats op 22 april 2015. Vaststelling herzien Ondersteuningsplan Het Ondersteuningsplan is na bespreking in het bestuur van het SWV VO Lelystad op 10 december 2015 vastgesteld. De Ondersteuningsplanraad (OPR) heeft het Ondersteuningsplan van instemming voorzien op 9 december 2015. Het op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeente Lelystad vond plaats op 4 december 2015.
8
2.
MISSIE, VISIE EN DOELSTELLINGEN1
2.1 Missie De missie van het SWV VO Lelystad is dat de gezamenlijke scholen voor elke leerling in het samenwerkingsverband een passende onderwijsplek realiseren. Gezamenlijk formuleren de scholen een antwoord op alle ondersteuningsvragen van de leerlingen. Alle aangesloten besturen en scholen nemen daarbij hun verantwoordelijkheid.
2.2 Visie Gericht op ontwikkeling SWV VO Lelystad koerst op het versterken van de interne ondersteuningsstructuur van de scholen, zodat de leerlingen regulier onderwijs volgen als dat kan en speciaal benaderd worden waar dat nodig is. De onderwijsbehoefte van de leerling staat centraal. Het realiseren van passend onderwijs is een proces dat voortdurend bijstelling en verbetering behoeft. De leerling centraal Elke leerling krijgt de ondersteuning die hij/zij nodig heeft. Bij de afstemming op de onderwijsbehoefte wordt recht gedaan aan verschillen tussen leerlingen, ook in geval van ziekte of handicap. Thuis- en schoolnabije ondersteuning Leerlingen volgen zoveel als mogelijk onderwijs binnen een reguliere school voor voortgezet onderwijs. Naarmate een reguliere school voor voortgezet onderwijs er beter in slaagt adequate ondersteuning te bieden, kan ook meer thuis- en schoolnabije ondersteuning geboden worden. Hierbij wordt zoveel als mogelijk aangesloten bij de wensen van ouders en leerlingen. Handelingsgericht arrangeren De ondersteuningsvraag van de leerling binnen de context van de thuissituatie, school en het SWV staat centraal. De focus ligt op de best passende onderwijsleersituatie in relatie tot de mogelijkheden van de school en de leerling. Medische, psychologische en psychiatrische kenmerken worden meegewogen, maar zijn niet het vertrekpunt. De grens wordt opgezocht tussen wat de leerling nodig heeft en wat de school kan bieden. Net als de leerling worden ook de docenten en de scholen uitgedaagd om hun grenzen te verleggen. Deskundigheid van de school SWV VO Lelystad gaat uit van de deskundigheid en inzichten van de scholen om afspraken over de regionale ondersteuningsstructuur te vertalen naar de eigen onderwijssetting. Het SWV VO heeft met name de taak om te signaleren, adviseren, stimuleren, ondersteunen en te faciliteren, maar is niet verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs binnen de individuele scholen. Binnen het SWV VO zal de nadruk vooral liggen op wat er gerealiseerd moet worden in het kader van Passend Onderwijs en minder op hoe de scholen hieraan afzonderlijk uitvoering geven. Dat is de verantwoordelijkheid van de individuele schoolbesturen.
1
Zie ook hoofdstuk 4 waarin de missie en visie verder worden uitgewerkt
9
2.3
Doelstellingen en randvoorwaarden Doelstellingen De scholen binnen het SWV VO hebben als gezamenlijk doel om te komen tot ontwikkeling en organisatie van een regionaal dekkend ondersteuningsaanbod. Alle scholen voldoen aan de norm van basis- en extra ondersteuning (ook wel breedteondersteuning genoemd). Als op enig moment een aanvraag voor diepteondersteuning bij het SWV VO wordt gedaan, is duidelijk dat de geboden basis en extra ondersteuning ontoereikend is gebleken. Alle scholen hebben in hun schoolondersteuningsprofiel omschreven op welke manier zij vorm geven aan de basis en extra ondersteuning. Deze informatie is toegankelijk voor leerlingen en hun ouders. Kennis en ervaring op het gebied van ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsondersteuningsbehoeften wordt benut, uitgebreid en gedeeld. Randvoorwaarden De doelstellingen kunnen alleen worden bereikt indien het ook financieel haalbaar is. Dit betekent dat de doelstellingen moeten worden gerealiseerd binnen de financiële taakstelling die de overheid aan SWV VO Lelystad in de vereveningsopdracht heeft opgelegd. Dit impliceert dat de verschillende gremia binnen het samenwerkingsverband optimaal samenwerken en optimaal uitvoering geven aan hun taken en werkzaamheden.
10
3.
HET SWV VO IN BEELD
3.1 Deelnemende besturen De stichting SWV VO Lelystad bestaat uit 4 besturen: Tabel 1 Deelnemende besturen Nr. BG Naam
Straat corresp.. Postcode corresp.
Plaats corresp.
30882
St. Eduvier Onderwijsgroep
Postbus 2344
8203 AH
Lelystad
40687
St. Aeres Groep
Postbus 245
6710 BE
Ede Gld
41659
St. Voortg. Onderw. Lelystad
Postbus 2310
8203 AH
Lelystad
42552
St. Sch.gr. Op. Onderw. Lelystad
Postbus 2451
8203 AL
Lelystad
3.2
Bestuurlijke vormgeving
In de tweede helft van schooljaar 2014-2015 heeft het bestuur van de stichting SWV VO Lelystad het bestuursmodel van de stichting geagendeerd. Enerzijds werd dit ingegeven door de behoefte van het bestuur om een eenduidig governancemodel te hanteren en anderzijds door de constatering van de Inspectie dat er in het huidige model onvoldoende sprake is van een duidelijke scheiding van bestuur en intern toezicht. Naar verwachting zal de akte van de statutenwijziging in januari bij de notaris passeren, nadat het bestuur op 6 januari de eerder door de notaris opgestelde conceptakte heeft geaccordeerd en de OPR instemming heeft verleend. 3.2.1
Bestuurlijke vormgeving per start schooljaar 2015-2016
Alle schoolbesturen voor VO en VSO met scholen en/of locaties in het voedingsgebied van het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs Lelystad hebben zich aangesloten bij het SWV VO Lelystad. De aansluiting is geformaliseerd in een stichtingsvorm met een bestuur en een directeur. De stichting is bij notariële akte opgericht per 28 oktober 2013. 3.2.2
Bestuurlijke vormgeving per januari 2016
Begin schooljaar 2015-2016 heeft het bestuur het besluit genomen om het bestuursmodel van de stichting te wijzigen. Streefdatum om het gewijzigde bestuursmodel te implementeren is 1 januari 2016. De stichting kent dan een Raad van Toezicht (RvT) en een directeur/bestuurder. De RvT bestaat uit de vier bestuurders / vertegenwoordigers van de vier aangesloten besturen bij het samenwerkingsverband en één afgevaardigde namens de Ondersteuningsplanraad (OPR). Statutair is er sprake van een College van Bestuur/bestuur, maar aangezien de bestuurder ook belast is met de dagelijkse leiding van het SWV vervult de bestuurder ook managementtaken, waardoor er feitelijk sprake is van een directeur/bestuurder. Het bestuur functioneert als stichtingsbestuur. De Raad van Toezicht functioneert als intern toezichthoudend orgaan. Het nieuwe bestuursmodel brengt feitelijk ook een verandering in de positie en de taak van het directeurenoverleg (DO) met zich mee; het DO wordt voorgezeten door de directeur/bestuurder2, waardoor het DO rechtstreeks invloed kan uitoefenen op de besluiten die door de directeur/bestuurder worden genomen. Hierbij wordt gestreefd naar consensus.
2
In de vervolgteksten kan daar waar ‘directeur’ staat ‘directeur/bestuurder’ worden gelezen.
11
Hieronder is de bestuurlijke vormgeving per 1 januari 2016 vervat in een organogram van de stichting:
RvT
OPR Dir/best.
DO
OOGO
Secr.
EN
Contr.
CT
Figuur 2 Organogram SWV VO Lelystad per 1 januari 2016 RvT : Raad van Toezicht
Dir/Best.: Directeur/bestuurder
DO : Directeuren overleg
OOGO
: Op overeenstemming gericht overleg met de gem. Lelystad
OPR : Ondersteuningsplanraad Contr
: Controller
Secr: Secretariaat
: Commissie toelaatbaarheid
CT
EN : Expertise netwerk
De directeur/bestuurder van het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding en de uitvoering van de wettelijke taken van het samenwerkingsverband. Hoofdtaken zijn het opstellen en uitvoeren van het ondersteuningsplan, inclusief het voeren van afstemmingsoverleg met externe partners zoals het primair onderwijs, de instellingen voor visueel beperkte kinderen , de instellingen voor communicatief en auditief beperkte kinderen. Daarnaast voert de directeur/bestuurder op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeente Lelystad. Het ondersteuningsplan wordt ter instemming voorgelegd aan de Ondersteuningsplanraad (OPR). Daarnaast is de directeur/bestuurder verantwoordelijk voor de interne en externe en externe communicatie, de monitoring van kwalitatieve ontwikkelingen en kwantitatieve resultaten op basis van een cyclus van planning en control. De directeur/bestuurder is tevens de onafhankelijk voorzitter van de Commissie Toelaatbaarheid (CT).
12
3.3
Deelnemende scholen
Het SWV VO telt 7 scholen / BRIN-nummers: Tabel 2 Deelnemende scholen en vestigingen
__________________________________________________________________________________ BRIN
v(s)o
Naam
adres
postcode
Gemeente
23HU00
vso
Eduvierschool De Anger
Schoener 1109
8243 TC
Lelystad
18PR00
vo
De Steiger school voor PrO
Griend 5001
8225 TZ
Lelystad
25GV07
vo
AOC Groenhorst
Tjalk 2558
8232 MB
Lelystad
00ZO00
vo
ISG Arcus
Lindelaan 99
8224 KR
Lelystad
18DQ00
vo
SGM Lelystad (SGL)
Kofschip 1
8223 EZ
Lelystad
18GC00
vo
SGM De Rietlanden
Grietenij 2202
8233 BZ
Lelystad
15MR00
vso
De Zevenster
De Doelen 1011 8233 GP
Lelystad
3.4
De verdere organisatie van SWV VO 24.03
3.4.1
De Ondersteuningsplanraad (OPR)
3
De OPR is het medezeggenschapsorgaan van het SWV VO. Ouders, leerlingen en docenten hebben medezeggenschap over het beleid en de verdeling van de middelen van het samenwerkingsverband. De OPR heeft via de wet Passend Onderwijs de taak om minimaal eens per vier jaar instemming te geven aan het ondersteuningsplan van het SWV VO. De OPR denkt mee over belangrijke thema’s en helpt bij het bewaken van de doelen die het SWV VO heeft gesteld. De OPR betstaat uit 8 personen, één personeelslid per schoolbestuur en één lid namens de ouders per schoolbestuur. De OPR handelt in overeenstemming met het ‘Reglement Ondersteuningsplanraad Stichting 24.03 VO Lelystad’ en het ‘Medezeggenschapsstatuut Ondersteuningsplanraad samenwerkingsverband Stichting 24.03 VO te Lelystad’. Deze stukken kunnen worden geraadpleegd op de website van SWV VO Lelystad. 3.4.2
Het Directeurenoverleg (DO)
Het DO bestaat uit de directeuren/schoolleiders van de aangesloten scholen. Het directeurenoverleg heeft een beleidsadviserende en -voedende rol richting het bestuur en wordt voorgezeten door de directeur van het samenwerkingsverband. Het directeurenoverleg heeft ook specifiek tot taak om uitvoering te geven aan het Ondersteuningsplan binnen de eigen schoolorganisatie. Uiteraard is dit ook de plek waar kennis en ervaring wordt gedeeld. Vanuit het directeurenoverleg zijn ook werkgroepen ingericht met een beleidsvoorbereidende en adviserende taak. 3.4.3
Het Expertisenetwerk (EN)
Het EN bestaat uit vertegenwoordigers (directeur, teamleider, zorgcoördinator en gedragswetenschappers) uit de scholen voor V(S)O. Het EN heeft een adviserende rol richting de scholen (PO, S(B)O en VO) en de Commissie Toelaatbaarheid (CT), met betrekking tot leerlingen waarbij scholen ondersteuningsvragen hebben en leerlingen die bij de CT worden aangemeld voor het verkrijgen van een Toelaatbaarheidsverklaring (TLV). Zie hiertoe ook hoofdstuk 5 van dit Ondersteuningsplan onder ‘Diepteondersteuning’.
3
Dit brinnummer kent nog 2 andere vestigingen voor VSO, te weten De Rede en Aurum.
13
3.5 Kengetallen In onderstaand overzicht is de meerjarenontwikkeling (1 oktober 2011 t/m 1 oktober 2014) van het aantal leerlingen in het vo, lwoo, pro en het vso (per bekostigingscategorie) weergegeven. Ook staan de landelijke deelnamepercentages voor het lwoo, pro en het vso in dit overzicht. Hiermee kunnen de leerlingenaantallen van SWV VO Lelystad worden vergeleken met de landelijke gemiddelden. Tabel 3 Ontwikkeling leerlingaantallen swv vo Lelystad in de periode 2011-2014
Uit bovenstaand overzicht wordt duidelijk dat het SWV VO Lelystad wordt gekenmerkt door een hoog deelnamepercentage aan het vso in vergelijking met het landelijk gemiddelde, waar de bekostiging op is gebaseerd. Het percentage ‘vso-totaal’ van 7,59% (landelijk 3,62%) op de teldatum 1 oktober 2014, maakt duidelijk dat in het SWV VO Lelystad meer dan twee keer zo veel leerlingen als gemiddeld in Nederland onderwijs binnen het VSO volgen. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit hoge deelnamepercentage nagenoeg geheel wordt veroorzaakt door het hoge deelnamepercentage aan vso categorie 1; meer in het bijzonder door het hoge deelnamepercentage aan ‘oud cluster 4’/ ZMOK-onderwijs. Tevens valt het hoge deelnamepercentage (5,63%) aan het Praktijkonderwijs (PrO) op. Behalve dat het deelnamepercentage bijna twee keer zo hoog is als het landelijk gemiddelde (2,96%), stijgt het deelnamepercentage in de afgelopen jaren. Het deelnamepercentage van het lwoo (10,18%) ligt voor het eerst sinds vier jaar iets onder het landelijk gemiddelde (10,48%). 14
De consequenties samengevat: Er is een negatief vereveningseffect , dat wordt veroorzaakt door het hoge deelnamepercentage aan het vso. Dit heeft de komende jaren grote consequenties voor de bekostiging van de zware ondersteuning (zie hiertoe ook tabel 4). Een soortgelijke verevening kan mogelijk ook kan plaatsvinden t.a.v. lwoo/pro. De overheid moet hierover nog een beslissing nemen. Naar verwachting gebeurt dat in 2016.Indien er een verevening komt, betekent dat voor SWV VO Lelystad een tweede financiële strop gezien het hoge deelnamepercentage pro. Indien SWV VO Lelystad bij aanvang van enig schooljaar (zie tabel 4) nog steeds te maken heeft met een negatieve verevening, wordt dit gecompenseerd vanuit de middelen van het zogenaamde ‘resterend ondersteuningsbudget’. Dit gaat dan direct ten koste van de mogelijkheden voor extra ondersteuning in het regulier voortgezet onderwijs. Indien het laatstgenoemde budget is uitgeput wordt er gekort op de lumpsum van de aangesloten schoolbesturen. De korting op de lumpsum geschiedt naar rato van het totaal aantal leerlingen per bestuur, behorende tot het SWV VO Lelystad. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen zorgleerlingen of leerlingen die niet zijn aangewezen op extra zorg en ondersteuning. Het budget voor lichte ondersteuning blijft intact. Als de verplichte afdracht voor lwoo/pro het totaal te besteden budget van de lichte ondersteuning (vanaf 2016 ongeveer € 430.000 op jaarbasis) overschrijdt, dan wordt dit door OCW direct gekort op de lumpsum van alle participerende schoolbesturen in het samenwerkingsverband. Tabel 4 Bekostiging personeel ‘zware ondersteuning’ vanaf 2014-2015 t/m 2020-2021
Bovenstaande tabel bevat de personele bekostiging voor de zware ondersteuning. Er wordt een overzicht gegeven voor het schooljaar 2014-2015 en voor het schooljaar 2015-2016. Opgenomen zijn de normatieve bekostiging, de verevening (100% op basis van 01-10-2011), de bekostigingscategorieën voor plaatsingen in het vso en het budget van de zware bekostiging / normbekostiging dat resteert voor breedteondersteuning op de reguliere scholen. Ook vindt u in deze tabel een overzicht met de ontwikkeling van het ondersteuningsbudget als gevolg van de verevening (bij ongewijzigd beleid en bij een gelijkblijvend leerlingenaantal). Voor samenwerkingsverbanden met een negatieve verevening (zoals SWV VO Lelystad), is uitgegaan van de bijgestelde percentages (100%, 95%, 80%, 60% en 30%). 15
Per schooljaar 2017-2018 beschikt het SWV VO Lelystad bij ongewijzigd beleid en gelijkblijvende leerlingenaantallen nog over ongeveer de helft (€ 365.406) van het budget voor extra ondersteuning (het ‘resterend onderwijsbudget’) vanuit de zware bekostiging / normbekostiging zoals die voor het schooljaar 2015-2016 beschikbaar is(€ 691.896). Het schooljaar daarna is er op grond van de tabel nagenoeg geen geld meer beschikbaar vanuit de zware bekostiging / normbekostiging voor extra ondersteuning op de vo scholen. Vanaf schooljaar 2019-2020 is er in het plaatje een tekort van ruim € 485.000. Let op: Hierbij is dan nog geen rekening gehouden met het gegeven dat het aantal VSO leerlingen in met name categorie 1 tussen 1 oktober 2011 en 1oktober 2014 is gestegen met 33 leerlingen van 301 naar 334. In de bedragen zoals genoemd onder ‘resterend onderwijsbudget’ wordt de tussentijdse groei niet verdisconteerd, aangezien de verevening is gebaseerd op de teldatum van 1 oktober 2011! Dit betekent evenwel dat er van het ‘resterend onderwijsbudget over schooljaar 2015-2016 ongeveer € 300.000 (33 x ruim € 9000) minder beschikbaar is voor de extra ondersteuning. Vandaar dat er maatregelen getroffen moeten worden om de negatieve verevening in de loop van de komende jaren om te buigen. Zoals eerder aangegeven is hierbij het hoge deelnamepercentage PrO en de mogelijk bijkomende negatieve verevening hieromtrent nog niet meegnomen. In de navolgende hoofdstukken wordt beschreven welk beleid het SWV VO Lelystad de komende jaren zal voeren om de negatieve verevening ten aanzien van het vso en het pro om te buigen; het huidige bekostigingsplaatje noopt tot een meerjarenbeleid dat geen uitstel verdraagt. De actuele financiële situatie in het SWV VO Lelystad per schooljaar 2015-20164 Zoals reeds hierboven is aangegeven, is de negatieve verevening gebaseerd op de teldatum van 1 oktober 2011. Die verevening is gebaseerd op ongewijzigd beleid en bij een gelijkblijvend leerlingenaantal. Inmiddels is het een feit dat het aantal leerlingen in het VSO op de teldatum 2014 is toegenomen met 33 leerlingen, afgezet tegen de teldatum 1 oktober 2011 waarop de verevening is gebaseerd. Dit betekent dat van het ‘resterend onderwijsbudget’ van de zware ondersteuning voor schooljaar 2015-2016 feitelijk zo’n € 300.000 minder overblijft, aangezien dit bedrag -i.v.m. de stijging van de leerlingenaantallen in het VSO- ondersteuningskosten voor het VSO zijn. Voorts moet hierbij bedacht worden dat van het ‘resterend onderwijsbudget’ ook de lasten die het SWV VO maakt(ongeveer € 200.000) nog in mindering moeten worden gebracht. Feitelijk blijft er daarom voor schooljaar 2015-2016 van het bedrag van bijna € 700.000 ‘resterend onderwijsbudget’ nog maar zo’n € 250.000 over (= inclusief het bedrag van ongeveer € 60.000 overgangsbekostiging dat wordt toegevoegd aan het budget voor zware ondersteuning) die kan worden geïnvesteerd in het regulier voortgezet onderwijs. Inclusief het budget voor lichte ondersteuning van ongeveer € 430.000, betekent dit dat er voor de extra ondersteuning in het regulier voortgezet onderwijs ’n kleine € 700.000 beschikbaar is.
4
Zie hst 11 voor de meerjarenbegroting 2015-2016
16
3.6 Doelen en resultaten De kengetallen leiden tot de volgende doelstelling: Doelstelling 1
Het bestuur van het SWV VO Lelystad draagt er zorg voor dat uiterlijk 1 oktober 2019 een beheersbare financiële situatie is ontstaan, in een toekomst van verevening waarin bij ongewijzigd beleid ruim € 1,7 mln. aan middelen verdwijnt. Middelen Het inrichten van arrangementen in het regulier VO; Betere afstemming met het PO en S(B)O ; De rol van de Commissie Toelaatbaarheid (CT); Een Herbezinning op de routing en de toelaatbaarheidscriteria voor het VSO; Een herbezinning op de taak en functie van het Expertisenetwerk (EN); Succesindicator Een jaarlijkse vermindering van de instroom in het VSO (zowel vanuit het PO/S(B)O als vanuit het VO) in het tempo van de verevening, vanaf 1 augustus 2015 tot (vooralsnog) de teldatum 1 oktober 2019. Evaluatie Frequente monitor via de kwalitatieve en kwantitatieve kwartaalrapportages van de CT. Rol en taak Aan de hand van de kengetallen: bestuur SWV sturing op de instroom vanuit het PO/ S(B)O spiegelen van schoolbesturen aan de gevolgen van hun verwijzingsgedrag overwegen om negatieve financiële gevolgen te verrekenen onder de schoolbesturen indien het benodigde tempo van vermindering van de instroom in het VSO niet wordt gehaald.
17
4.
DE RICHTING VAN HET SWV VO
4.1 Maatschappelijke opdracht De zorgplicht voor schoolbesturen houdt in dat als een leerling zich aanmeldt bij een school en het bestuur van opvatting is dat er noodzaak is tot het bieden van extra ondersteuning of diepteondersteuning aan de leerling, gezien zijn/haar ondersteuningsbehoefte, het schoolbestuur dan verplicht is tot het inzetten van een traject. Het traject kan uit 2 richtingen bestaan: 1. de leerling wordt -nadat een passend oplossing met de ouders is besproken- ingeschreven bij de eigen school en er wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld. 2. In overleg met de ouders wordt een andere school geadviseerd. Het schoolbestuur dient te checken of de leerling welkom is op deze andere school (dit kan ook een school voor VS zijn5). De schoolbesturen in het SWV onderschrijven de maatschappelijke opdracht om voor alle leerlingen een passend en zo mogelijk thuisnabij onderwijstraject te verzorgen. Zij beseffen dat dit moet in een regio die met aanzienlijk minder middelen toch kwaliteit zal moeten bieden. Leerlingen onderwijs bieden, zodat er sprake is van een adequate voorbereiding op een plek op de (beschermde) arbeidsmark of vervolgonderwijs; dat is de kernopdracht van de schoolbesturen. Het SWV werkt faciliterend en is verantwoordelijk voor een dekkend netwerk aan onderwijsvoorzieningen voor kinderen met extra onderwijsbehoeften. Regulier waar het kan en speciaal waar het moet! Het bestuur van het SWV VO Lelystad heefttwee richtinggevende uitspraken geformuleerd: 1.
Het gaat om een breed gevoelde maatschappelijke opdracht, te weten het gezamenlijk bieden van alle ondersteuning die nodig is om alle leerlingen binnen boord te houden.
Wat is daarvoor nodig, naast het geven van kwalitatief hoogstaand onderwijs? - Een taakstelling om de gezamenlijk vastgestelde basisondersteuning (zie hoofdstuk 5 van het bronnenboek) in het regulier onderwijs te bieden (met extra ondersteuning die per locatie kan verschillen) en een basisondersteuning in het voortgezet speciaal onderwijs die daarop met hoogwaardige ondersteuning aansluit. Deze basis en extra ondersteuning van het VO en het VSO komen zijn beschreven in het schoolondersteuningsprofiel van iedere VO en VSO school. Tezamen vormt dit een dekkend netwerk aan voorzieningen. - Kwalitatief goede ondersteuning in het regulier voortgezet onderwijs om in het bijzonder jongeren met gedragsproblemen effectief te begeleiden. De nadruk ligt op een snelle aanpak in het primaire proces en een meer op preventie gericht schoolteam. - Goed zicht wat er op de werkvloer aan ondersteuning aan deze jongeren geboden wordt en wat het rendement en de kwaliteit daarvan is (kwaliteitsbeleid van het schoolbestuur en aanvullend van het SWV). - Een docententeam dat goed weet wat wordt verstaan onder basisondersteuning en wat derhalve van elke docent verwacht mag worden.
5
Voor de toelating tot een VSO school is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) van het SWV nodig.
18
2.
Plaatsing in het voortgezet speciaal onderwijs is -waar mogelijk en verantwoord- een tijdelijke plaatsing.
Wat is daarvoor nodig? Visieontwikkeling dat terugkeer naar het regulier onderwijs het streven moet zijn, tenzij de ondersteuningsbehoefte dermate groot en/of specifiek is dat terugplaatsing geen optie is. Scholen voor VSO die zich ondersteunend opstellen richting de reguliere scholen voor voortgezet onderwijs en die hun expertise op verschillende manieren ter beschikking stellen. Een sterke inhoudelijke samenhang tussen regulier en speciaal onderwijs, met op elkaar aansluitende ondersteuningsvormen. Dit betreft zowel de didactische als de pedagogische component. Een vloeiende overgang tussen voortgezet speciaal en voortgezet onderwijs waarbij terugplaatsing een serieuze optie is. Een intensieve aanpak met het primair onderwijs en speciaal (basis) onderwijs, om -zo mogelijk- leerlingen te laten instromen in het reguliere VO.
4.2 Gehanteerde uitgangspunten Uitgangspunten bij de richtinggevende uitspraken zijn: A. Het SWV voert een decentraal beleid en kent daardoor een minimale overhead. B. Middelen (zowel de lichte als de zware ondersteuning) van het SWV gaan naar de aangesloten schoolbesturen, waarbij deze ondersteunings- en verwijzingsmiddelen in beginsel worden ingezet voor ondersteuning van het primaire proces. Een uitzondering hierop vormt een eventuele gemeenschappelijke voorziening, denk bijvoorbeeld aan een expertise voorziening als daartoe noodzaak blijkt. C. De schoolbesturen leggen jaarlijks een bestedingsplan en daarover verantwoording af, over de besteding van de middelen lichte en zware ondersteuning. Hoofdprincipe daarbij is dat het geld de leerling volgt. D. Voor een specifieke groep kinderen6 geldt een solidariteitsprincipe, dit houdt in dat er vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid gedacht wordt en de aftrek voor deze leerlingen door DUO niet teruggevoerd wordt op het budget van één of meer schoolbesturen. E. Centraal uitgangspunt is dat de schoolbesturen samenwerking zoeken en uitgaan van solidariteit als het gaat om een dekkend netwerk van arrangementen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven. F. Een dekkend netwerk van ondersteuningsarrangementen is uiteindelijk een duidelijke resultaatverplichting die het SWV VO zichzelf heeft gesteld. G. Het continuüm aan ondersteuningsarrangementen (in het bijzonder als het gaat om geboden ondersteuning in het VSO) is overzichtelijk en algemeen toegankelijk. H. Samenwerkingsrelaties tussen schoolbesturen kunnen in werkunits worden vormgegeven. Bestuurlijke efficiëntie en vermindering van overbodige bureaucratie zijn daarbij leidend. I. Samenwerking is gericht op het realiseren van de zorgplicht en de aanwezigheid van ondersteuningsarrangementen van voldoende kwaliteit.
6
Hierbij kan gedacht worden aan meervoudig beperkte kinderen met een IQ < 40 en/of lichamelijke beperkingen.
19
J.
De kwaliteit van de basisondersteuning (dat wat elke school wordt geacht te kennen en te kunnen) wordt vastgesteld op het niveau van het toetsingskader van de inspectie. K. Schoolbesturen leggen naar elkaar en naar het SWV verantwoording af over de kwaliteit van de basis en de extra ondersteuning. L. Toewijzing van extra ondersteuning in het regulier en voortgezet speciaal onderwijs is de inhoudelijke en financiële verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. M. Toewijzing van vormen van extra ondersteuning aan leerlingen moet voor ouders transparant zijn.
4.3 Docenten, scholen en schoolbesturen centraal Kwaliteit van onderwijs is een nadrukkelijke (en maatschappelijke) opdracht van schoolbesturen en de onder haar bevoegd gezag ressorterende scholen. De rol van het SWV is daarbij faciliterend en indien gewenst of noodzakelijk sturend. Personeelsbeleid, professionalisering van docenten, het vorm en inhoud geven aan ondersteuning aan leerlingen die zulks behoeven is een taak van het schoolbestuur. Een SWV heeft geen leerlingen, scholen hebben leerlingen. Het SWV zal geen bovenschoolse voorzieningen in stand houden7. Indien blijkt dat bijvoorbeeld de expertise van de ambulante begeleiding noodzakelijk blijft, dan kan deze bijvoorbeeld ingericht worden vanuit een bovenschools centrum voor expertise. Hiertoe zal in de begroting een voorziening worden opgenomen. Op dit moment is er dus geen bovenschoolse voorziening. Het SWV heeft geen centrale dienst waarin personeel is ondergebracht. Wel kan er sprake zijn van een inhuurvariant of detachering, bijvoorbeeld voor een directeur, een secretariaatsmedewerker, een financieel medewerker of ambulante begeleiders. Het is om die reden dat in het SWV een sterk decentraal beleid wordt gevoerd. Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor een adequate invulling van de zorgplicht, zij dienen zorg te dragen voor een juist onderwijs(ondersteunings)traject voor alle leerlingen die bij hen worden aangemeld, dan wel staan ingeschreven. Indien er sprake is van een waarneembare en ongewenste scheefgroei van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben bij bepaalde scholen, zal er een nadere analyse worden gepleegd en zullen door het bestuur van het SWV oplossingen worden geformuleerd. De scheefgroei kan door de schooldirectie gemeld worden aan de directeur van het SWV die vervolgens in het bestuur een aanpak zal voorstellen. Docent centraal Van alle besturen in het SWV VO Lelystad wordt verwacht dat extra activiteiten worden gericht op het scholen van onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel. Suggesties: Het verzorgen van voorlichting, als uitdaging voor het nader betrekken van OP en OOP bij Passend Onderwijs. Iedere school richt een commissie passend onderwijs in die in opdracht van directie/CvB de invoering van passend onderwijs op schoolniveau coördineert. Passend onderwijs is een vast agendapunt op het niveau van bestuur, schooldirectie, MR, team, (vak)secties, staf, financiën en PZ. 7
Bovenschoolse voorzieningen zijn voorzieningen die bestemd zijn voor tijdelijke of gedeeltelijke plaatsingen van leerlingen, terwijl de leerlingen ingeschreven blijven op de school van herkomst. OCW noemt zulk type voorziening een OPDC (Ortho-Pedagogisch-Didactisch Centrum).
20
Aandacht voor passend onderwijs in het schoolplan, het jaarplan en het jaarverslag. Vertaling van passend onderwijs in het personeelsbeleid; voor het aannamebeleid, de POPgesprekken en het scholingsplan. Studiedagen op individueel niveau op het gebied van passend onderwijs, gedragsproblemen op schoolniveau en op het niveau van het SWV.
Deze “good practices” worden in het licht gesteld van de doelstelling van het SWV waaronder het invullen van eventuele witte vlekken; het terugdringen van het verwijzingspercentage; het versterken van de ondersteuningsstructuren in het VO en intensivering van de samenwerking met ketenpartners. Aan elk zou bijvoorbeeld een contactpersoon kunnen worden gekoppeld. Zij nemen de plicht op zich om belangstellende collega-docenten (van andere scholen) rond te leiden en bij te praten. De nadere uitwerking en een planning met de te behalen doelstellingen zal jaarlijks plaatsvinden in het directeurenoverleg.
21
4.4
Doelen en resultaten
Het bestuur van het SWV VO Lelystad hanteert de komende jaren de volgende doelstellingen:
Doelstelling 2
Middelen
Succesindicator
Evaluatie Rol en taak bestuur SWV
Het SWV VO Lelystad heeft een dekkend geheel aan oplossingen voor leerlingen en kent vanaf 1 augustus 2014geen -door het beleid van schoolbesturen veroorzaakte- thuiszitters. Brede schoolondersteuningsprofielen voor het VO en het VSO. Plaatsingsmogelijkheden voor alle leerlingen. Voldoende mogelijkheden tot onderwijsondersteuning in het VO en VSO. Alle scholen hebben een breed schoolondersteuningsprofiel. Alle scholen bezitten één of meer vormen van extra ondersteuning die effectief en efficiënt zijn. Jaarlijkse monitor. Aan de hand van de jaarlijkse monitor bezien of er sprake is van een dekkend continuüm en eventuele aanpassingen doorvoeren.
Doelstelling 3
Ieder schoolbestuur draagt -uiterlijk 1 augustus 2015- zorg voor een voldoende implementatie van het basisondersteuningsprofiel8 in de eigen school/ scholen Middelen De schoolontwikkelagenda . De rapportages van de Commissie Toelaatbaarheid (CT). Succesindicator Alle indicatoren kennen een voldoende score op 1 augustus 2015. Evaluatie Jaarlijkse monitor. Rol en taak Aan de hand van de jaarlijkse monitor voortgangsgesprekken voeren in het bestuur SWV bestuur. Jaarlijks bezien of het basisprofiel moet worden aangepast.
Doelstelling 4
Het SWV stimuleert de beleidsontwikkelingen bij de scholen om OP en OOP meer en meer te betrekken bij passend onderwijs en sterker en bekwamer in hun vak te maken. Middelen Gesprekken met de directeur van het SWV Op schoolniveau: zie de onderstaande suggesties. Succesindicator Bij de evaluaties op schoolniveau blijkt dat docenten zich sterker in hun vak voelen. Evaluatie De directeur van het SWV spreekt jaarlijks met alle scholen en het onderwerp docenten behoort tot de gesprekspunten. Rol en taak Op grond van de rapportage van de directeur met scholen die geen activiteiten bestuur SWV ontplooien een indringend gesprek voeren en eventueel bekostigingsconsequenties trekken.
8
De basis van de schoolprofielen wordt gevormd door het zgn. basisprofiel. De wetgever stelt verplicht dat elke school een gelijk basisprofiel kent (WVO artikel 17a lid 8a).
22
5.
OVERGANGSREGELINGEN
5.1
Herindicaties (oud) cluster 3 en 4
Het SWV VO moet volgens de wet Passend Onderwijs voor alle leerlingen met een geldige indicatie van de oude Commissies voor Indicatiestelling (CvI’s), vóór 1 augustus 2016 beoordelen of zij nog steeds in aanmerking komen voor een arrangement diepteondersteuning binnen het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO). Bijvoorbeeld ook als er door de CvI een indicatie is afgegeven t/m 31 juli 2017. Het SWV VO Lelystad zal dat doen overeenkomstig de procedure zoals beschreven in hoofdstuk 6 van dit ondersteuningsplan. 5.2
Ambulante begeleiding (oud) cluster 3 en 4
Op het moment van dit schrijven (begin april 2015) worden met (oud) cluster 3 en 4 afspraken gemaakt over de positie van de Ambulante Begeleiding (AB). De wet Passend Onderwijs brengt met zich mee dat het budget voor AB van de scholen voor VSO naar de samenwerkingsverbanden worden overgeheveld, hetgeen gevolgen heeft voor het personeel van de scholen voor VSO dat AB verleent binnen het regulier voortgezet onderwijs. Vandaar dat er in juni 2013 een tripartite akkoord is gesloten tussen werkgevers- en werknemersorganisaties en het ministerie van OCW voor het behoud van de expertise in de regio. Per 1 augustus 2016 gaan de middelen voor AB zonder verplichte herbesteding naar de samenwerkingsverbanden. Voor het schooljaar 2015-2016 is er nog sprake van verplichte herbesteding. Indien een SWV geen boventallig personeel wil overnemen, moeten de afspraken 1 jaar (bij ontslagbeleid) of 2 jaar (bij werkgelegenheidsbeleid) van te voren worden gemaakt. Feitelijk is voor het SWV VO Lelystad de tweede optie reeds in tijd achterhaald. Daarbij komt dat het SWV VO niet heeft gekozen voor een Centrale Dienst, waarbij het SWV VO mensen in dienst neemt. Wat betekent dit voor het SWV VO Lelystad? AB cluster 3 De Zevenster en De Kleine Prins De Zevenster is een school voor VSO ZMLK te Lelystad. De Zevenster is een relatief kleine school en verzorgt ambulante begeleiding binnen Lelystad voor zo’n kleine 20 leerlingen op jaarbasis. Op dit moment vinden er gesprekken plaats tussen het SWV VO Lelystad en de Ambulante Dienstverlening ‘De Kleine Prins’ te Baarn. De Kleine Prins is verbonden aan De Trappenberg te Huizen en de Buitenschool te Utrecht en biedt ambulante dienstverlening aan voor:
leerlingen (en hun scholen) met een lichamelijke beperkingen
leerlingen (en hun scholen) met een chronische of langdurige ziekte
leerlingen (en hun scholen) met een meervoudige beperking.
Zoals hierboven duidelijk is gemaakt, is er voor schooljaar 2015-2016 sprake van verplichte herbesteding van de AB-diensten vanuit De Kleine Prins. De optie is om vanaf schooljaar 2016-2017 de ambulante dienstverlening via De Kleine Prins te continueren, gezien hun specialistische kennis en vaardigheden. Gesprekken hieromtrent worden in de tweede helft van schooljaar 2014-2015 gevoerd. In april 2015 heeft het bestuur besloten om de AB-diensten van De Kleine Prins en De Zevenster te continueren tot 1 augustus 2017. Vóór 1 mei 2016 zal het bestuur een besluit nemen over hoe om te gaan met de ambulante begeleiding vanaf schooljaar 2017-2018.
23
AB cluster 4, Eduvier Onderwijsgroep Ook voor de AB zoals verzorgt door Eduvier geldt dat er sprake is van verplichte herbesteding van de AB-middelen in schooljaar 2015-2016. Momenteel gaat het om ongeveer 3,5 fte AB. De besturen zijn hierover in gesprek. Mogelijke optie is dat de schoolbesturen van het regulier voortgezet onderwijs het AB-personeel in dienst nemen. Een andere mogelijkheid is dat in gezamenlijk overleg de periode van ‘verplichte herbesteding’ ook na schooljaar 2015-2016 wordt verlengd. Maar zoals aangegeven moeten er nog definitieve afspraken worden gemaakt in het bestuur van SWV VO Lelystad. In april 2015 heeft het bestuur besloten om de AB-diensten van Eduvier te continueren tot 1 augustus 2017. Vóór 1 mei 2016 zal het bestuur een besluit nemen over hoe om te gaan met de ambulante begeleiding vanaf schooljaar 2017-2018.
5.3
Leerwegondersteunend onderwijs en Praktijkonderwijs
Integratie van LWOO en PrO in Passend Onderwijs Leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) en Praktijkonderwijs (PrO) worden geïntegreerd in Passend Onderwijs. De komende jaren worden de volgende stappen gezet:
Integratie van LWOO en PrO in Passend Onderwijs: samenwerkingsverbanden zijn verantwoordelijk voor toewijzing en voor het ondersteuningsbudget. Criteria (zoals die worden gehanteerd door de Regionale Verwijzingscommissies (RVC’s) blijven behouden, tenzij een SWV VO kiest voor ‘opting out’, waarbij de criteria voor LWOO worden losgelaten en het SWV VO zelf bepaalt welke criteria worden gehanteerd. De mogelijkheid om eigen criteria voor het PrO op te stellen (via opting out) is in maart 2015 uit de wet gehaald9. Dat betekent dat samenwerkingsverbanden er alleen voor kunnen kiezen om de criteria voor LWOO zelf te bepalen.
Op 1 augustus 2018 worden de criteria losgelaten (nieuw wetsvoorstel).
Er wordt door OCW onderzoek gedaan om mogelijk ook voor LWOO en PrO een landelijke verevening in te stellen. Informatie hierover volgt waarschijnlijk in 2016. Voor wat betreft het PrO zal dat negatieve gevolgen hebben voor ons SWV VO Lelystad, aangezien het PrO in onze regio fors boven het landelijk gemiddelde zit10. Voor LWOO geldt dit niet, aangezien het deelnamepercentage LWOO in ons SWV VO rondom het landelijk gemiddelde zit.
De RVC blijft tot 1 januari 2016 beschikken. Als de RVC beschikkingen heeft afgegeven voor leerlingen die op 1 augustus 2016 starten in het VMBO (met LWOO) of op een school voor PrO, zijn deze ongeldig vanaf 1 januari 2016. Het is aan het SWV VO deze af te geven in de vorm van een ‘aanwijzing voor LWOO’ of een TLV voor PrO. Alle andere RVC-beschikkingen die vóór 1 januari 2016 zijn afgegeven, blijven onverkort geldig. LWOO-licentie, SWV VO en RVC Per 1 januari 2016 gaat de taakstelling van de huidige RVC over naar het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs. Het SWV VO krijgt dan de taak om op aanvraag van één of meer van de scholen van het SWV VO te verklaren dat:
de leerling is aangewezen op LWOO. Dit heet een ‘Aanwijzing’. De term is ontleend aan de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) waarin staat dat de leerling is aangewezen op een orthopedagogische en orthodidactische benadering
9
Op initiatief van de PvdA in maart 2015 Zie hiertoe ook par. 3.5, tabel 3 van dit Ondersteuningsplan, waar de kengetallen worden gepresenteerd
10
24
de leerling is toelaatbaar tot PrO. Dit is een TLV, aangezien de systematiek voor toekenning dezelfde is als in het VSO
de Aanwijzing voor LWOO en de TLV voor PrO zijn de gehele schoolloopbaan in het VO geldig en ook in heel Nederland
de Aanwijzing voor LWOO kan alleen op een school voor VMBO met een LWOO-licentie worden meegeteld voor de bekostiging. Alle scholen voor vmbo in ons SWV hebben zo’n licentie.
de aanvraag voor een Aanwijzing voor LWOO of een TLV voor PrO kan het gehele jaar plaatsvinden. Telling voor de bekostiging vindt uitsluitend plaats op 1 oktober.
nieuw is dat de aanvraag en het besluit over de toewijzing van LWOO en PrO met ingang van 1 augustus 2016 weliswaar het hele jaar kan plaatsvinden, maar dat een hersteltelling van de 1 oktoberdatum tot 15 november niet meer is toegestaan.
Ondersteuningsbekostiging Net als bij het VSO is bekostiging voor LWOO en PrO gesplitst in een deel basisbekostiging en een deel ondersteuningsbekostiging. Tot 2016 bekostigt het Rijk LWOO en PrO volledig en rechtstreeks. Het ondersteuningsdeel is echter gebaseerd op de ramingen bij de rijksbegroting 2012. Tot 2016 zal jaarlijks door het Rijk vastgesteld worden welk bedrag per leerling beschikbaar is voor de ondersteuningsbekostiging. Dit op basis van een vergelijking van de werkelijke deelname met de eerdere ramingen. De bekostiging voor het kalenderjaar 2015 is daarmee voor het laatst op deze systematiek gebaseerd. Wat gebeurt er verder?
Vanaf 1 januari 2016 geldt voor elk SWV VO een regiobudget, op basis van het percentage LWOO-leerlingen en het percentage PrO-leerlingen ten opzichte van alle leerlingen in het VO op 1 oktober 2012. Jaarlijks wordt op basis van de 1 oktober telling een vergelijking gemaakt tussen de actuele aantallen en de percentages op 1 oktober 2012.
Elke leerling met een geldige beschikking van de RVC, een geldige Aanwijzing voor LWOO of een geldige TLV voor PrO, telt mee voor de deelnamepercentages in het SWV VO waar hij/zij schoolgaat en staat ingeschreven. Dit wijkt af van de systematiek bij het VSO, waar de school van herkomst of de inschrijving in het gemeentelijk bevolkingsregister bepalend is voor welk SWV VO de ondersteuningsbekostiging voor zijn rekening neemt.
De Ondersteuningskosten worden door het Rijk verrekend met de lichte ondersteuningsmiddelen van het SWV VO. Bij uitputting wordt het tekort gedekt door een korting op de lumpsum van alle bij het SWV VO aangesloten schoolbesturen11. Bij een overschot ontvangt het SWV VO dat bij de middelen voor lichte ondersteuning.
Wat betekent het bovenstaande voor het Ondersteuningsplan? Het SWV VO is verplicht zich in 2015 voor te bereiden op de integratie van LWOO en PrO in Passend Onderwijs. In het OP moet een passage opgenomen worden over LWOO en PrO. Het gaat dan in ieder geval om de wijze waarop de Aanwijzing voor LWOO en de TLV voor PrO bepaald worden; criteria, procedures en hoe eventuele vrijvallende middelen worden besteed. Daarbij dient het volgende tijdpad te worden gevolgd: Per 1 augustus 2015 heeft het SWV VO de verplichting om zich voor te bereiden op de inpassing. Uiterlijk op 1 september 2015 moet het betreffende deel van het OP naar de OPR. De OPR moet binnen 4 weken instemmen. 11
Zie hiertoe ook par. 3.5 van dit Ondersteuningsplan
25
Een geschilprocedure kan tussen 15 oktober en 15 november 2015 uitgevoerd worden. Hoewel OOGO niet verplicht is, is het raadzaam om de wijzigingen mee te nemen in het overleg met de gemeente. Uiterlijk 15 december 2015 moet het ondersteuningsplandeel naar de Inspectie worden gestuurd. Indien gekozen wordt voor opting out voor LWOO, moet worden aangegeven voor welke vorm van opting out gekozen wordt. Een bewijs van akkoord van alle besturen met een vestiging in het SWV VO dient te worden bijgevoegd. Op 1 januari 2016 is de nieuwe regeling en uitvoering van kracht. Mogelijkheden voor opting out Het SWV VO kan kiezen voor eigen criteria. Dat kan alleen voor LWOO. Aanvullend kan het SWV VO kiezen voor de aanpassing van de geldigheidsduur. Bij één van deze opting out mogelijkheden kan men ook zelf een procedure bepalen, zolang die voldoet aan de voorschriften voor Passend Onderwijs zoals die momenteel ook gelden ten aanzien van het VSO. Op 17 juni 2015 heeft het bestuur van SWV VO Lelystad een besluit genomen over de inpassing van LWOO en PrO in SWV VO Lelystad. Zie hiertoe de volgende paragraaf 5.4
5.4
De inpassing van LWOO en PrO in SWV VO Lelystad
Op 17 Juni 2015 heeft het bestuur van SWV VO Lelystad een besluit genomen inzake de inpassing van LWOO en PrO in het samenwerkingsverband. In het kort komt het er op neer dat de criteria voor Lwoo niet worden losgelaten. In deze paragraaf wordt dit besluit nader toegelicht. Na inleidende opmerkingen, wordt vervolgens ingegaan op de inhoudelijke, organisatorische en de financiële implicaties van dit besluit. A. Inleiding De Eerste Kamer heeft op 31 maart 2015 ingestemd met het wetsvoorstel integratie van Lwoo en PrO in passend onderwijs. Vanaf 1 augustus 2015 moet het SWV zich voorbereiden op de toewijzing van Lwoo en PrO. Daartoe dient het ondersteuningsplan te worden aangepast. Hieronder de landelijke ‘mijlpalen’ voor dit proces. 1-8-2015 1-9-2015 15-12-2015
1 januari 2016
Samenwerkingsverbanden nemen Lwoo en PrO op in het ondersteuningsplan. Conceptaanpassing naar de Ondersteuningsplanraad (bij conflicten geldt een verkorte procedure voorde Geschillencommissie) Aangepast ondersteuningsplan naar de Inspectie. Bij opting out: Samenwerkingsverband meldt bij de Inspectie dat voor opting out voor Lwoo wordt gekozen en toont met een formulier aan dat het voldoet aan de gestelde voorwaarden. Samenwerkingsverband meldt tevens bij DUO welke scholen het voordraagt voor een Lwoo licentie (NB: alle VO-scholen in Lelystad hebben al een licentie). Voor opting out criteria voor Lwoo geldt geen meldingsplicht bij DUO. Wet gaat in: Lwoo en PrO zijn onderdeel van passend onderwijs. Het SWV is verantwoordelijk voor de toewijzing van LWOO en PrO
Bij wet is vastgesteld dat per 1-1-2016 het Lwoo en PrO ook zullen gaan vallen onder het stelsel van Passend Onderwijs en daarmee het Samenwerkingsverband. Doel daarvan is om Lwoo en PrO op te 26
nemen in het stelsel van ondersteuning dat het SWV kan bieden, zodat het SWV integraal beleid kan voeren met het totale budget voor de lichte en de zware ondersteuning. Voor het SWV heeft dat de volgende consequenties: 1. Inhoudelijk : Het SWV is verantwoordelijk voor het inpassen van Lwoo en PrO in het overige aanbod van lichte ondersteuning 2. Organisatorisch: Het SWV is verantwoordelijk voor de procedures van toelating tot Lwoo en PrO 3.
Financieel: de middelen voor Lwoo en PrO gaan naar het SWV.
De eerste twee jaar blijven de criteria voor toelating, de duur van de beschikking en de licenties voor Lwoo in principe nog onveranderd. SWV-en kunnen echter beperkt voor opting out kiezen: d.w.z. voor Lwoo mogen de criteria en licenties losgelaten worden als alle aangesloten besturen daarmee akkoord gaan. Na 2018 krijgen het SWV de ruimte om zelf criteria vast te stellen. B. Inhoudelijk Het SWV VO Lelystad kiest ervoor om in de eerste fase (2016-2018) de criteria voor Lwoo niet los te laten. Zeker nu de 2e Kamer heeft besloten de criteria voor PrO te willen handhaven, lijkt het weinig zinvol om de criteria voor Lwoo los te laten. Beide grenzen aan elkaar. Andere argumenten zijn echter meer doorslaggevend:
Scholen zijn niet ontevreden over de huidige criteria. Ze zorgen ervoor dat scholen met leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben vanwege een lager IQ en leerachterstanden de middelen krijgen om die leerlingen te ondersteunen. De procedure voor het aanvragen van Lwoo en PrO is relatief eenvoudig; scholen zijn er vertrouwd mee. Scholen en SWV zijn net een jaar bezig met de implementatie van Passend Onderwijs. Zoals alle nieuwe dingen kost dat extra energie en inzet. De nieuwe procedures moeten nog inslijpen. Dit is niet het moment om nog een vernieuwing in te voeren, die vooral terecht komt in die scholen die ook al veel inzet plegen op de begeleiding van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Op dit moment zijn de effecten van de invoering van Passend Onderwijs nog niet goed in beeld te brengen. Er is daardoor nog onvoldoende kennis/ervaring om Lwoo op een doordachte manier om te vormen, aansluitend bij de extra ondersteuning.
Om per 1-8-2018 echter wel op een beleidsrijke manier Lwoo en PrO in het stelsel van ondersteuning van het SWV te integreren, zal reeds in schooljaar 2015-2016 een start worden gemaakt met de inhoudelijke discussie over de criteria en de toewijzingsprocedure van Lwoo en PrO vanaf 1-8-2018. C. Organisatorisch Vanaf 1 januari 2016 zal het SWW de toeleiding en toewijzing naar Lwoo en PrO moeten gaan regelen. Dat betekent: 1. Een procedure vastleggen voor aanvraag van Lwoo en PrO 2. Bepalen welke commissie de aanvragen beoordeelt 3. Een administratieve organisatie neerzetten voor het verwerken van aanvragen. Het SWV zal dat op de volgende manier vorm gaan geven: 27
Ad 1. Procedureel Overeenkomstig de huidige procedure, zal een werkwijze worden vastgelegd. Voor alle gebruikers zal een handleiding aanvraag Lwoo/PrO worden opgesteld, waarin alle stappen worden beschreven. Die handleiding wordt ook gepubliceerd op de website. Daarbij zal gebruik gemaakt worden van de ervaringen die de RVC in het verleden heeft opgedaan. Ad 2: Beoordeling aanvragen De beoordelingstaak wordt ondergebracht bij de huidige Commissie Toelaatbaarheid (CT) van het SWV VO Lelystad. De vergaderingen van de kamer Lwoo/PrO worden inhoudelijk voorbereid en voorzien van een preadvies door de ambtelijk secretaris van de CT. De CT hoeft eenduidige dossiers slechts kort te behandelen. Alleen de meer complexe dossiers (strijdige criteria en/of in geval de aanvraag expliciet gemotiveerd dient te worden) zullen uitgebreider worden besproken. Het aantal te verwachte aanvragen -gebaseerd op de teldatum van 1 oktober 2014- is ongeveer 160, waarvan 50 voor PrO en 110 voor Lwoo. Ad 3: Administratieve organisatie Het SWV zal de formatie op administratief terrein iets uitbreiden om de administratieve afhandeling van de Lwoo en PrO aanvragen goed te laten verlopen. D. Financieel Aan het onderbrengen van Lwoo en PrO bij het SWV zitten vanzelfsprekend financiële consequenties. Het betreft enerzijds de bekostiging van het Lwoo en PrO onderwijs, anderzijds de kosten voor het SWV van het organiseren van de toeleiding en de toewijzing. De bekostiging voor lwoo en PrO De bekostiging voor Lwoo en PrO valt uiteen in twee delen. De basisbekostiging loopt via DUO, dit betreft de bekostiging die vergelijkbaar is met de bekostiging van een reguliere leerling in het VO. Daarnaast ontvang de school per leerling een ondersteuningsbekostiging. Deze bedraagt € 4100,per leerling voor Lwoo en PrO. Voor de ondersteuningsbekostiging ontvangt het SWV een vergoeding van het Ministerie die gebaseerd is op het aantal Lwoo en PrO leerlingen op 1-10-2012. Dit aantal is omgezet in een percentage van het totaal aantal leerlingen van het SWV. Dat betekent dat als het percentage Lwoo en PrO leerlingen binnen het SWV gegroeid is t.o.v. 2012 het SWV onvoldoende middelen ontvangt. Als het percentage is gedaald, blijft er budget over. Hoe ziet de leerling-ontwikkeling in Lwoo en PrO er in SWV VO Lelystad uit? Datum
LWOO ## %% 1-10-2012 481 100% 1-10-2013 457 95,0% 1-10-2014 448 93,1%
## 205 229 248
PRO %% 100,0% 111,7% 121,0%
##
overig VO %% 3453 100,0% 3594 104,1% 3707 107,4%
##
totaal VO %% 4139 100,0% 4280 103,4% 4403 106,4%
Uit bovenstaande cijfers is duidelijk dat waar het Lwoo achterblijft bij de groei van het totaal aantal leerlingen binnen het SWV en het Praktijkonderwijs tussen 2012 en 2014 veel sterker is gegroeid dan dat het totaal aantal leerlingen. Hieronder ter vergelijking ook de landelijke percentages. 28
VO2403 1-10-2012 1-10-2013 1-10-2014
LWOO 11,62% 10,68% 10,18%
PRO 4,95% 5,35% 5,63%
totaal 16,58% 16,03% 15,81%
1-10-2012 1-10-2013 1-10-2014
10,71% 10,67% 10,48%
2,84% 2,92% 2,96%
13,55% 13,59% 13,45%
Landelijk
Er is binnen ons SWV dus sprake van een sterke groei van PrO. Hoewel Lwoo en PrO samen boven het landelijk percentage zitten, hebben we vanwege de gekozen bekostigingssystematiek toch te maken met een klein financieel overschot; het Ministerie heeft voor deze regeling n.l. (nog) geen verevening toegepast. Dit betekent dat -bij gelijkblijvende leerlingaantallen op teldatum 1oktober 2015 in vergelijking met 1 oktober 2014- het swv in 2016-2017 €139.400,- net als voor schooljaar 2015-2016 kan toevoegen aan de lichte ondersteuning omdat het swv meer krijgt dan nodig is om Lwoo en PrO te betalen uit het budget dat het Ministerie beschikbaar stelt. Groeit of daalt het aantal Lwoo en PrO leerlingen ten opzicht van 1 oktober 2012, dan wordt dit bedrag lager of hoger. Een eventueel tekort dient uit het budget voor lichte ondersteuning aangevuld te worden. Budget op basis deelnamepercentage van 1-102012
€ 2.993.000 € 2.853.600
Kosten op basis van 1-10-2014
+ € 139.400
Indien het aantal leerlingen Lwoo/Pro ten opzichte van 2012 verder stijgt of daalt zal dit meegenomen worden in de begroting. Aangezien ervoor gekozen is om geen gebruik te maken voor opting out, zijn er weinig sturingsinstrumenten om het aantal leerlingen in Lwoo en PrO te verlagen. De toelaatbaarheidcriteria blijven immers onveranderd. De groei van het aantal PrO leerlingen zal meegenomen worden met de inhoudelijke discussie over Lwoo en PrO v.a. 2018, waarbij het swv de criteria voor Lwoo en PrO zelf kan bepalen en vastleggen. Administratieve lasten Voor de administratieve taken die voortvloeien uit de overdracht van Lwoo en PrO ontvangt het SWV per 1-1-2016 €7,-- per leerling, niet geoormerkt. Dat is ongeveer €31.000,-- Deze middelen zijn opgenomen in het budget voor de lichte ondersteuning. Voor de beoordeling van de aanvragen voor Lwoo en PrO zullen de volgende personeelskosten worden opgenomen in de begroting: Taak / aanpassing administratie
fte
kosten
Uitbreiding voorzitter CT
0,05
€ 4500,00
Uitbreiding leden CT (2 x 0,05)
0,1
€ 8000,00
Uitbreiding ambtelijk secretaris CT
0,2
€ 16000,00
Aanpassing administratie*
€ 2000,00 Totaal:
0,35
€ 30500,00
* Indien een meerprijs voor (aanpassing van) het Excelpakket van Hengstmengel aan de orde is. 29
5.5 Doelen en resultaten Het bestuur van het SWV VO Lelystad hanteert de komende jaren de volgende doelstellingen:
Doelstelling 5
Middelen Succesindicator
Evaluatie Rol en taak bestuur SWV
Het SWV VO herindiceert alle VSO leerlingen (oud cluster 3 en 4) die nog een beschikking hebben van de CvI en nog zijn aangewezen op VSO, uiterlijk vóór 1 augustus 2016. De vastgestelde procedure en routing voor aanmelding bij de Commissie Toelaatbaarheid (CT) en de vastgestelde toelaatbaarheidscriteria. Er is geen wachttijd en scholen zijn tevreden over de procedure, inclusief de kwaliteit van de advisering van zowel het EN als de CT. Ook ingeval een TLV niet wordt afgegeven. Jaarlijkse monitor en kwartaalrapportages van de CT. Aan de hand van de jaarlijkse monitor en de kwartaalrapportage van de CT evaluatiegesprek voeren met de leden van de CT.
Doelstelling 6
Het bestuur van SWV VO Lelystad spreekt zich in het voorjaar van 2015 uit over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het tripartite akkoord vwb de ambulante begeleiding vanuit (oud) cluster 3 en 4. Middelen Beleidsvoorbereidend stuk van de directeur-bestuurder van Eduvier (reeds eerder besproken) en een beleidsvoorbereidend stuk van de directeur inzake de afname van AB vanuit De Zevenster en De Kleine Prins (oud cluster 3). Succesindicator Leerlingen in het regulier voortgezet onderwijs worden optimaal tegemoet gekomen in hun ondersteuningsbehoefte binnen alle scholen van het SWV VO Lelystad. De mate waarin het bestuur er in slaagt om zo optimaal mogelijk uitvoering te geven aan het tripartite akkoord. Evaluatie In de bestuursgesprekken van het SWV VO Lelystad. Rol en taak Het maken van een afgewogen keuze hoe in de toekomst om te gaan met AB bestuur SWV vanuit (oud) cluster 3 en 4.
Doelstelling 7
Het bestuur van SWV VO Lelystad spreekt zich in het voorjaar van 2015 uit over (vormen) van opting-out mbt LWOO en PrO. Middelen Beleidsvoorbereidend stuk van de directeur van SWV VO Lelystad. Succesindicator Het creëren van een werkbare situatie tbv het indiceren van LWOO en PrO. Stabilisatie van het aantal leerlingen met LWOO in het VMBO en terugdringen van het aantal PrO leerlingen. Een plan voor de besteding van eventueel vrijvallende middelen voor lichte ondersteuning. Evaluatie In bestuursgesprekken en gesprekken van de directeur van het SWV VO in het Directeurenoverleg voorafgaand aan de zomervakantie van 2015. Rol en taak Het maken van een afgewogen keuze voor wel/niet kiezen voor opting-out, al dan bestuur SWV niet op onderdelen. Op 17 juni 2015 heeft het bestuur een besluit genomen over de inpassing van LWOO en PrO in SWV VO Lelystad
30
6.
NAAR EEN DEKKENDE ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR
De ondersteuningsstructuur van het SWV VO Lelystad bestaat feitelijk uit drie componenten; de basisondersteuning, de extra ondersteuning (= breedteondersteuning) en de diepteondersteuning. In schema:
Figuur 3 Ondersteuningsvormen
6.1
Basisondersteuning
In de basisondersteuning hebben de schoolbesturen vastgelegd wat de minimale ondersteuning is die zij aan alle leerlingen bieden. Hierbij gaat het om preventieve en licht curatieve interventies die, eventueel in samenwerking met ketenpartners, binnen de onderwijs-ondersteuningsstructuur van de school worden uitgevoerd. De basisondersteuning is uitgewerkt in 12 standaarden. Zie hiertoe ook hoofdstuk 5 van het bronnenboek12. Elke school geeft deze standaarden vorm op een wijze die past bij de visie en de organisatie van de school. De basisondersteuning heeft verschillende functies Het beschrijft het ambitieniveau binnen het samenwerkingsverband In de basisondersteuning hebben de schoolbesturen het ambitieniveau van de minimale ondersteuning in de scholen vastgelegd. Voor zo’n 85% van de leerlingen zou dit voldoende moeten zijn om het onderwijs te volgen dat bij hen past. Het is aan de schoolleiders om dit ambitieniveau te realiseren. Het is een communicatiemiddel naar ouders en scholen Voor ouders en basisscholen is het belangrijk om te weten wat zij minimaal van alle scholen in het samenwerkingsverband kunnen verwachten ten aanzien van de ondersteuning aan leerlingen. Zo kunnen zij zien in hoeverre de ondersteuningsbehoefte van hun kind, hun leerling past binnen de basisondersteuning. Is dat niet het geval, dan heeft de leerling extra ondersteuning nodig en is de zorgplicht van toepassing. Het geeft richting aan de scholing en professionalisering in de scholen De basisondersteuning beschrijft het niveau van ondersteuning dat elke school moet bieden. In de eerste jaren van Passend Onderwijs is het niet ondenkbaar dat niet elke school dat niveau op alle terreinen al kan bieden. Een heldere beschrijving van de basisondersteuning
12
Het Bronnenboek vindt u op de website van SWV VO Lelystad
31
biedt scholen de mogelijkheid om ontwikkelpunten te formuleren en bijpassende scholingsen professionaliseringstrajecten in gang te zetten. Taken en verantwoordelijkheden De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de basisondersteuning in de scholen. Zij hebben zicht op de kwaliteit van de basisondersteuning binnen hun scholen en nemen maatregelen op het gebied van organisatie en/of scholing als de kwaliteit onvoldoende is. Voor alle scholen vormen de bekwaamheidseisen voor docententen, zoals geformuleerd in de wet Beroepen in het Onderwijs (wet BIO) en het toezichtkader van de Inspectie van het Onderwijs het fundament van de basisondersteuning. Als een school door omstandigheden niet in staat is om de basisondersteuning in zijn geheel te realiseren, dan meldt de school cq het betreffende schoolbestuur dat aan de directeur van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband heeft een signalerende en ondersteunende taak. Signalerend als blijkt dat een school niet in overeenstemming met de basisondersteuning handelt. Dan wordt dat met de schoolleider besproken en gemeld bij het bevoegd gezag van de betreffende school. Het is aan het schoolbestuur om passende maatregelen te nemen. Ondersteunend als een school de basisondersteuning niet op orde heeft. Op verzoek van de school kan vanuit het samenwerkingsverband ondersteuning geboden worden, teneinde de basisondersteuning wel op orde te krijgen.
6.2
Extra ondersteuning
Extra ondersteuning is bedoeld voor leerlingen die niet voldoende hebben aan de basisondersteuning die alle scholen in het samenwerkingsverband bieden, maar tevens nog geen behoefte hebben aan diepteondersteuning die de scholen voor VSO bieden. De extra ondersteuning wordt daarmee aan de onderkant begrensd door de basisondersteuning en aan de bovenkant door de diepteondersteuning. Dit zijn overigens geen harde grenzen; we willen immers af van de zogenaamde slagboomdiagnostiek en uitgaan van de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Er zal dus sprake zijn van een overgangsgebied waarbij een leerling zowel onder de basis als onder de extra ondersteuning kan vallen. Om dit overgangsgebied zo klein mogelijk te maken, is het belangrijk om de basisondersteuning zo eenduidig mogelijk te beschrijven. Voor leerlingen die meer dan 13 weken extra ondersteuning krijgen is het wettelijk verplicht om een ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) op te stellen, met daarin een handelingsdeel13. De school dient het ontwikkelingsperspectief, inclusief het handelingsdeel jaarlijks met de ouders te evalueren en zonodig bij te stellen. Leerlingen die in aanmerking komen voor extra ondersteuning vallen onder de zorgplicht. Extra ondersteuning is maatwerk; de vraag ‘wat heeft de leerling nodig om het onderwijs te kunnen (blijven) volgen dat past bij zijn/haar niveau’ is leidend. De reguliere scholen en het VSO zijn samen verantwoordelijk voor het bieden van een dekkend onderwijsaanbod. Extra ondersteuning wordt altijd geheel of gedeeltelijk extern gefinancierd; hetzij uit het budget van het SWV VO, hetzij uit middelen vanuit de gemeente, jeugdhulp of een combinatie daarvan. 13
Ten behoeve van het ontwikkelingsperspectief is op overeenstemming gericht overleg met de ouders nodig. Het amendement Ypma (Tweede Kamer,16 april 2013) dat voor het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief instemming van de ouders vereist, is weliswaar aan genomen door de Tweede Kamer maar op dit moment (april 2015) nog niet in de wet opgenomen. Derhalve geldt die eis momenteel niet!
32
6.2.1
Schoolondersteuningsprofielen
Iedere school heeft een schoolondersteuningsprofiel (SOP). Zie hiertoe ook hoofdstuk 6 van het bronnenboek. In het SOP is vastgelegd wat de school naast de basisondersteuning biedt aan extra ondersteuning (ook wel breedteondersteuning genoemd). Bovendien staat vermeld wat de grenzen van de schoolmogelijkheden zijn op het gebied van extra ondersteuning. Het SOP wordt minimaal eens per vier jaar opgesteld door het team van de school en wordt door het schoolbestuur vastgesteld. De medezeggenschapsraad (MR) van de school heeft adviesrecht. Het SOP dient (samengevat) te worden opgenomen in de schoolgids en maakt deel uit van het ondersteuningsplan van het SWV. Het opstellen van een SOP dient meerdere doelen: Een SOP geeft aan welk aanbod aan onderwijs, zorg en ondersteuning een school haar leerlingen kan bieden, waar de school haar interne grenzen ervaart en welke extra ondersteuning de school kan bieden. In het SOP kan de school het professionaliserings- en ontwikkelperspectief voor de medewerkers en de schoolorganisatie als geheel schetsen. Het totaal van de SOP’s in het SWV VO geeft inzicht in het regionale onderwijsaanbod dat wordt beschreven in het ondersteuningsplan. 6.2.2
Voorzieningen binnen de scholen
Binnen het kader van extra ondersteuning concretiseert elke school het aanbod voor extra ondersteuning op basis van de ondersteuningsbehoefte van een individuele leerling of een specifieke groep van leerlingen. Het aanbod voor extra ondersteuning kan dus bestaan uit een individueel arrangement of een groepsarrangement. Indien besturen willen samenwerken om hun ondersteuningsstructuur te versterken of om gebruik te maken van elkaars voorzieningen, is dat een zaak van die besturen. Wel geldt hiervoor de afspraak dat hiervan een melding wordt gemaakt bij de directeur van het samenwerkingsverband, zodat alle scholen van elkaars producten en diensten op de hoogte zijn. 1.
Het individuele arrangement
Dit is een maatwerkarrangement voor een individuele leerling en kan op elke school voor regulier voortgezet onderwijs plaatsvinden. De school formuleert in overleg met de ouders een ontwikkelingsperspectief, inclusief een handelingsdeel en maakt duidelijk hoe de gelden voor extra ondersteuning worden ingezet (begeleiding en/of materialen). Bij een maatwerkarrangement kan worden gedacht aan:
Pedagogische en/of didactische ondersteuning onder regie van de school of ondersteuning/begeleiding door een (voormalige) cluster 3 of 4 school (de ambulante begeleiding).
Psychologische, sociaal-maatschappelijke of andere ondersteuning verzorgd door de jeugdhulp. Hierbij kan gedacht worden aan jeugdhulp, gezinsondersteuning (al dan niet geïndiceerd en bekostigd door de jeugdhulp). Via het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) wordt deze ondersteuning ingezet.
Een combinatie van het bovenstaande; een integraal arrangement. Hierbij stellen onderwijs en jeugdhulp samen een plan op, waarbij ieder de eigen expertise inbrengt. De uitvoering vindt in samenhang plaats; één kind, één plan. De school en jeugdhulp stemmen af welke kosten door welke organisatie worden gefinancierd .
33
2.
Het groepsarrangement
Een groepsaanbod kan gerealiseerd worden op een school die zich in het kader van de extra ondersteuning specialiseert op een specifieke doelgroep. Binnen de afspraken voor de toedeling van de middelen voor extra ondersteuning is het mogelijk dat een school een structureel aanbod doet voor een specifieke groep van leerlingen. Ook voor deze leerlingen moet een ontwikkelingsperspectief en een handelingsplan worden opgesteld. De school verantwoordt zich achteraf bij het SWV VO voor de inzet van de middelen. 3.
Expertiselokalen14
Elke school voor regulier voortgezet onderwijs heeft een expertiselokaal. Rondom het expertiselokaal wordt interne en externe deskundigheid gebundeld. Behalve een duidelijke casuscoördinatie is één van de doelstellingen om de basisondersteuning en handelingsbekwaamheid van de school te versterken. Het betreft een bundeling van krachten tussen school, samenwerkingsverband, de gemeente Lelystad en de jeugdhulppartners. 6.2.3
Verdeling van de extra ondersteuningsmiddelen15
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) deelt aan het SWV VO vanaf 1 augustus 2014 in een aantal stappen de financiële middelen toe voor de lichte ondersteuning en de zware ondersteuning. De zware ondersteuning (het ‘normatieve ondersteuningsbudget’) bevat ook de vrijkomende middelen voor extra ondersteuning nadat eerst de kosten voor de deelname aan het VSO zijn afgetrokken. Dit betekent dat de middelen voor extra ondersteuning feitelijk bestaan uit het bedrag van de lichte ondersteuning (ongeveer € 435.000 in 2016) opgehoogd met het resterende bedrag van de zware ondersteuning (ongeveer € 200.000. Het ‘resterend ondersteuningsbudget’ van € 692.000 dat vanuit de vereveningsbijdrage beschikbaar is, moet namelijk worden verminderd met ongeveer € 500.000, zijnde de aftrek voor de groei van 33 leerlingen tussen 1 oktober 2011 en 1 oktober 2014 van ongeveer € 300.000 én de kosten voor het SWV VO van ongeveer € 200.000 in schooljaar 2015201616. De kosten voor het SWV VO bestaan uit de overheadkosten (salaris directeur, vergoedingen voor CT secretariaat en CT leden, website, kosten voor administratieve ondersteuning en de financiële controller). Het bestuur van het SWV VO Lelystad heeft op dit moment gekozen voor een aanpak waarbij wordt gewerkt met een lumpsum methodiek; de middelen voor de extra ondersteuning worden pondsgewijs verdeeld over de scholen op basis van leerlingenaantallen. Hierbij gaat het om het totaal aantal leerlingen, waarbij geen rekening wordt gehouden met het aantal zorgleerlingen op een school als extra weegfactor bij de verdeling van de middelen. Deze systematiek zal in schooljaar 2015-2016 worden heroverwogen. Zie hiertoe ook paragraaf 11.1.4.
6.3
Diepteondersteuning
De diepteondersteuning is bedoeld voor leerlingen die een zeer intensieve vorm van ondersteuning nodig hebben, die het regulier voortgezet onderwijs niet kan bieden. Diepteondersteuning wordt verzorgd door het voortgezet speciaal onderwijs (VSO). Het VSO in het samenwerkingsverband is een onmisbaar onderdeel van het totale onderwijsaanbod in ons samenwerkingsverband. In de SOP’s van
14
Zie hoofdstuk 9 van dit Ondersteuningsplan voor een uitgebreide beschrijving Zie hoofdstuk 11 voor de verdere financiële uitwerking 16 Zie hiertoe ook par. 3.5 van dit Ondersteuningsplan 15
34
de scholen voor VSO wordt inzicht gegeven in het specifieke ondersteuningsaanbod dat zij kunnen bieden, aanvullend op de ondersteuning van de reguliere scholen voor voortgezet onderwijs. De toelating van leerlingen tot de zware ondersteuning (het VSO), kan uitsluitend met instemming van het samenwerkingsverband op basis van een toelaatbaarheidsverklaring (TLV). Als een leerling nog niet eerder is ingeschreven op een school (de eerste aanmelding) dan is dit het samenwerkingsverband van de woonplaats van de leerling. Staat de leerling reeds ingeschreven op een school voor voortgezet onderwijs, dan is dit het samenwerkingsverband waar deze verwijzende school voor VO deel van uitmaakt. SWV VO Lelystad heeft de aanvraagprocedure / routing en de criteria bepaald op basis waarvan leerlingen kunnen worden geplaatst in het VSO. Het Expertisenetwerk (EN) heeft een belangrijke adviserende rol richting aanmeldende scholen en richting de Commissie Toelaatbaarheid (CT). Het bevoegd gezag van de school voor VSO beslist uiteindelijk over de toelating van de leerling tot de school voor VSO. 6.3.1
Verdeling van de diepteondersteuning over de scholen
Binnen de regio van het SWV VO Lelystad is er één school voor Zeer Moeilijk Lerende Kinderen (ZMLK) in de regio, De Zevenster. Eduvier is de onderwijsinstelling voor Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen (ZMOK) die op drie locaties in de regio van het SWV VO Lelystad onderwijs verzorgt aan leerlingen met gedrags- en/of psychische problematiek. Daarnaast volgt een aantal leerlingen onderwijs buiten de regio. Voor een klein deel zijn dit leerlingen die intern in een instelling voor jeugdzorg verblijven. Tenslotte volgen er ook leerlingen onderwijs in een (semi)residentiële instelling. Deze leerlingen worden begeleid vanuit de jeugdpsychiatrie of jeugdzorg en volgen parallel daaraan een onderwijsprogramma op een school die een overeenkomst heeft met de betreffende instelling. 6.3.2
Aanvraagprocedure / termijnen / routing
Het SWV VO heeft de wettelijke taak om de toelaatbaarheid tot het VSO te regelen. Hierbij gaat het om de voormalige cluster 3 en 4 leerlingen:
Leerlingen die vanwege gedrags- en/of psychiatrische problemen een onderwijsbeperking hebben, waarbij het reguliere onderwijs onvoldoende in staat is om aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling tegemoet te komen
Leerlingen met een verstandelijke beperking en/of ernstige ontwikkelingsproblemen, langdurig zieke leerlingen, lichamelijk gehandicapte leerlingen en meervoudig gehandicapte leerlingen, waarbij het reguliere onderwijs onvoldoende in staat is om aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling tegemoet te komen.
Alvorens een school voor VSO een leerling kan/mag overgaan tot de toelating van een leerling, dient de Commissie Toelaatbaarheid eerst een Toelaatbaarheidsverklaring (TLV) af te geven. De TLV heeft een landelijke geldigheid en geeft recht op onderwijs op een school voor VSO. In de TLV wordt ook de duur van de beschikking opgenomen. De minimum duur van een TLV is de rest van het lopend schooljaar plus het gehele daaropvolgend schooljaar. Een leerling is toelaatbaar tot het VSO als wordt aangetoond dat de extra ondersteuning in het regulier onderwijsonvoldoende tegemoet komt aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Termijnen De Commissie Toelaatbaarheid is gehouden aan de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de CT binnen een termijn van 8 weken een beschikking (TLV) afgeeft, mits het dossier volledig is. Indien de aanvraag niet volledig is stelt de CT binnen een redelijke termijn de aanvragende school in de gelegenheid om het dossier aan te vullen. Het bestuur heeft de CT de inspanningsverplichting opgelegd om binnen een termijn van 4 weken een beslissing op de aanvraag te nemen op basis van 35
een volledig dossier. Aangezien de CT een tweewekelijkse vergadering heeft in schoolweken zal dit doorgaans ook geen problemen opleveren. Voor wat betreft de termijnen voor bezwaar en beroep, zie paragraaf 6.3.6 van dit hoofdstuk. Toeleiding naar het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) kan plaatsvinden vanuit: a. het Speciaal Onderwijs (SO) b. het Speciaal Basis Onderwijs (SBO) c. het regulier Basisonderwijs (BAO) d. het regulier Voortgezet Onderwijs (VO) e. (semi)residentiële instellingen. De school van herkomst (SO, SBO of BAO) zoekt in overleg met de ouders naar een passende plek voor de leerling. Dit kan een school voor VSO zijn. De school van herkomst stelt een dossier samen en vult het aanmeldingsformulier van SWV VO Lelystad in.17 Het ontwikkelingsperspectiefplan (OPP)18 is daarvan een wezenlijk onderdeel indien de verwijzende school en ouders van mening zijn dat een school voor VSO aan de orde is. In dat geval vragen zij een advies aan bij het Expertise Netwerk (EN) van SWV VO Lelystad. Het EN doet een uitspraak over de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Dit advies zal door de Commissie Toelaatbaarheid (CT) worden meegewogen bij de bepaling of een TLV wordt afgegeven. Indien ouders hun kind rechtstreeks aanmelden bij een school voor VSO, zal de betreffende school voor VSO de ouders en de verwijzende school er op wijzen dat een uitspraak van het EN inzake noodzakelijkheid tot plaatsing in het VSO een onderdeel van de procedure van SWV VO Lelystad is.19 Ook de school voor VSO waar de leerling is aangemeld formuleert de ondersteuningsbehoeften van de leerling en beoordeelt of deze school de ondersteuning kan bieden. Vervolgens vraagt de beoogde school voor VSO de TLV aan bij de CT. In geval één van de scholen voor regulier voortgezet onderwijs binnen ons samenwerkingsverband een TLV aanvraagt voor een leerling, kan de school een advies inwinnen bij het EN, maar dit is geen verplichting. De school meldt rechtstreeks aan bij de CT. Ook in geval van een her-indicatie vanuit één van de scholen voor VSO, kan advies worden ingewonnen bij het EN. Overigens kan de CT in voorkomende situaties alsnog een advies inwinnen bij het EN, mocht zij daartoe noodzaak zien. In onderstaand schema zijn de aanvraagroutes weergegeven:
17
Het aanmeldingsformulier tbv de TLV aanvraag staat op de website van SWV VO Lelystad Zie hiertoe ook paragraaf 6.4 van dit hoofdstuk 19 Zie hiertoe de Memorie van Toelichting bij het voostel wetswijzigingen (WZ647-K.2), waarin is opgenomen dat in het SWV de criteria en de procedure worden bepaald op grond waarvan leerlingen kunnen worden geplaatst in het V(S)O 18
36
Figuur 4 Routes voor aanvraag TLV
Indien leerlingen (semi)residentieel worden geplaatst (open gehandicaptenzorg, jeugdhulpverlening, gezondheidszorg), krijgen deze leerlingen automatisch een TLV, die niet hoeft worden aangevraagd bij het SWV VO van herkomst. Het SWV VO van de school van herkomst betaalt voor de plaatsing in het VSO, maar de CT beoordeelt de aanvraag niet. Als een leerling niet stond ingeschreven op een school ten tijde van de plaatsing, is de woonplaats van de leerling (d.i. in welke gemeente stond de leerling ingeschreven in het Gemeentelijk Bevolkingsregister (GBR))op 1 augustus 2014 het uitgangspunt. Hetzelfde geldt als leerlingen worden geplaatst in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI), of in een gesloten Jeugdzorginstelling (GJI). DUO zorgt ervoor (net als bij de TLV’s) dat de kosten worden verrekend met het budget voor zware ondersteuning van het SWV VO. 6.3.3
Het Expertise Netwerk (EN)
Behalve gedragswetenschappers uit zowel het VO als uit het VSO, maken ook een directeur van een school voor VO, een afdelingsleider uit het VO, een zorgcoördinator uit het VO en een deskundige uit het Praktijkonderwijs20 deel uit van het EN. Bij de samenstelling is rekening gehouden met een aantal factoren:
Brede deskundigheid vanuit zowel het VSO als het VO
Psychologische / orthopedagogische deskundigheid vanuit zowel het VSO als VO
Onderwijskundige deskundigheid vanuit het VO op verschillende niveaus
20
De deskundige vanuit het Praktijkonderwijs participeert in elk geval tot januari 2016 aan het EN, dus tot aan het moment dat SWV VO Lelystad zelf de indicatiestelling voor PrO en LWOO) ter hand neemt
37
Overzicht hebben over het reguliere onderwijsveld; de mogelijkheden tot basisondersteuning en extra ondersteuning.
De bevindingen van het EN -in de vorm van een preadvies aan de CT- maken onderdeel uit van het dossier dat ter besluitvorming wordt aangeboden aan de CT. 6.3.4
De Commissie Toelaatbaarheid (CT)
De CT bestaat uit drie personen; een psycholoog uit het voortgezet onderwijs, een orthopedagoog uit het voortgezet speciaal onderwijs en een onafhankelijk voorzitter (met een , psychologische en/of onderwijskundige achtergrond), zijnde de directeur van het samenwerkingsverband. De CT wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris. Er is bewust gekozen voor een kleine slagvaardige commissie met een ‘smalle’ taakstelling; al dan niet toekennen van een TLV op aanvraag. Daarnaast heeft de CT tot taak om een deskundigenadvies te kunnen verstrekken, in geval een TLV niet wordt toegekend. Gezien de samenstelling van de CT en het preadvies van het EN, dat deel uitmaakt van het aanmeldingsdossier, zal de CT in de meeste gevallen over voldoende deskundigheid en deskundigheidsadviezen beschikken om een gefundeerd besluit op de aanvraag te nemen. In die gevallen dat noodzakelijke informatie van een maatschappelijk werker, een arts of een kinderpsychiater ontbreekt in het dossier, zal de CT een deskundigenadvies inwinnen ten behoeve van de beoordeling van de toelaatbaarheid van de leerling tot het VSO. 6.3.5
Toelaatbaarheidscriteria VSO21
ZMLK, LZ, LG Als richtlijn voor de beoordeling van Zeer moeilijk lerende Kinderen (ZMLK), Langdurig Zieke kinderen (LZ) en Lichamelijk gehandicapte kinderen (LG) hanteert de CT de criteria die voorheen ook door de Commissie van Indicatiestelling (CvI) werden gehanteerd. Beredeneerde afwijking van de criteria blijft mogelijk. Bovendien moet uit de aanvraag voor een TLV blijken dat een school voor regulier voortgezet onderwijs niet kan voorzien in de ondersteuningsbehoefte van de leerling. EMB22 Voor de kleine groep van leerlingen met een Ernstige Meervoudige Beperking (EMB) wordt de richtlijn ‘Toelaatbaarheid EMB’ van de PO en VO Raad gevolgd vwb de duur van de TLV. Hierbij gaat het om leerlingen met:
Een laag ontwikkelingsperspectief ten gevolge van een ernstige verstandelijke beperking (IQ <35), vaak met moeilijk te ‘lezen’ gedrag en ernstige senso-motorische problematiek (zoals ontbreken van spraak, bijna niet kunnen zitten/staan), (bekostigingscategorie 3) of
Een matig tot lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 70) en een grote zorgvraag ten gevolge van ernstige en complexe lichamelijke beperkingen, (bekostigingscategorie 2) of
Een matig tot lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 70) in combinatie met moeilijk te reguleren gedragsproblematiek als gevolg van ernstige psychiatrische stoornissen (bekostigingscategorie 1).
Het samenwerkingsverband Lelystad gaat over tot de vaststelling van een vereenvoudigde procedure voor het vaststellen van de toelaatbaarheid van EMB leerlingen. Dit houdt in dat bij de overstap van SO naar VSO een nieuwe toelaatbaarheidsverklaring moet worden aangevraagd bij het SWV VO. Deze verklaring is vervolgens geldig gedurende het hele verblijf op het VSO. In elk geval verlaten de 21
Zie hiertoe bijlage 1 bij dit Ondersteuningsplan en de website van het SWV VO Lelystad Op 15 maart 2012 heeft de Tweede Kamer met algemene stemmen de motie Elias aangenomen (nr. 96), waarin de sectororganisaties werd verzocht om voor EMB leerlingen een procedure voor SWV’en op te stellen met een minimum aan procedurele en administratieve belasting 22
38
leerlingen het voortgezet speciaal onderwijs aan het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 20 jaar hebben bereikt. ZMOK In schooljaar 2014-2015 zijn de toelaatbaarheidscriteria voor het VSO ZMOK (Zeer Moeilijk Opvoedbare Leerlingen) herzien. Uitgangspunt bij deze kaderstellende criteria is het transactioneel model.23 In dit model is het gedrag van een leerling (kind, tiener) meer dan simpelweg een reactie op zijn omgeving. De leerling is actief betrokken bij de pogingen om zijn omgeving te organiseren en te structureren. Het zijn niet zozeer de eigenschappen van zowel de leerling als de omgeving, maar de processen tussen beiden die ervoor zorgen dat die eigenschappen in de omgang met elkaar in stand worden gehouden. Dat laatste kan zowel positief als negatief uitpakken en is niet beperkt tot de schoolomgeving, maar geldt ook ten aanzien van het gezin, de peergroup en de vrije tijd.
Figuur 5 Transactioneel model
Binnen Passend Onderwijs is het wel/niet kunnen voorzien in de ondersteuningsbehoefte van de leerling het centrale begrip. Wil een school daarin kunnen /willen voorzien, is het noodzakelijk dat; -
pogingen om leerlingen met problemen, stoornissen, handicaps e.d. te behandelen secundair moeten zijn aan pogingen om de (school)omgeving te helpen zich aan te passen aan de speciale behoefte(n) van de leerling, en
-
dat behalve de schoolse omgeving ook de andere leefomgevingen (gezin, peergroup en vrije tijd) in ogenschouw genomen moeten worden om ontwikkelingsprocessen te kunnen begrijpen, zodat
-
duidelijk wordt aan welke voorwaarden de schoolomgeving moet voldoen om leerlingen succesvol verder te helpen, daarvoor is nodig dat
-
het dossiers ook rapportages van onderzoeken, verslagen van de hulpverlening e.d. bevat, om het voor de CT mogelijk te maken om de ondersteuningsbehoefte van de leerling af te kunnen zetten tegen zijn/haar schoolse- en leefomgeving.
Overigens is het transactioneel model evenzeer van toepassing op alle leerlingen en niet uitsluitend ZMOK-leerlingen. Bij deze categorie van leerlingen is het echter wel zo dat met name deze leerlingen pogingen ondernemen om hun omgeving te organiseren en te structureren. Die pogingen worden vaak als negatief ervaren; de school kan er niet mee omgaan, waardoor leerlingen worden
23
Dit begrip is ontleend aan Sameroff en Chandler, ‘Reproductive Risk and the continuum of Caretaking Casualty’, Development Research, vol.4, Univ. of Chicago Press
39
doorverwezen naar een school voor ZMOK. Met name deze stroom naar het VSO dient (deels) te worden omgebogen. Dat is de grote uitdaging de komende jaren voor het SWV VO Lelystad! Cluster 1, cluster 2 en leerlingen met epilepsie Bij de invoering van de wet Passend Onderwijs blijft het onderwijs in cluster 1 (blinde en slechtziende leerlingen) landelijk georganiseerd en maakt geen deel uit van het samenwerkingsverband. Hetzelfde geldt voor het onderwijs in cluster 2 (doven en slechthorende leerlingen en leerlingen met ernstige spraaktaalmoeilijkheden (ESM)). Extra ondersteuning op één van de scholen van SWV VO Lelystad voor leerlingen met een visuele, auditieve en/of communicatieve beperking, wordt gerealiseerd in samenwerking met ambulante begeleiding vanuit de cluster 1 en 2 scholen. Indicatiestelling vindt plaats door de betreffende Commissie voor Indicatiestelling (CvI), die voor cluster 1 en 2 zijn blijven bestaan na de invoering van Passend Onderwijs. Leerlingen met epilepsie en aanverwante neurologische beperkingen kunnen, als er sprake is van schoolproblemen, rekenen op ondersteuning vanuit het Landelijk Werkverband Onderwijs en Epilepsie (LWOE). Het LWOE wordt gevormd door de ambulante diensten van de twee Nederlandse epilepsiescholen, De Berkenschutze in Heeze en De Waterlelie in Cruquius. Beide scholen zijn verbonden aan een Epilepsiecentrum (3e-lijns ziekenhuis) voor epileptologie en neurologisch bepaalde leerstoornissen, respectievelijk Kempenhaeghe en SEIN. 6.3.6
Bezwaar en beroep tegen een besluit van de CT
De toelaatbaarheidsverklaring (TLV) die bepaalt of een leerling SVO kan gaan volgen, is een besluit in de zin van de Algemene Wet bestuursrecht (AWB). In de wet Passend Onderwijs is bepaald dat een TLV geen besluit is als bedoeld in art. 8:4, onder e, AWB. Daarmee wordt bereikt dat bezwaar en beroep op de bestuursrechter open staan tegen de beslissing van het samenwerkingsverband op een verzoek om een TLV. Dit is een continuering van de situatie voorafgaand aan Passend Onderwijs, waarin was voorzien in bestuursrechterlijke rechtsbescherming tegen de indicatiebeslissingen van de Commissies voor Indicatiestelling, Zoals in & 6.3 is aangegeven beslist de Commissie Toelaatbaarheid (CT) namens het bestuur van het SWV VO Lelystad of een leerling toelaatbaar is tot een school voor VSO, met uitzondering van cluster 1 en 2. Belanghebbenden, te weten ouders en het schoolbestuur (al dan niet gemandateerd aan de directie van de school) kunnen het besluit aanvechten binnen 6 weken na het genomen besluit, door een bezwaarschrift in te dienen. Op grond van de wet Passend Onderwijs moet elk SWV voor de behandeling van deze bezwaren een adviescommissie instellen, die een advies uitbrengt aan het bestuur van het SWV over het bezwaar tegen de TLV. Na dit advies neemt het bestuur een beslissing op bezwaar. Het SWV VO Lelystad is hiertoe aangesloten bij de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaringen (LBT) SBO/(V)SO24,van de Stichting Onderwijsgeschillen. Na ontvangst van het bezwaarschrift stelt de CT een verweerschrift op en stuurt het dossier binnen twee weken naar de LBT. De LBT zal de bezwaren beoordelen,mede aan de hand van de door ons SWV VO vastgestelde criteria voor toelaatbaarheid tot het VSO en een onafhankelijk advies uitbrengen. Op basis van dit advies zal het SWV VO Lelystad haar eerder genomen besluit heroverwegen. Mocht de bezwaarprocedure tot een voor de belanghebbenden onbevredigende uitkomst leiden, dan kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank, sector bestuursrecht (art. 7:1, lid 2 AWB).
24
LBT SBO/(V)SO, Stichting Onderwijsgeschillen, Postbus 85191, 3508 AD Utrecht, 030-2809590
40
6.4
Ontwikkelingsperspectief
Scholen zijn verplicht om een ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) op te stellen voor:
leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs
leerlingen in het praktijkonderwijs
leerlingen die extra ondersteuning krijgen in het regulier voortgezet onderwijs.
Reguliere scholen voor voortgezet onderwijs hoeven geen OPP op te stellen voor ondersteuning die valt binnen de afspraak voor basisondersteuning. De beschreven afspraken over wat onder basis en extra ondersteuning (zie resp. hfst. 5 en 6 van het Bronnenboek) valt, is bepalend voor de gevallen waarin een OPP moet worden opgesteld. Voor leerlingen met Leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) is het OOP niet verplicht. Als een leerling naast LWOO ook extra ondersteuning krijgt, moet echter wel een OPP worden opgesteld. Sinds 1 augustus 2014 is ook het handelingsplan niet meer verplicht voor deze groep. Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (VSO) zijn verplicht om voor alle leerlingen binnen zes weken na plaatsing een OPP vast te stellen. Voor scholen voor regulier voortgezet onderwijs geldt dat de school een OPP vaststelt binnen zes weken nadat er afspraken zijn gemaakt over extra ondersteuning. Daarbij wordt afgestemd met de ouders. Verplichte onderdelen van het OPP voor het regulier voortgezet onderwijs en praktijkonderwijs:
De te verwachten uitstroombestemming van de leerling Daarmee wordt gedoeld op de uitstroom naar middelbaar of hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs en in het geval van praktijkonderwijs (PrO) naar welk soort functie op de arbeidsmarkt uitstroom wordt verwacht.
De onderbouwing van de verwachte uitstroombestemming van de leerling Deze onderbouwing bevat de samenhangende argumenten die relevant zijn voor het onderwijs en die daarmee de keuze onderbouwen voor een uitstroombestemming. Daarbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van de leerling in relatie tot de voor de uitstroombestemming vereiste kennis en vaardigheden. De onderbouwing bevat tenminste een weergave van de bevorderende en belemmerende factoren die van invloed zijn op onderwijs aan de leerling. Het gaat hierbij om kindgebonden factoren en omgevingsfactoren die het onderwijsproces kunnen beïnvloeden en die (mede) bepalen of een leerling een bepaalde uitstroombestemming kan bereiken. Motivatie, doorzettingsvermogen, een stimulerende thuisomgeving en/of kenmerken van het onderwijs, zijn voorbeelden van dergelijke factoren. Wanneer het bevoegd gezag het OOP voor de eerste keer na inschrijving vaststelt, zal de onderbouwing een weergave zijn van de voor de uitstroombestemming relevante gegevens in de beginsituatie van de leerling.
De te bieden ondersteuning en begeleiding en, indien aan de orde, de afwijkingen van het onderwijsprogramma
Verplichte onderdelen van het OPP voor het speciaal voortgezet onderwijs:
Voor een leerling in het voortgezet speciaal onderwijs bevat het ontwikkelingsperspectief ten minste informatie over het vervolgonderwijs, de soort arbeid of de vorm van dagbesteding waarnaar de leerling naar verwachting zal uitstromen. Ook de onderbouwing van het uitstroomprofiel maakt onderdeel uit van het OPP.
De onderbouwing bevat tenminste een weergave van de belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijs aan de leerling. 41
Evaluatie en monitoring Ten minste jaarlijks evalueert de school met de ouders het OPP. Mede op basis van deze evaluatie neemt de school, indien nodig, extra maatregelen om de leerling op koers te houden richting de uitstroombestemming of stelt de school het OPP bij. Het spreekt voor zich dat de school in het voortraject en bij het opstellen van het OPP zo veel mogelijk samen optrekt met de ouders en zo mogelijk ook met de leerling zelf. De Inspectie zal bij het toezicht dat zij uitoefent op de scholen vragen naar de leerlingen die extra ondersteuning hebben en toetsen of voor hen een OPP is opgesteld en of deze voldoet aan de wettelijke vereisten. Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) Op het OPP is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing. De wet maakt het mogelijk dat in het OPP bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt, zoals over iemands gezondheid. Hoewel dat in den regel verboden is (art. 16), maakt de wet voor scholen een uitzondering (art. 21, eerste lid, onder c). Uit de Wbp volgt onder meer dat niet meer gegevens in het OPP mogen worden opgenomen dan nodig (art. 11). Bij de onderbouwing van de verwachte uitstroombestemming zal daar rekening mee moeten worden gehouden. Tevens zullen scholen technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen moeten nemen. Die maatregelen moeten mede gericht zijn op het voorkomen van onnodige verzameling en verwerking van persoonsgegevens.
6.5
De groeiregeling voor het VSO
Op 26 augustus 2015 heeft het bestuur van SWV VO Lelystad de groeiregeling vastgesteld. In deze paragraaf wordt de groeiregeling toegelicht. 6.5.1 Inleiding In de afgelopen jaren was het regel, dat VSO-scholen twee teldata kenden. De reden daarvoor was dat er in de loop van het jaar leerlingen (na een indicatie van de CvI) instroomden en dat het onderwijs zonder extra middelen moeilijk te bekostigen was. Daarom was er voor het VSO een tweede teldatum op 16 februari. Op basis van het aantal leerlingen op de tweede teldatum ontving de school in het jaar daarop de bekostiging. Vorig schooljaar heeft het Min. v. OCW voor het laatst de groeiregeling uitgevoerd. Deze verplichting is nu naar het SWV overgegaan met als peildatum 1 februari. In de uitvoering zijn echter veranderingen aangebracht. In de meerjarenbegroting dient hiervoor pm een budget te worden opgenomen ter hoogte van €75.000,- Hiermee zou voor ongeveer 5 leerlingen de groeiregeling bekostigd kunnen worden. Dat is iets minder dan 2% van de totale populatie van het VSO. Op 1 februari 2015 bleek het in totaal om 2 leerlingen te gaan. In deze notitie wordt de groeiregeling uitgewerkt.
6.5.2 Wat houdt de groeiregeling in? Met de invoering van Passend onderwijs is de bekostiging voor het VSO veranderd.
De bekostiging van het VSO is per leerling is opgesplitst in een basisbekostiging en een ondersteuningsbekostiging. Een school ontvangt een basisbekostiging, vergelijkbaar met het
42
regulier onderwijs en een ondersteuningsbekostiging, op basis van het aantal afgegeven TLV’s en residentiële plaatsingen. De ondersteuningsbekostiging verschilt per VSO.25 Basisbekostiging personeel
materieel
Ondersteuningsbekostiging personeel
materieel
Totaal
575,27
€ 15.651,31
Cat. 1
€
5.101,42 € 1.177,41
€
8.797,21
€
Cat. 2
€
5.101,42 € 1.177,41
€ 15.624,11
€
915,14
€ 22.818,08
Cat. 3
€
5.101,42 € 1.177,41
€ 19.438,24
€
1.066,91
€ 26.783,98
In de wet is geregeld dat het samenwerkingsverband de ondersteuningsbekostiging moet betalen voor VSO leerlingen die op een VSO school zijn geplaatst in Nederland en afkomstig zijn van het betreffende SWV. Het SWV heeft daartoe een budget voor zware ondersteuning. Daaruit dient zowel de ondersteuningsbekostiging voor de leerlingen die op 1 oktober staan ingeschreven betaald te worden, als de groeitelling voor de leerlingen die tussen 1 oktober T-1 en 1 februari daarop volgend zijn ingeschreven in het (v)so. Het budget dat beschikbaar was voor de ‘oude’ groeiregelingen is overgegaan naar de samenwerkingsverbanden. Een groot verschil in de bekostiging is dat DUO alle leerlingen bekostigt op basis van de 1 oktober tellingen het SWV zelf de bekostiging dient over te dragen op basis van het verschil tussen groei en daling op het VSO per 1 februari. Het samenwerkingsverband is in de groeiregeling verplicht de ondersteuningsbekostiging personeel over te dragen per leerling. De PO-Raad en de VO-Raad adviseren ook de personele basisbekostiging en de materiële basis- en ondersteuningsbekostiging over te dragen zodat voor iedere ‘groeileerling’ de volle bekostiging voor de VSO school beschikbaar komt. Dat is immers ook het geval bij de reguliere bekostiging. Omdat dit geen in de wet vastgelegde verplichting is, is er sprake van een keuze van het samenwerkingsverband die expliciet gedaan moet worden. Voorts dienen de afspraken te worden vastgelegd in het ondersteuningsplan. De nieuwe groeiregeling is wezenlijk anders dan de voorgaande. Eerder vormde het aantal ingeschreven leerlingen op het (v)so het uitgangspunt. In de nieuwe regeling is het aantal nieuwe leerlingen dat door het samenwerkingsverband is verwezen en ingeschreven in het vso het uitgangspunt evenals het aantal leerlingen dat uitgeschreven wordt uit het vso in diezelfde periode vanaf 1 oktober tot en met 1 februari daaropvolgend. Er wordt dus gekeken vanuit het perspectief van het samenwerkingsverband.
De telling van de groei van het aantal nieuwe en uitgeschreven leerlingen in het VSO dient zorgvuldig te gebeuren en is niet eenvoudig. Niet elke leerling telt mee en niet elke leerling moet er afgetrokken worden. Als het VSO cluster 3 en 4 aangeduid wordt als een ‘geheel’, kan gesteld worden dat alleen dié leerlingen per school erbij geteld moeten worden die nieuw in dat ‘geheel’ zijn en dat de leerlingen die per school uit dat ‘geheel’ uitgeschreven worden er van afgetrokken moeten worden. Vervolgens wordt er naar het schoolbestuur gekeken, dus daling op VSO-school A van 10 leerlingen en groei op VSO-school B van 12 leerlingen van hetzelfde bestuur, leidt tot een totaal voor het SWV van 2 leerlingen groei. DUO is behulpzaam bij de vaststelling van de aantallen leerlingen die in dit kader van belang zijn. De opgave van een VSO school via BRON van de ingeschreven leerlingen wordt door DUO via internet in het zogenaamde ‘kijkglas3’ gezet zodat elk samenwerkingsverband en elke VSO school goed kan nagaan om welke aantallen nieuwe leerlingen en uitgeschreven leerlingen het per VSO school per samenwerkingsverband gaat. De financiële vertaling vindt plaats via de zgn. ‘Kijkdoos’.
25
Bedragen gebaseerd op: publicatie VO-raad, febr.2015
43
6.5.3
Voorstel voor de vormgeving van de groeibekostiging
Het SWV VO Lelystad heeft een conceptregeling opgesteld, die het volgende inhoudt. Voorgesteld wordt om het advies van de VO-raad te volgen wat betreft de groeiregeling. Dit betekent, dat naast de personele ondersteuningsbekostiging, het samenwerkingsverband de materiële ondersteuningsbekostiging en de personele en materiële basisbekostiging aan de VSO-besturen overdraagt. Nadere uitwerking: Voor het bepalen van de groei en de overdrachtverplichting van de personele en materiële ondersteuningsbekostiging en basisbekostiging wordt uitgegaan van de groeigegevens volgens het Kijkglas 3 en het rekenmodel dat de VO-raad beschikbaar heeft gesteld. Dit betekent dat de peildatum van 1 februari bepalend is voor het vaststellen van de groeiregeling. Het samenwerkingsverband draagt de kosten voor de personele en materiële ondersteuningsbekostiging over. De aangesloten verwijzende VO-scholen dragen -bij verwezen leerlingen uit onze VOscholen- de kosten voor de personele en materiële basisbekostiging over. De scholen krijgen hiervoor een rekening van het SWV, die gebaseerd is op een staffelsysteem (zie de tabel hieronder). Dit staffelsysteem geldt voor alle verwijzingen naar het VSO gedurende het schooljaar, ook die na 1 februari. Zo betalen alle scholen die naar het VSO verwijzen een bijdrage en zal het VSO naar rato (d.i. vanaf het moment van plaatsing) het volledige bedrag voor de basisbekostiging ontvangen.
Rekenmodel Staffelsysteem voor overdracht basisbekostiging PrO vmbo met lwoo overig € 10.000,00 € 9.500,00 € 6.000,00 basisbedr. per schoolsoort € 9.000,00 € 8.550,00 € 5.400,00 verwijzing oktober € 8.000,00 € 7.600,00 € 4.800,00 verwijzing november € 7.000,00 € 6.650,00 € 4.200,00 verwijzing december € 6.000,00 € 5.700,00 € 3.600,00 verwijzing januari € 5.000,00 € 4.750,00 € 3.000,00 verwijzing februari € 4.000,00 € 3.800,00 € 2.400,00 verwijzing maart € 3.000,00 € 2.850,00 € 1.800,00 verwijzing april € 2.000,00 € 1.900,00 € 1.200,00 verwijzing mei € 1.000,00 € 950,00 € 600,00 verwijzing juni
De betaling aan de VSO-scholen van de groei per 1 februari (=T), wordt voor zowel de basis als de groeibekostiging door het SWV gedaan en vindt plaats in het schooljaar volgend op de betreffende teldatum. Betaling vindt plaats in twee delen, n.l. in november (=T+ 9 maanden) en mei (=T+ 15 maanden). De kosten voor ‘groeileerlingen’ waarbij er geen sprake is van een verwijzende VO-school (en dus ook geen bekostiging) worden door het samenwerkingsverband gedragen. Het betreft daarbij zowel de basisbekostiging (naar rato vanaf het moment van plaatsing) als de ondersteuningsbekostiging, zowel personeel als materieel. Leerlingen die opgenomen worden in een residentiële instelling vallen ook onder deze groep.
44
6.5.4
Financiële consequenties
Voor de reguliere scholen: VO scholen die een leerling verwijzen naar het VSO dragen de basisbekostiging voor de leerling over voor het resterende deel van het schooljaar, volgens het hierboven opgenomen staffelsysteem . Aangezien het per school om slechts enkele leerlingen gaat, heeft dit geen grote financiële gevolgen voor de scholen en geldt ook uitsluitend en alleen voor dat betreffende schooljaar. Voor het VSO: Voor alle getelde (d.i. alle nieuw geplaatste leerlingen tussen 1 oktober en 1 februari, minus het aantal leerlingen dat in diezelfde periode de betreffende VSO school heeft verlaten) leerlingen volgens Kijkglas 3 ontvangen de VSO-scholen de volledige bekostiging voor leerlingen die geplaatst zijn tussen 1 oktober en 1 februari. Voor het SWV: Het SWV zal de volledige ondersteuningsbekostiging voor elke ‘groeileerling’ betalen en voor een niet door een regulier VO-school verwezen leerling, ook de volledige basisbekostiging. Dit laatste betekent maximaal: Cat. 1:Cl.4, ZML, LZ Cat. 2: LG Cat. 3: MG
6.6
Verwezen door reg. VO Niet verwezen door reg. VO € 9.372,48 € 15.651,31 € 16.539,25 € 22.818,08 € 20.505,15 € 26.783,98
De procedure voor terug- of overplaatsing vanuit het VSO
Op 26 augustus 2015 heeft het bestuur de procedure voor terug- of overplaatsing vanuit het VSO naar het VO vastgesteld. In deze paragraaf wordt deze procedure toegelicht. Inleiding Het is de ambitie van het SWV VO Lelystad om het aantal leerlingen in het VSO gestaag te laten dalen. Dat betekent o.a. dat we met elkaar kritisch moeten blijven beoordelen of een leerling nog steeds is aangewezen op het VSO of inmiddels met extra ondersteuning in staat is deel te nemen aan het regulier onderwijs. Leerlingen die niet langer aangewezen zijn op het VSO worden teruggeleid naar het regulier onderwijs. Dat is ook in het belang van de leerling. Twee situaties a. De leerling heeft nog een geldige TLV, maar ouders, leerling , de VSO school en de beoogde VO school zijn het erover eens dat de leerling terug kan naar het regulier onderwijs. Jaarlijks wordt bij de evaluatie van het ontwikkelingsperspectief (OPP) in gezamenlijk overleg vastgesteld of de leerling nog langer is aangewezen op speciaal onderwijs of in aanmerking komt voor plaatsing binnen het regulier onderwijs. b. Er is een nieuwe TLV aangevraagd (herindicatie) maar de Commissie van Begeleiding (CT) is, op basis van de vastgestelde criteria voor toelating tot het VSO, van mening dat de leerling niet langer is aangewezen op het VSO. Overleg In beide gevallen wordt door de VSO school in overleg met de ouders een passende school voor regulier onderwijs gezocht. Indien gewenst kan het SWV hierbij een bemiddelende rol innemen. 45
Begeleiding vanuit de VSO school Met ingang van plaatsing kan de leerling / de VO school indien nodig extra ondersteuning krijgen vanuit het VSO in de vorm van een begeleidingstraject. Deze extra ondersteuning wordt in overleg met het VSO vastgelegd door de reguliere school en kan zowel ondersteuning voor de leerling als voor de docenten van betrokken VO school betreffen. Bekostiging van de begeleiding Ad a. Deze ondersteuning wordt ingezet in de vorm van AB/ONS. Dit betekent dat de middelen die de VSO school tot augustus 2017 krijgt van het SWV, deels anders worden ingezet. Ad b. Deze ondersteuning wordt bekostigd vanuit het budget zorgmiddelen voor extra ondersteuning, dat de VO school jaarlijks ontvangt van het SWV. Afhankelijk van de nazorgvraag kan in overleg met het VSO ook een deel ambulante begeleiding worden ingezet.
46
6.7
Doelen en resultaten
Het bestuur van het SWV VO Lelystad hanteert de komende jaren de volgende doelstellingen: Doelstelling 8
Middelen
Succesindicator Evaluatie Rol en taak bestuur SWV
Doelstelling 9 Middelen Succesindicator
Evaluatie Rol en taak bestuur SWV
Optimale basis- en extra ondersteuning voor alle leerlingen in SWV VO Lelystad. De scholen dragen zorg voor de toewijzing van de extra ondersteuning. Alle leerlingen met extra ondersteuning hebben een OPP. De wettelijke voorwaarden waaraan een OPP dient te voldoen en de jaarlijkse verantwoording van de scholen over de besteding van hun budget voor extra ondersteuning. Voor alle leerlingen met extra ondersteuning is binnen 6 weken na toewijzing ervan een OPP opgesteld. Jaarlijkse monitor Aan de hand van de jaarlijkse monitor een evaluatiegesprek voeren met de scholen.
Het SWV draagt zorg voor een systematiek van toewijzing voor de toelaatbaarheid tot het VSO. De vastgestelde procedure en routing voor aanmelding bij de Commissie Toelaatbaarheid (CT) en de vastgestelde toelaatbaarheidscriteria. Er is geen wachttijd en scholen zijn tevreden over de procedure, inclusief de kwaliteit van de advisering van zowel het EN als de CT. Ook ingeval een TLV niet wordt afgegeven. Jaarlijkse monitor en kwartaalrapportages van de CT. Aan de hand van de jaarlijkse monitor en de kwartaalrapportage van de CT evaluatiegesprek voeren met de leden van de CT.
47
48
7.
SAMENWERKING MET OUDERS
7.1
De relatie tussen ouders en school
Een belangrijk aspect bij het realiseren van schoolsucces is ouderbetrokkenheid. Onderwijs en ouders zijn partners bij een goed verloop van de onderwijsloopbaan van de leerling. Een positief en regelmatig contact tussen school en ouders bevordert de ontwikkeling en het leren van jongeren. Contact dient daarom onderdeel te zijn van algemeen schoolbeleid op elke school en voor alle leerlingen. Het onderhouden van goede contacten is nog een van extra belang indien de schoolgang niet verloopt zoals verwacht en gewenst en de leerling extra ondersteuning behoeft. In de hele route van intake tot toewijzing van vormen van extra of diepteondersteuning is de afstemming en samenwerking met de ouders een belangrijk uitgangspunt. De kennis die ouders en de school hebben over hun kind / de leerling vullen elkaar goed aan. Ouders hebben vaak goed zicht op hoe hun kind de school ervaart, op hoe de opvoeding in het gezin verloopt, op de vrijetijdsbesteding en de sociale contacten die hun kind heeft buiten school. Scholen hebben weer goed zicht op de cognitieve mogelijkheden en het (sociale) gedrag van de leerling in de schoolcontext. Informatie van ouders is daar een belangrijke aanvulling op. Soms moet de oorzaak van problemen gezocht worden in de schoolssituatie in plaats van (alleen) in aanlegfactoren van de leerling en/of de opvoedingssituatie en/of de sociale context waarin de leerling zich bevindt. Bundeling van kennis en ervaring van ouders en school komt de pedagogische aanpak en ondersteuning voor een leerling ten goede. School en ouders zijn partners daar waar het gaat om het bieden van een passend ondersteuningsaanbod. Wettelijk gezien hebben scholen de plicht om ouders te informeren over de vorderingen van hun kind en de eventuele extra ondersteuning die nodig is. Informeren alleen is echter niet genoeg voor goed partnerschap. Het is van belang om te investeren in de gedeelde verantwoordelijkheid die school en ouders hebben. Hierbij is het noodzakelijk om ouders vanaf het begin te betrekken bij het onderwijs en de geboden ondersteuning (basisondersteuning) en niet pas vanaf het moment dat er problemen zijn. Zonder de inzet en betrokkenheid van ouders , is het niet mogelijk om de onderwijsen opvoedbehoefte van een leerling goed in beeld te brengen en vervolgens te zorgen voor een passende ondersteuning. Van het onderwijs (maar ook van de jeugdhulp) mag verwacht worden dat zij ouders als partners erkennen; dat zij ouders serieus nemen, hen goed en tijdig informeren, dat zij zich ook écht betrokken voelen bij de ontwikkeling van de leerling en dat zij ook werkelijk geïnteresseerd zijn in de visie die ouders hebben over de ontwikkeling van hun kind. Van ouders mag verwacht worden dat zij als primair verantwoordelijken voor de opvoeding en het welzijn van hun kind alles doen hetgeen bijdraagt aan een succesvolle onderwijsloopbaan van hun zoon of dochter. Dat houdt bijvoorbeeld in dat zij relevante informatie delen met school die van belang is voor het realiseren van een goed ondersteuningsaanbod, dat zij hun kind zo mogelijk thuis ondersteunen bij hun schoolwerk en meewerken aan vormen van onderzoek om de ondersteuningsbehoefte van hun kind in beeld te brengen. Een oplossings- en handelingsgerichte aanpak kan voorkomen dat ouders de ondersteuning vanuit de school als bemoeizucht ervaren. Ontevredenheid of weerstanden bij ouders ontstaan vaak doordat ouders van mening zijn dat zij te laat of te weinig voor gesprekken zijn uitgenodigd. De school moet derhalve goed afwegen en afspreken op welke momenten in het ondersteuningstraject overleg met de ouders plaatsvindt. Kort samengevat; niet over ouders en leerlingen praten, maar met hen!
49
7.2
De rol van ouders in Passend Onderwijs
Het is aan de ouders om in overleg met de basisschool te kiezen voor een school die past bij hun kind. Op basis van het schoolondersteuningsprofiel (SOP) van elke school voor voortgezet onderwijs kunnen ouders een beeld krijgen van de ondersteuningsmogelijkheden waarover een school beschikt. Dit vereist evenwel een actieve houding van de ouders, waarbij zij zich goed oriënteren op de (on)mogelijkheden van de verschillende scholen. Voor een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte is de zorgplicht van toepassing. Dit betekent dat nadat een leerling is aangemeld op een school en is vastgesteld dat een leerling extra ondersteuning behoeft, voor de school de zorgplicht ingaat. De school waar de leerling wordt aangemeld is verplicht om te onderzoeken of zij de passende ondersteuning zelf kan bieden. Indien de school die passende ondersteuning niet kan bieden, dan treedt de school hierover in overleg met de ouders. Gezamenlijk wordt gekeken naar een plek op een andere school of -als dat niet haalbaar is- binnen het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO). Op het moment dat een andere school de leerling heeft ingeschreven, gaat ook de zorgplicht over naar deze nieuwe school. Het is goed dat ouders beseffen dat er ook voorwaarden zijn verbonden aan een aanmelding bij een reguliere school voor voortgezet onderwijs. Nadat de ouders hun kind schriftelijk hebben aangemeld, kan de zorgplicht ingaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden;
Er is plaatsruimte op de school (de school is niet vol).
Ouders respecteren de grondslag van de school.
De leerling moet voldoen aan het Inrichtingsbesluit, hetgeen betekent dat er bij inschrijving wel uitzicht moet zijn op het behalen van een diploma. Dit betekent dat een leerling met een VMBO-advies van de basisschool niet toelaatbaar is tot het VWO en dus ook niet kan worden toegelaten tot het VWO.
Ouders moeten bij de aanmelding aangeven dat zij vermoeden (of weten) dat hun kind extra ondersteuning nodig heeft.
In principe melden ouders hun zoon/dochter bij één school aan. Bij gelijktijdige aanmelding op meerdere scholen moeten ouders doorgeven bij welke school hun kind nog meer is aangemeld.
De termijn om een passende plek voor een leerling te vinden gaat in vanaf het moment dat de school de aanmelding heeft ontvangen. Dat is doorgaans op de datum dat de ouders het aanmeldingsformulier hebben ingevuld. De school kan dit bijvoorbeeld in een ontvangstbevestiging aangeven. Vervolgens heeft de school 6 weken de tijd om een passende plek te vinden. Dit zijn overigens gewone kalenderweken, geen schoolweken. Eventueel kan deze termijn met 4 weken worden verlengd. Voor een leerling die extra ondersteuning nodig heeft, moet de school een Ontwikkelingsperspectief26(OPP) opstellen. In dit OPP staat beschreven welke extra begeleiding en ondersteuning de leerling krijgt, welk eindniveau de leerling kan behalen en welke eventuele jeugdzorg nodig is. De school is verplicht om hierover met de ouders op overeenstemming gericht overleg (oogo) voeren27 Ook de leerling wordt bij dit overleg betrokken. Van de ouders wordt verwacht dat zij actief betrokken zijn in dit proces en openheid geven over de beperking en mogelijkheden van hun kind. Overigens hoort de school eenzelfde openheid te betrachten over hun mogelijkheden om te kunnen voorzien in de ondersteuningsbehoefte van de leerling. De school
26 27
Zie hiertoe ook par. 6.4 van dit Ondersteuningsplan Zie hiertoe ook par. 6.2 van dit Ondersteuningsplan
50
evalueert het OPP minmaal eens per jaar met de ouders en stelt het zonodig bij. Als ouders het niet eens zijn met het OPP, dan is de school het eerste aanspreekpunt. Voor ouders zijn er mogelijkheden om inspraak te hebben. Dit kan via de medezeggenschapsraad (MR) van de school. Deze heeft adviesrecht over de schoolondersteuningsprofielen. Een andere mogelijkheid is via de Ondersteuningsplanraad28 (OPR) van het samenwerkingsverband. De OPR heeft instemmingsrecht op het Ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs Lelystad (SWV VO Lelystad).
7.3
Als ouders en school er niet uitkomen
School en ouders zullen als partners altijd proberen om tot een oplossing te komen, ook in geval van een meningsverschil. Toch lukt dat helaas niet altijd, zeker niet als er sprake is van een conflict. In geval van een niet te overbruggen meningsverschil of conflict zijn er verschillende mogelijkheden om hier als ouder iets aan te doen. 1.
Advies en bemiddeling
Als ouders er met de school niet uitkomen en/of een conflict hebben over schoolplaatsing, verwijdering of ontwikkelingsperspectief, kunnen ouders advies aanvragen bij het SWV VO Lelystad. U kunt dat doen door een mail te sturen naar
[email protected] . Meer informatie vindt u op www.swvvo-lelystad.nl . Ook kunnen ouders en scholen kosteloos een beroep doen op de Onderwijsconsulent. Onderwijsconsulenten worden ingezet vanuit de Landelijke Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO). Meer informatie vindt u op www.onderwijsconsulenten.nl . Het inschakelen van een neutrale, onafhankelijke bemiddelaar (mediator) is ook een mogelijkheid om te komen tot een oplossing voor een meningsverschil. De Stichting Onderwijsgeschillen is één van de instanties die mediation aanbiedt. Hieraan zijn echter wel kosten verbonden. Meer informatie vindt u op: www.onderwijsgeschillen.nl . 2.
Een klacht of een geschil
Indien advies en bemiddeling geen uitkomst bieden, dan kunnen ouders en/of de school de Landelijke Geschillencommissie inschakelen. Vanaf 1 augustus 2014 oordeelt deze commissie in een geschil tussen ouders en het bevoegd gezag van scholen voor primair, voortgezet en voortgezet speciaal onderwijs. De Geschillencommissie geeft een niet-bindend advies. De geschillen hebben betrekking op: de (weigering van) toelating van leerlingen die extra ondersteuning behoeven, de verwijdering van leerlingen en het ontwikkelingsperspectief. Indien het besluit tot toelating te maken heeft met plaatsgebrek of het niet voldoen aan de voorwaarden die het bevoegd gezag of de wet stelt voor inschrijving, dan zal de geschillencommissie dit niet in behandeling nemen. Meer informatie vindt u op www.onderwijsgeschillen.nl . Als een ouder een klacht heeft over de wijze waarop de school te werk gaat, dan kunt u een klacht indienen bij de klachtencommissie van de school. Iedere school heeft een eigen klachtencommissie 28
Zie hiertoe ook par. 3.4.1 van dit Ondersteuningsplan
51
of is aangesloten bij een regionale of landelijke klachtencommissie. In de schoolgids dient dit te worden vermeld. De commissie zal uw klacht vertrouwelijk behandelen. Na behandeling van de klacht brengt de commissie rapportage en advies uit naar het schoolbestuur. Het advies van de commissie is niet bindend. Daarnaast kunnen ouders een klacht indienen bij het College voor de Rechten van de Mens (voorheen de Commissie Gelijke Behandeling). Ouders die denken dat hun kind -bijvoorbeeld met een handicap of chronische ziekte- niet hetzelfde wordt behandeld als andere kinderen op school, kunnen contact opnemen met het College voor de Rechten van de mens. Het College kan een eerste advies geven of bemiddelen. Ook kunnen ouders om een oordeel vragen van het College. Hiervoor is geen advocaat nodig en er zijn geen kosten aan verbonden. Overigens kan ook de school advies vragen aan het College, of kunnen school en ouders gezamenlijk een kwestie voorleggen. Meer informatie vindt u op www.mensenrechten.nl . Ouders kunnen altijd een melding doen bij de Inspectie van het Onderwijs. Hoewel de Inspectie er niet is voor individuele klachten van ouders, kan het soms verstandig zijn om de knelpunten die ouders tegenkomen door te geven aan de Inspectie. Deze knelpunten over scholen of samenwerkingsverbanden worden geregistreerd. Wanneer er meerdere signalen zijn, kan dat voor de Inspectie aanleiding zijn om actie te ondernemen. Het is echter geen oplossing voor een individuele situatie en ouders krijgen ook geen informatie over wat er met hun melding is gedaan. Meer informatie vindt u op www.onderwijsinspectie.nl . Tot slot is er in het Nederlands recht de mogelijkheid dat ouders de gang naar de rechter maken bij een geschil of conflict. De uitspraken van een klachtencommissie, een geschillencommissie of het College voor de Rechten van de Mens zullen meestal wel worden opgevolgd door school en ouders, maar zijn niet bindend. Pas wanneer een rechter uitspraak heeft gedaan over een meningsverschil van een ouder met de school, is de school verplicht om die uitspraak ook op te volgen. Meer informatie vindt u op www.rechtspraak.nl .
52
7.4
Doelen en resultaten
Het bestuur van het SWV VO Lelystad hanteert de komende jaren de volgende doelstellingen:
Doelstelling 10
Leerlingen worden optimaal ondersteund vanuit school en thuis. Ouders, schooldirecties en schoolbesturen zien erop toe dat zij elkaar optimaal informeren en met elkaar in gesprek zijn/blijven, zeker ook daar waar extra ondersteuning geboden is. Middelen School en ouders maken afspraken over ondersteuningsarrangementen Op elke school is er een adequaat niveau van ondersteuningsvoorzieningen, waarbij de ondersteuningsmiddelen van het samenwerkingsverband optimaal worden ingezet. Succesindicator Er is tevredenheid bij ouders en bij de scholen over de preventie en de (uitvoering van) ondersteuningsmogelijkheden. Evaluatie Jaarlijkse monitor.
53
54
8.
INFORMATIEVOORZIENING EN COMMUNICATIE
In de komende jaren positioneert het SWV VO Lelystad zich in het netwerk van scholen, instellingen en de gemeente Lelystad. Veel taken zullen op meerdere terreinen uitgevoerd moeten worden, terwijl het SWV VO Lelystad met veel onderscheiden doelgroepen te maken heeft. Om de communicatie met alle groeperingen goed te laten verlopen, is een aantal uitgangspunten geformuleerd:
Het SWV VO Lelystad kenmerkt zich als een netwerkorganisatie, hetgeen impliceert dat er veelvuldig contact is met en tussen alle samenwerkingspartners van het verband;
Er wordt gestreefd naar korte, open communicatielijnen;
De werkprincipes van good governance worden nagestreefd.
Good governance impliceert zowel de horizontale als de verticale verantwoording naar alle partners. De horizontale verantwoording is gericht op de schoolbesturen, de scholen, de ouders, de leerlingen, de gemeente en de instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening. De verticale verantwoording is gericht op de overheid
8.1
Ouders
Om ouders goed te informeren over de algemene doelstellingen van Passen Onderwijs, de ambities van het SWV VO Lelystad en de verschillen met de situatie voorafgaand aan Passend Onderwijs met name daar waar het gaat om de ondersteuning aan leerlingen, dient informatie hieromtrent aanwezig te zijn voor ouders. Via de scholen verspreidt het SWV VO Lelystad regelmatig informatie per email en via een nieuwsbrief, waarvan de scholen in voorkomende gevallen geacht worden om de ouders hiervan op de hoogte te stellen. Daarnaast is de informatie op de website toegankelijk voor alle ouders. In geval van een verschil van mening of een conflict tussen ouders en scholen, zal het SWV VO Lelystad daar waar mogelijk bemiddelen29.
8.2
Scholen en samenwerkingspartners
Om scholen goed te informeren en om met hen te communiceren, wordt er gebruik gemaakt van diverse vormen van communicatie: Vergaderingen en overleg Interne en externe communicatie vindt veelal plaats in de vorm van overleggen of vergaderingen. Met name gaat het hier om de bestuursvergaderingen van het SWV VO Lelystad, het directeurenoverleg, de vergaderingen van het Expertisenetwerk (EN) en die van de Commissie Toelaatbaarheid (CT). De communicatie naar de medewerkers binnen de scholen is de verantwoordelijkheid van de bestuurders, de directeuren en de participanten vanuit de verschillende scholen van het Expertisenetwerk. De directeur van het SWV VO Lelystad zal met regelmaat informatie aanreiken aan de vertegenwoordigers van de verschillende overlegvormen, met het verzoek om dit onder alle medewerkers van de scholen te verspreiden.
29
Zie hiertoe ook par. 7.3 van dit Ondersteuningsplan
55
Met de verschillende instellingen en instanties zoals die worden genoemd in dit Ondersteuningsplan, vindt op regelmatige basis overleg plaats. Zaken worden dan op elkaar afgestemd en er worden (vervolg)afspraken gemaakt. Met de (vertegenwoordiging van) ouders en personeel van de scholen is er overleg tijdens de bijeenkomsten van de Ondersteuningsplanraad (OPR). De overlegstructuur van het SWV VO Lelystad met bestuur, scholen en samenwerkingspartners is op professioneel niveau; er is een overlegagenda opgemaakt met een vaste opbouw en de verslagen en actielijsten worden zo snel als mogelijk na elk overleg opgemaakt, verspreid en uitgevoerd. De website van SWV VO Lelystad Het SWV VO Lelystad onderhoudt een website. De website is bedoeld voor alle doelgroepen van het SWV VO Lelystad; de scholen, de ouders en alle andere betrokkenen. De informatie op de website zal dan ook worden afgestemd op de verschillende doelgroepen. De website heeft een tweetal functies:
voorzien in informatie over alle relevante ontwikkelingen met betrekking tot het SWV VO Lelystad;
voorzien in de benodigde formulieren en informatie die nodig zijn om aanvragen voor diepteondersteuning in te dienen.
Nieuwsbrief Met regelmaat stelt de directeur van SWV VO Lelystad een nieuwsbrief op, die via de directies van de scholen wordt verspreid onder alle medewerkers van de scholen. Daarnaast wordt deze nieuwsbrief verspreid onder netwerkpartners. De nieuwsbrief wordt tevens op de website geplaatst en is daarmee voor alle belangstellenden toegankelijk. Beleidsdocumenten, rapportages e.d. De wetgever verplicht elk samenwerkingsverband om tenminste vierjaarlijks een Ondersteuningsplan op te stellen. Daarnaast wordt elk jaar een jaarverslag opgesteld. Het SWV VO Lelystad zal voorafgaand aan elk nieuw schooljaar een Jaarplan opstellen, waarin het beleid zoals geformuleerd in het Ondersteuningsplan (OP) nader wordt geconcretiseerd, uitgewerkt en uitgevoerd. In zoverre fungeert het OP als een -niet vrijblijvende- richtsnoer, dat steeds op onderdelen kan worden aangepast op basis van evaluaties en praktijkervaringen en/of op aanpassingen van het overheidsbeleid.
56
8.3
Doelen en resultaten
Het bestuur van het SWV VO Lelystad hanteert de komende jaren de volgende doelstellingen:
Doelstelling 11
De informatievoorziening voor ouders, scholen en samenwerkingspartners is optimaal. Middelen De website van SWV VO is ‘up-to-date’. Periodiek worden nieuwsbrieven opgesteld, die ook op de website worden geplaatst. Daarnaast wordt er verslag opgemaakt van vaste overlegvormen van de verschillende gremia binnen SWV VO Lelystad. Succesindicator Er is tevredenheid bij ouders en bij de scholen en samenwerkingspartners over de informatievoorziening. Evaluatie Jaarlijkse monitor. Rol en taak Aan de hand van de jaarlijkse monitor voortgangsgesprekken voeren met de bestuur SWV schoolbesturen. Jaarlijks bezien of er in de informatievoorziening zaken moeten worden aangepast.
57
58
9.
SAMENWERKING MET DE GEMEENTE LELYSTAD
Het onderwijs en de gemeente Lelystad staan samen voor de opgave om Passend Onderwijs en de Jeugdhulp30 met elkaar te verbinden. De gemeente Lelystad heeft als regievoerder van het jeugdbeleid de taak een samenhangende jeugdhulpstructuur te ontwikkelen. Het SWV VO Lelystad moet in het kader van de wet Passend Onderwijs een sluitend onderwijsaanbod voor alle leerlingen tot stand brengen. Kernelement in deze wet is ‘de zorgplicht’. Om de zorgplicht waar te kunnen maken is een samenwerking nodig tussen het onderwijs, de gemeente en de jeugdhulpinstellingen, die niet vrijblijvend kan zijn.
9.1
De Lokale Educatieve Agenda (LEA)
In 2006 is de Lokale Educatieve Agenda (LEA) geïntroduceerd bij gemeenten en schoolbesturen als een richtinggevend instrument voor een vernieuwd lokaal onderwijsachterstandenbeleid. In de wandelgangen wordt de LEA van de gemeente Lelystad ook wel aangeduid als de ‘Lelystadse Lokale Agenda’. In de LEA werken gemeente, schoolbesturen, instellingen voor kinderopvang, peuterspeelzalen en andere lokale partijen als partners samen aan het lokaal onderwijs- en jeugdbeleid. De derde LEA bestrijkt de beleidsperiode 2015-2018 waarin vernieuwingen binnen het onderwijs plaatsvinden. De daadwerkelijke uitvoering van de LEA start met ingang van het schooljaar 2015-2016, na een concrete voorbereiding met de verschillende participanten gedurende schooljaar 2014-2015. Gezamenlijke ambitie Het motto van de LEA 2015-2018 is ‘Het gebeurt in de klas’; de klas is de plek waar de uiteindelijke kwaliteit gecreëerd wordt en daarom is dat ook de plek waarop de LEA-partners zich de komende jaren willen richten. Het is de taak van alle partners om kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op hun verdere leven. In dat kader wordt gestreefd naar een positief leerklimaat in de klas en in de school die passende uitdaging en ondersteuning biedt voor alle kinderen van 3 tot 23 jaar. Aangezien ouders en leerkrachten/docenten hierbij een centrale rol vervullen, is de ondersteuningsbehoefte van zowel kinderen en hun ouders maar ook die van leerkrachten/docenten leidend. Om de juiste ondersteuning en uitdaging te kunnen bieden in de klas zijn soms extra’s nodig. Ouders en onderwijsgevenden hebben een centrale rol bij de duurzame versterking van de kwaliteit van het onderwijs. Dit vraagt een samenwerking vanuit gelijkwaardigheid. Vertrouwen hebben in de eigen verantwoordelijkheid en die van de ander is daarbij cruciaal. De krachten van zowel ouders als onderwijsgevenden willen we zoveel mogelijk benutten en versterken. De ambitie: vertaald in vier thema’s De thema’s, ook wel de programmalijnen genoemd, zijn de volgende: 1. De primaire ontwikkeling van het jonge kind 2. Passend Onderwijs en de transitie jeugdzorg 3. Doorlopende lijn van onderwijs naar arbeidsmarkt 4. 21e-eeuwse vaardigheden.
30
Het SWV VO Lelystad hanteert de nieuwe term ‘Jeugdhulp’ in plaats van ‘Jeugdzorg’
59
9.2
Passend Onderwijs en de transitie jeugdzorg: werkagenda programmalijn 2
Zowel de gemeente als het SWV VO (maar ook het SWV PO) worden geconfronteerd met een flinke financiële taakstelling voor de komende jaren. Alle partijen hebben daarom baat bij een goede, preventieve ondersteuning in de schoolsituatie om zo min mogelijk in te zetten op meer specialistische zorg. Daarenboven beoogt de samenwerking hiermee een versteviging van de basisondersteuning te bewerkstelligen. In de werkagenda van programmalijn 2 zijn de doelen en uitgangspunten vanuit het Ondersteuningsplan van SWV VO Lelystad dan ook nadrukkelijk meegenomen. Anderzijds is het onderwijs een onmisbare partner bij de uitvoering van het beleidsplan jeugdhulp van de gemeente, omdat in de school voor een belangrijk deel de signalering en de preventieve ondersteuning kan plaatsvinden. Ambitie Met elkaar een passende ondersteuning voor docenten en leerlingen realiseren, waardoor het positieve leerklimaat en de vaardigheden van de leerlingen om tot een succesvolle schoolloopbaan te komen versterkt worden. Daarbij werken we aan een korte, snelle en efficiënte verbinding tussen de ondersteuningsstructuur in de school en de stedelijk georganiseerde ondersteuningsstructuur. Uitgangspunten In het najaar van 2013 is door het onderwijs en de gemeente een startnotitie opgesteld waarin de verbinding tussen passend onderwijs en de transitie jeugdzorg is uitgewerkt. In deze startnotitie zijn uitgangspunten geformuleerd, die voor de verdere uitwerking van dit thema worden gehanteerd: 1. Vroegtijdig ondersteunen van de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders; 2. Kijken naar mogelijkheden, kansen en oplossingen; 3. Importeren van ondersteuning; 4. Integraal beoordelen van meervoudige ondersteuningsbehoeften, dicht bij de signaleringsplaats; 5. Vaststellen van ondersteuningsbehoeften samen met jongeren, ouders en opvoedprofessionals; 6. Snel en nabij bieden van passende ondersteuning; 7. Integrale ondersteuning in/door (speciaal) onderwijs en hulpverlening in één arrangement; 8. De ondersteuningsbehoefte van kind/ouders is leidend; 9. De ondersteuningsbehoefte van docenten en ondersteunend personeel is mede leidend. Doelstellingen 1. Versterken van het positieve klimaat in de klas waardoor de instroom naar individuele en/of specialistische voorzieningen verminderd kan worden; 2. Versterken van de samenwerking tussen onderwijs en zorg waardoor er sneller en efficiënter gehandeld kan worden; 3. Oplossingsgericht en handelingsgericht werken worden door onderwijs en jeugdhulp in samenhang vormgegeven; 4. Kijken naar kansen en mogelijkheden om de overlap in het grijze gebied tussen jeugdhulp en onderwijs efficiënter in te richten. 5. Bevordering van eenheid in taal binnen en tussen onderwijs en jeugdhulp/ondersteuning.
60
De werkagenda Programmalijn 2 heeft voor het voortgezet onderwijs in een werkagenda van 5 punten geresulteerd: 1. Versterking van de basisondersteuning in de scholen voor voortgezet onderwijs, zodat zo veel mogelijk leerlingen aan het regulier voortgezet onderwijs deelnemen. Dit impliceert dat er op de scholen een eenduidige ondersteuningsstructuur aanwezig is, waarbij de basis wordt versterkt, er planmatig wordt gehandeld vanuit een handelingsgerichte insteek en waarbij interne en externe expertise gebundeld wordt rondom het expertiselokaal. Overigens heeft elke school voor voortgezet onderwijs een ondersteuningslokaal dat (deels) wordt gefinancierd vanuit de gelden voor extra ondersteuning van het SWV VO Lelystad. Dat ondersteuningslokaal zal steeds meer een expertiselokaal worden, gezien de bundeling van expertise uit het onderwijs en de jeugdhulp. Vanuit het expertiselokaal dient een waaiereffect plaats te vinden richting de ‘reguliere’ klassen op school, zodat daadwerkelijk de gehele basisondersteuning van de school wordt versterkt. 2. Vorm geven aan een duidelijke en proactieve casuscoördinatie dichtbij school in een doorlopende lijn van het primair naar het voortgezet onderwijs. 3. Een warme overdracht31 bij de overgang van primair naar voortgezet onderwijs. De jeugdhulp kan hierbij als derde partij worden ingezet. Afhankelijk van de ondersteuningsvraag van de leerling kan dit om preventieve of meer specialistische hulp gaan. 4. Ontwikkeling van één plan van aanpak, een onderwijszorgarrangement als er een extra ondersteuningsvraag voor zowel het onderwijs als de thuissituatie is. Het betreft hier zeer specialistische jeugdhulp. Hierbij moeten de huidige onderwijsinfrastructuur optimaal worden benut, met mogelijkheden om onderwijs te geven op alternatieve locaties. 5. Ontwikkeling van een helder uitstroombeleid voor leerlingen van 16 jaar en ouder, die zich voorbereiden op hun uitstroom en niet in staat zijn om volledig aan een vorm van arbeid deel te nemen. Hierbij wordt getracht een verbinding te maken met de ketensamenwerking kwetsbare jongeren (KKJ). Vanuit het KKJ wordt een matchpoint gerealiseerd om te bepalen waar de jongere het best tot zijn recht komt; binnen het onderwijs of arbeid. Voorts wordt Arbeidsleren opgezet voor kwetsbare jongeren die niet meer verder kunnen in het onderwijs, maar ook de stap naar arbeid nog niet zelfstandig kunnen maken.
9.3
Leerplicht en thuiszitten
Eén van de speerpunten van passend onderwijs is het voorkomen en opvangen van thuiszittende leerlingen. Mogelijke situaties zijn:
Leer-/kwalificatieplichtige leerlingen die niet (meer) staan ingeschreven op een school en geen onderwijs volgen. Dit noemen we absoluut verzuim.
Leer-/kwalificatieplichtige leerlingen die wel staan ingeschreven op een school maar langer dan vier weken verzuimen, zonder dat er sprake is van vrijstelling van de leerplicht. Dit zijn de zogenaamde thuiszitters.
Leerling die wel staan ingeschreven op een school maar minder dan vier weken thuiszitten. Dit noemen we ongeoorloofd verzuim. Dit komt bijvoorbeeld voor als ouders hun kind buiten de schoolvakanties om mee op vakantie nemen (het zogenaamde luxe verzuim), maar ook als ouders hun kind ziekmelden terwijl in werkelijkheid sprake is van onvrede met de gang
31
Zie hiertoe ook par. 10.1
61
van zaken op school of een (dreigend) conflict tussen ouders en school inzake gehanteerde werkwijze of beleid. Het SWV VO Lelystad hanteert het principe dat er geen thuiszitters zouden moeten zijn binnen het voortgezet onderwijs. Gemeten over schooljaar 2013-2014 wordt deze doelstelling bijna gehaald. Zie hiertoe onderstaande tabel. Tabel 4 Aantal thuiszitters en absoluut verzuimers in SWV VO Lelystad, schooljaar 2013-2014 Deelnemers
Thuiszitters
Absoluut verzuimers
Totaal SWV VO Lelystad
4.989
1
1
0,04 %
Totaal alle (75) SWV VO in Nederland
1.029.313
745
2.084
0,27 %
32
percentage
Het is de ambitie om thuiszitten te voorkomen. Gemeente, scholen en het SWV VO Lelystad hebben daar allemaal een rol in te vervullen: De school dient te zorgen voor goed onderwijs, een veilige en prettige leeromgeving en een goed verzuimbeleid waarbij een adequate verzuimregistratie een vereiste is. Het bevoegd gezag heeft tevens een meldplicht aan Leerplicht en aan de Inspectie van het Onderwijs. In- en uitschrijvingen melden de scholen aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De leerlingenadministratie van de gemeente Lelystad registreert de in- en uitschrijvingen van de scholen via een digitale koppeling met DUO. De gemeente signaleert het als eerste indien een leerling geen schoolinschrijving heeft. Daarnaast registreert de gemeente de verzuimmeldingen van de scholen via het verzuimloket van DUO en heeft de gemeente alle leerlingen in beeld. Door nauwe samenwerking tussen scholen en de afdeling Leerplicht kan snel worden gereageerd op veranderingen in schoolbezoek of andere bedreigingen voor de schoolloopbaan van een leerling. De leerplichtambtenaar van de gemeente staat in contact met de school en stelt een onderzoek in als er een melding is dat een leerling ongeoorloofd van school weg blijft. De leerplichtambtenaar onderzoekt wat er aan de hand is. Mocht er sprake zijn van een achterliggende problematiek wordt gezamenlijk gezocht naar een passende oplossing. Indien nodig kan Leerplicht een proces-verbaal opmaken. Ouders en/of leerlingen die zich niet aan de Leerplichtwet houden, kunnen hiervoor worden vervolgd via de Officier van Justitie. Het SWV VO Lelystad kan in voorkomende gevallen een bemiddelende rol spelen en mogelijk ondersteuning bieden aan scholen bij het zoeken naar passende oplossingen voor het probleem, al dan niet in samenwerking met de Jeugdhulp. Hierbij moet wel sprake zijn van een duidelijke afbakening van taken en verantwoordelijkheden tussen school, Leerplicht en het SWV VO Lelystad.
32
Cijfers zijn ontleend aan de leerplichtbrief 2015, zoals Staatssecretaris Dekker die op 19 maart 2015 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
62
9.4
Voortijdige schoolverlaters (VSV)
Bij vsv-ers gaat het om jongeren die het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie voor de arbeidsmarkt, dat wil zeggen zonder een diploma op ten minste havo, vwo of mbo-2 niveau. In tabel 4 staan de percentages vsv-ers voor Lelystad. Hierbij gaat het om de percentages ‘nieuwe vsv-ers’; het aantal jongeren t/m 22 jaar zonder startkwalificatie, dat per 1 oktober 2012 nog wel, maar op 1 oktober 2013 niet meer bij een onderwijsinstelling stond ingeschreven, gepercenteerd op het totaal aantal leerlingen t/m 22 jaar. Tabel 5 Aantal Lelystadse onderwijsdeelnemers en aantal nieuwe vsv-ers
33
2013-2014 (2012-2013) deelnemers
vsv'ers
% vsv
Totaal
6.131 (6.058)
202 (198)
3,3% (3,3)
Totaal VO
4.186 (4.087)
25 (31)
0,6% (0,8)
VO onderbouw
2.147 (2.093)
5
(4)
0,2%(0,2)
0,2%
VMBO bovenbouw
1.089 (1.060)
12
(18)
1,1%(1,7)
1,5%
HAVO/VWO bovenbouw
950
8
(9)
0,8%(1,0)
0,1%
Totaal MBO
1.945 (1.971)
177 (167)
9,1% (8,5)
MBO niveau 1
86
(92)
33
(28)
38,4% (30,4)
27,5%
MBO niveau 2
473
(499)
69
(61)
14,6% (12,2)
11,5%
MBO niveau 3 + 4
1.386 (1.380)
75
(78)
5,4%
3,5%
(934)
norm
(5,7)
De genoemde procentuele normen betreffen streefnormen voor het vo. Naast de prestatienormen zijn er in het vo streefnormen bepaald die lager zijn dan de prestatienormen. De streefpercentages reflecteren de normen die elke instelling zou moeten halen om te komen tot maximaal 25.000 vsv'ers en dienen vooral als stuurinstrument.
Het percentage vsv-ers is in het voortgezet onderwijs in Lelystad is gestaag gedaald van 312 (5,4%) vsv-ers in schooljaar 2008-2009 naar 202 (3,3%) vsv-ers in schooljaar 2013-2014. Het afgelopen schooljaar is het percentage vsv-ers verder gedaald in het voortgezet onderwijs (Totaal VO) van 0,8% naar 0,6%. Hiermee ligt het aantal vsv-ers binnen het voortgezet onderwijs 0,1% boven het landelijk gemiddelde van 0,5% (zie tabel 6). In de VMBO bovenbouw was de procentuele daling afgelopen jaar het grootst: van 1,7% naar 1,1%. Met uitzondering van de HAVO/VWO bovenbouw ligt het percentage vsv-ers op of onder de streefnormen voor de betreffende afdelingen. Overigens is het percentage vsv-ers bij de HAVO/VWO bovenbouw het afgelopen schooljaar wel iets gezakt, van 1,0% naar 0,8%. Tabel 6 Aantal onderwijsdeelnemers in Nederland en aantal nieuwe vsv-ers 2013-2014 deelnemers
vsv'ers
% vsv
VO
940.996
4.843
0,5%
MBO
388.699
20.402
5,2%
VAVO
6.270
724
11,5%
Totaal
1.335.965
25.969
1,9%
33
Het betreft hier de voorlopige cijfers 2013-2024. Bron: vsv-verkenner ministerie OC&W
63
Hoewel het prettig is om te constateren dat het aantal vsv-ers de afgelopen jaren is gedaald in Lelystad, is het zaak om niet te verslappen. Vroegtijdig schoolverlaten blijft dan ook een punt van aandacht voor zowel de scholen, de gemeente als het SWV VO Lelystad. We blijven de verbinding met elkaar zoeken om het aantal vsv-ers verder en blijvend te verminderen. Op 29 maart 2012 hebben de gemeenten van de RMC-regio 1834 met de besturen van de VO- en MBO instellingen hiertoe een convenant getekend voor de periode 2012-2015. In dit convenant zijn onder andere de afspraken tussen de verschillende partners vastgelegd over de samenwerking en de te verdelen middelen.
9.5
Leerlingenvervoer
De zorg dat iedere leerling op een passende onderwijsplek komt, hangt nauw samen met de mogelijkheid om daar te komen. Voor een aantal leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs betekent dit dat zij aangewezen zijn op een vorm van leerlingenvervoer. De gemeente heeft de zorgplicht om te zorgen voor ‘passend vervoer’ voor iedere leerling die dat nodig heeft. Dit is vastgelegd in artikel 4 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO). De onderwijswetgeving geeft ouders recht op een tegemoetkoming in de kosten van leerlingenvervoer door de gemeente wanneer dat voor het bezoeken van een school noodzakelijk is. In de ‘verordening Leerlingenvervoer’ heeft de gemeente Lelystad de voorwaarden vastgelegd op grond waarvan de ouders in aanmerking komen voor een bijdrage in de kosten. De uitgangspunten zijn als volgt: de leerling is aangewezen op een school verder dan 6 kilometer van huis. Hierbij wordt uitgegaan van de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Een vergoeding voor leerlingenvervoer als de school minder dan 6 kilometer van huis is, is pas mogelijk als de leerling vanwege zijn handicap niet in staat is om zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken. Die voorziening kan bestaan uit een fietsvergoeding, een vergoeding voor openbaar vervoer of een bijdrage in de kosten van aangepast vervoer. Als er recht bestaat op leerlingenvervoer, kan de gemeente advies inwinnen bij de commissie van toelating (CvT) van de betreffende school. Behalve kostenoverwegingen, zijn er ook maatschappelijke overwegingen die een kritische beoordeling van het leerlingenvervoer noodzakelijk maken. Een voorzichtige, maar toch ook onmiskenbare trend is het inzetten op de zelfredzaamheid van leerlingen. Het SWV VO Lelystad en de gemeente Lelystad hebben oog voor de maatschappelijke context van het leerlingenvervoer en voelen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor goed leerlingenvervoer. De gemeente en SWV VO Lelystad voeren jaarlijks het gesprek over leerlingenvervoer op basis van kostenoverzichten, effectiviteit en beschikbaarheid.
9.6
Onderwijshuisvesting
De gemeente is wettelijk verplicht om te voorzien in adequate huisvesting voor het (speciaal) primair en voortgezet onderwijs. Hiertoe ontvangt de gemeente Lelystad jaarlijks een budget van het Rijk om de zorgplicht voor haar schoolgebouwen te regelen. In de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en in de gemeentelijke huisvestingsverordening is vastgelegd voor welke voorzieningen schoolbesturen een bijdrage in de kosten van de huisvesting van het onderwijs kunnen aanvragen. De invoering van Passend Onderwijs heeft vrijwel zeker gevolgen voor de onderwijshuisvesting. Als meer leerlingen met een extra ondersteuningsvraag op reguliere scholen voor voortgezet onderwijs instromen en daar blijven, moet de functionele kwaliteit van de huisvesting daarmee immers in 34
RMC: Regionaal Meld en Coördinatie punt
64
overeenstemming zijn. Dit betekent dat het wellicht zal leiden tot de aanpassing van schoolgebouwen. De stichting Voortgezet Onderwijs Lelystad (SVOL) heeft in haar contourennota35 haar onderwijsplannen omschreven, inclusief de consequenties voor wat betreft de huisvesting. Op 6 maart 2014 heeft de gemeente Lelystad het concept Integraal Huisvestingsplan (IHP) voor het onderwijs voor de jaren 2014-2023 vastgesteld. Het plan biedt de gemeente en de schoolbesturen voor de komende jaren duidelijkheid over de huisvesting van het onderwijs. Hierin ligt besloten dat de onderwijshuisvesting van het SVOL verbeterd moet worden, vanwege overcapaciteit en de staat van onderhoud van de gebouwen.
35
‘Contouren voor een toekomstbestendig en uitdagend voortgezet onderwijs in Lelystad’, 9 december 2014
65
9.7
Doelen en resultaten
Het bestuur van het SWV VO Lelystad hanteert de komende jaren de volgende doelstellingen:
Doelstelling 12
Het SWV VO Lelystad trekt samen met de gemeente Lelystad op en geeft uitvoering aan de werkagenda Passend Onderwijs, programmalijn 2. Middelen Inzet van expertiselokalen, mede op basis van beschikbaar gestelde middelen van zowel de scholen, het SWV VO Lelystad als de gemeente Lelystad om de samenwerking tussen onderwijs en de Jeugdhulp te bevorderen en bestendigen. Succesindicator Er is tevredenheid bij leerlingen, ouders, docenten, scholen en de samenwerkingspartners over de inbedding van de expertiselokalen in de reguliere scholen voor voortgezet onderwijs. Evaluatie Jaarlijkse monitor. Rol en taak Aan de hand van de jaarlijkse monitor voortgangsgesprekken voeren met de bestuur SWV scholen, de Jeugdhulp en de gemeente Lelystad.
Doelstelling 13
Het SWV VO Lelystad trekt samen met de gemeente Lelystad op en voert overleg met de gemeente over het te voeren beleid ten aanzien van thuiszitters, absoluut verzuimers en voortijdige schoolverlaters, het leerlingenvervoer en de onderwijshuisvesting in afstemming met de betrokken schoolbesturen. Middelen Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) met de gemeente Lelystad. Succesindicator Het aantal voortijdige schoolverlaters, blijft de komende jaren dalen tot onder het landelijk gemiddelde. In schooljaar 2013-2014 werd dit landelijk gemiddelde (0,5 %) net niet gehaald in het VO Lelystad (0,6 %). Het aantal thuiszitters en absoluut verzuimers blijft zeer beperkt zoals over schooljaar 2013-2014 het geval is. Het leerlingenvervoer en de onderwijshuisvesting in de toekomst blijft naar tevredenheid van ouders, personeel en alle verdere belanghebbenden. Evaluatie Jaarlijkse monitor en periodieke (evaluatieve) gesprekken met de gemeente Lelystad.. Rol en taak Aan de hand van de jaarlijkse monitor en de voortgangsgesprekken met de bestuur SWV scholen, en de gemeente Lelystad.
66
10.
SAMENWERKING MET EXTERNE PARTNERS
10.1
De overstap PO-VO
De overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs is voor kinderen, ouders en leraren een belangrijk en bijzonder moment. Op de nieuwe school zullen leerlingen zich inspannen om zich thuis te voelen en de leerstof in een nieuwe leeromgeving te verwerken. Om de overstap soepel te laten verlopen en te zorgen dat leerlingen een doorgaande leerlijn ervaren, is het van belang dat de basisschool en het voortgezet onderwijs aandacht besteden aan de afstemming van beide onderwijssoorten en zo optimaal mogelijk samenwerken. In Lelystad wordt dit georganiseerd door de werkgroep POVO. Hierbij is het van belang dat PO en VO één taal spreken en zoveel als mogelijk dezelfde instrumenten gebruiken om te zorgen dat leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte zonder problemen kunnen overstappen naar het voortgezet onderwijs. Schooladvies basisschool is leidend Die samenwerking en afstemming is zo mogelijk nog belangrijker geworden nu voor de instroom van leerlingen in het VO vanaf schooljaar 2015-2016het schooladvies van de basisschool leidend is geworden. Basisscholen geven alle schoolverlaters vóór 1 maart een schriftelijk schooladvies. De overheid doet dit op basis van onderzoeksresultaten die uitwijzen dat het schooladvies een betere voorspeller is van een passende onderwijspositie in het voortgezet onderwijs dan alleen de scores op de eindtoets. Het schooladvies is gebaseerd op observaties en resultaten over meerdere schooljaren en geeft de school voor VO een breed beeld van de leerling. Vandaar dat in de nieuwe regelgeving36 het schooladvies van de basisschool leidend is bij de toelating tot het voortgezet onderwijs. Overigens mag een school voor VO in een hogere afdeling plaatsen dan het advies van de basisschool aangeeft, indien de score op de eindtoets hoger uitvalt. Plaatsing in een lager schooltype is alleen mogelijk op verzoek van de ouders/leerling in overleg met de school voor VO. Eindtoets Belangrijk hierbij is dat de resultaten van de eindtoets pas later bekend worden dan het schooladvies. Basisscholen nemen de eindtoets af tussen 15 april en 15 mei. In zoverre zijn de resultaten op de eindtoets niet leidend, maar levert aanvullende informatie op. Feitelijk moet de eindtoets worden beschouwd als een onafhankelijk tweede gegeven. Als het advies op de eindtoets hoger uitvalt dan het schooladvies, kan de basisschool het schooladvies alsnog naar boven aanpassen. Dit heeft overigens geen negatief effect op het onderbouwrendement37 van de school voor voortgezet onderwijs. Als namelijk aan het einde van de onderbouwperiode blijkt dat de leerling het aangepaste (hogere) advies niet waar kan maken en de leerling toch naar de oorspronkelijke geadviseerde lagere afdeling gaat, dan is dit niet nadelig voor het onderbouwrendement van de school aangezien de Inspectie van het Onderwijs zich bij de berekening van het onderbouwrendement baseert op het oorspronkelijke advies van de basisschool. Dat de eindtoets moet worden beschouwd als een onafhankelijk tweede gegeven geldt voor alle leerlingen, dus ook voor leerlingen voor wie een tweede gegeven voorheen niet verplicht was. Hierbij wordt gedoeld op de leerlingen met een advies voor de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte of de gemengde leerweg, al dan niet met Leerwegondersteunend onderwijs (LWOO).Ook leerlingen die doorstromen naar het praktijkonderwijs (PrO), zullen vaak deelnemen aan de eindtoets. Het toetsresultaat is voor hen echter niet het tweede onafhankelijke gegeven, aangezien voor hun toelating tot het PrO een indicatie van de Regionale Verwijzings Commissie (RVC) is vereist. Per 1 36 37
Zie ook: www.nieuweregelgevingovergangpo-vo.nl Zie www.onderwijsinspectie.nl voor nadere uitleg over het onderbouwrendement
67
januari 2016 worden de RVC’s opgegeven en wordt de indicatiestelling de verantwoordelijkheid van het SWV VO38. De volgende leerlingen hoeven geen eindtoets te maken (het mag wel):
Zeer moeilijk lerende leerlingen. Hierbij gaat het om leerlingen met een uitstroomprofiel vsoarbeidsmarkt of vso-dagbesteding, vastgelegd en onderbouwd in het ontwikkelingsprofiel (OPP) van de betreffende leerling.
Meervoudig gehandicapte leerlingen die moeilijk leren. Hier wordt gedoeld op leerlingen met een IQ lager dan 70.
Leerlingen die minder dan vier jaar in Nederland zijn en het Nederlands nog onvoldoende beheersen.
De staatssecretaris heeft eind 2014 drie eindtoetsen toegelaten voor het primair onderwijs: 1. De Centrale Eindtoets van het College voor Toetsen en Examens (CvTE) 2. Route 8 van bureau A.Vision BV 3. De Ice Eindtoets Primair Onderwijs van bureau Ice. Geen extra toetsen De school voor VO neemt voor de toelating geen extra toetsen of testen af om het niveau van de leerling nader te bepalen. Ook mag zij naast de eindtoets, geen extra gegevens als tweede gegevens gebruiken of eisen. Overigens betekent dit niet dat basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs geen afspraken kunnen maken over de overstap van leerlingen en de gegevens die zij hierbij gebruiken en overdragen. Zo kunnen zij afspreken welke gegevens basisscholen gebruiken bij het opstellen van het schooladvies en hoe zij deze gegevens in dit advies meewegen. In Lelystad gebeurt dit in de werkgroep POVO. 10.1.1 De werkgroep POVO De samenwerkingsverbanden PO en VO in Lelystad hebben de wens uitgesproken om de overgang te verstevigen. Om dit te bereiken is er behoefte aan een herijking van de werkzaamheden van de werkgroep POVO, waarbij ook het (V)SO nadrukkelijk bij de werkgroep wordt betrokken. Vanuit de samenwerking staat een aantal doelen centraal:
Overstap naar het voortgezet onderwijs Het overstapproces vindt gestroomlijnd plaats op grond van een transparante planning (overstapkalender) die de betrokkenen op de werkvloer in dialoog met elkaar vaststellen.
Digitale informatie-uitwisseling. Het instrument dat in Lelystad wordt gebruikt is Digidoor. Elke school voor primair onderwijs verstrekt deze digitale informatie tijdig via Digidoor.
Afgestemde belangenbehartiging Passend onderwijs is er op gericht de kwaliteit en organisatie van het onderwijs voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben te verbeteren. Dit kan uitsluitend worden bereikt wanneer scholen gericht samenwerken met de gemeente en de lokale en regionale instellingen voor jeugdhulp.
Samenhangende onderwijsondersteuning SWV PO en VO in Lelystad werken aan de realisatie van een overeenkomstige missie, namelijk het inrichten en in standhouden van een toekomstbestendig aanbod dat elke
38
Zie ook par. 5.3 van dit Ondersteuningsplan
68
leerling in staat stelt om dat onderwijsprogramma te volgen dat aansluit bij zijn/haar ondersteuningsbehoefte. De stand van zaken medio schooljaar 2014-2015 Momenteel bezint de werkgroep POVO zich op verdere stappen om de samenwerking tussen het primair en het voortgezet onderwijs verder vorm te geven in het schooljaar 2015-2016. De samenwerkingsverbanden PO en VO hebben met elkaar afgesproken om de overstap van PO naar VO te vergemakkelijken. Het leren van elkaar en gebruik maken van elkaars expertise en mogelijkheden is één van doelstellingen om de samenwerking uit te breiden en te verbeteren. In de Notitie 10-14, die momenteel door de werkgroep verder wordt uitgewerkt, zijn uitgangspunten geformuleerd 10.1.1 De Notitie 10-14 Centraal in het beeld dat de samenwerkingsverbanden PO en VO in Lelystad hebben, is dat leerlingen in de juiste onderwijsleersituatie successen moeten behalen via een leerroute die bij hen past. Handelingsgericht werken, opbrengstgericht werken en het werken met een Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) daar waar nodig, zijn hierbij speerpunten. Voorts is het van belang dat de overgang van PO naar VO wordt verstevigd. Dan is het wel van belang dat er tijdig overleg is tussen scholen voor VO en PO, met name over de leerlingen in het PO met extra ondersteuning en/of die leerlingen waarover scholen in het PO vragen hebben; welke vervolgopleiding is passend voor deze leerling? Het overleg tussen PO en VO over deze leerlingen zal bij voorkeur een aanvang nemen als zij leerling zijn van groep 7. Het is namelijk niet opportuun om te wachten met overleg tot het moment dat zij in de laatste maanden van hun basisschoolperiode zitten. Wat dient door de werkgroep PO-VO verder uitgewerkt te worden, zodat de instroom in het VO voor schooljaar 2015-2016 voorspoedig kan verlopen in een doorlopende leerlijn?
De samenstelling van de werkgroep heroverwegen. Momenteel bestaat de werkgroep uit gedragswetenschappers uit PO en VO, de beleidsmedewerker van het SWV PO en de directeur van het SWV VO. Om meer doorzettingsmacht te verkrijgen is het misschien nodig om de werkgroep te versterken met directieleden vanuit zowel PO en VO.
Een analyse maken van de huidige uitvoeringspraktijk; wat werkt, wat werkt niet?
Een tijdlijn opstellen voor de overstap van PO naar VO.
Er voor zorgen dat iedere school voor PO een duidelijk beeld heeft van de mogelijkheden tot het bieden van extra ondersteuning aan leerlingen. Dit kan door de schoolondersteuningsprofielen (SOP’s) van de VO scholen te bundelen in één duidelijk overzicht.
Scholen voor PO en VO gaan bij elkaar op bezoek, om kennis te nemen van elkaars scholen, elkaars curricula en elkaars mogelijkheden tot het bieden van extra ondersteuning aan leerlingen in de praktijk te aanschouwen.
Organiseren van uitwisselingsbijeenkomsten voor PO en VO.
Stimuleren van het aanhalen en onderhouden van contacten van scholen voor PO en VO.
Onderwijskundig Rapport (OR) van PO en VO op elkaar afstemmen.
Blijvende aandacht besteden aan het digitale overdrachtsinstrument Digidoor.
Concrete afspraken maken over het bespreken van leerlingen aan het begin van groep 8 en zo mogelijk aan het eind van groep 7. Hierbij gaat het met name om leerlingen met extra
69
ondersteuning en/of leerlingen waarover de basisschool graag vroegtijdig in overleg treedt met een school voor voortgezet onderwijs.
PO en VO scholen maken concrete afspraken over de overstap van leerlingen met ernstige, enkelvoudige dyslexie (EED). Deze leerlingen moeten zijn voorzien van een dyslexieverklaring voordat zij het primair onderwijs verlaten, om de extra ondersteuning voor deze leerlingen direct na de overstap naar het voortgezet onderwijs voort te kunnen zetten, met financiële ondersteuning vanuit de gemeente Lelystad.
Verdere afspraken maken over het gebruik en de overdracht van toetsgegevens en OPP’s. De PO scholen voorzien van een handreiking die betrekking heeft op de prestaties van de leerlingen op het gebied van de Nederlandse taal en rekenen. De toetsuitslagen van CITO-LVS worden via tabellen vertaald naar een ‘basisprofiel’ of een ‘bespreekprofiel’ per afdeling binnen het voortgezet onderwijs. Dit geeft een didactische indicatie voor de plaatsing van een leerling in een afdeling binnen het voortgezet onderwijs.
Afspraken maken over hoe om te gaan met de aanmeldingen voor PrO en LWOO; hoe komt het advies tot stand? Welke toetsen worden gebruikt door PO en VO?
10.2
De overstap VO-MBO
Een groot risicomoment voor schooluitval is de overstap van het VMBO naar het MBO. De VSV cijfers39 laten dat ook zien. Niet voor niets heeft de gemeente Lelystad de samenwerking tussen het SWV VO, de schoolbesturen VO en het MBO College een duidelijke plek gegeven in Programmalijn 2 van de werkagenda van de LEA40. Speciale aandacht in de samenwerking tussen de genoemde partijen is er voor de groep van kwetsbare jongeren. Deze jongeren zijn vastgelopen in het onderwijs in Lelystad. Vanuit het jongerenloket Matchpoint wordt gekeken naar wat de meest passende route voor de individuele jongere is op weg van onderwijs naar de arbeidsmarkt. Voor een aantal van deze jongeren geldt dat zij een nieuw vakdiploma kunnen halen. Voor hen wordt het ‘Entree Arbeid’ traject ontwikkeld. Het gaat nadrukkelijk om jongeren voor wie verder doorstromen binnen het middelbaar beroepsonderwijs geen optie is. Binnen ‘Entree Arbeid’ leren zij de beroepsvaardigheden die ze straks nodig hebben om een plek in te nemen op de arbeidsmarkt. De begeleiding en training vindt plaats in de meest passende leer- en werkomgeving en met de benodigde professionele ondersteuning. In het ‘Plan van Aanpak Ketensamenwerking Kwetsbare Jongeren’(KKJ) worden de uitgangspunten, de ambities en de verdere vormgeving omschreven.
10.3
Cluster 1 en 2
Na de invoering van de Wet Passend Onderwijs blijft het onderwijs in cluster 1 en 2 landelijk georganiseerd. De redenen hiervoor zijn de beperkte omvang van de doelgroepen en de specialistische ondersteuning die nodig is. Cluster 1 en 2 maken wettelijk gezien geen onderdeel uit van het samenwerkingsverband. Om de ondersteuning aan leerlingen met visuele (cluster 1) of auditieve en/of communicatieve (cluster 2) beperkingen goed te regelen, zijn er afspraken gemaakt met de landelijke instellingen voor cluster 1 en 2 over de wijze van samenwerking. Met de invoering van Passend Onderwijs hebben de instellingen voor cluster 1 en 2 een ondersteuningsplicht gekregen.
39
Zie par. 9.4 van dit Ondersteuningsplan.
40
Ziepar. 9.1 en 9.2 van dit Ondersteuningsplan
70
Cluster 1 Leerlingen in SWV VO Lelystad met een visuele beperking die het regulier voortgezet onderwijs bezoeken, krijgen ambulante begeleiding vanuit Bartiméus41. De ambulant begeleiders geven ondersteuning op maat aan leerlingen en docenten. Samen met de school en de ouders maken zij hierover afspraken. De onderwijsbehoeften van zowel de leerling als de docent zijn richtinggevend voor de ondersteuning. Wanneer ouders, docenten of andere verwijzers vermoeden dat een leerling een visuele beperking heeft, kunnen de ouders hun kind aanmelden bij Bartiméus. Ook samenwerkingsverbanden kunnen, met instemming van ouders, aanmelden. Na aanmelding worden de medische gegevens opgevraagd en worden er zonodig gedurende één of meerdere dagen onderzoeken uitgevoerd. Op grond van de resultaten van dit onderzoek beoordeelt de Commissie van Onderzoek (CvO) van de betreffende onderwijsinstelling of de leerling op basis van de landelijke criteria recht heeft op ambulante onderwijskundige begeleiding of op onderwijs op een onderwijsinstelling voor leerlingen met een visuele beperking. Cluster 2 Leerlingen in SWV VO Lelystad met een auditieve en/of communicatieve beperking die het regulier voortgezet onderwijs bezoeken, krijgen ambulante begeleiding vanuit Koninklijke Kentalis42. Het onderwijs- en begeleidingsaanbod wordt afgestemd op de onderwijsbehoefte van de leerlingen en op de ondersteuningsbehoefte van de reguliere scholen. Hiertoe zijn onderwijsarrangementen samengesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen een licht, medium of intensief onderwijsarrangement. Voorafgaand aan de bepaling van zo’n arrangement biedt cluster 2 een signaleringsinstrument aan waarmee de eerste kenmerken van auditieve en/of communicatieve problemen kunnen worden herkend/onderkend. Op grond van de resultaten kan een school een beroep doen op een consultatie- en adviestraject. Als voorwaarde wordt gesteld dat ouders in een vroeg stadium bij de geconstateerde problematiek zijn betrokken. De Commissie van Onderzoek (CvO) bepaalt de toelaatbaarheid van de leerling en het noodzakelijke onderwijsarrangement en de duur ervan. Het didactisch niveau, het niveau van communicatieve redzaamheid en de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling in relatie tot het ontwikkelingsperspectief leveren de basis voor het vaststellen van een onderwijsarrangement op maat. Een intensief onderwijsarrangement houdt in dat de leerling wordt geplaatst op een speciale school voor cluster 2.
41 42
Bartiméus locatie Zeist, Van Renesselaan 30a, 3703 AJ Zeist, 030 6982219 Kentalis, Ambulante Dienst, Jan Tooropstraat 11, 1062 BK Amsterdam, 020 4083011 Algemeen.: 0800 53682547
71
10.4
Doelen en resultaten
Het bestuur van het SWV VO Lelystad hanteert de komende jaren de volgende doelstellingen:
Doelstelling 14
Het SWV VO Lelystad zet in om de samenwerking tussen PO-VO en VO-MBO te bevorderen en waar nodig uit te breiden en te intensiveren, teneinde doorlopende leer- en ontwikkelingslijnen te bevorderen. De gemeente wordt hierbij als gesprekspartner gezien, in het bijzonder als het gaat om kwetsbare doelgroepen zoals ernstige enkelvoudig dyslectische leerlingen. Middelen Inzet van middelen en mankracht in de vorm van de POVO werkgroep en verdere invulling en uitvoering geven aan de notitie 10-14 en het Plan van Aanpak Ketensamenwerking Kwetsbare Jongeren. Succesindicator Er is tevredenheid bij leerlingen, ouders, docenten, scholen, besturen en de samenwerkingspartners over de overstap van leerlingen van PO -VO en van VO- MBO. Evaluatie Jaarlijkse monitor en periodieke evaluatieve gesprekken met de samenwerkingspartners. Rol en taak Aan de hand van de jaarlijkse monitor voortgangsgesprekken voeren met de bestuur SWV samenwerkingspartners.
72
11.
Financiën, Planning & Control en Kwaliteitsbeleid
Met de invoering van Passend Onderwijs is de financieringssystematiek ingrijpend veranderd. De financiële veranderingen vinden geleidelijk plaats. Dat verklaart ook de jaarlijkse wijzigingen in de meerjarenbegroting. Hoewel de looptijd van dit Ondersteuningsplan 3 jaar is, laten we de meerjarenbegroting doorlopen tot schooljaar 2022-2023. Dit om inzicht te geven hoe de financiële situatie zich door de jaren heen zal ontwikkelen. In het volgende Ondersteuningsplan met de looptijd 2018-2022, worden -op basis van de komende drie jaren- de inkomsten en uitgaven opnieuw begroot, waarbij het uitgangspunt is dat de middelen zoveel als mogelijk blijven toekomen aan de leerlingen die ondersteuning behoeven én dat er geen overschrijding is van de door de overheid aan het SWV VO Lelystad toegekende middelen.
11.1
Uitgangspunten financieel beleid
Het Samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor het voeren van een financieel gezond beleid waarbij continuïteit gewaarborgd is. Beschikbaar gestelde middelen dienen optimaal ingezet te worden om zoveel als mogelijk ondersteuning te kunnen bieden, zoals weergegeven in dit Ondersteuningsplan. Als financieel gezond hanteert het bestuur een weerstandsvermogen dat ligt tussen de 5% en 10% van de reguliere bekostiging zware ondersteuning. 11.1.1 Financiële ontwikkeling Het SWV VO Lelystad stelt zichzelf tot doel om de opgelegde vereveningsdoelstelling te behalen zonder dat er sprake zal zijn van een verrekening op de lumpsum als gevolg van meer leerlingen in het VSO dan waarvoor bekostiging wordt ontvangen. De overgangsbekostiging geeft de mogelijkheid tot een gefaseerde opbouw van faciliteiten en ondersteuning binnen het reguliere VO en tot de gefaseerde verdergaande specialisatie van het VSO voor de leerlingen met de zwaarste zorgvraag. Daarnaast geeft deze periode gelegenheid tot geleidelijke afbouw van de overcapaciteit binnen het VSO. Uitgaande van de huidige inzichten zal het beleid worden ingevuld conform de hiernavolgende paragrafen. 11.1.2 Financiële doelstelling en meerjarenbegroting Teneinde een financieel gezonde situatie te behouden voor (de deelnemers in) het SWV VO Lelystad heeft het SWV VO Lelystad de volgende doelstelling geformuleerd: Het SWV VO Lelystad realiseert een gefaseerde instroom van zorgleerlingen in het reguliere VO, zodanig dat de opgelegde verevening nimmer leidt tot verrekeningen van overschrijdingen op de lumpsumbedragen van de deelnemende scholen en zonder dat leerlingen daarvan de dupe worden. De onderstaande meerjarenbegroting (Tabel 7) laat voor de komende acht schooljaren fasegewijs zien hoe de financiële doelstelling wordt bereikt .
73
Tabel 7 Meerjarenbegroting SWV VO Lelystad Doelstelling Financieel Beleid SWV VO Lelystad 24-03 bedragen in EUR * !.000,-
2014-15
2015-16
2016-17
2017-18
2018-19
2019-20
2020-21
2021-22
2022-23
01/10/2014
01/10/2015
01/10/2016
01/10/2017
01/10/2018
01/10/2019
01/10/2020
01/10/2021
01/10/2022
4,403 334 7.59% 3.60%
4,403 334 7.59% 3.60% 0
4,403 314 7.13% 3.60% 20
4,403 279 6.34% 3.60% 35
4,403 234 5.31% 3.60% 45
4,403 200 4.54% 3.60% 34
4,403 195 4.43% 3.60% 5
4,403 190 4.32% 3.60% 5
4,403 190 4.32% 3.60% 0
450 -450 0
440 -440 0
430 -430 0
410 -410 0
410 -410 0
410 -410 0
410 -410 0
410 -410 0
410 -410 0
normbekostiging OC&W overgangstoelage OC&W (verevening) totale inkomsten
390 60 450
2,300 1,810 4,110
2,310 1,710 4,020
2,320 1,440 3,760
2,320 1,070 3,390
2,320 520 2,840
2,320 0 2,320
2,320 0 2,320
2,320 0 2,320
Lasten VSO Lasten Directeur Lasten Commissie van Toewijzing Expertise budget Planning & Control Uitkering AOC Ambulante Begeleiding Overige lasten totale uitgaven
0 40 50 50 10 40 0 35 225
3,400 40 50 50 10 0 400 25 3,975
3,210 40 50 50 10 0 400 35 3,795
2,880 40 50 50 10 0 0 35 3,065
2,460 40 50 50 10 0 0 35 2,645
2,140 40 50 50 10 0 0 35 2,325
2,100 40 50 50 10 0 0 25 2,275
2,050 40 50 50 10 0 0 35 2,235
2,050 40 50 50 10 0 0 35 2,235
saldo inkomsten - uitgaven verdeling binnen SWV VO Lelystad *1) resultaat voor resultaatsbestemming
225 -214 11
135 -128 7
225 -214 11
695 -660 35
745 -708 37
515 -489 26
45 -43 2
85 -81 4
85 -81 4
11 3%
18 1%
29 1%
64 3%
101 4%
127 5%
129 6%
134 6%
138 6%
Aantal leerlingen in VO scholen 2403 Aantal LLN VSO voor rekening VO2403 Percentage VSO volgens PAO berekening Landelijk percentage VSO aantal zorgleerlingen extra naar regulier VO Lichte ondersteuning bekostiging OC&W verdeling binnen SWV VO Lelystad resultaat Zware ondersteuning
Eigen vermogen % weerstandsvermogen *2) *1) 95% tot 7,5% weerstandsvermogen *2) obv normbekostiging OC&W iz zware bekostiging
Overige lasten bevatten lasten voor de OPR, kwaliteitsbeleid, accountant en dergelijke.
11.1.3 Planning & Control Goede sturing vraagt om een regelmatige stroom van adequate gegevens en informatie-uitwisseling. Transparantie is daarbij het sleutelwoord. Zo zal van iedere belanghebbende periodiek gegevens en informatie gevraagd worden. Belangrijkste belanghebbenden van het SWV VO Lelystad zijn de deelnemende besturen, de OPR en de Gemeente Lelystad. Daarnaast vindt toezicht plaats door de Inspectie van het Onderwijs en de accountant. Basis voor de cyclus van Planning & Control van SWV VO Lelystad is het Ondersteuningsplan 20152018 waarin de doelstellingen en de daaraan gekoppelde succesindicatoren staan opgenomen. Jaarlijks vindt nadere uitwerking plaats van deze doelstellingen in de vorm van deelplannen zoals:
het Jaarplan (per schooljaar) de hoofdlijnen voor het Meerjarig Financieel Beleid inclusief de begroting voor het komend kalenderjaar,waarbij per doelstelling mijlpalen voor het komend jaar opgenomen staan.
Alle activiteiten worden opgenomen in een jaarplanning. Deze wordt minimaal twee keer per jaar (kalenderjaar & schooljaar) herijkt aan de laatste inzichten. Dit zal steeds aan het einde van het tweede en vierde kwartaal plaatsvinden.
74
De voortgang en uiteindelijke realisatie van deze doelstellingen wordt gemonitord door periodieke Managementrapportages per kwartaal, het jaarverslag en de jaarrekening. Hiervoor zal gewerkt worden met een vast format waarbij van iedere deelnemer/belanghebbende input verwacht wordt. Wellicht ten overvloede wordt hierbij opgemerkt dat sturing op zowel financiële als niet-financiële doelstellingen plaatsvindt. Indien daartoe aanleiding is zullen ook ad-hoc rapportages opgesteld worden. De cyclus van Planning & Control is belegd bij de Controller in opdracht van en in nauwe samenwerking met de directeur van het SWV VO Lelystad. 11.1.4 Risicoparagraaf Het SWV VO Lelystad ziet de volgend risico’s voor de komende jaren: 1. vertraging in de leerlingenstroom naar het regulier VO cq het in onvoldoende mate kunnen blijven inlopen op de negatieve verevening; 2. de taak die het SWV krijgt per 1 januari 2016 inzake LWOO en PRO43. Hierbij is op dit moment nog niet duidelijk of er ook ten aanzien van het PrO een vereveningsopdracht wordt opgelegd door de overheid. Met name in het directeurenoverleg van het SWV VO zullen hiertoe beleidsvoorbereidende werkzaamheden moeten worden verricht. Ad. 1 Het is van belang om op voorhand rekening te houden met een dergelijk scenario. In het Jaarplan 2015-2016 zullen aanvullende maatregelen opgenomen moeten worden. Hierbij is te denken aan: Een heroverweging van de systematiek van verdeling van de middelen voor extra ondersteuning over de regulieren scholen voor VO. Het inbouwen van positieve financiële prikkels voor reguliere scholen voor VO door leerlingen -die een aantoonbare ondersteuningsbehoefte hebben en bij wie gerede twijfels bestaan over het al dan niet aangewezen zijn op VSO- een budget mee te geven. De reguliere school voor VO zal dan in een OPP moeten kunnen aantonen dat kan worden voorzien in de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Het budget kan beschikbaar komen door een deel van het ‘resterend ondersteuningsbudget’ van de zware ondersteuning hiervoor te reserveren. Op deze wijze kunnen twee of misschien drie leerlingen in het reguliere VO worden begeleid en ondersteund, voor hetzelfde bedrag waarvoor anders één leerling binnen het VSO kan worden bekostigd. Begeleiding van de dezelfde categorie van leerlingen zoals hierboven bedoeld (en ook onder dezelfde voorwaarden) door extra ondersteuning te bieden via inzet van een intensieve(re) vorm van Ambulante Begeleiding vanuit het VSO. Als leerlingen vanuit de onderinstroom worden aangemeld bij een school voor VSO, kan worden overwogen om de ouders tevens ook minimaal één school voor regulier VO te laten bezoeken, in geval een TLV door de CT niet wordt afgegeven. Ad. 2 SWV VO Lelystad heeft een relatief hoog deelnamepercentage PrO.44Nu duidelijk is dat de landelijke criteria voor het PrO in 2016 en 2017 gehandhaafd worden, zal het SWV zich moeten bezinnen over maatregelen om het deelnamepercentage voor PrO in de komende jaren toch terug te brengen. In de criteria zelf zit geen ruimte. Dit betekent dat in overleg met het Primair Onderwijs specifieke afspraken gemaakt moeten worden om potentiële PrO-leerlingen tijdig te bespreken, dus
43 44
Zie ook par. 5.3 van dit Ondersteuningsplan Zie ook par. 3.5 van dit Ondersteuningsplan
75
ruim voordat zij bij het VO worden aangemeld. Dit zal in overleg met het PO een vast onderdeel van de 10-14 procedure45 worden. Het belang van tijdig komen tot een juiste verdeling van zorgleerlingen over de VO en VSO scholen blijkt uit de onderstaande grafieken 1 en 2. Bij ongewijzigd beleid (334 leerlingen in het VSO op teldatum 1 oktober 2014) neemt het jaarlijks tekort op de exploitatie toe tot meer dan 1,2 miljoen euro op jaarbasis. De doelstelling van het SWV VO Lelystad leidt tot een financieel neutraal resultaat in 2020 (het laatste jaar van de verevening). De rode lijnen in onderstaande grafieken beogen dit financieel neutraal beeld weer te geven. De blauwe lijnen daarentegen laten het beeld zien bij ongewijzigd beleid en gelijkblijvende leerlingenaantallen in het VO en het VSO. Grafiek 1 Aantal leerlingen in het VSO
Grafiek 2 Financieel resultaat SWV VO Lelystad
45
Zie ook par. 10.1.2 van dit Ondersteuningsplan
76
11.2
Kwaliteitsbeleid en verantwoording46
Het SWV VO Lelystad zal een kwaliteitscyclus van twee jaren hanteren. De eerste periode omvat de schooljaren 2015-2016 / 2016-2017. Op basis van de opgedane ervaringen wordt de looptijd van de volgende kwaliteitscyclus vastgelegd. In bijlage 2 bij dit Ondersteuningsplan wordt het kwaliteitsbeleid van SWV VO Lelystad kernachtig omschreven, gevolgd door de kwaliteitscyclus. Deze cyclus is gebaseerd op de missie van het SWV, de Wet Passend Onderwijs en het Toezichtkader van de Inspectie van het Onderwijs. Het SWV vertaalt de beleidsdoelstellingen naar kwalitatieve en kwantitatieve resultaten, inclusief de bekostigingsaspecten. Onderdeel hiervan is de vaststelling en bijstelling van acceptabele normen in overleg met belanghebbenden. Hiertoe stelt het SWV voor elk schooljaar een Jaarplan op. Het eerste jaarplan is dat voor schooljaar 2015-2016. 11.2.1 PDCA-cyclus47 Om tot kwalitatieve verbeteringen te komen wordt gewerkt volgens de Plan, Do, Check, Act cyclus (PDCA). Het SWV VO Lelystad monitort de uitvoering van de diverse activiteiten en voert zelfevaluaties uit waarbij wordt nagegaan of:
alle leerlingen een passende onderwijsplek hebben;
alle leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften de benodigde extra of diepteondersteuning hebben ontvangen;
de procedures voor het verkrijgen van extra en diepteondersteuning goed en tijdig verlopen;
alle belanghebbenden tevreden zijn over het beleid van het SWV en de realisatie ervan.
op basis van de conclusies zoals verkregen uit de zelfevaluaties stelt het SWV een plan van verbeteractiviteiten op, dat wordt opgenomen in het Jaarplan.
11.2.2 Monitoring Om de ontwikkelingen op de verschillende beleidsterreinen het beleid voor de toekomst te ontwikkelen en te beoordelen, is het noodzakelijk dat het SWV VO Lelystad data op een systematische wijze verzamelt. Hierbij gaat het om:
de leerlingenontwikkeling per schoolsoort
aantal leerlingen in het VSO
thuiszitters, absoluut verzuimers en VSV-ers
doorstroom en afstroom
het aantal leerlingen dat uit Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI) en Jeugdzorg+ instellingen terugkeert naar het V(S)O.
Bij de verzameling van deze gegevens wordt gebruik gemaakt van bestaande gegevens, zoals de Kijkglazen48 van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), de VSV-verkenner van het ministerie van OC&W, gegevens van de Inspectie van het Onderwijs, Vensters voor Verantwoording, de gegevens van Leerplicht en de Leerplichtbrieven van de Staatssecretaris. Daarnaast zullen gegevens worden verzameld uit tevredenheidenquêtes, evaluatiegesprekken met samenwerkende partners, managementrapportages van de verschillende commissies en uit de financiële kwartaalrapportages. 46
Zie bijlage 2 bij dit Ondersteuningsplan Zie bijlage 2 bij dit Ondersteuningsplan 48 Voor de bedrijfsvoering van de samenwerkingsverbanden ontwikkelde DUO enkele informatieproducten, onder de titel ‘Kijkglazen’ 47
77
11.2.3 Managementrapportage De directeur stelt kwartaalrapportages op ter verantwoording aan het bestuur. Zo’n rapportage kent een vast format en omvat in elk geval:
De stand van zaken voor wat betreft de uitvoering van de speerpunten van het beleid;
Een overzicht van inkomsten en uitgaven, inclusief begrotingsbewaking;
De strategische vragen die een bestuurlijke discussie vereisen.
11.2.4 Jaarverslag Het SWV VO Lelystad legt jaarlijks verantwoording af aan belanghebbenden over de gerealiseerde kwaliteit, de kwaliteitsverbetering en de daarmee samenhangende inzet van middelen. Hierbij hanteert het SWV de werkprincipes van Good Governance. Dat betekent voor het SWV zowel verticale als horizontale verantwoording. Bij verticale verantwoording is dat gericht op de overheid en bij de horizontale verantwoording op het bevoegd gezag van het SWV VO Lelystad, de participerende scholen, samenwerkende partners, ouders en leerlingen, de gemeente Lelystad en de instellingen voor Jeugdhulp. Uitgangspunt hierbij is openheid en integriteit.
11.3
Toezicht door de Inspectie van het Onderwijs
Sinds de inwerkingtreding van de wet Passend Onderwijs, houdt de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) toezicht op de uitvoering van deze wet. De Inspectie doet dat op basis van een toezichtkader49dat voor samenwerkingsverbanden VO en PO gelijk is. In algemene zin richt het toezichtkader zich op de invulling en uitvoering van het Ondersteuningsplan. Het toezicht op de samenwerkingsverbanden is integraal toezicht, want het omvat -in samenhang- zowel kwaliteitstoezicht, nalevingstoezicht als financieel toezicht. De Inspectie voert het toezicht op de samenwerkingsverbanden gefaseerd in. Pas na 1 augustus 2015 bepaalt de Inspectie voor elk samenwerkingsverband een toezichtarrangement. Hierbij gebruikt de Inspectie de volgende drie kwaliteitsaspecten die zijn uitgewerkt in achttien indicatoren: 1. Resultaten Het SWV voert de opgedragen taken uit en realiseert een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, zodanig dat alle leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. 2. Management en organisatie Het samenwerkingsverband weet zijn missie en doelstellingen binnen het kader van de wet Passend Onderwijs te realiseren door een slagvaardige aansturing, effectieve interne communicatie en een doelmatige, inzichtelijke organisatie. 3. Kwaliteitszorg Het samenwerkingsverband heeft zorg voor kwaliteit door systematische zelfevaluatie, planmatige kwaliteitsverbetering, jaarlijkse verantwoording van gerealiseerde kwaliteit en borging van gerealiseerde verbeteringen.
49
Het Toezichtkader 2013 passend Onderwijs kunt u vinden op de website van de IvhO: www.onderwijsinspectie.nl
78
11.4
Doelen en resultaten
Het bestuur van het SWV VO Lelystad hanteert de komende jaren de volgende doelstellingen:
Doelstelling 15
Het SWV VO Lelystad realiseert een gefaseerde instroom van zorgleerlingen in het reguliere VO, zodanig dat de opgelegde verevening nimmer leidt tot verrekeningen van overschrijdingen op de lumpsumbedragen van de deelnemende scholen. Middelen Duidelijke toelaatbaarheidsscriteria van CT De opnamecapaciteit van het reguliere VO voldoet aan kwalitatieve en kwantitatieve eisen. Het VSO bouwt overcapaciteit af en specialiseert in begeleiding van leerlingen met de zwaarste hulpvragen. Succesindicator Geen tekorten op de begroting SWV VO Lelystad. Het wegwerken van de negatieve verevening. Evaluatie Ieder kwartaal aan de hand van managementrapportages en ieder jaar aan de hand van het Jaarverslag. Rol en taak Aan de hand van de rapportages en de voortgangsgesprekken met de directeur van bestuur SWV het SWV, de scholen en de gemeente Lelystad.
Doelstelling 16
De kwaliteitscyclus wordt nader uitgewerkt. Voor het verkrijgen van inzicht in de ontwikkeling van het SWV VO Lelystad worden kengetallen systematisch verzameld en bewerkt. Aan alle belanghebbenden en betrokkenen bij het SWV wordt jaarlijks verantwoording afgelegd. Middelen Een PDCA-cyclus die wordt gemonitord via zelfevaluatie, waarvoor evaluatieve instrumenten worden ingezet. Jaarlijkse verantwoording via een jaarverslag in een vast format waarin aandacht voor zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve ontwikkelingen. Succesindicator Het SWV VO Lelystad heeft een kwaliteitscyclus gerealiseerd en beschreven en er wordt conform deze cyclus gewerkt. Het SWV beschikt over een goed toegankelijk databestand, met behulp waarvan opbrengsten in beeld kunnen worden gebracht. De verticale en horizontale verantwoording wordt in een notitie neergelegd en er wordt naar gehandeld. Evaluatie Ieder kwartaal aan de hand van managementrapportages en via het Jaarverslag. Rol en taak Aan de hand van de evaluaties, rapportages,tevredenheidenquêtes en de bestuur SWV voortgangsgesprekken met de scholen, de gemeente Lelystad en de samenwerkende partners.
_________________________________________________ Lelystad, december 2015
79
80
Bijlage 1
Indicatiecriteria SWV VO Lelystad
81
Richtlijn toelaatbaarheid Ernstig Meervoudig Beperkte leerlingen (EMB) tot het SO na 1 augustus 2014 (NB: Dit betreft de bijgestelde versie, eind september 2015) Inleiding Op 15 maart 2012 heeft de Tweede Kamer met algemene stemmen de motie Elias aangenomen (nr. 73, later gewijzigd in nr. 96). In deze motie wordt de regering onder andere verzocht in overleg met de sectororganisaties een procedure uit te werken waardoor de plaatsing van ernstig meervoudig beperkte leerlingen (hierna: EMB leerlingen) in een voor hen passende school gerealiseerd kan worden met zo min mogelijk procedurele en administratieve belasting voor ouders en de betrokken scholen. Dit zou kunnen met een door de sectororganisaties op te stellen voorbeeldafspraak. Overwegingen bij de motie zijn dat er geen twijfel bestaat over de noodzaak voor deze leerlingen in aanmerking te blijven komen voor de zwaarste vorm van extra ondersteuning binnen het kader van passend onderwijs (lees: toelaatbaarheid tot (de zwaarste categorie van) het speciaal onderwijs). Achtergronden In de nieuwe situatie nemen de nieuwe samenwerkingsverbanden in hun ondersteuningsplan op hoe zij de ondersteuningstoewijzing regelen en hoe zij omgaan met de verdeling van de middelen. Uitgangspunt bij passend onderwijs is ook het verminderen van bureaucratie. Op grond van artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs beoordeelt het samenwerkingsverband of een leerling toelaatbaar is tot het SBO of SO50. Ook stelt het samenwerkingsverband het beleid en de procedure vast met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing van leerlingen voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring betrekking heeft, is verstreken. De wet geeft geen voorschriften voor de geldigheidsduur van een afgegeven toelaatbaarheidsverklaring. Beleid ten aanzien van EMB leerlingen Landelijke regelingbekostiging EMB-leerlingen Er is een landelijke Regeling bijzondere bekostiging EMB van de staatssecretaris van OCW (zie https://zoek.officiële bekendmakingen.nl/stcrt-2015-19108.html) in het leven geroepen. Deze houdt in dat een (V)SO school voor EMB leerlingen met een TLV categorie 3 (hoog) bij DUO een bedrag van maximaal € 4000,- kan aanvragen (dit bedrag is afhankelijk van het aantal aanvragen). In die regeling wordt onder een EMB-leerling het volgende verstaan: een leerling met een combinatie van een (zeer) ernstige verstandelijke beperking (IQ tot 35), een lichamelijke beperking en bijkomende stoornissen, voor wie naast extra ondersteuning in het onderwijs ook extra (medische) zorg nodig is (hieronder categorie A).
50
Leerlingen die op een residentiële instelling worden geplaatst en onderwijs volgen op de (v)so-school waar de residentiële instelling een samenwerkingsovereenkomst mee heeft, hebben geen toelaatbaarheidsverklaring van het samenwerkingsverband nodig. De kosten voor deze leerlingen worden betaald door het samenwerkingsverband van de school waar de leerling stond ingeschreven vóór plaatsing of door het samenwerkingsverband waar de leerling woont als de leerling vóór plaatsing nog niet stond ingeschreven op een school. De bekostiging voor leerlingen in justitiële jeugdinrichtingen (JJI) en gesloten jeugdzorginstellingen (GJI) blijft ongewijzigd (capaciteitsbekostiging) en valt niet onder de nieuwe systematiek. Met de ministeries van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn afspraken gemaakt over de bekostiging van de capaciteit van deze instellingen en de scholen die daaraan zijn verbonden.
82
Richtlijn vereenvoudigde procedure Als het gaat om de vereenvoudiging van de procedure toelaatbaarheid stelt de PO-Raad voor de hieronder uitgewerkte richtlijn van toepassing te verklaren op kinderen met: A. B. C.
een laag ontwikkelingsperspectief ten gevolge van een ernstige verstandelijke beperking (IQ < 35), vaak met moeilijk te ‘lezen’ gedrag en ernstige senso-motorische problematiek (zoals ontbreken van spraak, bijna niet kunnen zitten/staan), of een matig tot lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 70) en een grote zorgvraag ten gevolge van ernstige en complexe lichamelijke beperkingen, of een matig tot lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 70) in combinatie met moeilijk te reguleren gedragsproblematiek als gevolg van ernstige psychiatrische stoornissen. Ten aanzien van de onder A, B en C genoemde EMB leerlingen moet worden voorkomen dat de toelaatbaarheid tot het SO telkenmale uitvoerig wordt beoordeeld.
Ten aanzien van de onder A, B en C genoemde leerlingen moet worden voorkomen dat de toelaatbaarheid tot het SO telkenmale uitvoerig wordt beoordeeld. Regeling na 1 augustus 2014 Gelet op het voorgaande en met in achtneming van wetsartikel 39 lid 4, inhoudende dat ‘Leerlingen bij wie naar het oordeel van de directeur van de school de grondslag voor het volgen van aansluitend voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd, verlaten aan het einde van het schooljaar het speciaal onderwijs, mits hierover met de ouders overeenstemming bestaat. In elk geval verlaten de leerlingen het speciaal onderwijs aan het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 14 jaar hebben bereikt. De leerlingen verlaten het voortgezet speciaal onderwijs uiterlijk aan het einde van het schooljaar waarin de leeftijd van 20 jaar is bereikt’. wordt de nieuwe samenwerkingsverbanden geadviseerd een uitvoeringsbesluit, ter uitvoering van de genoemde motie, te nemen dat er als volgt uitziet: Het samenwerkingsverband gaat over tot de vaststelling van een vereenvoudigde procedure voor het vaststellen van de toelaatbaarheid van EMB leerlingen, inhoudende dat toelaatbaarheidsverklaringen voor EMB leerlingen als beschreven onder A, B en C eenmalig worden afgegeven en vervolgens geldig zijn gedurende het hele verblijf op het SO. Veel leerlingen maken de overstap naar het voortgezet (speciaal) onderwijs op de leeftijd van 12 jaar, maar in elk geval verlaten de leerlingen het speciaal onderwijs aan het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 14 jaar hebben bereikt; bij de overstap van SO naar VSO een nieuwe toelaatbaarheidsverklaring moet worden aangevraagd bij het SWV VO. Deze verklaring is vervolgens geldig gedurende het hele verblijf op het VSO. In elk geval verlaten de leerlingen het voortgezet speciaal onderwijs aan het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 20 jaar hebben bereikt. Aangezien veel leerlingen het voortgezet (speciaal) onderwijs rond hun 16e of 17e jaar verlaten, zal de VO-Raad in samenspraak met de PO-Raad het aantal vso-leerlingen dat gebruik maakt van het wettelijk recht tot zijn 20ste het voortgezet speciaal onderwijs te volgen, monitoren. Op basis van de uitkomsten van deze monitor kan er eventueel een heroverweging op bovengenoemd uitvoeringsbesluit plaatsvinden. __________________________ 83
Documenten (indien relevant): -Psychodiagnostisch onderzoek -Verslagen zorg- en/of hulpverleningsinstanties
Documenten (indien relevant): -Recent OKR (bij basisschoolverlater)
Kaderstellende criteria cluster 4
-Recent volledig OPP -Recente Observatie- en interventieverslagen
-Verslagen van behandelingen, therapieën
-Logboek
-Resultaten van interventies
-Recente didactische toetsgegevens
-Visie ouder(s)/verzorger(s)
-Psychodiagnostisch onderzoek
-Visie leerling
-Visie leerling •
• Ouder(s)/verzorger(s) hebben aantoonbare gerichte hulpverlening ontvangen van een ter zake deskundige en bevoegde instantie. • Ouder(s)/verzorger(s) vertonen ondanks ter zake deskundige hulpverlening handelingsverlegenheid in de opvoeding en begeleiding van de leerling. • Ouders zijn niet in staat om leerling te motiveren uitvoer te geven aan adviezen van hulpverleningsinstanties. • Ouders kunnen niet de ondersteuning bieden aan het thuis vertoonde extreem agressief of impulsief gedrag door de leerling. • Leerling vormt thuis een gevaar voor zichzelf en/of de omgeving.
• • •
De verwijzende school is niet in staat het onderwijs en de begeleiding te geven dat aansluit bij de in deskundigenrapporten aangegeven ondersteuningsbehoeften van de leerling. Het ontwikkelingsperspectief plan biedt onvoldoende ontwikkelingsmogelijkheden op de verwijzende school. Er is een ernstige, langdurige verstoorde relatie tussen de verwijzende school en de leerling. De verwijzende school heeft zonder succes aantoonbare interventies gepleegd.
Onderwijs
Gezin
Transactie • Leerling vertoont buiten school en buitenshuis extreem ongewenst gedrag, waarbij de leerling een gevaar voor zichzelf of voor anderen is. • Er is geen actieve vrije tijdsbesteding.
Documenten(indien relevant):
Vrije tijd
Peergroup
• Leerling vertoont extreem verbaal en/of fysiek agressief gedrag naar vrienden en/of medeleerlingen, waarbij dit gedrag zich niet beperkt tot een bepaalde situatie. • Er is geen peergroup. • De peergroup heeft een negatief effect op de schoolprestaties .
Documenten (indien relevant):
-Verslagen zorg- en/of hulpverleningsinstanties
-Verslagen zorg- en/of hulpverleningsinstanties
waarbij aangegeven : basis van interventie,
waarbij aangegeven : basis van interventie,
verloop, resultaat en aanbevelingen voor sociale interactie en onderwijs.
verloop, resultaat en aanbevelingen voor
-Visie leerling
-Visie leerling
sociale interactie en onderwijs.
84
ZML
INDICATIECRITERIA VOOR ONDERWIJS AAN ZEER MOEILIJK LERENDE KINDEREN
ONDERZOEKSGEGEVENS NODIG VOOR BESLUITVORMING
STOORNIS
Een IQ lager dan 55
Ontwikkelingsperspectiefplan Rapportage psychodiagnostisch onderzoek
Een IQ in de bandbreedte 55 – 70
Ontwikkelingsperspectiefplan Rapportage psychodiagnostisch onderzoek, onderzoeksgegevens (inclusief eventuele classificatie indien van toepassing) waaruit de stoornis blijkt
Syndroom van Down
Medische verklaring dat er sprake is van dit syndroom
NB: wanneer een medicus het Syndroom van Down heeft vastgesteld, hoeft er geen onderwijsbeperking of ontoereikende zorgcultuur te worden aangetoond
85
ONDERWIJSBEPERKING
ONTOEREIKENDE ZORGSTRUCTUUR
Alleen bij een IQ in de bandbreedte 55 - 70
Ontwikkelingsperspectiefplan
Zeer geringe redzaamheid ofwel een zeer ernstige ontwikkelingsachterstand op het gebied van de sociale redzaamheid waardoor de leerling niet zelfstandig op een reguliere school kan functioneren
Rapportage medisch en/of psychodiagnostisch onderzoek Gegevens van hulpverleningsinstanties
Schoolvorderingen die niet verder gaan dan beheersing van de leerstof tot en met eind groep 3 van de basisschool
Onderwijskundig verslag met toetsscores van een jaar
Alleen bij een IQ in de bandbreedte 55 - 70
Ontwikkelingsperspectiefplan
Onvoldoende effect na ten minste een half jaar lang extra zorg vanuit de zorgstructuur van het regulier onderwijs (waaronder het samenwerkingsverband PO en/of VO), afgestemd op de behoeften van de leerling en eventueel met beschikbare ondersteuning door hulpverleningsinstanties
Evaluaties en eventueel aanvullende gegevens van zorg- of hulpverleningsinstanties
86
LZ
INDICATIECRITERIA VOOR ONDERWIJS AAN LANGDURIG (SOMATISCH) ZIEKEN
ONDERZOEKSGEGEVENS NODIG VOOR BESLUITVORMING
STOORNIS
Lichamelijke, neurologische of psychosomatische stoornis, die niet in hoofdzaak leidt tot motorische beperkingen maar wel tot een ernstige belemmering om aan onderwijs deel te nemen
Rapportage medisch en/of psychodiagnostisch en/of psychiatrisch onderzoek
ONDERWIJSBEPERKING
Zeer geringe zelfredzaamheid (afhankelijk van derden voor algemeen dagelijkse verrichtingen of voor de onderwijsvoorwaardelijke (fijn-) motorische activiteiten en handelingen
Ontwikkelingsperspectiefplan
Of Of
ONTOEREIKENDE ZORGSTRUCTUUR
Vermindering van de leertijd met ministens 25% door noodzakelijke zorg of door aan de stoornis gerelateerd verzuim
Ontwikkelingsperspectiefplan
Onvoldoende effect na ten minste een half jaar lang extra zorg vanuit de zorgstructuur van het regulier onderwijs , afgestemd op de behoeften van de leerling en eventueel met beschikbare ondersteuning door hulpverleningsinstanties
Gegevens van de zorg- of hulpverleningsinstanties
Onderwijskundig verslag met verzuimregistratie over een jaar of met behandelschema
Evaluatie van het ontwikkelingsperspectiefplan en eventueel aanvullende gegevens van de hulpverleningsinstanties
87
LG
INDICATIECRITERIA VOOR ONDERWIJS AAN LICHAMELIJK GEHANDICATPEN
ONDERZOEKSGEGEVENSNODIG VOOR BESLUITVORMING
STOORNIS
Eén of meer stoornissen die motorische beperkingen veroorzaken en die leiden tot een ernstige belemmering om aan het onderwijs deel te nemen
Ontwikkelingsperspectiefplan
Zeer geringe zelfredzaamheid (afhankelijkheid van derden voor algemene dagelijkse verrichtingen of voor de onderwijsvoorwaardelijke (fijn-) motorische activiteiten en handelingen
Rapportage medisch en/of psychodiagnostisch onderzoek
ONDERWIJSBEPERKING
Of Vermindering van de leertijd met minstens 25% door noodzakelijke zorg of aan de stoornis gerelateerd verzuim
Rapportage medisch en/of psychodiagnostisch en/of psychiatrisch onderzoek
Of Ontwikkelingsperspectiefplan Onderwijskundig verslag met verzuimregistratie over een jaar of met behandelschema
ONTOEREIKENDE ZORGSTRUCTUUR
Onvoldoende effect na ten minste een half jaar lang extra zorg vanuit de zorgstructuur van het regulier onderwijs afgestemd op de behoeften van de leerlingen eventueel met beschikbare ondersteuning door hulpverleningsinstanties
Gegevens van de zorg- of hulpverleningsinstanties Of Evaluatie van het ontwikkelingsperspectiefplan en eventueel aanvullende gegevens van de hulpverleningsinstanties
88
Bijlage 2
Kwaliteitsbeleid SWV VO Lelystad Kwaliteitscyclus SWV VO Lelystad
89
Kwaliteitsbeleid SWV VO Lelystad
1.
Uitgangspunten
Het samenwerkingsverband VO Lelystad heeft als missie om aan iedere leerling een passende onderwijsplek te bieden. Daarbij ambieert het swv: een hoge kwaliteit te leveren waarbij tevens het deelnamepercentage van leerlingen in het vso wordt teruggedrongen naar het landelijk gemiddelde deelnamepercentage. In het Ondersteuningsplan is beschreven welke activiteiten het samenwerkingsverband onderneemt om deze ambities te realiseren en om aan de wettelijke voorschriften te voldoen. Om inzicht te verkrijgen of de stappen die daarbij gezet worden de juiste zijn en of zij het gewenste resultaat hebben, worden de doelen zo ‘smart’(specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden) mogelijk geformuleerd. Zo kan achteraf vastgesteld worden of de doelen inderdaad zijn behaald. Daarnaast worden de activiteiten ook tijdens het proces periodiek geëvalueerd en gemonitord. Hierbij wordt gelet op zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten; kengetallen meten, bewaken dat gemaakte afspraken worden nagekomen en verifiëren of alle belanghebbenden tevreden zijn. Hiertoe heeft het samenwerkingsverband een kwaliteitscyclus opgesteld (zie verderop). De kwaliteitscyclus worden jaarlijks verfijnd beschreven in jaarplannen, om te beginnen in het Jaarplan 2015-2016. 2.
INK-managementmodel
Om te bepalen of het samenwerkingsverband de goede dingen goed doet, worden de kaders gehanteerd die vastgelegd zijn in de Wet Passend Onderwijs en het Toezichtkader van de Inspectie. Om te weten of activiteiten naar tevredenheid zijn uitgevoerd meet, bewaakt en verbetert het samenwerkingsverband op systematische wijze de kwaliteit van de eigen resultaten gebaseerd op het INK-managementmodel. Daarbij wordt gewerkt volgens de PDCA-cyclus (Plan, Do, Check, Act), waarbij het samenwerkingsverband een lerende organisatie wil zijn. Bij elke evaluatie worden verbeteracties geformuleerd en worden de afspraken en procedures vastgelegd. 3.
Externe kwaliteitszorg
Vanaf 1 augustus 2014 houdt de Inspectie van het Onderwijs toezicht op de samenwerkingsverbanden. Zie hiertoe paragraaf 11.3 van het Ondersteuningsplan.
90
4.
Interne kwaliteitszorg
Het samenwerkingsverband zet middelen in voor extra ondersteuning en diepteondersteuning van leerlingen en bewaakt of deze middelen op juiste wijze worden ingezet, met de gewenste resultaten en naar tevredenheid van de betrokkenen. De scholen hebben hun eigen verantwoordelijkheid om de kwaliteit van de ondersteuning te garanderen. De uiteindelijke kwaliteit van de ondersteuning zal blijken uit het aantal leerlingen dat met extra ondersteuning in het vo of via diepteondersteuning in het vso het diploma behaalt. De Inspectie van het Onderwijs bewaakt dit. Als onderdeel van de kwaliteitscyclus vraagt het samenwerkingsverband periodiek aan de scholen welke stappen zij hebben ondernomen om aan elke leerling de juiste ondersteuning te bieden. Uitbreiding en systematisering van deze evaluatietrajecten zullen leiden tot (meer) inzicht in de voortgang en resultaten van de activiteiten, waardoor de effecten van de aanpak van passend onderwijs inzichtelijk gemaakt worden. Dit zal de basis vormen van een continu verbeterproces.
91
KWALITEITSCYCLUS SWV VO LELYSTAD PLAN
DO
CHECK
CHECK
CHECK
CHECK
ACT
Missie, Wet en Toezichtkader
activiteiten
Prestatieindicator
Hoe weten we of het doel bereikt is? KWANTITATIEF
Verantwoording
Tijdpad
Verbeterpunten en aanpassingen
Jaarlijkse evaluatie dmv evaluatieonderzoeken bij ouders, leerlingen en docenten. Minimaal 80% tevredenheid
Jaarlijks in juli
Analyseren van de ondersteuningsstructuur; aangeven van verbeterpunten en de activiteiten voor de korte en lange termijn formuleren
Telling: jaarlijks op 1 oktober en TV jaarlijks in juli
Aantal vso-plaatsingen daalt analoog aan MJB
(doel / resultaat) 1. Wet: Het swv realiseert een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieninge n binnen en tussen de scholen, zodanig dat alle leerlingen die extra ondersteuning behoeven ook een zo passend mogelijke plek in het onderwijs krijgen
- Inrichten en in stand houden van voorzieningen op scholen
Alle leerlingen op de v(s)o scholen die extra ondersteuning nodig hebben krijgen deze ook
Elke school beschikt over een ondersteuningsstr uctuur. Deze is beschreven in het SOP. Registratie van het aantal leerlingen dat hiervan gebruikt maakt en het aantal leerlingen dat op de wachtlijst staat
- In stand houden van het vso
Alle leerlingen met een TLV kunnen worden geplaatst
Registratie van aantallen / plaatsingen leerlingen
Terugplaatsing verloopt naadloos
Tijdpad in OPP wordt door de vso-school in de gaten gehouden
- Terugplaatsing vanuit vso naar regulier
KWALITATIEF
Tevredenheids onderzoek (TV) onder ouders, leerlingen en school Registratie van terugplaatsing (datum en beknopt verslag)
Overzicht jaarlijks in september
Vergelijking met tijdpad in OPP met werkelijke datum van terugplaatsing
2. SWV VO Lelystad heeft sw missie en visie geformuleerd; de missie is uitgewerkt in een strategisch beleid
Opgenomen in het Ondersteuningsplan (meerjarenbeleidsplan)
Bestuur keurt strategisch beleid goed
Draagvlak onder alle besturen
Evaluatie: inventarisatie van knelen verbeterpunten
Vierjaarlijks bij formuleren en vaststelling nieuw OP
Bijstellen missie, visie, strategisch beleid, meerjarenbeleidsplan
3. Vaststellen van het Ondersteuningsplan (OP)
Overleg: dir.-overleg, bestuur, OOGO met gem. Lelystad en OPR
Gemeente, OPR en bestuur keurt OP goed
Vastgesteld OP naar de Inspectie
Evaluatie: inventarisatie van knel- en verbeterpunten
Vierjaarlijks; tweede OP looptijd 2015-2018
Inventariseren verbeterpunten en actualiteiten; aanpassen OP
92
4. SWV VO lelystad heeft het interne toezicht op het bestuur georganiseerd
In najaar 2015 maakt het bestuur de keuze voor een nieuw bestuursmodel; een directeur/bestuurder en een RvT
Vastgesteld door het bestuur
Aanpassing van statuten in oktober 2015 bij de notaris
Evaluatie: Inventarisatie van knel- en verbeterpunten
Vierjaarlijks bij formuleren en vaststelling nieuw OP
Zo nodig aanpassen van de statuten
5. Het verdelen en toewijzen van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoor-
Financiële verantwoording in begroting, MJB, financiële jaarverslagen, kwartaalrapportages en Ondersteuningsplan
Beleid wordt uitgevoerd volgens de begroting
Administratieve registratie waarin steeds zicht is op uitputting
Accountantverklaring jaarlijks in maart, kwartaalrapportages en jaarrapportage
Doorlopend inzicht
Opstellen nieuwe begroting. Aanpassen meerjarenbegroting
6. Beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het vso
Uitvoeren van de procedures voor het EN en de CT
Alle aanmeldingen worden gecheckt (100%)
Registratie van aantal aanvragen en aantal leerlingen met een TLV
Evaluatie van het proces (werkwijze) en resultaat (efficiëntie en terechte plaatsingen)
Jaarlijks in juli. Jaarraportage van de CT in oktober
Aangeven van verbeterpunten en zo nodig aanpassen van procedures
7. Adviseren over de ondersteuningsbehoefte van leerlingen
EN bij aanvragen onderinstroom en op verzoek bij zij-instroom en terugplaatsingen vso-vo
Kwartaal- en jaarrapportages van het EN
Alle onderinstromers die worden aangemeld bij de CT zijn voorzien van een preadvies van het EN
Maandelijks overleg tussen vzEN en de directeur van het swv
Doorlopend
Verbeterpunten aangeven, werkwijze EN zo nodig aanpassen
8. Het swv stemt goed af met Jeugdhulp en WMOzorg
Het opstellen en uitvoeren van een werkagenda met de gemeente Lelystad, op basis van de LEA
Afspraken in de werkagenda zijn gerealiseerd
De geformuleerde doelen zijn behaald
Regelmatig overleg in werken projectgroepen (programmalijn 2 van de werkagenda LEA)
Doorlopend
Bijstellen van de werkagenda
9. Het SWV voert een actief voorlichtingsbeleid
Actuele informatie op de website van het swv; voorlichtingsmateriaal voor onderinstromers; nieuwsbrieven
Goed geïnformeerde ouders en scholen uit het primair onderwijs
Inventariseren van klachten
Terugkoppeling vanuit het maandelijkse POVO overleg
Maandelijks tijdens POVO overleg
Bijstelling indien nodig
zieningen aan de scholen
93
94