Zorg in de G4; Verschillen tussen zorg in de G4 en daarbuiten September 2013 Door: N. Rosendaal
Introductie Amsterdam (A), Den Haag (DH), Rotterdam (R), en Utrecht (U) vormen samen de vier grootste steden (G4) van Nederland (NL). Het Platform Zorginstellingen Grote Steden (PZGS) is een vereniging waarin zorginstellingen uit de G4 gezamenlijk optrekken in de specifieke uitdagingen die zorginstellingen in de grote steden tegenkomen. Dit rapport geeft een beknopt overzicht van enkele overeenkomsten en verschillen binnen de G4 en maakt een vergelijking met de rest van Nederland. Er wordt ingegaan op verschillen in zorgvraag, zorgkosten, leefstijl en zorgconsumptie maar ook op demografische en socio-economische verschillen. De gebruikte cijfers zijn onder anderen afkomstig van het CBS. Het CBS rapporteert cijfers in sommige gevallen separaat voor de G4 maar maakt soms ook gebuikt van een onderscheid in de mate van stedelijkheid. Er wordt dan onderscheid gemaakt tussen een vijftal categorieën: zeer sterk stedelijk, sterk stedelijk, matig stedelijk, weinig stedelijk en niet stedelijk. In dit rapport is bij voorkeur gebruik gemaakt van de onderverdeling per stad maar indien deze cijfers niet beschikbaar waren is er gebruik gemaakt van de onderverdeling naar mate van stedelijkheid. In het rapport wordt achtereenvolgens ingegaan op: 1. Demografische en sociaal economische verschillen 2. Zorgbehoefte 3. Leefstijl 4. Zorgconsumptie 5. Zorgkosten
Resultaten 1. Demografische en sociaal economische verschillen; een deel van de verklaring. Voordat we verschillen tussen de G4 en Nederland presenteren is het goed om wat achtergrond gegevens weer te geven. Bepaalde verschillen in zorgbehoefte en gebruik kunnen voortkomen uit demografische en sociaal economische verschillen. Over het algemeen kent de G4: Minder vergrijzing; Het zwaartepunt in de leeftijdsgroepen ligt in de G4 rond de groepen van 20-50 jaar (met een piek rond de 30), in Nederland is de leeftijd veel meer gelijk verdeeld met een zwaartepunt rond de 40-601. Naar mate mensen ouder worden, wordt de zorgbehoefte en daarmee
de zorgconsumptie groter. De leeftijd van de populatie in de G4 zou dus kunnen wijzen op minder zorggebruik. Echter, er spelen nog veel meer factoren een rol. Een grotere bevolkingsgroei; De groei van de bevolking in 2012 was hoger in de G4 dan gemiddeld in NL1. De bevolkingsdichtheid en woningdichtheid is reeds vijf tot tien keer hoger in de G4 dan in NL.1 Als we kijken naar de bevolkingsontwikkeling op het gebied van geboorte in 2007-2011 dan was het gemiddelde geboortecijfer in Nederland 11,1. Dit is aanmerkelijk hoger in de G4 (DH: 13,7, R: 13, A: 14,4, U: 16,2). Sociaaleconomische status in stedelijke gebieden gemiddeld lager; Regio’s rondom verstedelijkte gebieden kennen juist een hogere statusscore.2 Daarnaast is de werkeloosheid hoger in 3 van de G4 dan gemiddeld (Utrecht net onder het gemiddelde). Zorgkosten blijken hoger te zijn bij een laag inkomen.4 Hoger percentage westerse en niet-westerse allochtonen; Het percentage autochtonen ligt in NL op 79,1%. In de G4 liggen deze percentages een stuk lager, 49,5% in Amsterdam, 51,7% in Rotterdam, 50,5% in Den Haag en 67,9% in Utrecht1. Zorgkosten blijken hoger te zijn onder populaties van nietwesterse herkomst, met name in de geestelijke gezondheidszorg. De kosten van zorg in 2010 die werden betaald uit de basisverzekering waren gemiddeld 1636 euro per persoon. Voor autochtonen was dit bedrag gemiddeld 1612 euro, voor niet westerse allochtonen gemiddeld 1890 euro.4 Aandeel eenpersoonshuishoudens en eenoudergezin veel groter in G4 dan gemiddeld;1 Dit kan gepaard gaan met meer eenzaamheid, wat kan leiden tot een grotere zorgvraag. Daarnaast kan het invloed hebben op het aanbod van mantelzorg. 2. Zorgbehoefte; indicatoren voor gezondheid Inwoners van zeer sterk stedelijke gebieden ervaren hun gezondheid gemiddeld minder goed in vergelijking met de rest van de Nederlandse populatie. Mensen in zeer sterk stedelijke gebieden geven minder vaak aan hun gezondheid als goed of zeer goed te ervaren en geven vaker dan gemiddeld aan hun gezondheid als ‘minder dan goed’ te ervaren. Daarbij waren in de periode 20082011 meer inwoners van de G4 psychisch ongezond in vergelijking met de rest van Nederland (figuur 1).3 Figuur 1: Percentage van de bevolking dat psychisch ongezond is.
% psychisch ongezond (2008/2011) 3 16,0% 14,0% 12,0% 10,0% 8,0% 6,0% 4,0% 2,0% 0,0%
14,8%
14,7% 12,5%
12,3%
10,0%
Nederland Amsterdam Rotterdam
Den Haag
Utrecht
Inwoners van de G4 (met uitzondering van Utrecht) kampen vaker met een langdurige aandoeningen (minimaal 1 aandoening, zie figuur 2). Daarbij gaat het dan vaak ook om complexere patiënten (3 of meer langdurige aandoeningen, zie figuur 2).3 Inwoners van de G4 hebben daarnaast meer malaiseklachten dan gemiddeld. 3 Figuur 2: Percentage personen met minimaal 1 en 3 of meer langdurige aandoeningen
Langdurige aandoeningen 3 60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0%
48,7%
47,2%
12,5%
Nederland
49,7%
13,5%
13,7%
Amsterdam
Rotterdam
49,7%
45,1%
16,6%
Den Haag
14,1%
Utrecht
% minimaal 1 langdurige aandoening (2008/2011) % 3 of meer langdurige aandoeningen (2008/2011)
Uit een quick-scan van de zorgvraag 2030, uitgevoerd door Kiwa Prismant (tegenwoordig Kiwa Carity) in 2012, bleek dat de verwachte groei van chronisch zieken in de G4 hoger is dan gemiddeld. Verder is de verwachte demografische groei van het aantal mensen met een angststoornis hoger in de G4 dan elders. Hetzelfde geldt voor depressie. 3 In een eerder voor PZGS en Agis/Achmea uitgebracht rapport werd gerapporteerd dat hogere sterftecijfers (na standaardisatie voor leeftijd) wijzen op een slechtere gezondheid van de bevolking. Het sterftecijfer per 1000 inwoners lag in 2004 in Nederland gemiddeld op 8,2 voor mannen en 8,5 voor vrouwen. In de G4 liggen deze percentages voor mannen tussen de 8,5 en 9,3% en voor vrouwen tussen de 8,5 en 9%. 5 3. Leefstijl Alcohol; Amsterdam kent veel meer zware drinkers (13%) dan gemiddeld in Nederland(9,8). Utrecht(9,7) ligt ongeveer gelijk met het gemiddelde en in Den Haag(6,2) en Rotterdam(6,3) liggen de percentages juist weer een stuk lager dan gemiddeld. 3 Rookgedrag; In Utrecht zijn er minder rokers en minder zware rokers dan landelijk, in de overige grote steden liggen deze percentages hoger dan het landelijk gemiddelde. 3 Beweging; In Den Haag en Rotterdam voldoet een kleiner percentage van de bevolking aan de norm voor gezond bewegen (41,9 en 49,5% resp.) Het beweeggedrag in Amsterdam en Utrecht ligt met 57,2% ongeveer gelijk met het landelijk gemiddelde van 57%.3
Overgewicht; Over het algemeen is er minder overgewicht in de G4 (A: 42,5, DH:47,1, U:40,5) dan landelijk (47,8%), met uitzondering van Rotterdam (50,2%). Bij kinderen is er juist weer meer overgewicht in de G4 dan landelijk (16-20,4% t.o.v. 13,3% landelijk). 3 Drugsgebruik; Het gebruik van drugs is vele malen hoger in zeer sterk stedelijke gebieden t.o.v. minder stedelijke gebieden. Zowel de percentages mensen die ooit drugs hebben gebruikt als het percentage dat in de afgelopen 30 dagen drugs heeft gebruikt is verschillen flink. 38,7% in zeer sterk stedelijke gebieden tegenover 18,6% in niet stedelijke gebieden heeft ooit hasj of marihuana gebruikt. Voor cocaïne geldt dat 8,9% van de bevolking van zeer sterk stedelijke gebieden het ooit heeft gebruikt tegenover 3,9% van niet stedelijke gebieden. 3 4. Zorgconsumptie Een hoger percentage van de inwoners van de G4 heeft contact met de huisarts (73,4-77%) vergeleken met het landelijk gemiddelde (72,7%) (zie figuur 3). 3 Een zelfde trend is te zien wat betreft het contact met een medisch specialist (G4: 41,7-44,3, NL: 39,8), Utrecht vormt daarbij een uitzondering (37,7%) (zie figuur 3).3 Figuur 3: Percentage van de bevolking met contact moment met zorgverlener
Contact met zorgverlener 3 100,0% 80,0%
77,0%
72,7%
60,0% 40,0%
39,8%
73,4%
44,3%
41,7%
Amsterdam
Rotterdam
74,8%
42,0%
73,5%
37,7%
20,0% 0,0% Nederland
Den Haag
Utrecht
% contact met huisarts (2008/2011) % contact met medisch specialist (2008/2011)
Als we kijken naar het aantal ziekenhuisopnamen zien we een opvallend fenomeen. Het aantal opnamen in het ziekenhuis per 100 personen in zeer sterk stedelijke gebieden is vergelijkbaar met sterk, matig tot weinig stedelijke gebieden maar hoger dan in niet stedelijke gebieden. Echter, het aantal opnamen per 100 patiënten is een stuk lager in zeer sterk stedelijke gebieden dan in alle andere gebieden (119 opnames in 2009 tegenover 123,3 tot 130,2 opnames).3 Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het percentage patiënten hoger is in stedelijke gebieden maar het zorggebruik van deze patiënten betreffende ziekenhuiszorg niet per se hoger is dan in minder of niet stedelijke gebieden. De verblijfsduur van een ziekenhuisopname is vaak langer in zeer sterk stedelijke gebieden. 5,6% van de ziekenhuisopnamen waren in 2009 22 nachten of langer. In andere gebieden lag dit percentage tussen de 1,2% en 3%. Mogelijk is dit te verklaren door de aanwezigheid van Universitair Medische
Centra in grotere steden.3 Dit is verklaarbaar als de cijfers gebaseerd zijn op de getallen van de ziekenhuizen, en een patiënt die opgenomen is in een grote stad niet per definitie een inwoner van die grote stad hoeft te zijn. Zowel voorgeschreven als niet voorgeschreven medicijngebruik is hoger in de G4 in vergelijking met het gemiddelde in Nederland. In de periode 2008/2011 gebruikte 37,9% van de Nederlandse bevolking voorgeschreven medicijnen en 36,6% gebruikte niet voorgeschreven medicijnen. In de G4 lagen deze percentages tussen de 37,9 en 40,9% en 37,3 en 40,4% respectievelijk (figuur 4). 3 Figuur 4: Percentages voorgeschreven en niet voorgeschreven medicijngebruik
Medicijngebruik 3 42,0% 41,0% 40,0% 39,0% 38,0% 37,0% 36,0% 35,0% 34,0%
40,9%
40,4% 39,6%
39,6% 38,7%
37,9%
38,3%
37,9%
37,3%
36,6%
Nederland
Amsterdam
Rotterdam
Den Haag
Utrecht
% personen dat voorgeschreven medicijnen gebruikt (2008/2011) % personen dat niet voorgeschreven medicijnen gebruikt (2008/2011)
Naast dat er meer zorg geconsumeerd wordt in de G4, wordt in stedelijke gebieden de zorg ook vaker geïnitieerd door de patiënt zelf. In 2009 lag in stedelijke gebieden (van zeer sterk stedelijk tot matig stedelijk) het initiatief voor bezoek tussen de 74,8% en 75,4% bij de patiënt, in weinig tot niet stedelijke gebieden lag dit percentage tussen de 59,8% en 71%, in die gebieden ging het vaker om een herhalingsconsult.3 Dit kan duiden op een andere zorgvraag cultuur en een meer mondige patiënt. Bij het initiatief tot contact met een specialist is de discrepantie tussen zeer sterk stedelijke gebieden en de rest van Nederland nog veel groter. 29,5% van de contacten met een specialist is op eigen initiatief van de patiënt in zeer sterk stedelijke gebieden, in de rest van Nederland ligt dit percentage tussen de 15,4% en 21,1%. In deze gebieden komt men vaker op consult met een specialist via een doorverwijzing van de huisarts.3
5. Zorgkosten Uit de Vektis zorgthermometer die in 2013 werd gepubliceerd, bleek dat totale curatieve zorgkosten per verzekerde in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam iets hoger zijn dan het landelijk gemiddelde. De ziekenhuiskosten maken ongeveer de helft uit van de totale kosten per verzekerde. Rotterdam is het hoogst qua totale zorgkosten per persoon (2168 euro), Den Haag en Amsterdam volgen met zorgkosten van respectievelijk 2117 en 2017 euro. In Utrecht (1832 euro) liggen de totale zorgkosten
juist iets onder het landelijk gemiddelde van 1975 euro (figuur 5). In de gehele G4 zijn GGZ kosten relatief hoog (187 euro per verzekerde in NL en tussen de 226 en 296 euro per verzekerde in de G4). De kosten voor paramedie per verzekerde (m.n. fysiotherapie) en hulpmiddelen zijn lager in de G4 dan landelijk gemiddeld.6 De lagere leeftijd in de G4 zou hier een verklaring voor kunnen zijn. Figuur 5: Gemiddelde zorgkosten per verzekerde in de G4 en in Nederland
Gemiddelde zorgkosten per verzekerde (2011)6 2168
2200 2000
1975
2117
2017 1832
1800 1600 Nederland Amsterdam Rotterdam Den Haag
Utrecht
Een andere opmerkelijke uitkomst uit de zorgthermometer is dat er vaker eenvoudige SEH behandelingen gegeven worden in de G4 en in het midden van het land dan daarbuiten. In lijn hiermee wordt is het aantal ‘substitueerbare’ DBC’s relatief hoog rondom de G4, in vergelijking met het landelijk gemiddelde. Het gaat hierbij om zorg in het ziekenhuis die mogelijk ook in de eerste lijn opgevangen had kunnen worden. Er heeft dus meer niet specifiek medisch-specialistische expertise zorg plaatsgevonden dan noodzakelijk.6 Mogelijk past dit beeld bij wat we eerder in deze rapportage zagen: het eigen initiatief van patiënten betreffende contact met huisarts en specialist ligt in de G4 hoger dan daarbuiten.
Conclusie De vier grote steden hebben overeenkomsten op het gebied van bepaalde demografische, sociaal economische en gezondheid indicatoren en verschillen daarmee van de rest van Nederland. Dit rapport heeft een aantal van deze verschillen laten zien en kan dienen als een beknopt overzicht van relevante indicatoren waarin de G4 anders is dan de rest van Nederland.
Bronnen 1. Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek. (2012). Amsterdam in cijfers 2012. Amsterdam: O+S Amsterdam 2. Kwartel, A.J.J. v.d., Bloemendaal, I., Velde, F. v.d., Wind, W. v.d. (2012). Quick Scan Zorgvraag 2030. Utrecht: Kiwa Prismant 3. Centraal Bureau voor de Statistiek. (n.d.). CBS statline cijfers. Opgevraagd Juli 2013 van http://statline.cbs.nl/statweb/ 4. Centraal Bureau voor de Statistiek. (2013). Statistisch jaarboek 2013. Den Haag/Heerlen: CBS 5. Hauten M. v.d.,Goudriaan, R., Snijders, R.W.D-J. (2006). Knellende contracteerruimtes. PZGS en Agis Zorgverzekeringen 6. Galen, M.S. v., Gorp T. v., Gusdorf, L.M.A., Sterkenburg, P.I.H.J., Tilburg C.C. v. (2013). (2013). Zorgthermometer. Vektis.