BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg Regio Zuid-Holland Zuid Bijlage 1 Aantal Inwoners Regio Zuid Holland Zuid Alblasserdam Dordrecht
18.373 119.465
H.I.Ambacht
23.509
Papendrecht
30.993
Sliedrecht
23.885
Zwijndrecht
45.313
Totaal Drechtsteden
261.538
Giessenlanden
14.442
Gorinchem
34.623
Graaftstroom
9.721
Hardinxveld-Giessendam
17.815
Leerdam
21.011
Liesveld
9.732
Nieuw-Lekkerland
9.557
Zederik
13.550
Totaal Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden
130.451
Totaal ggz regio Zuid Holland Zuid:
391.989
bron: begroting regio Zuid Holland Zuid 2006
Afkortingen ADF Aanmeld en Diagnoseformulier AMK Advies- en meldpunt kindermishandeling AMW Algemeen maatschappelijk werk (A)SHG (Advies- ) en steunpunt huiselijk geweld AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten BJZ Bureau Jeugdzorg GGd Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst GGz Geestelijke Gezondheidszorg GSB Grote stedenbeleid MO Maatschappelijke Opvang OGGz Openbare Geestelijke Gezondheidszorg OM Openbaar ministerie RHT Regionaal hulpverleningsteam VNG Vereniging van Nederlandse gemeenten WMO Wet maatschappelijke ondersteuning VWS (het ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
-1-
Bijlage 2 OGGz-ladder van uitval en herstel Om de dynamiek binnen de samenleving van OGGz-cliënten te beschrijven, heeft men de zogenaamde OGGz-ladder bedacht. Deze is geënt op het proces van sociale in- en uitsluiting van kwetsbare burgers en bestaat uit vijf treden. Op elke trede van de ladder komen twee dimensies samen, namelijk die van: • de ernst, complexiteit en duur van de problemen, uit te drukken in een risicoprofiel; • de gewenste en benodigde ondersteuning en opvang tijdens de verschillende fases van in/en uitsluiting. Afhankelijk van waar op de OGGz-ladder de peilstok wordt geplaatst, op welke trede en bij welke vindplaats, is er sprake van andere risico- en cliëntprofielen en zijn er dus ook andere soorten interventies en aanbieders nodig. Op elk van de vijf treden zijn er mogelijkheden om problemen te signaleren en te herkennen en om zonodig een vangnet te creëren dat insluiting bevordert en verder achterop raken voorkomt. Per trede van de ladder worden de taken gedefinieerd die nodig zijn om stijgen te bevorderen en dalen te voorkomen. Op dit moment zijn er verschillende OGGz-projecten in de regio opgezet om deze doelstelling te bevorderen.
OGGz-ladder (trap van uitval en herstel)
Algemene bevolking preventie
0 vroeginterventie
opvang
1 2
3 herstel
4
Feitelijk daklozen
Op trede 1 gaat het om de hele bevolking. Tijdelijke problemen worden door de meeste mensen over het algemeen met behulp van familie, vrienden en buren opgelost. Zonodig kunnen vormen van lichte ondersteuning nodig zijn om mensen uit de gevarenzone te houden. Hier zien we een samenhang met de eerste vijf prestatievelden van de Wmo. Op deze groep is de preventie gericht.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
-2-
Bij trede 2 gaat het om mensen die verminderd zelfredzaam zijn. Er zijn risicofactoren die een bedreiging kunnen vormen voor het individu. Het gaat bijvoorbeeld om te veel alcoholgebruik, opbouwen van schulden, werkloosheid enz. Hier is meer gespecialiseerde hulp nodig. Op trede 3 bewegen mensen bij wie de problemen ernstig en zwaar zijn geworden. Dit kan zich uiten in ernstig drugsgebruik en sociaal isolement, zelfverwaarlozing en woningvervuiling. Hier is zorg aan huis nodig. Op trede 4 zijn mensen beland die meervoudige en complexe problemen hebben. Zij kunnen zich niet zelfstandig redden in de samenleving. Hier is institutionele zorg nodig. Als het gaat om de beleidsregie, moet duidelijk zijn wie de verantwoordelijkheid draagt voor hetgeen op de treden van de participatieladder gedaan moet worden. Het gaat hierbij om preventie, vroegsignalering en vroeginterventie, herstel en opvang.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
-3-
Bijlage 3 Huidig aanbod voor de Maatschappelijke Zorg in Zuid Holland Zuid. Aangezien de doelgroep binnen de maatschappelijke zorg veelal bestaat uit mensen met een complexe en meervoudige hulpvraag, is het aanbod voor deze doelgroep gevarieerd. Het huidige aanbod is te verdelen in 5 categorieën: 1. Voorzieningen in de maatschappelijke opvang (totaal 506 opvangplaatsen) - Dagopvang - Nachtopvang - 24-uurs crisisopvang - 24-uurs wonen - 24-uurs meerzorg - Begeleid wonen - Ambulante thuisbegeleiding 2. Voorzieningen in de vrouwenopvang (totaal 86 opvangplaatsen) - Opvang geheim adres - Begeleid wonen - Ambulante woonbegeleiding 3. Voorzieningen voor risicojongeren/zwerfjongeren 4. Voorzieningen in de verslavingszorg (totaal 124 opvangplaatsen) - Klinische verslavingszorg - Dagactiviteitencentrum - Methadonbehandeling - Dienstverlening 5. Voorzieningen in de schuldhulpverlening Hieronder wordt schematisch weergeven wat de capaciteit is per type voorziening en wie verantwoordelijk is voor de uitvoering en financiering van het type voorziening.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
-4-
Categorie
Type voorziening
Capaciteit
Uitvoerder
Financier
Maatschappelijke Opvang
Dagopvang:
50 plaatsen
Leger des Heils
Gemeente
45 plaatsen
DAC 1
Woningstichting , Diakonie, Particuliere middelen
20 plaatsen
De Hoop
Nachtopvang 24-uurs crisisopvang
28 plaatsen
Leger des Heils
De Hoop Gemeente
24-uurs wonen (incl. sociaal pension)
42 plaatsen 16 plaatsen 3 plaatsen
Leger des Heils De Hoop Rivas
Gemeente Gemeente Gemeente
24-uurs meerzog
8 plaatsen (meerzorg)
Leger des Heils
Zorgkantoor
80 plaatsen (zorgcentrum)
Leger des Heils
Zorgkantoor
40 plaatsen (RIBW)
Leger des Heils
Zorgkantoor
6 plaatsen
Leger des Heils
Gemeente
24 plaatsen (beschermd wonen)
Leger des Heils
Gemeente
Bouman GGz
Zorgkantoor
535 plaatsen
Begeleid wonen
16 plaatsen (beschermd wonen/ verslavingszorg) 36 plaatsen
Ambulante Woonbegeleiding
De Hoop 8 plaatsen (woonbegeleiding/ verslavingszorg) 113 plaatsen
Gemeente, Zorgkantoor
Bouman GGz Leger des Heils
Gemeente Gemeente
Verslavingszorg
Klinische verslavingszorg
84 plaatsen
De Hoop
Zorgkantoor
124 plaatsen
Dagactiviteitencentrum
40 plaatsen
Bouman GGz
Gemeente
Methadonbehandeling Dienstverlening
260 patiënten
Bouman GGz
Gemeente
250 personen
Bouman GGz
Gemeente
1
DAC = Diakonaal Aandachtscentrum
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
-5-
Vrouwenopvang 98 plaatsen
Risicojongeren/ Zwerfjongeren
Vrouwenopvang
12 plaatsen
Leger des Heils
Gemeente
Opvang geheim adres Begeleid wonen
27 plaatsen
Blijf van mijn Lijf
Gemeente
20 plaatsen
Blijf van mijn Lijf
Gemeente
Ambulante woonbegeleiding Entree Jeugdzorg T-team Jeugdzorg
7 plaatsen 32 plaatsen
Rivas Blijf van mijn Lijf
Gemeente Gemeente
69 personen
Jeugdzorg
Gemeente / Provincie
80 personen
Jeugdzorg
Gemeente / Provincie
149 plaatsen
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
-6-
Bijlage 4 Fasen invoering regiemodel Fase1 – Projectorganisatie De projectorganisatie van gemeenten en Zorgkantoor legt het fundament voor verdere uitwerking. Op te leveren resultaten zijn: • Kennismodel van de regionale zorg; Monitor Maatschappelijke Zorg als vertrekpunt • Model van gezamenlijke dossiervorming waarin alle zorg kan worden toegewezen en bijgehouden. • Analyse van de interne kosten- (en mensen) verdeling. Afspraken over de gemeentelijke bundeling van zorginzet. • Omvang en typering van de doelgroep • Beschrijving van positie en verantwoordelijkheden van veldregisseurs • Plan voor fase 2 omvat: - Organisatiemodel; bemensing, functies, opleiding, bevoegdheden, kosten en huisvesting - De indicatie procedure is goed beschreven en geregeld - De bezwaar- en klachtenprocedure is beschreven en geregeld - Beschrijving inkoopprocedures - Samenwerking met andere interne afdelingen - Benoeming coördinatie van veldregisseurs is benoemd - Communicatie; regionale bekendheid nieuwe organisatie - Draagvlak versterken; zorgveld sluit aan op de nieuwe werkwijze: masterclass - De inspraakprocedures, consultatie WMO-raad Fase2 – Implementatie integrale veldregie Het belangrijkste doel van deze fase is het realiseren van een operationeel Regiemodel voor de eerste doelgroep; overlastgevende dak- en thuisloze en of verslaafden, veelplegers en slachtoffers/ plegers van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Aan het eind van deze fase zijn onder andere de volgende resultaten bereikt: • er is een team Veldregisseurs dat ook als team werkt • de belangrijkste werkprocessen zijn beschreven en geëvalueerd • op basis van de ervaringen met zorgtoewijzing zijn “best pratices” ontwikkeld en beschreven op het niveau van “ inkoop specificatie” • de zorgleveranciers zijn aangesloten en dragen bij aan de ontwikkeling • de eerste managementinformatie komt ter beschikking, onder andere voor het formuleren van de zorginkoop doelstellingen • de ondersteuning van de werkprocessen met ICT en kennis functioneert goed • de indicatieprocedure werkt goed, de samenwerking met externe deskundigen is goed geregeld, onder andere met het CIZ voor de samenloop met de AWBZ indicaties • de voorbereiding voor de volgende fase is afgerond en goedgekeurd. Fase3 – Centrale Inkoop Op basis van de eerste ervaringen wordt een inkoopplan opgesteld dat is afgestemd op de behoefte van de klant en past binnen de budgettaire ruimte van de centrumgemeente. Dit is het moment waarop ook heel duidelijk en concreet samengewerkt kan worden met andere financiers; zorgverzekeraar/ zorgkantoor en justitie. Aan het eind van deze fase zijn onder andere de volgende resultaten bereikt: • er is een leveranciers- en inkoopbeleid vastgesteld op basis waarvan alle leveranciers die zorg leveren binnen de zorgketens van het Regiemodel zijn gecontracteerd. Die eraan gekoppeld is een controle beleid. • het Regiemodel is een staande organisatie (al dan niet met een eigen directie) die zelfstandig verantwoording aflegt over het functioneren • een studie naar en eventueel plan van aanpak voor de derde verbreding van het Regiemodel naar andere zorgdomeinen is afgerond en heeft geleid tot een contractueel vastgelegde samenwerking met andere financiers.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
-7-
• • • •
De functionaliteiten van Internet en ICT bij de ondersteuning van de werkprocessen zijn optimaal benut. Er komt een einde aan de investeringsfase, het Regiemodel moet kostenneutraal functioneren ten opzichte van de oorspronkelijke uitgangssituatie. De cliënten zijn tevreden De planvorming voor verbreding van het zorgdomein is afgerond en goedgekeurd: o co-financiering is geregeld o het declaratie model is vastgesteld o De bescherming van de privacy is geregeld ten opzichte van de andere zorgfinanciers o het managementinformatie model is aangepast o afstemming binnen de zorgketen is aangepast o de indicatie procedure een afgifte van beschikkingen is integraal o de burger heeft nog maar één loket en heeft toegang tot het eigen dossier met als optie dat PGB-beheer mogelijk is
Mogelijke fase 4 – van 1 loket naar preventie De burger heeft nog maar één loket voor alle regionale zorgindicaties ongeacht de financier hiervan. Er komt ruimte om op basis van ervaringen gericht met preventie aan de slag te gaan. De cliënten zijn tevreden, het regionale draagvlak is groot. De kostprijs van het Regiemodel wordt aantoonbaar meer dan gedekt door de inverdien effecten zoals die elders in dit document zijn omschreven. De verbreding moet echt rendement opleveren, ook in de zorgkosten waar doublures aanwezig zijn. Door het grotere aantal cliënten, de grotere effecten van de backoffice optimalisatie, de co-financiering et cetera ontstaat er ruimte om de kwaliteit van de zorg te verbeteren, lacunes in de keten op te vullen of met minder extra middelen de grote vraag naar zorg op te vangen. De meest logische investering in deze fase is in preventie die op basis van de managementinformatie goed te onderbouwen is.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
-8-
Bijlage 5 Protocol (dreigend) dakloze gezinnen. 1. Inleiding In de regio Zuid-Holland Zuid (Drechtsteden, Alblasserwaard/Vijfheerenlanden) is het gewenst dat er afspraken gemaakt worden tussen de ketenpartners Maatschappelijke Zorg met betrekking tot het voorkomen van (dreigend) dakloze gezinnen, dus het betreft geen alleenstaanden of een gezin met 2 volwassenen. Het protocol zal in eerste instantie worden toegepast in de Drechtsteden. In juni 2008 wordt de eerste evaluatie gehouden. Daarna zal het protocol over de regio worden uitgerold. In het protocol wordt de werkwijze beschreven hoe er gehandeld wordt door de verschillende ketenpartners en op welk moment. Belangrijk is dat de werkwijze navolging vindt en de afspraken die gemaakt zijn worden nagekomen. Achtereenvolgens worden de volgende onderwerpen besproken: • Doelgroep • De acties van de woningcorporaties • Verwijzing Meldpunt Zorg en Overlast (ZO) • Acties naar hulpverlening en Budgetadvies en schuldbemiddeling Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) en Sociale Dienst Alblasserwaard/Vijfheerenlanden • Nazorg traject 2. Doelgroep Om de juiste doelgroep te bereiken is een goede definitie noodzakelijk. Het betreft: Gezinnen met één of twee ouders en hun kind(eren) < 18 jaar, die vanwege een cumulatie van problemen geen vaste woon- of verblijfplaats meer hebben of dreigen te hebben. Huurproblematiek en/of overlast zijn steeds de aanleiding om het protocol van toepassing te laten zijn. In de regio Zuid-Holland Zuid is het aantal gezinnen, volgens bovenstaande definitie, niet bekend. In 2006 waren er 148 uithuis zettingen, zowel van alleenstaanden, gezinnen met 2 volwassenen als gezinnen met kinderen. 3. Drie categorieën Er is onderscheid te maken in dreigend dakloze gezinnen, feitelijk dakloze gezinnen en voormalig dakloze gezinnen: Dreigend Dakloos gezin • Woont zelfstandig, staat op de tocht door ernstige problemen zoals overlast en/ of schulden. • Voor een deel in beeld bij de lokale zorgnetwerken en bij zorgmakelaar van de GGd ZHZ. Feitelijk dakloos gezin (op straat of zwervend) • Incidenteel op straat als gevolg van huisuitzetting of huiselijk geweld. • Veelal zwervend van adres naar adres (nomadisch of thuisloos) • Tijdelijk onderdak veelal wel te vinden. Dan vaak wel een splitsing van het gezin: ouders naar opvang of familie en kinderen naar pleeggezin, jeugdzorg of familie. • Gezinnen in de vrouwenopvang • Gezinnen en vooral alleenstaande vrouwen met zeer weinig kennis van de Nederlandse samenleving • Jonge (Antilliaanse) alleenstaande moeders (soms tiener). Voormalig dakloos gezin
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
-9-
• •
In een woonbegeleiding traject in een nieuwe woning. Gezin dat huisvesting heeft, maar waar nog sprake is van een wankel evenwicht
De gemeenschappelijke factor voor alle gezinnen is dat zij meervoudige problemen hebben, gehuisvest moeten worden of blijven en dat er een oplossing voor veelal huurschulden en/of overlast gevonden moet worden. Dit protocol is gericht om dreigende of feitelijke dakloosheid te voorkomen door in een vroeg stadium bij huurachterstand en/of overlast in te grijpen waardoor erger kan worden voorkomen. Hiervoor is het nodig dat de bestaande “korte lijnen” tussen woningcorporaties, dienst – en hulpverlening organisaties, Leger des Heils gehandhaafd blijven of nog verder worden geïntensiveerd. Uitdrukkelijk wordt gesteld dat met dit protocol geen gezinnen met kinderen < 18 jaar op straat gezet worden, zonder dat het protocol is toegepast. Voor de feitelijk dakloze gezinnen, zoals bijvoorbeeld asielzoekers, vrouw met kinderen die in het kader van gezinshereniging naar Nederland komen en waarvan de man niet te vinden is, wordt gehandeld volgens de regels die hiervoor landelijk zijn opgesteld. 4. Werkwijze Uitgangspunt is het beschrijven van het proces om dakloosheid te voorkomen of op te heffen, de verantwoordelijkheden van alle betrokkenen, afspraken vast te leggen tussen de ketenpartners en vast te leggen wie gedurende het proces de eindverantwoordelijkheid heeft en de regievoerder is in de fasen van het proces. In een bijgevoegd schema is de route beschreven. 4.1 Betrokkenen: • De verhuurder. Dit kan een woningcorporatie zijn, maar ook een particulier verhuurder. Ook kan er sprake zijn van een eigen woning die verlaten moet worden en waar een huurwoning gezocht moet worden. • De huurder • De ketenpartners Maatschappelijke Zorg. Hiermee worden de hulp – en dienstverlenende organisaties bedoeld, de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) en Sociale Dienst Alblasserwaard/Vijfheerenlanden, woningcorporaties en politie. Gezamenlijk met de huurder moet een integrale aanpak opgezet worden om alle voorkomende problematieken aan te pakken 4.2 Aanpak huurproblematiek 4.2.1 Woningcorporatie Stap 1. De verhuurder constateert dat er een huurachterstand is van 2 maanden (zie protocol van de woningcorporatie). Al in dit stadium is het van belang contact te zoeken met de huurder om na te gaan waardoor er geen huur wordt betaald. De achterstand is dan nog overzichtelijk en wellicht ook in te lopen. De (leefbaarheid)medewerker maakt een afspraak met de huurder voor een gesprek op kantoor of bij de huurder thuis. Er wordt het volgende geïnventariseerd: • Hoe groot is de huurachterstand • Wat zijn de oorzaken van de huurachterstand • Zijn de inkomsten voldoende • Is de huurtoeslag aangevraagd • Leefgebieden inventarisatie: financiën, sociaal functioneren, zingeving, lichamelijk functioneren, praktisch functioneren, dagbesteding. Het signaleringsinstrument van Meldpunt Zorg en Overlast (ZO) gebruiken. • Bij meerdere problematieken wordt meteen naar stap 3 overgegaan. • Bij een enkele huurachterstand volgt stap 2 • Verantwoordelijkheid huurder en verhuurder
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 10 -
Stap 2 In deze fase moet gekeken worden hoe de huurachterstand kan worden ingelost. De volgende punten worden dan doorgenomen: • Stel vast of de huurachterstand het enige probleem is • Bekijk of er een betalingsregeling mogelijk is, waarbij de huurachterstand in ieder geval binnen 12 maanden is terug betaald • Maak duidelijke afspraken en controleer of deze ook worden nagekomen. Termijn afspreken binnen de woningcorporatie • Bij niet nakomen van de afspraken, volgt de verhuurder de eigen procedure voor wanbetaling. Er vindt geen melding plaats bij Meldpunt ZO • Verantwoordelijkheid huurder en verhuurder Stap 3 De (leefbaarheid)medewerker constateert dat er meerdere problematieken zijn. De huurachterstand en/of overlast is niet zo maar op te lossen. Hierbij is gebruik te maken van het signaleringsinstrument Meldpunt ZO. Er vindt een verwijzing naar: • Meldpunt ZO • Vul aanmeldformulier in van het Meldpunt ZO. (zie internet site GGd ZHZ, Meldpunt ZO) • Bespreek doorverwijzing met de huurder • Leg binnen de organisatie vast dat er een verwijzing naar Meldpunt ZO heeft plaats gevonden • Woonbron zal zelf een verwijzing doen naar de SDD, afdeling budgetadvies en schuldbemiddeling (opgenomen in het convenant Woonbron – SDD) • Verantwoordelijkheid verhuurder, huurder, Meldpunt ZO 4.2.2 Meldpunt Zog en Overlast (ZO) – Hulpverlening en Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) en Sociale Dienst Alblasserwaard/Vijfheerenlanden Stap 4 Meldpunt ZO registreert de melding en beoordeelt de situatie. Melding wordt vervolgens binnen 14 dagen opgepakt door of: • Gezinscoach pool • Specialistisch team multiproblem en huisvesting (o.a. laatste kans op wonen) • Overige hulpverlening • Verantwoordelijkheid Meldpunt ZO, verhuurder, huurder Stap 5 De gezinscoach, medewerker specialistisch team of andere hulpverlener hebben contact met de verhuurder en de huurder om de situatie te beoordelen en een plan van aanpak te maken. Hierbij is leidend dat de schulden/overlastproblematiek moet worden opgelost en hulpverlening wordt ingeschakeld voor de aanpak van de immateriële problematieken. • Afspraak met huurder, verhuurder en eventuele hulpverlening • Opstellen plan van aanpak (laatste kans op wonen, huurcontract met bijzonderheden, andere woning etc.) • Aanvraag Huishoudelijke Hulp (HH 2-3) bij Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) loket of Ondersteunende Begeleiding bij Centrale Indicatie Zorg (CIZ). Gericht op de begeleiding van de huurder en invullen van formulieren voor aanvraag hulp SDD • Aanvraag voor budgetadvies en schuldbemiddeling Sociale Dienst en andere financiële ondersteuning bij de Sociale Dienst • Inkomensbeheer bespreekbaar maken bij de Sociale Dienst, werkgever etc. • Melding AMK als belang van de kinderen in het gedrang is • Duur uiterlijk 4 weken • Verantwoordelijkheid gezinscoach, medewerker specialistisch team, betrokken hulpverlening, Sociale Dienst, verhuurder en huurder
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 11 -
Stap 6 Door een gezamenlijke aanpak wordt het gezin begeleid bij alle problematieken die er spelen. Belangrijk is dat er regelmatig overleg is tussen de verschillende partijen en dat het opgestelde plan van aanpak bijgesteld wordt als dit noodzakelijk is. • Regelmatig overleg betrokken instanties • Aanpassen plan van aanpak indien nodig • Her-indicatiestelling hulpverlening via WMO/CIZ • Verantwoordelijkheid gezinscoach, medewerker specialistisch team, hulpverlening, SDD, verhuurder, huurder 4.2.3 Nazorg traject Stap 7 De woonproblematiek is beheersbaar geworden, evenals de andere immateriële problematieken. Het gezin kan worden overgedragen aan een lokaal zorgnetwerk voor de nazorg. Vaak is ondersteuning gedurende een langere tijd nodig. • Overdracht naar lokaal zorgnetwerk voor de nazorg • Betrokken organisaties zetten de hulpverlening door als dit nodig is. Casemanagement is vastgesteld • Terugkoppeling naar Meldpunt ZO als er iets verandert in het nazorg traject • Verantwoordelijkheid gezinscoach, medewerker specialistisch team, hulpverlening, Sociale Dienst, verhuurder en huurder 5. Implementatie werkwijze De werkwijze kan alleen tot uitvoering worden gebracht en blijven als hierover binnen de eigen organisaties gecommuniceerd is. De volgende procedure wordt hierbij voorgestaan: • De Stuurgroep Maatschappelijke Zorg heeft het protocol goedgekeurd op 06-12-2007 • Alle betrokken organisaties zorgen voor interne communicatie over het protocol. Dit zal ook gebeuren bij toekomstige nieuwe medewerkers in de organisatie • Het verloop van de eerste interne communicatie wordt terug gekoppeld aan de GGd ZHZ, die zorgt voor een evaluatie van de werkwijze in 2008. • Per 7 december 2007 is de werkwijze ingevoerd 6. Evaluatie In juni 2008 zal er een evaluatie plaats vinden om de werkwijze te toetsen aan de praktijk. Er is een evaluatiewerkgroep geformeerd van de meest betrokken partners die 1 maal per 3 maanden bij elkaar komt om de knelpunten te bespreken. De evaluatiegroep rapporteert aan het beleidsplatform Maatschappelijke Zorg. De • • • • • • • •
volgende onderwerpen zullen aan de orde komen: Aantal cases (dreigende) uithuis zettingen Fase aanmelding bij Meldpunt ZO Doorverwijzing naar SDD Budgetadvies en schuldbemiddeling Doorverwijzing hulpverlening Soorten problematieken Soort nazorg traject Aantal gerealiseerde uithuis zettingen Aantal voorkomen uithuis zettingen
7. Nadere afspraken woningcorporaties. In de regio Zuid-Holland Zuid zijn diverse woningcorporaties betrokken bij de problematiek van de (dreigend) dakloze gezinnen. Iedere corporatie zal haar eigen overwegingen hebben hoe om te gaan met huur/overlastproblematiek. Bekend is dat er afzonderlijke convenants worden afgesloten met de SDD en/of de gemeenten om dakloosheid te voorkomen. De gesloten convenants zullen als bijlage in het protocol worden bijgevoegd.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 12 -
Om de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de problematiek op te pakken zal de bovenbeschreven werkwijze binnen de eigen organisatie geïmplementeerd dienen te worden. Het is belangrijk dat er intern goed gecommuniceerd wordt over de werkwijze van deze problematiek. 8. Overleg SDD en GGd • Verwijzing SDD en budgetadvies en schuldbemiddeling Om de (dreigend) dakloze gezinnen een mogelijkheid te geven huisvesting te krijgen of te behouden is het belangrijk dat er een beroep op de SDD wordt gedaan vanwege budgetadvies/schuldbemiddeling en eventuele verstrekking van bijstand om huurachterstanden te voldoen. Daarnaast is er bij OGGz gezinnen vaak sprake van een slecht financieel beheer en zal voor de aanpak van de vele problematieken stabiliteit en zekerheid op de betaling van de vaste lasten een vereiste zijn. Inkomensbeheer op dit gebied is een vereiste. • Ondersteuning hulpverlening Voor de SDD is het belangrijk dat het betrokken gezin vanaf de melding bij het Meldpunt ZO ondersteuning ontvangt door de hulpverlening om aanmelding bij SDD goed te laten verlopen. De instroom bij de afdeling budgetadvies en schuldbemiddeling kan bespoedigd worden als alle gegevens en stukken goed worden aangeleverd. Ook een aanvraag voor bijstand kan dit bespoedigen. Daarnaast kan door de inzet van de hulpverlening tegelijkertijd gewerkt worden aan de immateriële problematieken. • WMO indicatie voor HH 2-3 In de praktijk blijkt dat als er een melding bij Meldpunt ZO binnenkomt de inzet van de hulpverlening voor HH 2-3 op zeer korte termijn wordt opgestart. Gezinnen hebben vaak niet de juiste hulpvraag, of geen hulpvraag. De hulpverlening kan door haar ondersteuning een belangrijke rol spelen bij de opbouw van vertrouwen en het goede verloop van de aanpak van de problematieken. De betreffende aanvraagformulieren dienen bekend en aanwezig te zijn bij de hulpverlening organisaties. Er zijn 2 vaste aanspreek personen zijn bij het WMO loket, die aanvragen voor HH met voorrang behandelen. • Indicatie voor ondersteunende begeleiding CIZ Bij het CIZ zijn 2 medewerkers die de aanvragen vanuit het Meldpunt ZO innemen en zorg dragen dat de indicatiestelling met spoed wordt afgehandeld. Vanaf september 2007 is er een speciale regeling voor de OGGz doelgroep van toepassing: hulpverlening wordt opgestart en binnen 3 maanden komt een indicatiestelling tot stand. • Contactpersonen SDD Voor de toegankelijkheid en efficiënte werkwijze tussen de SDD en het Meldpunt ZO is het belangrijk dat binnen de SDD de medewerkers van het protocol op de hoogte zijn. Dit wordt binnen de SDD verder gecommuniceerd. 9. Afspraken GGd (gezinscoach, spec. teams) • Coördinatie Vanuit het Meldpunt ZO zal de coördinatie plaats vinden naar de hulpverlening en verwijzing SDD. • De aanvraag WMO/CIZ indicatie Dit gebeurt in een vroeg stadium om zo de aanpak van alle problematieken op zo kort mogelijke termijn te starten. Per september is gebruik te maken van de bijzondere regeling van het CIZ • Procesbewaking De gezinscoach, medewerker specialistisch team coördineert het verloop van de werkwijze, stelt het plan van aanpak eventueel bij en onderhoudt de contacten met de betrokken partijen. Zij kan ketenpartners aanspreken op het nakomen van afspraken • Nazorg Het nazorg traject wordt vastgelegd. Dit houdt het volgende in: • casemanagement van de reguliere hulpverlening wordt vast gelegd • indicatiestelling, indien nodig, van WMO/CIZ is geregeld • afspraken gemaakt van terug rapportage aan het Meldpunt ZO over het verloop van de casus. • Afspraak gemaakt dat als er nieuwe ontwikkelingen zijn er een melding komt bij het Meldpunt ZO
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 13 -
•
Dossier wordt bij gehouden in registratie systeem Meldpunt ZO
11. Afspraken AMK Deze moeten nog nader uitgewerkt worden met het AMK
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 14 -
Bijlage 6 Samenwerkingsovereenkomst voor het Project “Hostel” in Dordrecht Partijen: De gemeente Dordrecht, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder A.T. Kamsteeg, ter uitvoering van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 18 december 2007, hierna aan te duiden als “de gemeente”, Stichting Welzijn & Gezondheidszorg, onderdeel Centra voor Wonen Zorg en Welzijn- Zuid West Nederland, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer H. de Heer, hierna aan te duiden als “Leger des Heils”, De Stichting Bouman Geestelijke Gezondheidszorg, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw J. Rauch, hierna aan te duiden als “Bouman GGz”; De Stichting De Grote Rivieren, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer J.L. Klompenhouwer, hierna aan te duiden als “De Grote Rivieren”, Het Zorgkantoor Waardenland / Midden Holland, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer S. Otto, hierna aan te duiden als “het Zorgkantoor”; Overwegend dat: • de gemeente Dordrecht als centrumgemeente in de regio Zuid-Holland Zuid verantwoordelijk is voor het regionale en lokale beleid voor de zorg, opvang en huisvesting van chronisch verslaafden; tevens verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van het lokale ruimtelijk beleid en het toezicht en het beheer van de openbare ruimte in de stad; • het Leger des Heils zich inzet voor de maatschappelijke opvang in de regio Zuid-Holland Zuid; • Bouman GGz zorg verstrekt aan mensen met verslavingsproblematiek; • De Grote Rivieren zorg verstrekt aan mensen met psychiatrische problematiek; • het Zorgkantoor verantwoordelijk is voor de financiering van de zorg aan chronisch verslaafden in de regio Zuid-Holland Zuid; • partijen in de regio Zuid-Holland Zuid streven naar een goed op elkaar aansluitende keten van voorzieningen voor dak- en thuislozen met somatische, verslavings- en psychiatrische problematiek; • uit onderzoek is gebleken dat een hostelvoorziening voor chronisch verslaafde dak-en thuislozen bij wie verschillende behandelmethoden herhaaldelijk zijn mislukt een goede aanvulling is op bestaande voorzieningen; • de gemeenteraad van centrumgemeente Dordrecht op 4 december 2007 heeft uitgesproken achter het collegebesluit tot hostelontwikkeling te staan; • een Regionaal Kompas met overkoepelende beleidsvoornemens op het gebied van preventie, opvang en rehabilitatie voor de brede doelgroep van dak- en thuislozen in de regio Zuid-Holland Zuid in voorbereiding is en naar verwachting in het voorjaar van 2008 wordt vastgesteld; komen het volgende overeen: 1. Partijen spreken hun gezamenlijke verantwoordelijkheid uit voor het voortvarend ontwikkelen en realiseren van een woonvoorziening (hostel) binnen de Drechtsteden in de gemeente Dordrecht voor chronische drugsverslaafden, zoals beschreven in de notitie: “Een hostelvoorziening in Dordrecht”, vastgesteld in de collegevergadering van 17 september 2007. 2. Partijen leveren ieder afzonderlijk en gezamenlijk een daadwerkelijke bijdrage aan de ontwikkeling, realisatie en uitvoering van het hostel, op grond van hun specifieke doelstellingen en verantwoordelijkheden zoals hierboven vermeld. 3. De exploitatie van het hostel zal worden verzorgd door het Leger des Heils.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 15 -
4. Partijen gedragen zich tijdens het ontwikkelings- en realisatietraject als partners en zoeken in gezamenlijkheid naar oplossingen, met respect voor ieders belang, specifieke kennis en professionele deskundigheid en gericht op het realiseren van een gelijkwaardige bijdrage in het zorgaanbod na de ingebruikname van het hostel. 5. De gezamenlijke besturen/directies hebben een Regiegroep ingesteld onder voorzitterschap van wethouder zorg A.T. Kamsteeg. Iedere partij levert één lid aan de Regiegroep. Bij het aangaan van deze overeenkomst zijn aangewezen: H. de Heer, namens het Leger des Heils J. Jongbloed namens De Grote Rivieren J. Rauch namens Bouman GGz S. Otto namens het Zorgkantoor Waardenland / Midden Holland De externe projectleider en een beleidsmedewerker van de gemeente maken als adviseur, respectievelijk secretaris, deel uit van de Regiegroep. De Regiegroep is verantwoordelijk voor de besluitvorming (zelf of via de besturen/directies van partijen), de zorgvisie en het te realiseren zorgaanbod, de locatiekeuze en locatiekeuzetraject, de selectie van toekomstige bewoners, de financiering, de communicatie met omwonenden, het omgevingsbeheer en de evaluatie van het hostelproject. 6. De gezamenlijke besturen/directies hebben een Projectgroep ingesteld, onder voorzitterschap van een (externe) projectleider. Iedere partij levert één lid aan de Projectgroep. Bij het aangaan van deze overeenkomst zijn de overige leden van de Projectgroep: M. den Ouden, namens de gemeente Dordrecht K. Notenboom, namens de gemeente Dordrecht J. Twigt, namens het Leger des Heils, intern projectleider A. Verbunt namens Bouman GGz B. van der Leden namens De Grote Rivieren S. Otto, namens het Zorgkantoor Waardenland / Midden Holland De projectgroep wordt via de externe projectleider ondersteund door andere medewerkers van partijen. De projectleider en de leden van de projectgroep dragen gedurende het ontwikkelings- en realisatietraject zorg voor gezamenlijke en gedragen adviezen aan de regiegroep. De Projectgroep adviseert de Regiegroep over de in punt 5 genoemde onderwerpen, en alle overige onderwerpen die voor de ontwikkeling en realisati van het hostel van belang zijn. 7. De gemeente is opdrachtgever van de externe projectleider. De keuze van en de opdracht aan de projectleider is in overleg met partijen tot stand gekomen. De projectleider bevordert de samenwerking tussen partijen, bewaakt de planning en voortgang van het project en signaleert tijdig bij de opdrachtgever wanneer noodzakelijke overeenstemming dreigt niet tot stand te komen. De projectleider is aanspreekpunt voor alle interne en externe contacten, met uitzondering van de media. Mediacontacten worden onderhouden door de wethouder en diens persvoorlichter. 8. De Regiegroep kan besluiten tot het uitbreiden van de samenwerkingsoverkomst met nieuwe partijen, zoals de politie, woningcorporatie en belangenorganisaties van verslaafden en dak- en thuislozen. 9. Wanneer één van de in deze samenwerkingsovereenkomst genoemde partijen de samenwerking wenst te beëindigen, dient zij dit schriftelijk en gemotiveerd kenbaar te maken aan alle partijen. De overblijvende partijen nemen in die situatie gezamenlijk de verantwoordelijkheid om te zoeken naar een vervangende partij. 10. De hierboven onder 1 tot en met 9 genoemde afspraken gelden voor de periode van ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst tot aan de opening van de voorziening. De periode na de opening van de voorziening valt onder de verantwoordelijkheid van het Leger des
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 16 -
Heils als exploitant van de voorziening. Het Leger des Heils is verantwoordelijk voor het maken van vervolgafspraken voor de periode vanaf de opening van de voorziening.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 17 -
Bijlage 7 CONVENANT
GESPREIDE HUISVESTING EN ZORG VOOR BIJZONDERE GROEPEN
--- finale versie t.b.v. ondertekening 29 januari 2007--Partijen: Zorgorganisaties: • ASVZ Zuid West • Kwadrant Auriga • De Grote Rivieren • Leger des Heils Regio/gemeenten: • Drechtstedenbestuur • Alblasserdam • Dordrecht • Hendrik Ido Ambacht • Papendrecht • Sliedrecht • Zwijndrecht Woningcorporaties: • Forta • Interstede • Progrez • Rhiant • Tablis • Westwaard Wonen • Woonbron • Krispijn Wonen Overwegende dat: • De verantwoordelijkheid voor zorg en huisvesting van bijzondere groepen maatschappelijk relevant is én een gedeelde verantwoordelijkheid betreft van in ieder geval zorgorganisaties, gemeenten en corporaties; • Dit gedeelde belang én deze gedeelde verantwoordelijkheid aanleiding is geweest voor het project “gespreide huisvesting en zorg bijzondere groepen” in de Drechtsteden; • Dit project helderheid heeft gegeven over: • Een werkbare definitie van de begrippen voorzieningen en bijzondere groepen zoals vastgelegd in bijlage I bij dit convenant; • Het huidige aanbod en de spreiding van woonzorgvoorzieningen voor bijzondere groepen zoals in gecomprimeerde vorm weergegeven in bijlage II (situatie begin 2006); • Een concreet, maar overzienbaar overzicht van knelpunten, te weten: 1. voor bepaalde voorzieningen is sprake van te weinig aanbod; 2. voor bepaalde voorzieningen is sprake van een verstopping van het aanbod (problemen met betrekking tot de doorstroming); 3. er is sprake van een te grote concentratie van voorzieningen in bepaalde gemeenten cq bepaalde wijken;
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 18 -
4. er sprake is van langdurige, weinig transparante en vooral weinig effectieve trajecten voordat locaties voor voorzieningen voor bijzondere groepen gevonden worden en deze voorzieningen feitelijk worden gerealiseerd. • Deze knelpunten zich niet als vanzelfsprekend en vanzelf oplossen ondanks het belang en de overzichtelijkheid ervan. Verklaren dat: Artikel 1: Doelstellingen Partijen individueel en gezamenlijk: • zich tot doel stellen de vier benoemde knelpunten op te lossen; • nu inzicht hebben én willen houden t.a.v. het aanbod en de spreiding van woonzorgvoorzieningen voor bijzondere groepen; • invulling willen geven aan de brede maatschappelijke opgave, onder andere voortkomende uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) om de maatschappelijke participatie van mensen met een beperking te bevorderen en tevens zorg te dragen voor de samenhang en leefbaarheid van gemeenten en wijken; • actief willen streven om de huidige zogenaamde “not-in-my-backyard” (NIMBY) problematiek op te lossen. Artikel 2: Inzet van partijen Partijen zijn individueel en gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van het convenant. Partijen stimuleren en faciliteren daartoe de uitvoering van dit convenant binnen de eigen organisatie. Partijen spreken elkaar aan op het naleven van de gemaakte afspraken en de wederzijdse verantwoordelijkheden. Dit laatste vindt in ieder geval plaats indien hiertoe het initiatief wordt genomen door de voorzitter van het Drechtstedelijk portefeuillehoudersoverleg Sociaal. Deze benadert hiertoe het directeurenoverleg van de woningcorporaties en de organisatie Drechtzorg waarin de zorginstellingen zitting hebben. De voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg Sociaal kan ook individuele convenantspartijen aanspreken, bijvoorbeeld in die gevallen waarin instellingen niet vertegenwoordigd zijn in Drechtzorg. Partijen zullen zich tevens inspannen om zoveel mogelijk instellingen, conform de werkwijze van het open convenant zoals beschreven in artikel 8, toe te laten treden. Partijen zeggen verder toe: Zorginstellingen: • hun plannen op het gebied van woonzorgvoorzieningen voor bijzondere groepen bij het “meld- en registratiepunt wonen met zorg voor bijzondere groepen” van bureau Drechtsteden te melden; • bij plannen waarbij nog geen zicht is op een locatie inzicht te geven in een programma van eisen, waarbij expliciet aandacht wordt besteed aan eventuele randvoorwaarden met betrekking tot de locatiekeuze binnen de Drechtsteden. Dit programma van eisen zodanig te formuleren dat maximaal ruimte wordt gelaten om bij de realisatie een bijdrage te kunnen leveren aan de oplossing van de benoemde knelpunten, specifiek t.a.v. de spreidingsdoelstelling; • de verantwoordelijkheid voor de organisatie en financiering van de zorg en begeleiding, tenzij vallend onder de verantwoordelijkheden van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, niet (deels) over te dragen aan gemeenten en/of corporaties; • waar mogelijk en passend binnen het vastgoedbeleid van de instellingen pro-actief coalities te willen smeden met corporaties zodat deze twee partijen gezamenlijk de gemeente(n) tegemoet kunnen treden. Corporaties: • een voldoende deel van de bestaande en nieuwbouw woningvoorraad te bestemmen voor bijzondere groepen; • mede op deze wijze invulling te geven aan hun opdracht tot beheerder van maatschappelijke kapitaalgoederen, incluis de financiering van de opdracht;
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 19 -
•
•
afspraken in het kader van de woonruimteverdeling mede te bezien vanuit de bijdrage aan de noodzakelijke doorstroming om verstopping van het bestaande voorzieningenaanbod van zorginstellingen tegen te gaan en te voorkomen dat te hoge concentraties ontstaan van woonzorgvoorzieningen voor bijzondere groepen; pro-actief coalities te willen smeden met de zorginstellingen zodat deze twee partijen gezamenlijk de gemeente(n) tegemoet kunnen treden.
Gemeenten: • zich maximaal in te spannen om initiatieven van instellingen (al dan niet in combinatie met een corporatie), nadat de afgesproken procedure is gevolgd, te accommoderen binnen de eigen gemeente; • deze inspanning op zowel politiek, maatschappelijk, planologisch als planeconomisch terrein te plegen; • financieringsverzoeken van zorginstellingen en/of woningcorporaties ten aanzien van geldstromen van derden (Rijk, AWBZ, overig) desgevraagd te ondersteunen. Drechtsteden: • zorg te dragen voor registratie van gevraagde en gerealiseerde huisvestingswensen ten behoeve van bijzondere groepen door middel van het hiervoor inrichten van een centraal “meld- en registratiepunt wonen met zorg voor bijzondere groepen” binnen de organisatie van bureau Drechtsteden; • dit meldpunt de door partijen in dit convenant afgesproken methodiek uit te laten voeren, gericht op het maximaal oplossen van de benoemde knelpunten. Artikel 3: De methodiek voor verdeling van voorzieningen en locatiekeuze In Drechtstedenverband is een methodiek ontwikkeld om op een gestructureerde, transparante en voortvarende wijze plannen voor nieuwe woonzorgvoorzieningen voor bijzondere groepen op evenwichtige wijze te verdelen over de gemeenten van de Drechtsteden. Dit moet een belangrijke bijdrage leveren aan het oplossen van het bestaande knelpunt van lange doorlooptijden en gebrek aan resultaat wat betreft het vinden van geschikte locaties. De basis van dit model is, voorkomende uit het convenant, er één van vertrouwen tussen en onderlinge aanspreekbaarheid van partijen. Daar waar zorginstellingen, het liefst in samenwerking met een corporatie, al een specifieke locatie op het oog hebben, zal deze keuze in basis worden gerespecteerd en waar mogelijk gefaciliteerd. In verreweg de meeste gevallen volstaat een melding bij het Meld- en registratiepunt Drechtsteden en kan het initiatief door betrokken partijen worden gerealiseerd. Binnen dit Meld- en registratiepunt vindt in dat geval slechts een beperkte toetsing plaats. Daar waar alsnog moet worden geconcludeerd dat er sprake is van in betekende mate conflictering met de convenantsdoelstellingen (o.a. van spreiding, draagkracht wijken) zal dat voor de betreffende gemeente aanleiding zijn tot het voeren van een gesprek met de betreffende instelling (en indien van toepassing met de corporatie). Dit gesprek is bepalend voor de verdere gemeentelijke medewerking, o.a. publiekrechtelijke procedures, aan het betreffende initiatief. Daar waar partijen concluderen dat dit alsnog niet de meest wenselijke locatie betreft, zal conform de ontwikkelde methodiek tot een andere locatie worden gekomen. Daar waar nog geen zicht is op een locatie die aansluit bij de doelstellingen van dit convenant, wordt de genoemde faciliterende methodiek gehanteerd om in de eerste plaats een voorkeursgemeente en vervolgens een voorkeurslocatie binnen die gemeente te bepalen. Hantering van de methodiek dient te leiden tot een bespoediging van de zoekopdracht naar een locatie ten opzichte van de situatie zoals die in het verleden bestond. De methodiek is opgenomen als bijlage IIIa. Voor daadwerkelijke realisatie van een voorziening in een bepaalde gemeente en uitvoering van de zoekopdracht is een inspanning noodzakelijk van alle
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 20 -
betrokken partijen zoals geformuleerd onder artikel 2 van dit convenant. In de meeste gevallen zullen in gezamenlijkheid ook de noodzakelijke financiële voorwaarden dienen te worden gecreëerd. Artikel 4: Korte termijn opgave verdeeld en eenmalige inzet Manden Maken middelen In de afgelopen jaren is een overzienbaar stuwmeer gevormd met concrete initiatieven (die vallen binnen de definities zoals weergegeven in bijlage I) welke binnen een periode van maximaal 2 jaar tot realisatie moeten leiden. In bijlage IV zijn deze initiatieven benoemd. Deze initiatieven van instellingen zijn, conform de in bijlage IIIa beschreven methodiek, gekoppeld aan een specifieke voorkeursgemeente. Daar waar betrokkenheid van een corporatie gewenst is, zal het directeurenoverleg van de woningcorporaties na ondertekening van het convenant, per initiatief een corporatie koppelen aan het betreffende initiatief. In bijlage IV is ook een aantal initiatieven opgenomen die nog geen deel uitmaken van de korte termijn opgave maar waarbij de verwachting wel is dat zij binnen afzienbare tijd zullen worden aangemeld. Genoemde instellingen, gemeente en de betrokken corporaties verplichten zich door ondertekening van dit convenant om zich maximaal in te spannen om binnen een termijn van zes maanden na ondertekening te komen tot een realisatieovereenkomst van het betreffende initiatief. Via deze verdeling van de korte termijn opgave wordt enerzijds “de stop uit het stuwmeer” gehaald en wordt een concreet en robuust begin gemaakt met het oplossen van de benoemde knelpunten. Het Drechtstedenbestuur wil e.e.a. daarom faciliteren middels het inzetten van (eenmalige) stimuleringsmiddelen vanuit Manden Maken (zie ook bijlage IV). Op deze inzet is de Verordening Investeringsfonds Manden Maken van toepassing. Bij het ondertekenen van de betreffende realisatieovereenkomst tussen partijen zal 50% van de prestatieafhankelijke financiële inzet betaalbaar worden gesteld aan de betreffende gemeente. De overige 50% zal betaalbaar worden gesteld bij oplevering van de betreffende voorziening. Gemeenten hebben regie op de verdeling van deze middelen, maar verplichten zich tot transparantie richting convenantspartijen t.a.v. hun bestedingsbeslissingen. Artikel 5: De procedure bij nieuwe plannen Zoals in artikel 2 is vermeld wordt binnen de organisatie van bureau Drechtsteden een centraal “meld- en registratiepunt wonen met zorg voor bijzondere groepen” ingericht. Hier worden door de zorginstellingen plannen ingediend met inachtneming van het bepaalde in artikel 2. Vanuit het centrale meld- en registratiepunt worden de plannen verder ter hand genomen conform de procedure zoals weergegeven in bijlage IIIb . Artikel 6: Evaluatie en wijziging De doelmatigheid en effectiviteit van het convenant wordt jaarlijks, passend in de beleidscyclus van de PALT-afspraken, periodiek geëvalueerd Daarbij vindt een evaluatie plaats, mede naar aanleiding van ontvangen signalen vanuit doelgroep en andere betrokkenen. De betrokken zorginstellingen en woningcorporaties zullen hierbij actief worden geconsulteerd, bijvoorbeeld na het initiatief zoals beschreven in artikel 2. In de evaluatie zal expliciet aan de orde komen of de gekozen definities en afbakening van doelgroep en voorzieningen adequaat zijn dan wel aanvulling behoeven. Wijzigingen van dit convenant of aanvullingen daarop zijn slechts geldig voor zover zij schriftelijk tussen partijen zijn overeengekomen. Artikel 7: Naleving van het convenant Partijen onderschrijven de doelstelling van het convenant en verplichten zich ieder voor zover het zijn verantwoordelijkheid betreft de in onderhavig convenant vastgelegde afspraken na te komen. Partijen stimuleren en faciliteren de uitvoering van het convenant binnen de eigen organisatie en streven ernaar de doelstellingen zoals weergegeven in artikel 1 zoveel als mogelijk te verwerken in het beleid van de eigen organisatie.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 21 -
Artikel 8: Toetreding van partijen Er is sprake van een open convenant. Het is voor partijen mogelijk om in een later stadium toe te treden. Partijen zullen zich inspannen om zoveel mogelijk zorginstellingen toe te laten treden. Zorginstellingen welke binnen de regio initiatieven, passend binnen dit convenant, willen ontplooien zullen daartoe actief door gemeenten en corporaties worden uitgenodigd. Artikel 9: Werkingsduur Dit convenant treedt in werking per 1 januari 2007 en eindigt na 4 jaar. Partijen voeren tijdig voor de afloop en op initiatief van het gemeentelijk samenwerkingsverband Drechtsteden overleg over de vraag in welke vorm en met welke inhoud dit convenant kan worden voortgezet. Artikel 10: Bijlagen De bijlagen zijn onlosmakelijke verbonden met het convenant. Het betreft de volgende bijlagen: Bijlage I: Definitie begrippen Bijlage II: Overzicht huidige aanbod en spreiding Bijlage IIIa en IIIb: Methodiek en procedure Aldus overeengekomen te Dordrecht op 29 januari 2007 Regio/Gemeenten: • Drechtstedenbestuur • Alblasserdam • Dordrecht • Hendrik Ido Ambacht • Papendrecht • Sliedrecht • Zwijndrecht Zorgorganisaties: • ASVZ Zuid West • Kwadrant Auriga • De Grote Rivieren • Leger des Heils Woningcorporaties: • Forta • Interstede • Progrez • Rhiant • Tablis • Westwaard Wonen • Woonbron • Krispijn Wonen Bijlage I: Begrippen en definities Met betrekking tot de voorzieningen voor bijzondere groepen waarop het project betrekking heeft is als randvoorwaarde gedefinieerd dat sprake dient te zijn van een rechtstreekse relatie tussen de
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 22 -
huisvesting en de verleende zorg of begeleiding. Voor “bijzondere groepen” en “voorzieningen” zijn de volgende definities gehanteerd: “Bijzondere groepen” zijn groepen die behoefte hebben aan zorg of begeleiding, een betere integratie in de samenleving behoeven c.q. wensen en een zekere druk of overlast kunnen geven op de woonomgeving (“omstreden voorzieningen”). Op basis van deze criteria gaat het over: 1. Dak- en thuislozen 2. Probleemjongeren 3. (Ex-) Verslaafden 4. Slachtoffers huiselijk geweld 5. Laatste kans bewoners 6. Asielzoekers in regionale opvangcentra 7. (Ex-) Psychiatrische patiënten 8. Verstandelijk gehandicapten (mogelijk met gedragsproblematiek) Bij “voorzieningen” moet sprake zijn van een rechtstreekse relatie tussen de huisvesting en de aangeboden zorg of ondersteuning. Het gaat dan om de volgende woonzorgvormen: 1. Intramurale voorzieningen 2. Extramurale voorzieningen zoals • Clusterwonen • Beschut of begeleid wonen 3. Individueel zelfstandige huisvesting met begeleiding 4. Tijdelijke opvang c.q. huisvesting
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 23 -
Bijlage II: Huidige aanbod woonzorgvoorzieningen voor bijzondere groepen
huidige spreiding zorgplaatsen over gemeenten Gemeente
# plaatsen
# inwoners
% aandeel
75
18356
0,41%
1366
119263
1,15%
86
23690
0,36%
papendrecht
155
31224
0,50%
sliedrecht
632
23902
2,64%
zwijndrecht
199
45209
0,44%
onbekend
24
Eindtotaal
2537
261644
0,97%
alblasserdam dordrecht hi ambacht
huidige spreiding zorgplaatsen over postcodegebieden # plaatsen
# inwoners
% aandeel
2951
Postcode
11
9110
0,12%
2952
1
650
0,15%
2953
59
5610
1,05%
2954
1
2995
0,03%
2955
0
3765
0,00%
3311
335
15690
2,14%
3312
139
11045
1,26%
3313
33
5500
0,60%
3314
75
17110
0,44%
3315
220
20850
1,06%
3316
70
830
8,43%
3317
120
14460
0,83%
3318
165
5695
2,90%
3319
80
10255
0,78% 0,84%
3328
140
16605
3329
0
1135
0,00%
3331
28
10760
0,26%
3332
63
9770
0,64%
3333
50
7255
0,69%
3334
12
6165
0,19%
3335
4
7400
0,05%
3336
0
80
0,00%
3341
6
7495
0,08%
3342
48
6500
0,74% 0,36%
3343
26
7210
3344
6
2490
0,24%
3351
44
8465
0,52%
3352
38
3665
1,04%
3353
21
5480
0,38%
3354
0
2535
0,00%
3355
33
6560
0,50%
3356
22
4525
0,49%
3361
37
6365
0,58%
3362
29
11565
0,25%
3363
547
5710
9,58%
0
260
0,00%
261560
0,97%
3364 niet bekend Eindtotaal
74 2537
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 24 -
Huidige verdeling bijzondere groepen over de gemeenten Nummer bijzondere groep gemeente 1 2 3 alblasserdam dordrecht 144 92 134 hi ambacht onbekend papendrecht 2 sliedrecht zwijndrecht 10 Eindtotaal 156 92 134 Bijzondere doelgroepen:
4
5
18
28
24 2 2 46
11 39
8 19 416 20
67 75 116 914
84 557 60 1156
1. Dak- en Thuislozen 2. Probleemjongeren 3. (Ex-)verslaafden 4. Slachtoffers huiselijk geweld
Huidige verdeling plaatsen in voorzieningen over de gemeenten Nummer voorziening gemeente 1 2 3 4 Eindtotaal alblasserdam 16 8 51 75 dordrecht 569 294 397 106 1366 hi ambacht 26 36 24 86 onbekend 24 24 papendrecht 16 94 45 155 sliedrecht 527 50 55 632 zwijndrecht 66 133 199 Eindtotaal 1178 548 705 106 2537 Voorzieningen:
7 56 534 66
Eindtotaal 75 1366 86 24 155 632 199 2537
% 3% 54% 3% 1% 6% 25% 8% 100%
5. Laatste kans bewoners 6. Asielzoekers in reginale opleidingcentra 7. (Ex-)psychiatrische patienten 8. Verstandelijke gehandicapten
% 3% 54% 3% 1% 6% 25% 8% 100%
1. Intramurale voorziening 2. Clusterwonen (begeleid en beschut) 3. Individueel zelfstandig met begeleiding 4. Tijdelijke opvang
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
25
Bijlage IIIa:
Methodiek bepalen voorkeursgemeente en zoekopdracht locatie
De hier gepresenteerde methodiek heeft betrekking op plannen van zorginstellingen, al dan niet met betrokkenheid van een convenantscorporatie, waarbij nog geen zicht is op een locatie waar het betreffende project gerealiseerd kan worden. Doel van de methodiek is om op een voortvarende en transparante wijze achtereenvolgens een voorkeursgemeente te selecteren en vervolgens binnen de betreffende gemeente een zoekopdracht naar een concrete locatie uit te voeren. Hierbij wordt maximaal rekening gehouden met de spreidingsdoelstelling, de wensen van de bijzondere groepen, de randvoorwaarden zoals gesteld door de zorginstellingen en de draagkracht van buurten en wijken. De methodiek is niet van toepassing bij plannen waarbij al sprake is van een beoogde locatie. Voor die plannen volstaat een melding aan het meld- en registratiepunt waar een toetsing plaatsvindt van de beoogde locatie op de doelstellingen van het convenant. Het gaat hierbij met name om de spreidings- en draagkrachtcriteria. Indien deze toetsing – in betekende mate - een negatief resultaat heeft zal, na overleg met betrokken partijen, voor het betreffende plan alsnog onderstaande methodiek worden gehanteerd. In onderstaand figuur wordt de methodiek weergegeven voor het bepalen van een voorkeurgemeente voor een bepaalde voorziening alsmede het formuleren van een zoekopdracht binnen de voorkeursgemeente.
Eisen en wensen instellingen t.a.v. gemeente
Huidige situatie (prestatie gemeente m.b.t. huisvesting)
Belemmerende factoren?
Keuze voor een gemeente
Programma van eisen instellingen t.a.v. locatie
Wensen en behoeften bijzondere groep t.a.v. locatie
Communicatie en interactie en creëren draagvlak
Keuze voor een locatie
Wensen en behoeften bijzondere groep t.a.v. gemeente
1 Draagkrachtaspecten binnen buurten en wijken
2
Deel 1: Het bepalen van een voorkeursgemeente voor een bepaalde voorziening: 1. De huidige prestatie van de verschillende gemeenten op het gebied van de huisvesting met zorg voor bijzondere groepen wordt in beeld gebracht. De huidige prestatie wordt bepaald door het aantal inwoners dat behoort tot de bijzondere groepen (zoals gedefinieerd onder bijlage I) te delen door het totaal aantal inwoners in de betreffende gemeente. De omvang van de populatie die valt onder bijzondere groep 8 van bijlage I wordt ten behoeve van het vaststellen van de prestatie voor 50% toegerekend (dit vanwege de lagere gemiddelde druk die deze groep legt op de omgeving door de zeer verschillende mate van gedragsproblematiek); 2. Vaststellen randvoorwaarden voor de bepaling van de voorkeursgemeente:
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 26 -
•
De instellingen dienen een programma van eisen in waarin wordt aangegeven in welke gemeenten de betreffende voorzieningen vanuit exploitatie- en/of inhoudelijk oogpunt kan worden gerealiseerd. Het programma van eisen bevat in ieder geval: Eisen aan accommodatie; Eisen aan locatie van voorziening; Eisen aan nabijheid andere voorzieningen; Beperkingen met betrekking tot gemeentekeuze vanuit exploitatie. • De wensen van de cliënten worden geïnventariseerd. Bij voorkeur gebeurt dit rechtstreeks bij de toekomstige bewoners 2 , indien dit niet mogelijk is wordt gebruik gemaakt van bekende wensen en behoeften, bijvoorbeeld afhankelijk van de plaats in de zorgketen; 3. Aan de hand van het huidige aanbod en binnen de randvoorwaarden zoals gesteld vanuit de bewoners en de zorgaanbieders wordt een voorkeursgemeente vastgesteld. Duidelijk dient te zijn dat zich binnen de betreffende gemeente geen zwaarwegende belemmeringen voordoen die realisatie van de voorziening in feite onmogelijk of de succeskans te beperkt maken. Deel 2: De zoekopdracht naar een locatie binnen de voorkeurgemeente 1. De randvoorwaarden voor de zoekopdracht worden in beeld gebracht: • De instellingen geven in hun programma van eisen aan waaraan de accommodatie, de locatie, de directe woonomgeving en de omliggende voorzieningen dienen te voldoen; • De wensen van de cliënten worden als randvoorwaarden ingebracht. Indien mogelijk gebeurt dit rechtstreeks, in het andere geval wordt gebruik gemaakt van een meer algemene inventarisatie van cliëntenwensen zoals medio 2006 in de Drechtsteden is uitgevoerd. 2. De draagkrachtaspecten van de verschillende wijken worden in samenwerking met de deskundigen van gemeenten en corporaties in beeld gebracht. De draagkracht wordt bepaald door de reeds aanwezige woonzorgvoorzieningen voor bijzondere groepen binnen de wijk (zie bijlage II), de beleving van de bewoners zoals af te leiden is uit de leefbaarheids- en veiligheidsmonitor alsmede andere draagkrachtaspecten (aanwezigheid andersoortige belastende voorzieningen, samenstelling van de bevolking, sociale draagkracht, etc); 3. Er wordt een keuze gemaakt voor een locatie/accommodatie die het best voldoet aan de aspecten zoals genoemd onder 1. en 2. Vervolgens wordt een communicatie-traject gestart om het benodigde draagvlak te creëren. Tenslotte worden de voorwaarden gecreëerd om de exploitatie van de voorzieningen mogelijk te maken en de succeskans van de voorziening te optimaliseren. Bijlage IIIb: De procedure Bij de procedure die gevolgd dient te worden bij het ter hand nemen van plannen voor woonzorgvoorzieningen voor bijzondere groepen dient onderscheid te worden gemaakt tussen plannen waar al sprake is van een beoogde locatie en plannen waarbij dit nog niet het geval is. 1. Procedure bij plannen waar al sprake is van een beoogde locatie De basis van dit model is, voorkomende uit het convenant, er één van vertrouwen tussen en aanspreekbaarheid van partijen. Daar waar zorginstellingen, het liefst in samenwerking met een corporatie, een specifieke locatie op het oog hebben, zal deze keuze worden gerespecteerd en waar mogelijk gefaciliteerd. In verreweg de meeste gevallen volstaat een melding bij het Meld- en registratiepunt Drechtsteden en kan het initiatief door betrokken partijen worden gerealiseerd. Binnen dit Meld- en registratiepunt vindt in dat geval slechts, met een doorlooptijd van maximaal 1 maand, een beperkte toetsing plaats. Daar waar alsnog moet worden geconcludeerd dat er sprake is van conflictering met de convenantsdoelstellingen (o.a. van spreiding, draagkracht wijken) zal dat voor de betreffende gemeente aanleiding zijn tot het voeren van een gesprek met de betreffende instelling (en indien van toepassing met de corporatie). Dit gesprek kan de verdere 2
Waarbij bedacht moet worden dat er in veel gevallen sprake is van een frequente doorstroom van cliënten, waardoor woonwensen niet eenvoudig actueel te houden zijn. BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 27 -
(publiekrechtelijke) invulling van eventuele gemeentelijke verantwoordelijkheden rondom de realisatie van het initiatief beïnvloeden. Daar waar partijen concluderen dat dit alsnog niet de meest wenselijke locatie betreft, zal conform de ontwikkelde methodiek tot een andere locatie worden gekomen. 2. Procedure bij plannen waarbij nog geen sprake is van een beoogde locatie De volgende procedure wordt gevolgd met betrekking tot nieuwe woonzorgvoorzieningen voor bijzondere groepen waarbij nog geen zicht is op een locatie waar het plan kan worden gerealiseerd: 1. Instellingen dienen plannen voor woonzorgvoorzieningen in bij het meld- en registratiepunt van bureau Drechtsteden. De plannen gaan vergezeld van een programma van eisen; 2. Samen met de voorzitters van de portefeuillehoudersoverleggen (pfo’s) sociaal en wonen en stedelijke vernieuwing worden de plannen door de verantwoordelijke medewerker van het meld- en registratiepunt beoordeeld. Bepaald wordt of de Drechtsteden zich kunnen en willen inzetten voor realisatie van de betreffende voorziening; 3. Indien dit het geval is stelt de verantwoordelijke medewerker vanuit zijn/haar expertise en met behulp van de vastgestelde methodiek een ambtelijk advies op met betrekking tot de voorkeursgemeente voor realisatie van het betreffende plan.; 4. Indien het plan van de instelling nog niet voorziet in een samenwerking met een corporatie (en dit wel gewenst is) wordt het plan en het ambtelijk advies omtrent voorkeursgemeente doorgeleid naar het directeurenoverleg Corporaties. Dit directeurenoverleg koppelt een corporatie aan het betreffende plan. Het directeurenoverleg stuurt het plan, het ambtelijke advies en de koppeling met de betreffende corporatie ter accordering door naar het portefeuilleoverleg Wonen en Stedelijke Vernieuwing. Bij de accordering wordt de voorzitter van het pfo Sociaal betrokken; 5. Indien het plan van de instelling al voorziet in een samenwerking met een corporatie wordt het plan en het ambtelijk advies omtrent voorkeursgemeente direct ter accordering doorgeleid naar het portefeuilleoverleg Wonen en Stedelijke Vernieuwing. Bij de accordering wordt de voorzitter van het pfo Sociaal betrokken; 6. Er wordt uitvoering gegeven aan de zoekopdracht binnen de gemeente aan de hand van deel 2 van de in bijlage IIIa beschreven methodiek. Bundeling van expertise vanuit instelling, gemeente en (eventueel) corporaties is hierbij noodzakelijk. Indien de zoekopdracht, om redenen die buiten de beïnvloedingssfeer van de betreffende gemeente liggen en die door de gemeente volledig en transparant kunnen worden beargumenteerd, niet leidt tot succes wordt de procedure hervat vanaf punt 3 waarbij een nieuwe voorkeurgemeente voor de betreffende voorziening wordt bepaald; 7. Nadat de locatie is vastgesteld start het traject van communicatie en het creëren van het benodigde draagvlak in de omgeving van de toekomstige voorziening; 8. De voorziening wordt gerealiseerd; 9. De verantwoordelijke medewerker van het meldpunt past het overzicht van het huidige aanbod van voorzieningen en de spreidingskaart aan op basis van de nieuw gerealiseerde voorzieningen. De stappen 1 t/m 5 (grofweg bepalen van voorkeursgemeente en indien van toepassing voorkeurscorporatie) vinden plaats binnen een doorlooptijd van 2 maanden.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 28 -
Bijlage 8
Regionale aanpak Huiselijk Geweld - Werkplan 2008-2010 Drechtsteden en Alblasserwaard / Vijfheerenlanden Inleiding
In 2002 hebben de regio’s Drechtsteden en Alblasserwaard / Vijfheerenlanden een convenant huiselijk geweld getekend om de aanpak van huiselijk geweld in de keten op elkaar af te stemmen en te verbeteren. Dat heeft geleid tot het inrichten van meld- en steunpunten, een dekkend netwerk van lokale zorgnetwerken en specialistische teams waaronder twee regionale hulpverleningsteams Huiselijk Geweld. Hiermee heeft de regio lange tijd behoord tot de landelijke voorhoede in de aanpak van huiselijk geweld. Deze positie is de regio echter kwijtgeraakt. Er is minder energie gestopt in het oppakken van nieuwe ontwikkelingen en initiatieven om huiselijk geweld terug te dringen en de slachtoffers, plegers en getuigen bij te staan. In dit werkplan wordt ingegaan op de belangrijkste knelpunten en een aanzet gegeven voor de doorontwikkeling van de aanpak huiselijk geweld. Het plan is opgesteld in samenwerking met de GGD Zuid-Holland Zuid, het arrondissementsparket Dordrecht en de politie Zuid-Holland Zuid. In hoofdstuk 1 volgt een definitie van huiselijk geweld, een schets van de verschuiving in werkwijze, een cijfermatig en kwalitatief overzicht van de stand van zaken omtrent huiselijk geweld. Hoofdstuk 2 gaat in op de onderdelen van een sluitende aanpak, de taken en verantwoordelijkheden van betrokken partijen. In hoofdstuk 3 komen de (meerjaren)doelstellingen aan de orde. In hoofdstuk 4 wordt een voorstel gedaan voor de toekomstige organisatie en werkwijze. Ten slotte geeft hoofdstuk 5 inzicht in het werkplan, de communicatieparagraaf, evaluatie en financiering van het geheel. Het convenant huiselijk geweld is in 2005 verlopen en er is geen formeel vervolg aan gegeven. In 2006 is ervoor gekozen om de aanpak van huiselijk geweld zoveel mogelijk onderdeel uit te laten maken van de reguliere werkzaamheden van betrokken partijen en hun samenwerkingsverbanden. In 2007 is huiselijk geweld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) terecht gekomen in prestatieveld 7 en wordt als zodanig meegenomen in de beleidsvisie Maatschappelijke Zorg in de regio Zuid-Holland Zuid. Gemeenten spelen een heel belangrijke, om niet te zeggen cruciale, regisseursrol bij de aanpak van huiselijk geweld. De WMO biedt gemeenten de kans om dit probleem via verschillende invalshoeken aan te pakken. Zo zijn de regionale sociale dienst, de GGD, het maatschappelijk werk, de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, GGZ, openbare orde en veiligheid en jeugdbeleid betrokken bij de aanpak. De justitiële keten zorgt voor afstemming over huiselijk geweld in het arrondissementaal justitieel beraad (AJB) en in de regionale en lokale beheersdriehoeken komt de inzet van gemeente, politie en justitie weer bij elkaar. In de praktijk en uit gesprekken met betrokken instellingen blijkt dat zij de tijd nog niet rijp achten om de projectmatige structuur van de aanpak huiselijk geweld verder los te laten. De maatschappij is zich nog onvoldoende bewust van de aard en de omvang van het probleem. De samenwerking tussen de hulpverleningsketen en het justitiële traject is nog onvoldoende geborgd. Dit betekent dat de aanpak van huiselijk geweld in deze regio nog extra aandacht nodig heeft, een strakkere aansturing vraagt en inzet van meer financiële middelen. Dit werkplan geeft inzicht in de manier waarop de regio dat de komende jaren wil aanpakken.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 29 -
1. Huiselijk geweld! Waar hebben we het over?
Geweld in de privé-sfeer is de meest omvangrijke geweldsvorm in onze samenleving. Huiselijk geweld is een probleem dat nog te vaak verborgen blijft. Het veroorzaakt veel leed en er zijn ernstige gevolgen in de vorm van emotionele, psycho-sociale en gezondheidsproblemen. Huiselijk geweld komt in alle culturen en onder alle lagen van de bevolking voor. Bij huiselijk geweld kennen pleger en slachtoffer elkaar. Kinderen zijn vaak getuige van huiselijk geweld of zelf slachtoffer van huiselijk geweld. Dit kan zulke ingrijpende gevolgen hebben dat ook voor hen hulpverleningstrajecten noodzakelijk zijn. Mensen die in hun jeugd slachtoffer zijn geweest van geweld lopen een groter risico om in hun latere leven zelf slachtoffer of dader te worden van (huiselijk) geweld. Het is belangrijk om deze overdracht van gewelddadig gedrag van ouders op kinderen te stoppen, zodat op lange termijn (huiselijk) geweld structureel afneemt.
1.1 Definitie Het ministerie van Justitie hanteert een definitie van huiselijk geweld die goed aangeeft waar het om gaat bij huiselijk geweld. Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Onder geweld wordt aantasting van de persoonlijke integriteit verstaan met daarbij een onderscheid tussen psychisch (waaronder belaging) en lichamelijk (waaronder seksueel) geweld. De huiselijke kring van het slachtoffer bestaat uit (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Het begrip ‘huiselijk geweld’ betreft hier de relatie tussen dader en slachtoffer en niet de ‘locatie’ (bron: Privé Geweld – Publieke Zaak 3 ) Als specifieke vormen van huiselijk geweld kunnen worden benoemd: eergerelateerd geweld, ouderenmishandeling en jeugdprostitutie en loverboys en -girls. In de regio’s Drechtsteden en Alblasserwaard / Vijfheerenlanden wordt op dit moment alleen specifiek aandacht besteed aan ouderenmishandeling.
1.2 Verschuiving in werkwijze In toenemende mate wordt een incident huiselijk geweld gezien als een mogelijkheid om een verandering teweeg te brengen in het gezinssysteem. Daarbij krijgt het hele systeem, bestaande uit pleger, slachtoffer en eventuele kinderen, hulp aangeboden. Deze aanpak, die systeemgericht werken wordt genoemd, blijkt in andere regio’s zeer effectief te zijn. De proeven met het tijdelijk huisverbod voor plegers/daders in Venlo, Groningen en Amsterdam-Noord zijn ook gebaseerd op deze voor-onderstelling. Daarnaast werkt de hulpverlening steeds meer ‘outreachend’. Hiermee wordt bedoeld dat hulpverleners mensen in hun eigen leefomgeving opzoeken. Op deze manier worden mensen bereikt, die uit zichzelf niet zo makkelijk bij de hulpverlening terecht komen. Door ‘veiligheid’ en ‘hulpverlening’ te laten samenwerken en de focus te leggen op het voorkomen van het geweld, lijken er goede kansen om de problemen daadwerkelijk terug te dringen. Voorwaarde is wel dat er snel gehandeld wordt. Om deze samenwerking te bevorderen is maximale gegevens-uitwisseling tussen de betrokken partners noodzakelijk. In de WMO wordt de strategische regievoering op het gebied van huiselijk geweld expliciet neergelegd bij de gemeente en dan vooral bij de centrumgemeenten. Dit leidt tot een aantal nieuwe uitgangspunten waarmee de regio huiselijk geweld wil aanpakken: - De gemeenten in de Drechtsteden en Alblasserwaard / Vijfheerenlanden hebben de strategische regie in de aanpak huiselijk geweld aan de centrumgemeente overgelaten en sluiten bij het opstellen van eigen beleid hierop aan.
3
Privé Geweld – Publieke Zaak, Ministerie van Justitie, Den Haag, april 2002
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 30 -
-
De centrumgemeente Dordrecht formuleert een visie op de aanpak van huiselijk geweld, stelt randvoorwaarden aan de manier van werken, creëert mogelijkheden en stelt prioriteiten. Alle betrokken partijen in de regio’s Drechtsteden en Alblasserwaard / Vijfheerenlanden werken vanaf nu systeemgericht en ‘outreachend’ bij de problematiek van huiselijk geweld. Het beleid is erop gericht dat er samenwerking is tussen justitie, politie en hulpverlening om een snelle en integrale aanpak van de problematiek binnen Zuid-Holland Zuid tot stand te brengen.
De visie op de aanpak van huiselijk geweld in de regio’s Drechtsteden en Alblasserwaard / Vijfheerenlanden is als volgt geformuleerd: Huiselijk geweld wordt gezien als een openbaar gezondheid- en veiligheidsprobleem. Het is een onacceptabele situatie waarin vroegtijdig ingrijpen geoorloofd is, zodat plegers, slachtoffers en getuigen (meestal kinderen) de kans krijgen de situatie ten positieve te veranderen. Hiertoe ontwikkelen betrokken partijen een transparant en toegankelijk aanbod, gericht op het opvangen van de noodsituatie, het systeemgericht en outreachend werken, het bieden van adequate ambulante hulpverlening en het voorkomen van problemen op de lange termijn. De strafrechtelijke en hulpverleningsketen werken daarbij nauwgezet samen.
1.3 Aard en omvang huiselijk geweld Er is in de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de aard en de omvang van huiselijk geweld. In onderzoek uit 1997 naar de schaal waarop huiselijk geweld voorkomt wordt gesproken over meer dan 40% van de Nederlandse bevolking die ooit in zijn of haar leven te maken hebben gehad met huiselijk geweld. 21% van de Nederlanders is slachtoffer (geweest) van huiselijk geweld dat langer dan vijf jaar duurde. 27% van de Nederlanders is slachtoffer van huiselijk geweld waarbij de voorvallen wekelijks of dagelijks voorkwamen. Een groot deel van deze groep ziet het leven ingrijpend veranderen als gevolg van het geweld 4 . De landelijke cijfers in deze notitie zijn afkomstig van het onderzoek op basis van de politiecijfers van 2005, tenzij anders vermeld 5 . Per 1.000 inwoners zijn er 3,5 incidenten huiselijk geweld gemeld bij de politie. In 2005 waren dit landelijk 57.421 meldingen van incidenten. De inschatting is dat de politie slechts 12% van de gevallen gemeld krijgt. Driekwart van het huiselijk geweld bestaat uit fysiek en psychisch geweld. Bedreiging, belaging en seksueel geweld komen in veel mindere mate voor. Bij de kinderen die slachtoffer worden van huiselijk geweld bestaat dit voor 50% uit seksueel geweld. Van de slachtoffers is 76,1% vrouw en 23,9% man. Het blijkt dat 11,5% van de slachtoffers kinderen zijn beneden de 18 jaar en 7,2% ouderen boven de 55 jaar. Als huiselijk geweld naar buiten komt blijkt het vaak al vijf jaar of langer te bestaan. Veel gevallen van huiselijk geweld blijven te lang onzichtbaar door huiver bij beroepskrachten én burgers om snel te melden. Vaak zijn hulpverleners niet op de hoogte van de mogelijkheden om huiselijk geweld aan te pakken. Soms herkennen ze de signalen niet. Daardoor wordt de toegebrachte schade ernstiger. In 40% van de gevallen wordt (uiteindelijk) aangifte gedaan. Meestal doen slachtoffers na 30 dagen aangifte, sommigen zelfs pas na jaren. In meer dan de helft van de gevallen van huiselijk geweld die geleid hebben tot aangifte, wordt de dader ook daadwerkelijk aangehouden. Op verzoek van de ministeries van VWS en Justitie is onderzoek gedaan naar het voorkomen van kindermishandeling. Hiervoor zijn gegevens uit 2005 gebruikt. In deze studie wordt de omvang van kindermishandeling geschat op ruim 107.000 gevallen, oftewel ongeveer 30 gevallen van kindermishandeling op iedere 1.000 kinderen. De meerderheid van de gevallen betreft vormen
4
‘Huiselijk geweld – aard, omvang en hulpverlening’ Intomart, 1997 Binnen zonder kloppen, Onderzoek naar aard, omvang en achtergronden van huiselijk geweld 2005, Onderzoeks- en Adviesgroep Beke, 2006 5
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 31 -
van verwaarlozing, te weten fysieke en emotionele verwaarlozing en verwaarlozing van het onderwijs. Bijna een kwart van deze jeugdige slachtoffers van kindermishandeling ondergaat seksuele en/ of fysieke mishandeling 6 . Mensen die in hun jeugd slachtoffer zijn geweest van geweld lopen een groter risico in hun latere leven zelf slachtoffer of dader van (huiselijk) geweld te worden 7 . Plegers van huiselijk geweld zijn voor 98% mannen, voor het merendeel tussen de 25 en 50 jaar. 75% hiervan is in Nederland geboren. 68% pleegt meer dan één keer huiselijk geweld. 6,4% van de plegers huiselijk geweld staan ook bekend als veelpleger. Overzicht cijfers politie ZHZ 2006 en 2007 Meldingen
Aangiften
Aangehouden verdachten
2006
2007
2006
2007
2006
2007
District 1 (Gemeente Dordrecht / Zwijndrechtse Waard), waarvan in - wijkteam Centrum - wijkteam Oost - wijkteam West
875
1058
413
385
291
285
178 172 324
241 174 418
District 2 Alblasserwaard Vijfheerenlanden
251
253
184
201
153
148
Totaal
1126
1311
597
586
444
433
Overzicht cijfers Meldpunt Zorg en Overlast 2006 en 2007 Aantal meldingen Intake gesprekken slachtoffers waarvan in hulpverleningstraject Intake gesprekken plegers waarvan in hulpverleningstraject
2006 209 209 197 22 6
2007 223 170 131 59 56
2006 184
2007 225
Overzicht cijfers ASHG 2006 en 2007 Totaal aantal eerste contacten
Uit het cijfermateriaal blijkt duidelijk dat huiselijk geweld verborgen blijft. Slechts een fractie van het aantal gevallen komt aan het licht door incidentmeldingen bij de politie. Het beeld bij de politie Zuid-Holland Zuid over 2006 wijkt nauwelijks af van het landelijke beeld uit 2005. Het aantal incidenten is het hoogst in het Wijkteam West. Vooral de hulpverlening aan plegers laat duidelijk te wensen over, al is er in 2007 een duidelijke verbetering te zien. Met slechts 5% van het aantal aangehouden verdachten wordt een intakegesprek gevoerd en daarvan aanvaardde slechts 27% in 2006 en 95% in 2007 uiteindelijk hulp. Bij de slachtoffers accepteert ruim 75% hulp.
6 7
Kindermishandeling, M.H. van IJzendoorn e.a., Rijksuniversiteit Leiden, 2007 Kinderen in de keten, Nederlands Jeugdinstituut, 2007
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 32 -
Bij het ASHG komen andere signalen over huiselijk geweld binnen dan bij de politie en het meldpunt Zorg en Overlast. Slechts bij 20% van de contacten bij het ASHG is er sprake van een aangifte bij de politie.
1.4 Conclusies Sinds 2002 is er landelijk en regionaal al veel gebeurd om huiselijk geweld vroegtijdig op te sporen, terug te dringen en adequaat hulp te verlenen. Om de spiraal van huiselijk geweld daadwerkelijk te stoppen is meer nodig. Op grond van de geschetste ontwikkelingen en gepresenteerde cijfers in dit hoofdstuk kunnen de volgende conclusies getrokken worden: - Huiselijk geweld in een groot probleem met gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van mensen. Dit rechtvaardigt een intensivering van de aanpak huiselijk geweld. - Als centrumgemeente zal Dordrecht meer kaders moeten stellen waarbinnen de aanpak huiselijk geweld wordt vormgegeven. Alle gemeenten dienen hun beleid hierop af te stemmen. - Het aantal incidenten dat vanuit de politie wordt doorgegeven aan het meldpunt Zorg en Overlast en zo systematisch in het hulpverleningstraject worden opgenomen is te beperkt. De afspraak dat alleen meldingen worden doorgegeven aan het meldpunt ZO, waarbij de betrokken dit zelf wil, moet worden losgelaten. Het is belangrijk dat alle meldingen wekelijks besproken worden in een zogenaamd screeningsoverleg. Van daaruit kan snel een hulpverleningstraject worden gestart of voorbereidingen worden getroffen voor de strafrechtelijke aanpak. - Het aantal meldingen in het wijkteam West rechtvaardigt een specifieke aanpak voor deze wijken, waarbij zoveel mogelijk partijen betrokken worden. - Uit de cijfers blijkt dat huiselijk geweld een vorm van geweld is met grote gevolgen. Vooral voor kinderen geldt dat de kans op voortzetting van de geweldsspiraal, als zij volwassen zijn, groot is. Het is dus belangrijk om niet alleen aandacht te besteden aan de plegers en slachtoffers van huiselijk geweld, maar ook aan kinderen die getuigen zijn van huiselijk geweld. - De systeemgerichte aanpak blijkt landelijk succesvol,maar wordt in onze regio nog weinig ingevuld. Vooral de hulp en begeleiding van plegers en kinderen laat op dit moment te wensen over. - Het duurt nu nog lang voordat een slachtoffer of pleger hulp durft te vragen en dan uiteindelijk krijgt. Het outreachend werken en een nauw(er)sluitende ketenaanpak moet ervoor zorgen dat signalen eerder worden opgepakt en dat hulp nadrukkelijker wordt aangeboden. De landelijke aandacht voor huiselijk geweld maakt het onderwerp beter bespreekbaar en biedt kansen. - Registratie van huiselijk geweld is niet eenduidig. Daardoor is soms onduidelijk wat het vervolg van zaken is. Zo is er onduidelijkheid tussen OM en politie over het aantal doorgestuurde dossiers vanuit de politie en ontbreekt het zicht op het aantal zaken huiselijk geweld bij de reclassering.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 33 -
2. Een sluitende aanpak en rolverdeling huiselijk geweld Hoofdstuk 2 gaat in op de onderdelen van een sluitende aanpak en de taken en verantwoordelijkheden van betrokken partijen. De ketenaanpak heeft tot doel om in een zo vroeg mogelijk stadium huiselijk geweld aan te pakken. Dit doen we door een systeemgerichte aanpak (dader, slachtoffer en evt. kind(eren)). Een sluitende aanpak voor huiselijk geweld heeft betrekking op: • preventie, voorlichting, bespreekbaar maken van huiselijk geweld • signalering van huiselijk geweld • meldingen en aangiften • hulp, opvang en nazorg • strafrechtelijke instrumenten
2.1 Taken en verantwoordelijkheden betrokken partijen Een adequate omschrijving van ieders taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in de aanpak huiselijk geweld ontbreekt op dit moment. De betrokken partijen zien het als hun taak om hierin in 2008 duidelijkheid te scheppen. De aanpak van huiselijk geweld is bij uitstek een onderwerp waarin organisaties moeten samenwerken, soms over hun eigen grenzen heen. Het systeem van de cliënt (dader, slachtoffer en kind) moet centraal staan. Op alle terreinen van de OGGZ-ladder moet voldoende en passend aanbod zijn. De organisaties zijn daarin van elkaar afhankelijk om geen gaten te laten vallen. De gemeenten kunnen hun regierol nemen om een dergelijke aanpak te stimuleren en zonodig knopen door te hakken.
Regierol van de gemeente
Bij de beschrijving van dit onderwerp wordt onderscheid gemaakt naar de regierol van de centrumgemeente en de rol van de regiogemeenten. De centrumgemeente Dordrecht is verantwoordelijk voor het beleid en de voorzieningen binnen prestatievelden 7-8-9 van de WMO. Hiervoor wordt een beleidskader opgesteld. De regiogemeenten in de Drechtsteden en Alblasserwaard / Vijfheerenlanden zijn verantwoordelijk voor de samenhang van dit beleid met de overige prestatievelden, specifiek gericht op informatie en ondersteuning en op jeugd, ouderen, gezondheidszorg, leefbaarheid en veiligheid. Dit beleidskader bevat sturende elementen voor de aanpak huiselijk geweld die nader worden uitgewerkt in dit werkplan. De centrumgemeente neemt de verantwoordelijkheid om de ketenpartners bij elkaar te brengen, te stimuleren om met elkaar bindende afspraken te maken voor een sluitende aanpak en erop toe te zien dat de ketenpartners die afspraken ook feitelijk realiseren. Deze ketensamenwerking moet voorkomen dat de aanpak versnipperd en weinig effectief is. De invoering van het tijdelijk huisverbod zal de centrumgemeente zoveel mogelijk voor alle regiogemeenten voorbereiden. De gemeente Dordrecht ontwikkelt een regiemodel voor centrale intake en inkoop van Maatschappelijke Zorg en de doelgroep van beleid tegen huiselijk geweld wordt zoveel mogelijk in dit regiemodel opgenomen. De gemeente Dordrecht zal eveneens namens de regiogemeenten zorgen voor: • Het instandhouden en voorzitten van het beleidsmatig overleg voor de aanpak huiselijk geweld. • Het inzetten van communicatiemiddelen voor het algemene publiek (pers, voorlichtingsmaterialen) en de betrokken partijen (nieuwsbrieven). • Het zorgen voor afstemming tussen regionaal veiligheidsbeleid (met overleggen als AJB en Beheersdriehoek, afdeling OOV) en het zorg-, jeugd- en welzijnsbeleid (met overleggen als ambtelijk overleg volksgezondheid, portefeuillehoudersoverleg, sector Maatschappelijke Ontwikkeling).
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 34 -
De regiogemeenten blijven een eigen rol hebben bij: • Het benoemen van huiselijk geweld als thema in relevante beleidsplannen. • Het bevorderen van de meldingsbereidheid onder de bevolking en professionals door bekendheid te geven aan de bestaande aanpak huiselijk geweld en uit te dragen dat huiselijk geweld niet geaccepteerd wordt in de samenleving en een strafbaar feit is. • Het inzetten van middelen en personele capaciteit vanuit de gemeente. • Het uitvoeren van het tijdelijk huisverbod.
Rol van de politie De aanpak van huiselijk geweld is een kerntaak van de politie. Het doel is het stoppen van het geweld en waar mogelijk te (laten) vervolgen. Aanhouden tenzij is daarbij uitgangspunt. Omdat het huiselijk geweld niet vanzelf stopt is intensieve samenwerking en gegevensuitwisseling met de ketenpartners noodzakelijk. Omdat de politie over belangrijke informatie beschikt is haar signalerende taak van cruciaal belang. Alle informatie wordt vastgelegd in het bedrijfsprocessensysteem zodat een begindossier wordt opgebouwd. Een doelstelling van de politie is een toename van de registratie van incidenten en aangiften, het terugdringen van het aantal sepots en aantal recidivisten. Voor de politie geldt iemand als recidivist, wanneer hij binnen 12 maanden meer dan één keer als verdachte van huiselijk geweld in het bedrijfsprocessensysteem voorkomt.
Rol van justitie
Het openbaar ministerie werkt ten aanzien van huiselijk geweld volgens de onderstaande uitgangspunten: • Bij het ontbreken van een aangifte, in beginsel altijd proberen ambtshalve te vervolgen • Zo veel mogelijk zaken voorgeleiden bij de rechter-commissaris • In beginsel altijd een reclasseringsrapport (laten) opstellen. • In geval van schorsing zo veel mogelijk verzoeken om bijzondere schorsingsvoorwaarden, zoals straat- en contactverbod en (opgelegde) hulpverleningstrajecten. Bij overtreding van deze opgelegde voorwaarden, zo snel mogelijk de straf ten uitvoer leggen. • In overleg met politie, reclassering en organisaties in de zorgketen zo snel mogelijk hulpverlening inschakelen voor dader, slachtoffer en eventuele kinderen. • Geen beleidssepot en geen geldtransactie als dader en slachtoffer samen blijven. • Indien gewenst informeert het openbaar ministerie het slachtoffer van huiselijk geweld over het verloop van het strafproces Huiselijk geweld is in het Arrondissementaal Justitieel Beraad (AJB) benoemd als prioriteit. Om dit te bekrachtigen wordt begin 2008 een strafrechtelijk convenant ondertekend door de leden van dit overleg.
Rol GGD ZHZ
De GGD ZHZ heeft een uitvoerende taak in de aanpak van huiselijk geweld. Dit houdt het volgende in: • • • • •
Meldpunt Zorg en Overlast heeft de taak meldingen door te geleiden naar de reguliere hulpverlening Coördinatie van de 2 regionale hulpverleningsteams huiselijk geweld Deelname aan beleid – en bestuursoverleg Maatschappelijke zorg Ontwikkelen van beleid omtrent huiselijke geweld in samenwerking met de ketenpartners Signaleren en adviseren aan de gemeenten ten aanzien van huiselijk geweld
Tevens heeft zij de coördinatie voor de hele hulpverleningsketen.
Rol hulpverlening De hulpverlening kent een systeemgerichte aanpak en biedt hulp aan plegers/daders, slachtoffers en kinderen. De activiteiten zijn gericht op een goede en effectieve aanpak van de problematiek BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 35 -
bij de betrokken personen. Belangrijk kenmerk van de hulpverlening is het outreachende karakter en de snelheid waarmee gereageerd wordt op crisissituaties. Betrokken voorzieningen en instellingen bij de hulpverlening rond huiselijk geweld: • • •
SHG Zuid-Holland Zuid Blijf van mijn Lijf ZuidHolland Zuid Bouman GGZ
• • •
De Stromen Opmaat Groep Reclassering GGD Zuid-Holland Zuid
• • • •
Bureau Jeugdzorg De Grote Rivieren Leger des Heils Rivas
3. Wat willen we bereiken? Dit hoofdstuk is een uitwerking van de vastgestelde beleidskaders van het WMO beleidsplan 2008-2010 voor Maatschappelijke Zorg; prestatievelden 7,8,9. De doelstellingen zijn zowel organisatorisch als inhoudelijk van aard. Als eerste volgen een aantal organisatorische doelstellingen, die het mogelijk moeten maken dat de inhoudelijke doelstellingen als een geïntegreerde keten kunnen worden gerealiseerd. De inhoudelijke doelstellingen zijn ondergebracht in de verschillende aspecten van een sluitende hulpverleningsketen, zoals beschreven in hoofdstuk 2.
3.1 Steunpunt Huiselijk Geweld als spil in de keten Met ingang van 1 januari 2006 is het ASHG bij de Stichting Blijf van m’n Lijf ZHZ ingericht voor informatie en advies en worden de meldingen bij het meldpunt Zorg en Overlast (GGD ZHZ) gedaan. Tot nu toe zet het Meldpunt Zorg en Overlast de meldingen uit naar de reguliere hulpverlening, coördineert de hulpverlening en draagt de casus over als het geregeld is. Dit is geen optimale situatie en het is de bedoeling dat het meldpunt ZO en het ASHG hun werkzaamheden integreren. Per 1 januari 2008 is er sprak van het Meldpunt ZO/Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG). De GGD ZHZ en de Stichting Blijf van m.n lijf ZHZ voeren deze taken gezamenlijk uit onder regie van de GGD. Het Meldpunt ZO/SHG is de spil in de ketenaanpak huiselijk geweld. De werkzaamheden zijn meer outreachend en op termijn met behulp van ‘eigen’ maatschappelijk werkers kan een eerste intake worden uitgevoerd om meer zicht te krijgen op de problematiek en een goede toegeleiding naar hulp te realiseren. Het Meldpunt ZO/SHG moet kunnen uitgroeien tot het meld- en informatieknooppunt zoals bedoeld in de Wet tijdelijk huisverbod. Het SHG is een samenwerkingsverband tussen GGD ZHZ en de Stichting Blijf van m’n Lijf ZHZ en is op één locatie gevestigd. Het meldpunt ZO/SHG maakt afspraken met alle aangesloten organisaties over doorverwijzing: -
de termijn waarbinnen hulp wordt verleend de inhoud van de hulpverlening de terugkoppeling van de resultaten het leveren van een vaste contactpersoon/aanspreekpunt voor de aanpak van huiselijk geweld
Het meldpunt ZO/SHG houdt zich niet bezig met hulpverlening, maar voert wel een eerste intake met het slachtoffer/dader en controleert de voortgang van het afgesproken traject. Hiertoe heeft het meldpunt ZO/SHG de beschikking over adequaat opgeleide maatschappelijk werkers. Dit outreachend werken heeft tot doel: -
in kaart brengen van het systeem helder maken van de hulpvraag motiveren tot het aanvaarden van hulpverlening inventariseren welke hulpverlening er al loopt versneld doorverwijzen naar de juiste hulpverleningsinstantie
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 36 -
Het meldpunt ZO/SHG coördineert alle voorlichtingsactiviteiten rondom huiselijk geweld.
3.2 Commitment en betrokkenheid vergroten De aandacht voor de aanpak van huiselijk geweld in de regiogemeenten was tot 2005 laag, een enkele uitzondering daargelaten. Inmiddels worden wel financiële bijdragen geleverd, maar is de perceptie bij de gemeenten toch vooral dat de aanpak van huiselijk geweld een taak van de centrumgemeente is. De gemeente Dordrecht ziet huiselijk geweld nadrukkelijk als een integraal taakgebied binnen de prestatievelden maatschappelijke opvang, OGGZ en vrouwenopvang. Het is belangrijk om de gemeenteraden in de regio, de portefeuillehouders en de relevante gemeenschappelijke regelingen meer bij het onderwerp te betrekken en regelmatig te informeren over de stand van zaken en ervaren knelpunten. Vergroten bestuurlijke betrokkenheid bij huiselijk geweld door: - informeren van en verantwoording afleggen aan B&W en gemeenteraad - onderwerp agenderen op Portefeuillehoudersoverleg en ambtelijk overleg - organiseren van werkbezoeken en inhoudelijke conferenties - regelmatig cijfers te analyseren en te delen met betrokken partijen Het draagvlak en commitment bij de betrokken uitvoerende organisaties kan ook verbeterd worden. Nog te vaak wordt de aanpak huiselijk geweld gedragen door individuen en is het te weinig verankerd in het geheel van de organisatie. Deze kwetsbaarheid is goed te merken bij het wegvallen van personen door ziekte of veranderen van baan. Een sluitende aanpak van huiselijk geweld vergt commitment en betrokkenheid van alle instanties op alle niveaus. Concreet betekent dit deelnemen aan de ingestelde overlegvormen op het gewenste niveau en bereid zijn om gegevens uit te wisselen en samen te werken - soms over de grenzen van de eigen organisatie heen - om de hulpverlening en het strafrechtelijk proces te verbeteren. Om het draagvlak bij bestuurders en partners in de keten huiselijk geweld te vergroten is het afsluiten van een nieuw convenant huiselijk geweld wenselijk. Het convenant uit 2002 is in 2005 niet verlengd. Juist dit moment van doorontwikkeling is een goed moment om een zo breed mogelijk gedragen regionaal convenant huiselijk geweld op te stellen. Op dit moment bereidt het arrondissementsparket Dordrecht een strafrechtelijk convenant huiselijk geweld voor. Het is nuttig om deze convenanten aan elkaar te verbinden, zodat hulpverlening en strafrechtelijke keten ook op convenantsniveau afgestemd zijn. Er bestaan protocollen en werkafspraken, maar er is geen sprake van een volledig overzicht van de actuele werkwijze. Dit komt de borging van de werkwijze niet ten goede. Het is belangrijk om de gemaakte afspraken te bundelen, zodat voor iedereen duidelijk is aan welke afspraken iedereen zich dient te houden. Sluiten van een convenant huiselijk geweld met een breed draagvlak door de deelnemers van de stuurgroep maatschappelijke zorg, onderwijs, eerstelijnshulpverlening. - verbinden van strafrechtelijk convenant huiselijk geweld aan regionaal convenant Protocollen en werkafspraken zonodig vernieuwen en bundelen tot een overzichtelijk geheel. In ieder geval dienen de onderstaande protocollen er te zijn: - privacyprotocol voor overleg en registratie - politieprotocol - protocol kindermishandeling (ook met onderwijspartners) - protocol kindspoor
3.3 Investeren in preventie en voorlichting De preventie en voorlichtingsactiviteiten zijn gericht op de volgende doelgroepen: BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 37 -
-
kinderen als getuige van geweld slachtoffers algemeen publiek specifieke doelgroepen zoals allochtonen, ouderen, plegers/daders en jongeren
Kinderen als getuige van geweld Om kinderen die getuige zijn geweest van huiselijk geweld zichtbaar te maken voor de hulpverlening, zijn in enkele politieregio’s en/of jeugdzorgregio’s convenanten opgesteld tussen politie, Openbaar Ministerie (OM), Bureau Jeugdzorg, het advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK) en soms andere (jeugd)zorginstellingen. In deze zogenoemde kindsporen is vastgelegd welke stappen men zet wanneer bij huiselijk geweldincidenten kinderen als getuige betrokken zijn; doel hiervan is de risico’s op verstoring van de ontwikkeling te verkleinen. Essentieel hierbij is de samenwerking tussen de verschillende partijen. De gemeente Dordrecht heeft de GGD ZHZ recent opdracht gegeven om samen met Bureau Jeugdzorg een kindspoor te realiseren. Het bijbehorende aanbod moet nog meer structureel worden ingezet. Hiervoor wordt één partij verantwoordelijk, die vervolgens bij verschillende aanbieders de hulpverlening kan inkopen. De financiering van deze hulpverlening moet dan ook structureel gemaakt worden. Stoppen van de overdracht van gewelddadig gedrag van ouders op kinderen. Dit moet op lange termijn bijdragen aan het verminderen van huiselijk geweld door: - opzetten van afspraken om kinderen nadrukkelijk te betrekken in de hulpverlening (kindspoor) - realiseren van structurele begeleiding en preventie (zie Kinderen in de keten), zoals - de cursus Let op de kleintjes een aantal keren per jaar aanbieden - mobiliseren van netwerk door middel van Als het misgaat… bel ik jou - Leren weren (via DWO) Voorlichting algemeen publiek en specifieke doelgroepen Het meldpunt ZO/SHG heeft een belangrijke taak in de voorlichting naar het algemene publiek. Voorlichtingsbijeenkomsten dienen te worden gecoördineerd door het meldpunt ZO/SHG. Specifiek voor allochtonen beschikt het meldpunt ZO/SHG over speciaal hiertoe opgeleide voorlichters in de eigen taal. Dit is belangrijk om deze doelgroep te bereiken. De Grote Rivieren heeft een specifieke aanpak van ouderenmishandeling opgezet en geeft ook voorlichtingsbijeenkomsten voor/over ouderen. Ook de GGD ZHZ organiseert voorlichtingsbijeenkomsten over huiselijk geweld. Op basis van gegevens zal het meldpunt ZO/SHG dan bepalen in welke gemeenten en wijken meer voorlichting actief kan worden aangeboden en door wie deze het beste verzorgd kan worden. Verder blijven voorlichtingen op verzoek noodzakelijk. Waar mogelijk in samenwerking met andere betrokken partijen zoals justitie, politie, De Grote Rivieren en het AMK. Communicatie via persberichten naar het algemeen publiek is belangrijk om de boodschap dat huiselijk geweld niet acceptabel en strafbaar is en dat je het kunt stoppen breed te verspreiden. De communicatie wordt vanuit de gemeente Dordrecht, als centrumgemeente, gecoördineerd en zoveel mogelijk geïnitieerd. Dit laat onverlet de verantwoordelijkheid van iedere betrokken organisatie en regiogemeenten om zelf ook te bekijken waar en hoe de pers kan worden ingeschakeld. Voorlichtingsbijeenkomsten voor algemeen publiek en specifieke doelgroepen dienen actief te worden aangeboden. Het Meldpunt ZO/SHG coördineert de uitvoering van de voorlichtingsactiviteiten. Regelmatige perspublicaties gericht op het algemene publiek (gemeente Dordrecht)
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 38 -
3.4 Vroegsignalering verbeteren Door de vaardigheden bij beroepskrachten te versterken in het leren herkennen van signalen wordt eerder ingegrepen in gevallen van huiselijk geweld. Dit verkleint de periode waarin huiselijk geweld onopgemerkt blijft en zonder interventie plaatsvindt. Deze taak wordt opgedragen aan het meldpunt ZO/SHG. Net als bij de preventiebijeenkomsten kunnen zij bekijken welke organisaties en deskundigheden nodig zijn om bijeenkomsten en trainingen te organiseren die aansluiten bij de wensen en behoeften van het veld. De regio streeft ernaar de signalen huiselijk geweld zo snel mogelijk op te pakken en de spiraal te doorbreken. De periode waarin huiselijk geweld onopgemerkt blijft en zonder inventie kan doorgaan moet zo klein mogelijk zijn. - Het functioneren van het regionale hulpverleningsteam en de zorgnetwerken en de samenwerking met betrokken partners wordt verbeterd. - De deskundigheid vergroten van huisartsen, consultatiebureaus, onderwijspartners, ziekenhuizen en eerstelijnshulpverlening om signalen van huiselijk geweld te herkennen en de mogelijkheden om in te grijpen te weten. - Opzetten van een registratie van de periode waarin huiselijk geweld plaatsvindt zonder interventie en deze zo veel mogelijk verkorten.
3.5 Melden van incidenten en aangiften stimuleren De gemeente Dordrecht heeft in het kader van haar GSB-doelstellingen afgesproken om het aantal eerste meldingen huiselijk geweld bij de politie te laten stijgen en het aantal herhaalde meldingen terug te dringen. GSB doelstellingen huiselijk geweld gemeente Dordrecht 2006 2007 2008 Eerste meldingen 450 500 525 Herhaalde meldingen 300 280 270
2009 550 260
2010 600 250
Dit komt neer op een stijging van het aantal eerste meldingen met ongeveer 7% per jaar en een daling van het aantal herhaalmeldingen van ongeveer 4% per jaar. Dit percentage kan voor de hele regio worden aangehouden. Het stimuleren om huiselijk geweld te melden is belangrijk om het probleem meer bespreekbaar te maken en zo te kunnen aanpakken. Vanzelfsprekend is het melden mogelijk bij de politie en het meldpunt ZO/SHG en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). In september 2007 is op initiatief van de politie ZHZ in het wijkteam West van de gemeente Dordrecht informatie gegeven door een aantal ketenpartners over het Kindspoor (AMK), het Meldpunt Zorg- en Overlast (GGD) en Aware (Stichting Blijf van m’n lijf ZHZ). In dit team wordt bovendien gestart met het zo optimaal mogelijk aanpakken van huiselijk geweld en aansluiting te vinden met de wijkgerichte aanpak van de gemeente. Screeningsoverleg Het aantal meldingen dat vanuit de politie naar het Meldpunt Zorg en Overlast wordt doorgestuurd bedraagt nu 9%. Dit komt omdat doorverwijzing nu gebeurt op basis van vrijwilligheid en aanwezighed van aangifte. Huiselijk geweld is echter strafbaar en niet acceptabel. De gevolgen zijn te ingrijpend en het stopt niet vanzelf. Daarom willen de partijen in de regio alle meldingen kort kunnen bespreken. Het regionaal hulpverleningsteam vergadert maandelijks over de meest complexe zaken. Dat is onvoldoende om snel te kunnen reageren op alle incidenten huiselijk geweld. Hiervoor is een wekelijks screeningsoverleg noodzakelijk. Hierin worden alle incidenten huiselijk geweld besproken, die bij de politie zijn binnengekomen. Daarna wordt een besluit genomen wie welke actie onderneemt en wie zo nodig de casusregie op zich neemt. Zonder uitputtend te zijn gaat het om de volgende partijen die aan het screeningsoverleg BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 39 -
deelnemen: Openbaar Ministerie, reclassering, politie, Meldpunt ZO/SHG, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, Maatschappelijk Werk, Vrouwenopvang. De integrale aanpak wordt vanuit dit overleg vormgegeven. De ketenkamers kunnen het screeningsoverleg faciliteren (zie 3.7). Het meldpunt ZO/SHG speelt een belangrijke rol bij de wekelijkse voorbereidingen van het screeningsoverleg. Bij voorkeur wordt gewerkt met een onafhankelijke voorzitter, zodat snel gewerkt kan worden. Het aantal 1e meldingen van huiselijk geweld is in 2010 met 30% gestegen ten opzichte van 2006 Het aantal herhaalde meldingen is in 2010 afgenomen met 17% ten opzichte van 2006 De politie vergroot de aangiftebereidheid bij slachtoffers en speelt signalen sneller door naar de hulpverlening. Wachtlijsten bij de hulpverlening worden verkort. Een wekelijks screeningsoverleg waarin alle meldingen van de politie in de keten worden besproken.
3.6 Hulp, opvang en nazorg: systeemgericht en outreachend organiseren Huiselijk geweld wordt lang verborgen gehouden. Er rust een taboe op om het bespreekbaar te maken. Een actieve (outreachende) en systeemgerichte benadering heeft de meeste kans op succes. Hiermee wordt bedoeld dat hulpverleners alle betrokkenen in hun eigen leefomgeving opzoeken. Op deze manier worden mensen bereikt, die uit zichzelf niet zo makkelijk bij de hulpverlening terecht komen. Slachtoffers, kinderen en plegers/daders krijgen op deze manier een passend en op elkaar afgestemd aanbod. Zoals in het convenant van 2002 is overeengekomen beschikt de regio over regionale hulpverleningsteams waarin hulpverlening op maat kan worden georganiseerd. Hierin komen de meer complexe gevallen aan de orde en wordt de hulp systeemgericht aangepakt. De capaciteit van het hulpverleningsteam is beperkt tot zo’n 200 gevallen per jaar. Dit is onvoldoende om de verwachte toeloop van hulpverleningsvragen aan te kunnen. De politiecijfers laten een stijging van ongeveer 30% in het aantal incidenten zien. Binnen het regionaal hulpverleningsteam moet ook gewerkt worden met een casusregisseur. Bij complexe gezinssituaties is dan één organisatie/persoon het aanspreekpunt en draagt de verantwoordelijkheid. Het meldpunt ZO/SHG is de coördinerende partij voor het inhoudelijke, casusoverleg in het regionaal hulpverleningsteam en de lokale zorgnetwerken. Ouderenmishandeling De aanpak rond ouderenmishandeling is opgestart en wordt uitgevoerd door De Grote Rivieren. Zij ontvangen hiervoor ook budget uit de OGGZ-middelen. Meldingen ouderenmishandeling komen per 1 april 2007 bij het meldpunt Zorg en Overlast terecht en worden uitgezet naar de zorgnetwerken of het hulpverleningsteam huiselijk geweld. Voor de problematiek rond ouderenmishandeling is een gespecialiseerd consultatie- en adviesteam ouderenmishandeling (CATO) beschikbaar. AWARE Aware staat voor "Abused Women's Active Response Emergency". Het systeem is ontwikkeld om mishandelde vrouwen (en eventuele kinderen) die worden lastiggevallen door een ex-partner, sneller en beter te kunnen beschermen. Het apparaat kan overal mee naartoe worden genomen. De centrale ontvangt het alarmsignaal met een code en de coördinaten van het ingebouwde GPS. Deze gegevens worden doorgegeven aan de politiemeldkamer. De code geeft direct inzicht in de personalia van de vrouw en informatie over haar belager. Op dat moment wordt ook een open verbinding tot stand gebracht zodat de meldkamer kan luisteren wat er gezegd wordt. Dit kan belangrijk zijn in verband met hun optreden. Met ingang van december 2007 is in Zuid-HollandZuid ‘Aware-mobiel’ beschikbaar. Bij Aware werken de Stichting Blijf van m’n Lijf ZHZ en de politie nauw samen. De politie heeft met name een rol in het zo snel mogelijk ter plaatse zijn als het slachtoffer door middel van BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 40 -
Aware laat weten in gevaar te zijn. Ook bij het bekend maken van dit hulpmiddel speelt de politie een belangrijke rol. De Stichting Blijf van m’n Lijf ZHZ begeleidt de vrouwen. Aan het krijgen van Aware zijn voorwaarden verbonden zoals het doen van aangifte, ook moet de relatie verbroken zijn. De Stichting Blijf van m’n Lijf ZHZ en politie beslissen of iemand in aanmerking komt voor Aware. De vraag naar Aware-aansluitingen overtreft nu al het aanbod. Wet tijdelijk huisverbod Het bestuursrechtelijk instrument om plegers van huiselijk geweld een huisverbod op te leggen wordt medio 2008 verwacht en behoort dan tot de wettelijke mogelijkheden om het slachtoffer en kinderen te beschermen tegen geweld. Deze wet geeft politie en hulpverlening de mogelijkheid om eerder in te grijpen als er een dreiging van huiselijk geweld is. De pleger van geweld kan voor 10 dagen tot maximaal 4 weken tot de woning worden ontzegd. Het huisverbod komt van pas in situaties waarin juridisch gezien niet voldoende bewijs is om een pleger aan te houden of als een in verzekeringstelling niet meer verlengd kan worden. Een belangrijke voorwaarde voor het slagen van het opleggen van een huisverbod is dat er binnen de termijn van 10 kalenderdagen hulp kan worden aangeboden aan alle betrokkenen in het systeem (dader, slachtoffer en kinderen). Uit de ervaringen in de pilots tot nu toe, lijkt het wenselijk om een crisisinterventieteam te hebben dat binnen 2 uur na het opleggen van het huisverbod in staat is om de hulpverlening adequaat op te starten. Dit vergt de nodige voorbereiding vanuit de hulpverlening. Vanuit de politie is scholing noodzakelijk om het bijbehorende risico-taxatieinstrument te hanteren en de procedure voor het opleggen van het huisverbod goed af te wikkelen. In 2008 worden hulpofficieren voor deze taak opgeleid. Alle andere uitvoerende politieagenten volgen een e- learning programma om geïnformeerd te worden over deze nieuwe wet. Iedere burgemeester legt formeel het huisverbod op, net als een inbewaringstelling in het kader van de BOPZ. Iedere gemeente dient zich hierop afzonderlijk voor te bereiden. De gemeente Dordrecht zal het voortouw nemen en waar mogelijk met modellen komen die door de regiogemeenten over te nemen zijn. De aanpak van huiselijk geweld heeft een outreachend en systeemgericht karakter. Dat betekent dat bij meldingen van huiselijk geweld vaker huisbezoeken worden afgelegd om de situatie in kaart te brengen. Daarbij wordt altijd gekeken naar het slachtoffer, de pleger en eventuele kind(eren). - in 2010 moet 80% van de hulp systeemgericht zijn - verschuiving van opvang naar ambulante begeleiding Aanpassen van capaciteit en overlegfrequentie van het regionaal hulpverleningsteam. - het aantal gevallen in het regionaal hulpverleningsteam moet in 2010 zijn verdubbeld naar 400 - werken met een casusregisseur AWARE onder de aandacht brengen en aansluitingen zo nodig uitbreiden Voorbereiden invoering tijdelijk huisverbod - instellen werkgroep
3.7 Strafrechtelijke aanpak en hulpverlening goed op elkaar afstemmen Hulp aan plegers moet in de eerste plaats gericht zijn op het stoppen van het geweld en het voorkomen van herhaling door behandeling van de pleger. Dit kan op vrijwillige basis gebeuren (plegerhulp), maar ook in strafrechtelijk kader (daderhulp). De hulp vindt vaak in groepen plaats omdat de beslotenheid en veiligheid van individuele contacten hen vaak de mogelijkheid biedt om de confrontatie met hun eigen gedrag uit de weg te gaan. In de behandeling, die veelal gebaseerd is op de cognitieve gedragstherapie, staan gedragsverandering en het nemen en uitspreken van verantwoordelijkheid voor het geweld centraal. Momenteel ontbreekt het inzicht in het aantal gevallen van huiselijk geweld waarbij de reclassering betrokken is. Omdat dit belangrijke BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 41 -
onderdelen zijn van de aanpak voor huiselijk geweld zou in 2008 nagegaan moeten worden hoe de rol van de verschillende organisaties is en wat verbeterd kan worden. Het intensiveren van de daderhulpverlening is een belangrijk onderwerp binnen het arrondissementaal justitieel beraad (AJB). Overigens blijkt dat veelplegers ook regelmatig huiselijk geweld plegen en andersom. Gezinnen waarin huiselijk geweld speelt zijn vaak probleemgezinnen waarin ook opvoedingsproblemen, omgaan met agressie of schulden een rol spelen. De aanpak van huiselijk geweld zal zich dan ook moeten richten op een op maat gesneden aanpak van het totaal, vergelijkbaar met de aanpak veelplegers. De gemeenten dragen de coördinatie voor plegerhulpverlening op aan de GGD ZHZ. De GGD maakt een plan waarin tot uitdrukking komt hoeveel trajecten worden ingekocht en bij welke partijen. In tientallen situaties moet de politie meerdere keren per jaar optreden in hetzelfde gezin omdat er sprake is van huiselijk geweld. Soms is er sprake van jarenlange bedreiging en mishandeling. Het ontwikkelen van een aanpak van deze recidivisten huiselijk geweld (personen die meer dan één keer in de bedrijfsprocessen van de politie voorkomen in relatie tot huiselijk geweld binnen een periode van 12 maanden) kan alleen in samenwerking met ketenpartners. De verwachting is dat over een dergelijke aanpak in de komende maanden meer duidelijkheid komt. Overigens is het ontwikkelen van een dergelijk aanpak niet alleen een ambitie van de regio ZuidHolland Zuid. De Minister van Justitie verwijst in een brief aan de Tweede Kamer uit juli 2007 naar een dergelijke aanpak. Door de justitiële ketenpartners wordt samengewerkt in zogeheten ketenkamers. Het parket faciliteert werkplekken van verschillende samenwerkingspartners op locatie van het parket. Hierdoor hebben mensen op één locatie toegang tot hun eigen netwerken en gegevens. Het levert op dit moment vooral toegevoegde waarde bij de aanpak van veelplegers en jeugd. De samenwerkingspartners willen het aandachtsgebied graag uitbreiden naar de aanpak van huiselijk geweld. Hierover moet nog een besluit genomen worden, nadat de werkwijze van ketenkamers positief is geëvalueerd. Op deze manier kan ook het screeningsoverleg gefaciliteerd worden (zie ook 3.5). De dader- en plegerhulpverlening moet worden geïntensiveerd door - binnen het strafrecht dient hulpverlening aan daders vaker ingezet te worden als bijzondere voorwaarde in een straf. - aangehouden verdachten altijd door de hulpverlening en in het geval van voorgeleiding door de reclassering laten bezoeken. De regio streeft ernaar dat in 2010 80% van de plegers met een huisverbod een hulpverleningstraject volgt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van plegertrajecten van het AMW, GGZ-instellingen en de forensisch psychiatrische instellingen De Waag en Het Dok. De regio streeft naar een afname van het aantal herhaalde meldingen bij de politie door bij gevallen met meer dan één incident op hetzelfde adres binnen 12 maanden beter samen te werken met het OM en sneller te benaderen met hulpverlening.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 42 -
4. Hoe gaan we de gewenste ketenaanpak realiseren? 4.1 Organisatie en werkwijze Gelet op de huidige ontwikkelingen en de gesignaleerde knelpunten stelt de gemeente Dordrecht voor om de aanpak van huiselijk geweld in de aansturing te integreren met maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, OGGZ en verslavingszorg (de prestatievelden 7, 8 en 9) door de huidige stuurgroep huiselijk geweld op te laten gaan in de overlegstructuur voor Maatschappelijke Zorg (OGGZ). Hierin zijn alle belangrijke partijen voor de aanpak huiselijk geweld al vertegenwoordigd. De inhoudelijke opdracht voor deze stuurgroep wordt vastgelegd in een beleidskader voor de prestatievelden 7, 8 en 9. Dit beleidskader wordt opgesteld door de gemeente Dordrecht als centrumgemeente en vastgesteld door de afzonderlijke gemeenteraden. Om de inhaalslag die de aanpak huiselijk geweld nodig heeft te kunnen realiseren is het verstandig om tijdelijk een kleine compacte stuurgroep te laten bestaan, die strak leiding kan geven aan de projecten. Deze stuurgroep kan worden opgeheven zodra het wettelijk huisverbod voor de regio gerealiseerd kan worden (2e / 3e kwartaal 2008) en wanneer blijkt dat de sluitende aanpak huiselijk geweld geborgd is.
Regiogemeenten
Centrumgemeente
Beleidskader WMO
Directieoverleg MZ
Stuurgroep HG
Platform MZ werkgroep
werkgroep
Het overleg Maatschappelijke Zorg bestaat uit vertegenwoordigers van de volgende organisaties: Arrondissementsparket Dordrecht Blijf van m’n Lijf ZHZ Bouman GGZ Bureau Jeugdzorg Cliëntenbelangenbureau De Grote Rivieren De Hoop Gemeente Dordrecht Gemeente Gorinchem, als vertegenwoordiger Alblasserwaard / Vijfheerenlanden Gemeente Zwijndrecht, als vertegenwoordiger Drechtsteden
GGD Zuid-Holland Zuid Interstede (woningcorporatie) Leger des Heils ZW Nederland Opmaat (thuiszorg, maatschappelijk werk) Politie ZHZ, district Dordrecht en Alblasserwaard Reclassering Nederland Rivas (maatschappelijk werk, vrouwenopvang) Telemaat Zorgkantoor Waardenlanden / Trias
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 43 -
Het directieoverleg Maatschappelijke Zorg vergadert 4 keer per jaar. Huiselijk geweld is één van de vaste onderdelen op de agenda. Het platform Maatschappelijke Zorg vergadert 6 keer per jaar. De kleine stuurgroep Huiselijk Geweld bestaat uit vertegenwoordigers van justitie, politie, gemeente en de GGD en vergadert 1x per 6 weken. Waar nodig volgt de uitvoering in specifiek hiertoe samengestelde werkgroepen. Het platform Maatschappelijke Zorg voert de centrale regie op de aanpak huiselijk geweld en stelt de plannen zonodig bij. Ze biedt tevens een kader voor overleg en uitwisseling van ervaringen tussen interne projectcoördinatoren. Het platform werkt deze beleidskaders verder uit en ziet toe op de realisatie. Voor de volgende onderwerpen werkgroepen ingesteld: • Communicatie • Kindspoor • Strafrechtelijke aanpak (incl. daderhulpverlening) • Plegerhulpverlening • Voorbereidingen wet tijdelijk huisverbod • Toeleidingstraject (beschrijven werkwijze systemisch en outreachend werken) Zo nodig wordt de realisatie van projecten met uitvoeringsovereenkomsten per onderwerp geborgd. Waar mogelijk kan de uitvoering ook worden vastgelegd in de reguliere subsidieafspraken van de centrumgemeente en/of de provincie met instellingen, in bijvoorbeeld beschikkingsbesluiten. Bij de gemeente Dordrecht wordt een regionaal projectleider benoemd voor minstens 0,5 fte. Deze is een belangrijke spil in de aanpak huiselijk geweld. Hij of zij is als het ware de ambassadeur van de aanpak huiselijk geweld en het centrale coördinatie- en aanspreekpunt. De projectleider draagt zorg voor: • de afstemming en bewaking van de uit te voeren activiteiten • het signaleren van problemen die de afgesproken kaders te buiten gaan. Dit kan betrekking hebben op landelijke problemen (bijvoorbeeld op het gebied van wetgeving), maar ook regionaal omdat afspraken onvoldoende nagekomen worden. • de rapportage aan en overleg met de betrokken gemeenten en overheidsinstanties • de implementatie van de afgesproken aanpak huiselijk geweld • de bewaking van het afgesproken budget • de inzet van PR en communicatie-activiteiten vanuit de gemeente Dordrecht Het is belangrijk dat de projectleider voldoende tijd ter beschikking heeft voor huiselijk geweld en deze functie een aantal jaren kan vervullen in verband met de continuïteit in de aanpak. Overzicht over het hele werkveld is essentieel. De projectleider moet beschikken over goede ondersteuning. Deze ‘projectsecretaris’, bijvoorbeeld een junior medewerker of een ‘zware’ managementassistente ziet er op toe dat de vergaderingen plaatsvinden, dat er notulen gemaakt worden en dat de planning bewaakt wordt. Bovendien draagt de projectsecretaris er zorg voor dat de projectgroep niet voor de tweede keer het wiel hoeft uit te vinden, door informatie-uitwisseling met andere initiatieven in het land. De projectsecretaris vormt de ‘ogen en oren’ van de projectgroep. Hij of zij werkt stukken uit en ziet erop toe dat deze ook bij de leden van de projectgroep terecht komen. Daar waar zich problemen voordoen, bekijkt de projectsecretaris of er een oplossing voor kan worden aangedragen. Het is belangrijk dat de projectsecretaris ook inhoudelijk zicht heeft op de relaties met de andere beleidsterreinen binnen de prestatievelden 7,8 en 9 van de WMO.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 44 -
5. Inzet van middelen voor een succesvolle ketenaanpak
In dit hoofdstuk worden de activiteiten uitgezet in een globaal werkplan 2008-2010. Vervolgens is een hele paragraaf gewijd aan het communicatieplan huiselijk geweld. Vervolgens is er aandacht voor de monitoring en evaluatie en financiering huiselijk geweld.
5.1 Werkplan 2008-2010 op hoofdlijnen Geïntegreerd meldpunt ZO/SHG GGD ZHZ Blijf van m’n Lijf
2007
2008
2009
Integreren van huidig ASHG met Meldpunt Zorg en Overlast
Voorbereiding wettelijk huisverbod
Deskundigheidsbevordering voor signaleerders uitvoeren volgens een systematisch opgezet plan in samenwerking met relevante organisaties.
Verhogen van het aantal meldingen dat door politie wordt doorgegeven. Verbeteren van het functioneren van de lokale zorgnetwerken en regionaal hulpverleningsteam.
Realiseren van outreachend werken en in kaart brengen systeem rond situatie huiselijk geweld Vaststellen van periodieke rapportage aan centrumgemeente Coördineren en voorbereiden van screeningsoverleg Capaciteit RHT aanpassen aan verwachte toename aantal meldingen / werken met casusregisseur
Betrokkenheid Huiselijk geweld bestuurders vergroten agenderen in ambtelijk Gemeente Dordrecht overleg, portefeuillehoudersove rleg
Voorlichtingsactiviteiten uitvoeren volgens een systematisch opgezet plan in samenwerking met relevante organisaties. Informatieknooppunt tijdelijk huisverbod en eenduidige registratie realiseren
Organiseren van inhoudelijke conferentie voor bestuurders en hulpverleners
Zicht op benodigde en Beleidskader (laten) beschikbare financiën agenderen voor B&W voor huiselijk geweld en gemeenteraden Organiseren van werkbezoeken in het kader van het wettelijk huisverbod
Samenwerking en protocollen Gemeente Dordrecht
Toezien op actualisatie van protocollen en bundeling van overzicht van afspraken en protocollen
Regionaal projectleider aanstellen Opstellen nieuw breed convenant huiselijk geweld, verbonden aan strafrechtelijk convenant
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 45 -
2007 Preventie en voorlichting Meldpunt ZO/SHG
2008 Coördinatie voorlichtingsbijeenko msten Structureel inzetten van methoden als Let op de kleintjes en Als het misgaat, bel ik jou…
Gemeente Dordrecht
Communicatieplan maken op basis van werkplan
2009 Voorlichtingsplan maken op basis van gegevens over huiselijk geweld Uitbreiden specifieke doelgroepen
Voorlichtingsmateriaal opstellen dat voor algemeen publiek geschikt is en door betrokken partijen kan worden uitgedeeld Weerbaarheid van slachtoffers vergroten
Blijf van m’n Lijf
Uitbreiden aansluitingen Aware Werken volgens de methode van het kindspoor GGD ZHZ en Bureau Jeugdzorg
Vroegsignalering Politie Hulpverlening Meldpunt ZO/SHG
Meldingen en aangiften Politie Justitie Hulpverlening
Realiseren van afspraken voor een kindspoor Bepalen van verantwoordelijke partij voor de uitvoering van het kindspoor Specifieke voorlichting Wijkgerichte aanpak Wijkteam West In kaart brengen behoefte aan deskundigheidsbevordering bij betrokken partners en signaleerders Functioneren RHT en zorgnetwerken verbeteren Realiseren screeningsoverleg Convenant justitiële keten
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 46 -
2007 Daderhulpverlening OM De Waag Het Dok Reclassering
Plegerhulpverlening GGD ZHZ Bouman GGZ DGR De Waag AMW
Hulpverlening Gemeente Dordrecht
Hulpverlening Politie/Justitie Betrokken partijen Vrouwenopvang GGZ
Vrouwenopvang AMW
2008 Verbeteren daderhulpverleningstrajecten
2009
2010 Terugdringen sepotzaken
Registratie HG door reclassering Registratie politie en OM eenduidig Intensivering door strafrechtelijke keten wordt vastgelegd in strafrechtelijk convenant huiselijk geweld Coördinatie door Meldpunt ZO/SHG
80% plegers met huisverbod blijft in hulpverleningstraject
Intensivering van plegertrajecten door AMW, GGZ en ambulante forensisch psychiatrische organisatie Voorbereiden tijdelijk huisverbod Realiseren van inzet instrument wettelijk huisverbod zodra wet van kracht is Werken met interventieteam Opleiden van betrokken functionarissen Verbreden van hulpverlening aan vrouwen in de opvang met diagnostiek en behandeling bij ernstige trauma’s en psychiatrie
Verschuiven van opvang naar
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 47 -
ambulante zorg Vrouwenopvang AMW
Realiseren van voldoende noodopvang
5.2 Evaluatie en monitoring als structureel onderdeel Om de vinger aan de pols van de aanpak huiselijk geweld te kunnen houden is het van belang om goed en regelmatig verslag te doen van de voortgang. De cijfers zijn afkomstig van politie, ASHG, OM, reclassering en periodieke monitoronderzoek zoals van de gemeente Dordrecht en de GGD ZHZ. In • • • • • • • • • • •
de evaluatieverslagen dient aandacht te worden besteed aan: actuele ontwikkelingen de aard en omvang van huiselijk geweld zo mogelijk recente gegevens van de lokale of regionale huiselijk geweldmonitor de samenwerking van ketenpartners: ontwikkelingen en resultaten de werkwijze die gevolgd wordt bij preventie, hulpverlening en justitiële aanpak, de infrastructuur (front- en backoffice) specifieke plannen met betrekking tot deelprojecten/deelthema’s interne en externe organisatie, verantwoordelijkheidslijnen, bestuurlijke aansturing (jaar)begroting en realisatie.
De gegevens die de centrumgemeente moet verstrekken bijvoorbeeld in het kader van de WMObenchmark en GSB verantwoording dienen door de betrokken instellingen aangeleverd te worden. De gemeente zal een duidelijk overzicht opstellen waarin staat aangegeven welke gegevens voor welke termijn geleverd moeten worden, zodat instellingen daarop kunnen anticiperen. De reclassering is op landelijk niveau bezig met het aanpassen van de gegevensregistratie zodat de gevallen huiselijk geweld makkelijker geïdentificeerd kunnen worden. De werkgroep Registratie OGGZ kan een belangrijke rol spelen in het overzichtelijk houden van de rapportages over huiselijk geweld.
5.3 Financiering aanpak huiselijk geweld De financiële bijdrage voor de aanpak van huiselijk geweld is op dit moment beperkt tot de wettelijk hiervoor bestemde bedragen (ASHG). Voor het meldpunt Zorg en Overlast en het regionaal hulpverleningsteam bij de GGD ZHZ is door de regiogemeenten 0,28 cent per inwoner uit het accres van de regio betaald. Per 2009 zal voor de kosten van het meldpunt ZO/SHG een bijdrage per inwoner in het GGD ZHZ budget worden opgenomen. Tot slot is in 2007 een bijdrage geleverd door de OGGZ-gelden en in zeer beperkte mate door veiligheidsgelden. Het moge duidelijk zijn dat de in dit plan geschetste ambities meer middelen behoeven dan bovengenoemde. De kosten van de uitbreiding van de capaciteit bij het maatschappelijk werk, de GGZ en de vrouwenopvang is in onderstaand overzicht niet meegenomen. Meer aandacht voor huiselijk geweld en een betere doorgeleiding naar de hulpverlening leidt onherroepelijk tot een groter beroep dat er op deze instellingen wordt gedaan. Met een gemiddelde stijging van het aantal meldingen van 30% per jaar kan de aanpak huiselijk geweld alleen slagen als ook de financiële middelen substantieel toenemen.
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 48 -
Lijst met afkortingen en begrippen Aangifte: het officieel bij de politie aangifte doen van een strafbaar feit op papier en ondertekend met het verzoek dit te vervolgen. AMK Advies- en meldpunt kindermishandeling AMW Algemeen maatschappelijk werk ASHG Advies- en steunpunt huiselijk geweld AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten BJZ Bureau Jeugdzorg GGD Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst GGZ Geestelijke Gezondheidszorg GSB Grote stedenbeleid Incident: dit is een breed begrip, want het gaat om meldingen, aangiften of zaken die de politie zelf signaleert en muteert in haar bedrijfsprocessensysteem. Melding: hier worden de meldingen bedoeld op grond waarvan de meldkamer een surveillancewagen ter plaatse stuurt als er mogelijk sprake is van huiselijk geweld. OGGZ Openbare Geestelijke Gezondheidszorg OM Openbaar ministerie RHT Regionaal hulpverleningsteam VNG Vereniging van Nederlandse gemeenten WMO Wat maatschappelijke ondersteuning VWS (het ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport
BIJLAGEN beleidsplan maatschappelijke zorg 2008-2010
- 49 -