Bijlagen bij Beleidsplan duurzaamheid
1. Klimaatverklaring en Motie Klimaatverklaring 2. Overzicht Energie In Beeld, Gas -en elektraverbruik 3. Benchmark De Staat van Utrecht 2014, Energie 4. Bouwjaargegevens gemeente IJsselstein Kaart voorlopige energielabels IJsselstein 5. Samenvatting Energieakkoord 6. Opwekking zonne-energie IJsselstein
IX I"
*-
i_
_i
Klimaatverbond Nederland
Klimaatverbond
PoS,buS9
- Nederland
6800AAArnhem Telefoon 026-8450826 www.klimaatverbond.nl
Parijs verklaring Wij, bestuurders van provincies, waterschappen en gemeenten, roepen onze landelijke overheid en leiders van de Europese Unie op tot daadkrachtig klimaatbeleid. Wij zetten in op ambitieuze programma's met als gezamenlijk doel: voorkomen dat de atmosfeer opwarmt voorbij de grens van 2 graden Celsius. We zetten ons ervoor in dat onze eigen organisatie, uiterlijk 2030, geen broeikasgassen
produceert.
Onze
gemeenten,
regio's
en
provincies
zijn
voor
2050
klimaatneutraal.
Terwijl klimaatverandering een mondiale uitdaging is, worden oplossingen vooral decentraal vormgegeven. We zetten in op energiebesparing, duurzaam bouwen en renoveren, duurzaam inkopen, verminderen en hergebruik van afval, circulaire economie, duurzame mobiliteit en duurzame opwekking van energie.
Wij kunnen dat niet alleen. Wij roepen onze nationale overheid, Europese -en wereldleiders dringend op om alles in het werk te stellen nationaal en internationaal maatregelen te nemen om klimaatverandering tegen te gaan. De transitie naar een duurzame energievoorziening moet aangejaagd worden door een eerlijke prijs op de uitstoot van broeikasgassen.
Het beperken van klimaatverandering tot 2 graden Celsius is een compromis. Nu al smelten de gletsjers, stijgt de zeespiegel en wordt het weer extremer. Vooral de armste mensen in de armste landen, die het minst hebben bijgedragen aan het probleem, worden getroffen. We roepen onze Europese en wereldleiders op om solidariteit te tonen in het vormgeven en financieren van maatregelen die, juist in arme landen, het mogelijk maken zich aan te passen aan het veranderende klimaat.
Wij verbinden aan deze oproep onze eigen verantwoordelijkheid. Wij beloven ons maximaal in te zetten voor maatregelen die leiden tot klimaatneutrale regio's en een klimaatneutraal Nederland. Met het bedrijfsleven, burgerorganisaties en kennisinstellingen. zetten we ons in voor een gedeelde visie en acties naar een klimaatneutraal Nederland, meetbaar en afrekenbaar. Onze eigen organisaties maken we zo mogelijk al voor 2030 klimaatneutraal.
Met onze handtekening verbinden we ons nationaal, Europees en mondiaal1 aan de oproepen voor samenwerking in de voorbereiding van de VN klimaatconferentie in Parijs. Met onze handtekening verbinden we ons zelf aan de vormgeving van beleid en uitvoering van de vele noodzakelijke maatregelen.
1
Op 25 September worden de Duurzame Ontwikkelingsdoelen vastgesteld en zijn zij dee! van onze mondiale afspraken,
en daarmee realiteit: "Doel 11: Maak steden en dorpen inclusief, veilig, veerkrachtig en duurzaam".
Parijsverklaring KVN oktober 2015
MOTIE
In te vullen door griffier
m-
in
^aangenonjen/verwo rpen/inge trok ken
MOTIENR Voor de motie stemmen
"1 Tegen de motie stemmen
1 De raad van de gemeente IJsselstein in vergadering bijeen d.d.12 november 2015 Onderwerp: Klimaattop in Parijs De Raad, Overwegende dat -
Van 30 november 2015 tot 11 december 2015 in Parijs de jaarlijkse klimaatconferentie plaatsvindt
-
Het doel van de klimaatconferentie is om afspraken te maken om de opwarming van de aarde onder de 2 graden Celsius te houden Dat daarvoor nodig is dat de wereidwijde uitstoot van broeikasgassen in 2050 afneemt met tenminste 50 procent ten opzichte van 1990
-
Dat de EU inzet op een voorstel om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 40 procent te verminderen Dat het klimaatbeleid op het lokale niveau haar grootste effect zal hebben
-
Dat er op initiatief van enkele wethouders via het Klimaatverbond een Parijsverklaring is opgesteld Dat die Parijsverklaring inhoudt dat bestuurders van provincies, waterschappen en gemeenten de landelijke overheid oproepen om tot een daadkrachtig klimaatbeleid te komen en alles in het werk te stellen nationaal en internationaal maatregelen te nemen om klimaatverandering tegen te gaan
-
Dat die Parijsverklaring inhoudt dat bestuurders beloven zich maximaal in te spannen voor maatregelen die leiden tot klimaatneutrale regio's en een klimaatneutraal Nederland en dat die maatregelen meetbaar en afrekenbaar zijn
Dat de bestuurders beloven de eigen organisatie zo mogelijk al in 2030 klimsatneutraal te maken Dat de Parijsverklaring het opstellen van lokale doelstellingen niet in de weg staat Dat wij voor IJsselstein concreet meetbare doelstellingen gaan opstellen die een bijdrage ieveren aan het realiseren van de doelstellingen van de klimaatconferentie in Parijs Dat daarvoor nodig is een krachtig signaal als lokale bestuurders af te geven om de klimaatconferentie in Parijs te laten slagen
Verzoekt het college Tot ondertekening van de Parijsverklaring van het Klimaatverbond over te gaan En gaat over tot de orde van de dag. Ondertekening en naam:
- van Rossum
H.Lappee GroenLinks
Jaarverbruiken gas -en elektra, periode 2011 - 2015; Energie In Beeld, Stedin Jaar
2011 2012 2013 2014 2015 (prognose)
Jaar
2011 2012 2013 2014 2015 (prognose)
Jaar
2011 2012 2013 2014 2015 (prognose)
C02 uitstoot Particulier (kg)
44957475 44043003 43743085 43119182 41964426
C02 uitstoot Zakelijk (kg)
Verbruik Elektra Particulier (kWh)
38018143 37241243 37120655 35531650 35717745
Verbruik Elektra Zakelijk (kWh)
60582518 59814007 57606850 59964131 57093702
65550617 65199931 62503237 60337495 59721768
Verbruik Gas Particulier (m3)
12655489 12399252 12308839 12446914 11750031
Verbruik Gas Zakelijk (m3) 12307671 11992163 11646035 13688206 12279696
Aantal Opwek ZonneInwoneraantal Vastgoedobjecten energie KV (kWh) (bron: gemeente Opwek ZonneIjsselstein) energie KV 409 410 414 416 416
428460 428460 439068 439068 439068
34368 34287 34260 34287 34052
Gemiddelde C02 uitstoot Particulier (kg)
4308 4182 4092 3837 3746
Gemiddelde C02 uitstoot Zakelijk (kg) 25779 25611 23715 26145 25872
Gemiddelde verbruik Elektra Particulier (kWh)
Gemiddelde verbruik Gas Particulier (m3)
3579 3462 3414 3293 3284
1400 1360 1300 1288 1214
Gemiddelde Gemiddelde verbruik Elektra verbruik Gas Zakelijk (kWh) Zakelijk (m3) 32462 4716 32674 4452 29310 4389 31953 5442 32237 5268
Aantal fulltime, parttime, en uitzendbanen in IJsselstein (bron: LISA)
Elektriciteitsverbru ik bedrijven per werknemer (kWh/jaar)
13160 12850 13110 13150 13320
4981 5074 4768 4588 4484
Gasverbruik bedrijven per werknemer (m3/jaar) 935 933 888 1041 922
utrecht ©2040
Staat van Utrecht
2014
De kwaliteit van onze woon-, werk- en leefomgeving uitgedrukt in meer dan 100 indicatoren
inleiding
leeswijzer
overzicht thema's
overzicht indicatoren
colofon
pag 45 van 190
J Energie
context •
:
••
e &. perspectief • dwarsverbahden & indicatoren •
" 'M
Bekijk de indicatoren Emissie koolstofdioxide Gasverbruik huishoudens •
f Energie
+
Infrastructure en bereikbaarheid
Energie
ft +
Electriciteitsverbruik huishoudens •
Woonomgeving
De emissie van C02 wordt o.a. veroorzaakt door
Het gas- en elektriciteitsverbruik van woningen kan
verkeer. Een aanzienlijk deel van het verkeer rondom
omlaag. Het is dan wel bepalend of de woning in
Utrecht (33%) heeft noch vertrek noch aankomst in
eigendom is of wordt gehuurd. Het is i nteressant om
onze regio. Utrecht wordt niet voor niets beschouwd
te investeren in de isolatie van de eigen woning of
als draaischijf van Nederland. Vermindering van
het plaatsen van zonnepanelen. Dat levert op termijn
verlieskilometers, schonere auto's, meer ov en
financiele voordelen op. Voor huurwoningen is dat
fietsverkeer dragen alien bij aan een reductie van C02
ingewikkelder. Op dat vlak zijn echter w el initiatieven
emissie.
die energiebesparing ook voor corporaties en huurders
Energielabels woningen • Gasverbruik bedrijven • Elektriciteitsverbruik bedrijven Opwekking zonne-energie • Opwekking windenergie •
aantrekkelijk maken. Denk bijvoorbeeld aan nul-op-demeter woningen: gerenoveerde comfortabele woningen Energie
+
Economisch profiel
zonder energielasten.
Duurzame energie • Laadpunten •
Veel energiebesparingsmaatregelen verdienen zichzelf
Vulpunten
snel terug. Ze leveren dus zowel voor huishoudens als bedrijven een interessante kostenbesparing op. Isolatie
Schone personenauto's
en opwekking van duurzame energie dragen bij aan (veelal regionale) economie en werkgelegenheid.
Schone bussen Stadsverwarming •
Mens 53 v a isr # m 6 ^
Markt
'(£•>€!!*
Milieu
f
pagina 156 van 1 90
MILIEU
Staat van Utrecht 2014
Energie
Emissie koolstofdioxide
indicator
Vraag
Huidige waarde
Hoeveel bedraagt de uitstoot C02 per inwoner per
P6r InWOIIGr WOr dt 5 ,4 tOfl p6T jS8T Uitg6St0t6(1
jaar (ton)?
Toelichting
Vergeiijking in de tijd (Ton C0 2 per inwoner per jaar)
Koolstofdioxide is het gas dat de grootste bijdrage
Utrecht
levert aan de toename van het broeikaseffect. Door de versterking van het broeikaseffect blijft de ingestraalde warmte van de zon meer aan het aardoppervlak, waardoor het warmer wordt. Dit heeft diverse effecten zoals extremere weers-
-Europese doelstelling 5,0
omstandigheden (langere drogere perioden en zwaardere buien) en stijging van de zeespiegei.
1990
1995
2000
2005
2010
2012
Op basis van internationale afspraken dient Nederland in 2020 20% minder uitstoot van
Vergeiijking tussen provincies (Ton C02 per inwoner per jaar)
broeikasgassen te hebben dan in 1990. Dit zal onder andere bereikt worden via energiebesparing en inzet van d uurzame energie. In het Energieakkoord hebben overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties afspraken gemaakt
Zeeland Zuid-Holland
mm mm
-cs
4
HH
J
12,1
Groningen
em
!
11,7
I
11,7
Utrecht, Houten en Nieuwegein hebben naast gas Dit is g unstig voor C02 reductie, waardoor deze lager uit kan vallen dan in de tabel is vermeld. Bron: Emissieregistratie (2012)
12,7
1
i
Limburg
hoe dit doel te bereiken.
en elektriciteitsnetwerken ook stadsverwarming.
39,5
i
Noord-Holland Noord-Brabant
! 10,2
*
Flevoland
IBIS
Gelderland
Ml
Drenthe
9,4 | 7,9 6,91
Friesland
mm
Overijssel
5,5
|
5,4
|
Nederland 10,9
Vergeiijking tussen gemeenten (Ton C02 per inwoner per jaar)
Ambitie
A. Vianen B. Eemnes C. Bunnik D. Woerden E. Utrecht F. Sti chtse Vecht G. Utrechtse Heuvelr. H. Renswoude I. Baarn J. De Ronde Venen K. Woudenberg L. De Bilt M. Nieuwegein N. Lopik 0.Leusden P. Amersfoort Q. Zeist
I iiiMj f i pf i tei i
naar overzicht
R. Soest S. Rhenen T. Houten U. Montfoort V. Bunschoten
10,8 10,4 7.8 7.3 6.7 6.4
6.1
Mt
5.9 5,6 5.5 5,4 5.3 5.2 5,0 4.4 4.4 4.3 3.8 3,8 3.5 3.4 3,4
W. Ou dewater X. Wijk bij Duurstede Y. Veenendaal Z. IJsselstein
Gemeenten Provincie Utrecht Hoe donkerder de gemeente hoe groter het uitstoot van CO,.
3,2 3,1 2,9 2,6
pagina 157 van 190
MILIEU
Energie
Staat van Utrecht 2014
Gasverbruik huishoudens
indicator
Vraag
Huidige waarde
Hoeveel bedraagt het gasverbruik per huishouden
Een huishouden gebruikt gemiddeld 1396 m3 gas per
perjaar?
Toelichting De indicator is gebaseerd op het standaardjaargebruik. Dit wil zeggen dat er op het geregi-
jjaar
Vergelijking in de tijd (Gasverbruik huishoudens) Nederland
Utrecht
streerde jaargebruik een correctie is toegepast voor het temperatuurverloop in een jaar. Door de correctie fluctueert de indicator minder als gevolg van weersinvloeden. Ongeveer 16% van het energiegebruik in Nederland vindt plaats in woningen van particuliere
2004
2006
2008
2009
2010
huishoudens. Voor een groot deel wordt deze energie gebruikt in de vorm van aardgas. Dit
Vergelijking tussen provincies (Gasverbruik huishoudens)
gebruik van energie veroorzaakt onder andere emissies van koolstofdioxide en daarmee de versterking van het broeikaseffect.
Drenthe Groningen
In het Energieakkoord is d oor overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties
Friesland
afgesproken om tot 2023 een besparing te
Overijssel
realiseren van 1,5% perjaar. Deze besparing geldt over het totale energiegebruik in Nederland. Specifieke energiedoelstellingen voor de woningbouw zijn niet afgesproken. Wei zijn er afspraken gemaakt over het verbeteren van de woningvoorraad op energiegebied.
Limburg Gelderland Noord-Brabant Zeeland
Bron: Klimaatmonitor, RWS Leefomgeving (2012)
Noord-Holland Zuid-Holland Flevoland Nederland 1505
Vergelijking tussen gemeenten (Gasverbruik huishoudens) A. Utrechtse Heuvelr. B. De Bilt C. Baarn D. Bunnik E. Renswoude F. Eemnes G. Lopik H. Rhenen I. Soest
Ambitie
Utrecht is energieneu
J. Zeist K. Woudenberg L. Bunschoten M. De Ronde Venen N. Oudewater 0. Leusden P. Montfoort Q. Stichtse Vecht R. Vianen S. Wijk bij Duurstede T. Woerd en U. Veenendaal V. Amersfoort
naar overzicht
W. Usselstein X. Houten Y. Nieuweg ein Z. Utrecht
atm
Gemeenten Provincie Utrecht Hoe donkerder de gemeente hoe hoger het gasverbruik.
1332 1170 1080 1023
pagina 158 van 1 90 Staat van Utrecht 2014
MILIEU © Energie
Elektriciteitsverbruik huishoudens
indicator
Vraag
Huidige waarde
Hoeveel bedraagt het energieverbruik per
Een huishouden verbruikt gemiddeld 3228 kWh/jaar
huishouden (kWh/jaar)?
Toelichting
Vergelijking in de tijd (Elektriciteitsverbruik huishoudens)
Naast aardgas voor verwarming wordt er in woningen elektriciteit verbruikt voor het laten
Nederland
Utrecht
functioneren van apparaten en verlichting. Veel van de elektriciteit in Nederland wordt nog opgewekt in energiecentrales uitfossiele brandstoffen. Deze opwekking leidt tot de uitstoot van schadelijke stoffen en de uitputting van niet hernieuwbare energiebronnen.
2004
2006
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: Klimaatmonitor, RWS Leefomgeving 2012
Vergelijking tussen provincies (Elektriciteitsverbruik huishoudens ]
Noord-Brabant
3517
immmm
Flevoland
4*
Limburg
1
3437
Overijssel
%
3421
Drenthe
*
3402
Gelderland
4*
3373
Utrecht
*
3515
Groningen
3050
Zeeland
3008
Friesland
•'*
2994
Zuid-Holland
4-
2984
Noord-Holland
!
2941 Nederland 3201
Vergelijking tussen gemeenten (Elektriciteitsverbruik huishoudens)
Ambitie
IS
A. Bunschoten B. Lopik C. Renswoude D. De Ronde Venen E. Montfoort F. Wijk b ij Duurstede
3900 3900 3850 3700 3700 3700
G. Utrechtse Heuvelr. H. Eemnes I. Rhenen J. Woudenberg K. Bunnik L. Houten M. IJsselstein N. Leusden 0. Oudewater
3650 3600 3600 3600 3550 3550 3550 3550
P. De B ilt Q. Soest R. Stichtse Vecht S. Vianen T. Nieuwegein U. Veenendaal V. Woerden
<< naar overzicht
r
i fT~ i
-'
"
.
J
—n
3550 3500 3500 3500 3450 3350 3350 3350
W. Zei st X. Baarn Y. Ame rsfoort Z. Utrecht
Gemeenten Provincie Utrecht Hoe donkerder de g emeente hoe groter het elektriciteitsverbruik in huishoudens.
3300 3250 3100 2650
pagina 159 van 190
MILIEU
Staat van Utrecht 2014
Energie
Energielabels woningen Vraag
indicator
Huidige waarde
Wat is het gemiddelde energie labelniveau van woningen met een energielabel?
Toelichting
Het gemiddelde niveau van woningen met een energielabel ligt tussen D en E ( index 1.75)
Vergelijking in de tijd (Energielabels woningen)
Energielabels zijn verplicht bij het verkopen van een woning en is bedoeld om energiebesparende
——» Nederland
2,1
Utrecht
2,0
maatregelen te stimuleren. In het Nationaal energieakkoord is afgesproken dat in 2030 alle
1,9
woningen gemiddeld een energielabel A hebben,
1,75
dit komt overeen met een gemiddelde energieindex van 1,05 of kleiner. De energie-index geeft inzicht in de energiezuinig-
2008
2010
2009
2011
2012
1,8 1,7
2013
heid van woningen en wordt gebruikt om het energielabel van een woning af te leiden. > 2,41
labels F en G
1,61-2,40
labels D en E
1,06-1,60
labels BenC
1,05
labels A, A+en A++
Vergelijking tussen provincies (Energielabels woningen)
Friesland
'*
1
1,82
Limburg
i
-
1,82
Totaal aantal gelabelde woningen provincie
Noord-Holland
1,8
Zuid-Holland
k 4.
'
Utrecht: 147166.
I
, 1,8
Utrecht
*
Zeeland
J©
Totaal aantal woningen: 537078 (CBS, 2 013) Percentage gelabelde woningen: 27,4% Bron: Klimaatmonitor, RWS Leefomgeving (2013)
Groningen
*4
Noord-Brabant
1 1 ,73
i
Gelderland
I 1 ' 71
Overijssel
%
Drenthe
4k
1,69
1,66
•>
Flevoland
1,51 i Nederland 1,76
Vergelijking tussen gemeenten (Energielabels woningen) A. Renswoude B. Zeist C. Soest D. Oudewater E. De Bilt F. Baarn
1,95 1,91 1,90 1,89 1,87 E."
'
-~Tr~1
;
G. Utrecht H. Rhenen
Ambitie
energieneutraal
I. Vianen J. Utrechtse Heuvelr. K. Eemnes L. De Ronde Venen M. Veenendaal N. Amersfoort 0. Bunschoten P. Nieuwegein Q. Stichtse Vecht R. Lopik S. Woerden T. Bunnik U. Wijk bij Duurstede V. Montfoort
•<< naar overzicht
1,85 1,84
Gemeenten Provincie Utrecht
1,82
Hoe donkerder de gemeente hoe hoger de e nergielabels hoe minder zuinig.
1,80 L- -
~l
1,78 1,73 1,72 1,72
FT"
W. Usselstein X. Woudenberg Y. Leusde n Z. Flouten
1,71 1,70 1,70 1,67
1,66 1,64
1,62 1,61
1,60
1,57 1,47 1,43 1,37
pagina 160 van 190
MILIEU
Staat van Utrecht 2014
Energie
Gasverbruik bedrijven
indicator
Vraag
Huidige waarde
Hoeveel bedraagt het gasverbruik van bedrijven en
Per werknemer/jaar wordt ©77 m3 gas verbruikt
instellingen in m3 per werknemer?
Toelichting
Vergelijking in de tijd (Gasverbruik bedrijven per werknemer m3)
De indicator is het totale gasverbruik bij bedrijven en instellingen in m3 aardgas. In deze indicator
—
Nederland
4500
—— Utrecht
3600
is het energiegebruik voor de opwekking en elek-
2700
triciteit niet meegenomen. Meer dan de helft van het energiegebruik in
677
~o
Nederland komt voor rekening van bedrijven, Deze energie wordt voor een groot deel gebruikt
2010
om productieprocessen te laten draaien. Een
1800 900
2012
2011
deel van deze energie wordt gebruikt voor het produceren van producten voor de export. Voor
Vergelijking tussen provincies (Gasverbruik bedrijven per werknemer m3)
een groot deel wordt deze energie gebruikt in de vorm van aardgas. Dit gebruik van energie veroorzaakt onder andere emissies van koolstofdioxide en daarmee de versterking van het broeikaseffect.
mammmmmmammommmsmmmammm
Zeeland
i
\
Limburg
[
Groningen
Bronnen: Klimaatmonitor, RWS Leefomgeving,
5062
J
4-
Zuid-Holland
ewk
4339 3475
CBS Statline (2012)
Drenthe
I 2415
Noord-Brabant
12254 1
Friesland
%
Gelderland
Jm
Noord-Holland Overijssel
k \
•f
Utrecht
M.
• 677
Flevoland
+
-
|
1717 1159
i Nederland 2723
Vergelijking tussen gemeenten (Gasverbruik bedrijven per werknemer m 3) A. Woerden B. Eemnes C. De Ronde Venen D. Rhenen E. Bunschoten F. Soest G. S tichtse Vecht H. Bunnik 1. Lop ik
Ambitie
Utrecht is energieneutraal
, ,<1-1 fcifliJEg
'MM ife'fiM!
naar overzicht
J. Montfoort K. Veenendaal L. Baarn M.Renswoude N. Zeist 0. Oudewater P. Woudenberg Q. Wijk bij Duurstede R. De Bilt S. Utrechtse Heuvelr. T. Vianen U. IJsselstein V. Amersfoort
MW»WWilli 1 ' ••W
•••••• mmmx BHHBH
mmmm HHB •M
tmmm wmmm HH •Mm •M
•Ml in III
!
• 1931 H 1815 1560 1477 1271 1200 1147 990 918 918 878 868 851 808 797 785 772 744 734 714 630 540
W. Nieuwegein
378
X. Houten Y. Leusde n Z. Utrecht
Gemeenten Provincie Utrecht Hoe donkerder de gemeente hoe hoger het gasverbruik.
M
.
U ii'.
it)
pagina 161 van 190
MILIEU
Energie
Staat van Utrecht 2014
Elektriciteitsverbruik bedrijven
indicator
Vraag
Huidige waarde
Hoeveel bedraagt het elektriciteitsverbruik van
Per werknemer wordt 5307 kWh/jaar verbruikt
bedrijven en instellingen in kWh per werknemer?
Toelichting De indicator is het totale elektriciteitsverbruik bij bedrijven en instellingen in kWh.
Vergelijking in de tijd (Electriciteitsverbruik bedrijven per werknemer kWh/jaar) Nederland
15000
Utrecht
12500
Meer dan de helft van het energiegebruik in
10000
Nederland komt voor rekening van bedrijven. Deze energie wordt voor een groot deel gebruikt om
7500
5307
productieprocessen te laten draaien. Een deel van
5000
deze energie wordt gebruikt voor het produceren
2010
van producten voor de export. Naast aardgas
2011
2012
wordt elektriciteit als energiedrager ingezet. Veel van de elektriciteit in Nederland wordt
Vergelijking tussen provincies (Electriciteitsverbruik bedrijven per werknemer kWh/jaar)
nog opgewekt in energiecentrales uit fossiele brandstoffen. Deze opwekking leidt tot de uitstoot van schadelijke stoffen en de uitputting van niet
20987
Groningen
hernieuwbare energiebronnen.
Zeeland
Bronnen: Klimaatmonitor, RWS Leefomgeving,
Limburg
CBS Statline (2012)
Noord-Brabant
19276
i
Zuid-Holland
4-
Noord-Holland
k J
Flevoland Friesland Drenthe
&
Gelderland
J*
Overijssel
%
Utrecht
u.
Vergelijking tussen gemeenten (Electriciteitsverbruik bedrijven per werknemer kWh/jaar) A. B unschoten B. De Ronde Venen C. Lopik D. Woudenberg E. Bu nnik F. Stich tse Vecht G. Rhenen H. Soest I. Montfoort J. Renswoude Ambitie
Utrecht is energieneutraal
K. Veenendaal L. Eemnes M. Oudewater N. Wijk bij Duurstede 0. Woerden P. Vianen Q. De Bilt R. Nieuwegein S. Leusden T. IJsselstein U. Houten V. Utrechtse Heuvelr.
«s<3 naar overzicht
MRSSKi
9380 8901 8760 8280 7927 7916 7751 7472 7402 7078 7017 6905 6495 6229 5648 5572 5545 5509 5439 5161 4746 4638
W. Zeis t
••I
X. Utrecht Y. Baarn Z. A mersfoort
nan •••
Gemeenten Provincie Utrecht Hoe donkerder de gemeente hoe groter het elektriciteitsverbruik bij bedrijven.
4595 4558 4536 4388
pagina 162 van 1 90
MILIEU
Staat van Utrecht 2014
Energie
Opwekking zonne-energie
indicator
Huidige waarde
Vraag Hoeveel zonne-energie wordt er door middel van PV-installaties omgezet in elektriciteit?
109 TJ zonne-energie wordt door middel van PV-installaties in elektriciteit gezet.
Toelichting Zonne-energie is een grote bron van energie op
Vergelijking in de tijd (Zonne-energie in TJ)
aarde. Uiteindelijk is vrijwel alle energie indirect afkomstig van de zon. Zonne-energie kan worden
125
Utrecht
omgezet in elektriciteit door middel PV panelen.
109
De omzetting van zonne-energie leidt niet tot de
75
uitputting van energievoorraden of de uitstoot van
50
schadelijke stoffen zoals broeikasgassen.
25
PV panelen kunnen geplaatst worden op daken van gebouwen en in het open veld. Niet alle daken zijn
100
2008
2010
2009
2013
2012
2011
geschikt voor de plaatsing van panelen. Geschikte daken zijn bij voorkeur op het zuiden georienteerd
Vergelijking tussen provincies (Zonne-energie in TJ)
en constructief stevig genoeg om het extra gewicht te dragen. Hoewel niet alle daken geschikt zijn, is het potentieel geschikt dakoppervlak nog ruim voldoende om een grote hoeveelheid PV panelen te installeren. Het totaal aan omgezette zonne-energie is gegeven terajoule (TJ). Een TJ is ongeveer
Noord-Brabant
1*0 sam
Gelderland
Jfo H
Noord-Holland
ft
Zuid-Holland
4
gelijk aan de energie die gebruikt wordt voor de
Overijssel
verwarming van 17 woningen.
Limburg
Bron: RWS Klimaatmonitor, 2013
297 238 201 196
• •
182
j
un
166
HBH
Friesland
116
1 Utrecht
tt.
BBIMBBBBBI 109
Drenthe
4k
«
102
mm
Groningen
j
Flevoland
83
KH6S6
MM
Zeeland
1
67 58
Vergelijking tussen gemeenten (Zonne-energie in TJ) A. Utrecht R. Houten C. Amersfoort D. Veenendaal E. Utrechtse Heuvelr. F. Woerde n G. De Ronde Venen H. Stichtse Vecht 1. Leus den J. Soest K. Nieuwegein L. De Bilt
Ambitie
Utrecht is e nergie
<< naar overzicht
utraa!
M. Zeist N. Wijk bij Duurstede 0. Woudenberg P. Bunnik Q. Lopik R. Bunschoten S. Montfoort T. IJsselstein U. Rhenen V. Vianen
i 1 i
17,7
13,8 12,1 6,7 6,3 5,5 4,8 4,4 4,2 3,6 3,1 2,8 2,8 2,7 2,3 2,2 2,1 1,8 1,7 1,6 1,5 1,2
W. X. Y.
1,1 i
Z.
0,6
i
pagina 163 van 190
MILIEU
Staat van Utrecht 2014
Energie
Windenergie
indicator
Vraag
Huidige waarde
Hoeveel windenergie wordt omgezet in
96 TJ windenergie wordt in elektriciteit omgzet
elektriciteit?
Toelichting Windenergie is een van de mogelijkheden om elektriciteit op te wekken uit hernieuwbare
Vergelijking in de tijd (Windenergie in TJ) —
100
Utrecht
96
bronnen. De omzetting van windenergie leidt niet tot de uitputting van energievoorraden of de
85 70
uitstoot van schadelijke stoffen zoals broeikas-
55
gassen.
40 Het totaal aan omgezette windenergie is gegeven in TJ. Dit is ongeveer gelijk aan de energie die
2008
2010
2009
2011
2012
2013
gebruikt wordt voor de verwarming van 17 woningen.
Vergelijking tussen provincies (Windenergie in TJ)
Bron: RWS Klimaatmonitor, 2013
Flevoland
4370 2817
Groningen Noord-Holland
k
Zeeland
&
Zuid-Holland
4-
Friesland
%
••••
m—m wmmmmmmm 2362
1867 Hill11111111
Noord-Brabant
I Utrecht
231
%
• 149
K
I 96
Limburg Drenthe
1224 757
Gelderland Overijssel
2582
95
*
82
Vergelijking tussen gemeenten (Windenergie in TJ) A. Houten B. Lopik
38,3 38,3
X. Woerden
C. De Ronde Venen
19,1
Y. Wou denberg
D. Amersfoort E. Baarn F. Bun nik G. Bunschoten H. De Bilt I. Eemnes
Ambitie
Utrec ht is energieneutraal
J. IJsselstein K. Leusden L. Montfoort M. Nieuwegein N. Oudewater 0. Renswoude P. Rhenen Q. Soest R. Stichtse Vecht S. Utrecht T. Utrechtse Heuvelr. U. Veenendaal \l \/ianon
<< naar overzicht
W. Wijk bij Duurstede
Z. Zeist
pagina 164 van 190
MILIEU
Energie
Staat van Utrecht 2014
Duurzame energie Vraag Hoeveel procent van het totale energieverbruik (van woningen en bedrijven) wordt duurzaam opgewekt?
Toelichting De indicator wordt gegeven als het percentage
indicator
Huidige waarde
Er wordt 2% duurzame energie opgewekt in de provincse Utrecht
Vergelijking in de tijd (Duurzame energie in procenten) In het Energieakkoord is door overheden, Nederland — Utrecht bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties afgespioken om in 2023 te komeri tot een inze van 16% duurzame energiebronnen.
opgewekte duurzame energie ten opzichte van het energiegebruik in de regio. In de berekening is de opwekking uit windmolens op zee en warmtepompen niet meegenomen, omdat deze
2%
gegevens niet op regioniveau beschikbaar zijn. Enkele bekende duurzame energiebronnen zijn: biomassa, afval, wind en zon. Daarnaast zijn er
2010
nog enkele kleine bronnen. Veel van de energie die in Nederland wordt
2011
Vergelijking tussen provincies (Duurzame energie in procenten)
gebruikt, wordt omgezet vanuit fossiele energiedragers. Aan deze maniervan energieomzetting zijn veel milieueffecten gekoppeld, bijvoorbeeld het broeikaseffect en de uitputting van energievoorraden. Naast energiebesparing is de inzet van duurzame energiebronnen een rnanier om deze effecten te verminderen. Bron: Klimaatmonitor, RWS Leefomgeving 2011
Flevoland
13%
7%
Friesland Groningen Drenthe
4k
Gelderland
Jk
Noord-Brabant Overijssel Noord-Holland Zuid-Holland
4k
Zeeland Utrecht Lim burg
Vergelijking tussen gemeenten (Duurzame energie in procenten) A. Lopik B. Rhenen C. Utrechtse Heuvelr. D. Bunschoten E. Montfoort F. Soe st
Ambitie
Utrecht is energieneutraa
G. Baarn H. Oudewater 1. Rensw oude J. Wijk bij Duurstede K. De Ronde Venen L. De Bilt M. Zeist N. Usselstein 0. Bunnik P. Veenenda al Q. Nieuwegein R. Stichtse Vecht S. Woerden T. Eemn es U. Vianen
S3 i
swwr
•Hi HW MHB MBW HHBE HKOB •SB
7 5 4 3 3 3 3 3 3 3 2 2 2 2 2 2 2 2 1 1 1
W. Houten X. Leusden Y. Utrec ht Z. Woudenberg
Gemeenten Provincie Utrecht Hoe donkerder de gemeente hoe hoger het aandeel duurzame energie.
pagina 165 van 190
MILIEU
Staat van Utrecht 2014
Energie
Laadpunten Vraag Hoeveel laadpunten voor elektrische (motor! voertuigen zijn er per 10.000 inwoners?
Toelichting Voertuigen die op elektriciteit rijden hebben geen uitstoot van verontreinigende staffer en produc-
indicator
Huidige waarde
Per 10.000 inwoners zijn er 6,3 laadpunten voor elektrische (motor)voertuigen
Vergelijking in de tijd (Laadpunten per 10.000 inwoners) 7,5
Utrecht
6,0
eren minder geluid. Elektrische motorvoertuigen*
4, 5
zijn er in twee varianten, namelijk volledig elektrisch en plug-in hybride (die zowel op brandstof
3,0
als op elektriciteit rijden). De actieradius van
1,5
elektrische voertuigen is over het algemeen lager dan van hun brandstof gebruikende alternatieven.
2012
Ook het opladen van een elektrisch voertuig duurt
2014
2013
langer dan het tanken van brandstof. Daarom zijn er op verschillende plekken laadpunten nodig,
Vergelijking tussen provincies (Laadpunten per 10.000 inwoners)
waar de accu's van de elektrische voertuigen kunnen worden opgeladen.
Noord-Holland
*De laadpunten die hier beschouwd worden, zijn bedoeld voor auto's en lichte bedrijfswagens,
Zuid-Holland
4
Flevoland
4
Zeeland
£
elektrische fietsen en brommers blijven buiten beschouwing. Bron: RWS Klimaatmonitor, 2013
•••• i 5,1 i 4,7 ..... IS i s§8§a?t 4,1 i
Gelderland Noord-Brabant Friesland
3,4
Limburg
i
Overijssel
%
3,1 3,0
2,8
Groningen Drenthe
Nederland 5,1
Vergelijking tussen gemeenten (Laadpunten per 10.000 inwoners) A. Utrecht B. Utrechtse Heuvelr. C. Woerden D. Eemnes E. Nieuwegein F. Veenendaal G. Bunnik H. Lopik I. Wijk bij Duurstede J. Amersfoort K. Zeist Ambitie
Voertuigen maken gebruik van schone brandstoffen
L. Leusden M. Renswoude N. Oudewater 0. Stichtse Vecht P. Soest Q. De Bilt R. Baarn S. Bunschoten T. De Ro nde Venen U. Montfoort V. IJsselstein
naar overzicht
•W
52.1 33,0 22,9 17.2
W. Houten X. Rhenen Y. Vianen Z. W oudenberg
10,8 10,5 8,9 7.1
Gemeenten Provincie Utrecht Floe donkerder de gemeente hoe meer
6.5 6,3 5.2 5.2 5,1 4,9 4,7 3.7 3.6 2,9
2.8 2.7 2.3
2,0
laadpunten per 10.000 inwoners.
1,7 1,4 1,3
0,8
pagina 166 van 1 90
MILIEU
Staat van Utrecht 2014
Energie
Vulpunten Vraag Hoeveel vulpunten (tankstations) van alternatieve brandstoffen voor wegverkeer zijn er per 10.000 Inwoners?
Toelichting In het wegverkeer worden benzine en diesel als belangrijkste brandstoffen gebruikt. Deze
indicator
Huidige waarde
Per 10.000 inwoners zijn er in Utrecht 0,06 vulpunten voor alternatieve brandstoffen voor het wegverkeer Vergelijking in de tijd (Vulpunten per 10.000 inwoners)
0,08
Utrecht
0,06
brandstoffen zijn voor het grootste deel gemaakt uit fossiele brandstoffen (aardolie). Door het
0,04
gebruik van deze brandstoffen raken voorraden
0,02
uitgeput en wordt onder andere koolstofdioxide
0,00
uitgestoten. In plaats van de traditionele brand stoffen kunnen voertuigen ook gebruik maken van hernieuwbare brandstoffen en brandstoffen
0,06
2012
2009
2014
2013
waarvan de voorraden groter zijn. Onder deze brandstoffen behoren bijvoorbeeld CNG en LNG
Vergelijking tussen provincies (Vulpunten per 10.000 inwoners)
(respectievelijk gecomprimeerd en vloeibaar aardgas), groen gas, biodiesel en bio-ethanol. Om voertuigen die hiervoor geschikt zijn, in staat te stellen daadwerkelijk gebruik te maken van deze
Friesland
0,29
0,20
Drenthe
brandstoffen zijn vulpunten (tankstations) nodig.
Overijssel
Bron: RWS Klimaatmonitor, 2013
Groningen
0,17
Flevoland Gelderland Noord-Brabant Zuid-Holland
4-
Lim burg Noord-Holland
I
Utrecht
»*.
Zeeland
A? Nederland 0,11
Vergelijking tussen gemeenten (Vulpunten per 10.000 inwoners) A. V eenendaal B. Woerden C. Houten
Ambitle
Voertuigen maken gebr uik van schone brandstoffen
<<3 naar overzicht
D. Eemnes E. Utrecht F. Stic htse Vecht G. A mersfoort H. Baarn I. Bunnik J. Bunschoten K. De Bilt L. De Ronde Venen M. IJsselstein N. Leusden 0. Lopik P. Montfoort Q. Nieuwegein R. Oudewater S. Renswoude T. Rhenen U. Soest V. Utrechtse Heuvelr.
0,46 0,42 0,41 0,40
W. Vianen X. Wijk bij Duurstede Y. Woude nberg Z. Z eist
0,21
0,16 0,13
Gemeenten Provincie Utrecht Hoe donkerder de gemeente hoe meer vulpunten per 10.000 inwoners.
lik
*
pagina 167 van 190
MILIEU
Energie
Staat van Utrecht 2014
Schone personenauto's Vraag
indicator
Huidige waarde
Hoeveel personenauto's maken gebruik van alternatieve brandstoffen of elektriciteit per 1.000 auto's?
Toelichting
Van de 1000 auto's in Utrecht zijn er 24,3 die gebruik maken van alternatieve brandstoffen of elektriciteit
Vergelijking in de tijd (Schone personenauto's, aantal per 1000)
Traditioneel maken personenauto's gebruik van
25
Utrecht
brandstoffen gemaakt uit fossiele brandstoffen
24,3
(aardolie). Voorraden van fossiele brandstoffen kunnen uitgeput raken en bij de verbranding ervan
23
21
ontstaat onder andere koolstofdioxide (het belang-
19
rijkste broeikasgas). Autofabrikanten brengen
17
de laatste jaren auto's op de markt die gebruik kunnen maken van alternatieve brandstoffen (o.a.
2012
CNG, LNG, groen gas, biodiesel en bio-ethanoi) en
2013
elektriciteit. Deze auto's brengen minder van deze nadelige effecten met zich mee. Bron: RWS Klimaatmonitor, 2013
Vergelijking tussen provincies (Schone personenauto's, aantal per 1000)
Flevoland
27,2
Noord-Brabant Noord-Holland
t
13,9
Zuid-Holland
4-
13,7
Gelderland
>
Limburg
J Z
Drenthe
*
Overijssel
*
Zeeland
sl
Groningen Friesland
•%
Nederland 14,0
Vergelijking tussen gemeenten (Schone personenauto's, aantal per 1000) A. Vianen B. Utrecht C. Zeist D. Amersfoort E. Woerden F. De Ron de Venen G. Lopik H. Veenendaal I. Stichtse Vecht J. Woudenberg K. Bunnik L. De Bilt
Ambitie
Voertuigen maken gebruik van schone brandstoffen
ema naar overzichi
M. Eemnes N. Utrechtse Heuvelr.
65.4 31.1 28.5 23,9 23,7 20.7 19,9 17.2
16.0
W. Montfoort X. Rhenen Y. Bunsch oten
8,9 8,6 8,3
Z. Wijk bij Duurstede
7,3
Gemeenten Provincie Utrecht Floe donkerder de gemeente hoe groter het aandeel schone auto's.
15.4 15.1 14.3 13.3
12.8
0. Soest P. Renswoude Q. Leusden R. Oudewater S. Nieuwegein
12.5 11.4
T. Baarn
10,0
U. Houten V. IJsselstein
9,5 9,1
11,4 11,3 10.9
%
Samenvatting Energieakkoord voor duurzame groei Partijen leggen in dit Energieakkoord voor duurzame groe\ de basis voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het akkoord biedt een langetermijnperspectief met afspraken voor de korte en middellange termijn, creeert vertrouwen en reduceert daarmee investeringsonzekerheid bij burgers en bedrijven. Het helpt de haperende economie op korte termijn weer op gang met een grote impuls voor investeringen en werkgelegenheid. Daarnaast worden de lasten voor burgers en bedrijven zoveel mogelijk beperkt. Partijen zetten zich in dit verband in om de volgende doelen te realiseren: • Een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5 procent per jaar. • 100 PJ aan besparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020. • Een toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking (nu 4 procent) naar 14 procent in 2020. • Een verdere stijging van dit aandeel naar 16 procent in 2023. • Ten minste 15.000 voltijdsbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren te creeren. Het akkoord is gericht op versterking van de economische structuur en zal de komende jaren miijarden aan investeringen losmaken in alle sectoren van onze samenleving. Het akkoord bestaat uit tien pijlers. Deze tien pijlers vormen een onderling versterkend geheel, en daarmee een integraal pakket. De betrokken partijen leggen met dit akkoord hun betrokkenheid vast op de doelstellingen, de aangegeven maatregelen, en de bijbehorende borging1. Uiteindelijk vormt het akkoord het startschot voor een marsroute voor de komende jaren. De bij dit akkoord betrokken partijen spreken met het akkoord dan ook onomwonden hun inzet uit om deze route aan te gaan, in het voile bewustzijn dat de komende jaren aanvullende uitdagingen zal hebben onderweg naar de doelstellingen zoals nu verwoord. Dat is dan ook de essentie van dit Energieakkoord voor duurzame groei en de aanpak van het klimaatprobleem: een pakket van afspraken om nu zo voortvarend mogelijk aan de slag te gaan, ieder met zijn eigen verantwoordelijkheid, in combinatie met de overeenstemming gezamenlijk die aanvullingen en bijstellingen gaandeweg vorm te geven die nodig zijn om de doelstellingen daadwerkelijk te bereiken. De tien pijlers Energiebesparing Energiebesparing vormt een kernpunt en eerste pijler om te komen tot een duurzame energievoorziening. Energiebesparing draagt bij aan milieudoelstellingen, leidt tot een lagere energierekening, verbetert de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven en geeft een impuls aan de werkgelegenheid. Met dit akkoord willen partijen een besparing van jaarlijks gemiddeld 1,5 procent van het finale energieverbruik realiseren. Daarmee wordt naar verwachting ruimschoots voldaan aan de Europese richtlijn. Partijen zijn het eens over een maatregelenpakket waarvan het de verwachting is dat daarmee circa 100 PJ per 2020 kan worden bespaard . De afspraken over energiebesparing richten zich zowel op de gebouwde omgeving, als op het vergroten van de energie-efficientie in de industrie, de agrarische sector en het overige bedrijfsleven. De afspraken over energiebesparing in mobiliteit en transport maken deel uit van pijler 7. Deze doelstelling wordt gekoppeld aan twee ijkmomenten: eind 2016 zal t en minste 35% zijn bereikt en eind 2018 zal ten minste 65% zijn bereikt. Indien blijkt dat we niet op 1
De voorzitter van Energie-Nederland legt het akkoord met een positief advies voor aan de leden, onder
voorbehoud dat de ACM in een informele zienswijze aangeeft dat het akkoord in beginsel niet in strijd is met artikel 6 Mededingingswet en/of artikel 101 van het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie.
1
koers liggen om de afgesproken doelen te halen, zullen aanvullende maatregelen worden genomen. Dit kunnen ook meer verplichtende en/of fiscale maatregelen of andere vrijwillige of niet-vrijwillige maatregelen zijn, waaruit meer zekerheid zal ontstaan rondom het bereiken van 100 PJ ener giebesparing. Net als de in dit akkoord genoemde maatregelen richt het pakket zich op de energiegebruiker en daarmee niet op de leverancier2. Gebouwde omgeving In de gebouwde omgeving zijn er volop kansen om te komen tot aanzienlijke energiebesparingen. Uitgangspunt is dat burgers en bedrijven zelf belang hebben bij en verantwoordelijkheid nemen voor energiebesparing. Daarom wordt gekozen voor een combinatie van voorlichting en bewustwording, ontzorging en financieringsondersteuning. Er komt een revolverend fonds voor energiebesparing in de gebouwde omgeving van circa € 600 mln. Dit nationaal energiebespaarfonds zal nog in 2013 van start gaan met het gedeelte dat zich richt op eigenaar-bewoners (en dus komen ook eigenaars van monumenten in aanmerking voor financiering uit het revolverend fonds), zodat het voor deze grote groep burgers mogelijk wordt om rendabele besparingsmaatregelen te nemen. Daarnaast krijgen energiebedrijven de mogelijkheid om klanten meer financieringsopties aan te bieden, waarbij leningen via de energierekening terugbetaald kunnen worden. Het Rijk treedt hiertoe in overleg met energiebedrijven en toezichthouders. Financieringsopties en eventuele toekomstige beleidsmaatregelen kunnen gebruik maken van het energieprestatiecertificaat, waarmee bijvoorbeeld koppeling mogelijk is met een gunstige financiering. Alle woningeigenaren en (ver)huurders die nog geen energielabel hebben, krijgen in 2014 en 2015 een indicatief energielabel van hun woning, op basis van een landelijke uniforme methodiek. Dit energielabel is een indicatie van de energieprestatie van een woning en dient voor bewustwording. Het voornemen is om in 2013 een overeenkomst te sluiten tussen het rijk en de VNG over een actieve ondersteuning van gemeenten bij lokale en regionale energiebesparing en -opwekking. De partijen van het Convenant Energiebesparing Huursector committeren zich om de afgesproken doelstellingen van gemiddeld label B (corporaties) en 80% van de woningen minimaal label C (particuliere verhuurders) in 2020 te halen. Het rijk stelt in dat kader € 400 miljoen subsidie beschikbaar voor verhuurders in de sociale huursector ten behoeve van investeringen in energiebesparing voor de periode 2014-2017 met als doel een bijdrage te leveren aan de doelstellingen van het Convenant. Deze maatregel stimuleert een substantiele investeringsgolf op korte termijn om huurwoningen energie-efficient te maken. De € 400 miljoen komt ter beschikking van de verhuurders in 2018 en 2019 en wordt gedekt door een tijdelijke verhoging van de energiebelasting. Deze energiebelastingverhoging wordt lastenneutraal mogelijk gemaakt door de voorziene lagere uitgaven van de SDE+-gelden vanaf 2018, zoals later beschreven onder grootschalige hernieuwbare opwekking. De beschikbaarheid en inzet van deze middelen hangt af van de nog te bereiken overeenstemming tussen het kabinet en de sociale huursector over het woonbeleid. Mocht er uiteindelijk geen overeenstemming worden bereikt dan zullen deze middelen ingezet worden in de koopsector. Voor alle vormen van maatschappelijk en overig vastgoed geldt dat er een onafhankelijk expertisecentrum komt ter ondersteuning en identificatie van de meest effectieve maatregelen op het terrein van energie-efficientie. Ook wordt de Wet milieubeheer (verplichting om energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder uit te voeren) door substantiele verbetering beter uitgevoerd en gehandhaafd, onder andere met behulp van concrete erkende maatregelenlijsten. Gemeenten en provincies (opdrachtgevers van de Regionale Uitvoeringsdiensten) geven prioriteit aan handhaving van de energiebesparingsverplichting in de Wet milieubeheer. Ten slotte wordt een pilot uitgevoerd gericht op continuering in 2016 met een zogenaamd 'EPKp
Dit betekent niet dat de energieleveranciers geen rol kunnen spelen bij de maatregelen die onderzocht
worden.
2
systeem' (Energie Prestatie Keuring), waarbij dit systeem als effectieve hulp voor ondernemingen kan bijdragen aan de realisatie en handhaving van maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder, conform de Wet milieubeheer. In najaar 2015 wordt de werking op specifieke punten geevalueerd. Bij de evaluatie door de partijen zal naast effectiviteit ook worden bezien of de EPK-pilot positief wordt ervaren door ondernemingen en overheid. Bij een positief resultaat voor beide wordt het EPK-systeem in 2016 ingevoerd in de sectoren waarvoor uit de pilot blijkt dat de EPK w erkt. Industrie, de agrarische sector en het bedrijfsleven De industrie, de agrarische sector en het bedrijfsleven als geheel zien een vergroting van de energie-efficientie als een kans om de concurrentiepositie van energie-intensieve bedrijven te versterken, werkgelegenheid te creeren en de klimaatdoelen kosteneffectief te kunnen realiseren. De energie-intensieve industrie heeft de ambitie in internationaal verband leidend te zijn op het terrein van energie-efficientie. Er k omt een onafhankelijke expertisecentrum dat bedrijven en financiers ondersteunt in het identificeren van de meest effectieve maatregelen op het terrein van energie-efficientie in de industrie en agrosectoren. Het dreigende wegvallen van WKK dr aagt hier niet aan bij. Ook voor de industrie, de agrarische sector en het bedrijfsleven geldt dat de Wet milieubeheer beter wordt uitgevoerd en gehandhaafd. De grote energie-intensieve bedrijven spannen zich samen met de overheid in om het MEE-convenant aan te vullen met een raamwerk van bedrijfsspecifieke (een-op-een) afspraken. Deze zijn gericht op verbetering van de energie-efficientie en concurrentiepositie van de betrokken bedrijven. Ook voor MJA3bedrijven en overige bedrijven (niet-MEE-bedrijven) komt er een EPK-pilot met evaluatie, zoals hiervoor beschreven bij de gebouwde omgeving. Om meer middelen beschikbaar te houden voor investeringen in energiebesparing en energie-efficientieverbetering in het bedrijfsleven zal de EIA-regeling zoveel mogelijk worden gericht op investeringen in energiebesparing. De bedoeling is om projecten die in de toekomst een SDE+-subsidie aanvragen niet meer tegelijkertijd in aanmerking te laten komen voor de EIA. Er w ordt een oplossing gevonden voor hernieuwbare opwekkingstechnologieen die nu nog wel en straks niet meer door de EIA worden gedekt, indien de SDE+ en het overige instrumentarium onvoldoende oplossing bieden. De doelstelling hierbij is dat vanuit investeringsoverwegingen de continui'teit niet in gevaar komt. EZ ro ndt dit in de herfst van 2013 af. Rendabele benutting van industriele restwarmte verdient hoge prioriteit, en partijen komen met een samenhangend plan van aanpak om de potentie in Nederland te kunnen benutten. Mogelijkheden voor een regionale warmte-infrastructuur worden hierbij onderzocht voor een aantal gebieden in Nederland, gebruikmakend van en vergelijkbaar met de voorstellen die hiertoe al gedaan zijn vanuit de regio Rotterdam. Er is breed draagvlak voor een ambitieus programma voor energiebesparing in de glastuinbouw. Sector, overheid en milieuorganisaties spreken af dat een verbeterd C02sectorsysteem in deze sector uiterlijk ingaat per 1 januari 2015. Met de glastuinbouwsector is afgesproken dat in aanvulling op het huidige beleid een energiebesparing per 2020 van 11 PJ wordt gerealiseerd. Opschalen van hernieuwbare energieopwekking Het opschalen van hernieuwbare energieopwekking vormt een tweede pijler van het besproken programma. Dit vraagt een intensieve inzet op verschillende bronnen van hernieuwbare opwekking, zoals wind op land, wind op zee, diverse vormen van lokale opwekking zoals zonne-energie, en de inzet van biomassa. Partijen geven invulling aan de doelstelling van 16% hernieuwbare energieopwekking zoals door het kabinet wordt nagestreefd. Uitgangspunt is een kosteneffectieve uitrol die zekerheid biedt voor investeerders, additionele werkgelegenheid creeert, innovaties uitlokt waardoor de kosten worden verlaagd en die bijdraagt aan versterking van de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven in deze sector. Partijen willen met deze aanpak, in combinatie met ambitieuze energiebesparing, in 2023 16% hernieuwbare energie realiseren, en 14% in 2020. Enkele hoofdpunten voor de grootschalige hernieuwbare opwekking zijn:
3
• Opschaling van wind op zee naar 4450 Mw o perationeel in 2023. De reeds bestaande parken en hetgeen in de pijplijn zit tellen op tot circa 1000 Mw. Hier bovenop komen de aanbestedingen van in totaal 3450 Mw, door een gefaseerde aanbesteding vanaf 2015 in oplopende stappen: 450 Mw (2015), 600 Mw ( 2016), 700 Mw ( 2017), 800 Mw (2018) en 900 Mw ( 2019). Hierbij wordt uitgegaan van een kostendaling van wind op zee va n circa 40% te realiseren over de komende jaren. Dit gebeurt in de vorm van taakstellende aanbestedingen, waarin deze kostendaling is verdisconteerd. Met het oog op toekomstige kostenreductie nodigt het rijk partijen uit om nu al met voorstellen te komen zodat al in 2014 tot een innovatief demonstratiepark kan worden besloten. Ook draagt de overheid zorg voor een robuust wettelijk kader om de opschaling van wind op zee mogelijk te maken. Uitgangspunt is dat binnen vier jaar na het verkrijgen van een subsidiebeschikking de windparken operationeel zijn en dan gebruik maken van de laatste stand van de techniek. • Bij wind op land wordt binnen de kaders die met provincies zijn afgesproken gei'nvesteerd om te komen tot 6000 Mw in 2020. Er wordt door investeerders in windmolenparken een participatiemodel gei'ntroduceerd dat omwonenden in staat stelt actief deel te nemen in de planvorming en exploitatie van windparken. Voor na 2020 zal o p termijn gezocht worden naar aanvullend potentieel, binnen de kaders die hierover met de IPO zijn besproken. • Hernieuwbare opwekking uit de overige diverse bronnen wordt ambitieus ter hand genomen. Er bestaat een aantal niet financiele barrieres die de opschaling van hernieuwbare energie beperken. Voor de voortgang is het cruciaal die aan te pakken. In relatie tot deze onderwerpen zullen de partijen op de kortst mogelijke termijn, doch uiterlijk voor 1 juli 2014, werkbare oplossingen ontwikkelen en de implementatie daarvan daaropvolgend ter hand te nemen. • Partijen spreken af dat de stimulering van biomassa in kolencentrales de 25 PetaJoule niet zal overschrijden. Nader uitgewerkt wordt, ook in het licht van het zo hoogwaardig mogelijk inzetten van biomassa en scherpe duurzaamheidscriteria, hoe de beperking tot 25 PJ bioma ssa, de wijze van de ondersteuning en het eventueel gebruiken van een tenderprocedure vorm kan worden gegeven in de SDE+. • Met deze aanpak kan de SDE+-opslag op de energierekening van burgers en bedrijven substantieel worden verlaagd ten opzichte van de ramingen uit het Regeerakkoord. De verwachting op basis van de laatste ramingen is dat dit per saldo tot 2020 cumulatief circa €2,25 mid. scheelt. Binnen de SDE+ is in de periode tot 2020 €375 mln. beschikbaar om te borgen dat de doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020 wordt gerealiseerd. Mocht blijken dat (een deel van) deze middelen niet nodig zijn, dan zullen deze middelen in aanvulling op de bovengenoemde 2,25 mid. euro worden gebruikt voor lastenverlichting. Dit is niet de totale uiteindelijke vermindering van het lastensaldo van het Energieakkoord aangezien de lasten van aanvullende maatregelen elders ten dele de hier ontstane vrijvallende ruimte opvullen. • Er k omt, daar waar dit efficienter is dan een directe aansluiting van windparken op het landelijke hoogspanningsnet, een net op zee. Tennet krijgt de verantwoordelijkheid hiervoor. Over de vormgeving en randvoorwaarden zal op korte termijn een besluit worden genomen door het kabinet. Zo nodig zal dit vervolgens in wetgeving worden verwerkt. • Om wetgeving te realiseren die in de toekomst robuuste ruimte creeert voor een substantiele rol voor duurzame opwekking, en die rekening houdt met de gevolgen van intermitterende opwekking voor het elektriciteitsnet, werken partijen mee aan de wetgevingsagenda STROOM die h iervoor in gang is gezet. • In 2016 wordt de voortgang met betrekking tot de realisatie van de 14%-doelstelling in 2020 en 16% in 2023 op basis van een set duidelijk gedefinieerde criteria beoordeeld. Ook wordt over het vervolg van het traject richting de 14% en 16% besloten, mede in het licht van internationale ontwikkelingen en mogelijkheden. Decentrale opwekking Een belangrijk onderdeel vormt de decentrale opwekking van hernieuwbare energie door mensen zelf, en in de vorm van cooperatieve initiatieven, de derde pijler van het
4
akkoord. Burgers krijgen meer mogelijkheden om zelf hernieuwbare energie op te wekken en lokale en regionale initiatieven worden waar nodig en mogelijk door gemeenten, provincies en de rijksoverheid ondersteund. Per 1 januari 2014 wordt een belastingkorting van 7,5 ct/kWh ingevoerd voor hernieuwbare energie die in cooperatief verband of door een vereniging van eigenaren (VvE) wordt opgewekt en gebruikt door kleinverbruikers en waarbij de leden van de cooperaties/VvE's en de installatie(s) zich in een zogenaamde 'postcoderoos' (viercijferige postcode plus aangrenzende postcodes) bevinden. Partijen zijn het met elkaar eens dat moet worden gestreefd naar een zo eenvoudig en efficient mogelijke uitvoering van deze regeling. Energieleveranciers zullen in overleg met het Rijk afspraken maken over een zo simpel mogelijke uitvoering. Partijen spreken af dat de kosten die leveranciers moeten maken om deze kortingsregeling uit te voeren, in rekening gebracht kunnen worden bij energiecooperaties, VvE's of de aangesloten leden, die het voordeel van deze regeling genieten. Bij eventuele bijstelling van de belastingkorting wordt met het oog op investeringszekerheid de continui'teit voor bestaande gebruikers via een overgangsregeling geborgd. De belastingkorting wordt gedekt door een verhoging van de energiebelasting. De regeling wordt over vier jaar geevalueerd op basis van gebruik. Energietransportnetwerk De energietransitie zal ingrijpende gevolgen hebben voor de netwerken die vraag en aanbod bij elkaar moeten brengen. De vierde pijler zorgt ervoor dat het energietransportnetwerk gereed is voor een duurzame toekomst. Partijen spreken af zich terdege voor te bereiden op deze veranderende toekomst, zodat aanpassingen snel tot stand kunnen komen wanneer deze nodig en gewenst zijn. Daarbij wordt uitdrukkelijk ook ingezet op Europese samenwerking. Europees systeem voor emissiehandel (ETS) Een goed functionerend Europees systeem voor emissiehandel (ETS) is, als vijfde pijler van het akkoord, een cruciale factor in de lange termijn ontwikkeling richting een duurzame energievoorziening. Partijen binnen het Energieakkoord zetten zich in voor een gezamenlijke lobby in Brussel, om per 1 januari 2020, het volgende verbeterpakket in het Europese ETS te implementeren. Dit pakket kan alleen in onderlinge samenhang worden overwogen: a) een aanscherping van het reductiepad van het ETS-plafond gericht op het bereiken van het lange termijn doel van 80 tot 95% reductie van broeikasgassen voor de hele economie in 2050; b) borging van de positie van internationaal concurrerende bedrijven (zogenaamde carbon leakage bedrijven) door allocatie van 100% gratis rechten op basis van reele benchmarks en werkelijke productie, uitgaande van de best performance in de sector; c) compensate van de indirecte (elektriciteits)kosten, uitgaande van de best performance in de sector. Fossiele opwekking en kolencentrales Fossiele brandstoffen zullen in de periode tot en met 2050 nog een belangrijk onderdeel vormen van het energiegebruik, ook al richt het akkoord zich op het bereiken van een reductie van een C02-reductie van 80 tot 95% in 2050, en een aandeel van 16 procent in hernieuwbare opwekking in 2023. De inzet van gascentrales op de NoordwestEuropese elektriciteitsmarkt blijft belangrijk. Partijen komen overeen dat de capaciteit van de jaren tachtig kolencentrales wordt afgebouwd als onderdeel van de transitie naar een duurzame energievoorziening. Deze zesde pijler betekent concreet dat drie kolencentrales per 1 januari 2016 zijn gesloten. De sluiting van de twee resterende centrales volgt per 1 juli 2017. Het spreekt vanzelf dat er passende maatregelen (werknaar-werk-trajecten, sociale plannen en dergelijke) worden getroffen voor medewerkers die als gevolg van de sluiting van kolencentrales hun baan verliezen. De afspraken over de sluiting van de kolencentrales zijn onder voorwaarde van 'toetsing' door de Autoriteit Consument en Markt.
5
Indien de bedrijven voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden, wordt vanaf 1 januari 2016 de vrijstelling voor elektriciteitsproductie in de kolenbelasting weer ingevoerd. De samenhang van deze afspraken zal worden geborgd door het Rijk, individuele bedrijven en de milieubeweging. De met deze aanpak samenhangende derving van belastinginkomsten wordt gecompenseerd door een verhoging van de energiebelasting vanaf 2016, met als uitgangspunt dat deze belastingverhoging voor 50% bij burgers en voor 50% bij bedrijven neerslaat. Ook hiervoor geldt dat na 2016 de verhoging van de energiebelasting voor energiegebruikers in alle schijven per saldo lastenneutraal mogelijk wordt gemaakt door de voorziene lagere uitgaven van de SDE+-regeling, die een vergelijkbare verdeling tussen burgers en bedrijven kent. Om op de lange termijn te komen tot een volledig duurzame energievoorziening zal afvang, gebruik en opslag van C02 (CCS) onvermijdelijk zijn. CCS kan worden toegepast bij de industrie en ook bij gas- en kolencentrales. De rijksoverheid zal het initiatief nemen om te komen tot een lange termijn visie op de positie van CCS in de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening. Mobiliteit en transport De zevende pijler van het Energieakkoord bestaat uit stappen op het gebied van mobiliteit en transport richting efficienter verkeer en vervoer en een meer duurzame invulling van mobiliteit. Partijen zijn het eens over ambitieuze doelstellingen, namelijk een reductie van de C02-uitstoot met 60% per 2050 ten opzichte van 1990 en op weg daarnaar toe een reductie tot 25 Mton (-17%) in 2030. Om dit te realiseren hebben partijen een groene groeiagenda opgesteld met perspectieven voor de lange termijn en maatregelen voor de korte termijn. In totaal worden stappen gezet op twaalf hoofdonderwerpen. Op korte termijn komen partijen onder meer tot een gezamenlijke visie op de toekomstige brandstoffenmix, publiek-private samenwerking op het gebied van marktvoorbereiding, bronbeleid en Nederlands koploperschap en afspraken over de publieke laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer. Daarnaast komen nog andere belangrijke onderwerpen aan bod, waaronder het gebruik door de transportsector van een uniforme meetmethode om C02 te reduceren. Deze onderwerpen worden de komende tijd uitgewerkt, waarbij het rijk het voortouw zal nemen voor de beleidsmaatregelen en samenwerkt met de hier betrokken organisaties. In het kader van de beoogde energiebesparing van ten minste 100 PJ energ iebesparing (finaal) voor de hele economie komen de partijen overeen dat de transport en mobiliteit sector hieraan een bijdrage zal leveren door naar verwachting in 2020 15 a 2 0 PJ te realiseren ten opzichte van de referentieramingen van ECN 201 2, ervan uitgaande dat dit overeenkomt met een reductie van 1,3-1,7 Mton ten opzichte van de verwachte trendontwikkeling in 2020. Werkgelegenheidskansen Het Energieakkoord leidt tot aanzienlijke werkgelegenheidskansen in de installatie- en bouwsectoren en op termijn in de duurzame energiesector, de achtste pijler van het akkoord. De ambitie is deze kansen te verziiveren en in de periode 2014-2020 in totaal ten minste 90.000 arbeidsjaren extra te realiseren. Dit komt neer op een werkgelegenheidswinst van gemiddeld ten minste 15.000 extra voltijdsbanen. Op korte termijn kan gestart worden met een cross-sectorale trainingspilot, die mensen voorbereidt op de arbeidskansen in de bouw- en installatiesector. In deze pilot werken onderwijsinstellingen, branchegerelateerde opleidingscentra, individuele bedrijven en regionaal georganiseerde organisaties van werkgevers en werknemers samen aan de om- en bijscholing (green skills) van professionals en werkzoekenden. Tevens hechten partijen aan de principes verwoord in het Sociaal Akkoord 2013 random gewoon goed werk en principes over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESOrichtlijnen). Het gaat hierbij om de kwalitatieve aspecten van werk: goede arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen. Ook een redelijke verdeling van de lastenontwikkeling als gevolg van het Energieakkoord waarbij lagere
6
inkomensgroepen van burgers en bedrijven zoveel mogelijk worden ontzien, is belangrijk. Energie-innovatie en -export De negende pijler richt zich op energie-innovatie en -export. Het streven is dat Nederland in 2030 een top-10 positie inneemt op de mondiale CleanTech Ranking. Dit lukt door uit te blinken in slimme oplossingen voor duurzaamheid, als resultaat van een uitnodigend investerings- en groeiklimaat voor bestaande en nieuw CleanTech-bedrijven. Op w eg hier naartoe is de ambitie om de economische waarde in Nederland van de schone energietechnologieketen in 2020 te verviervoudigen ten opzichte van 2010 door toegenomen omzet in Nederland en het buitenland. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de aanpak van de Topsector Energie en samengewerkt met andere topsectoren. De aanpak om de ambities te realiseren bestaat uit zes elementen, te weten financiering, nationale marktontwikkeling, internationale marktontwikkeling, inrichting van wet- en regelgeving, aansluiting van het MKB en human capital. Voor demonstratieprojecten die bijdragen aan een reductie van de kosten voor hernieuwbare energie en daarmee aan het kosteneffectiever realiseren van de doelstelling van 16% hernieuwbaar, worden gericht SDE+-middelen ingezet. De manier waarop en de mate waarin wordt nog in 2013 nader uitgewerkt. Daarnaast komen er overheidsmiddelen beschikbaar voor een innovatieprogramma voor demonstratieprojecten die gericht zijn op versnelling van commercialisering van CleanTech-activiteiten ten behoeve van de export. Het budget hiervoor loopt op van € 25 mln in 2014 tot structureel € 50 mln vanaf 2017. Het budget van de EIA-regeling wordt beperkt om hiervoor financiele ruimte te maken. Financieringsprogramma De tiende pijler wordt gevormd door een omvangrijk financieringsprogramma gericht op het vrijmaken van de enorme investeringen die nodig zijn voor de transitie zoals beoogd in het Energieakkoord. Met financiele partijen en diverse koepelorganisaties (Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), het Verbond van verzekeraars en de Pensioenfederatie) is in overeenstemming bereikt over een aanpak die investeringen in energiebesparing en hernieuwbare energie aantrekkelijk maakt. Daarbij wordt een financieringsprogramma vormgegeven dat de financierbaarheid van grote projecten voor hernieuwbare energie zal verbeteren. Daarnaast richt het programma zich op kleinere, veelal decentrale projecten die moeite hebben een goede financieringsopzet te creeren. Primaire verantwoordelijkheid voor grootschalige investedngsprojecten blijft bij banken die de projectfase van deze grote projecten financieren. De NVB, het Verbond van verzekeraars, de Pensioenfederatie en de Rijksoverheid spreken af om de komende maanden met open vizier uit te werken hoe bancaire financieringen van grootschalige projecten getransformeerd kunnen worden naar kapitaalmarktfinanciering door binnen- en buitenlandse institutionele beleggers. Het Ministerie van Economische Zaken stelt een kwartiermaker aan die dit transformatie-instrument gaat vormgeven. De NVB en het Rijk zullen samen een Expertisecentrum Financiering opzetten. Borging Een belangrijke factor voor succes van de transitie in de komende jaren is de consistentie in beleid dat vanuit de overheid en overige partijen wordt ingezet. Het akkoord moet daarom zorgen voor de juiste borging in de komende jaren. De rijksoverheid is verantwoordelijk voor de uitwerking, implementatie, uitvoering en evaluatie van de in het akkoord benoemde beleidsmaatregelen en zal daarover verantwoording afleggen aan het parlement. Een belangrijke factor voor een succesvolle energietransitie in de komende jaren is consistentie in beleid, uitvoering en bijsturing. Dit hebben de vertegenwoordigers van de rijksoverheid, werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, natuur- en milieuorganisaties en andere maatschappelijke partijen en financiele instellingen afgesproken met het tekenen van het Energieakkoord. Adequate borging en een goede governance gaan hiervoor zorgen. Uitgangspunten zijn dat:
7
1. Partijen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de aan hen toebedachte onderdelen; hiervoor is geen extra toezicht of controle gewenst. 2. Partijen gezamenlijk verantwoordelijk willen zijn voor de succesvolle uitvoering en uitwerking van het akkoord, inclusief de maatschappelijke betrokkenheid. Partijen willen daarom een continuering van hun samenwerking. Partijen komen overeen dat hiertoe binnen de SER een p ermanente commissie wordt ingericht, naar het voorbeeld van een commissie ex artikel 43 WBO maar dan primair voor andere dan advieswerkzaamheden, en met een bredere samenstelling, met volwaardige participatie van alle bij dit Energieakkoord betrokken partijen, inclusief de overheid. In 2016 vindt een belangrijke evaluatie van het akkoord plaats, waarbij de voortgang wordt beoordeeld en over het vervolg wordt besloten met het oog op het bereiken van de in het akkoord overeengekomen doelstellingen voor 2020 en 2030, inclusief het verkennen van aanvullende maatregelen. De overheid neemt daartoe het voortouw. Daarbij zal rekenschap worden gegeven van het belang van lange termijn consistentie ten behoeve van het behoud van een goed investeringsklimaat. Onderlinge samenwerking De tien pijlers van het Energieakkoord hebben een sterke onderlinge samenhang, en versterken elkaar in effectiviteit. Zo kan exportstimulering niet tot stand komen zonder geloofwaardig en ambitieus programma voor energiebesparing en hernieuwbare opwekking binnen de landsgrenzen. Ook kan financiering alleen dan functioneren als er consistent beleid is op de opschaling van hernieuwbare energie. Werkgelegenheidsprogramma's zijn essentieel om de capaciteit op te bouwen om de grote installatie- en isolatieactiviteiten te kunnen bemensen. Het Rijk reserveert in deze kabinetsperiode circa € 70 miljoen om diverse ondersteunende maatregelen te financieren, zoals de overeenkomst voor het faciliteren van gemeenten bij lokale en regionale energiebesparing en -opwekking, het verstrekken van het indicatief energielabel, het expertisecentrum voor energiebesparing, betere handhaving van de Wet milieubeheer, de EPK-pilot, het opstarten van het financieringsprogramma en de activiteiten ter bevordering van energie-innovatie en -export. Ieder van de betrokken partijen heeft een directe verantwoordelijkheid bij het realiseren van de stappen die worden overeengekomen in het Energieakkoord waarvan dit document de mogelijke hoofdlijnen aangeeft. Het is daarmee een startschot voor een langjarige marsroute waarin deze partijen niet alleen hun verantwoordelijkheid hebben genomen om tot overeenstemming te komen, maar juist ook verbonden zijn aan de vervolgstappen die nodig zijn het lange termijn doel te bereiken. Uitgangspunt is eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties in combinatie met borging die zorg draagt voor de gezamenlijkheid bij de voortgang en bijsturing.
8
Opwekking zonne-energie IJsselstein
Staat van Utrecht, over 2013 Brort: RVO Klimaatmonitor
Vergelijking tussen provincies (Zonne-energie in TJ)
Noord-Brabant Gelderland IMoord-Holland Zuid-Holland Overijssel
*
}3y 12,1
W. Oudewater X. Baarn Y. Eemnes
j 1 1 1
D. Veenendaal
mmm
6.7
Z. Renswoude
q.6
t
F. VV oerden
5 5
G De Ronde Venen
4,8
H. Stichtse Vecht
4,4
I. Leusden
4 2
H,
% * 4
Groningen
Zeeland
17.7
4
Friesland
Flevoland
BBBMHBBHn
•••••••• ••••
6,3
i
Drenthe
A.Utrecht
8. Houten C Amersfoort E. Utrechtse Heuvelr.
Limburg
Utrecht
Vergelijking tussen gemeenten (Zonne-energie in TJ)
j
$
J. Soest
36
K. Nieuwegein
3;
L. De Bilt M. Zeist
2,8 2,8
N. Wijk bi) Duurstede
2,7
0. Woudenberg
2,3
P. Bunnik
2,2
Q. Lopik
2,1
R. Bunschoten
i_g
S. Montfoort
17
T. IJsselstein
1 6
U. Rhenen
15
V. Vianen
j 2
Zonnestroom IJsselstein
Betreft woningen en bedrijven
1,6 TJ: gelijk aan
Op 448 adressen
energie voor
in IJsselstein
verwarming van
zonnepanelec
In Houten is in 2014 al 17 TJ met zonnepanelen opgewekt
30 woningen
2011
2012 niksdoen
2013
2014
2015
—ambitieuze curve
2016
—Houten 2013
2017
2018
2019
2020
—realistische cun/e Bron: RVO Klimaatmonitor
Woningvoorraad 01-01-2015: - IJsselstein: 14.005 woningen - Houten: 19.441 woningen