WONINGSTICHTING HET GROOTSLAG
Beleidsplan Investeren in duurzaamheid Planperiode 2011 t/m 2015
Versie 3: 19 oktober 2010
1
1 Inhoudsopgave
1. 2. 3. 4. 5. 6.
inhoudsopgave algemene kaders waarom investeren in duurzaamheid. ambitie/doelstellingen maatregelen financiën, planning
2
2.
algemene kaders
De voor de periode 2007-2011 beschreven Toekomstvisie voor Het Grootslag verwoordt geen directe doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en energiebesparing. Wel zijn een aantal aanknopingspunten verwoord die richtinggevend zijn. In de Missieomschrijving staat dat wij “lokaal woningen verhuren van een goede kwaliteit in een leefbare omgeving”. Verder komen begrippen als sociaal, betaalbaar, maatschappelijk verantwoord en ambitieus regelmatig voor. Bovendien stellen we de klant nadrukkelijk centraal Het is inmiddels wel duidelijk dat duurzaamheid en energiebesparing een prominente plaats zal innemen in de nog vast te stellen toekomstvisie voor de periode 2011-2015. Het in 2009 vastgestelde SVB speelt hier ook al op in door de volgende omschreven doelstelling m.b.t. energiebesparing. “We constateren dat de bouwkundige en energetische kwaliteit van de woningvoorraad gemiddeld redelijk tot goed is”. Bijna het gehele bezit is voorzien van isolerende beglazing en Hr-combiketels. Aanvullende energiebeperkende maatregelen worden in de loop van 2009 geïnitieerd op basis van de uitkomsten van de EPA labeling. Inmiddels is voor nagenoeg het gehele woningbezit per complex een referentie EPA score bepaald waaruit blijkt dat we beter scoren dan het landelijk gemiddelde. Landelijk zijn de afgelopen jaren een aantal richtinggevende kadernota’s vastgesteld. - Convenant energiebesparing corporatiesector (2008, VROM, Aedes en Woonbond) - Lenteakkoord, energiebesparing in de nieuwbouw (2008, VROM, Bouwend Nederland, Neprom en NVB) Verder zijn er tal van initiatieven genomen door externe partijen met aanbevelingen en methodieken om te komen tot investeren in duurzaamheid. Ook zijn veel leveranciers van bouwproducten en installaties versneld aan de gang gegaan met het ontwikkelen van nieuwe producten. 3. Waarom investeren in duurzaamheid? Alle in gang gezette acties en programma’s vinden hun oorsprong in de op termijn eindigende voorraad van fossiele brandstoffen en de met het gebruik van fossiele brandstoffen samenhangende CO2 vervuiling. De hiermee samenhangende stijgende energielasten is een belangrijke (economische) reden om te investeren in duurzaamheid. Het aandeel energielasten van de totale woonlasten neemt steeds verder toe, zie onderstaande tabel. Een woning met energielabel F is vergeleken met een A-label woning. In de startsituatie lijkt de lagere huurprijs van de F-label woning interessant. Op termijn is de huurder van de A-label woning echter veel goedkoper uit, omdat de energiekosten de grootste kostenpost vormen en de woonlasten exponentieel doen stijgen. De 'goedkope' F-label woning blijkt uiteindelijk duurder te zijn dan de A-label woning, die ook nog eens comfortabeler is. De betaalbaarheid van onze woningen zal de komende jaren verder onder druk komen te staan als we niet investeren in duurzaamheid..
3
(bron: Senter Novem).
Zie voor aanvullende informatie ook art. 6.1.4 van het Strategisch Vastgoed Beleid. De toepassing van duurzame en/of recyclebare materialen draagt bij aan beperking van milieuvervuiling, ontbossing en uitputting natuurlijke grondstoffen de daarmee samenhangende leefbaarheid en opwarming van de aarde. Bijkomend voordeel van veel energiebesparende voorzieningen is dat zij ten goede komen aan het wooncomfort. Dit is vooral van belang bij woningen voor ouderen. 4. ambities/doelstellingen Doelstellingen zijn onder te verdelen in de volgende aandachtsvelden: 1. energiebesparing bestaande woningvoorraad 2. energiezuinig bouwen bij nieuwbouw 3. duurzame materiaaltoepassingen/duurzaam bouwen 4. bewustwording bewoners 5. eigen kantoor en werkorganisatie 4.1 energiebesparing bestaande woningvoorraad De bestaande woningvoorraad is voor een belangrijk deel gebouwd in perioden waarbij geen of beperkte energiebesparende voorzieningen werden aangebracht. Door eigen aanvullende maatregelen is de woningvoorraad energetisch opgewaardeerd ondermeer door na-isoleren van buitengevels, aanbrengen van HR-combi ketels en het plaatsen van isolatieglas. In beperkte mate is ook vloerisolatie aangebracht. Ten opzichte van (recentelijk) nieuw gebouwde woningen scoort de bestaande voorraad energetisch beduidend slechter, ondanks de getroffen aanvullende maatregelen. Onderstaande tabel toont de globale EPA labelscore van onze bestaande voorraad. Totaal aantal woningen: A-label B-label C-label D-label E-label F-label G-label
2427 In percentage: 301 12% 395 16% 1301 54% 422 17% 8 0% 0% 0 0 0%
Landelijk percentage 2009 2% 9% 28% 29% 17% 11% 4%
De tabel is gebaseerd op de uitkomsten van de referentiescores van woningen ouder dan 10 jaar en een aanname van labelscores van woningen jonger dan 10 jaar (70% in A, 30% in B)
4
De labelscore is beter dan het landelijk gemiddelde. Het is onze ambitie om de labelscores verder te verbeteren om de energielasten van onze bewoners verder te beperken. Doelstelling 1: Wij streven ernaar om de bestaande voorraad ten minste te laten voldoen aan energielabel B mits technisch/financieel verantwoord. Het tempo van realisatie wordt bepaald door de vastgestelde financiële kaders en capaciteit van het werkapparaat.
4.2 energiezuinig bouwen bij nieuwbouw Het Convenant energiebesparing corporatiesector en het lenteakkoord, energiebesparing in de nieuwbouw zetten ambities neer voor de energetische kwaliteit van nieuw te bouwen woningen. Deze ambities worden inmiddels vertaald in wetgeving (bouwbesluit) wat zich vertaalt in aanscherping van de EPC van 0,8 naar 0,6 per 1 januari 2011 en van 0,6 naar 0,4 vermoedelijk per 1 januari 2015. Verder wordt er naar gestreefd om per 2020 energie neutraal te bouwen. De EPC methodiek wordt overigens binnenkort omgezet naar een nieuwe normwaarde EPG (Energie Prestatie Gebouwen)
De aangescherpte energieprestatie normen voor nieuwbouw bieden voor ons voldoende uitdaging om hieraan te voldoen. Wel willen we nu al inspelen op de in de nabije toekomst aangescherpte normeringen door het aanbrengen van aanvullende voorzieningen. Doelstelling 2: We voldoen minimaal aan de wettelijke energieprestatie eisen bij nieuwbouw. Bij nieuwbouw anticiperen we op toekomstige aanscherping van energieprestatie eisen door een aantal aanvullende voorzieningen mee te nemen. Dit beleid is geldig tot 2015. Om kennis te ontwikkelen hoe gebouwd moet worden om aan de energieprestatie eisen van 2015 te kunnen voldoen is in 2010 gestart met de ontwikkeling van 6 woningen in Westwoud volgens het “Passiefhuis” concept. Het Passiefhuis concept gaat uit van een uitgekiend ontwerp, georiënteerd op de zon, uitgevoerd met een zeer goede schilisolatie zonder koudebruggen en met een effectieve kierdichting. Hierdoor kan warmte nauwelijks weg uit het passiefhuis en is er maar heel weinig energie nodig om de woning in de winter op temperatuur te houden.
4.3 duurzame materiaaltoepassingen/duurzaam bouwen Er bestaan vele definities wat onder Duurzaam Bouwen wordt verstaan. Wij hanteren de volgende DUBO definitie: (op basis van definitie Agentschap NL) •
Bouw gezonde, veilige en comfortabele gebouwen en wijken die wensen van gebruikers en veranderingen in de tijd moeiteloos kunnen verwerken
•
Stem het ontwerp en de materiaalkeuze daarom af op zowel de functie als de gewenste levensduur van het gebouw. Houd bij gebouwen met een beoogde lange levensduur rekening met mogelijkheden voor verandering van functie en gebruik.
•
Kies voor energiebesparende maatregelen, duurzame energiebronnen en stem dit af op het beheer van het gebouw
•
Kies voor materialen/producten die weinig milieubelastend zijn (vervuiling van lucht, water en boden) en die in de gebruik- en afvalfase zo weinig mogelijk problemen opleveren
•
Realiseer gebouwen met een goede belevingswaarde (esthetica) wat van invloed is op de levensduur (is een aanvulling op de definitie van Agentschap NL) 5
Deze basisprincipes zijn voor ons leidend bij het ontwerpen van woningen en toepassing van materialen, zowel bij nieuwbouw als bij beheer en onderhoud van de bestaande woningvoorraad. Wel is het daarbij van belang te streven naar een goede balans tussen experimenteren en realistische, bewezen toepassingen. De uiterste vorm is het toepassen van het Cradle to Cradle principe. Het C2C principe, anders gezegd “afval is voedsel”, betekend ondermeer dat je ontwerpt en bouwt, zodanig dat grondstoffen behouden blijven (ecologische kringloop). Dat is voor ons nog een aantal stappen te ver en staat in Nederland nog in de kinderschoenen. Wel groeit op dit punt de bewustwording. Doelstelling 3: Bij het realiseren van nieuwe woningen en het beheer en onderhoud van de bestaande woningvoorraad laten we ons leiden door de omschreven DUBO definitie.
4.4 bewustwording bewoners Het treffen van allerlei energiebesparende maatregelen aan woningen kan niet zonder een actieve en bewuste houding van bewoners om de verwachte energiebesparingen ook daadwerkelijk te kunnen behalen. Deuren en ramen wijd open in de winter met de thermostaat op 25 graden doet afbreuk aan de gewenste energiebesparing en doet de investering teniet. Wellicht een wat overdreven voorbeeld maar er valt zeker nog wel het een en ander te verbeteren. Wij achten het dan ook van belang om een informatie campagne op te starten, naast alle inspanningen op dit gebied door de overheid. We hebben de medewerking van onze bewoners nadrukkelijk nodig om onze ambities op het terrein van duurzaamheid te realiseren. We hoeven daarvoor niet zelf het wiel uit te vinden door ondermeer gebruikmaking van het door Aedes, Milieu Centraal en de Woonbond ondersteunde energiebespaarcoach “Peter”. BeterPeter is een interactief bespaarprogramma voor bewoners van deelnemende woningcorporaties en gemeenten. Peter helpt u met het opstellen van een persoonlijk actieplan voor energiebesparing. Daarmee wordt al snel 150 euro per jaar bespaard aan energiekosten! Na het opstellen wordt het actieplan uitgevoerd. Peter begeleidt bewoners hierbij en geeft op maat gesneden adviezen en tips, om nog makkelijker te kunnen besparen. (bron: BeterPeter van Woonenergie) Naast
de inzet van BeterPeter dienen aanvullende mogelijkheden te worden benut om de bewustwording van onze bewoners te vergroten door gerichte artikelen te plaatsen in het Grootverslag en op de eigen website. We maken hierbij gebruik van al beschikbare informatiebronnen via onder andere Milieu Centraal, MeerMetMinder Energie, AgentschapNL (voorheen Senter Novem), Aedes etc. Alle activiteiten moeten leiden tot een aantoonbare energiebesparing door het bewustwordingsproces. Doelstelling 4: We organiseren een informatie campagne om een actieve en bewuste houding bij onze bewoners te bevorderen m.b.t. energiezuinig gedrag. We streven ernaar dat op 31-12-2012 25% van onze bewoners actief meedoen aan deze campagne met een te bereiken energiebesparing van 5% (gas en elektra) bij de deelnemende huishoudens. Energiebesparing door energielabel verbeteringen vallen buiten dit percentage.
4.5 eigen kantoor en werkorganisatie Als je organisatie werk wilt maken van een actief energiebesparing- en duurzaamheidbeleid is het van belang zelf het goede voorbeeld te geven. Hierbij valt te denken aan de volgende aandachtspunten: • inkopen van apparatuur die minder energie verbruikt • bouwkundige energiebesparende voorzieningen van het kantoorgebouw waar mogelijk verbeteren. 6
• • • • • • •
Aanwezige technische installaties optimaliseren en/of uitbreiden (bijvoorbeeld aanbrengen PV panelen ter opwekking elektrische energie) Energiebewust omgaan met het gebouw (niet onnodig deuren en ramen open laten staan etc.) Energie bewust omgaan met kantoorapparatuur en installaties (geen computers onnodig aan, verlichting uit in vertrekken die niet gebruikt worden, airco alleen aan wanneer nodig, tijdig zonwering gebruiken etc.) Printen, copieren van stukken waar mogelijk beperken Geen onnodig gebruik maken van kantoorartikelen Milieuvriendelijke kantoorartikelen, schoonmaakartikelen etc. gebruiken
Al met al voldoende aanknopingspunten om voor het eigen gebouw en werkorganisatie een actief energiebesparing- en duurzaamheidbeleid uit te werken en daarbij doelstellingen te formuleren. Doelstelling 5: We realiseren uiterlijk per 01-01-2013 voor het kantoorgebouw een energiebesparing op elektra en gas van 20%. Enerzijds door een actieve en energiebewuste houding van de medewerkers en anderzijds door het treffen van gebouwgerelateerde voorzieningen en energiezuinigere apparatuur. De energiebesparing is meetbaar ten opzichte van de eindafrekening van de energieleveranciers over 2010. In 2011 bepalen we welke maatregelen worden getroffen.
5. de maatregelen Voor de aandachtsvelden energiebesparing bestaande woningvoorraad (1) en energiezuinig bouwen bij nieuwbouw (2) dienen aan de geformuleerde doelstellingen maatregelen gekoppeld c.q. beschreven te worden om een en ander tot uitvoering te brengen om de doelstellingen daadwerkelijk te kunnen halen. Ook voor het aandachtsveld duurzame materiaaltoepassingen/duurzaam bouwen worden in dit hoofdstuk maatregelen c.q. toepassingen nader omschreven. Bij de overige geformuleerde aandachtsvelden is bij het vorige hoofdstuk al voldoende aandacht besteed aan de (mogelijke) maatregelen. Niet alle maatregelen kunnen eenvoudig beschreven en toegepast worden. Voor sommige maatregelen is nader onderzoek nodig en mogelijke inschakeling van externe deskundigen. Ook het gewenste rendement speelt daarbij een rol.
5.1 Maatregelen energiebesparing bestaande woningvoorraad. Bij de keuze van maatregelen is het van belang rekening te houden met prioriteitstelling op basis van de “Trias Energetica”
7
De 1e prioriteit bij het energievraagstuk is het beperken van de energievraag. Denk hierbij aan het aanbrengen van dak-, vloer- en gevelisolatie. De 2e prioriteit dient te liggen bij het gebruik van duurzame energie. Denk hierbij aan gebruikmaking van windenergie, actieve zonenergie (zonneboilers, pv panelen t.b.v. opwekking elektra), aardwarmte, biomassa, waterkracht en passieve zonenergie (goede woningoriëntatie op de zon). De 3e prioriteit is het zo efficiënt mogelijk toepassen van fossiele brandstoffen. Denk hierbij aan de toepassing van zuinige cv-ketels, balansventilatie, spaarlampen etc. Een voorbeeld: een zonneboiler toepassen bij een woning waarbij het slecht gesteld is met de vloer-, dak- en gevelisolatie is in basis een verkeerde keuze. Eerst, of gelijktijdig met de zonneboiler, de slechte isolatie van de woning aanpakken.
Infrarood metingen. Veel van onze woningen zijn in de jaren tachtig nageïsoleerd met UF-schuim. Onduidelijk is of deze naisolatie nog wel voldoende functioneert. Door middel van infrarood metingen kan dit worden nagegaan (meten is weten). Voorgesteld wordt om in 2011 bij een aantal complexen steekproef metingen uit te voeren. Hiervoor een bedrag te reserveren van € 15.000,-In nader uit te werken complexbeheerplannen worden de randvoorwaarden vastgelegd om te komen tot het streeflabel B. uitgangspunt is in alle gevallen het SVB waarin strategische keuzes voor het woningbezit worden gemaakt. Indien een woning niet naar label B gebracht kan worden dient dit beargumenteerd te worden. Bij de uitvoering van maatregelen in de bestaande voorraad kunnen keuzes gemaakt worden van het moment van uitvoering. In onderstaande tabel worden de verschillende keuzemomenten per mogelijke maatregel weergegeven:
8
Maatregelen bestaande woningvoorraad:
1 2 2a 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Aanbrengen dakisolatie buitenzijde dak Aanbrengen dakisolatie binnenzijde dak Aanbrengen dakisolatie tussen pannen Aanbrengen vloerisolatie Aanbrengen gevelisolatie Aanbrengen/verbetering kierdichting Isoleren cv-leidingen in onverwarmde ruimten Aanbrengen thermostaatkranen Aanbrengen douche warmtewisselaar Plaatsing klokthermostaat met weekprogramma Plaatsing HR++ glas Plaatsing HR-combiketel met hoog tapw. rend. Plaatsing luchtwarmtepomp ketel Aanbrengen CO2 gestuurd ventilatiesysteem Aanbrengen vloer of wandverwarming Plaatsing zonneboilersysteem Plaatsing PV panelen t.b.v. opwekking elektra Plaatsing collectief warmtepompsyst. met WKO
basis IWV
Bij mutatie
X X X
X X X
X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X
Planmatig per cpl. X X X X X X X
X X X X
X
Bij de keuze voor een maatregel of combinatie daarvan dient de samenhang van de maatregel(en) met de overige bouwfysische eigenschappen van de betreffende woning te worden bezien (concept denken). Aandachtspunt: Om het woningbezit gestructureerd te verbeteren op het gebied van energiebesparing is het aan te bevelen om voor mutatiewoningen een standaard verbeterpakket samen te stellen wat bij elke mutatiewoning wordt toegepast met doorberekening van de kosten in de huur. Dit verbeterpakket nog nader samen te stellen.
5.2 Maatregelen energiezuinig bouwen bij nieuwbouw De maatregelen voor het energiezuinig bouwen bij nieuwbouw worden in hoge mate bepaald door de wettelijke EPC eis waaraan een woning moet voldoen. Ook hierbij geld dat de Trias Energetici leidend is bij de keuzes om te voldoen aan de wettelijke eisen. Naarmate de wettelijke eisen worden aangescherpt zal naast de toepassing van extra hoge isolatiewaarden van het casco van de woning ingezet moeten worden op aanvullende installatietechnische voorzieningen. Om in te spelen op de toekomstige aanscherping van energieprestatie eisen brengen wij bij de nu te bouwen woningen een aantal aanvullende voorzieningen aan zodat betreffende woningen t.z.t. eenvoudig naar de nieuwste eisen kunnen worden aangepast. Het gaat hierbij om de volgende maatregelen: • Toepassing hogere isolatiewaarden woningcasco • Vloerverwarming als hoofdverwarming op de begane grond • Dubbele kierdichting kozijnen • Kozijnen geschikt voor 3-dubbel glas • Voorzieningen t.b.v. het later plaatsen van zonneboilers en/of PV panelen. 5.3 maatregelen duurzame materiaaltoepassingen/duurzaam bouwen De bij hoofdstuk 4.3 omschreven DUBO definitie vertaald zich bij nieuwbouw in het bouwen van onder andere levensloopbestendig bouwen. Als echter de functie van de woning afgestemd 9
wordt op een specifieke doelgroep, bijvoorbeeld woningen voor senioren 70+, dan is het bouwen van levensloopbestendige woningen uit oogpunt van duurzaamheid niet altijd de juiste keuze. Een kleinere woning is dan gewenst, met minder materiaalverbruik en energielasten door de kleinere woninginhoud. Dit is ook van toepassing bij specifieke jongerenwoningen. Vanuit dit perspectief dienen, alvorens tot planvorming uit te gaan, keuzes gemaakt te worden. Ten aanzien van materiaaltoepassingen kiezen we voor materialen die het milieu zo min mogelijk schaden c.q. die zo min mogelijk onderhoud vergen wat het milieu ten goede komt. We kiezen in principe voor de volgende (materiaal)toepassingen: • Toepassing fsc hout ten behoeve van gevelvullende elementen, gevelbetimmeringen, constructiehout en bij voorkeur ook voor aftimmerhout in de woning. • We passen dakbedekking met een lange levensduur toe (bij platdak afwerking losliggend met ballastlaag) • We passen zo veel als mogelijk CO2 neutraliserende dakpannen toe. • We beperken het gebruik van zink en koper • Als het de belevingswaarde van een gebouw geen geweld aan doet passen we kunststof kozijnen en/of aluminium gevelpuien toe (beperking schilderwerk). • We vermijden het gebruik van lood als waterkeringen. • Voor gevelbekledingen kiezen we voor onderhoudsarme materialen zoals cementgebonden vezelplaten, volkernplaten etc.. • We passen betongranulaat toe als toeslagmateriaal bij in het werk te vervaardigen beton. • We brengen voorzieningen aan die het mogelijk maakt dat vogels zich in de bebouwde omgeving kunnen handhaven. • We passen waar mogelijk prefab producten toe • We passen zo veel als mogelijk materialen toe waarvan de fabrikant/branche een bewezen recyceling programma toepast. • We beperken in algemene zin de toepassing van bouwmaterialen (materiaalarm ontwerpen) • De standaard toepassing van HR++ glas, HR-cv ketels, waterbesparend sanitair etc. spreekt voor zich. Zelfs in geval van bestaande bouw is het vervangen van standaard dubbele beglazing interessant. Het vervangen van dubbelglas door HR++-glas wordt in 7 tot 9 jaar terugverdiend. We volgen de toepassing van natuurlijke isolatiematerialen zoals cellulose isolatie, houtvezelisolatie, schapenwol isolatie, kurk en vlaswol isolatie nauwgezet. 6. Financiën, planning Investeren in duurzaamheid kost geld, zeker waar het gaat om energiebesparende voorzieningen. Wie gaat het betalen, de woningstichting, de bewoners of een combinatie van die twee. Voor veel van de vermelde maatregelen bij hoofdstuk 5 dienen nadere uitwerkingen plaats te vinden op basis van de geformuleerde doelstellingen en binnen nader vast te stellen financiële randvoorwaarden. Ook de capaciteit van de werkorganisatie dient betrokken te worden bij het bepalen van de uit te werken kaders. Deze randvoorwaarden zullen bepalend zijn voor de doorlooptijd/uitvoeringsplanning van de te realiseren, geformuleerde doelstellingen.
10