Zorg voor elkaar Plan maatschappelijke zorg Zuid-Holland Zuid 2008-2010 Regionaal Kompas 2008-2014
ZEDERIK LIESVELD
LEERDAM NIEUW-LEKKERLAND ALBLAS SERDAM
HENDRIK-IDO -AMBACHT
GRAAFSTROOM
GIESSENLANDEN
PAPENDRECHT SLIEDRECHT
ZWIJNDRECHT
DORDRECHT
Dordrecht, maart 2008
HARDINXVELD-GIESSENDAM
GORINCHEM
Inhoudsopgave Samenvatting................................................................................................................... 1 Inleiding .......................................................................................................................... 4 1. Kaders maatschappelijke zorg Zuid-Holland Zuid ............................................................... 6 1.1 Uitgangspunten Meerjaren WMO-beleidsplan .................................................................. 7 1.2 Plaats Regionaal Kompas in het Plan maatschappelijke zorg ............................................. 8 1.3 Verantwoordelijkheden regiogemeenten en centrumgemeente .......................................... 8 1.4 Bestuurlijk proces en evaluatie...................................................................................... 9 1.5 Overlegstructuur........................................................................................................10 2. Landelijk beleid............................................................................................................11 3. Maatschappelijke zorg ................................................................................................. 13 3.1 Doelgroepen............................................................................................................. 13 3.2 Zorgketens in de regio ............................................................................................... 14 3.3 Knelpunten .............................................................................................................. 15 3.4 Doelstellingen............................................................................................................16 4. Maatschappelijke opvang............................................................................................. 18 4.1 Huidig beleid ............................................................................................................ 18 4.2 Omvang van dakloosheid in de regio ........................................................................... 18 4.2.1 Monitor maatschappelijke zorg Zuid Holland Zuid................................................ 19 4.2.2 Aard van de problematiek ................................................................................ 21 4.3 Veelplegers en Ex-gedetineerden................................................................................. 22 4.4 Aanbod ................................................................................................................... 24 4.5 Knelpunten .............................................................................................................. 25 4.6 Analyse ................................................................................................................... 26 4.7 Ambities maatschappelijke opvang...............................................................................27 5. Verslavingszorg .......................................................................................................... 28 5.1 Preventie alcohol- en drugsgebruik bij jongeren............................................................. 28 5.2 Ambities verslavingszorg ............................................................................................29 6. Huiselijk geweld ......................................................................................................... 30 6.1 Landelijke ontwikkelingen .......................................................................................... 30 6.2 Problematiek in de regio............................................................................................. 31 6.3 Doelstellingen bestrijding huiselijk geweld .................................................................... 32 6.4 Aanpak.....................................................................................................................32 6.5 Regierol van de gemeente……………………………………………………………………………….35 7. Aanpak maatschappelijke zorg...................................................................................... 7.1 Regiemodel maatschappelijke zorg .............................................................................. 7.1.1 Organisatie voor veldregie ................................................................................. 7.1.2 Fonds maatschappelijke zorg.............................................................................. 7.2 Aanpak (dreigend) dakloze gezinnen en overlastgevers .................................................. 7.3 Hostel voor chronisch verslaafde daklozen ................................................................... 7.4 Spreiding en uitbreiding maatschappelijke opvang in de regio ......................................... 7.5 Aanpak Zwerfjongeren .............................................................................................. 7.6 Onderzoeksopgaven ..................................................................................................
36 36 39 40 40 41 41 42 43
8. Communicatie ............................................................................................................ 44 8.1 Communicatiestrategie .............................................................................................. 44
8.2 Doelgroepen............................................................................................................. 44 8.3 Communicatiedoelstelling........................................................................................... 45 8.4 Communicatiemiddelen.............................................................................................. 45 9. Begroting maatschappelijke zorg en aanvraag Regionaal Kompas ...................................... 9.1 Beschikbare middelen en begroting ............................................................................. 9.2 Toelichting op de begroting........................................................................................ 9.3 Regionaal Kompas..................................................................................................... 9.4 Huiselijk geweld........................................................................................................
46 46 47 49 52
10. Hoofdlijnen uitvoeringsprogramma .............................................................................. 54
Bijlagen: 1. Aantal inwoners regio Zuid Holland Zuid &Afkortingen……………………….....……………… -12. OGGz ladder van uitval en herstel……………………………………………………..…………….. -33. Huidig aanbod Maatschappelijke Zorg Zuid Holland zuid………………………………………….-44. Fasen invoering regiemodel…………………………………………………………….………………-75. Protocol dreigend dakloze gezinnen…………………………………………………..……….……..-96. Samenwerkingsovereenkomst voor het Project Hostel in Dordrecht………………..…………-157. Convenant Spreiding huisvesting en zorg voor bijzondere groepen…………….……………..-188. Regionale aanpak Huiselijk geweld Werkplan 2008-2010……………………….……………...-29-
Samenvatting Dit plan is een uitwerking van het Dordtse meerjaren Beleidsplan WMO van de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Wij geven eerst een schets van de huidige situatie van de maatschappelijke zorg in de regio Zuid-Holland Zuid. Maatschappelijke zorg is een overkoepelend begrip voor maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid, Openbare Geestelijke Gezondheidszorg en beleid voor het bestrijden van huiselijk geweld. De minister van VWS gebruikt ook het bredere begrip geweld in afhankelijkheidsrelaties waarmee ook eergerelateerde geweld, jeugdprostitutie en het verschijnsel van loverboys en –girls wordt aangeduid. Een plan van aanpak voor de bestrijding voor daklozen is onderdeel van dit beleidsplan: het Regionaal Kompas Zuid-Holland Zuid. Het doel van dit plan van aanpak is om met behulp van extra middelen van het Rijk de dakloosheid fors te verminderen. De gemeente Dordrecht heeft de GGD gevraagd een onderzoek te doen naar de situatie van de maatschappelijke zorg (monitor maatschappelijke zorg) en het bureau Intraval naar de situatie van daklozen en GGz-cliënten. De GGD heeft 588 daklozen geteld. Het werkelijke aantal is hoger, omdat niet alle daklozen bekend zijn bij de instellingen en omdat niet alle instellingen gegevens hebben geleverd. Wij schatten het aantal daklozen in de gehele regio op 875. Wat betreft de bestrijding van geweld in afhankelijkheidsrelaties (waaronder huiselijk geweld) moeten wij vaststellen dat Dordrecht en de regio Zuid Holland Zuid, de laatste jaren de koppositie in Nederland zijn kwijtgeraakt. Het aantal meldingen is te laag gezien de problematiek en de aanpak is nog te weinig gericht op alle betrokkenen (systeemgericht). Er is onvoldoende aandacht voor kinderen die getuige zijn van geweld. Te weinig plegers krijgen een hulpverleningstraject. De WMO is een stimulans om het beleid te intensiveren. Het algemene knelpunt bij de aanpak in de maatschappelijke zorg is de vrijblijvendheid van partijen in de zorg aan mensen met meervoudige en complexe problemen. De aanpak is nog te weinig integraal gericht op alle probleemvelden waarmee vele kwetsbare mensen te maken hebben. Er wordt niet eenduidig geregistreerd en een systeem om de situatie rond de cliënten te volgen ontbreekt. Regie op strategisch niveau is nog niet stevig genoeg en dat geldt ook voor de regie op het niveau van de instellingen en het niveau van de cliënt. Wat betreft de maatschappelijke opvang zijn de volgende concrete knelpunten gesignaleerd: 1. er ontbreekt een opvang voor zwerfjongeren; 2. er is opvang nodig voor verlaafde daklozen waarbij het afkicken herhaaldelijk niet is gelukt; 3. er ontbreekt een laagdrempelige vorm van opvang van daklozen in het oosten van de regio; 4. er ontbreekt een mogelijkheid voor crisisopvang voor gezinnen. De volgende aanpak voor de maatschappelijke zorg wordt in dit plan beschreven: Preventie Alle gemeenten zetten extra in op preventie als het gaat om maatschappelijke zorg. Hierbij wordt uitgegaan van de in de monitor maatschappelijke zorg genoemde risicofactoren. Wij sluiten aan bij het regionale en lokale gezondheidsbeleid betreffende alcohol en drugspreventie en preventie van psycho-sociale stoornissen zoals depressie en eenzaamheid. Regiemodel (Regionaal Kompas) Het in hoofdstuk 7 beschreven Regiemodel zal gefaseerd ontwikkeld worden voor het gehele domein van de maatschappelijke zorg. In 2014 is het regiemodel van toepassing op alle doelgroepen van de maatschappelijke zorg. Het regiemodel komt tot stand in nauwe samenwerking tussen gemeenten, zorgkantoor en instellingen. De structuur die we met elkaar opzetten moet recht doen aan de samenwerkingsverbanden die we reeds met elkaar in de regio hebben opgebouwd namelijk: een door de GGD Zuid Holland Zuid gecoördineerde infrastructuur
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
1
van meldpunt Zorg en Overlast, vijftien regionale zorgnetwerken en specialistische hulpverleningsteams. Verbeterde registratie (Regionaal Kompas) Om de doelgroepen in beeld te krijgen is het nodig dat er eenduidig wordt geregistreerd. Dat betekent dat er gewerkt gaat worden met eenduidige definities. Het is van belang dat er aansluiting gevonden kan worden bij landelijke definities om zo vergelijking op landelijk niveau mogelijk te maken. Begin 2009 is van alle geregistreerde OGGz-cliënten bekend of ze een uitkering ontvangen, verzekerd zijn voor ziektekosten en of er behoefte is aan budgetbeheer. Cliëntvolgsysteem (Regionaal Kompas) Om het regiemodel te kunnen laten functioneren, is het nodig dat er een centraal te raadplegen dossier wordt gebruikt. Dit systeem moet voldoen aan de privacywetgeving. Begin 2008 stellen we een plan van aanpak op voor de implementatie van het regiemodel. Maatschappelijke opvang Uitbreiding capaciteit maatschappelijke opvang (Regionaal Kompas) De capaciteit voor chronisch verslaafde daklozen wordt uitgebreid met 24 plaatsen in een uit de AWBZ gefinancierd Hostel. De gemeente Dordrecht zal de projectleider leveren en cofinanciering. Het Leger des Heils zal de exploitatie van het hostel op zich nemen. Crisisopvang gezinnen Wij willen twee crisisplaatsen realiseren voor gezinnen met jonge kinderen. Uitbreiding maatschappelijke opvang in het oosten van de regio (Regionaal Kompas) Behalve het spreiden van voorzieningen voor bijzondere groepen in het gebied van de Drechtsteden, zal ook een kleinschalige, laagdrempelige voorzieningen voor maatschappelijke opvang in Gorinchem worden gerealiseerd voor zes plaatsen. Plaatsen voor zwerfjongeren (Regionaal Kompas) Er zullen acht plaatsen voor zwerfjongeren worden gerealiseerd. Dit om te voorkomen dat deze jongeren buiten slapen. Pilotproject WMO Spreiding bijzondere groepen in de Drechtsteden In het kader van de pilotprojecten WMO van het ministerie van VWS hebben de Drechtsteden een proefproject uitgevoerd met betrekking tot de spreiding van bijzondere groepen. Aanpak overlastgevers Vanaf 2008 wordt in het toeleidingsteam overlastgevers gewerkt met output financiering. In aanloop naar de ontwikkeling van een regiemodel formuleren instellingen gezamenlijk per cliënt een trajectplan en wordt een trajectbegeleider van een van de instellingen aangewezen. Uitbreiden aanpak veelplegers en begeleiding ex-gedetineerden In het kader van het Integraal Veiligheidsprogramma 2 van Dordrecht is een aanpak voor veelplegers opgenomen. Gedetineerden die vrij komen worden gemeld bij de woongemeente en krijgen zonodig begeleiding. Deze groep wordt doelgroep in het Regiemodel. Verslavingszorg Voortzetting beleid Het verslavingsbeleid gericht op preventie, behandeling en ‘harm reduction’ wordt voortgezet. Speerpunt preventie Wat betreft de preventie wordt het voorkomen van drank en drugsgebruik bij jongeren een speerpunt in het lokale gezondheidsbeleid.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
2
Onderzoek middelengebruik Er komt een onderzoek naar de aard van het middelengebruik van GGz-cliënten en mensen in de maatschappelijke opvang. Dit in verband met de bevinding van Intraval dat cliënten van de GGz en de maatschappelijke opvang stimulerende middelen gebruiken die behandeling bemoeilijken. Huiselijk geweld Preventie en voorlichting Verbetering van de preventie en voorlichting: algemeen en specifiek m.b.t. kinderen, ouderen en allochtonen. Vroegsignalering Wij zetten in op het versterken van beroepskrachten als het leren herkennen van signalen. Versterking keten huiselijk geweld Het Advies en Steunpunt Huiselijk geweld en het meldpunt Zorg en Overlast worden geïntegreerd. Uitwerking “kindspoor” Er komt een plan van aanpak (Kindspoor) om kinderen die getuige zijn van geweld en/of slachtoffer beter te begeleiden. Meldingen huiselijk geweld Er wordt ingezet op een grotere meldingsbereidheid inzake huiselijk geweld. Begin 2009 worden alle OGGz-cliënten eenduidig bij de instellingen en het meldpunt ZO/ASHG geregistreerd. Verbeterplan Vrouwenopvang/slachtoffers van huiselijk geweld In opdracht van het ministerie van VWS heeft de Federatie Opvang samen met de VNG in november 2007 het Verbeterplan Vrouwenopvang opgesteld. Dit is gericht op het centraal stellen van hulpvraag van cliënten, hun gezinssysteem en het bevorderen van hun zelfstandigheid. Hiervoor zullen extra rijksmiddelen ter beschikking komen. Afstemming strafrechterlijke aanpak en hulpverlening Hulp aan plegers gericht op het stoppen van geweld en voorkomen van herhaling. Invoeren van de strafrechterlijke maatregel daderhulp. Uitbreiding hulpverlening Als het beleid voor het bestrijden van geweld in afhankelijkheidsrelaties gericht is op vergroting van het aantal meldingen, moet de capaciteit voor de hulpverlening ook worden vergroot. Hierbij moeten wij bijvoorbeeld denken aan het Algemeen Maatschappelijk Werk. Onderzoeksopgaven 1. onderzoek naar wenselijkheid om de dagbestedingsmogelijkheden verder differentiëren; 2. onderzoek naar het middelengebruik (drugs en alcohol) van GGz-cliënten en cliënten maatschappelijke opvang. Naar aanleiding van dit onderzoek nagaan of het middelengebruik zodanig kan worden omgebogen dat hulpverlening gemakkelijker wordt; 3. de GGD onderzoekt de aard en omvang van (verslaafde) allochtone daklozen en doet verslag in de volgende monitor maatschappelijke zorg; 4. de GGD voert in 2008 en in 2009 nog een monitor maatschappelijke zorg uit; 5. de GGD onderzoekt hoe groot het aantal zwakbegaafden is in het domein van de maatschappelijke zorg; 6. de centrumgemeente brengt de preventieve activiteiten en de voorzieningen voor maatschappelijke zorg in de regio in beeld. Uitvoeringsprogramma Het uitvoeringsprogramma kent vier programmalijnen wetende: preventie, regie, voorzieningen en bestrijden geweld in afhankelijkheidsrelaties.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
3
Inleiding De titel van dit beleidsplan “Zorg voor elkaar” geeft niet alleen aan dat zorg altijd een zaak is tussen mensen, maar ook dat de organisatie van zorg voor de meest kwetsbare groepen in orde moet zijn. Wij zetten stevig in op het aanbrengen van regie en samenhang in de maatschappelijke zorg. Dit plan is een uitwerking van het hoofdstuk over maatschappelijke zorg van het meerjaren WMObeleidsplan 2008-2010 van de gemeente Dordrecht en is tevens ons Regionaal Kompas Zuid-Holland Zuid 2008-2014. Omdat Dordrecht centrumgemeente is voor veertien gemeenten van de regio ZuidHolland Zuid, heeft dit plan een regionale reikwijdte. Deze regio heeft ruim 391.989 inwoners (bijlage 1). De term ‘maatschappelijke zorg’ is een overkoepelend begrip voor de beleidsterreinen, openbare geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijke opvang, ambulante verslavingszorg, huiselijk geweld en vrouwenopvang. Wij hanteren dit begrip bewust omdat dit plan uit gaat van een integrale aanpak voor genoemde beleidsterreinen. Bij maatschappelijke zorg gaat het veelal om zeer kwetsbare mensen die niet goed in staat zijn zich te handhaven in de samenleving, mensen die niet zonder de steun van anderen en in veel gevallen ook de overheid kunnen. Nieuw voor de gemeente is dat in de WMO de Openbare Geestelijk Gezondheidszorg (OGGz) onder de verantwoordelijkheid van centrumgemeenten is gebracht. Kern van de OGGz is de organisatie van zorg voor de meest kwetsbare inwoners. Kwetsbare mensen hebben vaak meerdere problemen tegelijkertijd en daardoor contact met verschillende instellingen en voorzieningen. Sommige mensen hebben zo veel problemen tegelijkertijd dat zij door de bomen het bos niet meer zien of in het woud van hulpverleningsinstellingen het vertrouwen zijn kwijt geraakt. Wij spreken in beleidsjargon dan van ‘zorgmijders’. Mensen zijn of worden kwetsbaar door een opeenhoping van factoren. Verslaving kan leiden tot schulden en als die te hoog oplopen, zelfs tot het verlies van een dak boven het hoofd. Vaak hebben mensen ook niet de vaardigheden om hun financiële huishouden op orde te krijgen en in veel gevallen hebben mensen een beperkt verstandelijk vermogen. De ervaring van veel hulpverleners is dat verbetering brengen in de situatie van deze groep mensen zo moeilijk is, omdat zij vanuit hun eigen discipline niet alle problemen van de betrokkene kunnen oplossen. Dit is de belangrijkste reden dat wij kiezen voor een integrale, dus gezamenlijke en samenhangende aanpak. Alleen als er gekeken wordt vanuit het perspectief van deze kwetsbare mensen zelf en schotten en schuttingen kunnen worden geslecht, kan de aanpak succesvol zijn. In het veld van de maatschappelijke zorg doen zich ingewikkelde vragen voor. Hoe lang moet je doorgaan met het helpen van iemand die schulden heeft en telkens weer in de fout gaat bij zijn bestedingen? In onze maatschappij is er sprake van een wettelijke bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waar de overheid niet zomaar mag binnendringen. Er is een hoge mate van autonomie van het gezin. Op welk moment besluit je om het privé-domein binnen te dringen als je huiselijk geweld vermoedt? Op welk moment moeten kinderen in bescherming worden genomen? Door ernstige en fatale gebeurtenissen waarbij kinderen het slachtoffer werden, is onze samenleving aan het denken gezet. De bereidheid om als overheid in te grijpen lijkt ook groter dan tien jaar geleden, maar bescherming van de privacy van mensen blijft een aandachtspunt. In 2005 hebben de vier grote steden in samenwerking met het Rijk een Plan van Aanpak ontwikkeld voor de intensivering van de maatschappelijke opvang. Doel was niet alleen om zwervers van de straat te halen en overlast te beperken, maar ook om deze mensen een beter leven te bieden. Het ministerie van VWS heeft de overige centrumgemeenten onder naam Stedelijk Kompas een model aangereikt om ook zo’n integraal plan op te stellen. Dit plan voor maatschappelijke zorg bevat ook het plan van aanpak zoals het Rijk dat bedoelt.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
4
Wij spreken niet over een Stedelijk Kompas, maar over een Regionaal Kompas Zuid-Holland Zuid, omdat de aanpak bij ons regionaal is. De planperiode loopt tot 2014. In onze regio kunnen we gebruik maken van het instrumentarium dat door de vier grote steden is ontwikkeld. Het Rijk stelt extra middelen voor de bestrijding van dakloosheid via de AWBZ in het vooruitzicht voor centrumgemeenten die een breed en integraal plan van aanpak opstellen. In dit plan voor maatschappelijke zorg formuleren wij stevige ambities en stellen wij een manier van werken voor die veel vraagt van alle betrokken. De mate waarin wij resultaten kunnen behalen hangt ook af van de hoeveelheid extra middelen die het Rijk beschikbaar stelt. Het succes van preventie en de bestrijding van geweld in afhankelijkheidsrelaties, hangt ook af van de (financiële) inzet van gemeenten in de regio. Omdat dit plan een uitwerking is van het Dordtse WMO-beleid, is de Dordtse Aanpak van toepassing. Een interactieve manier van beleidsontwikkeling. De gemeenteraad van Dordrecht wil vanuit dit perspectief extra aandacht besteden aan de ontwikkeling en uitwerking van het WMObeleid. Leeswijzer In hoofdstuk 1 beschrijven wij het kader waarbinnen dit plan moet worden geplaatst, de bestuurlijke besluitvorming en de overlegstructuur waarbinnen de samenwerking in d regio gestalte krijgt. Vervolgens geven wij een kort overzicht van de relevante landelijke beleidsontwikkelingen. In hoofdstuk drie schetsten wij de huidige situatie binnen de maatschappelijke zorg. Wij beschrijven de doelgroep, zorgketens in de regio, knelpunten en doeltellingen. In hoofdstuk 4 en 5 beschrijven wij de huidige situatie van de maatschappelijke opvang en de verslavingszorg in de regio met de knelpunten en ambities. Deze hoofdstukken zijn vooral van belang voor het Regionaal Kompas. Hoofdstuk 6 gaat over de bestrijding van huiselijk geweld. Ook hier worden knelpunten en dilemma’s aangegeven, concrete ambities geformuleerd en een aanpak geschetst. In hoofdstuk 7 geven wij een beschrijving van de integrale aanpak voor de maatschappelijke zorg. Een belangrijk aspect is de invoering van een regiemodel. Tenslotte beschrijven wij in hoofdstuk 8 aan hoe wij de communicatie rond het thema maatschappelijke zorg willen aanpakken. Hoofdstuk 9 geeft de begroting voor dit beleidsplan en aanvraag van middelen voor het Regionaal Kompas. We sluiten in hoofdstuk 10 af met een uitvoeringsprogramma voor de periode 2008 tot en met 2010.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
5
1. Kaders maatschappelijke zorg Zuid-Holland Zuid Het wettelijke kader voor dit plan maatschappelijke zorg is de Wet maatschappelijke ondersteuning die op 1 januari 2007 van kracht is geworden. Een tweede kader wordt gevormd door de afspraken die de gemeente Dordrecht gemaakt heeft met het Rijk met betrekking tot het Grote Stedenbeleid (GSB III). Deze zijn vastgelegd in het convenant GSB III Sociaal Integratie Veiligheid 2005-2009. Een derde kader vormt de impuls die het Rijk wil geven aan de bestrijding van geweld in afhankelijkheidsrelaties en de bestrijding van dakloosheid, dat bekend staat als de aanpak ‘Stedelijk Kompas’. De gemeente Dordrecht heeft in haar meerjaren WMO-beleidsplan 2008-2010 met de titel ‘Dordrecht: solidair en verantwoordelijk’ de hoofdlijnen van het beleid maatschappelijke zorg voor de regio Zuid-Holland Zuid geschetst. Dit plan is tot stand gekomen na overleg met de regiogemeenten. Ook aan de WMO-adviesraden van de regiogemeenten is de gelegenheid tot inspraak gegeven. Het WMO beleidsplan is op 5 februari 2008 door de gemeenteraad van de centrumgemeente vastgesteld. In het beleidsplan wordt aangekondigd dat in het tweede kwartaal van 2008 een geïntegreerd beleidskader voor maatschappelijke zorg aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. In het WMO-beleidsplan is een hoofdstuk maatschappelijke zorg opgenomen, dat een integraal beleid beoogt voor de prestatievelden 7, 8 en 9. Maatschappelijke zorg omvat: Prestatieveld 7: Maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en de bestrijding van huiselijk geweld Prestatieveld 8: Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Prestatieveld 9: Ambulante verslavingszorg In het WMO beleidsplan schetsen wij deze hoofddoelstelling voor maatschappelijke zorg: Het algemene resultaat van het beleid voor maatschappelijke zorg is dat er door een verbeterde preventie minder mensen maatschappelijk uitvallen en dat er meer kwetsbare mensen op een hogere trede van de OGGz-ladder van uitval en herstel (bijlage 2) kunnen functioneren. Hierbij erkennen wij dat er altijd mensen zullen zijn die niet in staat zijn om in de eigen bestaansvoorwaarden te voorzien en structureel ondersteuning, begeleiding en of zorg nodig hebben. In het WMO-beleidsplan van Dordrecht specificeren we deze hoofddoelstelling in de volgende zes opgaven voor het plan maatschappelijke zorg: 1. verbeterde preventie; 2. invoeren van een regiemodel voor de maatschappelijke zorg; 3. een brede en integrale aanpak van de maatschappelijke zorg; 4. uitbreiding en differentiatie van voorzieningen; 5. uitvoering van de afspraken in de Drechtsteden die gemaakt zijn in het kader van de proeftuin Spreiding bijzondere groepen met zorg; 6. aandacht voor het stimuleren van initiatieven uit de samenleving. Van beleidsarm- naar ontwikkeljaar OGGz De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) is een prestatieveld dat per 1 januari 2007 in de WMO is opgenomen. Hiervoor was dit onderdeel van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid. Centrumgemeenten hebben voor dit prestatieveld extra middelen van het Rijk ontvangen. Het jaar 2007 hebben wij beschouwd als een beleidsarm jaar waarin de centrumgemeente zoveel mogelijk de financiële afspraken tussen instellingen en het zorgkantoor als uitgangspunt heeft genomen voor de inzet van OGGz middelen. Voor de maatschappelijke zorg beschouwen wij het jaar 2008 als een ontwikkeljaar. Belangrijkste ontwikkelopgave is een regiemodel voor
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
6
maatschappelijke zorg. Aan het einde van de plan periode van het Stedelijk Kompas moet een regiemodel geïmplementeerd zijn. Samenhang De WMO is vooral bedoeld om samenhangend beleid te ontwikkelen. Tussen de prestatievelden van de WMO is in meer of mindere mate samenhang te ontdekken met maatschappelijke zorg. Denk aan leefbare wijken, preventief jeugdbeleid, mantelzorgondersteuning. Hier ligt een eerste opgave bij de individuele gemeenten. Er is niet alleen samenhang tussen de prestatievelden van de WMO maar ook met ander gemeentelijk beleid; het veiligheidsbeleid en het beleid inzake sociale zekerheid, schuldhulpverlening en huisvesting. Gemeenten ontwikkelen lokaal gezondheidsbeleid en geven regionaal in de komende jaren prioriteit aan preventieve maatregelen tegen overmatig alcohol gebruik, drugsgebruik, overgewicht en de preventie van depressies. Vooral in deze opgaven ligt er een sterke relatie met het preventieve jeugdbeleid. Regiogemeenten faciliteren de zorg voor cliënten als het gaat om (spreiding van) huisvesting, werkgelegenheid, inkomen, reïntegratie- en activeringstrajecten, gezondheidszorg, maatschappelijk werk, welzijnsvoorzieningen en gezondheidspreventie. Waar het de inzet van politie en justitie betreft ondersteunen de regiogemeenten in de lokale veiligheidsdriehoeken de samenwerking ten bate van de zorg en opvang van kwetsbare groepen.
1.1 Uitgangspunten Meerjaren WMO-beleidsplan In het meerjaren WMO-beleidplan Dordrecht solidair en verantwoordelijk hebben wij de volgende uitgangspunten geformuleerd: 1. wij willen een sluitende aanpak voor zorgmijders, overlastgevers, daklozen en verslaafden; 2. wij staan open voor nieuwe ontwikkelingen en verwachten dat ook van onze partners; 3. het geheel van voorzieningen moet betaalbaar en efficiënt zijn. Ontwikkeling regiemodel Het te ontwikkelen regiemodel moet recht doen aan de samenwerkingsverbanden die we reeds met elkaar in de regio hebben opgebouwd namelijk: een infrastructuur van meldpunt Zorg en Overlast, 15 regionale zorgnetwerken en specialistische hulpverleningsteams. Aanvraag extra middelen voor maatschappelijke opvang (Regionaal Kompas) In het plan wordt aangekondigd dat vóór 1 april 2008 aan het ministerie van VWS een plan van aanpak (Regionaal Kompas) voor het intensiveren van de maatschappelijke opvang in de regio wordt voorgelegd. Dit plan voldoet aan de criteria die het Rijk stelt aan de planvoering. Onderdeel van de verplichtingen die het Rijk stelt is de ontwikkeling van een regiemodel maatschappelijke opvang. Brede aanpak Wezenlijk is het voornemen om de prestatievelden 7, 8 en 9 met elkaar in verband te brengen, zodat een brede, integrale en regionale aanpak mogelijk wordt die uitgaat van de situatie en behoeften van de persoon. Het binnen de WMO gebrachte beleid inzake de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, wordt aangegrepen als een mogelijkheid deze integraliteit tot stand te brengen. Als hoofdtaak voor het beleidsterrein voor de OGGz zien wij het ontwikkelen van een regiemodel voor de ketenzorg. Een integrale benadering is nodig omdat wij te maken hebben met mensen die vele problemen tegelijk hebben, waardoor er verschillende instanties met dergelijke cliënten te maken hebben. Het ene probleem kan dikwijls niet succesvol worden aangepakt als er niet gelijktijdig aan het andere probleem wordt gewerkt. Een persoonsgerichte aanpak betekent veel voor de manier van werken. Wij richten onze aanpak dan ook niet op het aanbod van verschillende instellingen, maar vanuit de behoeften van de persoon die een individuele begeleiding krijgt.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
7
Wij willen een brede, integrale en regionale aanpak van de maatschappelijke zorg realiseren. Onze aanpak is gericht op alle leefgebieden en dus persoonsgericht: 1. breed: een veelheid aan middelen die verschillende organisaties in samenhang moet gaan leveren; 2. integraal: middelen in samenhang inzetten gericht op de verschillende aspecten van de problematiek en de verschillende leefgebieden; 3. regionaal: een aanpak door alle gemeenten, waarbij Dordrecht als centrumgemeente een extra verantwoordelijkheid heeft; 4. maatschappelijke zorg: groepen daklozen en thuislozen, verslaafden, kwetsbare personen met meervoudige en complexe problemen, slachtoffers en plegers van huiselijk geweld; 5. persoonsgericht: de zorgvraag of zorgbehoefte van de individuele persoon en zijn of haar leefsysteem (gezin) vormt de basis voor de ondersteuning en hulpverlening op verschillende leefgebieden. Het betreft de leefgebieden wonen, inkomen, maatschappelijke participatie en werk/ dagbesteding.
1.2 Plaats Regionaal Kompas in het Plan maatschappelijke zorg Het Rijk geeft sinds 2006 een flinke impuls aan de strijd tegen dakloosheid in de vier grote steden (G4). Er is een Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang opgesteld met duidelijke doelstellingen en praktische instrumenten. De minister heeft extra middelen aan de overige 39 centrumgemeenten in het vooruitzicht gesteld als zij naar het model van de plannen van de G4 een plan van aanpak opstellen tegen dakloosheid. Het is de bedoeling dat ook de centrumgemeenten in een periode van zeven jaar (2008-2014) een forse impuls geven aan de bestrijding van dakloosheid. Daarbij kunnen centrumgemeenten profiteren van de ervaringen en ontwikkelde instrumenten van de G4. De plannen moeten in nauw overleg met het Zorgkantoor opgesteld worden, omdat de extra middelen binnen de AWBZ via de zorgkantoren beschikbaar gesteld worden. Gemeente en Zorgkantoor moeten samen aantonen wat de zorgbehoefte van de doelgroep is en waaruit de noodzaak voor extra middelen bestaat. Het model dat de minister aanreikt voor het opstellen van een plan van aanpak, heet Stedelijk Kompas. Omdat naast de centrumgemeente Dordrecht ook de regiogemeenten in Zuid-Holland Zuid een belangrijke rol spelen in de aanpak, spreken wij van Regionaal Kompas Zuid-Holland Zuid. Maatschappelijke zorg is gericht op de bredere groep mensen met meervoudige problemen. Een deel van deze mensen is dakloos of kampt met dreiging van dakloosheid. Het Regionaal Kompas Zuid-Holland Zuid is gericht op het voorkomen en aanpakken van dakloosheid. Het betreft een deel van de doelgroep van het beleid voor maatschappelijke zorg. Daarom is het Regionaal Kompas een onderdeel van dit Plan maatschappelijke zorg Zuid-Holland Zuid.
1.3 Verantwoordelijkheden regiogemeenten en centrumgemeente Gemeenten hebben in de WMO een regiefunctie gekregen. Er ligt voor zowel de centrumgemeente als de regiogemeenten de spannende uitdaging een uitnodigende strategie te voeren om de zware problematiek van de meest kwetsbare mensen in onze samenleving een verbeterde situatie in hun maatschappelijke positie te geven. Deze uitdaging is ambitieus, omdat de problematiek vaak meervoudig, zwaar en gecompliceerd is. Het is duidelijk dat er niet alleen hoge eisen worden gesteld aan het regisserend vermogen van gemeenten, maar ook aan de kwaliteit van de samenwerking tussen partijen. De regiogemeenten en de centrumgemeente in de regio Zuid-Holland Zuid hebben gezamenlijke, maar ook verschillende regieverantwoordelijkheden. Het tot stand brengen van afspraken tussen de partners over de uitvoering van de OGGz maakt een belangrijk deel uit van de gemeentelijke regierol. Gemeenten hebben daarnaast een stimulerende, coördinerende, bindende en faciliterende functie, terwijl zij tevens de functie van subsidiegever vervullen. De regierol van de centrumgemeente is gericht op bovenlokale Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
8
voorzieningen zoals een regionaal meldpunt, een systeem voor vroegsignalering, beschermde woonvormen enzovoort. Globaal gesproken zijn alle gemeenten verantwoordelijk voor de invulling van het preventiebeleid en het beleid gericht op herstel. Het betreft hier de treden nul, één en twee van de OGGz-ladder van uitval en herstel (bijlage 2). Alle gemeenten zijn bereid middelen uit het eigen WMO-budget te bestemmen voor preventieve maatregelen. De centrumgemeente is bovendien verantwoordelijk voor de opvang: trede drie en vier van de ladder van de OGGz-ladder. Afstemming tussen gemeenten is nodig om te voorkomen dat men dingen dubbel of niet doet, langs elkaar heen werkt of geheel verschillende invalshoeken kiest. Alle gemeenten voeren regie. De regie van de centrumgemeente is omvattender, vooral gericht op het creëren van een regionale infrastructuur voor maatschappelijke zorg en het scheppen van randvoorwaarden voor samenwerking. Ook in de regio Alblasserwaard Oost/Vijfheerenlanden groeit de behoefte aan projecten en voorzieningen. De ervaringen die de subregio Drechtsteden heeft opgedaan met het spreiden van bijzondere groepen zullen gedeeld worden met de subregio Alblasserwaard Oost/ Vijfheerenlanden.
1.4 Bestuurlijk proces en evaluatie Het meerjaren beleidsplan WMO 2008-2010 waarin wij de grote lijnen hebben geschetst voor het beleid met betrekking tot maatschappelijke zorg, is onderwerp geweest van vele manieren van inspraak. In oktober 2007 werd een raadscarrousel voor de gemeenten gehouden. Genodigd waren raadsleden van de veertien gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid. Zij werden meegenomen in de gedachte van de beleidsvisie en konden hierop reageren. Instellingen zoals het Leger des Heils, Stichting de Grote Rivieren en Bouman GGz waren aanwezig, leverden een inhoudelijke bijdrage en konden door de raadsleden worden bevraagd. Op 30 januari werd in Hendrik-Ido-Ambacht de conferentie ‘Zorg goed voor elkaar!?’ gehouden. Genodigd waren de bestuurders en raadsleden van de 14 gemeenten, ambtenaren, instellingen voor maatschappelijke zorg en WMO-adviesraden. Daarnaast zijn de kaders besproken in reguliere overlegorganen (gemeenten en instellingen). Omdat dit een uitwerking betreft van het meerjaren WMO-beleidsplan, is de zogenaamde Dordtse Aanpak van toepassing. Dit betreft een interactieve manier van beleidsontwikkeling. Inspraak kan worden gegeven in de ontwikkelingsfase van het beleid, maar ook bij de uitvoering en de evaluatie. Raadsleden van de gemeente Dordrecht hebben in het kader van de WMO stages gevolgd bij maatschappelijke instellingen. Bestuurlijk proces Donderdag 6 maart Dinsdag 18 maart
Concept plan bespreken in Portefeuillehoudersoverleg Zuid Holland Zuid College van B&W Dordrecht Openbaarmaking in persgesprek Vrijgeven plan maatschappelijke zorg voor inspraak
Woensdag 19 maart
Opsturen naar regionale gemeenteraden en Wmo-adviesraden. De Wmoadviesraden kunnen hun commentaar leveren via de colleges van hun gemeente, te sturen aan B&W Dordrecht. Reageren vóór 22 april.
Vrijdag 28 maart
Sturen aan VWS als Regionaal Kompas. VWS moet het plan hebben vóór 1 april 2008
Woensdag 23 april
Raadscarrousel Drechtsteden over huiselijk geweld en huisverbod (regio ZHZ: Drechtsteden aangevuld met subregio Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden)
Dinsdag 27 mei
Adviescommissie centrumgemeente en daarna gemeenteraad Dordrecht
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
9
De uitvoering van het WMO-beleid wordt geëvalueerd door middel van de landelijke basisbenchmark WMO van het SGBO. Ook zullen er regelmatig klanttevredenheidsonderzoeken plaatsvinden. Op het niveau van de instellingen worden jaarlijks, of in het geval van de maatschappelijke opvang, halfjaarlijkse rapportages aan de centrumgemeente geleverd. Op deze manier wordt op de voet gevolgd hoe het zit met de instroom, opvang en doorstroom. Een belangrijk instrument voor het volgen van de resultaten van het beleid is de Monitor maatschappelijke zorg van de GGD Zuid-Holland Zuid. Deze wordt de eerste vier jaar jaarlijks uitgebracht en daarna een maal in de twee jaar.
1.5 Overlegstructuur De centrumgemeente stemt haar beleid bestuurlijke en ambtelijk met de regiogemeenten, gemeentelijke diensten en de zorginstellingen af. Het merendeel van de zorginstellingen werkt op de schaal van Zuid Holland zuid of een groot deel daarvan. Beleidsinhoudelijke afstemming en samenwerking krijgt vorm in een directieoverleg en een beleidsoverleg maatschappelijke zorg.
Gemeenteraad Centrumgemeente Dordrecht
Portefeuillehouderoverleg Zuid Holland Zuid
Directie overleg maatschappelijke zorg
Tijdelijke Stuurgroepen, zoals:
Centrumgemeente Dordrecht, GGd, Bouman ggz, De Grote Rivieren ggz, CBB Leger des Heils, De Hoop, Politie, Openbaar Ministerie, Zorgkantoor Waardenlanden, Sociale Dienst Drechtsteden, Reclassering, Bureau Jeugdzorg, Telemaat, Opmaat, Blijf van mijn Lijf, Rivas, vertegenwoordiging van woningbouwcorporaties (Interstede) en bestuurlijk vertegenwoordigers namens de Drechtsteden (Zwijndrecht) en de Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden (Gorinchem)
* Huiselijk geweld * Hostel * Regiemodel o.a. gemeentelijke en justitiële vertegenwoordigers met betrokken instellingen
Beleidsoverleg maatschappelijke zorg Ambtelijk overleg maatschappelijke zorg Beleidsmedewerkers regiogemeenten voor gezondheidszorg/ WMO/ Maatschappelijke opvang, Verslavingszorg en OGGz
Beleidsmedewerkers zorginstellingen en ambtelijke vertegenwoordigers namens de Drechtsteden (Zwijndrecht) en de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden (Gorinchem)
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
10
2. Landelijk beleid Ambitie van het Rijk Het Rijk heeft voor de maatschappelijke zorg een heel duidelijke ambitie geformuleerd. De prioriteiten liggen bij de aanpak van dak- en thuislozen en het bestrijden van geweld in afhankelijkheidsrelaties. In feite wil het Rijk een einde maken aan zwervend gedrag en de daarmee gepaard gaande overlast. Decentralisatie van beleid Gemeenten houden zich al jaren bezig met opvang van en hulpverlening aan sociaal kwetsbare mensen. Ook vrouwenopvang en ambulante verslavingszorg zijn geruime tijd onderdeel van het beleid van centrumgemeenten. Voor het bestrijden van huiselijk geweld zijn alle gemeenten verantwoordelijk. Gebleken is dat er onvoldoende resultaten worden bereikt. In antwoord daarop decentraliseert het Rijk het beleid nog verder richting gemeenten. De WMO versterkt de verantwoordelijkheid van centrumgemeenten en regiogemeenten voor de organisatie van de hulp aan kwetsbare groepen. Zij legt ook de verantwoordelijkheid voor een betere regie van de ondersteuning en de zorg bij het lokale en regionale niveau. Extra middelen voor bestrijden dakloosheid (Stedelijk/ Regionaal Kompas) In 2006 hebben de vier grootste steden van Nederland een Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang opgesteld waarin zij zich ten doel stellen dat in 2010 niemand meer op straat slaapt en alle daklozen een individueel trajectplan hebben. Het ministerie van VWS heeft aan de overige 39 centrumgemeenten AWBZ financiering voor een extra impuls tegen dakloosheid in het vooruitzicht gesteld als zij een soortgelijk plan van aanpak opstellen: het Stedelijk Kompas. Ondersteunende begeleiding voor de OGGz In de miljoenennota van 2007 geeft het kabinet aan dat zij voornemens is om met ingang van 2008 de ondersteunende begeleiding op psychosociale grondslag uit de AWBZ te halen en per 1 januari 2008 over te hevelen naar de WMO. Het gaat om ongeveer 40 miljoen euro per jaar. Als overgangsregeling heeft de minister van VWS besloten om in 2008 de zorgkantoren de opdracht te gegeven deze zorg te leveren. Met ingang van 2009 moeten gemeenten waarschijnlijk beleid op dit vlak ontwikkelen. Wet tijdelijk huisverbod Medio 2008 wordt een bestuursrechtelijk instrument van kracht waarmee plegers van huiselijk geweld een tijdelijk huisverbod opgelegd kan worden, teneinde het slachtoffer en kinderen te beschermen tegen geweld. De wet tijdelijk huisverbod is bedoeld om politie en hulpverlening in de gelegenheid te stellen eerder in te grijpen bij een dreiging van huiselijk geweld. De (potentiële) pleger van geweld kan tien dagen tot maximaal vier weken de toegang tot de woning worden ontzegd. Het is de bedoeling dat alle betrokkenen in het systeem (pleger, slachtoffer en kinderen) binnen die tien dagen hulp aangeboden krijgen. Uit pilot proeven blijkt het wenselijk te zijn om een crisisinterventieteam te hebben dat binnen twee uur na het opleggen van het huisverbod in staat is om de hulpverlening adequaat op te starten. Het opleggen van het huisverbod is formeel belegd bij de burgemeester, zoals een inbewaringstelling in het kader van de wet BOPZ (wet Bijzondere Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen). Iedere gemeente dient zich hierop afzonderlijk voor te bereiden. Intensivering van de opvang en hulp bij geweld in afhankelijkheidsrelaties. In december 2007 heeft de staatssecretaris van VWS in een beleidsbrief aan de Tweede Kamer geconstateerd dat de huidige opvang en hulpverlening aan slachtoffers van geweld in huiselijke kring niet toereikend zijn. Vanaf 2008 investeert het ministerie fors in meer veilige opvangplaatsen, versterken van de Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld, verbetering van de kwaliteit van opvang (Verbeterplan Vrouwenopvang), krachtige aanpak van vrouwelijke genitale verminking en eergerelateerde geweld (o.a. met opvangplaatsen voor mannelijke en minderjarige slachtoffers). Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
11
Verbeterplan Vrouwenopvang/ slachtoffers van huiselijk geweld In opdracht van het ministerie van VWS heeft de Federatie Opvang samen met de VNG in november 2007 het Verbeterplan Vrouwenopvang opgesteld dat is gericht op het centraal stellen van hulpvraag van cliënten, hun gezinssysteem en het bevorderen van hun zelfstandigheid. Aanpak Zwerfjongerenproblematiek Het ministerie van VWS heeft in december 2007 een handreiking Aanpak Zwerfjongerenproblematiek uitgegeven waarmee zij het belang benadrukt van een gerichte inzet voor zwerfjongeren binnen de plannen van aanpak maatschappelijke opvang (Regionaal Kompas).
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
12
3. Maatschappelijke zorg In dit hoofdstuk geven we een algemene beschrijving van de maatschappelijke zorg. In de daarop volgende hoofdstukken gaan we specifiek in op maatschappelijke opvang, verslavingszorg en huiselijk geweld. De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) stelt ons voor de opdracht om beleid voor maatschappelijke opvang, verslavingszorg, bestrijding van huiselijk geweld in samenhang met het overige gemeentelijke beleid voor kwetsbare groepen te brengen. De kern van de OGGz is de organisatie van de keten van Maatschappelijke zorg. Het doel van de maatschappelijke zorg is te voorkomen dat mensen met zware, dikwijls meervoudige problemen uitvallen en daardoor dakloos worden. OGGz is primair gericht op het vroegtijdig signaleren en beïnvloeden van (risicofactoren). Dagelijks werken in onze regio veel mensen aan dit doel. In de monitor maatschappelijke zorg 2007 geeft de GGD inzicht welke instellingen op welke treden van de trap van uitval en herstel werkzaam zijn. Veelal gaat het om institutionele zorg. Dit is als volgt in beeld te brengen:
MAATSCHAPPELIJKE ZORG
Maatschappelijke Opvang
Vrouwenopvang
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
Verslavingszorg
Bestrijden geweld in afhankelijkheidsrelaties
In de visie van de gemeente Dordrecht op de WMO kunnen de professionele instellingen deze taak niet alleen verrichten. Onbekende individuele burgers, verenigingen, kerken, moskeeën en andere sociale verbanden leveren dagelijks hun bijdrage, zonder dat dit door de overheid wordt gesignaleerd. De gemeente Dordrecht realiseert zich de waarde van de civil society ook op dit vlak. Dit neemt allemaal niet weg dat professionele instellingen door de WMO uitgedaagd worden hun inspanningen zo met elkaar samen te werken dat de kwetsbare burger die dreigt uit te vallen, of al naar de marge is gedrongen een beter perspectief op leven krijgt.
3.1 Doelgroepen De doelgroep van de maatschappelijke zorg is zeer heterogeen. Het gaat om mensen met een hoog risico op uitval en die in feite al buiten de samenleving zijn komen te staan. Hierbij moet gedacht worden aan: depressieve of demente ouderen die zijn vereenzaamd, depressieve en eenzame (zwerf-) jongeren, woningvervuilers, gezinnen met meervoudige problemen (multiproblem gezinnen), mensen die langdurig afhankelijk zijn van geestelijke gezondheidszorg,
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
13
mensen die langdurig verslaafd zijn aan drugs- en of alcohol, en dak- en thuislozen en zwerfjongeren. Het gaat dus om sociaal kwetsbare mensen die: • niet of onvoldoende in staat zijn in de eigen bestaansvoorwaarden te voorzien (dak boven het hoofd, voedsel, inkomen, sociale contacten, zelfverzorging); • meerdere problemen tegelijk hebben zoals sociaal isolement, verwaarlozing van eigen lichamelijk functioneren en van hun omgeving (inclusief eventuele kinderen), problemen met (huiselijk) geweld, vervuiling van woonruimte, overlastgevend gedrag, gebrek aan stabiele woonruimte, schulden, psychische problemen; • vanuit het perspectief van professionele hulpverleners niet de zorg krijgen die zij nodig hebben om zich in de samenleving te handhaven; • geen hulpvraag stellen waar de reguliere hulpverlening een antwoord op heeft, doordat familie, buren of anderen aan de bel trekken is er dikwijls sprake van ongevraagde ‘bemoeizorg’ of hulpverlening; • ex-gedetineerden die ondersteuning nodig hebben bij hun terugkeer in de maatschappij; • betrokkenen bij geweld in afhankelijkheidsrelaties. Om de dynamiek binnen de samenleving van OGGz-cliënten te beschrijven, heeft men de zogenaamde OGGz-ladder bedacht. Deze is geënt op het proces van sociale in- en uitsluiting van kwetsbare burgers en bestaat uit vijf treden. Op elke trede van de ladder komen twee dimensies samen, namelijk die van: • de ernst, complexiteit en duur van de problemen, uit te drukken in een risicoprofiel; • de gewenste en benodigde ondersteuning en opvang tijdens de verschillende fases van in/en uitsluiting. Afhankelijk van waar op de OGGz-ladder de peilstok wordt geplaatst, op welke trede en bij welke vindplaats, is er sprake van andere risico- en cliëntprofielen en zijn er dus ook andere soorten interventies en aanbieders nodig. Op elk van de vijf treden zijn er mogelijkheden om problemen te signaleren en te herkennen en om zonodig een vangnet te creëren dat insluiting bevordert en verder achterop raken voorkomt. Per trede van de ladder worden de taken gedefinieerd die nodig zijn om stijgen te bevorderen en dalen te voorkomen. Op dit moment zijn er verschillende OGGzprojecten in de regio opgezet om deze doelstelling te bevorderen (zie bijlage 2). Uit de monitor maatschappelijke zorg die de GGD Zuid Holland Zuid in 2007 heeft opgesteld, komt naar voren dat de omvang van de doelgroepen van de maatschappelijke zorg moeilijk exact is aan te geven. Ten eerste is het een doelgroep waarbij een (groot) deel niet in beeld is bij hulpverleners en/of onderzoekers. Die mensen worden niet geteld. Daarnaast is er een constante in- en uitstroom van cliënten, ook vanuit de onbekende naar de bekende groep waardoor de grootte van de groep nooit constant is. Als wij ons beperken tot de mensen met meervoudige problemen, dan komt de GGD tot een schatting van 3000 personen. Naast de daklozen gaat het om een diffuse groep waaronder veelplegers en ex-gedetineerden uit de gemeente die zonder hulp weer dreigen te ontsporen. Ook gaat het om vrouwen die door geweld en dreiging van geweld op de vlucht zijn en opgevangen moeten worden. Het moeilijkste is de groep van de zogenaamde zorgmijders in beeld te krijgen. Een deel van de OGGz-groep zorgt ook voor onaanvaardbare overlast.
3.2 Zorgketens in de regio De organisatie van zorg op meerdere fronten tegelijkertijd functioneert in een structuur van zorgnet-werken en een meldpunt Zorg en Overlast. Het geïntegreerde meldpunt Zorg en Overlast/ Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) fungeert als spil van de uitvoerende regie binnen de vijftien lokale zorgnet-werken en specialistische hulpverleningsteams. Daarin komen de regionale en lokale bestuurlijke en zorginhoudelijke afstemming samen. In de lokale zorgnetwerken worden
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
14
regionale en lokale voor-zieningen aanvullend op elkaar ingezet en worden knelpunten in de aansluiting van de regionale en lokale zorgvoorzieningen gesignaleerd. De GGD heeft in 2006 het meldpunt Zorg en Overlast ingesteld en er zijn vijftien lokale zorgnetwerken: in Dordrecht (Centrum, Reeland, Staart, Stadspolders, Sterrenburg, Wielwijk, Crabbehof, Krispijn en een Overlastoverleg), Zwijndrecht, Hendrik Ido Ambacht, Alblasserdam, Papendrecht, Sliedrecht, Binnenwaard1, Binnenwaard2, Gorinchem, en Leerdam/ Zederik. De GGD coördineert de lokale zorgnetwerken en specialistische teams rondom specifieke of meervoudige en complexe vormen van maatschappelijke zorg; huiselijk geweld (Regionaal Hulpverleningsteam), vervuiling, dreigende uithuiszetting, ouderenmishandeling en gezinscoaching. Op dit moment ziet de keten van zorg er zo uit:
HULPVRAAG/ SIGNALEREN
TOELEIDING
Zorginstellingen: De Grote Rivieren ggz Bouman ggz Leger des Heils Blijf van mijn Lijf/ ASHG Opmaat; AMW/ Thuiszorg Rivas
GGd Meldpunt ZO/ ASHG Zorgnetwerken Specialistische teams Huiselijk geweld Vervuiling Laatste kans op wonen Gezinscoaching Ouderenmishandeling
(BEMOEI/ NA) ZORG
Zorginstellingen: De Grote Rivieren ggz Bouman ggz Leger des Heils Blijf van mijn Lijf/ ASHG Opmaat; AMW/ Thuiszorg Rivas
Meldpunt ZO Zorgnetwerken Specialistische teams
Woningbouwcorporaties
Sociale Diensten
POLITIE
3.3 Knelpunten De knelpunten die zich voordoen bij de maatschappelijke opvang worden in hoofdstuk vier beschreven, omdat zij onderdeel zijn van het Regionaal Kompas Zuid-Holland Zuid. De meer algemene knelpunten die zijn geconstateerd worden hieronder globaal beschreven. Wij baseren ons onder andere op de eerste monitor maatschappelijke zorg van de GGD.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
15
Onvoldoende preventie In de monitor wordt aangegeven dat op dit moment aan het voorkomen van problemen nog geen fractie van het geld wordt uitgegeven als dat vergeleken wordt met het geld dat uitgegeven wordt aan zorg en rehabilitatie. De OGGz-groep is onvoldoende in beeld Uit de monitor maatschappelijke zorg blijkt dat er alleen schattingen gemaakt kunnen worden van belangrijke doelgroepen van de maatschappelijke zorg. Een eenduidige registratie en een gezamenlijk cliëntvolgsysteem ontbreekt. Onvoldoende samenwerking en afstemming van organisaties In de monitor wordt geconstateerd dat er nog winst te behalen is wat betreft samenwerking en afstemming van de organisaties onderling. Onvoldoende regie op verschillende niveaus Er is een te grote mate van vrijblijvendheid in de samenwerking zowel op strategisch, tactisch als cliëntniveau. Problematiek overlastgevers Tot nu toe fungeerde er een apart zorgnetwerk voor overlastgevers in het centrum van Dordrecht. De samenwerking was te vrijblijvend en niet voldoende concreet. Eind 2007 is dat team omgevormd tot een Toeleidingsteam overlastgevers met daar in een vaste vertegenwoordiging hulpverleners van de meest betrokken instellingen. In de opstartfase heeft de gemeente Dordrecht de projectleiding. Het team wordt gecoördineerd door de GGD. In het toeleidingsteam moet gewerkt gaan worden met trajectplannen voor iedere overlastgever en ieder cliënt krijgt een casemanager toegewezen die toeziet op de uitvoering van de gemaakte plannen van toeleiding naar zorg en het regelen van praktische voorzieningen; huisvesting, financiën, dagbesteding en zorg. Ontbreken van crisisopvang voor gezinnen Er zijn in de regio geen opvangplaatsen meer voor gezinnen die niet meer door woningcorporaties worden toegelaten.
3.4 Doelstellingen Op basis van de eerder beschreven omvang van de doelgroepen en knelpunten in de keten van zorg, formuleren we de volgende algemene doelstelling voor de maatschappelijke zorg: In 2014 hebben alle personen die vallen onder de doelgroepen van de maatschappelijke zorg een hulpverleningstraject aangeboden gekregen.
In hoofdstuk 7 presenteren wij een regiemodel voor maatschappelijke zorg dat wij gefaseerd willen invoeren waar het gaat om de doelgroepen. Wij stellen ons met betrekking tot de fasering en de doelgroepen de volgende subdoelstellingen: 1. begin 2008 is een plan van aanpak opgesteld voor de implementatie van een regiemodel; 2. in 2009 is van alle geregistreerde OGGz-cliënten bekend of ze een uitkering ontvangen, of zij verzekerd zijn voor ziektekosten en of er behoefte is aan budgetbeheer of begeleiding; 3. in 2009 is er voor alle zwerfjongeren nachtopvang; 4. in 2011 zijn alle bekende dak- en thuislozen in een hulpverleningstraject opgenomen, inclusief opvang voor huisvesting; 5. in 2011 zijn alle veelplegers en ex-gedetineerden in beeld en waar nodig in een traject opgenomen; 6. in 2014 zijn ook de bekende zorgmijders in een traject opgenomen.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
16
In 2010 zullen wij een tussenstand opmaken en het beleid waar nodig bijstellen. Bekeken wordt of ook budgetten van gemeenten, zorgkantoren (AWBZ) en justitie gebundeld kunnen worden om zo de laatste stap te maken naar een vraaggerichte en persoonsgerichte aanpak. Vanaf 2009 schrijven we waar nodig jaarlijks uitvoeringsnotities voor de verschillende programmalijnen zie hoofdstuk 11.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
17
4. Maatschappelijke opvang In het voorgaande hoofdstuk hebben wij een beschrijving gegeven van de maatschappelijke zorg in het algemeen. In dit hoofdstuk gaan wij in op de huidige situatie van de maatschappelijke opvang, analyse knelpunten en ambities.
4.1 Huidig beleid Het beleid voor de maatschappelijke opvang was hoofdzakelijk gericht op twee belangrijke uitgangspunten: 1. handhaven van de capaciteit; 2. bevorderen van de doorstroom door verkorting van de verblijfsduur. In de afgelopen periode zijn de afspraken in het kader van het grotestedenbeleid (GSB) leidend geweest voor het beleid. Binnen de derde periode van het grotestedenbeleid (GSB III) zijn met het Rijk resultaatafspraken gemaakt over de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en de ambulante verslavingszorg. Deze afspraken lopen tot en met 2009. In 2005 heeft de gemeenteraad ingestemd met de Notitie Maatschappelijke Opvang in beweging. Als grootste knelpunt werd in de nota de toenemende druk op de bestaande opvangcapaciteit genoemd. De maatschappelijke opvang is bedoeld voor tijdelijke opvang in combinatie met basale begeleiding. In de praktijk bleek dat er sprake was van verstopping, omdat cliënten langdurig gebruik maakten van deze voorzieningen. Ten aanzien van het bevorderen van de doorstroom werden onder andere de volgende maatregelen voorgesteld: 1. introduceren van zorgverlening in de maatschappelijke opvang, casemanagement en nazorg; 2. ambulant maken van de crisisopvang en daarbij het begeleid wonen zoveel als mogelijk op kostprijsniveau te subsidiëren; 3. de verblijfsduur nadrukkelijker te normeren; 4. met het zorgkantoor een fundamentele discussie te gaan voeren over de verantwoordelijkheid voor tijdelijke en permanente opvang. Inmiddels heeft de gemeenteraad van Dordrecht besloten om een Hostel voor chronisch verslaafde daklozen (AWBZ-gefinancierd) in te richten. Daarmee wordt de capaciteit voor een deel van de doelgroep vergroot. Beleid ambulante verslavingszorg In 2005 heeft de gemeenteraad van Dordrecht de nota Verslavingsbeleid Herijkt vastgesteld. Het beleid is hoofdzakelijk gericht op preventie van gezondheidsrisico’s en negatieve maatschappelijke gevolgen die voortvloeien uit gebruik van verslavende middelen. In de nota wordt aangeven dat de gemeente meer dan voorheen het accent wil leggen op preventie en ‘harm reduction’. In de nota worden acties beschreven die invulling geven aan deze accentverschuiving.
4.2 Omvang van dakloosheid in de regio Het is niet eenvoudig een goed beeld te schetsen van het aantal dak- en thuislozen en van de aard van hun problematiek. Toch menen wij dat wij er in geslaagd zijn om in een eerste aanzet een redelijk beeld schetsen van de doelgroep. Daarmee kunnen wij een aantal concrete doelstellingen formuleren. Voor de verdere ontwikkeling van concrete beleidsdoelstellingen is noodzakelijk dat we afspraken maken over eenduidige registratie en gezamenlijk te hanteren definities. Door een beter registratiesysteem zullen wij onze doelgroepen nog exacter in beeld krijgen. Om de situatie in de regio Zuid-Holland Zuid in beeld te krijgen hebben wij zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek laten verrichten. Dit hebben wij gedaan door middel van twee onderzoeken: 1. de monitor maatschappelijke zorg van de GGD Zuid-Holland Zuid 2007;
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
18
2. onderzoek Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden” van Intraval 1 .
4.2.1 Monitor maatschappelijke zorg Zuid Holland Zuid Wij weten niet precies hoeveel mensen er in de regio Zuid-Holland Zuid dakloos zijn die niet bekend zijn bij instellingen. Er is door de GGD een telling verricht naar daklozen die wel bekend zijn bij de instellingen. Er zijn twee methoden toegepast: schatten en tellen. Schatten Op basis van landelijke onderzoeken over de omvang van de doelgroepen van maatschappelijke opvang heeft de GGD een schatting gedaan van het aantal dak- en thuislozen in onze regio. Beschikbare schattingen lopen echter sterk uiteen, afhankelijk van de methodiek die gehanteerd wordt. Tabel 1 schattingen aantallen daklozen
Bron
Aantal regio ZHZ
Dak-en thuislozen
De Bruin e.a. (2003) Monitor maatschappelijke opvang (200) Leger des Heils (2002)
Zwerfjongeren
Rekenkamer (2002)
342 625-875 1.650 70-120
Tellen De GGD heeft op verzoek van de gemeente Dordrecht een verdiepingsslag gemaakt waarbij zij aan acht instellingen heeft gevraagd om over bij hen bekende dak- en thuislozen de volgende gegevens aan te leveren: geslacht, leeftijd, etniciteit, feitelijk of residentieel dakloos, zwerfjongeren, vormen van verslaving (alcohol, drugs, gokken, medicijnverslaving en overige), psychiatrische ziekte, beperkt verstandelijk vermogen, slachtoffer huiselijk geweld, Dader huiselijk geweld, veelpleger, overlastgever, schulden, wel of geen uitkering en verzekerd voor ziektekosten. Instellingen die hebben bijgedragen aan het verdiepingsonderzoek zijn: 1. Jeugdzorg (Entree en T-team); 2. Blijf van m’n Lijf; 3. De Hoop; 4. Leger des Heils; 5. Sociale Dienst Drechtsteden; 6. Bouman GGz; 7. De Grote Rivieren (GGz). Deze instellingen hebben een lijst van unieke personen samengesteld (geanonimiseerd). De geleverde instellingen bevatten in totaal bij 2500 records met in totaal 2218 unieke personen. Bijna tweederde van de personen is man (65%) en eenderde vrouw (34%). Uit de gegevens blijkt dat 218 personen in 2007 met meerdere instanties contact heeft gehad: 174 waren bij twee instellingen bekend en 44 bij drie of meer bekend. Feitelijk dakloos: Residentieel dakloos: Totaal:
444 146 590
Van deze 590 personen zijn 103 zwerfjongeren (jonger 23 jaar). Het aantal bekende daklozen is tenminste 590. Hoogst waarschijnlijk is het werkelijke aantal hoger, omdat niet alle daklozen bij instellingen bekend of geregistreerd zijn. Dit geldt ook voor het
1 Dit onderzoek is gedaan in het kader van het WMO pilotproject Gespreide huisvesting bijzondere doelgroepen in de Drechtsteden, van VWS.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
19
aantal zwerfjongeren (103). Bovendien hebben niet alle instellingen de gevraagde gegevens geleverd. Wij schatten het totaal aantal daklozen in de regio op 875 (geregistreerd en niet geregistreerd). Op basis van landelijke onderzoeken schatten we het aantal mensen dat potentieel daklozen is op 2000 - 3700 mensen. Het verdiepingsonderzoek dat de GGD heeft gedaan met de instellingen geeft ons iets meer zicht op het aantal feitelijk dakloze en residentieel dakloze cliënten. Tabel 2 Geregistreerde daklozen in de regio Zuid-Holland Zuid in 2007
Feitelijk daklozen
Residentieel daklozen
zwerfjongeren
362
125
103
Man 88% Vrouw 12%
Man 64% Vrouw 36%
Man 58% Vrouw 42%
Totaal Geslacht
Tabel 3 Problematiek daklozen in Zuid-Holland Zuid 2007
Feitelijk daklozen
Residentieel daklozen
Zwerfjongeren
Problematisch alcoholgebruik
32%
45%
18%
Problematisch drugsgebruik
28%
44%
33%
Drugs- én alcoholgebruik
17%
27%
18%
Psychiatrische stoornis
31%
54%
33%
Veelpleger
-
-
21%
Slachtoffer huiselijk geweld
-
21%
28%
Overlastgever
15%
18%
26%
Problematische schulden
16%
33%
49%
Een belangrijke risicofactor vormen de huisuitzettingen. Het gaat bijna altijd om mensen die meerdere problemen tegelijkertijd hebben. In het kader van de monitor maatschappelijk zorg is aan woningbouwcorporaties de vraag gesteld hoeveel uithuiszettingen er de afgelopen jaren waren. Hier volgt een overzicht van de corporaties die de vraag hebben beantwoord. Tabel 4 aantal uithuiszettingen per organisatie
Woningbouwcorporaties
2004
2005
2006
Pallissade
3
3
4
Beter wonen streefkerk
0
0
0
32
35
23
Tablis wonen
9
12
11
Hardinxveld-Giessendam
0
2
2
Forta
10
6
10
Bevo
19
30
21
Interstede
17
27
27
Krijspijn wonen
Westwaard wonen
13
12
9
Progrez
34
52
40
Lek en Waard wonen
4
3
1
Goed wonen Zederik
0
0
0
141
182
148
Totaal
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
20
In Gorinchem is een groep van vijf tot acht daklozen die niet terecht wil in Dordrecht. Hierdoor blijft de problematiek onopgelost, omdat er aan deze kant van de regio (Oost) geen opvangvoorziening is.
4.2.2 Aard van de problematiek In opdracht van de Drechtsteden is er door onderzoeksbureau Intraval in 2006 onderzoek gedaan naar de leefsituatie en hulpbehoefte van daklozen en GGz-cliënten. Men heeft met 72 dak- en thuislozen gesprekken gevoerd. Enkele belangrijke conclusies zijn: 1. een ruime meerderheid kan zich niet zelfstandig redden op de woningmarkt: alle daklozen en 2/3-deel van de GGz-cliënten; 2. de financiële situatie is zorgelijk; meer dan de helft kampt met schulden. De schulden staan het vinden en aanhouden van woonruimte in de weg. Velen geven aan het zonder hulp op dit gebied niet te redden. GGz-mensen ontvangen meer hulp bij hun financiële situatie dan daklozen; 3. ook de situatie met betrekking tot de dagbesteding is niet rooskleurig. Een meerderheid van beide doelgroepen heeft geen reguliere dagbesteding in de vorm van werk of een andere al dan niet vrijwillige dagbesteding. Dit geldt in het bijzonder voor de daklozen. GGz-cliënten lijken meer ontvankelijk voor het aanbod van bijvoorbeeld werken op een zorgboerderij dan daklozen. Meer dan elders in Nederland geven de geïnterviewde dak- en thuislozen in de Drechtsteden aan contact te hebben met vrienden en familieleden. Deze contacten leiden echter niet tot een hechter sociaal netwerk waardoor cliënten zich gesteund voelen. Over het algemeen voelen zij zich eenzaam en leiden zij een solitair bestaan; 4. een meerderheid van de leden van de doelgroepen gebruikt middelen in de vorm van harddrugs, softdrugs en/of alcohol. Het is lastig te beoordelen of dit oorzaak of gevolg is van de dakloosheid en/of psychiatrische problematiek. Voor de GGz-cliënten valt op dat cocaïne het meest gebruikte middel is. De onderzoekers geven aan dat dit middel de problematiek kan verergeren, omdat cocaïne opwekkend is en niet rustgevend. Huisvesting Volgens het onderzoek van Intraval heeft 80% van de dak- en thuislozen behoefte aan hulp op het gebied van huisvesting- en woonbegeleiding, dit is bij de helft van de GGz-cliënten het geval. De gewenste typen huisvesting verschillen. Een aantal wil een eigen woning. Weer anderen geven aan blij te zijn met een kraakwoning. Bij de groep die op straat leeft is de nachtopvang of de 24-uurs opvang geen optie. Zij kiezen er voor hier geen gebruik van te maken. Dagbesteding Ruim de helft is ontevreden over zijn of haar dagbesteding, vooral bij daklozen. Een groot deel van de dak- en thuislozen zou zich graag toeleggen op reguliere (parttime) werkzaamheden. Een derde vindt het belangrijk ondersteuning te krijgen bij de dagbesteding. De ontevredenheid over de dagbesteding is het grootst bij daklozen. Financiële situatie De hulpbehoefte op het gebied van de eigen financiën wordt veroorzaakt door het gegeven dat de doelgroep aangeeft geen overzicht te hebben over de eigen inkomsten en schulden. Door de problemen op andere leefgebieden voelt men zich veelal niet in staat de financiële problematiek te lijf te gaan. Deze mensen kunnen eenvoudig niet (meer) omgaan met geld. De helft van de geïnterviewden krijgt hulp van het Leger des Heils of de GGz in de vorm van financieel (budget)beheer. Een zesde van de groep bevindt zich in een schuldsaneringtraject. Men heeft behoefte aan meer betaalde dagactiviteiten. Psychische problematiek Psychische hulpverlening vinden dak- en thuislozen minder belangrijk dan GGz-cliënten. De meeste GGz-cliënten geven aan zich niet (meer) zonder die hulpverlening te kunnen redden. Regionale spreiding en regiobinding van de doelgroep
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
21
Uit een onderzoek dat in 2005 gedaan is in het kader van de proeftuin WMO Drechtsteden over de spreiding van bijzondere groepen in de regio Drechtsteden, bleek dat de daklozen voor verreweg het grootste deel zich in de gemeente Dordrecht bevinden. Bureau Intraval 2 heeft in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoek gedaan naar de gevolgen van het in Rotterdam gehanteerde criterium ‘regiobinding’ in de maatschappelijke opvang. Een van de voorwaarden om in Rotterdam onderdak te krijgen is het hebben van een binding met de regio waarvan Rotterdam centrumgemeente is. De quickscan moest een indruk geven in hoeverre er in een aantal centrumgemeenten in Nederland sprake is van aanwas door in Rotterdam afgewezen daklozen. De uitkomst van het onderzoek is dat dit niet het geval blijkt te zijn. Toch is er volgens Intraval voor Dordrecht wel een gevolg van dit Rotterdamse beleid. In Dordrecht konden in het verleden daklozen niet meer in de (volle) voorzieningen in Dordrecht terecht en werden naar Rotterdam verwezen. Dit is met de invoering van het criterium van de regiobinding niet meer mogelijk.
4.3 Veelplegers en Ex-gedetineerden Maatschappelijk herstel vraagt ook om nazorg voor mensen die uitstromen uit een hulpverleningstraject of detentie. Op dit moment functioneert een regionaal samenwerkingsverband voor de nazorg van veelplegers onder leiding van het Openbaar Ministerie en vanuit de lokale zorgnetwerken is er een nieuw Toeleidingsteam, voor mensen die overlast veroorzaken in de (semi) publieke ruimte. Een deel van de doelgroep wordt wisselend vanuit het veelplegeroverleg en het overlastoverleg gevolgd. Er is ook overlap in de partijen die in de samenwerkingsverbanden deelnemen. Het begeleidings-aanbod betreft de personen die afkomstig zijn uit de eigen woongemeenten. In de zorg en begeleiding van veelplegers en overlastgevers zal bezien worden hoe reeds gestarte zorg en toeleiding tijdens kortdurende detentie kan worden gecontinueerd. Tijdens langdurige detentie is Justitie verantwoordelijk voor zorg en begeleiding. Ook zal bezien worden in hoeverre kortdurende perioden van detentie benut kunnen worden voor het leggen van contact en het toeleiden naar zorg- en behandeltrajecten. Wij zullen de nazorg voor veelplegers en overlastgevers bundelen in het regiemodel maatschappelijke opnemen. Veelplegers Voor de veelplegers bestaat er sinds medio 2004 een persoonsgebonden aanpak (PGA). De politie, openbaar ministerie, justitiële- en hulpverleningsinstellingen en de gemeente Dordrecht hebben met elkaar in het convenant-PGA een inspanningsverplichting afgesproken om een substantiële bijdrage te leveren aan het verminderen van criminaliteit en overlast in Dordrecht en het terugdringen van recidive door een geïntegreerde aanpak. Deze persoonsgebonden aanpak richt zich op vier categorieën: volwassen veelplegers 3 , jong volwassenen, jeugdige veelplegers 4 en high potentials. In het najaar 2005 hebben de partijen betrokken bij de nazorg de intentie uitgesproken om samen een sluitende aanpak te realiseren om de veelplegers zo adequaat mogelijke nazorg aan te bieden
2
Quick-scan Gevolgen regiobinding Rotterdam, 2007 Volwassen zeer actieve veelpleger: conform landelijk beleid worden in het Casusoverleg PGA-V de zeer actieve veelplegers besproken, welke hier in de aanvulling als uitgangspunt worden genomen. De definitie van deze (zeer actieve) veelplegers is: een persoon van 18 jaar of ouder die woont of verblijft in het arrondissement Dordrecht en die over een periode van vijf jaren (waarvan het peiljaar het laatste jaar vormt), meer dan 10 processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan tenminste 1 in het peiljaar. 4 Jeugdige veelpleger: een jongere in de leeftijd van 12 t/m 17 jaar die woont of verblijft in het arrondissement Dordrecht en die in het gehele criminele verleden meer dan 5 processenverbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan tenminste 1 in het peiljaar. 3
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
22
(in aansluiting op de inspanningen van de justitiële partners genoemd in het Convenant PGA). Dit is vastgelegd in het Convenant Nazorg Veelplegers. Welke nazorg een veelpleger krijgt, wordt bepaald in het Casusoverleg PGA-V (Volwassenen) dan wel het Casusoverleg PGA-J (Jeugd). In elk Casusoverleg zit een gemeentelijke accounthouder die de coördinatie voert op de verschillende trajecten binnen de nazorg. Het Casusoverleg is de verbindende schakel tussen de justitiële aanpak en de aanpak waar gemeente en hulpverlenende instellingen voor de nazorg in kunnen voorzien. De nazorg bestaat uit een zevental deelterreinen, namelijk: 1. identiteitspapieren en inschrijving gemeente Dordrecht; 2. huisvesting; 3. arbeid/inkomen; 4. onderwijs; 5. zorg; 6. schuldhulpverlening; 7. dagbesteding. Vooralsnog beperkt deze uitwerking van het convenant Nazorg Veelplegers zich tot de gemeente Dordrecht, maar gelet op de Arrondissementsbrede aanpak van veelplegers kan dit convenant als voorbeeld dienen voor samenwerking met andere gemeenten. Herstart Veelplegers die na detentie geen huisvesting hebben worden gerekend tot de doelgroep van de maatschappelijke opvang. Veelplegers hebben te maken met meervoudige problematiek en hebben behoefte aan een (tijdelijke) woonvorm waar structuur, stabilisatie en training kernuitgangspunten zijn. Het begeleidingsregime gaat uit van een integrale benadering, waar specifieke kennis en kunde van verschillende organisaties worden benut. Voor het slagen van begeleiding en het voorkomen van terugval is het noodzakelijk dat de hulpverlening al tijdens detentie wordt opgestart en de hulp op de verschillende deelterreinen (huisvesting, inkomen, etc.) in samenwerkingsverband wordt opgezet. Voor de begeleide huisvesting van veelplegers vanaf achttien jaar heeft het college voor 2007 en 2008 een eenmalige projectsubsidie aan het Leger des Heils (CWZW ZWN) ter beschikking gesteld. Het betreft een subsidie voor de activiteiten in het kader van de pilot Herstart. Aan de hand van een finale evaluatie in het najaar 2008 zal bekeken worden of en op welke wijze het project zal worden gecontinueerd. Ex-gedetineerden Jaarlijks worden in Nederland ruim 30.000 gedetineerden uit de gevangenis ontslagen die zich vervolgens ergens in een gemeente vestigen. Vaak is dit de gemeente van herkomst. Voor de gemeente Dordrecht gaat het jaarlijks om zo’n 500 tot 600 gedetineerden die na hun straf weer in Dordrecht (willen) terugkeren. Uit onderzoek blijkt dat het recidivecijfer onder gedetineerden hoog is (71 %). Dit wordt voor een deel veroorzaakt door een gebrekkige aansluiting van de nazorg op de detentieperiode. In de overgang tussen detentie en de vrije maatschappij doen zich namelijk de nodige knelpunten voor. Een gedetineerde die vrij komt heeft vaak moeite met het vinden van huisvesting, het aanvragen van een uitkering en de toeleiding naar scholing of werk. Hierbij speelt dat gemeenten en andere instanties waar de (ex-)gedetineerde mee te maken kan krijgen niet worden geïnformeerd over zijn vrijlating, zijn achtergronden en/of eventuele trajecten die de (ex-)gedetineerde al binnen de gevangenis heeft doorlopen. Daardoor kunnen handelingen zoals het aanvragen van een uitkering of een nieuw identiteitsbewijs voor een ex-gedetineerde moeizaam verlopen. Dergelijke negatieve ervaringen kunnen bewerkstelligen dat een ex-gedetineerde weer terugvalt in zijn oude gedrag. Indien de aansluiting tussen gevangenis en maatschappij wordt verbeterd mag worden verwacht dat het recidivecijfer daalt. Voor gemeente Dordrecht is dit van belang, omdat door verlaging van
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
23
de recidive het criminaliteitscijfer binnen onze grenzen zal dalen wat een positief effect heeft op de sociale veiligheid in de gemeente en de veiligheidsgevoelens van de burgers. Justitie is eerstverantwoordelijke voor de re-integratie van gedetineerden binnen het justitiële kader (tijdens hechtenis en intra- of extramurale tenuitvoerlegging van een straf). Buiten het justitiële kader is de nazorg voor ex-gedetineerden een verantwoordelijkheid van gemeenten en zorginstellingen, zo staat geformuleerd in een brief van de minister van justitie van 11 maart 2005 aan de Tweede Kamer. In de WMO wordt de verantwoordelijkheid voor opvang en nazorg van ex-gedetineerden voornamelijk bij gemeenten neergelegd. Op dit moment loopt het aangekondigde onderzoek naar de verwachte taken van gemeenten en de daarvoor benodigde middelen. Het kabinet en de VNG maken afspraken over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de nazorg voor ex-gedetineerden, naast de afspraken voor veelplegers en maatschappelijke opvang doelgroep (Samen aan de slag, Bestuursakkoord rijk en gemeenten). De gemeente Dordrecht is met de Sociale Dienst Drechtsteden en de Dienst Justitiële Inrichtingen in gesprek om een meldpunt ex-gedetineerden tot stand te gaan brengen. Gelet op de vraagstukken waar ex-gedetineerden mee worden geconfronteerd (evenals bij veelplegers liggen die vnl. op het gebied van inkomen, werk, schuldsanering en huisvesting) lijkt de onderbrenging van een dergelijk meldpunt bij de sociale dienst voor de hand te liggen. Veel andere gemeenten hebben voor die constructie gekozen.
4.4 Aanbod In Dordrecht is het beleid tot nu toe vooral gericht geweest op vergroting van de opvangcapaciteit door de doorstroom in de tijdelijke opvangvoorzieningen te bevorderen. Met het inrichten van een hostel voor chronisch verslaafde daklozen zal er echter ook extra capaciteit bij komen. Ook Stichting de Hoop heeft haar capaciteit uitgebreid. De Hoop heeft echter geen regionaal, maar een landelijk werkingsgebied. De hoeveelheid mensen die het aanbod onderdak kan bieden hangt af van de duur van het verblijf. In onderstaand overzicht doen we een poging om het aanbod en de omvang van de doelgroepen met elkaar in verband te brengen. Het laat zich aanzien dat dat niet is gelukt omdat instellingen nog niet dezelfde definities voor doelgroepen en voorzieningen hanteren. Het is een van de opgaven voor het verder ontwikkelen van de monitor en regionale registratie afspraken. We geven in het hoofdlijnen aan welke voorzieningen er in de regio zijn, wat de capaciteit is in termen van plaatsen en hoeveel mensen van die plaatsen gebruik kunnen maken. We zetten daar tegenover in de laatste kolom de geschatte omvang van de doelgroep dak- en thuislozen. De maatschappelijke opvang biedt plaats aan bijna 600 mensen, terwijl we de doelgroep op ruim 700 schatten. Daar staat tegenover dat voorzieningen voor begeleid wonen volgens dit overzicht meer plaats biedt dan de geschatte omvang van de doelgroep.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
24
Tabel 5. Voorzieningen op ladder van uitval en herstel
Soort opvang, inclusief vrouwenopvang
Totaal aantal plaatsen
Aantal plaatsen per voorziening
Capaciteit aantal personen plaatsen/ verblijfsduur
Buitenslapers Laagdrempelige opvang
Dagopvang: Nachtopvang:
115 28
Wonen met toezicht
RIBW: Maatschappelijke opvang
185
Begeleid wonen Ambulante woonbegeiding
61 (39)
Aantal daken thuislozen 28
115*
705
550
285
RIBW +/- 3 mnden MO +/- 2 jaar VO +/- 4 mnden
Maatschappelijke opvang
68 (27)
95
240
Maatschappelijke opvang
113 (32)
145
waarvan een deel 2 jaar verblijft
170
* voor een deel van de mensen die gebruikt maakt van de dagopvang is ook ruimte in de nachtopvang.
In bijlage 3 geven wij een uitgebreid overzicht van het huidige aanbod maatschappelijke zorg.
4.5 Knelpunten Op basis van bovenstaande paragrafen beschrijven wij de knelpunten in de maatschappelijke opvang. Wij baseren ons hierbij zowel op de uitkomsten van een onderzoek bij de instellingen (Monitor Maatschappelijke zorg) als het onderzoek dat Intraval heeft gedaan onder 72 dak- en thuislozen en GGz-cliënten. De volgende knelpunten kwamen in het onderzoek naar voren: 1. bij een groot deel van de verslaafde daklozen die overlast veroorzaken heeft herhaalde pogingen om van de verslaving af te komen geen resultaat gehad; 2. het aantal zwerfjongeren dat buiten slaapt is zorgwekkend; 3. de structuur van de maatschappelijke opvang is niet voldoende gedifferentieerd in termen van aansluiting op de opvangbehoefte en daginvulling; 4. er zijn te weinig mogelijkheden voor zelfstandige huisvesting met toegesneden begeleiding; 5. de aanpak sluit onvoldoende aan bij de complexiteit van meervoudige hulpvragen; 6. wij hebben de mensen om wie het gaat nog onvoldoende in beeld. Instellingen hanteren verschillende registratiesystemen. Niet altijd is duidelijk wie de verantwoordelijke casemanager is; 7. gebrek aan inzicht in de aard van het middelengebruik staat verbetering van de maatschappelijke situatie in de weg (te veel verschillende stimulerende middelen); 8. er wordt overlast ervaren door de aanwezigheid van daklozen in het publieke domein; 9. uithuiszettingen hebben voor kinderen altijd grote negatieve consequenties; 10. wij missen een niet vrijblijvende en goed functionerende keten van zorg met een centrale regie op verschillende niveaus: strategisch, tactisch en op het niveau van de cliënt; 11. opvangvoorzieningen en deskundigheid zijn onvoldoende gespreid in de regio; 12. in een aantal opvangvoorzieningen leidde gebrekkige doorstroom tot verstopping. De situatie lijkt inmiddels verbeterd en blijft een aandachtspunt; 13. wij missen opvangvoorzieningen voor mensen van wie wij moeten accepteren dat ze chronisch verslaafd zijn, een psychiatrische stoornis of verstandelijke beperking hebben; 14. GGz cliënten in onder andere de maatschappelijke opvang voelen zich dikwijls niet begrepen door hulpverleners. Zij geven in diverse onderzoeken aan dat meer aandacht voor bejegening en inzet van ervaringsdeskundigheid de kwaliteit van de begeleiding ten goede kan komen.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
25
4.6 Analyse Wij mogen er rustig vanuit gaan dat de groep van de werkelijke daklozen groter is dan de getelde groep die in deze monitor worden vermeld. De veronderstelling is dat het werkelijke aantal ligt rond de 875. De opvangcapaciteit op dit moment is nog onvoldoende en te weinig gedifferentieerd. Indien wij opvang voor 24 chronisch verslaafde daklozen (Hostel), opvang voor 8 zwerfjongeren, 2 crisisplaatsen voor gezinnen en 6 plaatsen voor maatschappelijke opvang in het oosten van de regio kunnen realiseren, zijn er genoeg opvangplaatsen. Hoewel bovenstaande tabellen de geregistreerde daklozen betreft, komt er toch een beeld naar voren. Bij de volwassen daklozen (ouder dan 23 jaar) is 12% vrouw. Bij de zwerfjongeren is dat veel meer, namelijk 42 %.Onder de daklozen is een groot aantal jongeren. Opvallend is het hoge percentage daklozen met een psychiatrische stoornis. Ook valt op dat bijna de helft van de jongeren problematische schulden heeft. Problematisch alcoholgebruik en/of drugsgebruik komen veel voor. De cijfers van de monitor maatschappelijke zorg bevestigen het beeld van het onderzoek van Intraval: het betreft een groep mensen met zware en dikwijls meervoudige problematiek. Omdat niet alle instellingen de vragen over de verschillende aspecten van de problematiek blijken te registreren, is het waarschijnlijk dat er sprake is van onderschatting. Er zijn geen betrouwbare gegevens over het aandeel mensen met een verstandelijke beperking in deze populatie. Dit gegeven is echter wel relevant voor de aanpak van de problematiek. Over het aandeel allochtonen is niets bekend. De indruk van deskundigen is dat er heel wat dakloze allochtonen zijn die niet bij de hulpverlening terecht komen. Er wordt verondersteld dat veel allochtonen die een zwervend bestaan hebben geleid of nog leiden, dikwijls een criminele carrière ontwikkelen. De GGD geeft terecht aan dat hier een vraag ligt voor een vervolgonderzoek. Uit het veldonderzoek van Intraval blijkt dat de problematiek zwaar en complex is. De conclusie is dat een aanpak integraal op alle leefgebieden tegelijkertijd gericht moet zijn. Het gegeven dat in de oost kant van de regio (Gorinchem/Leerdam) wel problematiek is, maar geen opvang, kan gemakkelijk leiden tot concentratie in de centrumgemeente. In de praktijk blijken er daklozen te zijn in Gorinchem die niet naar de centrumgemeente kunnen en willen vertrekken. Het bieden van opvang en hulp in de eigen omgeving wordt als een voordeel beschouwd. Er is ook een onevenwichtigheid als het gaat om het opbouwen van expertise tussen het westelijk deel van de regio en het oostelijke deel. Dit heeft te maken met de concentratie van probleemgroepen en opvangvoorzieningen in Dordrecht.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
26
4.7 Ambities maatschappelijke opvang Wij benoemen de volgende doelstellingen voor de maatschappelijke opvang. Als hoofddoelstelling formuleren wij: Vanaf 2012 heeft 100% van de dak- en thuislozen (incl. zwerfjongeren) een trajectplan met duidelijk begeleidingsdoel en eindverantwoordelijke instelling.
Operationele doelstellingen 1. Het omlaag brengen van de gemiddelde verblijfsduur in de residentiële maatschappelijke opvang van 484 dagen in 2004 naar 397 dagen in 2009 (18%). GSB III 2. Het omlaag brengen van de gemiddelde verblijfsduur van begeleid wonen van 490 dagen in 2004 naar 407 dagen in 2009 (17%) waardoor er meer mensen kunnen worden opgevangen. GSB III 3. Eind 2011 zijn er 50% minder meldingen van overlast door dak- en thuislozen en in 2014 is dat 70% vergeleken met 2007. Wij gaan er hierbij vanuit dat er geen afwenteling plaatsvindt vanuit andere regio’s en ieder zijn verantwoordelijkheid neemt. 4. Vanaf 2008 worden er geen gezinnen met kinderen onder 18 jaar uit huis gezet zonder opvang en hulpverlening. 5. Voor 2009 is voor alle ex-gedetineerden in beeld of zij bij in vrijheidsstelling ondersteuning nodig hebben. 6. Alle zwerfjongeren die buiten slapen krijgen onderdak. Dit is vóór 2009 gerealiseerd. 7. Vanaf 2011 werken wij met een persoonsgericht regiemodel (hoofdstuk 7). Wij starten met de groep van dak- en thuislozen. In 2014 is dit ook voor andere groepen van de maatschappelijke zorg gerealiseerd zoals dreigend daklozen, ex-klinische patiënten De eerste twee doelstellingen zijn al vastgelegd in de afspraken die in het kader van GSB III met het Rijk zijn gemaakt.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
27
5. Verslavingszorg Het huidige verslavingsbeleid ligt vast in de afspraken die Dordrecht in 2004 maakte met het Rijk in het kader van het grote stedenbeleid (GSB III). Wij leggen het accent op opvang en ondersteuning van chronisch verslaafden. Onder de doelgroep zijn relatief veel overlastveroorzakers en veelplegers. In 2005 is het verslavingsbeleid herijkt. Gesteld werd dat er gezien de ontwikkelingen in het aanbod, de vraag, de visie op de verslavingszorg geen rigoureuze wijziging in de uitgangspunten van het gemeentelijke beleid nodig waren. Het huidige beleid kent de volgende doelen: 1. preventie • preventieprogramma’s; • voorlichting (zowel algemeen als aan risicogroepen); • consultatie. 2. behandeling • mogelijkheden om af te kicken; • werken aan maatschappelijk herstel. 3. harm reduction • draaglijk maken van de verslaving voor de gebruiker (cure); • medische en maatschappelijke begeleiding van de verslaafde (care); • werken aan maatschappelijk herstel, waarbij het realistisch is op te merken dat abstinentie (afkicken) niet altijd haalbaar is. Er zijn de laatste jaren verbeteringen ingevoerd met betrekking tot het bereik van de ambulante verslavingszorg zoals: • meldmogelijkheden; • outreachende hulpverlening; • 24-uurs bereik; • participatie van de verslavingszorg in de lokale zorgnetwerken; • participatie van de verslavingszorg in het hulpverleningsteam huiselijk geweld.
5.1 Preventie alcohol- en drugsgebruik bij jongeren Wij weten niet precies welke preventieve activiteiten er in de verschillende gemeenten plaatsvinden. Om te kunnen afstemmen moet er een overzicht zijn van wat er in de verschillende gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid momenteel gebeurt met betrekking tot de maatschappelijke zorg al dan niet in het kader van het lokaal gezondheidsbeleid. Hier is een inventarisatie nodig. In 2008 maakt de centrumgemeente een overzicht van de preventieve activiteiten en de voorzieningen met betrekking tot de maatschappelijke zorg in de regiogemeenten van de regio Zuid-Holland Zuid inclusief de acties in het kader van bestrijden van geweld in afhankelijkheids-relaties. Alcoholgebruik bij jongeren is een speerpunt van het lokaal gezondheidsbeleid. Dit geldt ook voor de psychosociale problemen zoals depressie en eenzaamheid. De volgende doelstelling is geformuleerd over alcoholgebruik door jongeren: De gemiddelde leeftijd van het eerste alcoholgebruik is verhoogd en het aantal momenten dat jongeren alcohol nuttigen en het gemiddelde aantal glazen alcohol per keer is verlaagd ten opzichte van de onderzoeksgegevens schooljaar 2005/ 2006. De aanpak van alcoholgebruik door jongeren richt zichten wij vooral op het voortgezet onderwijs.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
28
Gemeenten en GGD zetten methoden in die hun werking hebben bewezen (evidence based). Zo’n methodiek is het project De Gezonde School en Genotmiddelen dat door het Trimbos Instituut is ontwikkeld. Het project is gericht op leerlingen van twaalf tot zestien jaar en kent een intermediaire doelgroep bestaande uit schooldirectie, docenten en ouders. Het doel is het uitstellen van het eerste gebruik en het voorkomen van riskant experimenteergedrag onder jongeren. Tevens zijn leerlingen door het project in staat de risico’s van roken, alcohol, blowen, gokken en XTC in te schatten en zich verantwoordelijk te gedragen met het oog op hun eigen gezondheid en die van anderen. Jongeren worden zelf nadrukkelijk betrokken bij dit project. Het project is niet bedoeld als eenmalige activiteit, maar als structurele invoering van schoolgezondheidsbeleid voor het onderdeel genotmiddelen. De projectduur is drie jaar; daarna zijn de activiteiten structureel ingebed. De methode Gezonde School en Genotmiddelen bestaat uit lesgeven, signaleren, afspraken maken en ouders betrekken. De aanpak in de regio wordt momenteel uitgewerkt in samenwerking met de volgende betrokken partijen: GGD ZHZ, Bouman GGz, De Hoop, Stichting Voorkom en de scholen voor Voortgezet Onderwijs. Het streven is op een aantal scholen te starten met dit project met ingang van schooljaar 2008-2009.
5.2 Ambities verslavingszorg Wij formuleren de volgende uitgangspunten voor de ambulante verslavingszorg: 1. de bovengenoemde uitgangspunten van beleid worden ook na 2008 voortgezet; 2. gezien de maatschappelijke ontwikkeling moet er ook aandacht zijn voor een jongere doelgroep als het gaat om alcoholgebruik. Deze groep is de laatste jaren nadrukkelijker in beeld gekomen als het gaat om de preventie; 3. een derde element betreft een kritische blik op het middelengebruik van verslaafden. In het onderzoek van Intraval onder GGz-cliënten en daklozen, bleek dat het soort middelen (drugs) die gebruikt werden het maatschappelijke functioneren in de weg staan. Intraval beveelt aan hier iets aan te doen. Men wijst op de negatieve effecten van het gebruik van stimulerende middelen. Onderzoeksopgave: Wij willen onderzoeken of aan de aard van het middelengebruik wat kan veranderen zodat de hulpverlening aan de groep verslaafden meer tot haar recht kan komen en overlast kan worden gereduceerd.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
29
6. Huiselijk geweld De minister van VWS spreekt de laatste tijd niet van “huiselijk geweld” maar van “geweld in afhankelijkheidsrelaties”. Het bestrijden van geweld in afhankelijkheidsrelaties is een verantwoordelijkheid van alle gemeenten. Dikwijls besluiten gemeenten om een deel van het beleid gezamenlijk vorm te laten geven door de GGD. In dat geval leggen gemeenten een deel van hun middelen voor dit doel bij elkaar. Centrumgemeenten zijn verantwoordelijk voor de (landelijke) vrouwenopvang.
6.1 Landelijke ontwikkelingen Huiselijk geweld en de bestrijding ervan krijgen de laatste tijd meer belangstelling van de media en van het kabinet. In een aantal gruwelijke incidenten zijn kinderen direct slachtoffer geworden van huiselijk geweld. Opgeschrikt door een dergelijk zaak in Zwijndrecht heeft onze regio een aantal jaren geleden de ontwikkeling van beleid tegen huiselijk geweld voortvarend opgepakt. De laatste tijd bleef het vanuit de gemeenten echter wat stil. Met het werkplan Doorontwikkeling regionale aanpak Huiselijk Geweld Drechtsteden en Alblasserwaard / Vijfheerenlanden geeft de gemeente Dordrecht een nieuwe impuls aan de ontwikkeling van het beleid tegen geweld in afhankelijkheidsrelaties. Het werkplan is als bijlage 8 opgenomen. Over huiselijk geweld bestaat soms een te eenzijdig beeld. Om spraakverwarring te voorkomen, geven wij hier allereerst een definitie afkomstig van het ministerie van Justitie. Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Onder geweld wordt aantasting van de persoonlijke integriteit verstaan met daarbij een onderscheid tussen psychisch (waaronder belaging) en lichamelijk (waaronder seksueel) geweld. De huiselijke kring van het slachtoffer bestaat uit (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Het begrip ‘huiselijk geweld’ betreft hier de relatie tussen dader en slachtoffer en niet de ‘locatie’ . 5 Bij huiselijk geweld gaat het dus ook om ouderenmishandeling, eergerelateerde geweld, jeugdprostitutie en loverboys (en lovergirls). Bij de vraag of de overheid moet interveniëren als het gaat om (dreigend) huiselijk geweld is er sprake van een dilemma. In onze maatschappij wordt om goede redenen veel waarde gehecht aan de autonomie van het gezin en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Ingrijpen in dat persoonlijke domein mag dan ook niet lichtvaardig gebeuren. De verzuilde samenleving met zijn vaste structuren heeft plaats gemaakt voor een gefragmenteerde en geïndividualiseerde samenleving. In die samenleving is sociale controle veel minder aan de orde dan voorheen. Bovendien is de samenleving gedifferentieerder geworden met de komst van niet-westerse immigranten. Wij worden ook in onze regio geconfronteerd met eergerelateerd geweld. De laatste tijd groeit het besef dat wij niet langer mogen wegkijken als het gaat om huiselijk geweld. Een ontwikkeling als het oprichten van centra voor jeugd en gezin wijst ook in die richting. De wet op het huisverbod past ook in die ontwikkeling. In de aanpak en hulpverlening is het inzicht gekomen dat de aandacht niet alleen gericht moet zijn op het slachtoffer maar op het gehele systeem. Dat betekent bijvoorbeeld dat kinderen die getuige zijn van geweld èn de pleger betrokken moet worden. Men gaat er van uit dat structurele aandacht voor kinderen in gezinnen waar huiselijk geweld plaatsvindt een zeer sterke preventieve werking heeft omdat ruim de helft van de slachtoffers èn de plegers van huiselijk geweld zelf als kind getuige of slachtoffer van (huiselijk) geweld is geweest. Er lijkt ook een sterke relatie te zijn tussen het pleger zijn van huiselijk geweld en het 5
Privé Geweld – Publieke Zaak, Ministerie van Justitie, Den Haag, april 2002
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
30
plegen van geweld in het publieke domein. Intensieve bestrijding van huiselijk geweld kan daarom een positief effect hebben op de veiligheid in het publieke domein. Onderzoek van deze vooronderstelling heeft op dit moment de volle aandacht van politie en justitie.
6.2 Problematiek in de regio In de regio Drechtsteden en Alblasserwaard/Vijfheerenlanden is in 2002 een convenant huiselijk geweld getekend om de aanpak van het huiselijk geweld in de keten op elkaar af te stemmen en te verbeteren. Dat heeft geleid tot het inrichten van het meldpunt Zorg en Overlast bij de GGD en een dekkend netwerk van lokale zorgnetwerken en specialistische teams waaronder twee regionale hulpverleningsteams Huiselijk Geweld. Bij stichting Blijf van m’n Lijf werd een Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) ingericht waarnaar slachtoffers kunnen bellen voor advies. Hiermee heeft de regio lange tijd behoord tot de landelijke voorhoede in de aanpak van huiselijk geweld. Deze positie is de regio echter kwijtgeraakt. Er is minder energie gestopt in het oppakken van nieuwe ontwikkelingen en initiatieven om huiselijk geweld terug te dringen en de slachtoffers, plegers en getuigen bij te staan. De regio beschikt over mobiele aansluitingen van het alarmeringssysteem AWARE (Abused Women’s Active Response Emergency). Bij Aware werken de vrouwenopvang in Dordrecht en de politie nauw samen. Over het algemeen gaat men er van uit dat slechts zo’n 12% van het huiselijk geweld bij de politie wordt gemeld. In een onderzoek van Van Dijk (1997) wordt geschat dat 45% van de Nederlandse bevolking zelf ooit slachtoffer is geworden van niet-incidenteel huiselijk geweld. Verondersteld wordt dat het niet melden van huiselijk geweld het probleem in stand houdt. In de monitor maatschappelijke zorg 2007 van de GGD Zuid-Holland Zuid worden de meldingen die bij de politie zijn gedaan weergegeven (zie het Werkplan Huiselijk Geweld dat is bijgevoegd (bijlage 8): 2004: 764 meldingen 2005: 1021 meldingen 2006: 1005 meldingen Uit het cijfermateriaal blijkt duidelijk dat huiselijk geweld verborgen blijft. Slechts een fractie van het aantal gevallen komt aan het licht door incidentmeldingen bij de politie. Het beeld bij de politie Zuid-Holland Zuid over 2006 wijkt nauwelijks af van het landelijke beeld uit 2005. In onze regio is het aantal gemelde incidenten het hoogst in het Wijkteam West. Vooral de hulpverlening aan plegers laat duidelijk te wensen over. Met slechts 5% van het aantal aangehouden verdachten wordt een intakegesprek gevoerd. In onze regio heeft dat in 2007 geleid tot hulp aan slechts 6 plegers. Bij de slachtoffers accepteert bijna 95% hulp. Bij het ASHG komen andere signalen over huiselijk geweld binnen dan bij de politie en het Meldpunt Zorg en Overlast. Slechts bij 20% van de contacten bij het ASHG is er sprake van een aangifte bij de politie. Uit 1. 2. 3.
bovenstaande beschrijving destilleren we de volgende knelpunten: de registratie van huiselijk geweld is niet eenduidig; het aantal meldingen is gezien de problematiek te laag; het aantal incidenten dat vanuit de politie wordt doorgegeven aan het meldpunt ZO/SHG) en op die mannier systematisch in een hulpverleningstraject wordt opgenomen is te laag. Dit heeft te maken met de afspraak dat meldingen door de politie alleen worden doorgegeven aan het meldpunt ZO/SHG als de betrokkenen dat willen; 4. in wijkteam West van Dordrecht zijn er verhoudingsgewijs veel meldingen waarvoor bijzondere aandacht is vereist; 5. het blijkt dat kinderen die getuige zijn van geweld hier ernstige gevolgen van kunnen ondervinden voor hun verdere leven. Een gerichte aanpak ontbreekt; 6. er worden in onze regio nog maar aan heel weinig plegers een hulpverleningstraject aangeboden; Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
31
7. de hulpverlening is onvoldoende systeemgericht; 8. de aanpak met betrekking tot de plegers is te weinig outreachend: de tijd die verloopt tussen melding en aanbod hulpverlening voor de pleger is te lang, waardoor de motivatie van de pleger is weggezakt; 9. er is meer tijd en geld nodig om huiselijk geweld tegen te gaan. De conclusie uit bovenstaande opsomming is dat wij nog geen sluitende aanpak van huiselijk geweld hebben kunnen realiseren.
6.3 Doelstellingen bestrijding huiselijk geweld De gemeente Dordrecht heeft in het kader van haar GSB-doelstellingen afgesproken om het aantal eerste meldingen huiselijk geweld bij de politie te laten stijgen en het aantal herhaalde meldingen terug te dringen. Dit komt in Dordrecht neer op een stijging van het aantal eerste meldingen met ongeveer 7% per jaar en een daling van het aantal herhaalmeldingen van ongeveer 4% per jaar. Dit percentage kan voor de hele regio worden aangehouden. 1. Het aantal meldingen krijgt het volgende verloop: GSB doelstellingen huiselijk geweld gemeente Dordrecht 2006
2007
2008
2009
2010
Eerste meldingen
450
500
525
550
600
Herhaalde meldingen
300
280
270
260
250
Het aantal eerste meldingen van huiselijk geweld is in 2010 met 30% gestegen ten opzichte van 2006. Het aantal herhaalde meldingen is in 2010 afgenomen met 17% ten opzichte van 2006. 2. In 2010 moet 80% van de hulp systeemgericht zijn: dat betekent dat er sprake is van een aanpak gericht op alle betrokkenen en multidisciplinair van karakter. 3. Het aantal gevallen dat door het regionaal hulpverleningsteam wordt geholpen moet in 2010 verdubbeld zijn van 200 tot 400 gevallen. 4. Wij streven er in de regio naar dat in 2010 80% van de plegers/ daders met een tijdelijk huisverbod een hulpverleningstraject volgt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van l t j t h t Al M t h lijk W k d GGZ i t lli d
6.4 Aanpak Het is goed om allereerst te stellen dat de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelatie nog niet voldoende is uitgekristalliseerd voor de regio. Het beleidsterrein is volop in beweging en kent vele, soms nogal los van elkaar functionerende, actoren: • politie en Openbaar Ministerie; • gemeenten (centrumgemeente en regiogemeenten); • GGD (coördinerend instantie); • hulpverlening waaronder organisaties voor Algemeen Maatschappelijke Werk en GGz. De kwaliteit van de samenwerking bepaalt in grote mate hoe ver wij komen met het behalen van te formuleren doelstellingen. Daarnaast moet er evenwicht zijn tussen het aantal meldingen en de capaciteit van de hulpverlening. Onderstaande doelstellingen kunnen alleen bereikt worden als aan de nodige voorwaarden is voldaan: • goede kwaliteit van samenwerking; • evenwicht tussen capaciteit van hulpverlening en ambitie over het aantal meldingen.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
32
Wij hanteren bij de preventie en bestrijding van geweld in afhankelijkheidsrelaties de volgende aanpak: Eén advies- en meldpunt Om de keten te versterken en de samenhang te vergroten integreren wij het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) van Blijf van m’n Lijf met het meldpunt Zorg en Overlast van de GGD. Het geïntegreerd meldpunt ZO/SHG. Commitment vergroten Wij gaan betrokkenheid en commitment verhogen voor het bestrijden van huiselijk geweld. De gemeente Dordrecht ziet huiselijk geweld nadrukkelijk als een integraal taakgebied binnen de maatschappelijke zorg. Bestrijden van huiselijk geweld is een taak van alle gemeenten. Ook het draagvlak bij betrokken organisaties kan verbeterd worden. De aanpak dient verankerd te worden in de organisaties. Investeren in preventie en voorlichting De intensivering van preventie en voorlichtingsactiviteiten richten zich op twee aandachtsgebieden: • kinderen als getuige van geweld; • voorlichting algemeen publiek en specifieke doelgroepen. Verbetering van de vroegsignalering Door de vaardigheden bij beroepskrachten te versterken in het leren herkennen van signalen wordt eerder ingegrepen in gevallen van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Dit verkleint de periode waarin geweld onopgemerkt blijft en zonder interventie plaatsvindt. Melden van incidenten en aangiften stimuleren Het zal duidelijk zijn dat het aantal meldingen geen afspiegeling is van de problematiek. Wij stellen ons als doel dat het aantal eerste meldingen stijgt met 7% per jaar en dat het aantal herhaalde meldingen (recidive) daalt met 4% per jaar. Een belangrijk aspect van de aanpak is het vergroten van de aangiftebereidheid door de politie. Ook moet de politie signalen sneller doorspelen aan de hulpverlening. Wachtlijsten bij de hulpverlening moeten worden verkort. Ingezet wordt op een wekelijks screeningsoverleg waarin alle meldingen van de politie worden besproken Hulp, opvang en nazorg systeemgericht en outreachend organiseren Geweld in afhankelijkheidsrelaties wordt lang verborgen gehouden. Er rust een taboe op om het bespreekbaar te maken. Een actieve (outreachende) en systeemgerichte benadering heeft de meeste kans op succes. Hiermee wordt bedoeld dat hulpverleners alle betrokkenen in hun eigen leefomgeving opzoeken. Zoals in het convenant van 2002 is overeengekomen beschikt de regio over regionale hulpverleningsteams waarin hulpverlening op maat kan worden georganiseerd. Hierin komen de meer complexe gevallen aan de orde en wordt de hulp systeemgericht aangepakt. De capaciteit van het hulpverleningsteam is beperkt tot zo’n 200 gevallen per jaar. Dit is onvoldoende om de verwachte toeloop van hulpverleningsvragen aan te kunnen. De politiecijfers laten een stijging van ongeveer 30% in het aantal incidenten zien. Binnen het regionaal hulpverleningsteam moet ook gewerkt worden met een casusregisseur. Bij complexe gezinssituaties is dan één organisatie/persoon het aanspreekpunt en draagt de verantwoordelijkheid. Het geïntegreerde meldpunt ZO/SHG is de coördinerende partij voor het inhoudelijke casusoverleg in het regionaal hulpverleningsteam en de lokale zorgnetwerken. De volgende acties worden ingezet: • binnen het regionaal hulpverleningsteam wordt gewerkt met een casusregisseur;
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
33
• •
voor de problematiek met betrekking tot ouderenmishandeling wordt gezorgd dat deze meldingen terecht komen bij het meldpunt ZO/SHG. Er is een gespecialiseerd consultatie en adviesteam ouderenmishandeling (CATO) beschikbaar; het AWARE systeem wordt verder onder de aandacht gebracht van betrokkenen.
Uitwerking Kindspoor Het project Kindspoor is in 2004 in de regio Haaglanden gestart. Uit onderzoek bleek dat kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld, extra hulp en ondersteuning nodig hebben. 6 Er is steeds vanuit gegaan dat als de pleger en het slachtoffer hulp en behandeling krijgen en dit impliciet zou inhouden dat een onbezorgde jeugd voor de aanwezige kinderen zou terugkeren. Dit is echter niet het geval. Ongeveer 40 procent van de kinderen ondervindt ernstig gevolgen van het getuige zijn van huiselijk geweld. Wel 70 tot 90 procent van de kinderen is direct of indirect getuige van huiselijk geweld. Zij hoeven niet daadwerkelijk het geweld te zien, maar voelen wel de spanningen, de onrust bij de moeder, het tijdelijk weggaan etc. Kindspoor is in Haaglanden gestart met de samenwerking tussen politie, bureau Jeugdzorg/AMK en de Raad voor de Kinderbescherming om in een vroeg stadium te signaleren en huiselijk geweld aan te pakken. De Vrije Universiteit heeft onderzoek gedaan naar de resultaten. Enkele conclusies zijn: • een snelle doorverwijzing naar Kindspoor kan het aantal potentieel traumatische ervaringen beperken; • het bieden van vroegtijdige hulp blijk effectief te zijn, omdat escalatie van problemen thuis en van kinderen wordt voorkomen; • het risico op problematische ontwikkeling bij kinderen wordt voorkomen. Invoering van “Kindspoor” in de regio Zuid-Holland Zuid is wenselijk. De GGD heeft hierbij een coördinerende rol. Omdat uit de praktijk is gebleken dat het AMK een belangrijke rol kan spelen bij de vrijwillige hulpverleningstrajecten van slachtoffer en pleger, wordt ook deze organisatie nauw betrokken. Afstemming strafrechtelijke aanpak en hulpverlening Hulp aan plegers moet in de eerste plaats gericht zijn op het stoppen van het geweld en het voorkomen van herhaling door behandeling van de pleger. Dit kan op vrijwillige basis gebeuren (plegerhulp), maar ook in strafrechtelijk kader (daderhulp). De hulp vindt vaak in groepen plaats omdat de beslotenheid en veiligheid van individuele contacten hen vaak de mogelijkheid bieden om de confrontatie met hun eigen gedrag uit de weg te gaan. Omdat dit belangrijke onderdelen zijn van de aanpak voor huiselijk geweld zou in 2008 nagegaan moeten worden hoe de rol van de verschillende organisaties is en wat verbeterd kan worden. Het intensiveren van de daderhulpverlening is een belangrijk onderwerp binnen het arrondissementaal justitieel beraad (AJB). Overigens blijkt dat veelplegers ook regelmatig huiselijk geweld plegen en andersom. Gezinnen waarin huiselijk geweld speelt zijn vaak probleemgezinnen waarin ook opvoedingsproblemen, omgaan met agressie of schulden een rol spelen. De aanpak van huiselijk geweld zal zich dan ook moeten richten op een op maat gesneden aanpak van het totaal, vergelijkbaar met de aanpak veelplegers. Daarom gaan wij de hulpverlening aan daders en plegers intensiveren. Wij gaan met het Openbaar Ministerie in gesprek over: • de wenselijkheid om hulpverlening vaker in te zetten als bijzondere voorwaarde bij een strafeis; • de wenselijkheid om verdachten altijd door de hulpverlening te laten bezoeken en in het geval van voorgeleiding door de reclassering.
6
St. Bureaus Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Holland
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
34
Aandacht voor privacy Bij de problematiek rond maatschappelijke zorg is het nodig dat er permanente aandacht is voor de bescherming van de privacy. Werkwijzen en de toegang tot registratiesystemen moeten “privacyproof” zijn. Wij zullen gebruik maken bestaande protocollen zoals het Modelconvenant gegevensuitwisseling.
6.5 Regierol van de gemeente De centrumgemeente Dordrecht is verantwoordelijk voor het beleid en de voorzieningen Maatschappelijke zorg, inclusief bestrijding van huiselijk geweld. De regiogemeenten in de Drechtsteden en Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden zijn verantwoordelijk voor de samenhang van dit beleid met de overige prestatievelden, specifiek gericht op informatie en ondersteuning en op jeugd, ouderen, gezondheidszorg, leefbaarheid en veiligheid. De centrumgemeente neemt de verantwoordelijkheid voor een sluitende aanpak en het feitelijk realiseren van de afspraken. Regie en ketensamenwerking moeten voorkomen dat de aanpak versnipperd en weinig effectief is. De invoering van het tijdelijk huisverbod zal de centrumgemeente zoveel mogelijk voor alle regiogemeenten voorbereiden. De gemeente Dordrecht zal namens de regiogemeenten zorgen voor: • het in stand houden en voorzitten van het beleidsmatig overleg voor de aanpak huiselijk geweld; • het inzetten van communicatiemiddelen voor het algemene publiek en de betrokken partijen; • het zorgen voor afstemming tussen regionaal veiligheidsbeleid (met overleggen als AJB en beheersdriehoek) en het zorg-, jeugd- en welzijnsbeleid (met ambtelijke en bestuurlijke overleggen voor volksgezondheid en Maatschappelijke Ontwikkeling. De regiogemeenten hebben een zelfstandige verantwoordelijkheid voor: • het benoemen van huiselijk geweld als thema in relevante beleidsplannen; • het bevorderen van de meldingsbereidheid onder de bevolking en professionals door bekendheid te geven aan de bestaande aanpak huiselijk geweld en uit te dragen dat huiselijk geweld niet geaccepteerd wordt in de samenleving en een strafbaar feit is; • het bevorderen van de bekendheid onder de bevolking en professionals de meldstructuur van het Meldpunt Zorg en Overlast/ Steunpunt Huiselijk geweld (SHG) en de lokale zorgnetwerken; • het inzetten van middelen en personele capaciteit vanuit de gemeente voor onder ander Algemeen Maatschappelijk werk ten bate van de slachtoffers, plegers en kinderen in gezinnen waar huiselijk geweld plaatsheeft; • het uitvoeren van het tijdelijk huisverbod.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
35
7. Aanpak maatschappelijke zorg Wij kunnen kwetsbare personen en risicogroepen alleen bereiken en effectief ondersteunen als wij weten over wie wij het hebben. Bovendien moeten wij heldere afspraken maken over wie verantwoordelijk is voor welke cliënt en voor welk onderdeel van het hulpverleningstraject. Dat vraagt om een aantal aanpassingen in de samenwerking met het zorgkantoor en de sturingsrelatie van de gemeente ten opzichte van de zorginstellingen. Wij stellen daarbij de hulpvraag of het complexe geheel van hulpvragen van burgers centraal. Wij verbinden daaraan ook de voorwaarde dat iedere hulpvraag in kaart gebracht dient te worden vanuit een integraal beeld van de leefgebieden en het gezinssysteem. Hiervoor is het noodzakelijk om heldere afspraken te maken over het mandaat en de verschillende rollen van partijen in de keten. Onze regio kent een uitgebreide structuur om te zorgen dat mensen die maatschappelijke zorg nodig hebben worden gesignaleerd en toegeleid naar zorg. Het meldpunt Zorg en Overlast/ Steunpunt Huiselijk Geweld, de 15 zorgnetwerken en de specialistische teams vervullen een nuttige rol. Ook zijn instellingen steeds meer samenwerking op gaan zoeken om zo in ketens te kunnen werken. Dit alles is veel, maar voor een bepaalde groep mensen niet genoeg. Er zijn nog te veel mensen met samengestelde problematiek, die al dan niet zelf zorg wensen en die onvoldoende worden geholpen. De samenwerking zoals die nu is, blijkt te vrijblijvend voor de aanpak van deze problematiek. Om dit zware karwei te kunnen opknappen is een centrale regie nodig. Bovendien moet doorzettingsmacht worden gecreëerd door stevige mandaten en de juiste instrumenten aan de hulpverlening ter beschikking te stellen. Wij realiseren ons de waarde van de autonomie van de mens waar het gaat om het accepteren van zorg. Toch kan voor deze categorie mensen ‘bemoeizorg’ nodig zijn om leed te verminderen en ernstiger leed te voorkomen. In elk geval en in elke situatie zal deze keus opnieuw overwogen moeten worden. Dit stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de betrokken professionals.
7.1 Regiemodel maatschappelijke zorg In het afgelopen jaar hebben zonder uitzondering betrokken instellingen in de regio de noodzaak van een gedegen regie onderschreven. Alle betrokkenen zijn het er over eens dat het zorgaanbod inhoudelijk en financieel op dit moment te veel versnipperd is. Men onderschrijft het belang van integrale toeleiding naar meervoudige zorg en bewaking van de continuïteit in zorgtrajecten. In de eerste fase van de ontwikkeling van het regiemodel werken wij naar overeenstemming over gemeenschappelijke en individuele belangen in termen van (vermeende) concurrentie en professionele autonomie van de betrokken co-financiers en zorginstellingen als leveranciers. De • • •
regie voor de maatschappelijke zorg ligt op drie niveaus: beleidsniveau: centrumgemeente, zorgkantoor in overleg met andere gemeenten en partijen ketenniveau: operationele afspraken met organisaties (GGD) trajectniveau: persoonlijke trajectbegeleiding en professionals van uitvoerende organisaties
Uitgangspunten voor het regiemodel zijn: • invoeren van een centrale toegang en een organisatie van veldregie voor mensen met zware en meervoudige problematiek (overlastgevende daklozen, feitelijk daklozen en zorgmijders die horen tot de OGGz-doelgroep); • de centrale toegang en de veldregie worden gepositioneerd in een logische verhouding tot de bestaande infrastructuur van meldpunt Zorg en Overlast en de lokale zorgnetwerken, die door de GGD gecoördineerd worden; • de organisatie voor veldregie heeft voldoende mandaten om het leveren van zorg aan mensen met meervoudige problemen te ‘forceren’; • de organisatie van de veldregie en centrale toegang kan niet in strijd zijn met de wettelijke verantwoordelijkheden van betrokken (zorg)instellingen; • op grond van onafhankelijke indicaties zal de veldregie een trajectplan zorg toewijzen (AWBZzorg, zorg uit de Zorg Verzekeringwet en ondersteuning vanuit gemeentelijke diensten); Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
36
• • • • •
het regiemodel wordt ingevoerd vanuit de bestaande structuur zoals het meldpunt ZO/SHG en de zorgnetwerken; het model wordt gefaseerd doorgevoerd, te beginnen met overlastgevende daklozen en feitelijk daklozen, vervolgens andere groepen als ex-gedetineerden, zorgmijders met multiproblematiek; integrale en doelmatige (keten)zorg vanuit het perspectief cliënt bezien: geheel van gezinssysteem èn leefgebieden; transparantie in zorg en dienstverlening verbetert de kwaliteit en de doelmatige inzet van het lokaal en regionaal aanbod; ruimte bieden voor leerprocessen en zonodig bijstellen van aanpak en werkwijzen.
Groeimodel Centrumgemeente Dordrecht ontwikkelt samen met het zorgkantoor Waardenlanden een regiemodel met een organisatiestructuur die gericht is op bovenstaande uitgangspunten en die recht doet aan de regionale infrastructuur die wij in de afgelopen jaren met elkaar hebben opgebouwd. Dordrecht doet dit in overleg met betrokken gemeenten en instellingen. Ook worden WMO-adviesraden betrokken. Op uitvoeringsniveau willen wij uiteindelijk naar een situatie waarin de regie in handen is van één veldregisseur die vanuit een integrale diagnose met iedere cliënt een trajectplan opstelt en daartoe zelf de zorg inkoopt en afstemt. Uitgangspunt is dat voor iedere cliënt een trajectplan wordt vast-gesteld met heldere afspraken over doelstellingen, behandeling, begeleiding en een tijdspad. Wij werken met één dossier, een registratiesysteem en bewaken de voortgang met een centraal intake- en cliëntvolgsysteem. De mate waarin de veldregie de diagnose centraal en onafhankelijk van de zorginstellingen zal organiseren, is afhankelijk van de manier waarop we in de toekomst middelen van gemeente en zorgkantoor kunnen en willen bundelen en de mate waarin zorginstellingen pro-actief en integraal zorg leveren voor de meest kwetsbare doelgroepen. Er zijn om dit te realiseren globaal gezien twee modellen: A. model Deventer en Salant verzekeringen B. model dat de VNG in het “Stappenplan Stedelijk Kompas” In beide modellen werkt men met een centrale toegang. De centrale toegang speelt een rol in de instroomfase. De centrale toegang is een samenwerkingsorgaan dat zorgt draagt voor screening (of verheldering van de hulpvraag) van de aangemelde cliënten. Bovendien wordt besloten wie welke zorg (opvang) krijgt. Vervolgens wordt de toeleiding naar zorg (de meest geschikte opvang) geregeld. Dit gebeurt door onafhankelijke veldregisseurs. Deze veldregisseurs moeten over mandaat kunnen beschikken om in ieder geval te verwijzen naar gemeentelijke voorzieningen die vallen onder de verantwoordelijkheid van sociale diensten of woningcorporaties. Bindende samenwerkingsafspraken zijn nodig. Het model dat men in Deventer ontwikkeld gaat een stap verder. Gemeente en zorgkantoor hebben een BV Regizorg opgericht waarin zij de financiële middelen bundelen. De veldregisseurs zijn in dienst van de BV en zijn verantwoordelijk voor de inkoop van zorg. De BV organiseert ook de indicatiestellingen. Wij kiezen voor een groeimodel waarin persoonsgerichtheid en integraliteit van werken voldoende is gewaarborgd. Wij blijven de ontwikkelingen in Deventer volgen en beslissen in 2011 of het model in deze richting moet worden doorontwikkeld. In onderstaand schema ziet het regiemodel voor dakloosheid/ maatschappelijke zorg er als volgt uit:
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
37
Een overzicht van de fasen in de aanpak van dakloosheid PREVENTIE
INSTROOM
Voorkomen dakloosheid wonen
ZORGNETWERKEN Meldpunt Zorg en Overlast Lokale Zorgnetwerken Advies en Steunpunt Huiselijk geweld (ASHG) oa instrumenten:
DOORSTROOM
UITSTROOM
Opvang en wonen
Zelfstandig Begeleiding
Zorg & Begeleiding
CENTALE TOEGANG
Gedifferentieerd zorgaanbod
Aanmelding
Huisvesting Gedifferentieerd huisvestingsaanbod
Integrale screening Beoordeling
Activering/ participatie
Indicatie
Gedifferentieerd activeringsaanbod
Toeleiding of trajecttoewijzing
Inkomen en schuldhulpverlening
Persoonsgerichte aanpak
Ziektekosten verzekering
Sociaal netwerk
Protocol Dakloze gezinnen Toeleidingsteam
VELDREGIE Trajecttoetsing Doostroom bevordering TRAJECTREGIE
Model individueel trajectplan
GEGEVENSUITWISSELING-cliëntvolgsysteem Convenant gegevensuitwisseling
BELEIDSINFORMATIE
Monitor maatschappelijke zorg
Toelichting Regiemodel en instrumenten De uiteindelijke bedoeling van de invoering van het regiemodel is een soort omkering van de aanpak te bereiken: het gaat niet meer om de vraag wat een bepaalde instelling kan doen voor een deelprobleem van bijvoorbeeld een dakloze, maar om de vraag hoe vanuit de gehele problematiek en situatie van de betreffende persoon een samenhangend trajectplan kan worden uitgevoerd. Kolom van preventie Hierbij gaat het om het voorkomen van dakloosheid. De structuur van lokale zorgnetwerken, specialistische teams en het Meldpunt Zorg en Overlast functioneert reeds. Er zijn ook verschillende afspraken gemaakt ter voorkoming van dakloosheid. De Sociale Dienst Drechtsteden heeft afspraken met Eneco over het vroegtijdig signaleren van schulden en
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
38
instellingen hebben met de woningbouwcorporaties afgesproken dat we geen gezinnen met kinderen onder de achttien jaar uit huis zetten zonder opvang en begeleidingsplan. Kolom van de instroom Op het moment dat er een probleem is dat aangepakt moet worden (dakloosheid, slachtoffer van huiselijk geweld, verloedering en verkommering) moet snel ingegrepen kunnen worden. Bij dakloos-heid moet bijvoorbeeld gezorgd worden voor de eerste levensbehoeften (bed, bad en brood). Er moet een Centrale Toegang worden gecreëerd waar een screening kan plaatsvinden. In de Centrale Toegang wordt door een multidisciplinair team een diagnose en trajectplan vastgesteld. Daar neemt een persoonlijke trajectbegeleider de coördinatie van het traject over. De screening is van belang voor een eventuele indicatiestelling bij het CIZ (Centraal Orgaan Indicatiestelling) om in aanmerking te komen voor AWBZ-zorg. Hier kunnen wij gebruik maken van instrumenten die reeds zijn ontwikkeld. De cliënten krijgen een veldregisseur toegewezen die de inzet van de noodzakelijke, in het trajectplan vastgestelde zorg coördineert (en op termijn inkoopt). Afhankelijk van complexiteit van de zorgvragen zal de veldregisseur ook gedeeltelijk als persoonlijke trajectbegeleider optreden. Kolom van de doorstroom Hier wordt door de vaste contactpersoon het persoonlijke trajectplan uitgevoerd. Dit plan bevat haalbare, maar niet vrijblijvende doelstellingen. Dit noemt men de persoonsgerichte benadering. De voortgang wordt centraal gevolgd. Het gaat hier om de ketenregie op individueel niveau. Om dit regiemodel te laten functioneren is gegevensuitwisseling op basis van een gezamenlijk dossier nodig. Met behulp van dit systeem kan beleidsinformatie worden gegenereerd. Kolom van de uitstroom Door de persoonsgerichte benadering zullen cliënten de ondersteuning krijgen die het meest bijdraagt aan het zo zelfredzaam mogelijk functioneren. Een deel zal aangewezen blijven op duurzame en structurele ondersteuning, opvang en begeleiding. Anderen kunnen doorstromen en zelfstandige huurders worden in gewone wijken. Hier is nazorg een belangrijk aspect.
7.1.1 Organisatie voor veldregie Een centrale plaats in het regiemodel wordt ingenomen door de veldregie. De veldregisseurs worden verantwoordelijk voor de zorg die geboden moet worden aan mensen met zware, meervoudige problematiek. Een vuistregel kan zijn dat het gaat om mensen met 3 of meer probleemgebieden. Het kan hier gaan om: 1. schuldenproblematiek of te weinig inkomen; 2. verslaving; 3. dak- of thuisloosheid; 4. geen structurele dagbesteding; 5. gezondheidsproblemen; 6. psychiatrische problematiek; 7. weigeren van zorg (zorgmijdend). Wanneer een persoon wordt aangemeld bij de centrale toegang vindt een integrale screening plaats. Na beoordeling zorgt de veldregisseur er voor dat indicatie plaatsvindt en dus recht op zorg ontstaat. De veldregisseur maakt op grond van een multidisciplinair gestelde diagnose een trajectplan dat kan bestaan uit verschillende modulen (zorgplannen). Er vindt trajecttoewijzing plaats. Vervolgens bewaakt de veldregisseur de voortgang van het proces uitvoering. Indien nodig worden instellingen door de veldregie aangesproken op hun taak en medewerking. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering wordt gelegd bij één persoon: de persoonlijke trajectbegeleider. Deze kan in dienst zijn bij een (zorg)instelling en moet dan integraal kunnen(leren) werken. Dat wil zeggen dat hij/zij buiten het eigen domein moet treden om de meervoudige Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
39
problematiek aan te pakken. Indien een persoon met complexe problematiek het vertrouwen in de hulpverlening geheel is kwijtgeraakt, kan de veldregie bestuiten de cliënt vanuit de eigen organisatie te begeleiden. Hoe de selectie plaats vindt m.b.t. de vraag wie de persoonlijke trajectbegeleiding op zich neemt, zal in de praktijk blijken. Daar waar de trajectbegeleiding van de zorginstellingen er beter in slagen de cliënt met zijn meervoudige problematiek te helpen en dus ook zorg en medewerking van andere instellingen kan bewerkstelligen, is het toewijzen van een persoonlijke trajectbegeleider van de veldregie minder noodzakelijk. Dit betekent dus dat de functie van de veldregie twee hoofdaspecten kent: 1. in alle gevallen een formele taak als inkoper en regelaar van zorg op grond van een trajectplan en bewaker van het integrale hulpverleningsproces; 2. in gevallen waarvan de aard van de problematiek hier om vraagt, kan de velregie ook optreden als persoonlijke trajectbegeleider. Het zal duidelijk zijn dat dit hoge eisen stelt aan de kwaliteiten en vaardigheden van de veldregisseurs. De gemeente wil financieel investeren in de veldregie, maar ook de AWBZ-instelingen moeten formatie overdragen voor met name de persoonlijke trajectbegeleiding die door de onafhankelijke organisatie voor veldregie wordt gedaan. Hier wordt een beroep gedaan op de mogelijkheden die VWS opent in het kader van het Regionaal Kompas.
7.1.2 Fonds maatschappelijke zorg In aanloop naar een regiemodel met centrale toegang, intake, inkoop en veldregie, financieren wij de deelname van zorginstellingen aan het toeleidingsteam overlastgevers in Dordrecht vanaf mei 2008 vanuit een fonds. Uitgangspunt is dat het toeleidingsteam gezamenlijk voor iedere cliënt een trajectplan opstelt. In deze pilot kunnen wij ervaring opdoen met deze manier van werken. De GGD zal als coördinator van het toeleidingsteam het fonds beheren en op basis van landelijke ervaringen en kostprijsberekeningen van toeleidingstrajecten, een declaratiesysteem opstellen. De pilot wordt geëvalueerd in het vierde kwartaal van 2008 en daarna wordt besloten of de gehanteerde financieringssystematiek een meerwaarde heeft in termen van vraaggestuurde financiering van zorgtrajecten aan mensen met meervoudige en complexe problemen.
7.2 Aanpak (dreigend) dakloze gezinnen en overlastgevers In de regio Zuid-Holland Zuid zijn afspraken gemaakt tussen de ketenpartners met betrekking tot het voorkomen van dakloosheid van gezinnen. Er is daartoe een Protocol (dreigend) dakloze gezinnen (zie bijlage 5) opgesteld. Dit protocol is door betrokken partijen goedgekeurd en zal in eerste instantie in zes gemeenten van de subregio Drechtsteden worden toegepast. Daarna kan het protocol ook van toepassing verklaard worden voor de rest van de regio. Doel van het protocol is er voor zorgen dat er geen gezinnen met kinderen onder achttien jaar meer uit huis worden gezet. De doelgroep hebben wij als volgt beschreven: Gezinnen met één of twee ouders en hun kind(eren) jonger dan achttien jaar, die vanwege een cumulatie van problemen geen vaste woon- of verblijfplaats meer hebben of dreigen te hebben. Huurproblematiek en/of overlast zijn steeds de aanleiding om het protocol van toepassing te laten zijn. In de regio Zuid-Holland Zuid is het aantal gezinnen, volgens bovenstaande definitie, niet bekend. In 2006 waren er 148 uithuisplaatsingen, zowel van alleenstaanden, gezinnen met twee volwassenen als gezinnen met kinderen. De gemeenschappelijke factor voor alle gezinnen is dat zij meervoudige problemen hebben, gehuisvest moeten worden of blijven en dat er een oplossing voor veelal huurschulden en/of overlast gevonden moet worden. In het protocol wordt een werkwijze in zeven stappen beschreven.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
40
Uitgangspunt is het beschrijven van het proces om dakloosheid te voorkomen of op te heffen, de verantwoordelijkheden van alle betrokkenen, afspraken vast te leggen tussen de ketenpartners en vast te leggen wie gedurende het proces de eindverantwoordelijkheid heeft en de regievoerder is in de fasen van het proces. De aanpak overlastgevers betreft de doelgroep van de OGGz. Het Overlastoverleg is overgegaan in een toeleidingsteam van hulpverleners en politie, gecoördineerd door de GGD. Voor iedere overlastgever/ cliënt wordt een integraal begeleidingsplan opgesteld en iedere overlastgever krijgt een trajectbegeleider toegewezen. Crisisplaatsen gezinnen Instellingen wijzen op het gemis aan crisisopvangplaatsen voor gezinnen die geen dak boven hun hoofd meer hebben. Het is belangrijk dat dit in een geschikte fysieke en sociale context kan gebeuren. Wij willen twee crisisplaatsen realiseren waar tijdelijke opvang van gezinnen mogelijk is. Hiervoor worden strakke voorwaarden met betrekking tot criteria over toelating en verblijfsduur geformuleerd. Wij doen hierbij een beroep op middelen die vanuit het Regionaal Kompas ter beschikking komen.
7.3 Hostel voor chronisch verslaafde daklozen In Dordrecht bleek er voor een groep verslaafde daklozen geen goede aanpak te zijn. Het gaat om mensen die op straat, in kraakpanden onder bruggen en/of in de laagdrempelige opvang leven. Besloten werd onderzoek te doen naar een hostel als aanvulling in de bestaande zorgketen. Een hostel is een voorziening voor chronisch verslaafde dak- en thuislozen bij wie verschillende behandelmethoden herhaaldelijk zijn mislukt. In 2005 heeft het Sociaal Geografisch Bureau (SGB) een onderzoek gedaan naar de Hostelvoorziening in Dordrecht. Het onderzoek richtte zich op de volgende thema’s: 1. behoefte; 2. randvoorwaarden ten aanzien van locatiekosten; 3. kosten en financieringsmogelijkheden. Naar aanleiding van de onderzoeksrapportage hebben het Leger des Heils, De Grote Rivieren en Bouman GGz een verdiepingsslag gemaakt met betrekking tot de specifieke omvang en samenstelling van de doelgroep. Uit 1. 2. 3.
het onderzoek van het SGB bleek o.a.: er zijn ongeveer honderd personen die voldoen aan het aan profiel; volgens de instellingen geven zestig personen aan in staat te zijn in een hostel te wonen; 29 personen uit de doelgroep willen zeer waarschijnlijk in een hostel wonen.
In 2006 werd door Intraval aanvullend een veldonderzoek gedaan naar de leefsituatie en hulpbehoefte van GGz-cliënten in de Drechtsteden. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de woonsituatie door de personen in kwestie zeer belangrijk wordt gevonden. Het Leger des Heils, De Grote Rivieren en Bouman GGz hebben vervolgens een Projectplan Hostelvoorziening opgesteld. De kosten zullen gedragen worden door het zorgkantoor en de gemeente Dordrecht. Er is een projectstructuur opgesteld en een externe projectleider benoemd. Het is de bedoeling dat in de zomer van 2008 een locatiekeuze wordt gemaakt. De exploitatie van het hostel zal worden verzorgd door het Leger des Heils. Het betreft 24 plaatsen. Er is met alle partijen een samenwerkingsovereenkomst getekend (bijlage 6).
7.4 Spreiding en uitbreiding maatschappelijke opvang in de regio In het kader van de pilotprojecten WMO van het ministerie van VWS hebben de Drechtsteden een proefproject uitgevoerd met betrekking tot de spreiding van bijzondere groepen. Om dit te
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
41
realiseren is er in januari 2007 een convenant gesloten met gemeenten, woningcorporaties, zorginstellingen en welzijnsinstellingen (bijlage 7). De 1. 2. 3. 4.
stand van zaken is als volgt: er is een kaart gemaakt van de spreiding van voorzieningen binnen de Drechtsteden; er is een systematiek ontwikkeld om verdere spreiding te bevorderen; er is een meldpunt- en registratiepunt ingesteld voor de spreiding van nieuwe voorzieningen; er is een handreiking gemaakt waarmee de draakkracht van een buurt vastgesteld kan worden; 5. er is een handreiking voor gemeenten ontwikkeld waarmee draagvlak van een voorziening bij omwonenden kan worden bevorderd; 6. de eerste spreidingsprojecten zijn opgestart. De aanpak van de maatschappelijke zorg is een zaak van alle gemeenten in de regio. Om een integraal beleid te kunnen voeren, zal de regionale component van het beleid verder worden versterkt. Regiogemeenten zetten eigen (WMO)-middelen in voor preventie die ingezet kunnen worden via de GGD. Wij zorgen dat aan de oostkant van de regio een laagdrempelige, kleinschalige voorziening voor maatschappelijke opvang (eventueel in combinatie met verslavingszorg) wordt gerealiseerd. Bovendien zorgen wij ervoor dat ook daar de nodige expertise wordt opgebouwd. In eerste instantie streven we er naar om een laagdrempelige vorm van opvang voor zes daklozen in Gorinchem te realiseren. Wij doen hiervoor een beroep op de middelen die we met het Regionaal Kompas aanvragen. Ook in de regio Alblasserwaard Oost/Vijfheerenlanden groeit de behoefte aan projecten en voorzieningen. De ervaringen die de subregio Drechtsteden heeft opgedaan met het spreiden van bijzondere groepen zullen gedeeld worden met de subregio Alblasserwaard Oost/Vijfheerenlanden.
7.5 Aanpak Zwerfjongeren Uit de monitor maatschappelijke zorg 2007 van de GGD komt het volgende beeld van zwerfjongeren (18 t/m 23 jaar): Tabel 6 Aantal zwerfjongeren
Aantal
Percentage
103
100%
Totaal Gemiddelde leeftijd
21
Man Vrouw
60 43
58% 42%
Problematisch alcohol gebruik (allen gebruiken ook drugs)
19
18%
Problematisch drugsgebruik
34
33%
Psychiatrische stoornis
34
33%
Zwak begaafd
24
23%
Slachtoffer huiselijk geweld
29
28%
Veelpleger
22
21%
Overlastgever
27
26%
Problematische schulden
50
49%
Er zijn momenteel 103 zwerfjongeren in beeld bij de instellingen, waarvan 83 jongeren feitelijk dakloos zijn en 20 jongeren residentieel dakloos. Deze gegevens hebben diverse partners in de
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
42
regio (Gemeente, Zorgkantoor, Trivium, De Grote Rivieren, GGD, Leger des Heils, Jeugdzorg) aangegrepen om te onderzoeken waar het aanbod en/of de samenwerking voor zwerfjongeren spaak loopt. Het feit dat er in onze regio nog jongeren op straat slapen, is voor deze partners voldoende reden om te zeggen dat de aanpak zwerfjongeren geïntensiveerd zou moeten worden. Van de 83 is bekend dat er een aantal jongeren af en toe een nacht op straat verblijft. Hoe groot dit aantal is, is op dit moment onbekend. Voor de opvang van zwerfjongeren kent de regio ZHZ het volgende aanbod: De Foyer De foyer is een jongerenhuisvestingsproject. Er zijn 200 plaatsen beschikbaar waar jongeren kunnen wonen. Binnen dit project is een netwerk van zorg- en welzijnsaanbieders in meer of mindere mate actief, die jongeren begeleiding en ondersteuning kunnen bieden wanneer dit nodig is. De Foyer heeft een gemiddelde bezettingsgraad van 95%. Belangrijkste knelpunt dat hierin wordt ervaren is dat de regie op het aanbod van zorg- en welzijn ontbreekt en dat partners langzaam minder actief worden voor deze doelgroep. Daarbij wordt de doelgroep die in de Foyer gehuisvest wordt steeds ‘zwaarder’. Steeds vaker is er sprake van psychische stoornissen, schulden, overlastgevend gedrag e.d. Tot op heden kan voor de ondersteuning die deze jongeren nodig hebben, geen AWBZ-financiering gekregen worden. T-Team Het Thuislozen-Team richt zich op thuisloze jongeren tot 25 jaar. Het gaat om jongeren die gedurende drie maanden of langer geen vaste verblijfsplaats hebben en minstens drie verschillende slaapplaatsen. Het resultaat van de begeleiding (naar leefgebieden: huisvesting, herstel relatienetwerk, werk en/of scholing). Het uitgangspunt van de begeleidingsduur per jongere is acht tot twaalf weken. Het T-team loopt er tegenaan dat een deel van de jongeren na afloop van de begeleidingsperiode nog onvoldoende op weg is geholpen om op eigen kracht verder te kunnen. Het T-team wordt voor 50% gefinancierd door de gemeente en voor 50% door de provincie ZuidHolland. De provincie zal haar financiering echter op korte termijn terugtrekken omdat de doelgroep van het provinciaal jeugdbeleid bestaat uit jongeren tot 18 jaar. Extra opvang Zwerfjongeren Wij willen acht opvangplaatsen voor zwerfjongeren (tot 25 jaar) realiseren en doen daarvoor een beroep op de middelen van het Regionaal Kompas. De laatste tijd zijn er projecten bij Bouman/ GGz uitgevoerd die hebben geleid tot een verdere differentiatie van de dagbesteding. Wij onderzoeken of er nog verdere differentiatie op dit vlak nodig is.
7.6 Onderzoeksopgaven Mede op grond van de bevindingen van Intraval formuleren wij de volgende onderzoeksopgaven: 1. onderzoek naar wenselijkheid om de dagbestedingsmogelijkheden verder te differentiëren; 2. onderzoek naar het middelengebruik (drugs en alcohol) van GGz-cliënten en cliënten maatschappelijke opvang. Naar aanleiding van dit onderzoek nagaan of het middelengebruik zodanig kan worden omgebogen dat hulpverlening gemakkelijker wordt; 3. de GGD onderzoekt de aard en omvang van (verslaafde) allochtone daklozen en doet verslag in de volgende monitor maatschappelijke zorg; 4. de GGD voert in 2008 en in 2009 nog een monitor maatschappelijke zorg uit; 5. de GGD onderzoekt hoe groot het aantal zwakbegaafden (mensen met een verstandelijke beperking) is in het domein van de maatschappelijke zorg; 6. de centrumgemeente brengt de preventieve activiteiten en de voorzieningen voor maatschappelijke zorg in de regio in beeld.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
43
8. Communicatie Dordrecht is centrumgemeente voor maatschappelijke zorg. Dit houdt in dat de gemeenteraad van Dordrecht de beleidskaders vaststelt en dat de overige gemeenten op lokaal niveau bijdragen leveren. Ondanks de bijzondere positie die Dordrecht heeft, is er nadrukkelijk voor gekozen om de gemeenten, Wmo-adviesraden en zorgpartners binnen Zuid-Holland Zuid in een vroeg stadium te informeren over en te betrekken bij de beleidsvisie maatschappelijke zorg. Doelgroepen van maatschappelijke zorg bevinden zich immers ook onder hún inwoners, het zorgaanbod moet ook voor hen effectief en toegankelijk zijn. De hieronder voorgestelde communicatieaanpak wordt uitgevoerd onder regie van de centrumgemeente, waar het gaat om regionale aangelegenheden, zoals huiselijk geweld of het regiemodel. Communicatiekaders In het beleidsplan WMO 2008-2010, is communicatieadvies opgenomen over: • het betrekken van partners bij besluitvorming en de realisatie van de WMObeleidsdoelstellingen; • het informeren van inwoners en het stimuleren tot eigen initiatieven. Voor de thema’s ‘huiselijk geweld’ en ‘realisatie hostelvoorziening Dordrecht’ zijn plannen van aanpak voor de communicatie al gereed. Voor de thema’s maatschappelijke opvang en ambulante verslavingszorg zullen indien nodig aparte communicatieplannen worden opgesteld. Er is sinds 2006 een nieuwsbrief OGGz die met ingang van 2007 nieuwsbrief Maatschappelijke zorg heet en twee keer per jaar verschijnt. Het is een co-productie van de GGD en de centrumgemeente.
8.1 Communicatiestrategie De communicatiestrategie heeft de volgende uitgangspunten: • de portefeuillehouder maatschappelijke zorg en de sector Maatschappelijke Ontwikkeling hebben een belangrijke rol in de communicatieaanpak. Zij zullen de communicatie met betrokkenen zó moeten organiseren, dat deze ondersteunend is aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen. • verder zal in de communicatie aandacht zijn voor het leren kennen van de partners, het blijven informeren van hen over de elkaars ontwikkelingen en waar mogelijk activiteiten gezamenlijk oppakken om de boodschap te versterken; • om zorgmijders te bereiken, zal informatie over mogelijkheden voor hulp, dicht bij de zorgmijder gebracht moeten worden, bijvoorbeeld bij de huisarts of woningbeheerder; • speciale aandacht gaat uit naar doelgroepen van niet-Nederlandse herkomst. Via welke kanalen informeren zij zich? Voldoen uitingen aan de vereisten van eenvoudig taalgebruik als er taalbarrières zijn? • het Meldpunt Zorg en Overlast moet verder onder de aandacht worden gebracht. Communicatieboodschap: Zorg voor elkaar Belangrijk is te constateren dat de ambitie hoog is: de zorg moet voor elkaar. Zorg voor elkaar leggen wij tweeledig uit. • door verbeterde preventie de kans verkleinen dat inwoners maatschappelijk uitvallen, de ondersteuning, begeleiding en zorg zo organiseren dat mensen met problemen, stabiliseren of een trede hoger uitkomen op de OGGz-ladder (kunnen) functioneren; • inspanningen moeten erop gericht zijn dat inwoners weten welk initiatief zij kunnen nemen, als zij zich zorgen maken over mensen in hun naaste omgeving.
8.2 Doelgroepen Bestuurders: Gemeenteraad, college, portefeuillehouders maatschappelijke zorg van de Drechtstedengemeenten en Alblasserwaard/Vijfheerenlanden, bestuurders van partners in de uitvoering:
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
44
Dordtse Welzijnsorganisatie, woningcorporaties, aanbieders Maatschappelijke opvang en GGzvoorzieningen. Maatschappelijke partners in de uitvoering van de maatschappelijke zorg WMO: Wijkmanagers, welzijnsorganisaties, belangenbehartigers en adviesraden. Betrokken medewerkers regio- en centrumgemeenten, SDD, Sociale dienst Alblasserwaard/ Vijheerenlanden Inwoners Drechtsteden gemeenten en Alblasserwaard/Vijfheerenlanden: Met speciale aandacht voor moeilijk bereikbare en/of zorgmijders en kwetsbare groepen. Natuurlijk is er ook aandacht voor de signalerende burger: waar kunnen zij terecht als zij hun zorg willen melden. Speciale aandacht gaat uit naar het bereiken van allochtone burgers, voor wie de weg naar hulpverlening in het algemeen, en naar GGz zorg in het bijzonder minder vanzelfsprekend is dan voor autochtone burgers. Verwijzers/ intermediairs: Zij kunnen belangrijke ‘bondgenoten’ zijn in de communicatie die de gemeente organiseert naar de burger. Uit het stadsgesprek met mantelzorgers en vrijwilligers bleek, dat de vindplaats van informatie (het ziekenhuis, de huisarts) belangrijk is voor de snelheid waarmee iemand de juiste ondersteuning kan vinden. Lokale pers en media: Randvoorwaarde voor berichtgeving over het beleid is dat journalisten kunnen beschikken over de beleidsinformatie.
8.3 Communicatiedoelstelling Spoor professionals/verwijzers en intermediairs • • •
professionals kennen de beleidsvisie van de gemeente; staan positief tegenover het versterken van samenwerking in de keten; zijn constructief partner in de uitvoering van de maatschappelijke zorg.
Spoor inwoners • weten waar zij met hun zorg over buur terecht kunnen; • weten dat eigen initiatief wordt gewaardeerd en gefaciliteerd; • vinden het ondersteunende aanbod vindbaar en toegankelijk; • voelen zich geprikkeld om initiatieven te nemen.
8.4 Communicatiemiddelen 1. Procescommunicatie Het werkveld van de maatschappelijke zorg is breed. Het vraagt om een permanent proces van informeren en consulteren. Wij analyseren de communicatiekanalen die ons nu ter beschikking staan. Ook maken wij de lopende beleids- en besluitvormingsprocessen inzichtelijk. Deze dienen als basis voor het permanente proces van informeren en consulteren. 2. Expertmeetings Over een aantal uit te werken thema’s organiseren we expertmeetings. Het gaat dan bijvoorbeeld om de invoering van het huisverbond (huiselijk geweld) en (thema’s uit) het Regiemodel. Voor het thema huiselijk geweld wordt voor het werkplan huiselijk geweld een communicatieparagraaf opgenomen.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
45
9. Begroting maatschappelijke zorg en aanvraag Regionaal Kompas In de begroting beschrijven wij de middelen die nodig zijn om dit beleidsplan te realiseren. De begroting voor het plan maatschappelijke zorg benaderen wij integraal. Het betreft een meerjarenbegroting voor de periode 2008-2010 die gelijk loopt met de beleidsperiode van het WMO beleidsplan van Dordrecht. De aanvraag voor het Regionaal Kompas beslaat de periode van 2008 tot en met 2014. In paragraaf 1 en 2 geven wij een beeld van de beschikbare middelen en de manier waarop wij die middelen inzetten. De posten waarvoor we in het kader van het Regionaal Kompas extra middelen willen aanvragen bij het ministerie van VWS beschrijven we in de derde paragraaf. Voor de Regionaal Kompas aanvraag geven wij een totaal beeld van wat centrumgemeente Dordrecht inzet te behoeve van de doelgroep dak- en thuislozen en diegenen die vanwege hun kwetsbare leefomstandigheden dreigen daklos te worden. Realisatie van onze ambities is gedeeltelijk afhankelijke van de middelen die het rijk daadwerkelijk beschikbaar stelt voor intensivering van de bestrijding van huiselijk geweld, verbetering van de vrouwenopvang en de bestrijding van dakloosheid naar model van het Stedelijk Kompas, bij ons Regionaal Kompas genoemd. Inzet van de extra middelen die het rijk in het vooruitzicht heeft gesteld voor bestrijding van huiselijk geweld en verbetering van de vrouwenopvang beschrijven we in paragraaf 4.
9.1 Beschikbare middelen en begroting Op basis van de vooraankondiging rijksbijdrage voor Maatschappelijke opvang, Verslavingszorg, OGGz en Vrouwenopvang (kenmerk MO/2007/3932 (DMO/SSO-2807946)) ontvangt Dordrecht als centrumgemeente onderstaande middelen in de Brede Doeluitkering/ Sociaal, Integratie en Veilig (BDU/SIV). Daarnaast hebben wij middelen in de WMO begroting gereserveerd ten bate van Maatschappelijke zorg. In 2007 hebben wij de OGGz middelen niet helemaal besteed door vertraging in de ontwikkeling van het Hostel en het Regiemodel. Binnen de BDU/SIV 2007 blijft dit bedrag à € 305.004 gereserveerd voor deze doelen. Het gaat bij de ontwikkeling van het Hostel om kosten voor de projectleiding, locatie keuze, eventuele frictiekosten voor verbouwing van een geschikt pand en om het creëren van draagvlak en betrokkenheid van omwonenden. Voor de ontwikkeling van het Regiemodel gaat het om kosten voor de aanschaf van een registratiesysteem, projectleiding inrichting regieorganisatie van veldregisseurs en centrale toegang en screening van cliënten. Er zijn enkele onzekerheden wat betreft de inkomsten waarmee wij met de begroting rekening moeten houden: wat gaat het Rijk honoreren van onze aanvraag voor het Regionaal Kompas? hoe is de nieuwe verdeling van de middelen voor maatschappelijke opvang voor centrumgemeente Dordrecht; hoeveel stelt het rijk extra beschikbaar voor bestrijding van huiselijk geweld en de verbetering van de vrouwenopvang; de financiële en inhoudelijke gevolgen van de voorgenomen overheveling van de middelen voor ondersteunende begeleiding op psycho-sociale grondslag uit de AWBZ naar de WMO zijn nog niet bekend. Onderstaande basisbegroting past binnen de beschikbaar gestelde middelen. Het bedrag dat wij in 2009 tekort komen hebben wij over in 2010. Dit is het gevolg van een verschuiving van middelen voor collectieve preventie en voor het Toeleidingsteam overlastgevers. Zie de toelichting op de begroting.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
46
Beschikbare middelen Maatschappelijke opvang/ Verslavingszorg/ OGGz*
2007
2008
2009
2010
6.287.573 5.992.109 5.992.109 5.992.109
Vrouwenopvang*
815.357
907.713
907.713
907.713
WMO Dordrecht Preventie en zorgvernieuwing
369.700
80.000
150.000
160.000
Reservering OGGz 2007 tbv 2008 (herverdeling BDU/SIV)
TOTAAL
305.004 7.472.630 7.284.826 7.049.822 7.059.822
*BDU/SIV BEGROTING Toeleiding en GGz preventie Regie-organisatie
2007 741.850 294.942
2008
2009
2010
523.560
588.560
448.560
110.000
110.000
160.000
Bemoeizorg
516.800
649.857
649.857
649.857
Huiselijk geweld
102.197
157.000
157.000
157.000
Vrouwenopvang
779.620
977.268
977.268
977.268
Maatschappelijke opvang
3.375.796
3.535.796 3.375.796 3.375.796
Verslavingszorg
874.441
875.441
783.961
783.961
Activering & participatie
201.367
201.367
201.367
201.367
Cliëntenondersteuning & Belangenbehartiging
179.613
153.376
150.000
160.000
100.000
100.000
100.000
Onvoorzien en apparaatkosten TOTAAL
150.000
7.167.626 7.288.665 7.093.809 7.013.809
9.2 Toelichting op de begroting Toeleiding De kern van openbare geestelijke gezondheidszorg bestaat het toeleiden van mensen met meervoudige problemen naar zorg, organisatie van de keten van zorg en preventie voor de meest kwetsbare groepen. Uit het budget voor toeleiding en preventie betalen wij communicatie en deskundigheidsbevordering voor medewerkers van het meldpunt Zorg en Overlast, de zorgnetwerken & specialistische teams, het toeleidingsteam overlastgevers en Entree. Entree is een toeleidingsproject voor jongeren en wordt gedeeltelijk uit het jeugdbeleid en het Antillianenbeleid gefinancierd. Het meldpunt Zorg en Overlast wordt gedeeltelijk gefinancierd uit een inwonerbijdrage van de regiogemeenten van 0,28 eurocent per inwoner, die via de begroting van Zuid Holland Zuid aan de GGD beschikbaar wordt gesteld. Voor het Toeleidingsteam overlastgevende dak- en thuisloze verslaafden stellen wij een fonds in van € 155.000 voor 2008 en 2009. Wij gaan er van uit als gevolg van verbeterde regie en intensieve inzet de groep die intensieve toeleiding vraagt in absolute zin zal afnemen. Vanaf 2010 moet de toeleiding van overlastgevers integraal onderdeel zijn van de regieorganisatie.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
47
Preventie GGz In 2007 werden in het WMO budget separaat middelen voor zorgvernieuwing en collectieve preventie (cpGGz) geoormerkt. Voor zorgvernieuwing was in Dordrecht € 140.000 beschikbaar en voor cpGGz € 70.000. De middelen voor cpGGz hebben de regiogemeenten in Zuid Holland Zuid in 2007 gebundeld. Er was toen € 224.565 beschikbaar. De regiogemeenten hebben besloten ook voor 2008 gezamenlijk middelen beschikbaar te stellen ten bate van collectieve preventie GGz. Voorwaarde is dat de GGD een gezamenlijk uitvoeringsplan opstelt dat aansluit bij het regionale beleid voor maatschappelijke zorg en bij het lokale beleid voor volksgezondheid. Het is nog niet bekend hoeveel middelen gemeenten vanaf 2008 beschikbar stellen. Vanaf 2009 stelt Dordrecht voor collectieve preventie GGz € 70.000 beschikbaar en in 2010 € 80.000. Dordrecht heeft in 2007 beleidsarm het budget voor zorgvernieuwing beschikbaar gesteld tbv cliëntenondersteuning en belangenbehartiging aan het CBB. Vanaf 2008 stelt de gemeente Dordrecht in haar WMO beleidsplan € 80.000 beschikbaar voor cliëntenondersteuning. Extra inzet van ervaringsdeskundigheid en ondersteuning van cliëntenparticipatie financieren wij uit de Brede Doeluitkering. Regie-organisatie Wij stellen € 110.000 per jaar beschikbaar voor de ontwikkeling en inrichting van een regieorganisatie maatschappelijk zorg. Daaronder valt het inrichten van een centrale toegang, eventuele aanpassing van registratiesoftware en het inrichten van de functie veldregie. Voor een deel is de realisatie van deze ambities afhankelijk van de toekenning van extra middelen uit de aanvraag Regionaal Kompas. Maatschappelijke opvang In de Maatschappelijke opvang financieren wij: • crisisopvang en kortdurend verblijf (24 -uursopvang) voor € 1.593.000; • beschermd wonen en langdurig verblijf voor € 261.000; • woonbegeleiding en ambulante woonbegeleiding voor € 1.521.796; • ontwikkeling van een Hostel. Voorheen rekenden wij de vrouwenopvang van het Leger des Heils onder de algemene maatschappelijke opvang. Met ingang van 2008 voegen wij deze functie van het Leger des Heils ook financieel toe aan het budget voor vrouwenopvang. Centrumgemeente Dordrecht heeft € 160.000 gereserveerd voor de ontwikkeling van een Hostel. De Drechtsteden dragen € 140.000 bij aan de ontwikkeling van het Hostel uit het budget van Manden-maken/ project Spreiding huisvesting bijzondere doelgroepen. De voorziening wordt uit AWBZ middelen gefinancierd. Activering & participatie Intensieve en gedifferentieerde dagbesteding draagt in grote mate bij aan het herstel van de OGGz doelgroepen. Wij bezien welk deel van de inzet voor deze groepen ten bate van participatie, activering en arbeidstoeleiding uit de Wet Werk en bijstand (WWB) gefinancierd worden. Wij vermoeden dat het huidige aanbod activering en arbeidstoeleiding nu ten goede komt aan een klein deel van de doel-groep. In 2008 onderzoeken wij de werkelijke behoefte in termen van volume en differentiatie naar doelgroep. Gemeentelijke inzet Dak- en thuislozen Gemeenten zetten ook middelen voor Algemeen Maatschappelijke werk, Armoede bestrijding, reïntegratie, Veiligheidsbeleid, Jeugdbeleid en Antillianenbeleid ten bate van de doelgroepen van maatschappelijke zorg. In 2008 maken wij inzichtelijk wat de centrumgemeente en de regiogemeenten voor deze groepen inzetten. Het totaalbudget dat beschikbaar is voor het algemeen maatschappelijk werk is € 825.000. Dit budget wordt ondermeer gebruikt voor deelname aan de zorgnetwerken en dienstverlening aan
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
48
de doelgroep van de maatschappelijke zorg. Het is op dit moment nog onduidelijk hoeveel van het totaalbudget AMW ingezet wordt voor de doelgroep maatschappelijke zorg in het algemeen en de dak- en thuis-lozen in het bijzonder (of diegenen die dreigen dak- of thuisloos te worden). Wij schatten dat dit ongeveer € 200.000 betreft. In 2008 zullen we dit nader onderzoeken en nieuwe registratiemethoden gaan hanteren.
9.3 Regionaal Kompas Het rijk stelt extra middelen voor bestrijding van dakloosheid beschikbaar. Centrumgemeenten moeten daartoe volgens het model Stedelijk Kompas een plan van aanpak opstellen. Gemeenten kunnen een aanvraag voor extra financiering via het zorgkantoor indienen die gebaseerd is op een verdeling van 1/3 gemeentelijke inzet en 2/3 extra rijksfinanciering. Centrumgemeente Dordrecht stelt een Regionaal Kompas op dat integraal onderdeel is van dit beleidsplan. De extra rijksmiddelen die wij aanvragen zijn hieronder in een overzicht opgenomen. Wij geven voor deze budgetten een doorkijk naar 2014 omdat dat de planperiode voor het Regionaal Kompas is. De ambities die wij formuleren voor inzet van de extra middelen kunnen alleen gerealiseerd worden indien het rijk de middelen daadwerkelijk beschikbaar stelt. Op dit moment financiert het zorgkantoor in de regio voor € 4.400.000 aan intramurale maatschappelijke opvang. Het zorgkantoor zal de inrichting en behandeling van cliënten van het Hostel in de toekomst financieren. Waarschijnlijk gaat het om een bedrag van € 1.600.000. Centrumgemeente Dordrecht geeft nu ruim 5 miljoen uit aan maatschappelijke opvang en verslavingszorg. Daarbij is de inzet van maatschappelijk werk, sociale zaken en Antillianenbeleid niet meegerekend. Het ministerie heeft nog geen richtlijnen gegeven voor de verdeling van gemeentelijk inzet en van extra middelen die via het Zorgkantoor beschikbaar gesteld zullen gaan worden. Het lijkt er zelfs op dat er per saldo geen extra middelen beschikbaar gesteld zullen worden maar dat de minister zich beperkt tot het herverdelen van AWBZ middelen voor bestrijding van dakloosheid via de AWBZ. Differentiatie Centrumgemeente Dordrecht legt bij de bestrijding van dakloosheid de nadruk op de aansluiting van voorzieningen op de behoefte van de doelgroep. Veel mensen worden niet bereikt omdat de door-stroom in tijdelijk opvang onvoldoende is en omdat het aanbod van in de opvang onvoldoende gedifferentieerd is. Het geldt voor de tijdelijke opvang en voor de verschillende vormen van woon-begeleiding en dagbesteding van mensen in de maatschappelijke opvang. Uitbreiding en spreiding Differentiatie betekent ook een betere geografische spreiding van de voorzieningen. De gemeente in de regio Zuid Holland Zuid verschillen sterk in omvang en bevolkingssamenstelling. Het is niet wenselijk om mensen alleen in de stedelijke gebieden op te vangen. Daarom zetten wij ook in op spreiding en uitbreiding van laagdrempelige opvang in de regiogemeenten. Voor de opvang van zwerfjongeren en gezinnen met jonge kinderen is in ieder geval meer capaciteit nodig. Regiemodel Differentiatie van voorzieningen is alleen zinvol als je de vraag goed kent. Wij zullen beter moeten registreren en meer vraaggericht moeten werken. Daarvoor is een gedegen regie- organisatie nodig. De ontwikkeling van een regiemodel zullen wij voor een groot deel uit de Regionaal Kompas middelen moeten betalen.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
49
Totaal beschikbare middelen centrumgemeente Dordrecht
2008
2009
2010
5.992.109
5.992.109
5.992.109
907.713
907.713
907.713
80.000
150.000
160.000
7.284.826
7.049.822
7.059.822
Inwonerbijdrage Zuid-Holland Zuid tbv Meldpunt Zorg en Overlast (GGD)
114.771
115.000
115.000
Zwerfjongerenbeleid (T-team / Entree)
196.000
196.000
196.000
Bemoeizorg (Grijs Genoegen) uit budgetten Welzijn
45.000
45.000
45.000
Tijdelijke huisvesting veelplegers (Herstart) uit budget Veiligheid*
62.500
0
0
140.000
0
0
80.000
150.000
160.000
200.000
200.000
200.000
pm
pm
pm
838.271
660.500
670.500
Klinische bedden langer dan 1 jaar
3.839.053
3.839.053
3.839.053
RIBW capaciteit
4.492.971
4.492.971
4.492.971
Subtotaal
8.332.024
8.332.024
8.32.024
16.375.121
16.942.346
16.062.346
Maatschappelijke opvang/ Verslavingszorg/ OGGz BDU/SIV Vrouwenopvang BDU/SIV WMO Dordrecht Preventie en zorgvernieuwing Reservering OGGz 2007 tbv 2008 (herverdeling BDU/SIV) subtotaal
Ontwikkelkosten Hostel (Project gespreide huisvesting, Drechtsteden) WMO Dordrecht Preventie en zorgvernieuwing Algemeen Maatschappelijk Werk tbv de doelgroep
305.004
Financiële hulp kwetsbare groepen (Minimabeleid, sociale diensten) Subtotaal Beschikbare middelen Zorgkantoor
TOTAAL
* voor de kosten van het project Herstart in 2009 en 2010 is nog geen dekking gevonden.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
50
Aanvraag Regionaal Kompas 2008
2009
2010
50.000
50.000
50.000
50.000
100.000
200.000
200.000
300.000
400.000
0
30.000
30.000
100.000
150.000
200.000
0
100.000
100.000
36.000
36.000
36.000
200.000
200.000
200.000
50.000
100.000
100.000
50.000
150.000
150.000
Inzet ervaringsdeskundigheid
50.000
50.000
50.000
Inzet ervaringsdeskundigheid bij monitoring en evaluatie
50.000
50.000
50.000
Preventief duurzaam budgetbeheer
100.000
100.000
100.000
TOTAAL
936.000
1.416.000
1.666.000
Toeleiding en GGz preventie Crisiskaart GGz dak- en thuislozen Regie-organisatie Versterking meld- en registratiefunctie meldpunt Zorg en overlast en zorgnetwerken Ontwikkeling Regie- organisatie oa Veldregie & Centrale toegang Monitoring en evaluatie Regiemodel Bemoeizorg Versterken bemoeizorg en outreachende zorg dak- en thuislozen Maatschappelijke opvang Zwerfjongeren 8 plaatsen Crisisopvang gezinnen Uitbreiding laagdrempelige opvang Gorinchem Verslavingszorg Intensivering verslavingspreventie Activering & participatie Intensivering en differentiatie Activering en arbeidstoeleiding Cliëntenondersteuning en belangenbehartiging
Financiële hulp
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
51
9.4 Huiselijk geweld Tot en met 2007 ontving centrumgemeente Dordrecht stimuleringsmiddelen ter bestrijding van huiselijk geweld. Voor de periode 2004-2007 totaal € 191.658. Deze middelen zijn met ingang van 2008 aan de BDU/SIV toegevoegd. De basisbegroting voor bestrijding van huiselijk geweld voorziet in budgetten voor Advies & Steunpunt Huiselijk geweld (ASHG), beveiligingssysteem Aware, structurele hulpverlening aan kinderen, waaronder programma Let op de Kleintjes en het coördinatie en adviesteam Ouderenmishandeling (CATO). Er wordt nu slechts een heel kleine deel van de incidenten van huiselijk geweld gemeld. Als het beleid succesvol blijkt te zijn zullen er meer meldingen en daarmee hulpvragen worden gegenereerd. Steeds meer vrouwen willen en kunnen thuis begeleid worden maar dan is een beveiligingssysteem zoals AWARE voor dreigend gevaar nodig. Wij bezien in hoeverre deze beveiligingskosten uit (lokale) veiligheidsbudgetten gedekt zouden moeten worden. De zorg voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld heeft een grote preventieve werking en dient uitgebreid te worden. Wij bezien of deze inzet ook gedeeltelijk uit het Jeugdbeleid gefinancierd kan worden. Onder vrouwenopvang verstaan wij de landelijke en regionale functies Geheim adres, Begeleid wonen en Woonbegeleiding. Extra rijksmiddelen Naar verwachting stelt het rijk vanaf medio 2008 extra middelen beschikbaar voor de bestrijding van geweld in afhankelijkheidsrelaties, verbetering van vrouwenopvang, pleger hulpverlening en de invoering de wet Huisverbod. Hoeveel is nog niet duidelijk. Wij hebben op basis van de landelijke beschikbare budgetten en verdeling die tot nu toe gehanteerd wordt voor de verdeling van middelen voor vrouwenopvang en huiselijk geweld een indicatief bedrag opgenomen (2,41% van het landelijke budget). 2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
431.993
598.283
658.553
718.783
779.033
onbekend
onbekend
De middelen die het rijk beschikbaar gaat stellen zullen wij als volgt inzetten: Huiselijk geweld en vrouwenopvang Vergroten capaciteit ASHG (waaronder inzet AMW) Uitbreiding Aware inclusief begeleiding Kindspoor Intensivering plegerhulpverlening (waaronder inzet AMW) Interventieteam Huisverbod Screeningsoverleg Verbeterspoor Vrouwenopvang Totaal
2008 80.000 20.000 65.000 35.000 75.000 40.000 70.000 430.000
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
2009 100.000 25.000 65.000 35.000 150.000 65.000 100.000 585.000
2010 120.000 30.000 65.000 35.000 150.000 65.000 150.000 660.000
52
Inwonerbijdrage regio Zuid Holland Zuid Vanaf de oprichting van het meldpunt Zorg en Overlast, dat tevens de meldfunctie van het ASHG vervult, stellen regiogemeenten 0,28 eurocent per inwoner beschikbaar voor het meldpunt ZO. Het geld komt direct beschikbaar aan de GGD en is daarom niet in deze begroting opgenomen Bestrijding van huiselijk geweld (geweld in afhankelijkheidsrelaties) vraagt hoe dan ook om een intensivering. Wij zullen naast de extra door het rijk beschikbaar te stellen middelen in de regio met elkaar in gesprek moeten over de vraag of de bijdrage per inwoner moet worden verhoogd. De aandacht voor bestrijding van huiselijk geweld neemt toe en ook de bereidheid om te melden. Dat betekend dat wij met hulpverlening en begeleiding gevolg moeten kunnen geven aan een melding. Het gaat om hulpverlening vanuit de GGz en vanuit het algemeen maatschappelijk werk. Huisverbod. Naast een structurele uitbreiding van de middelen voor bestrijding van huiselijk geweld ontvangen regiogemeenten in 2008 samen waarschijnlijk eenmalig € 22.015 voor de invoering van de wet Huisverbod.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
53
10. Hoofdlijnen uitvoeringsprogramma Het programma maatschappelijke zorg kent de volgende programmalijnen: Programmalijn 1: Preventie De preventie in het kader van de maatschappelijke zorg is een verantwoordelijkheid van alle regio gemeenten. Het gaat om het voorkomen dat kwetsbare mensen dalen op de ladder van uitval en herstel. De gemeenten zijn voornemens om gezamenlijk middelen voor preventie in de geestelijke gezondheidszorg beschikbaar te stellen en de GGD stelt daarvoor een uitvoeringsplan op in samenhang met het lokale beleid voor volksgezondheid. De centrumgemeente zorgt dat er een samenhangend aanbod van preventieve activiteiten in de regio komt en de gezamenlijke aanpak wordt gecoördineerd door de GGD. De centrumgemeente is verantwoordelijk voor de verdere ontwikkeling van een dekkende structuur voor vroegsignalering via het Meldpunt ZO en een niet vrijblijvende, adequate structuur van lokale samenwerkingsverbanden; de lokale zorgnetwerken. Programmalijn 2: Regie aanpak maatschappelijke zorg Het implementeren van het regiemodel voor maatschappelijke zorg heeft een projectmatig karakter. Dat betekent dat aan de nodige randvoorwaarden wordt voldaan om het project tot een goed einde te brengen. De gemeente Dordrecht is hier opdrachtgever. Vele partijen zijn betrokken op zowel strategisch, tactisch als uitvoerend niveau. Belangrijke financiële en strategische partners zijn het zorgkantoor en justitie. Voor het project wordt een opdracht geformuleerd en een projectorganisatie ingericht. Er wordt gewerkt vanuit een plan van aanpak dat een fasering kent die gebaseerd is op de in dit plan geformuleerde doelstellingen en uitgangspunten. In 2014 moeten alle doelgroepen die vallen onder de OGGz via het regiemodel een persoonsgerichte benadering krijgen met een vaste trajectbegeleider. Programmalijn 3: Uitbreiden en differentiatie Voorzieningen Het gaat bij het uitbreiden en differentiëren van de voorzieningen om: 1. het hostel voor chronisch verslaafde daklozen met 24 plaatsen; 2. het realiseren van 8 opvangplaatsen opvang voor zwerfjongeren; 3. het realiseren van 2 crisisplaatsen voor gezinnen; 4. het realiseren van 6 opvangplaatsen voor daklozen in het oosten van de regio; 5. het spreiden van voorzieningen voor bijzondere groepen in de regio; 6. het differentiëren van de opvangvoorzieningen naar begeleidingsbehoefte en dagbesteding van de diverse doelgroepen. Voor het spreiden van voorzieningen voor bijzondere groepen bestaat in de Drechtsteden al een structuur. Voor het hostel is reeds een convenant gesloten, een project ingericht en een projectleider aangesteld. De verantwoordelijkheid voor de realisatie van de andere voorzieningen ligt bij de instellingen. De realisatie van 2, 3, 4 hangt af van het ter beschikking komen van middelen in het kader van het Regionaal Kompas. Programmalijn 4: Bestrijden huiselijk geweld Voor het bestrijden van geweld in afhankelijkheidsrelaties is een projectleider nodig. De gemeente Dordrecht neemt de verantwoordelijkheid voor de aanstelling voor haar rekening. Op basis van het werkplan (bijlage 7) zal een projectstructuur worden ingericht. Het realiseren van een aantal van de ambities is mede afhankelijke van de middelen die het rijk beschikbaar stelt ten bate van de bestrijding van huiselijk geweld. Los daarvan zal in 2008 besproken moeten worden in hoeverre regiogemeenten de inwonerbijdrage kunnen verhogen waaruit nu het meldpunt Zorg en overlast en het ASHG gefinancierd worden. Daarnaast zullen we regionaal en per gemeente moeten bezien of we de toenemende hulpvraag met het huidige capaciteitsniveau van het algemeen maatschappelijk werk kunnen opvangen.
Plan Maatschappelijke zorg 2008-2010 & Regionaal Kompas 2008-2014
54