RIGO Research en Advies Woon- werk- en leefomgeving www.rigo.nl
Succesfactoren Schoolaanpakken Gezond Gewicht in de G4 Achtergronddocument
Toelichting Tijdens het onderzoek is veel informatie bij een gebracht, teveel om te vatten in de eind rapportage bestaande uit diverse factsheets. De informatie is gedurende dit onderzoek steeds bijeengebracht in een werkdocument als verzamelpunt van informatie voor RIGO. Hoewel het hier nadrukkelijk een werkdocument van RIGO betreft is het document zodanig rijk van informatie dat het als naslagwerk kan dienen en bij kan dragen aan de behoefte aan informatie-uitwisseling en het beter leren kennen van elkaars schoolaanpakken. Hoewel niet openbaar is dit achtergronddocument dan ook ter beschikking gesteld aan opdrachtgevers en projectgroep leden. In dit document staat de verzamelde informatie per stad geordend. De inhoud is gebaseerd op zowel het uitgevoerde desk topresearch, de bijeenkomsten met de landelijke G4-werkgroep als de gevoerde verdiepende gesprekken per stad.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij RIGO. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. RIGO aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
RIGO Research en Advies BV Woonwerk- en leefomgeving De bewoonde omgeving www.rigo.nl
Succesfactoren Schoolaanpakken Gezond Gewicht in de G4 achtergronddocument
Opdrachtgever
Auteurs Jan Scheele-Goedhart, Henriette Rombouts, Thierry Wever.
Rapportnummer P28870
Uitgave 14 juli 2015
RIGO Research en Advies BV De Ruyterkade 112C
Postbus 2805
020 522 11 11
1011 AB Amsterdam
1000 CV Amsterdam
[email protected]
www.rigo.nl
Inhoud
1
Amsterdam: Jump-in
3
1.1
Jump-in; bundeling van 4 projecten en programma’s
5
1.2
Werkwijze in zes stappen
11
1.3
Organisatorisch
13
1.4
Effectmeting
14
1.5
Eerste leerpunten
15
1.5.1
Op basis van de bestudeerde stukken:
15
1.5.2
Op basis van de eerste bijeenkomst van de van de landelijke G4-werkgroep
16
1.5.3
Op basis van het gesprek in de tussenronde:
17
1.5.4
Op basis van de tweede bijeenkomst van de van de landelijke G4-werkgroep
19
2
Den Haag
22
2.1
Schoolaanpak binnen de Haagse Aanpak Gezond Gewicht
22
2.2
Werkwijze
23
2.3
Organisatorisch
28
2.4
Effectmeting
29
2.5
Eerste leerpunten
30
2.5.1
Op basis van de bestudeerde stukken:
30
2.5.2
Op basis van het gesprek in de tussenronde:
32
2.5.3
Op basis van de tweede bijeenkomst van de van de landelijke G4-werkgroep
34
3
Rotterdam
36
3.1
Actieprogramma Rotterdam Lekker Fit!
36
3.2
Lekker Fit! Kleuters
42
3.3
Werkwijze Lekker Fit in brede zin
45
3.4
Organisatorisch
47
3.5
Effectmeting
48
3.6
Eerste leerpunten
49
3.6.1
Op basis van de bestudeerde stukken:
49
3.6.2
Op basis van de eerste bijeenkomst van de van de landelijke G4-werkgroep
53
3.6.3
Op basis van het gesprek in de tussenronde:
54
3.6.4
Op basis van de tweede bijeenkomst van de van de landelijke G4-werkgroep
56
4
Utrecht
58
4.1
Utrechtse JOGG-aanpak op de basisscholen
58
4.2
Rollen van JOGG -regisseur
66
4.3
Organisatorisch
67
4.4
Onderzoek:
68
4.5
Eerste leerpunten
68
4.5.1
Op basis van de eerste bijeenkomst van de van de landelijke G4-werkgroep
68
4.5.2
Op basis van het gesprek in de tussenronde:
69
4.5.3
Op basis van de tweede bijeenkomst van de van de landelijke G4-werkgroep
.
72
Amsterdam: Jump-in
1
In Amsterdam heeft het schoolprogramma Jump-in een centrale plaats in de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG). Jump -in is het programma dat scholen helpt bij te dragen aan gezonde voeding en beweging van hun leerlingen en zo overgewicht te voorkomen of meer in het bijzonder de school zo in te richten dat de school zo veel mogelijk bijdraagt aan gezonde voeding en beweging van hun leerlingen. Het doel is dat er in 2033 geen zware scholen in Amsterdam meer zijn. Daarmee wordt bedoeld: geen scholen waar het percentage kinderen met overgewicht en ob esitas boven het Nederlands gemiddelde ligt. De gemeente zet daartoe in op gezonde scholen. In 2019-2020 moeten alle Amsterdamse basisscholen de Amsterdamse Doelen Gezond Gewicht hebben gehaald. De tussendoelen zijn:
1
1.
De ‘top 25’ van de Amsterdamse basisscholen (de scholen met de hoogste percentages kinderen met overgewicht en obesitas) zijn eind schooljaar 2013 2014 gestart met een plan van aanpak om de doelen te realiseren.
2.
De 152 scholen met een percentage kinderen met overgewicht en obesitas boven het Nederlands gemiddelde hebben in het schooljaar 2015-2016 een 1 plan van aanpak om de doelen te realiseren. Deze scholen krijgen vanuit Jump-in ondersteuning. Op dit moment loopt op zo’n 70 scholen de schole naanpak. Elk jaar kunnen zo’n 20 scholen ondersteund worden, uitgaande van hetzelfde aantal scholen wat geen ondersteuning meer nodig heeft en het programma inmiddels heeft geïmplementeerd in het eigen beleid.
3.
Alle andere basisscholen hebben zich in 2016 aangemeld om de doelen te r e2 aliseren. Deze scholen werken op eigen kracht aan het behalen van de doelen gezond gewicht (58 scholen). Bijvoorbeeld aan de hand van de “Gezonde School” (voeding, leefstijl en bewegen).
Het aantal 152 is gebaseerd op cijfers uit 2010-2011. Aantal kan op basis van nieuwe cijfers worden bijgesteld.
2
Het doel is ook dat er eind 2014 een stedelijke aanpak voor de vve’s is en eind 2014 een plan van aanpak voor het Speciaal Onderwijs.
3
Figuur 1
Relatie AAGG en Jumpin
3
4
De gemeente streeft ernaar dat álle 210 Amsterdamse basisscholen een gezonde leefstijl bij kinderen stimuleren op basis van de Amsterdamse doelen Gezond Gewicht. In 2014 wordt Jump-in verbreed en omgevormd naar een samenhangend programma te maken dat er op gericht is dat gezond gedrag op alle Amsterdamse basisscholen de standaard is. Zij het dat er altijd sprake is van maatwerk: per school wordt gekeken wat de aanpak kan bijdragen. Niet alle scholen zijn of worden dus een Jump in-school. De omslag naar de nieuwe werkwijze is nog niet volledig geïmplementeerd. Vanaf schooljaar 2014-2015 gaat de gemeente (de Jump-in-coaches) proactief in gesprek met alle Amsterdamse basisscholen waar het gewicht van kinderen relatief hoog is. Daarnaast wordt gewerkt aan een toolkit die scholen kunnen gebruiken om de Amsterdamse doelen Gezond Gewicht voor scholen te bereiken en te behouden. Deze toolkit is voor alle 210 scholen beschikbaar en vult zich bijvoorbeeld met inte rventies, lesmateriaal en methoden voor communicatie richting ouders. Het uitgangspunt in de ondersteuning van de scholen vanuit Jump-in is dat alles wat scholen rond gezond gewicht en bewegen zelf in beleid kunnen vatten door hen zelf wordt opgepakt. Jump-in geeft ondersteuning bij de implementatie van beleid, het maken van een plan van aanpak, communicatie en contacten met ouders. Water-, 3
Naast basisschoolleerlingen in de leeftijd van 4-12 jaar richt het Amsterdamse schoolprogramma zich ook op Voor- en vroegschoolse educatie (vve) en het voortgezet onderwijs. Een uitvoeringsprogramma gericht op deze doelgroep wordt op het moment van schrijven uitgewerkt. Het programma is nog niet operationeel. Beide onderdelen (vve en VO) zijn echter geen onderwerp van onderzoek in deze studie.
4
Uitgezonderd de scholen in het speciaal onderwijs.
4
traktatie en voedingsbeleid is onderdeel van Jump -in voor zover dit georganiseerd wordt aangeboden.
1.1
Jump-in; bundeling van 4 projecten en programma’s
De Schoolaanpak Gezond Gewicht is een bundeling van bestaande projecten en pr ogramma’s die zich op en rond de school afspelen. In 2013 en 2014 zijn dit: 1.
het stedelijke preventieve programma Jump-in gericht op voeding en bewegen (64 reguliere basisscholen en op 4 SBO-scholen, per 1 januari 2014);
2.
de aanpak van de schoolpleinen;
3.
de pilot Zuidoost waarin de effecten van verdubbeling van het aantal uren bewegingsonderwijs worden onderzocht;
4.
de kookklas van Fifteen.
5
Inmiddels zijn deze onderdelen vernieuwd en ingebed in een integraal programma: Jump-in. De aanpak is door de jaren heen steeds op basis van evaluatie aangepast. Het ontwikkeltraject van Jump-in bestond uit verschillende fasen: (1) ontwikkeling en pilot van 2002 tot 2004; (2) vertaling van de pilot uitkomsten naar een verbeterde programma-inhoud, organisatie en onderzoeksdesign in 2005; (3) brede implementatie en evaluatie van 2006 tot 2009, en; (4) aanpassing op basis van de evaluatie ui t6 komsten en inbedding van JUMP-in na 2010. Ad.1)
het stedelijke preventieprogramma Jump-in gericht op voeding en bewegen
De Schoolaanpak investeert vooral in preventie: het vroegtijdig aanleren van een g ezonde leefstijl op het gebied van voeding en bewegen, waarbij er een evenwicht is 7 tussen energie-inname (voeding) en energieverbruik (sporten en bewegen). De gemeente vindt het voorkomen en bestrijden van overgewicht zo belangrijk dat ze kiest voor een expliciet normerende aanpak: gezond gedrag, gezonde voeding, gezond bewegen en een gezonde omgeving zijn dé norm voor onze Amsterdamse ki nderen; waarmee verwezen wordt naar een niveau dat je als de normale situatie zou mogen zien. De aanpak bestaat uit maatwerk per school. Start je als school met Jumpin, doe je dit in principe voor 100%. Het is tenslotte een keuze. Wanneer het invoeren van waterbeleid voor een school bijvoorbeeld een breekpunt blijkt te zijn, zal de aandacht eerst naar andere scholen uitgaan. Op een later moment staat Jump -in altijd open om de school te ondersteunen in een dergelijk geval, wanneer de motivatie aanwezig is. Het primaire doel is dat schoolbesturen en schooldirecteuren de Amsterdamse doelen gezond gewicht en schoolaanpak omarmen, maar uiteindelijk maakt de school de eigen autonome keuzes.
5
Amsterdamse Schoolaanpak Gezond Gewicht, Concept-programmaplan 2014-2018 (dd. 27 juni 2014).
6
De Meij J.S.B., 2013, “Jumpin : development and evaluation of an intervention to promote sports participation and physical activity in children, Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam. In mindere mate gaat aandacht uit naar het psychisch en sociaal welbevinden, zij het dat, dit ingegeven door de JOGG-aanpak meer vorm krijgt de verbindingen met de JGZ sterker worden.
7
5
Onder ouders wordt de aanpak in de meeste gevallen niet als ‘te’ normerend ervaren. Er is ook geen sprake van strikte handhaving van afgesproken beleid. De inzet is vooral gericht op het maken van afspraken, leren en het belang van gezond gewicht en voldoende bewegen (leren) begrijpen. De school als drager van de aanpak De school staat centraal in de Jump-in aanpak omdat via hen de gehele doelgroep: de kinderen kunnen worden bereikt. 8
De bevoegde en bekwame vakleerkracht bewegingsonderwijs is een spil in een gezonde school en een gezonde schoolomgeving. Een vakleerkracht werkt planmatig, volgt de vorderingen van kinderen en zorgt voor lessen op maat voor iedere leerling. Daarnaast is hij/zij actief in het verbinden van schoolse en buitenschoolse sport - en beweegactiviteiten; het organiseren van aanbod voor inactieve kinderen; het ervoor zorgen dat Motorische Remedial Teaching (MRT) wordt gegeven aan kinderen die dat nodig hebben. De aanpak richt zich daarnaast op ouders, zij zijn tenslotte voor de 16 uur per dag dat het kind niet op school doorbrengt de aangewezen personen om aandacht te best eden aan gezond eten en voldoende bewegen. H et uitgangspunt van de aanpak is dat elke ouder het beste voor zijn of haar kind wil én dat alle ouders het recht hebben op toegang tot die kennis en kunde die nodig is voor een gezonde leefstijl. Dit is echter ongelijk verdeeld in de stad. Amsterdam richt zich dan ook op die scholen en die kinderen die de ondersteuning het hardst nodig hebben. De uitdaging is om aan te slu iten bij de motivatie van ouders en dat het vertrekpunt te laten zijn voor het vergroten van eigen kracht en zelfredzaamheid. Jump in faciliteert de scholen om ouders erbij te betrekken, te informeren en te activeren. Dit gaat niet alleen over een goede info rmatievoorziening en het organiseren van activiteiten voor ouders, maar ook om het durven aanspreken van ouders: de school waar gezond gedrag de norm is, verwacht van ouders actieve betrokkenheid bij gezond gedrag van hun kind en leerkrachten 9 spreken die verwachting ook uit. Gereedschapskist Jump-in Hieronder een overzicht van de acht Amsterdamse doelen Gezond Gewicht doelen en bijbehorend ‘interventieaanbod’ of ondersteuning van de scholen en ouders vanuit Jump-in. Nieuw ‘gereedschap’ kan worden toegevoegd. De verschillende interventies worden allen gesubsidieerd. De tijdsinvestering door de school is voor eigen kosten. Een deel van het aanbod wordt blijvend aangeboden vanuit de gemeente en een deel totdat het beleid of instrument verankerd is in de organisatie. De school kan daa rnaast voor eigen rekening aanvullend aanbod inkopen.
8
9
De gemeente hanteert hierin de norm van de Koninklijke Vereniging van Leraren Lichamelijke Opvoeding (KLVO). Daarnaast moet de vakleerkracht een band met de school en de omgeving hebben en niet alleen voor een paar uren les ingehuurd worden. Beschikbare formatie voor de vakleerkracht is ook een vereiste. Amsterdamse Schoolaanpak Gezond Gewicht, Concept-programmaplan 2014-2018 (dd. 27 juni 2014).
6
In de basis zijn de interventies voor iedereen beschikbaar. Alleen de activiteiten gericht op sport en beweegdeelname zijn beschikbaar voor specifieke doelgroepen g ezien de beperkte capaciteit. Extra sportparticipatie maakt standaard geen onderdeel uit van het Jump-in Plan van Aanpak, wanneer dit nodig is wordt hier wel op ingezet. Altijd wordt in deze gevallen de koppeling met de scholen gezocht. Ondersteuning op dit gebied wordt geboden zolang het nodig is. Wanneer de sportparticipatie to eneemt, kan de extra inzet vanuit de gemeente hierop – in een passend tempo – worden afgebouwd. Bewegen is vooral vanuit het gemeentelijke sportplan een beleid sdoel: in termen van ‘levenslang sporten’, gericht op het bestendigen van sportdee lname en via sport de opbouw van een sociaalnetwerk. Jump -in richt zich primair op gezond gewicht en verlagen van het gemiddelde BMI. Wat niet wegneemt dat vo ldoende bewegen conform de nationale normen hieraan bijdraagt en aandacht heeft. 1. Gezondheid staat permanent op de agenda Standaardaanbod:
Jump-in coach geeft advies over beleid en implementatie en geeft indien gewenst ook workshop en/of teampresentatie.
De school integreert aandacht voor gezonde leefstijl zelf in haar jaarplanning en organisatie. In te kopen naar behoefte:
Jump-in biedt hier geen andere interventies
2. School en ouders zetten zich samen in voor gezond gedrag van kinderen Standaardaanbod:
Jump-in biedt advies en ondersteuning bij werving voor activiteiten informatie op website Jump-in Jump-in biedt nieuwsbriefitems en andere materialen zoals posters en folders
In te kopen naar behoefte:
interactief theater voeding, beweging, opvoeding ouder workshops over voedingstehema’s ouder- en kind buitenspeeldag ouderworkshop buitenspelen
3. De school brengt een gezond voedingsbeleid consequent in de praktijk (denk o.a. aan gezonde tussendoortjes, fruit- en traktatiebeleid) Standaardaanbod: Jump-in biedt advies bij beleid en implementatie (o.a. Stappenplan Gezond eten en drinken op school beschikbaar). modelbrieven voor ouders traktatiemappen teampresentatie informatie op website afspraken over bezoek schooltandarts aan school (2x pj), voor periodieke controle kinderen zonder gezinstandarts voorlichting over water drinken door tandartsassistent In te kopen naar behoefte: gastlessen voor leerlingen
7
workshop voor ouders (door dietisten) boost schoolgruiten aanleveren fruitboxen en fruitmeters drankenbord incl. workshop aanleveren watermeters, bidons (en pimpmateriaal) en opzetstukjes waterkranen
4. Er is voldoende goede gymles Standaardaanbod:
In scan worden knelpunten beschikbaarheid accommodaties geformuleerd. Jump-in helpt indien nodig met tijdelijke oplossing terwijl school(bestuur) i.s.m. gemeente aan structurele oplossing werkt Jump-in geeft advies Inzet vakleerkracht [afhankelijk van regeling]
In te kopen naar behoefte:
Inrichting gymlokaal
5. De school stimuleert actief buitenspelen Standaardaanbod: In scan worden knelpunten ruimte geformuleerd. Jump-in helpt indien nodig tijdelijke oplossing terwijl school (bestuur) aan structurele oplossing werkt Jump-in verzorgt workshop / draagvlaktraject Advies inrichting schoolrooster Geeft jaarlijks een centraal georganiseerde cursus over belang buitenspelen en rol school en docenten Jump-in geeft advies over inrichting (structureren), implementatie en leensystemen School is verantwoordelijk voor aanschaf, beheer, vervanging losse materialen en aankoop/onderhoud vaste materialen. In te kopen naar behoefte:
losse materialen, betonverf beweegkaarten cursus buitenspeeljuf Playgrounds (hele traject door externen of training van vakleerkracht hierin) Begeleiding overblijfmoeders door buurtsportcoach
6. School stimuleert sport- en beweegdeelname Standaardaanbod: Jump-in stelt LVS (leerlingvolgsysteem) beschikbaar en geeft toelichting en training (de school werkt met LVS en is na training zelf verantwoordelijk voor de vulling en het bijhouden) Jump-in biedt sport- en beweegscan met inzicht in verenigingen en beweegmogelijkheden Er worden afspraken gemaakt over de inzet van het beweegmanagement, buurtsportcoaches en het naschoolssportaanbod (incl NSA aanbod vanuit BTO). Na Jump-in scan is duidelijk welke en hoeveel kinderen inactief zijn en welk aanbod specifiek nog extra nodig is. leert school kennismakings- en andere activiteiten onder schooltijd te organiseren (zoals doorstroommodules, toernooien, sportdagen op een vereniging etc.) helpt school structurele activiteiten (schoolsportvereniging of dependance van vereniging) te organiseren
8
Jump-in helpt met extra sport- en beweegaanbod op/na school voor inactieve kinderen die geen aansluiting vinden bij de reguliere naschoolse activiteiten (Gym+ of aangepast sportclubje) De school legt contacten met verenigingen en motiveert kinderen (en ouders) door te stromen naar sportverenigingen en informeert over subsidiemogelijkheden sportdeelname. De school of het bestuur stelt een intermediair aan voor het aanvragen voor jeugd sport fonds. De school regelt extra inzet voor coördinatie schoolsporttrajecten en zorgt voor de locatie In te kopen naar behoefte: Cursus Alle leerlingen actief 7 Kinderen met motorische achterstanden worden tijdig gesignaleerd en krijgen pas10 sende begeleiding Standaardaanbod: Jump-in stelt digitale tool LVS gratis beschikbaar en geeft op aanvraag advies over afname scan Jump-in geeft voorlichting over werken met protocol Jump-in zorgt dus niet zelf voor de signalering. In te kopen naar behoefte:
Opleiding tot MRT-er voor vakleerkracht van de school
8. Er is adequate zorgstructuur en toeleiding naar passend aanbod voor kinderen met over- of ondergewicht Standaardaanbod:
Als een school een bovengemiddeld aantal kinderen met een te hoog BMI heeft, worden kinderen extra gemeten en gewogen op 7-jarige leeftijd door de ouderkindadviseur Advies en hulp bij maken van de afspraken over verwijzing van ouder-kindadviseur naar vakleerkracht en andere schoolprofessionals en vice versa (conform Pact Gezond Gewicht).
In de basis is het aan de school zelf hier keuzes in te maken en contact te zoeken met JGZ. Jump-in sluit aan op de beschikbare zorgstructuur voor over- en ondergewicht. In te kopen naar behoefte:
Jump-in biedt hier geen andere interventies
In Amsterdam staat de preventie via Jump -in en de zorg via JGZ relatief verder van elkaar af. Wel wordt dubbelwerk voorkomen door gebruik te maken van de bestaande meetmomenten van de JGZ en door de afspraak te maken aanvullend hierop ook in groep 4 te meten. Ad.2)
Gezonde schoolpleinen: PLAYgrounds
Hierop wordt alleen ingezet wanneer het bijdraagt aan het behalen van de Amsterdamse doelen Gezond Gewicht op de betreffende school.
10
Niet noodzakelijkerwijs zijnde Motorische Remedial Teaching (MRT).
9
Het begeleidingsaanbod vanuit Jump-in op het gebied van buitenspelen bestaat sinds 2014 uit het programma PLAYgrounds. Dit is een programma ontwikkeld door de Hogeschool van Amsterdam en VUmc. Het doel van het programma is het bevorderen van actief gedrag tijdens de pauzes op school. PLAYGrounds wil dat kinderen van groep 3 t/m 8 dagelijks minimaal 15 minuten gemiddeld matig intensief bewegen op het schoolplein tijdens de ochtendpauze. Daartoe wordt het schoolplein fysiek aa ngepast en wordt actief gebruik ervan gestimuleerd door structurering van het schoo l11
plein, een hotspotsysteem , buitenspeelroosters, klassenkisten met materiaal, o ndersteunende gymlessen, maandelijkse thema's waaraan lessen en materiaal gekoppeld worden, kijkwijzers en participatie van leerkrachten en ouders. De aanpak wordt op maat per school vormgeven, afhankelijk van de beginsituatie en mogelijkheden van de school. Effectevaluatie Uit de effectevaluatie komt naar voren dat de interventie ervoor zorgt dat kinderen in de interventiegroep intensiever bewegen op het schoolplein en dat dit effect ged urende het schooljaar blijft bestaan. Er is dus geen novelty -effect, maar een continuerend effect. Het effect voor meisjes is 1,4 keer zo groot als voor jongens (jongens bewogen al meer voor de interventie) en het effect voor de oudere leeftijdsgroep (10 12 jaar) is 1,3 keer zo groot als voor de jongere groepen (6 -7 en 8-9 jaar). Uit de procesevaluatie (met RE-AIM) komt naar voren dat het programma simpel is om te i mplementeren en goed onderhouden kan worden. Aanvullend zijn verschillende andere interventies beschikbaar om een schoolplein gezonder te maken. Een van deze interventies is Schoolplein 14. Schoolplein 14 is een initiatief van de Johan Cruyff Foundation. Op het schoolplein worden lijnen en kleurvakken aangebracht zoals een goal op de muur, een speelcirkel of een stukje atletie kbaan. Hierbij is de keuze uit 12 vastgestelde schoolpleinplakkers. De afspraak is dat er eind 2014 6 pleinen Schoolplein 14 zijn. Na de zomer 2014 worden in nauwe same nwerking met de Hogeschool van Amsterdam (PLAYgrounds) en de Johan Cruyff Fou ndation op basis van een verbeterd uitvoeringsplan 24 schoolpleinen aangepakt. In de meeste gevallen zal de schoolpleinaanpak op een school gecombineerd worden met Jump-in voor het halen van de doelen. Voor Schoolplein 14 is dit echter geen voo rwaarde want scholen kunnen uiteraard op eigen gelegenheid Schoolplein 14 realis eren. In 2014 begeleidt de Schoolaanpak daarnaast 3 scholen in Zuidoost bij de uitvoering van hun project ‘Gezonde schoolpleinen’ waarvoor zij subsidie hebben ontvangen van
11
Het schoolplein wordt fysiek aangepast, zodat de omgeving uitnodigt tot bewegen, bijvoorbeeld door verschillende zones te creëren waardoor de structuur meer ruimte per kind biedt. Daarnaast wordt actief gebruik van het schoolplein gestimuleerd door een hotspotsysteem (verdeling over de klassen van plekken waar veel kinderen en vooral de meest dominante kinderen willen spelen).
10
RIVM/Jantje Beton. In het voorjaar van 2014 zijn tevens 4 scholen begeleid bij het 12 aanvragen van subsidie voor Gezonde Schoolpleinen van RIVM/Jantje Beton. Ad.3)
Pilot Zuidoost Verdubbeling van het aantal uren bewegingsonderwijs
De pilot Zuidoost is een project van 4 scholen in Amsterdam Zuidoost, gesubsidieerd door de gemeente Amsterdam. De Hogeschool van Amsterdam doet onderzoek naar de resultaten. In de pilot wordt geëxperimenteerd met 4 uur gym door bevoegde vakleerkracht per week in groep 3 op 2 scholen en er is een controlegroep van 2 a ndere scholen. Eind schooljaar 2013-2014 houden de extra uren gymnastiek op en wordt de balans opgemaakt. Een eventueel vervolg hangt af van de resultaten. Ad.4)
13
de kookklas van Fifteen.
Het doel van Fifteen’s Kookklas was het bieden van inspiratie aan leerlingen, ouders en docenten om het eetgedrag duurzaam te veranderen. Het project droeg bij aan bewustwording en aan draagvlak voor gezond eten en is daarmee aanvullend op de andere inspanningen van de Schoolaanpak. Gedurende een (feestelijke en actieve) week kookten betrokken ouders en leraren gezonde maaltijden voor de leerlingen samen met een chefkok van Fifteen. Ook zijn er diverse (beweeg)activiteiten met de kinderen (sportdag) gehouden. In de maanden na de startweek zorgde Fifteen voor een follow up waarin ouders adviezen en workshops krijgen aangebod en over o.a. ‘slim boodschappen doen', ‘koken met klein budget' en ‘gezonde snacks maken'. Het project werd uitgevoerd door Fifteen in samenwerking met de scholen en betaald door Dienst Werk en Inkomen (DWI) en Agis (zorgverzekeraar). Juli 2015 is het project op de 9 scholen afgerond. Op basis van een evaluatie wordt met DWI en Fifteen b esloten of er een vervolg komt en zo ja op welke schaal en in welke vorm. De combin atie met werkloosheidsbestrijding onder ouders is een interessante optie en zal wo r14 den verkend.
1.2
Werkwijze in zes stappen
Voor elke school wordt een verbeterprogramma opgesteld. Vanuit Jump -in ontvangt de school 3 jaar ondersteuning in dit verbetertraject. Soms is hierin maar een beperkt inzet vanuit Jump-in nodig, maar soms ook intensieve begeleiding. Afhankelijk van de ondersteuningsvraag wisselt de begeleiding die Jump -in biedt. Een brede toolbox is beschikbaar waar flexibel mee wordt omgegaan, afhankelijk van de te bereiken do elen ofinzet die nodig is een specifiek doel te behalen. Na drie jaar wordt de begeleiding van de school vanuit Jump-in gestopt en moet de school het programma zelf-
12
Amsterdamse Schoolaanpak Gezond Gewicht, Concept-programmaplan 2014-2018 (dd. 27 juni 2014).
13
Amsterdamse Schoolaanpak Gezond Gewicht, Concept-programmaplan 2014-2018 (dd. 27 juni 2014).
14
Amsterdamse Schoolaanpak Gezond Gewicht, Concept-programmaplan 2014-2018 (dd. 27 juni 2014) en http://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie-diensten/dmo/amsterdamseaanpak/nieuws-aanpak-gezond/fifteen%27-kookklas/
11
standig kunnen voortzetten. Wel blijft Jump -in als ‘helpdesk’ beschikbaar. Voor elke interventie an sich geldt dat een vorm van ondersteuning beschikbaar is zolang het nodig is, maar zodra het kan de ondersteuning wordt afgebouwd. 1.
Intake / planningsgesprek
2.
Preventiescan en doelenplanning vaststellen van hetgeen de school wil bereiken aan de hand van de Amsterdamse doelen gezond gewicht (inclusief termijn en planning), hoe de school ervoor staat, wat nog te doen is en waar ondersteuning gewenst is? Hiervoor is een checklist beschikbaar:
Figuur 2
Uitsnede Preventiescan en doelenplanning
3.
Doorvertaling in een jaarplan per school hoe de doelen te bereiken, met welke interventies en wie doet wat? Hiervoor is een format voor de scholen beschikbaar:
4.
Tussenevaluatie op basis van jaarplan.
5.
Evaluatie a.d.v. doelenplanning en jaarplan.
6.
Planningsgesprek nieuwe jaar.
Figuur 3
Uitsnede format jaarplan
12
1.3
Organisatorisch
De organisatie van de Schoolaanpak is weergegeven in onderstaand schema: Figuur 4
Programmaorganisatie Jump-in
De Jump-in coach is de contactpersoon per school. Deze perso on is contactpersoon voor ca. 12 scholen (en eventueel bijbehorende voorscholen). Doet de intake, intr oduceert de Amsterdamse Doelen op scholen, voert met de school de preventiescan uit en helpt de school bij het opstellen van het plan van aanpak en onders teunt de uitvoering. Naast bovenstaande functies zijn Beweegmanagers, buurtsportcoaches en combin atiefunctionarissen actief. De beweegmanagers werken vanuit de gebieden en zorgen voor het beweeg- en sportstimuleringsaanbod. Hun functie is structureel, maa r zij
13
maken geen deel uit van de centrale programma-organisatie Jump-in. Zij zijn opdrachtnemer van de Schoolaanpak. De buurtsportcoaches (36,9 fte) worden door heel Amsterdam ingezet in het kader van Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht, Sportstimulering o nder de Jeugd (bijzondere risicogroepen), voor een Veilig Sportklimaat en voor de Sportstimulering onder 15 Senioren en bijzondere risicogroepen. In Amsterdam werken 92,3 fte combinatiefunctionarissen (waarvan 69 van Sportservice Amsterdam). Zij hebben als doel de sportvereniging te versterken, meer kinderen structureel te laten sporten in de nabije omgeving en vormen de verbindende schakel tussen de school en de sportvereniging. Combinatiefunctionarissen zijn onderdeel van de landelijke regeling Brede Impuls Combinatiefuncties (voorheen ‘Impuls Brede 16 Scholen Sport en Cultuur'). De Amsterdamse combinatiefunctionarissen zijn in dienst van Stichting Sportservice Amsterdam. Financieel Jump-in kost zo’n € 9 miljoen, inclusief vakleerkrachten. De financiering steunt ook op budgetten uit het sportprogramma en uit de stadsdelen.
1.4
Effectmeting
Sportinterview Een keer per jaar wordt bij iedere leerling op een Jump -in school het sportinterview afgenomen, met een focus op de term zegt het al sport en bewegen. De resul taten komen in de databse die het LeerlingVolgSysteem wordt genoemd (al dekt deze term niet helemaal de lading). Het sportinterview en de registratie ervan heeft tot doel: 1.
het meten van de sportparticipatie van leerlingen (lid vereniging, zwemd iploma, andere structurele activiteiten);
2.
inzicht bieden in sportparticipatie en aanbod op niveau van de school en het bepalen van passend aanbod voor de kinderen op de school;
3.
het registreren van de MRT-scan;
4.
het faciliteren van de scholen met een registratiesysteem .
Het leerlingvolgsysteem is een tool in het bereiken van de door de school gestelde doelen. Op basis van het leerlingvolgsysteem kan bijvoorbeeld de combinatiefuncti onaris worden uitgenodigd en kan afstemming plaatsvinden tussen de gym - en groepsdocent: wie heeft extra aandacht nodig? Wie moet extra gemotiveerd worden op sportgebied.
15
http://www.amsterdam.nl/algemene_onderdelen/dmo/sportnieuws/2014/februari/kopie/ en Amsterdamse Schoolaanpak Gezond Gewicht, Concept-programmaplan 2014-2018 (dd. 27 juni 2014).
16
Bron: http://www.amsterdam.nl/kunst-cultuur-sport/sport/sportverenigingen/combinatiefuncties/ en Amsterdamse Schoolaanpak Gezond Gewicht, Concept-programmaplan 2014-2018 (dd. 27 juni 2014).
14
Een deel van de vragen in het sportinterview / kennis die wordt opgehaald middels het sportinterview komt ook terug in de onderzoeken van de JGZ. Gezien het feit dat JGZ werkt met vragenlijsten die meegegeven worden aan ouders, zijn de uitkomsten minder betrouwbaar (denk aan sociaal wenselijke antwoorden). In de sportinterviews is dit ondervangen door met het kind zelf in gesprek te gaan en de interviewer i emand is die de woonomgeving van het kind en het daar aanwezige sport - en activiteitenaanbod van het kind zeer goed kent. Waardoor gedurende het gesprekje controle vragen gesteld kunnen worden. Ook vanuit andere landelijke bronnen kan veel informatie gehaald worden. Denk aan het Kennis- en Informatiesysteem Sport (KISS) van NOC-NSF. Extra meting en weging door JGZ Op scholen waar bovengemiddeld veel leerlingen met overgewicht zijn, wordt in groep 4 een extra meet- en weegmoment uitgevoerd door de JGZ. Op andere scholen vindt alleen op 5- en 10-jarige leeftijd plaats. Daarnaast wordt ten behoeve van de monitoring van de Schoolaanpak een representatieve steekproef gehouden onder de leerlingen van groep 8. Deze gegevens zijn niet inzichtelijk voor de groeps - en gymdocenten op de scholen. Beide metingen vertonen enig overlap. De vraag is of de scholen voldoende baat he bben bij het systeem en of het de taak van de gemeente is zo’n systeem te bieden. In de loop van 2014 wordt verkend of er een volgsysteem moet worden aangeboden en zo ja, hoe dit zo doelmatig mogelijk kan worden ingericht. (zie ook eerste leerpunten).
1.5 1.5.1
Eerste leerpunten
Op basis van de bestudeerde stukken:
Koppeling van het sportbeleid aan Jump -in werkt positief, mits goed afgestemd tussen stad en stadsdeel, programma’s en school.
Nauwe betrokkenheid sport-aanbieders in de wijk (welzijnswerk etc.); angst voor oneerlijke concurrentie wegnemen (ledental), oneerlijke concurrentie voorkomen.
Training motiverende gesprekstechnieken vraagt aandacht.
Aandacht voor een aanpak van de schoolpleinen is gewenst.
Focus op pedagogische kwaliteiten van de ouders positief.
Thema aanpak werk positief.
Positief: inzet van sociale marketing bij overbrengen van de boodschap.
Start de interventie in de laagste groepen.
Zorg voor helderheid in taken en verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen (ook gecontracteerden).
15
1.5.2
Blijvende ondersteuning van de scholen.
17
Op basis van de eerste bijeenkomst van de van de landelijke G4-werkgroep Er was de wens meer middelen beschikbaar te krijgen voor het aanstellen van vakleerkrachten bewegingsonderwijs. Dit middels mede-financiering door de dienst Onderwijs. Inmiddels is dit gerealiseerd (bijdrage van € 4,4 miljoen).
De bestaande subsidierelaties tussen gemeente en school maakt het gema kkelijker scholen mee te krijgen, tegelijkertijd is het zaak je er rekenschap van te geven dat er scholen zijn met andere of op dat moment belangrijker prior iteiten, denk aan de kwaliteit van taal- en rekenonderwijs.
JGZ kan met moeite de stroom cliënten aan die in het jump-in programma worden gesignaleerd en doorverwezen.
Amsterdam heeft ervaring opgedaan met een project Lunchen op school in pilot vorm. Waarin met scholen die een continurooster hanteerden afspraken gemaakt werden. Hier heeft men geen vervolg aan gegeven bij gebrek aan resultaat. Het denken stopt echter niet. Wellicht heeft een project onder and ere condities wel kans van slagen. Een concreet projectvoorstel is er nog niet.
Amsterdam zet reeds sterk in op deskundigheidsbevordering binnen de g emeente en op de scholen. Docenten en remedial teachers worden bijvoorbeeld getraind (betalen opleiding ) met enkele testjes een goed zicht te kri jgen op de gezondheidssituatie van de leerling.
Monitoring is waardevol maar heeft binnen de aanpak verschillende doelen: managementinformatie en een basis voor het verdelen en inzetten van mi ddelen enerzijds, maar anderzijds is het ook waardevol voor de school zelf en de dagelijkse uitvoering. Om goed tegemoet te komen aan dit laatste doel is nog de nodige verbetering noodzakelijk.
Wanneer er een monitor of leerlingvolgsysteem wordt opgezet is het goed je te realiseren dat het voor de school ‘het zoveelste’ systeem is wat ze moeten bijhouden. De vraag is hoe nodig een monitorsysteem is. Wellicht is een si gnaal van de gymdocent op het juiste moment ook genoeg?
Dilemma is in hoeverre je als programma moet blijven trekken aan een school om alle doelen te bereiken of dat je soms de inspanningen gewoon moet a fbouwen en terug moet gaan naar de basis. Elke school moet een minimumn iveau behalen en cherry-picking moet worden voorkomen.
17
De Meij J.S.B., 2013, “Jumpin : development and evaluation of an intervention to promote sports participation and physical activity in children, Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam.
16
1.5.3
Op basis van het gesprek in de tussenronde: De situatie zou zich voor kunnen doen dat vele beweeginterventies beschi kbaar zijn en ingezet worden en in combinatie met het Jump-in programma de gestelde doelen nog niet worden gehaald. Het is dan mogelijk om binnen Jump-in te prioriteiten te verleggen. Het sportplan moet in ieder geval blijven bestaan, zij het dat wel scherp gekeken moet worden welke interventies ‘werken’ en welke niet. De ervaring is dat dit p er stadsdeel verschilt. Is er in een stadsdeel bijvoorbeeld een (voldoende sterke) vereniging aanwezig? Worden de juiste sporten aangeboden ofwel passen deze bij de culturele s amenstelling van het stadsdeel? En is georganiseerd sporten wel de geëigende vorm voor de doelgroep in het stadsdeel? In de nieuwe aanpak wordt het gemakkelijker de inzet rond sport en bewegen gerichter in te zetten en afstemmen op specifieke situatie in het stadsdeel, omdat keuzes hierin (aanbod voor kennismaking / naschools aanbod e n extra aanbod) bij één persoon komen te liggen, die overzicht heeft en naar behoe fte kan ‘schuiven in het aanbod per stadsdeel’. Dit op basis van de resultaten van de beweegmonitor . Ook is het idee specifieke contracten te gaan sluiten met de stadsdelen.
Soms melden scholen zichzelf nog voor het startgesprek vanuit de Jump-in coaches voor ondersteuning. Dit zijn meestal de ‘zwaardere scholen’. Zij he bben dan van andere scholen van de aanpak gehoord en willen ook aan de slag met het thema. Soms zijn zij ook al zelfstandig begonnen. Enerzijds spreekt hier een grote betrokkenheid en draagvlak uit, anderzijds is er het risico dat de scholen voor interventies kiezen die uiteindelijk een doodlopende weg blijken te zijn of doorschieten in de aanpak (bv. zelf een lunch aanbieden, zonder duurzame financiering of met financiering en daarmee een ander b eleidsdoel vanuit een andere gemeentelijke dienst). Vanuit de Amsterdamse doelen gezond gewicht bezien kan je wel zeggen dat in een dergelijk geval alle beetjes helpen. Maar met begeleiding vanuit Jump-in vanaf het begin is de kans op succes groter en het afbreukrisico kleiner. Soms is het beter om een stap terug te zetten en opnieuw te beginnen.
Draagvlak is cruciaal en dat vraagt het constant herhalen van de boodschap.
Niet alle ouders zijn te bereiken en het creëren van voldoende participatie en betrokkenheid onder de ouders is lastig. Wel worden hier specifieke wor kshops en werkvormen (theater) voor gemaakt en opgenomen in de toolbox. Schaal is in deze van belang. In de VVE-aanpak het gemakkelijker om vorm te geven aan ouderparticipatie en kan hier eenvoudiger op worden ingezet. Dit gezien het feit dat de ouder-contactpersoon nog dicht bij de ouders staat en veel contacten met de ouders heeft. Een inzet op een aanpak b innen de VVE
17
heeft daarnaast het voordeel dat gezond eten voor de jonge kinderen nog gewoon is en vroegtijdig overgewicht gesignaleerd wordt.
Over het algemeen is er veel draagvlak voor de Jump -in aanpak op de scholen. In alle schoolbesturen wordt een `luisterend oor gevonden´. Het is zaak om als Jump-in gewoon op de besturen af te stappen en min of meer jezelf uit te nodigen.
In hoogstens 5 van de 70 scholen kan (een deel van) het Plan van Aanpak niet tot uitvoer kan worden gebracht (met welke reden dan o ok). In die gevallen is het veelal een school die nog het “oude Jump -in-programma gewend was” en nu te maken krijgt met aanpak waar men alle onderdelen moet implement eren: “alles of niets”. Alle scholen die van meet af aan met het nieuwe pr ogramma werken vinden “alles of niets” meer dan logisch.
Wanneer er sprake is van enige weerstand is veelal de strategie enige afstand te nemen en eerst de oorzaak te analyseren, steeds is er tot op heden sprake van een ander en zeer school specifiek probleem. Soms kan e en oplossing worden gevonden via het schoolbestuur, maar soms is het ook het afwezig zijn van een persoonlijke klik die in de weg zit of is de “zendingsdrang” vanuit de Jump-in-coaches wellicht iets te hoog (in het specifieke geval, want voll edig commitment en een attitude dat het programma niet vrijblijvend is, is precies wat je vraagt van de Jump-in-coaches en wat nodig is) of de “toon” verkeerd. Door enige afstand te creëren, of een andere insteek te kiezen (bi jvoorbeeld: het programma sluit aan bij kerndoelen van de school rond sport en bewegen en gezondheid voor jezelf en voor elkaar of wijzen op de agenda voor sport en bewegen van de PO-raad: wat is het “haakje in het beleid van de school” voor Jump-in?) is een oplossing mogelijk. Uiteindelijk is de keuze aan de school. Niet meedoen heeft dan als enige co nsequentie dat Jump-in haar aandacht verlegt naar een andere school, waarbij de deur voor deelname wel altijd open blijft staan.
Op dit moment is in Amsterdam een transitie gaande waarin het beleid g ecentraliseerd wordt. Dit geldt ook voor de afdeling onderwijs. Idealiter wordt Jump-in t.z.t. ingebracht in het onderwijsbeleid en gaat de afdeling onderwijs actief participeren (zoals nu al met sport en bewegen het geval is). Concreet gaat het bijvoorbeeld om de huisvesting van de scholen (is er een gymzaal?), gewichtige vakleerkrachten, contacten met scholen (via het onderwijsbeleid zou het pro/actief benaderen van de scholen gemakkelijker zijn) en schoolb esturen en het samen optrekken in het bereiken van d e doelen. De integratie met GGD en het sportbeleid heeft lang geleden vorm gekregen en werkt zeer goed.
18
Qua randvoorwaarden om van Jump-in een succes te maken heeft het er nog nooit zo goed voorgestaan als vandaag de dag; de verschillende puzzelstukjes vallen op zijn plaats.
Het duurde lang voordat er structurele politiek -bestuurlijke aandacht voor het onderwerp was.
In de Rotterdamse aanpak is de naamgeving erg sterk. Lekker Fit! denkt h elemaal de lading van het programma en hoef je niet uit te leggen. Jump-in heeft dit in mindere mate, maar heeft inmiddels ook een brede bekendheid.
1.5.4
Op basis van de tweede bijeenkomst van de van de landelijke G4-werkgroep
Gemeentelijke inzet alleen op die scholen die gemotiveerd zijn. De interve nties die gekozen worden moeten wel bewezen effectief zijn.
De Dienst Onderwijs en Jeugd pakt binnen de gemeente meer en meer een rol rond het thema gezond gewicht. Dit mede op initiatief van het programmabureau Gezond Gewicht en als gevolg van de centralisatiebeweging in de stad. Voordeel voor de schoolbesturen is dat zij nog maar met één regeling te maken krijgen in plaats van regelingen die konden verschillen per stadsdeel.
Idealiter zou de schoolaanpak gezond gewicht een activiteit van de dienst Onderwijs en Jeugd moeten worden, en wellicht zelfs gewoon ondergebracht in de lijn en niet als apart programma. Het is de vraag of hier bestuurlijke draagvlak voor is.
Wil je een volledige dekking van de doelgroep bereiken moet je een aanpak bijna dwingend opleggen: bijvoorbeeld de bevoegde en bekwame vakleerkrachten. Het zou mooi zijn wanneer er vanuit de rijksoverheid een leraren registratie wordt ingevoerd. Zo kan bekwaamheid eenvoudiger worden aang etoond. Daarbij hoeft niet elke vakleerkracht ALO opgeleid te zijn; uiteindelijk gaat het om voldoende bekwame fte’s op de scholen.
De vraag is wel of voldoende bekwame leerkrachten beschikbaar zijn. (Bij)scholing zou meer gefaciliteerd kunnen worden vanuit de rijksoverheid. Opleiding op het gebied van bewegen, maakt geen deel uit van de standaard opleiding en wordt post-initieel aangeboden. Een dergelijke opleiding is een te grote belasting voor een beginnend docent in de eerste jaren van zijn of haar carrière.
Subsidie regelingen zijn structureel: dit geeft ve el zekerheden en duidelijkheid.
Ondergewicht is mogelijk een issue (ook in Utrecht).
Het nauw betrekken van JGZ in de aanpak (a la Den Haag) is een mooie kans: om eenvoudig nog meer aandacht en ondersteuning op de scholen voor het onderwerp te realiseren. De JGZ verpleegkundige kan goed aanvullend zijn op de vakleerkrachten lichamelijke opvoeding en een rol hebben in signalering
19
en doorverwijzing naar begeleidingsprogramma’s. In principe is dit een kwe stie van doen. Ook in samenwerking met de ouder -kind adviseur. (Zie ook Rdam en Amsterdam).
In het gesprek met de school(directies) kan het helpen om hen te wijzen op de taken die zij van rechtswege reeds hebben; hun kerndoelen op het gebied van het aanleren van de vaardigheid om voor de eigen sociale -fysieke gezondheid (en die van anderen) te zorgen en iets met beweging te doen. Wel is het zaak te bedenken hoe de directies te overtuigen zijn. Op zich zou het eenvoudig moeten kunnen, met de juiste argumenten. Drammen en o pleggen is echter contraproductief (geldt ook voor Utrecht). Dit begint met het laten zien (onderbouwd) van het probleem en de herkenning hiervan onder de betrokkenen; waarom is een aanpak nodig: denk ook aan de inzet van specialisten als Seidel en Scherder. Maar ook simpelweg monitorgegeven s en relaties tussen gewicht en bewegen en multi problematiek en leerprestaties bijvoorbeeld. Breder dan alleen overgewicht kijken in ieder geval. Dwang, drang of repressie werkt zeker niet.
Pas wanneer een school niet wil de 80-20 regel toe: geef prioriteit aan een andere school en verwen hun de andere school komt vanzelf terug. Ook als dit een school is waar een schoolaanpak hard nodig is.
Ouderbetrokkenheid: we bereiken iedereen; de vraag is wel of er ouders pa rticiperen die dat voorheen niet deden of voorheen slechter te bereiken waren. Bereiken we groepen buiten de MR…? Ongezond gedrag komt ook weer terug op termijn, maar ook als dat zo is heb je wel iets bereikt: water drinken heeft de aandacht en men komt er vragen over stellen.
Via de schoolprogramma’s kunnen we organiseren dat we alle kinderen bereiken. Ouders bereiken we altijd maar ten dele. Door doorgaande leerlijnen te creëren en ook binnen de wijken de gezonde boodschap uit te dragen kunnen zoveel mogelijk kinderen en ouders bereikt worden.
Begin bij de allerkleinsten en het wordt normaal in de rest van de schooltijd, ouders zijn in die fase ook nog nauw betrokken bij de ontwikkeling van hun kind.
In Amsterdam (en de andere steden) zijn alle vormen van weerstand van scholen of leerkrachten zichtbaar. Van kunnen we zelf alvast aan de slag tot waarom moeten we waterbeleid invoeren. Wanneer men zelf aan de slag gaat is de vraag wat je als gemeente moet doen: wanneer men zonder begeleiding start is het risico dat een en ander verkeerd ingevoerd wordt en alle inspanningen een doodlopende weg vo rmen. De vraag is hoe ondersteuning voor deze scholen te organiseren is. We llicht kunnen scholen elkaar helpen in dergelijke gevallen.
20
Het is zaak geen dubbele monitoringssystemen op te zetten: kijk goed wie wat nodig heeft: wat heb je nodig om het programma te monitoren (meten zal altijd nodig blijven met het oog op politiek bestuurlijk draagvlak) en wat heeft de individuele leerkracht nodig. Lastig is dat sommige gegevens niet onderling gebruikt kunnen / mogen worden met het oog op de privacy. Dit moet op te lossen zijn.
21
Den Haag
2
2.1
Schoolaanpak binnen de Haagse Aanpak Gezond Gewicht
De schoolaanpak in Den Haag is onderdeel van de Haagse Aanpak Gezond Gewicht (HAGG). De Haagse Aanpak Gezond Gewicht biedt de betrokken professionals de mogelijkheid om gebruik te maken van de beschikbare (eerder in wijken ontwikkelde) materialen en informatie voor gebruik in de les, nieuwsbrieven en oudercommunic atie. Het vertrek punt is dat kinderen de inzet van iedereen nodi g hebben om gezond op te kunnen groeien. Ook op school moet het voor de kinderen gemakkelijk zijn om gezo nde keuzes te maken. Uiteindelijk moet een gezonde keuze de gemakkelijkste en leu k18 ste keuze worden. BOFFT is hierin de kernboodschap. Scholen zijn vanuit HAGG een belangrijke ingang voor het bevorderen van een gezond gewicht onder de jeugd. Om dit doel te behalen wordt in het programma gewerkt aan het plaatsen van de gehele keten van overgewicht op de school. Zo kan binnen een school overgewicht worden voorkomen (preventie), snel worden gedetecteerd (signaleren) en worden aangepakt (begeleiden). Het organiseren van een keten op de scholen zorgt voor een effectieve en duurzame aanpak van overgewicht. Op het gebied van preventie vormt het lespakket Lekker Fit! de basis. Dit is een le sprogramma met een doorlopende leerlijn in alle groepen van de basisschool. Dit le sprogramma wordt aangevuld met onder andere de inzet van de school -sportcoördinator (realisatie van een naschools spo rtaanbod op school) en de Gezonde school aanpak. Werken met de gezonde school aanpak garandeert, structurele aandacht voor het thema gezondheid (in brede zin) via projecten op de school of via het schoolbeleid. Signalering van overgewicht in een vroeg stadium is mogelijk doordat de vakleerkracht lichamelijke opvoeding jaarlijks de leerlingen meet en weegt. Dit in aanvulling op de reguliere schoolonderzoeken door de Jeugdgezondheidzorg (JGZ). Daarnaast maakt het project ‘Gewichtige Vakleerkracht Lichamelijke Opvoeding’ (inmiddels op 76 basisscholen) onderdeel uit van de schoolaanpak. Dit project bestaat uit een bi jscholingsprogramma van Leerkrachten Lichamelijke Opvoeding. Deze leerkracht on tplooit vervolgens activiteiten op het gebied van het meten en wegen van alle leerlingen (vroegtijdig signaleren), het registreren (in een leerlingvolgsysteem), het doo rverwijzen en coaching of stimuleren van activiteiten in breder schoolverband. Ook hier is er voor de lichamelijke opvoeding docenten ondersteunend materi aal beschikbaar. Het project Gewichtige Vakleerkracht is reeds gestart in 2006 en in 2008 -2009
18
Beweeg elke dag, Ontbijt elke dag, Fruit en groenten elke dag, Fris water uit de kraan, laat zoete dranken staan, Tv en pc zeg vaker nee. Deze boodschap wordt opgenomen in het beleid van scholen, maar komt ook terug binnen andere organisaties en bijvoorbeeld bij de Centra voor Jeugd en Gezin.
22
19
geëvalueerd. Dit programma wordt gefinancierd uit middelen van onder andere de diensten onderwijs en sport, maar draagt nadrukkelijk ook bij aan de doelen van HAGG. Begeleiding van leerlingen met overgewicht krijgt vorm in nauwe samenwerking met de JGZ, de schooldiëtist en via de leefstijl interventie Wat Is Jouw Stijl (WIJS). In deze laatste schakel krijgen leerlingen met overgewicht onder andere een uitgebreider voedings- en bewegingsonderzoek op basis waarvan een arts of verpleegkundige in gesprek gaat met ouder en kind over de te nemen maatregelen. Dergelijke consulten worden door de gemeente vergoed. In de basis vindt begeleiding zoveel mogelijk plaats binnen de context van de school. Den Haag sluit aan bij de Gezonde School aanpak (www.gezondeschool.nl). Inmiddels begeleidt de GGD in Den Haag 23 scholen in het primair onderwijs met de Gezonde 20 School werkwijze. Scholen kunnen voor begeleiding bij de aanpak van gezondheid s21 thema’s terecht bij de GGD en haar preventiepartners . De Gezonde School aanpak is inmiddels verweven in de werkwijze van de jeugd gezondheidszorg: in de advisering aan scholen wordt zoveel mogelijk uitgegaan van de integrale en planmatige aanpak, in samenspraak tussen gemeente en JGZ. De medewerkers van de JGZ zijn de contac tpersoon en eerste aanspreekpunt voor de school. Nog niet op elke school is de gehele keten uitgerold, al heeft dit inmiddels we l een hoge prioriteit gekregen binnen HAGG. Hierbij wordt er vooral ingezet op de scholen gelegen in de aandachtwijken gelegen in de stadsdelen Centrum, Escamp en Laak.
2.2
Werkwijze
De school ontvangt ondersteuning vanuit de gemeente wanneer de school aang eeft de volledige keten te willen implementeren en intrinsiek gemotiveerd is. Sinds 2014 is dit een harde voorwaarde. Daarnaast brengt de gemeente een prioritering in haar inzet aan, de focus ligt op de aandacht wijken. De uitvoering van het programma is primair aan de school zelf, meer in het bijzonder aan de vakleerkracht. De gemeente en JGZ zijn hierin faciliterend. De Gezonde School aanpak is een werkwijze waarbij preventie gericht op gezondheid richting scholen vraaggericht wordt vormgegeven. Er word t gericht ingezet op de gezondheidsthema’s die bij een school leven, waarbij ook gekeken wordt naar de o nderlinge samenhang van deze onderwerpen.
19
20 21
Zie onder andere: http://www.denhaag.nl/home/bewoners/zorg-en-welzijn/gezin-opvoedingen-jongeren/gezond-gewicht.htm en Ricke E. en Remmers L., 2014, “Werken aan een gezonde leefstijl voor de toekomst - De Gezonde School”, Epidemiologisch Bulletin, Jaargang 49: nr. 2. Begeleiding van voortgezet onderwijs en MBO scholen komt ook op gan g. Preventiepartners zijn organisaties die scholen kunnen ondersteunen met gezondheidsbevo rdering en zorg voor leerlingen.
23
De Gezonde School werkwijze richt zich op acht hoofdthema’s, te weten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Voeding Sport en bewegen Sociaal- emotionele ontwikkeling Persoonlijke verzorging Roken en alcohol Relationele en seksuele vorming Fysieke veiligheid Milieu
De werkwijze kent een systematische aanpak om scholen op vraaggerichte wijze te ondersteunen bij een structureel schoolgezondheidsbeleid. De werkwijze is gebaseerd op vijf kernpunten die in de aanpak van elk van de acht thema’s moeten terugkomen: 1. 2. 3. 4. 5.
Structurele aanpak, Integrale aanpak, De school centraal, Collectieve preventie en individuele leerlingenzorg, 22 Samenwerking met preventiepartners .
Voor scholen is deze werkwijze samengevat in een vierenjaren stappenplan (zie hiernaast): Stap 1: de school Oriënteert zich op het werken aan een Gezonde School en het organiseren van de Gezonde School; Stap 2: de school krijgt inzicht in de gezondheidssituatie van leerlingen en schoolpersoneel en in de bestaande preventie- en zorgactiviteiten op de school door het opstellen van een Schoolprofiel; Stap 3: de school bepaalt welke thema’s prioriteit krijgen, kiest Activiteiten en voert deze uit; Stap 4: de school Evalueert het proces en de activiteiten. Een school kan met elk van de genoemde stappen beginnen met het werken aan een 23 Gezonde School.
22
Preventiepartners zijn organisaties die scholen kunnen ondersteunen met gezondheidsbevo rdering en zorg voor leerlingen.
23
Ricke E. en Remmers L., 2014, “Werken aan een gezonde leefstijl voor de toekomst - De Gezonde School”, Epidemiologisch Bulletin, Jaargang 49: nr. 2.
24
Vignet Gezonde School Centrum Gezond Leven Vanaf 2011 kunnen scholen het Vignet Gezonde School verdienen. Met dit vignet kan een school zich profileren als een school die veel belang hecht aan een goede g ezondheid van leerlingen en leerkrachten. De gemeente en JGZ ondersteunen de scho24 len bij de aanvraag van het vignet. Het stappenplan is nader uitgewerkt in een flowchart Gezonde school aanpak (zie figuur 6) en Menukaarten Voeding en Beweging (zie onderstaande figuur 5). Mi ddels het stappenplan en met inzet van de ‘interventies’ uit de menukaarten wordt een aansluitende ketenaanpak neergezet, waarin aandacht is voor educatie, zorg, beleid en schoolomgeving. Figuur 5
24
Flowchart Gezonde schoolaanpak
Zie ook: http://gezondeschool.nl/gezonde-school-en-over-ons/
25
De verschillende aangeboden en mogelijke interventies zijn beschreven in twee ‘m enukaarten’. Een rond voeding en een rond sport en bewegen. Onderstaand overzicht is steeds aan verandering onderhevig en dus waarschijnlijk op het moment van schri jven alweer achterhaald. Regelmatig vervallen onderdelen of worden nieuwe interve nties toegevoegd. Iets wat altijd het geval zal zijn, gezien de noodzaak tot doorontwi kkeling. Op korte termijn worden de menukaarten ook openbaar en gepubliceerd op de website (verwachting februari 2015). Desondanks geeft het een beeld van de mogelijkheden voor een school. In gesprek met de school wordt verder gekeken naar specifieke programma’s of activ iteiten die aansluiten bij hun vraag. Een deel van de interventies zijn voor kosten van de school zelf of worden deels door de gemeente gefinancierd of gesubsidieerd. De menukaart wordt ook gebruikt om samen met de s cholen te bekijken hoe dicht men al bij het behalen van een vignet is. Vaak doen scholen al het nodige en blijkt een vignet relatief eenvoudig te behalen. De inzet van een school moet gericht zijn op meer dan het doen van activiteiten. De activiteiten en aandacht voor het onderwerp moet ingebed / geborgd worden in het schoolbeleid, de schoolgids, een plan en de jaarkalender (zie ook de pijler schoolbeleid). Wel gelden lokaal en in de andere regio gemeenten met een JOGG -aanpak nog verschillende menukaarten. Idealiter zouden deze regionaal geïntegreerd moeten worden. 1.
Pijler Signalering: risicofactoren bij individuele leerlingen vroegtijdig herkennen en hen doorverwijzen naar zorg
2.
Pijler Gezondheidseducatie: (klassikaal) informatie en voorlichting aanbieden
3.
Pijler Schoolbeleid: afspraken, regels en protocollen en de handhaving daarvan
4.
Pijler Schoolomgeving: gezonde fysieke en sociale omgeving
Tabel 1 Aangeboden en mogelijke interventies langs de lijn Voeding en Sport en b e25 weging per pijler
Pijler Signalering: risicofactoren bij individuele leerlingen vroegtijdig herkennen en hen doorverwijzen naar zorg Voeding 1.
Schooldiëtist (thuiszorg)
1.
2.
Zorgadviesteam (I.s.m. leerplicht, Jeugdzorg / maatschappelijk werk / CJG / JGZ / politie) Signaleren en doorverwijzen door de school op basis van voeding of BMI Preventief Gezondheidsonderzoek (JGZ, groep 2 + 7)
2.
3. 4.
25
Sport en beweging
3. 4.
Fittest/motorische test (materiaal te leen bij GGD) Zorgadviesteam (I.s.m. leerplicht, Jeugdzorg / maatschappelijk werk / CJG / JGZ / politie) Signaleren en doorverwijzen Preventief Gezondheidsonderzoek (JGZ, groep 2 + 7)
Bron: Menukaart Voeding en Sport en Beweging.
26
5.
Vertrouwenspersoon
5. 6.
Vertrouwenspersoon Individuele motivatie leerlingen (inzet specifieke gesprekstechnieken door school)
7.
Leerlingvolgsysteem bewegen (door de school / De Gewichtige Vakleerkracht)
Pijler Gezondheidseducatie: (klassikaal) informatie en voorlichting aanbieden Voeding 1.
Sport en beweging 26
Lekker Fit (ondersteuning GGD + enige subsidie mogelijk), eventueel + theatervorm: Frits & Fruitig Ontbijtlessen (ondersteuning Thuiszorg + enige subsidie mogelijk) Ik Eet Het Beter (www.iehb.nl) (gratis)
1.
Lekker Fit (ondersteuning GGD + enige subsidie mogelijk)
2.
4.
Smaaklessen (gratis workshop leerkrachten en materiaal)
4.
5.
Supershopper (met diëtist naar de supermarkt, voedingscentrum) Superchefs (kooklessen, voedingscentrum)
5.
Leskist Gezonde leefstijl (uitvoering school, leskist gratis te leen bij GGD) Inzet van een Methode voor bewegingsonderwijs (uitvoering door school) Sport@School (www.klassetv.nl/sport@school) (uitvoering door school, gratis materiaal) Beweegplezier vanaf 4 / Beweegkriebels (training voor leerkrachten)
Ga voor Gezond (www.gavoorgezond.nl, gratis) Bakkie fietsen (praktijklessen)
6.
2. 3.
6. 7. 8.
B-Fit (3-jarig, door vakleerkracht/combinatiefunctionaris, financiering school + gemeente) 10. Prins en Ploes: Fit en Gezond (Poppentheater, financiering door de school) 11. De Magische spiegel (theater, financiering door de school)
3.
7.
Ga voor Gezond (www.gavoorgezond.nl, gratis) Fet Fit (praktijklessen, aanvullend op Bakkie fietsen)
9.
8.
Prins en Ploes: Fit en Gezond (Poppentheater, financiering door de school)
Pijler Schoolbeleid: afspraken, regels en protocollen en de handhaving daarvan Voeding 1.
2.
26
Sport en beweging Lespakket Lekker Fit (ondersteuning GGD + enige subsidie mogelijk): doorvertalen in afspraken Voeding in schoolplan (ondersteuning
1.
Lekker Fit (ondersteuning GGD + enige subsidie mogelijk): doorvertalen in afspraken
2.
Sport en bewegen in schoolplan (onder-
Lekker Fit! is een lesprogramma voor groep 1 t/m 8. Ieder schooljaar komt dit programma terug en wordt het belang van goede voeding, voldoende bewegen en gezonde keuzes bij alle leerlingen onder de aandacht gebracht, zowel in de gymles als tijdens de lessen van de eigen groepsleerkracht. Het programma bestaat uit tien lessen en juist de combinatie van bewegen en voeding draagt bij aan het succes van dit programma. Behalve dat de gemeente een financiële bijdrage levert aan het programma, worden de deelnemende scholen ook op een groot aantal andere manieren ondersteund. Ze kunnen bijvoorbeeld kosteloos gebruik maken van stappentellers voor alle leerlingen, fittesten, een beweegcomputer en een buitenspeelkist. Ook bij de uitvoering van het programma kunnen ze op hulp van de gemeente rekenen.
27
3.
GGD) (minimaal 1x per week) fruit of groente als tussendoortje (financiering door ouders of de school, ondersteuning GGD)
4.
Voedingsbeleid / Traktatiebeleid / Waterbeleid (ondersteuning GGD)
5.
(minimaal 1x per week) Waterdag (uitvoering door ouders en de school, ondersteuning GGD) Vignet Gezonde School, behalen themacertificaat Voeding met ondersteuning van de GGD
6.
3.
4.
5.
steuning GGD) Samenwerking van school met Combinatiefunctionaris (verbinding school en sport in de wijk) (ondersteuning door gemeente en sportverenigingen) Vakleerkracht lichamelijke opvoeding (aanwezig op school voor de gymlessen) (uitvoering door school)
Vignet Gezonde School, behalen themacertificaat Sport en bewegen met ondersteuning van de GGD
Pijler Schoolomgeving: gezonde fysieke en sociale omgeving Voeding 1. 2.
3. 4. 5.
Sport en beweging Schriftelijke informatie aan ouders (school met ondersteuning GGD en JGZ) Mondelinge informatie aan ouders ( financiering school, uitvoering GGD, diëtiste, JGZ, eventueel in theatrale vorm) Ouderparticipatie bij activiteiten rond voeding Voorbeeldgedrag schoolpersoneel Theatervoorstelling (Frits & Fruitig en Echt Vet!, financiering school)
1.
Schriftelijke informatie aan ouders (school met ondersteuning GGD en JGZ) 2. Mondelinge informatie aan ouders ( financiering school, uitvoering JGZ, Hartstichting, combinatiefunctionaris, materiaal te leen bij GGD) 3. Ouderparticipatie bij activiteiten rond bewegen 4. Voorbeeldgedrag schoolpersoneel 5. Stimuleren om fietsen en lopend naar school te komen (uitvoering door school) 6. Uitdagend Schoolplein (uitvoering door school, bv. Groen Schoolplein / Zone Parc / Gezond Schoolplein) 7. Sport- en spelmateriaal (uitvoering door school, materiaal gratis te leen bij GGD) 8. Sportkennismakingslessen (onder schooltijd, ondersteuning en uitvoering door School Sport Combinatie Functionaris) 9. Beweegtussendoortjes (beweegmomenten in de lessen, materiaal / methoden gratis te leen) 10. Sportdag (uitvoering door school) 11. Meedoen / organiseren sponsorloop / avondvierdaagse / CPC / duinenmars (uitvoering door school)
2.3
Organisatorisch
De GGD en Jeugd Gezondheid Zorg zijn nog één organisatie binnen Den Haag. Dit maakt het vrijwel natuurlijk dat de JGZ een groot gedeelte van de gemeentelijke werkzaamheden binnen de schoolaanpak uitvoeren. Vanuit HAGG is geregeld d at de
28
medewerkers van JGZ beschikken over voldoende deskundigheid waar het de gezonde school thema’s betreft en zij kunnen beschikken over de nodige materialen. HAGG zorgt er vanuit de gemeente voor dat de betrokken JGZ’ers excellente professionals zijn die alle benodigde expertise in huis hebben. Dit doen zij door de JGZmedewerkers zelf te trainen of hiervoor externen in te huren. Ook waar het bijvoorbeeld het omgaan met cultuurverschillen en motiverende gesprekstechnieken betreft is er trainingsaanbod en -mogelijkheid. Alle JGZ medewerkers die op de scholen komen fungeren als ambassadeur en helpen de scholen de verschillende deelcertificaten (vignetten) van de Gezonde School op het terrein van voeding en beweging te behalen. Inmiddels is de hierboven opgenomen flowchart met de gezamenlijke werkwijze ook opgenomen in het kwaliteitssy steem van JGZ. Deze werkwijze is inmiddels voor de JGZ een voorbeeld geworden en de basis om ook met haar andere taken op de scholen aan de slag te gaan. In principe lopen alle contacten met de scholen over HAGG via de JGZ. Enerzijds heeft dit als voordeel dat het de druk op de scholen beperkt. Anderzijds maakt het HAGG afhankelijk van de JGZ. De ervaring is ecter dat de voordelen opwegen tegen de nad elen. JGZ is een continue factor op de scholen, zij zitten in het zorgteam op elke school en kunnen het onderwerp continu op de kaart zetten. Ook wanneer een school mocht besluiten (nog) niet te gaan werken aan de implementatie van de keten , blijft JGZ over de vloer komen en kan het onderwerp gezond gewicht gemakkelijk op de agenda houden. HAGG-team HAGG werkt met een relatief klein team (mede ingegeven door de beschikbare fina nciële middelen) en heeft dan ook expliciet gekozen zich te richt en op kwaliteit boven kwantiteit. Het creëren van de volledige keten op een school staat centraal. Waarbij uitgegaan wordt van een langlopende aanwezigheid op de school. De evaluaties hie rvan laten tot op heden een positief beeld zien. Naast het HAGG-team is er een Stedelijke werkgroep overgewicht. Zij houden zich bezig met de stedelijke keten van betrokken specialisten en de overdracht tussen allen. Zij geven binnen Den Haag invulling aan JOGG pijler 5. Financieel Het programma wordt gezamenlijk gefinancierd door de GGD, sport en onderwijs.
2.4
Effectmeting HAGG verzorgt de monitoring van de scholenaanpak. Tot op heden hebben vijftien Haagse basisscholen in de afgelopen vier schooljaren twee of drie jaar de ketenaa npak volledig op school geïmplementeerd. Uit de metingen van de docenten lichamelijke opvoeding blijkt dat van de leerlingen die drie jaar achter elkaar gewogen zijn (900 leerlingen) blijkt dat:
29
bij de groep leerlingen die drie jaar geleden obesitas of overgewicht hadden een daling in de BMI-sds score zichtbaar is. Een beweging naar de categorie overgewicht en gezond gewicht is zichtbaar;
bij de groep leerlingen waarbij sprak was van ondergewicht een beweging naar een gezond gewicht en dus een stijging van de BMI -sds score zichtbaar is.
In de afgelopen vier jaar hebben de HAGG-preventieprogramma’s in totaal 17.098, 0 tot 19 jarigen bereikt. Daarnaast zij ouders betrokken door oudervoorlichtingen en hebben scholen en wijkpartners ondersteuning en advies ontvangen op het terrein van gezonde leefstijl. Binnen het project ‘Gewichtige Vakleerkracht’ zijn in de afgelopen vier jaar 64.417 metingen verricht. Op het gebied van de begeleiding bij overgewicht hebben in de periode 2010-2013 in totaal 8.332 leerlingen en hun ouders deelgenomen aan een begeleidingstraject: JGZ 0-4 jaar: 960 / JGZ 4-19 jaar: 6.754 / WIJS: 378/ Schooldiëtist: 240. Al bij al is er een stabilisatie opgetreden van het aantal kinderen met overgewicht. De ambitie is deze stabilisatie om te zetten in een daling. Het kunnen aantonen van het effect van de aanpak is cruciaal in het draagvlak.’
2.5 2.5.1
Eerste leerpunten
Op basis van de bestudeerde stukken:
Scholen hebben een eigen vertrekpunt en tempo. Terwijl de ene school al veel doet aan gezondheidsbevordering, heeft een andere school hier tot nu toe nog weinig prioriteit aan gegeven. Dit alles maakt dat de ene school ee rder een Gezonde School is dan de andere school.
Het starten van de pilot Gezonde School Primair Onderwijs had een sneeu w27 baleffect.
Uit gesprek in het kader van het JOGG-G4 Community-aanpak onderzoek: De scholen kunnen zelf niet de rol van trekker op zich nemen. Het leren staat voor hen centraal. Landelijk wordt daarom (o.a. middels de onderwijsagenda) gezocht naar aanknopingspunten om gezondheid als middel in te zetten voor betere leerprestaties. Gezondheid moet niet ‘erbij’ komen, maar logisch pa ssen binnen de onderwijsvisie van de school.
27
Belangrijkste bevorderende en belemmerende determinanten in de impl ementatie van HAGG op de basisscholen:
Ricke E. en Remmers L., 2014, “Werken aan een gezonde leefstijl voor de toekomst - De Gezonde School”, Epidemiologisch Bulletin, Jaargang 49: nr. 2.
30
Pro: aantrekkelijkheid van de aanpak, mogelijkheid van opname in de routine, het waargenomen effect van de aanpak, beschikbaarheid van een coördinator en de bereidheid tot / medewerking van de leerlingen. Contra: Lagere prioriteit t.o.v. andere projecten, bereidheid tot en medewerking van ouders, beperkende factoren in de doelgroep. Tops!
De HAGG campagne wordt in de wijk Bouwlust / Vrederust momenteel goed tot zeer goed geïmplementeerd, waarbij bijna alle organisaties (een deel) van activiteiten van fruit en water behouden hebben.
Professionals zien de resultaten van de HAGG terug in hun omgeving. Onder ander leerkrachten zien dat de kinderen meer fruit zijn gaan eten in de klas.
Als er binnen een organisatie een coördinator aanwezig is en deze ook b ekend is bij de professionals heeft dit een positieve invloed op de implement atie van de campagne(s).
De aanpak wordt geprezen om zijn aantrekkelijkheid en aansluiting op de doelgroep.
Professionals zijn erg blij met de materialen die hen door HAGG geleverd worden.
Tips!
28
Momenteel worden door professionals soms materialen gemist, als deze niet meer kunnen worden aangeboden is het wellicht goed om dit (nogmaals) naar de intermediairs te communiceren.
Soms wordt de samenhang van de campagne in de wijk gemist. Enkel e intermediairs melden dat ze het leuk zouden vinden als ze andere professionals eens zouden kunnen ontmoeten en kunnen sparren over de campagne. We llicht een goed idee om een netwerkmiddag te organiseren?
De water- en fruitcampagne loopt inmiddels enkele jaren. Twee keer per jaar wordt er extra aandacht geschonken aan het project. Ondanks deze promotie komt naar voren dat veel professionals (vooral leerkrachten) nieuwe impulsen voor de HAGG missen. Het project verwatert en daardoor worden de doelste llingen minder goed geïmplementeerd.
Ouderparticipatie blijft een lastig aspect. Veel professionals noemen dat o uders soms onvoldoende gemotiveerd zijn om mee te werken aan activiteiten 28 of de pedagogische boodschap van de campagne te onderschrijven. Binnen
Van der Kleij e.a (LUMC), 2014, “Haagse Aanpak Gezond Gewicht Bouwlust - Implementatie september-december 2013, i.o.v. de afdeling Gezondheidsbevordering GGD Den Haag (effect en ouderbetrokkenheid) en in het kader van onderzoek ‘Niet praten, ma ar doen!’ vanuit het Consortium Integrale Aanpak Overgewicht (CIAO) (implementatie).
31
de gezonde school aanpak vormt ouderbetrokkenheid een belangrijke pijler: draagvlak is een voorwaarde.
2.5.2
Op basis van het gesprek in de tussenronde: Lokaal en in de andere regio gemeenten met een JOGG -aanpak gelden nog verschillende menukaarten. Idealiter zouden deze geïntegreerd moeten worden.
In principe lopen alle contacten met de scholen over HAGG via JGZ. Dit heeft als groot voordeel dat het de druk op de scholen beperkt.
Het lespakket Lekker Fit! wordt in Den Haag gehanteerd als basis lespakket op de scholen. Het voordeel hiervan is dat ander materiaal of andere activiteiten uit de menukaart (ook ad-hoc) eenvoudig aan het lespakket te koppelen zijn. Het is dan wel zaak de contacten op de scholen hierop te wijzen.
Idealiter zou je vanuit HAGG een adequaat begeleidingstraject voor leerlingen met overgewicht willen bieden op de school zelf. Maar hier moeten dan wel middelen voor beschikbaar zijn.
De vignetten die de school kan behalen dragen bij aan de profilering van de school en vormen een motivatie on actief te zijn op het gebied van gezonde voeding en voldoende beweging.
De ervaring is dat de ouderbetrokkenheid wisselt per school. Dat is op zic hzelf niet erg. Het doorlopen van een stappenplan waarin je steeds een stapje verder komt is geen probleem. Elk stapje is winst. Niet elke school gaat ook even snel. Het belangrijkste is dat men maar naar het einddoel toe werk, een volledige keten op de school. JGZ is wel nadrukkelijk zichtbaar voor de ouders via ouderochtenden en tijdens de reguliere medische taken . hoe kan je meer bereiken in deze? Hoe krijg je signalen terug?, hoe ga je er mee om, wie doet wat?
Aandachtspunt in deze is het verloop onder de JGZ -medewerkers.
Kennisoverdracht en schriftelijke communicatie alleen is in ieder geval niet genoeg om ouderbetrokkenheid te creëren. Het vraagt meer creatieve wer kvormen om de ouders te bereiken en mee te krijgen. Hierbij kan social marketing zeer behulpzaam zijn. Iets wat nog veel meer ingezet kan worden. Hoe moeten we de verschillende doelgroepen nu echt benaderen? De ontwikkeling van verschillende materialen voor verschillende doelgroepen is nu gaa nde.
JGZ werkt met de menukaarten van HAGG. In principe lopen alle contacten met de scholen over HAGG via JGZ. Enerzijds heeft dit als groot voordeel dat het de druk op de scholen beperkt. Anderzijds maakt het HAGG afhankelijk van de JGZ. Daarnaast is JGZ wel een continue factor op de scholen, zij zitten
32
in het zorgteam op elke school en kunnen het onderwerp continu op de kaart zetten.
Idealiter ontwikkelt de aanpak zich door tot een integrale aanpak ook op de andere thema’s van de gezonde school.
Het voordeel van de Gezonde School aanpak is dat de scholen financiering voor uren voor hun medewerkers kunnen aanvragen (subsidie). Dit helpt het bereiken van de doelen en implementeren van de keten. Mocht de financi ering voor een school het struikelblok zijn kan deze zo worden weggenomen. Het financieren hiervan uit HAGG-middelen is onhaalbaar.
Soms hebben de scholen andere prioriteiten. Wanneer de inspectie negat ief over een school oordeelt is het logisch dat de school eerst andere prioriteiten heeft. Desondanks gaat HAGG in dergelijke gevallen altijd met de school in gesprek. De gezonde school aanpak hoeft niet te bijten met meer aandacht voor de corebusiness van de school. De ervaring is dat een programma als de gezonden school voor de betrokken leerlingen en leerkrachten zelfs ontspa nnend kan werken en erg leuk is. Het is daarnaast eenvoudig in andere lessen in te passen, ouders zijn enthousiast, de school kan zich er mee profileren en brengt betere schoolprestaties met zich mee.
Dit is wel iets dat de school eerst moet ervaren.
De voorwaarde om een gehele keten te implementeren zorgt er niet voor dat scholen afhaken. Voordeel is dat de schoolbesturen goed aangehaakt zijn, door een grote inzet op kennisoverdracht naar deze partij en het nodige ze ndingswerk. Het feit dat het lespakket Lekker Fit! de basis vormt, aangevuld met ad-hoc activiteiten en het aanbod uit de menukaart, maakt de aanpak toegankelijk en behapbaar voor de scholen. Het borgen van de aanpak in het schoolbeleid en behalen van de vignetten is iets meer werk. Maar maakt ook dat de school zich kan profileren.
Met het oog op de toekomst verwacht men in Den Haag veel van de inzet op het jonge kind en binnen VVE (hierbij zou het mooi zijn om een systeem op te zetten à la de gezonde school) en de inzet van social marketing om de bijzo ndere doelgroepen op een passende wijze te bereiken. Het betreft hier, wat Den Haag betreft vooral het doen van onderzoek als basis voor activiteiten en de ontwikkeling van materialen.
Tops:
het eenvoudig in kunnen passen van ad-hoc of nieuwe activiteiten;
het werken met een volledige keten op de school;
de inzet op deskundigheidsbevordering van alle betrokkenen (bijsch oling naar behoefte);
de integrale aanpak;
de inzet van de gewichtige vakleerkracht voor de HAGG -doelen.
33
Scholen onderling hebben veel contact en wisselen ervaringen uit, met name ook via de gewichtige vakleerkrachten tijdens sportactiviteiten, activiteite n binnen de wijkenaanpak. Aan de vragen vanuit de scholen en leerkrachten ziet het HAGG-team dat men elkaar stimuleert. Wanneer op een school de watercampagne loopt komen er ook vragen vanuit andere scholen. Waarna vervolgens met hen afspraken gemaakt kunn en worden over het moment van uitvoeren op die school.
Je kan niet zonder de wijkenaanpak, dit is de manier om ook binnen de thui ssetting iets te kunnen doen.
Er loopt een pilot met het lesprogramma Lekker Fit! op een po speciaal o nderwijsschool.
Het zou mooi zijn wanneer de gewichtige vakleerkracht ook op het gebied van de motorische ontwikkeling van de leerlingen kunnen betekenen.
2.5.3
Op basis van de tweede bijeenkomst van de van de landelijke G4-werkgroep
Een gezamenlijke lobby vanuit GGD, sport en onderwijs voor het verkrijgen van middelen is nodig. Het feit dat je een JOGG -gemeente bent helpt hierbij.
De gymdocenten / vakleerkrachten krijgen extra uren voor hun inzet rond m eten en wegen en naschools activiteiten aanbod. Dit laatste in samenwerking met de buurtsportcoaches.
De school die openstaat voor de wijk p dit gebied zou erg mooi zijn.
In principe ga je als school voor de keten; hoewel laagdrempelig aan de slag uiteraard goed mogelijk is.
Zorg dat je scholen niet overvraagt: gezondheid, bewegen en bi nnenmilieu…
Het succes van voedingsbeleid op school is grotendeels afhankelijk van draa gvlak onder de schooldirectie en leerkrachten. De mate waarin afspraken e xpliciet worden wisselt soms. Vanuit de gemeente effent men het pad en gaat met de schooldirecties het gesprek aan. Vervolgens helpen ze met het opstarten van de aanpak. Primair is het vervolg aan de scholen zelf.
Het Lekker FIT! Lesprogramma is behulpzaam in de zin dat dit de aanpak borgt. Door de afdeling onderwijs nauwer te betrekken wordt dit aan bod beter vindbaar. Er is een kans om Lekker Fit! nog centraler te plaatsen in het schoolbeleid.
Idealiter moet de aanpak eenvoudig in te passen zijn in de bestaande lespr ogramma’s: “niet plus, maar in plaats van”.
In de thuissituatie kan voedingsbeleid voornamelijk voorlichtend worden ingezet.
Ouderbetrokkenheid krijgt in Den Haag onder andere vorm middels oude rcoaches vanuit de betrokken welzijnsorganisaties.
34
35
3
Rotterdam 3.1
Actieprogramma Rotterdam Lekker Fit!
Met het actieprogramma Rotterdam Lekker Fit! zet de gemeente zich in voor een gezond gewicht en voldoende beweging bij Rotterdamse kinderen van 0 tot 14 jaar. Het nieuwe programmaplan voor Rotterdam Lekker Fit!, voor de periode 2014 – 2018, noemt als belangrijkste opgave voor de langere termijn dat de aanpak voor de generatie die vanaf 2033 opgroeit niet meer nodig is: de generatie Lekker Fit! In het uitvoeringsplan wordt het doel van de aanpak geformuleerd als in onderstaand tekstvak. Een Lekker Fitte basis Ieder kind heeft het recht om gezond op te groeien. Om een gezond en fit kind en uiteindelijk gezonde en fitte volwassene te zijn of te worden is het van belang om van jongs af aan gezonde gewoonten op te bouwen. Gewoonten om altijd op terug te kunnen vallen. Ouders en verzorgers zijn allereerst verantwoordelijk voor een gezond opvoed en opgroei klimaat voor hun kind. Zij zijn aan zet voor een Lekker Fitte toekomst van kinderen. De Gemeente Rotterdam en haar partners hebben een rol waar het gaat om de omgeving van het gezin. De gezonde keuze zou een makkelijke keuze moeten zijn, die aansluit bij de leefwereld van ouders en kinderen. Om dit te bereiken stellen wij voor de periode 2015-2018 het algemene doel, dat meer kinderen via professionals in het veld een Lekker Fitte basis krijgen. Potentiële partners hierbij zijn bijvoorbeeld de scholen en sportverenigingen, gezondheidsinstellingen, maatschappelijke organisaties en partners uit het bedrijfsleven. Een Lekker Fitte basis betekent:
Dat een gezond gewicht het uitgangspunt is in Rotterdam; Dat de Rotterdammer een actieve leefstijl heeft; Dat de Rotterdammer een gezond voedingspatroon heeft.
Dit leidt ertoe, dat het normaal is om Lekker Fit! te zijn. De volgende generatie heeft een gedegen basis. Om meer kinderen een Lekker Fitte basis te geven zetten we samen met onze partners in op een breed bereik, voldoende passend aanbod en verbinding. Daarnaast krijgen ook steeds meer volwassen een Lekker Fitte basis via de inzet van het gemeentelijke programma Gezond Gewicht volwassenen en haar partners. Door de gezamenlijke visie, een samenwerking en versterking tussen dit programma en het programma Rotterdam Lekker Fit! wordt het voor het voor het merendeel van de Rotterdammers normaal om Lekker Fit! te zijn en kunnen (toekomstige) gezondheidsproblemen voorkomen worden. Inmiddels is een stabilisatie van het percentage kinderen met overgewicht bereikt (zie verder paragraaf 2.5 over effecten). Het programma betrekt maatschappelijke par tners en heeft verschillende projecten in het onderwijs. Niet via het pro gramma, maar wel om het programma mede mogelijk te maken worden er in de buitenruimte nie uwe speel- en sportplekken gecreëerd en worden binnensportaccommodaties ve rnieuwd. Dit Actieprogramma wordt geleid door een programmamanager, die tevens eerste aanspreekpunt voor de wethouder is en voor de directies van de verschillende betrokken diensten. Lekker Fit! moet ervoor zorgen dat gezond gedrag weer vanzel fsprekend wordt.
36
Binnen dit programma is Lekker Fit! voor het Rotterdamse basisonderwijs (Lekker Fit! BO) het omvangrijkste en langst lopende project en tot op heden de belangrijkste pijler. Een school kan meedoen met Lekker Fit! als deze in een buurt staat met een lage sociaaleconomische status en een hoger dan gemiddeld percentage overgewicht. Overige scholen kunnen wel gebruik maken van delen van het Lekker Fit! Programma. Daar is geen specifiek beleid voor, maar het lespakket en de ideeën van RLF! zijn via de website voor iedereen terug te vinden en kunnen dus gebruikt worden. De keuze om niet overal te starten met het gehele programma is gemaakt om gezondheidsve rschillen binnen Rotterdam zo veel mogelijk terug te dringen. Rotterdam kiest voor de inzet van Lekker Fit! waar dat nodig is en kijkt vervolgens wat nodig is. Om het scholenprogramma heen zijn de afgelopen jaren steeds nieuwe programmaonderdelen opgezet, zoals een aanvullend en speciaal op peuters toegespitst pr ogramma, gebruik makend van sociale marketing. Daarnaast is er een programma voor middelbare scholieren (zij het dat deze afgebouwd gaat worden), een gezinsaanpak, fruitbeleid op scholen en een watercampagne. Richting de scholen wordt nu ingezet op het invoeren van een trakteerbeleid. De schoolaanpak wordt uitgebreid wordt naar een buurt- / community gerichte aanpak, aansluitend op de JOGG-systematiek (pilot). In 2005 werd gestart met de basisschoolaanpak, inmiddels draait Lekker Fit! BO op 94 Rotterdamse basisscholen. Lekker Fit! BO biedt een omvangrijke aanpak voor het basisonderwijs opgebouwd uit tien pijlers gericht op extra bewegingsonderwijs, meer (verenigings-)sportmogelijkheden, gezonde voeding, oudervoorlichting en monitoring. Het project bestaat uit tien pijlers die elkaar aanvullen, maar elk een eigen doel di enen. Om het project succesvol te laten zijn, zijn de scholen die meedoen aan Lekker Fit! verplicht om van alle tien de pijlers gebruik te maken. Dit gezien het feit dat een integrale aanpak bewezen werkzaam is. Ook dragen deze scholen de boodschap van het project actief uit en hebben een voorbeeldfunctie. Hierbij aa ngetekend dat je het als gemeente bij scholen niet kan afdwingen en eigenlijk alleen kan aangeven dat activiteiten op alle 10 de pijlers hoogst gewenst zijn. Veel schoolbesturen laten de keuze voor deelname aan de scholen zelf. Schoolbesturen onderschrijve n de doelen bijvoorbeeld wel, maar laten de inhoudelijke invulling aan de school en leggen dee lname aan Lekker Fit! niet op. Sommige pijlers in de aanpak worden ook beschikbaar gesteld aan de overige basi s29 scholen (o.a. het lespakket 'Lekker Fit!' ). De tien pijlers zijn: 1.
Extra bewegingsonderwijs tijdens en na schooltijd
Op de Lekker Fit!-scholen wordt 3 keer per week bewegingsonderwijs onder schooltijd aangeboden (i.p.v. 2 keer per week) en worden op 4 dagen van de week na schooltijd naschoolse 29
Het lespakket Lekker Fit! waar de scholen meewerken is ontwikkeld door de gemeente Rotte rdam en inmiddels aan uitgeverij Wolters- Noordhoff verkocht en daarna naar Arko Media. JUMP, het jeugdfonds van de Nederlandse Hartstichting, heeft het lespakket geadopteerd om het la ndelijk uit te zetten (zie www.lekkerfitopschool.nl). ). Het lespakket is voor iedere school of g emeente die hiermee wil werken aan te schaffen via www.noordhoffuitgevers.nl..
37
activiteiten aangeboden. Zo kunnen kinderen minimaal 4x per week deelnemen aan het beweegaanbod en eventueel zelfs elke dag. De directie Sport en Cultuur is opdrachtgever voor de tewerkstelling van de gymleraren. De gymleraren zijn geen ambtenaar, zij zijn in dienst van MultiEmployment Rotterdam (te vergelijken met een payroll organisatie) Dit op basis van een gemeentelijke beleidsregel. Hiervoor is gemeentelijke financiering beschikbaar. De gemeente draagt een derde bij in de kosten (in natura: aantallen lesuren). Wanneer de school zelf een vakleerkracht in dienst heeft, krijgt de school deze kosten ook deels vergoed. 2.
De komst van de gymleraar ‘nieuwe stijl’
Op Lekker Fit! scholen wordt een gymleraar nieuwe stijl ingezet. Dit is een HBO opgeleide gymleraar, die is afgestudeerd aan de academie voor lichamelijke opvoeding. De gymleraar nieuwe stijl verzorgt de 3 gymlessen (zie pijler 01). Hij werkt volgens het basisdocument bewegingsonderwijs en verzorgt het sport en spelaanbod tijdens en na schooltijd. De gymleraar is de spin in het web als het gaat om het beweegaanbod voor de hele school. Deze gymleraar is ook na schooltijd aanwezig om lessen te geven of heeft aanbod georganiseerd dat door derden wordt verzorgd. Formeel is de gymleraar in dienst van een payrollorganisatie. 3.
Lespakket ‘Lekker Fit!’
De gemeente Rotterdam heeft voor alle Lekker Fit!-scholen in Rotterdam een lespakket Lekker Fit! ter beschikking gesteld. Dat lespakket (zie hierboven) is oorspronkelijk door Rotterdam ontwikkeld en ter beschikking gesteld aan de Hartstichting die het heeft doorontwikkeld. Nu gebruikt Rotterdam een ‘Rotterdamse versie’ van dat doorontwikkelde lespakket. Het lespakket is bedoeld voor groep 1 tot en met groep 8 en gaat over een gezonde leefstijl en gezond eten en bewegen. Het lespakket bestaat uit een algemene introductie les gevolgd door drie theorielessen over drie thema’s: bewegen, voeding en gezonde keuzes. Na iedere theorieles volgt er een beweeg les die hoort bij het behandelde thema. De leerlingen krijgen ook opdrachten mee naar huis, die ze thuis met hun ouders kunnen bespreken, zodoende wordt er ook getracht bij de ouders thuis te komen en dit onderwerp bespreekbaar te maken. 4.
Sportlessen als opstap naar de sportvereniging (binnen en buiten schooltijd)
De deelnemende scholen kunnen hun leerlingen kennis laten maken met verschillende takken van sport. Sportverenigingen uit de buurt presenteren zich op de scholen (Clinics). Hiervoor wordt nauw samengewerkt met de organisaties of gemeentelijke onderdelen die verantwoordelijk zijn voor sportstimulering en sportverenigingsondersteuning. In Rotterdam betekent dit dat nauw samengewerkt wordt met de stichting Rotterdam Sportsupport. Via deze samenwerking maken de leerlingen kennis met bestaande sportmogelijkheden dichtbij huis. Dit gebeurt via het K(ennismaken)-V(erdiepen)-D(oorstromen)-model: KVD model (hiervoor is een apart projectplan opgesteld: Kennismaken: In twee of drie lessen maken kinderen kennis met een sport. Vaak volgen ze die lessen op school, maar soms ook in de buurt of bij een vereniging. Verdiepen: De kinderen kunnen vervolgens zelf kiezen zich verder te ontwikkelen in een van deze sporten. Ze leren wedstrijden spelen en bereiden zich voor op een toernooi. Doorstromen: Uiteindelijk kan een kind helemaal voor een bepaalde sport kiezen, door de sport individueel of in verenigingsverband te gaan beoefenen. Sportverenigingen willen graag meewerken, maar zien zich vooral een rol vervullen voor scholen in hun directe omgeving. Zij bieden op scholen in de nabijheid een aantal proeflessen aan. Wanneer de leerlingen uiteindelijk verder willen met een bepaalde sport, is het de bedoeling dat ze ‘gewoon’ lid worden van de betreffende vereniging. Daarom ligt het voor de hand dat
38
de verenigingen vooral op nabijgelegen scholen zich presenteren. Voor verder weg gelegen scholen kost het meer organisatie om kinderen te betrekken. 5.
Sportverenigingen terug in de wijken (buiten schooltijd)
Sportverenigingen die niet vertegenwoordigd zijn in een wijk, worden uitgenodigd om weer de wijk in te komen. Dat gaat in de vorm van schoolsportverenigingen, zodat ook dit onderdeel verbonden is aan de andere pijlers van Lekker Fit!. 6.
Monitoring
Eenmaal per jaar worden alle kinderen uit groep 3 t/m 8 getest door middel van de fittest , dit houdt in een shuttle run test en een BMI meting (Body Mass Index, geeft de verhouding tussen gewicht en lengte aan). Met deze test wordt de trend in overgewicht en uithoudingsvermogen gevolgd. Monitoring: De Fitmeter De Fitmeter is een web-based database waarin gegevens op kind- en groepsniveau worden gemonitord en vergeleken. De gymleraar vult dit systeem in. De Fitmeter bevat informatie m.b.t.: resultaten van de fittest en BMI (testmodule), deelname aan sportactiviteiten tijdens en naschooltijd (activiteitenmodule), algemene informatie zoals lidmaatschap sportvereniging (algemene module). Met deze verschillende modules kunnen op diverse manieren preventieve stappen gezet worden. Kritiek op de fitmeter is dat deze onvoldoende specifiek is om de vooruitgang bij bepaalde leerlingen te laten zien; zij gaan wel vooruit, maar blijven onder het niveau dat volgens de fitmeter nodig zou zijn. Daarmee is de fitmeter voor sommige leerlingen een demotiverend systeem, omdat het steeds laat zien dat de prestatie onvoldoende is. Individuele aanpak Dankzij de Fitmeter is het mogelijk om kinderen op drie gebieden een individueel traject aan te bieden. > Inactiviteit: Wanneer blijkt dat het kind niet vaak deelneemt aan het naschoolse aanbod en niet lid is van een sportvereniging (inactiviteit) zal de vakleerkracht het kind proberen te betrekken in het naschoolse aanbod. > Overgewicht: Wanneer uit de fittest blijkt dat een bepaald kind vermoedelijk overgewicht of vermoedelijk obesitas heeft, wordt het kind doorverwezen naar een schooldiëtist of naar de huisarts. Vanuit die situatie wordt een individueel traject aangeboden en gefinancierd door de zorgverzekeraar. > Motorisch Remedial Teaching: Gymleraren letten er tijdens de lessen op of de motorische ontwikkeling in orde is. Wanneer blijkt dat dit niet zo is, zal de vakleerkracht dit kind betrekken in het aanbod van motorisch remedial teaching (MRT). De Fitmeter is een online instrument. Dit is in eerste instantie ontwikkeld door de gemeente Amsterdam en het project Jump-in. Het is echter naar Rotterdams gebruik aangepast, maar kan door iedere gebruiker zo aangepast worden zoals men het wil hebben. 7.
Monitoring: De Jeugdmonitor Rotterdam
39
De GGD Rotterdam onderzoekt en volgt de (lichamelijke en psychische) gezondheid en de ontwikkelingen van kinderen en jongeren tussen 0 t/m 19 jaar. De onderwerpen overgewicht, voeding en beweging zijn standaard opgenomen in de Rotterdamse Jeugdmonitor. Informatie over een aantal belangrijke kengetallen werd verzameld door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) bij de reguliere consulten op de leeftijd van 2 jaar, 5/6 jaar (groep 2), 10/11 jaar (groep 6), 12/13 jaar (VO1) en 14/15 jaar (VO3). De laatste jaren zijn contactmomenten met JGZ geflexibiliseerd, waarmee niet alle relevante informatie meer op vergelijkbare wijze uit het systeem te halen is. Het doel van Monitoring en Registratie is om de prevalentie van overgewicht en belangrijke risicofactoren voor de ontwikkeling van overgewicht bij de jeugd van 0 tot 18 jaar in beeld te brengen en ontwikkelingen daarin te volgen in de tijd. 8.
Voeding en gezonde keuzes
Rotterdam heeft een fruitproject (naar voorbeeld van de gemeenten Utrecht en Den Haag) ingevoerd op lokale scholen, waarbij centraal staat dat kinderen met de 10.00 uur pauze uitsluitend fruit of groente eten. Dit als veelbelovende aanvulling op Lekker Fit! Dit na een pilot in de jaren 2011-2012 en 2012-2013 op de onderbouw (groep 1-2) van 7 Rotterdamse Lekker Fit! scholen. Scholen mochten dit beleid indien gewenst ook invoeren in de overige groepen, maar dit was niet verplicht. Ook het maken van afspraken over het beperken van suikerhoudende drankjes (zoals in Utrecht het geval was), was niet verplicht. Lekker Fruit! omvat een interventiemix (als bijlage in de evaluatie beschikbaar), met nieuwe en bestaande activiteiten en materialen om het invoeren van de nieuwe afspraken te ondersteunen. Bij het vormgeven van Lekker Fruit! is gebruik gemaakt van strategieën die inspelen op determinanten die het meest positief gerelateerd zijn aan de consumptie van groente en fruit, en die veranderbaar zijn. Aanvullend zijn inzichten uit de Sociale Marketing gebruikt en zijn de aanbevelingen van Utrecht en Den Haag zo veel mogelijk ter harte genomen. Vanuit Lekker Fit! was een projectteam samengesteld 2 om (pilot)scholen te begeleiden bij het invoeren van Lekker Fruit!. 30 Daarnaast zet men in op de invoering van water- en trakteerbeleid. Dat is geen verplicht onderdeel van RLF!, maar scholen worden via het programma wel aangemoedigd om ermee te beginnen. 9.
Inzet van een school diëtist (Hulp en advies)
Ouders krijgen extra hulp en advies om overgewicht bij hun kinderen te voorkomen of aan te pakken. Als uit de fittest blijkt dat kinderen vermoedelijk overgewicht hebben, krijgen zij een consult bij de schooldiëtist aangeboden (op kosten van de gemeente). Wanneer bij een kind ernstig overgewicht wordt vermoed (obesitas), vindt er direct een doorverwijzing plaats naar de huisarts of schoolarts. Voorheen verzorgde de JGZ hulp en advies. Het bereik hiervan was echter beperkt en de aansturing lastig. Ook bleek het noodzakelijk om meer te wegen en te meten om zo meer gevallen van overgewicht en bewegingsarmoede te signaleren. Inmiddels krijgt het Centrum voor Jeugd en Gezin een steeds grotere rol binnen de aanpak en wordt hard gewerkt aan de implementatie van JOGG pijler 5: de verbinding tussen preventie en zorg.
30
Boer S., 2013, “Evaluatie pilot Lekker Fruit! - Een procesevaluatie en effectmeting van de Lekker Fruit! pilot op Rotterdamse Lekker Fit! Scholen”, Onderzoek en Business Intelligence Gemeente Rotterdam.
40
31
10. Ouderbetrokkenheid (gebruikmakend van social marketing ) Ouders hebben veel invloed op het eetgedrag en de hoeveelheid beweging van hun kinderen. Ouders kunnen ook het goede voorbeeld geven. Via ouderbijeenkomsten van de GGD wordt kennis overgebracht over gezonde voeding, de Nederlandse beweegnorm en de speerpunten van het kenniscentrum overgewicht: elke dag ontbijten en bewegen/buitenspelen, minder gezoete dranken, minder TV/computeren. Ook krijgen ouders tips hoe zij in de opvoeding kunnen omgaan met ongezond gedrag. De ouders worden veelal tegelijkertijd uitgenodigd met het Fit rapport dat mee naar huis gaat. Ouderbetrokkenheid speelt eigenlijk bij alle thema’s een rol. Als het gaat om trakteren op school, water drinken of fruit eten is het de bedoeling dat het beleid ook invloed heeft op de rol van ouders. Sociale marketing is daarbij een belangrijk hulpmiddel om inzicht te krijgen in wat ouders belangrijk vinden en hoe ze te bereiken. Voor scholen is dit ook een ‘ruilmiddel’: zij willen graag dat ouders meer betrokken zijn en RLF! kan ze daar op deze manier iets in bieden. Tot slot wordt aandacht besteed aan (opvoed-) vaardigheden die nodig zijn om kinderen thuis gezond te laten eten en bewegen. Er zijn allerlei workshops vanuit de GGD, o.a. om ouders te betrekken. In de praktijk is men echter nog op zoek naar de juiste vorm hiervoor.
Interventie Loket Gezond Leven Lekker Fit! is ontwikkeld in samenwerking tussen de dienst Sport en Recreatie van de gemeente Rotterdam, de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving en de GGD RotterdamRijnmond, in nauw overleg met schoolbesturen. Via stichting Rotterdam Sportsupport zijn sportverenigingen betrokken bij de opzet van de interventie. De eerste jaren is via klanttevredenheid onderzoeken gemonitord of de interventie aanslaat bij schooldirecties, coördinatoren, groepsdocenten, vakdocenten, ouders en leerlingen en is de interventie indien nodig bijgesteld.
Lekker Fit! is als interventie opgenomen in het Loket gezond leven. 32 Ook Lekker Fit! Kleuters is erkend door het Centrum Gezond Leven.
31
Zie onder andere: Evaluatie Lekker Fit!, 2007.
32
NJI / RIVM: Loket gezond leven: “Werkblad beschrijving interventie Lekker Fit!”.
41
Fi guu r 6
3.2
Pro gr am m a o ve rz ic ht Ro tte rdam Lekke r F it!
Lekker Fit! Kleuters
In 2011 is gestart met Lekker Fit! voor de doelgroep 0 -4 jarigen via kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Vervolgens zijn in het najaar van 2012 acht Lekker Fit! basi sscholen begonnen met een pilot Lekker Fit! Kleuters. Het doel is Lekker Fit! ook in de 33 kleutergroepen van de school te integreren en een doorgaande leerlijn te creëren . Kenmerkend voor deze aanpak is dat het bewegingsonderwijs wordt verzorgd door de reguliere groepsdocent onder begeleiding / met ondersteuning van de Consulent Kleuters (kennisoverdracht, enthousiasmeren). Inmiddels (schooljaar 2013/14) wordt Lekker Fit! Kleuters aangeboden op 28 scholen en wordt vanaf schooljaar 2014/15 fasegewijs het aanbod uitgebreid naar alle Lekker Fit! scholen. Kleutergroepen van nieuwe Lekker Fit! scholen doen automatisch met Lekker Fit! Kleuters mee. Voor Lekker Fit! kleuters is een handboek beschikbaar voor projectleiders, gymleerkrachten nieuwe stijl, groepsleerkrachten en de Consulent Kleuters. Een voorwaarde voor een succesvolle aanpak van overgewicht is een veelzi jdige benadering. Daarom is gekozen voor een mix aan interventies die inspelen op aspecten die volgens onderzoek de kans op succes verhogen. Een belangrijke rol bij de ontwikkeling en uitvoering van de interventies is weggelegd voor de Consulent 33
Lekker Fit! Kleuters sluit aan bij kerndoel 34: ‘Het leren zorg dragen voor de lichamelijk en psychische gezondheid van henzelf en van anderen’: kerndoel van het Expertisecentrum Leerplanontwikkeling, zoals gehanteerd op basisscholen.
42
Kleuters. De Consulent Kleuters treedt op als sleutelfiguur bij de implementatie door informatieoverdracht en deskundigheidsbevordering van groepsleerkrachten (waa rover later meer). Voor het Lekker Fit! Kleuters is speciaal ondersteunend materiaal gemaakt, hierbij gebruik makend van social marketing technieken: zodat optimaal aangesloten kon worden bij de doelgroep. Er is onderzocht aan welke voorwaarden Lekker Fit! Kleuters moest voldoen om de kansen op resultaat te vergroten. Daartoe is gesproken met experts, leerkrachten, directies en ouders om ervoor te zorgen dat de interventies rekening houden met wat de uitvoerders en de doelgroep leuk en belangrijk vinden en met wat zij wel en niet kunnen. Ook is gekeken naar wat al bekend was over wat interventies in het algemeen, maar ook op het gebied van groenten en fruit, effectief maakt. Nadrukkelijk is ingezet op ouderbetrokkenheid op het gebied van (op)voeding. Gezocht is naar de boodschap die ouders raakt of aansluit bij hun drijfveren en motivatie. Duidelijk is geworden dat in ieder geval niet ingestoken moest worden op ove rgewicht en de schadelijke effecten hiervan: men wil vooral een goede moeder / vader zijn, en daar hoort verwennen bij. De focus is na on derzoek gelegd op Marokkaanse moeders en waterdrinken met een aanpak die zich richtte op vriendinnengroepen en thematisch bijvoorbeeld op het voorkomen van tandbederf (wat belangrijk wordt gevonden door de doelgroep). Dit onder andere ondersteund door een glossy. De interventies en pijlers van het programma Lekker Fit! Kleuters sluiten aan bij de pijlers van het programma Lekker Fit! BO. Zij het dat niet elke pijler van Lekker Fit! BO, deel uit maakt van Lekker Fit! Kleuters. Een overzicht: 1.
Pijler 1 Extra beweegonderwijs tijdens en na schooltijd
Interventies: > Minimaal 90 minuten beweegonderwijs per week voor de kleuters door de groepsleerkracht. > Clinics (kleuters en groepsleerkacht te motiveren en inspireren middels gevarieerd bewegingsonderwijs (3 gratis lessen gegeven door een inspirerende en vakkundige docent). Het Clinic aanbod wisselt per seizoen. 2. Pijler 2 De Gymleraar nieuwe stijl Interventie: Sommige scholen zien kans om de Gymleraar nieuwe stijl (GNS) kleutergym te laten geven, maar dit is niet opgenomen in de standaard lestaak. Toch is de specifieke deskundigheid van de GNS gewenst om te dienen als vraagbaak voor de groepsleerkrachten van de kleuters, het geven van lesconsultaties of het bespreken van een les opzet. Hiervoor krijgt de GNS 1,5 uur per 2 weken + een korte cursus. 3.
Pijler 3 Lespakket Lekker Fit!
6.
Pijler 6 Monitoring: de Fitmeter voor lengte en gewicht
8.
Pijler 8 Inzet van een school diëtist
9. Pijler 9 Voeding en gezonde keuzes Interventies: > Traktatierichtlijn > Wat zit er in je buikspel
43
> Stimuleren van gezonde voedingsgewoonten: a. Lekker Fruit! b. Water drinken > De Wereld van de Groentefroetels (interactief voorlezen aan kleuters over het eten van groenten en fruit.) > Aanpassingen in de omgeving. 10. Pijler 10 Ouderbetrokkenheid Interventies: > Welkom op school informatie > Praatplaat (een houvast om met kleuters op school en thuis in gesprek te gaan over gezonde voeding en beweging Werkwijze Lekker Fit! Kleuters: De Consulent Kleuters begeleidt de school naar “een vliegende start” van Lekker Fit! Kleuters. De Consulent Kleuters inventariseert school specifieke behoefte en stemt af met onderbouwcoördinator over een jaarplan (waarover later meer). Ook is de Cons ulent kleuters actief betrokken bij de implementatie van kwalitatief bewegingsonderwijs in de kleutergroepen en zorgt voor aanlevering en presentatie/demonstratie van de materialen. Scholen die willen meedoen met Lekker Fit! Kleuters dienen een contactpersoon voor de kleuters aan te wijzen. Deze contactpersoon wordt gevraagd om bij aanvang van Lekker Fit! Kleuters een Jaarplan in te vullen. Het jaarplan is een afsprakendocument tussen directie, onderbouwteam, GNS en consulent Kleuters. Waar wordt het komend jaar aan gewerkt? Waarop is ondersteuning van de Consulent Kleuters gewenst? De school kan dit plan ook gebruiken als input voor hun meerjarenvisie op Lekker Fit! Het document stuurt aan op concrete voornemens, wat de slagingskans verhoogt. De contactpersoon maakt vervolgens afspraken met het schoolteam over de uitvoering en ziet erop toe dat de afspraken worden nagekomen. Voor de ondersteuning is een Thermometer beschikbaar: een checklist met de essentiële onderdelen van Lekker Fit! Kleuters. In het instrument kan per onderdeel wo rden aangegeven hoe de implementatie verloopt (groen= op orde, geel =meer wel dan niet, oranje= meer niet dan wel, rood=nog niet). Als een andere kleur dan groen wordt aangevinkt dan vraagt het formulier om aan te geven: (1.) wat nog niet gelukt is, (2.) waarom dit nog niet gelukt is en (3.) wat wordt afgesproken om ervoor te zorgen dat het de komende periode wel lukt. Na twee jaar begeleiding van de Consulent 34 Kleuters ontvangen scholen een certificaat.
34
Gemeente Rotterdam, Handleiding Lekker Fit! Kleuters.
44
3.3
Werkwijze Lekker Fit in brede zin
> Steeds pilot voorafgaand aan (de keuze) voor implementatie over meerdere sch olen. > Handleidingen beschikbaar voor Lekker Fruit / Trakteren / Waterbeleid. > Het programma-management is ondergebracht bij sport. Het programma wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met Jeugd en onder wijs en GGD. > Uiteindelijk is de bedoeling het eigenaarschap van de aanpak aan de scholen over te dragen. Bij nieuwe onderdelen van de aanpak wordt al zo veel mogelijk gestart vanuit dit uitgangspunt: vooral de scholen zelf moeten ermee aan het werk. Ontstaansgeschiedenis Rotterdam Lekker Fit! RLF! is in 2005 begonnen met een onderzoek vanuit Sport en Recreatie. Het bleek dat het beweegonderwijs onder de maat was, zowel qua aantal lessen als qua kwaliteit. Dat was aanleiding om daarin verandering te brengen, in eerste instantie met het project ‘elke dag bewegen’. In de opstartfase van dat project bleek dat het percentage overgewicht onder kinderen opliep. Het toenmalige college van B&W heeft dit pr obleem opgepakt en van daaruit is RLF! gegroeid. Dat is de reden dat de programmaleiding ligt bij Sport en Recreatie. Andere gemeentelijke diensten zoals de GGD en Onderwijs zijn wel betrokken. Op deze manier werd in 2005 gestart met de eerste RLF!-school. Vervolgens heeft Rotterdam met eigenlijk elke nieuwe collegeperiode gekozen voor uitbreiding van het aantal scholen. Er zijn 94 scholen die deelnemen, waarvan zes in het afgelopen jaar zijn gestart. De gedachte is wel dat RLF! niet overal nodig is, dus dat de gemeente zich richt op die scholen waar de aanpak nodi g is. Dat is niet alleen ingegeven door de kosten, maar ook door de beschikbare capaciteit van de gymzalen. Dat laatste is nu het knelpunt voor uitbreiding van het aantal scholen. Vanuit de schoolaanpak is de rest van RLF! gegroeid. Extra beweegonderwijs via de gymleraar nieuwe stijl is nog steeds de ruggengraat van het programma. Voor scholen is dit aantrekkelijk, omdat de gemeente en het Rijk 2/3 van de kosten van de gyml eraar voor hun rekening nemen. De gymleraar is vervolgens (liefst samen met de schooldirectie) de coördinator voor de andere negen pijlers op de school. Intussen zijn er ongeveer 125 gymleraren nieuwe stijl in Rotterdam. Behalve de nie uwe mensen kennen die elkaar vaak vrij goed, ook omdat ze elkaar vier keer per jaar ontmoeten op door RLF! georganiseerde themabijeenkomsten. En er zijn gebiedsove rleggen, waar ze overleggen met de projectleider vanuit RLF! voor een bepaald gebied. Het feit dat ze elkaar kennen kan meerwaarde hebben, bijvoorbeeld bij het organis eren van activiteiten als een sportentocht in de wijk. Over het algemeen is er meer behoefte aan onderling contact bij die gymleraren die alleen op een school zitten, dan bij diegenen die in een team op een school werken. Borging en rol dienst onderwijs Er is een project gestart om RLF! voor de basisscholen te borgen. Er wordt voorgeso rteerd op hoe het moet na 2018; stoppen met het programma zou eigenlijk niet ku n-
45
nen, maar het moet wel toe naar een kleinere uitvoerende rol van de overheid en dus minder aansturing vanuit RLF! voor de gy mleraren. Daarover is nu contact met schoolbesturen, o.a. via FOCOR, de koepelorganisatie, en met de wethouder en het Rotterdams onderwijsforum. Momenteel wordt uitgewerkt wat scholen per pijler zelf zouden kunnen doen en wat de gemeente zou moeten doen. S cholen pleiten er in ieder geval voor om de gymleraar te blijven financieren. De rol van de dienst Onderwijs bij het project is diffuus. RLF! is duidelijk niet hun core business. Ze onderschrijven en ondersteunen het programma, maar als het erop aan komt is overgewicht één van de vele prioriteiten, net als cultuur en muziek. Zij willen best iets betekenen, het grootste deel van het budget voor RLF! komt bij hen vandaan dus dat zegt wel wat. Maar motorische ontwikkeling blijft ten opzichte van thema’s als taal en rekenen bij hen altijd op achterstand staan. Scholen vinden dat soms onduidelijk; de gemeente praat met twee monden. Enerzijds wil ze meer aandacht voor bewegingsonderwijs, anderzijds worden scholen afger ekend op de prestaties voor taal en rekenen. Soms is het zelfs de inspectie die een school sommeert het aantal gym uren terug te schroeven om meer aandacht aan de prestaties voor taal en rekenen te kunnen geven. En er is altijd concurrentie van de aandacht voor CITO-scores. Het eigenaarschap moet op termijn naar de scholen toe. Er wordt nu over nagedacht wat dat precies betekent. Er zijn in de huidige situatie grote verschillen tussen de scholen, waardoor de ene school veel gemakkelijker eigenaar zou kunnen zijn dan de andere. Het belang van draagvlak Eén van de kenmerkende aspecten van RLF! is de nadruk op het laten zien van succe ssen, om zo een positief imago op te bouwen en draagvlak voor de aanpak te houden en te vergroten. Dat is een groot deel van de kracht van het programma. Het geeft een blij gevoel bij mensen en voorkomt stigmatisering van overgewicht bij kinderen. Onderzoek laat zien dat het werkt, dat er een stabilisatie is van de overgewichttrend en dat de watercampagne en fruitcampagne succesvol zijn geweest. Als je dat laat zien in bijvoorbeeld een raadscommissie, maar ook breder, genereert dat nieuw e nthousiasme voor de aanpak. Vrijwilligheid is een kernwoord in RLF!. Daarin is de aanpak anders dan, bijvoorbeeld, de verplichte, normerende aanpak in Amsterdam. Dat is voor een groot deel een cultuurverschil tussen de steden. Een normerende aanpak zou in Rotterdam nooit van de grond komen, net als de top-down programmatische aanpak die Amsterdam hanteert. In Rotterdam gaat het veel meer bottom-up. Als er draagvlak is voor de aanpak, is het resultaat veel duurzamer, is de overtuiging van RLF!. Dat is nog een reden voor de nadruk op vrijwilligheid. Daarom wordt er ook veel tijd gestoken in het mee krijgen van directie en team per school. Wat niet vrijwillig is, is de integraliteit van RLF!. Een school mag niet één pijler kiezen en de rest laten liggen. De reden daarvoor is dat van de tien pijlers gezamenlijk aa ngetoond is dat het programma effect heeft. Uitbreiding naar meer dan de tien pijlers, bijvoorbeeld met het fruitbeleid, is meer op vrijwilligheid gebaseerd.
46
Een gevoeligheid in Rotterdam is beleid gericht op specifieke doelgroepen. Er mag dus, bijvoorbeeld, niet een apart onderdeel voor Turkse en Marokkaanse ouders g eorganiseerd worde. Toch vraagt de aanpak soms wel een doelgroep specifieke insteek, bijvoorbeeld bij autochtone Rotterdammers in Prins Alexander of in Hoek van Ho lland. Daar ligt ook weerstand tegen RLF!.
3.4
Organisatorisch
De spil van RLF! is de ‘gymleraar nieuwe stijl’ die op de school wordt aangesteld. Deze zorgt samen met de school ervoor dat de pijlers goed worden uitgevoerd. De vaklee rkracht zorgt bijvoorbeeld voor het leggen van de relatie met het sport - en beweegaanbod en houdt zich bijvoorbeeld ook bezig met gezonde voeding binnen de school (deze brede invulling van de functie van vakleerkracht is verplicht binnen Lekker Fit!). De vakleerkracht wordt bij zijn werkzaamheden ondersteund door de projectleider vanuit Rotterdam Lekker Fit!. Proces start als RLF!-school Het proces om te komen tot aanstelling van een gymle raar nieuwe stijl (en daarmee tot een nieuwe Lekker Fit!-school) begint met een aantal inventarisaties. Eerst wordt gekeken waar het nodig is, op basis van de cijfers over overgewicht per stadswijk. Een tweede inventarisatiepunt is de beschikbare capaciteit van gymzalen in de buurt van de school. Een derde vraag is of de school wil. Er komt een gesprek met de schoold irectie, die vervolgens (eventueel samen met de projectleider vanuit RLF!, waarvan er inmiddels zeven zijn in dienst van de gemeente) de ideeën bespreekt met het team. De directie kan vaak op voorhand redelijk inschatten hoe het team reageert. Een b elangrijke factor daarin is of een team niet nu al te veel op het bord heeft liggen. A fhankelijk daarvan is het gemakkelijker of moeilijker om het tea m mee te krijgen. De reden voor een school om niet te willen is vaak dat de basis niet op orde is: doelen worden niet gehaald, taal en rekenen voldoen niet, bijvoorbeeld. Of een school kiest voor een ander accent, zoals ‘cultuur’; dat laatste gebeurt minde r vaak. Wat ook wel eens voorkomt is dat er weinig personeel is en daarmee grotere groepen, wat als belemmering wordt gezien voor het invoeren van RLF!. Dat een school niet wil, is eigenlijk nooit een groot probleem; er is per saldo niet genoeg capaciteit om alle scholen (nu) mee te laten doen, dus er zijn altijd wel andere gegadigden. Er is in het traject geen contact met de schoolbesturen. Die geven de verantwoord elijkheid voor het al dan niet RLF!-school worden aan de directies. Eerder maakte één schoolbestuur deel uit van de programmagroep RLF!, maar dat is niet langer het g eval. RLF! veronderstelt dat als een school mee wil doen, het bestuur van die school daarmee akkoord is. Als een school mee wil doen, wordt er een gymleraar geworven, nadat RLF! met een rekensom de omvang van de formatieplaats heeft bepaald. De gymleraar komt in dienst van een soort payrollorganisatie. Er is een inwerktraject voor de leraar en drie keer per jaar heeft hij op school een gesprek met de projectleider van RLF! de schooldiëtist en met de directie. Er is een cursusaanbod voor nascholing van de gymleraren,
47
daarop kunnen ze in principe naar keuze inschrijven, maar ze kunnen ook gestim uleerd worden om juist één bepaalde cursus te gaan volgen.
Creatiegesprek Lekker Fruit! Lekker Fruit! is een product dat op elke school vraagt om maatwerk. Uitgangspunt bij de invoering van Lekker Fruit! is dat school zelf de te behalen resultaten kiest, zorg draagt voor de invoering van de afspraken en stuurt op de naleving van deze afspr aken. Lekker Fit! adviseert en faciliteert. In een ideale situatie voelt de school zich verantwoordelijk voor de invoering, spant zij zich hiervoor in, maar laat zij zich leiden door de kennis en adviezen van LF! Om tot deze situatie te komen kan de projectle ider LF! een creatiegesprek voeren met betrokkenen van school. Doel van het gesprek is school inzicht te geven in de te nemen stappen, eigenaar te maken van het proces en enthousiasme en betrokkenheid op te wekken over de te behalen doelen en resu ltaten. Deze werkwijze wordt met succes toegepast. Financieel Al bij al kost het programma € 10 miljoen. Het VO -programma wordt gestopt, waarmee de totale kosten iets lager uit zullen komen. Dit bedrag is wel inclusief de g emeentelijke bijdrage voor de vakleerkrachten bewegingsonderwijs. Er is in deze collegeperiode een bezuiniging van circa €1 mln. opgelegd, oorspronkelijk zou dat €2 mln. moeten worden maar de wethouder heeft het weten te beperken tot de helft. De kosten worden gefinancierd uit de GIDS-gelden en middelen vanuit de gemeentelijke diensten sport en recreatie en onderwijs. Daarnaast komt een deel van het geld uit de middelen voor de combinatiefunctionaris.
3.5
Effectmeting
Er is over de afgelopen vijf jaren bij zowel kinderen in de gehele Rotterdamse po pulatie als bij leerlingen op de Lekker Fit!-scholen een stabilisatie van overgewicht zichtbaar. De percentages overgewicht berekend met de Kidos (JGZ) gegevens zijn iets lager dan de percentages overgewicht berekend met de gegevens uit de Fittest. Kidos bevat namelijk gegevens over alle kleuters, en leerlingen in groep 2 en groep 7 van het basisonderwijs in Rotterdam. De Fitmeter bevat uitsluitend gegevens van lee rlingen op Lekker Fit! scholen. Via deze onderzoeksopzet is als eerste onderzocht wat het effect is van de interventie Lekker Fit! op verschillende fysieke uitkomstmaten: overgewicht, Body Mass Index (BMI), middelomtrek en fitheid van de deelnemende kinderen. Voor het meten van de fitheid is gebruik gemaakt van de uit verschillende onderdelen bestaande fittest. Dit deel van het onderzoek is uitgevoerd in de middenbouw (groepen 3, 4 en 5) en b ovenbouw (groepen 6, 7 en 8) van de basisscholen. Als tweede is middels leerling vragenlijsten onderzocht wat het effect van Lekker Fit! is op beweeggedrag, vo edingspatronen en hun determinanten (attitudes en gedragsintenties). Dit deel van het onde rzoek is alleen uitgevoerd in de bovenbouw.
48
De hoofdconclusie luidt dat de interventie Lekker Fit! effectief is in de middenbouw van het basisonderwijs. Dit rechtvaardigt bredere implementatie van Lekker Fit!, zowel binnen als buiten Rotterdam. Het percentage kinderen met overgewicht in de middenbouw in oudere stadswijken is wel dermate hoog gebleken, dat eerder preve ntief ingrijpen wenselijk is. Een verdere uitbreidin g van Lekker Fit! naar groep 1 en 2 was een voor de hand liggende eerste stap. Ook op de Lekker Fit! scholen neemt overgewicht nog toe in de middenbouw, zij het beduidend minder dan de schokkende toename op de controlescholen. Om de groei in overwicht te stoppen is verdere intensivering van Lekker Fit! nodig. Dit geldt zeker ook voor de bovenbouw, waar Lekker 35 Fit! om onduidelijke redenen (nog) geen effect laat zien voor fysieke uitkomstmaten. Er wordt nu onderzoek gedaan naar de precieze (combinaties van) pijlers die effectief zijn. Dat de combinatie van tien pijlers effectief is, is aangetoond; de vraag is, of dat bijvoorbeeld vier pijlers daarvoor essentieel zijn of dat het de volledige set v an tien moet zijn. Scholen krijgen nu geen vrijheid om een deel van de pijlers uit te voeren, omdat alleen van het geheel de effectiviteit is aangetoond. Wat nog niet is onderzocht, is hoe kinderen zelf tegen het programma aankijken. De extra begeleiding maakt bewegen voor kinderen die dat door o.a. overgewicht moe ilijk vinden, in ieder geval aantrekkelijker. Daar is het hele sportaanbod ook op gericht. Cijfers wijzen uit dat de sportparticipatie gestegen is en dat suggereert dat in ieder geval meer kinderen vaker bewegen, ook omdat verenigingssport meestal betekent dat er ook buiten verenigingsverband meer gesport wordt. Mogelijk ligt daar een oplossing voor het tekort aan gymzalen: meer (ongeorganiseerd) buiten bewegen kan de druk op de gymzaalcapaciteit verminderen.
3.6 3.6.1
Eerste leerpunten
Op basis van de bestudeerde stukken: Conclusies Evaluatie Fruitbeleid
35
Een belangrijke conclusie is dat scholen verschillen in de intensiteit waarmee is geïnvesteerd in het creëren van draagvlak bij het docententeam en de o uders en de mate waarin het afwijken van de afspraken gedoogd werd. Hierbij lijken er twee soorten scholen te onderscheiden: 1. ‘Strenge scholen’, die hebben geïnvesteerd in een hoge mate van betrokkenheid van het team en ouders en die naleving afdwingen en 2. ‘Flexibele scholen’ die het team en ouders niet actief hebben betrokken bij de besluitvorming en waar ouders de ruimte krijgen om, naast fruit of groente, brood of iets lekkers mee te geven. Toch is ook op de ‘flexibele scholen’ de consumptie van groe nte- en of fruit toegenomen en de consumptie van brood of tussendoortjes afgenomen.
Meima A. e.a., 2008, “Effectevaluatie van Lekker Fit! in Rotterdam - Een project voor basisscholieren ter bevordering van een gezonde leefstijl”, GGD Rotterdam-Rijnmond, Cluster Jeugd, sectie Monitoring & Registratie en Factsheet Stabilisatie van overgewicht onder Rotterdamse kinderen.
49
Naleving wordt gestimuleerd met een combinatie van directe methoden (o uders aanspreken, een briefje meegeven met het kind of uitnodigen op g esprek) en indirecte methoden (het kind niet toestaan zijn brood of tussendoortje op te eten en het weer mee terug te geven naar huis).
Het inzetten op het creëren van draagvlak, het openlijk bespreken van bezw aren en herhaaldelijk wijzen op het project heeft scholen naar eigen zeggen geholpen een succes te maken van het project.
De hoeveelheid werk die gemoeid is met het tijdig informeren van alle b etrokkenen wordt soms onderschat.
Hoewel de ondersteuning door het projectteam van Lekker Fruit! veelal was beperkt tot de voorbereiding tot de ‘Kick-off’ en advies op aanvraag, bleek dit voor de pilotscholen te volstaan.
Scholen waarderen het dat deelname vrijwillig was, en aanvullende onde rsteuning niet werd opgedrongen.
Gunstig is dat docenten en ouders de indruk hebben dat Lekker Fruit! bi jdraagt aan een toename in kennis en bewustzijn van de soorten en eige nschappen van fruit en groenten, (een hogere) fruit - en groenteconsumptie, en een grotere bereidheid om experimenteren met nieuwe soorten onder i nvloed van klasgenootjes.
Ook gunstig is dat aanvankelijke bezwaren van moeders in de loop van het jaar vaak zijn verdwenen. Het is niet helemaal duidelijk waarom.
Waar scholen soms nog mee worstelen is de vraag hoe ze kinderen er niet de dupe van laten worden als hun ouders weigeren zich aan de afspraken te houden.
De belangrijkste voordelen en successen van het project die zijn genoemd zijn: de ondersteunende (spel) materiaal zoals fruitbakjes en fruitbingo die kinderen stimuleerden (ook nieuwe soorten) fruit mee te nemen, dat ki nderen meer (verschillende soorten) fruit en groenten zijn gaan eten, en dat de nieuwe afspraken inmiddels ingeburgerd zijn.
Als grootste uitdagingen en knelpunten werden beschreven: de beperkte duurzaamheid van de fruitbakjes, het lukt niet altijd om alle docenten zelf h et goede voorbeeld te laten geven, kinderen krijgen soms hele grote porties fruit mee of docenten moeten het fruit zelf nog klaarmaken voor consumptie, naleving door ouders is (vooral in het begin) is lang niet altijd vanzelfspr ekend en dit kost moeite. Ook de kosten en toegenomen trek na schooltijd worden door ouders genoemd als nadeel.
De kwantitatieve onderzoeksresultaten laten zien dat het primaire projectr esultaat ‘Minimaal 80% van de onderbouwleerlingen van de pilotscholen eet met de 10.00 uur pauze uitsluitend zelf meegenomen groente en/ of fruit’, nagenoeg is gehaald (74%). Nog steeds consumeert bijna een kwart (23%) van de interventiegroep, aan het einde van de pilot, om 10.00 brood of andere tussendoortjes. Daar staat tegenover dat 86% van de kinde ren bij de eindme-
50
ting fruit of groente eet en dat de consumptie van brood of andere tusse ndoortjes met ongeveer twee derde is afgenomen (69% tot 23%). De gunstige resultaten zijn op alle scholen duidelijk zichtbaar; maar in de meeste gevallen zijn de beste resultaten geboekt op scholen die hebben geïnvesteerd in een hogere mate van betrokkenheid en naleving van het beleid.
Of de implementatie van Lekker Fruit! heeft geleid tot een verandering in mogelijk gerelateerd voedingsgedrag als thuis ontbijten en het consumeren van gezoete drankjes om 10.00 uur, kan niet goed worden vastgesteld. Ho ewel bij de interventiegroep sprake is van een toename in het percentage ki nderen dat volgens hun ouders minstens vijf dagen per week ontbijt, is hierin ook bij de controlegroep een behoorlijke stijging zichtbaar.
Aanbevelingen
Het creatiegesprek voortzetten, zoals dat is toegepast tijdens de pilot. Dit g esprek voldoet enerzijds aan de wens van scholen om zelf invulling te geven aan het te voeren beleid en graag begeleiding te ontvangen in aanloop naar het invoeren van fruitbeleid. Anderzijds maakt het de school eigenaar van het proces, biedt het structuur en maakt het voor de projectleider en school i nzichtelijk of de belangrijkste stappen in het proces worden doorlopen.
Investeer stevig in het creëren van draagvlak bij ouders en docenten voordat de afspraken worden ingevoerd. Dit kan door middel van een ‘draagvlakwor kshop’ waarin wordt geïnventariseerd hoe betrokkenen aankijken tegen de voorgenomen veranderingen, welke problemen worden verwacht en wat mogelijke oplossingen zijn voor deze problemen. Advies is om ouders en doce nten mee te laten denken over ‘hoe’ het beleid ingevoerd kan worden in plaats van ‘of’ het beleid moeten worden ingevoerd. Zo wordt voorkomen dat Lekker Fruit! afketst door op voorhand opgeworpen knelpunten en argumenten, die mogelijk in praktijk eenvoudig te voorkomen of om te buigen zijn. Omdat er in de pilot aanwijzingen waren dat ouders aanlopen tegen een toename in kosten en extra trek na schooltijd is het van belang dat scholen alert zijn op signalen die hierop duiden.
De fruitbakjes zijn enthousiast ontvangen door de doelgroep en hebben vo lgens docenten bijgedragen aan het succes van het project. Een tekortkoming was echter de duurzaamheid. Bij een vervolg van het project is het daarom van belang dat geïnvesteerd wordt in kwalitatief hoogwaardiger materiaal dat langer meegaat.
Seizoen fruit is het goedkoopst. Om ouders te ondersteunen bij het maken van een goedkope keuze kan het project voorzien in een overzicht van seizoen fruit in de vorm van een seizoen kalender.
Ook het streven naar een eenduidig beleid (alle klassen, alle dagen uitslu itend zelf meegenomen fruit en/ of groente) en consequente handhaving zijn raadzaam. De resultaten van de pilot laten zien dat dit, ondanks de bedenkingen van sommige scholen, haalbaar is.
51
Specifiek in verband met Lekker Fit! is belangrijk niet uit het oog te verliezen dat scholen de geleidelijke uitbreidingen als belastend kunnen ervaren en graag zouden zien dat deelname aan nieuwe projecten, zoals Lekker Fruit!, vrijwillig is.
Enthousiasme voor deelname bij scholen is belangrijk en kan worden gewekt door middel van factsheets met successen uit de pilot of door enthousiaste pilotscholen in te zetten als ambassadeur. Deze informatie en ervaringen onderbrengen in een promotiefilmpje kan een eenvoudig middel zijn om scholen te enthousiasmeren. Het aanbieden van kant en klare materialen en activite iten die weinig extra inspanning kosten, kan helpen om deelname laagdremp e36 liger te maken.
Uitdaging: hoe stimuleer je partners tot een gedragsverandering zonder een aanwezige subsidierelatie?
In de Rotterdamse aanpak wordt een sterke relatie met sport gelegd. Ook o rganisatorisch (deel van het programma wordt door de sportdienst uitgevoerd).
De school heeft veel invloed en een groot bereik (leerlingen en ouders) en aandacht voor het onderwerp bewegen en gezond gewicht past binnen de schoolomgeving, je zou de doelgroepen echter ook langs andere wegen (bu iten school) willen bereiken.
De borging van de aanpak op de scholen en de overdracht van het eigenaa rschap (ideaal: iedereen onbewust bekwaam) vraagt aandacht. Dit start met bewustwording van de problematiek.
Tot op heden is het programma vooral preventief, er wordt gekeken hoe d e aanpak meer richting behandeling door te ontwikkelen. De inzet van de schooldiëtisten is hiervan een voorbeeld.
Aansluiten bij de doorgaande leerlijn op scholen werkt goed.
Nu het programma een tijd loopt, is het zaak ook een nieuw aanbod te on twikkelen in samenwerking met bv. Sportimpuls.
Inzichten uit de social marketing verkenning voorafgaand aan Lekker Fit! Kleuters:
36
Kleuterleidsters vinden een goede groei en ontwikkeling van het kind erg b elangrijk > In de communicatie en de Lekker Fit! materialen wordt steeds de relatie gelegd tussen gezonde voeding en beweging en de groei en ontwikkeling van het kind.
Kleuterleidsters willen wel bijdragen aan een gezonde leefstijl van het kind maar zien de ouders als hoofdverantwoordelijk; hun bijdrage mag niet t e belastend en gedwongen zijn > Lekker Fit! aanbod valt te integreren in VVE m e-
Boer S., 2013, “Evaluatie pilot Lekker Fruit! - Een procesevaluatie en effectmeting van de Lekker Fruit! pilot op Rotterdamse Lekker Fit! Scholen”, Onderzoek en Business Intelligence Gemeente Rotterdam.
52
thoden en sluit aan bij bestaande lesmethoden, ook worden leerkrachten aangemoedigd activiteiten mee te nemen in de jaarplanning.
37
Ouders van Marokkaanse/Turkse herkomst vinden het vaak juíst positief als hun kind iets te dik is. Wel zien zij groenten en fruit eten als gezond. Ook is het niet gebruikelijk om regels of afspraken te maken met het kind over eten en drinken > Daarom gaan alle Lekker Fit! Kleutermaterialen alleen in o p het gewenste gedrag er wordt nergens gesproken over overgewicht.
Inzetten op meerdere factoren die het gedrag beïnvloeden > een diverse i nterventiemix.
Benadering via zowel de fysieke als de sociale omgeving > fysieke materialen en verandering in beleid.
Vergroten van kennis en vaardigheden > studiedag en instructies voor groep sleerkracht.
Maak gebruik van observerend leren (inspelen op de neiging tot imitatie) > o.a. door interactief voorlezen, en een gympak voor Ko.
Schep positieve verwachtingen en versterk het vertrouwen in eigen kunnen > begeleiding groepsleerkracht bij het uitvoeren beweeglessen.
Gebruik van creatieve en informatieve componenten zoals characters, liedjes of rolmodellen > Lekker Fit! cd, interactief voorlezen uit de Groentefroetel s, Wiebe en Lina al terugkerende figuren in al het materiaal.
Betrek kinderen bij het groeien, oogsten, ruiken en proeven van groenten > proeven van groenten met Groentefroetels, en toekomstige samenwerking met Natuur en Milieu educatie (NMe).
Zorg voor een duidelijk, volledig en coherent programma (in plaats van kor tdurende losse interventies) > Lekker Fit! bestaat uit onderdelen die elkaar 37 aanvullen en die aansluiten bij de VVE methoden.
3.6.2
Op basis van de eerste bijeenkomst van de van de landelijke G4-werkgroep
Wil je als school in aanmerking komen voor Lekker Fit! Moet je veel doen, maar je krijgt er ook veel voor terug.
Veel scholen willen deelnemen aan Lekker Fit! Gezien het feit dat zij een va kleerkracht krijgen.
De vakleerkracht bewegingsonderwijs kan aangesteld worden op basis van een gemeentelijke beleidsregel en daarmee financiering hiervoor. Dit is een van de redenen voor het succes. Daarnaast is er brede raadssteun voor wat continuïteit garandeert. Wat niet wegneemt dat het in elke nieuwe coali tie-
Gemeente Rotterdam, Handleiding Lekker Fit! Kleuters.
53
periode weer spannend is wat de toekomst van Lekker Fit! is / kan zijn. Maar door te laten zien wat het effect is en de brede steun in de raad en onder de inwoners is de continuïteit redelijk gegarandeerd. Ook de bekendheid van het programma in de stad is hier debet aan.
In enkele gevallen wil een school geen Lekker Fit! school worden. Deze keuze vrijheid is er ook. In deze gevallen is de reden veelal dat de prioriteit van de school eerst moet uitgaan naar andere zaken: denk aan taal en rekenen. Het betreft hier hoogstens 1% van de scholen.
Het lespakket Lekker Fit! waar de scholen mee werken is ontwikkeld door de gemeente Rotterdam en inmiddels aan uitgeverij Wolters - Noordhoff verkocht. JUMP, het jeugdfonds van de Nederlandse Hartstichting, heeft het l espakket geadopteerd om het landelijk uit te zetten (zie www.lekkerfitopschool.nl). Het lespakket is voor iedere school of gemeente die hiermee wil werken aan te schaffen via www.noordhoffuitgevers.nl. Rotterdam maakt gebruik van een ‘Rotterdamse versie’ van dit lespakket.
De kosten van social marketing campagnes zijn hoog. Het vraagt veel vooro nderzoek en ook de kosten in de uitvoering zijn hoog. Maar wordt we l als een meerwaarde en de ‘toekomst’ binnen de aanpakken gezond gewicht ervaren.
Rotterdam wil geen activiteiten ontplooien op het gebied van de schoollunch. Het overnemen van de verantwoordelijkheid op dit gebied zou te ver gaan. Wel zou men zich kunnen voorstellen op kleine schaal invloed uit (proberen) te oefenen op de kwaliteit.
Een monitorinstrument als De Fitmeter wordt lang niet altijd even goed ing evuld. Belangrijker is dat het een instrument is wat niet motiverend werkt. Uit de resultaten blijkt bijvoorbeeld alleen dat de motorisch ontwikkeling nog steeds slecht is, terwijl het kind in kwestie in korte tijd gigantische sprongen heeft gemaakt, iets wat niet op het Fitrapport terug te zien is.
Het aanbieden van training aan docenten op scholen zou g eïntensiveerd moeten worden: denk bijvoorbeeld aan Motorisch Remedial Teaching (MRT).
In Rotterdam heeft men er destijds over nagedacht om de gezonde school (vignet), naast Lekker Fit! te hanteren. Dit bleek echter niet nodig (Lekker Fit! is een breder programma) en er waren te weinig middelen voor beschikbaar.
3.6.3
Op basis van het gesprek in de tussenronde:
Sportverenigingen willen graag meewerken, maar alleen een rol vervullen voor scholen in hun directe omgeving. Zij bieden op scholen in de nabijheid een aantal proeflessen aan. Wanneer de leerlingen uiteindelijk verder willen met een bepaalde sport, is het de bedoeling dat ze ‘gewoon’ lid worden van de betreffende vereniging. Daarom ligt het voor de hand dat de verenigingen vooral op nabijgelegen scholen zich presenteren.
Kritiek op de fitmeter is dat deze onvoldoende specifiek is om de vooruitgang bij bepaalde leerlingen te laten zien; zij gaan wel vooruit, maar blijven onder
54
het niveau dat volgens de fitmeter nodig zou zijn. Daarmee is de fitmeter voor sommige leerlingen een demotiverend systeem, omdat het steeds laat zien dat de prestatie onvoldoende is.
Ouderbetrokkenheid is voor scholen een ‘ruilmiddel’: zij willen graag dat o uders meer betrokken zijn en RLF! kan ze daar iets in bieden.
Er is een project gestart op RLF! voor de basisscholen te borgen. Er wordt voorgesorteerd op hoe het moet na 2018; stoppen met het programma zou eigenlijk niet kunnen, maar het moet wel toe naar een kleinere uitvoerende rol van de overheid en dus minder aansturing vanuit RLF! voor de gymleraren. Momenteel wordt uitgewerkt wat scholen per pijler zelf zouden kunnen doen en wat de gemeente zou moeten doen. Scholen pleiten er in ieder geval voor om de gymleraar te blijven financieren.
De rol van de dienst Onderwijs bij het project is diffuus. Zij willen best iets betekenen en het grootste deel van het budget voor RLF! komt bij hen va ndaan, maar het thema blijft altijd op achterstand staan. Scholen vinden dat soms onduidelijk; de gemeente praat met twee monden. Enerzijds wil ze meer aandacht voor bewegingsonderwijs, anderzijds worden scholen afger ekend op de prestaties voor taal en rekenen.
Het eigenaarschap moet op termijn naar de scholen toe. Er wordt nu pas over nagedacht wat dat precies betekent.
Eén van de kenmerkende aspecten van RLF! is de nadruk op het laten zien van successen, om zo een positief imago op te bouwen en draagvlak voor de aa npak te houden en te vergroten.
Een normerende aanpak en top-down aanpak zou in Rotterdam nooit van de grond komen.
Als er draagvlak is voor de aanpak, is het resultaat veel duurzamer.
Wat niet vrijwillig is, is de integraliteit van RLF!. Een school mag niet één pi jler kiezen en de rest laten liggen. De reden daarvoor is dat van de tien pijlers gezamenlijk aangetoond is dat het programma effect heeft. Er wordt nu onderzoek gedaan naar de precieze (combinaties van) pijlers die effectief zijn; de vraag is, of dat bijvoorbeeld vier pijlers daarvoor essentieel zijn of dat het de volledige set van tien moet zijn. Scholen krijgen nu geen vrijheid om een deel van de pijlers uit te voeren, omdat alleen van het geheel de effectiviteit is aangetoond.
Er mogen geen aparte activiteiten voor specifieke groepen ouders georgan iseerd worden (politiek gevoelig). Toch vraagt de aanpak soms wel een doelgroep specifieke insteek.
Wat nog niet is onderzocht, is hoe kinderen zelf tegen het programma aanki jken.
55
3.6.4
Op basis van de tweede bijeenkomst van de van de landelijke G4werkgroep
Het lesprogramma is voor niet Lekker Fit! scholen tegen vergoeding beschi kbaar. Voor de Lekker Fit! scholen is het gratis. Wanneer een school Lekker Fit! school wil worden moet zij wel alle 10 pijlers implementeren. Het tijdpad waarop kan wel verschillen per school.
Het creatiegesprek werk zeer goed in de Lekker Fruit! -aanpak.
Het is zaak dat vanuit de afdeling onderwijs integraal gekeken wordt naar de ontwikkeling van het kind. Naast rekenen en taal is aanda cht voor gezondheid, sport en bewegen nodig. Dit begint bij bestuurlijk draagvlak. Voor een onderdeel als de financiering van vakleerkrachten lichamelijke opvoeding is draagvlak van zowel onderwijs als sport nodig. Nu wordt er vanuit onderwijs meegefinancierd, maar ziet onderwijs Lekker Fit! als “iets extra’s”. In ieder geval mag je als gemeente nooit met twee monden spreken.
Het is onzeker in hoeverre de subsidieregeling structureel gemaakt kan wo rden na 2018. Het draagvlak in de gemeenteraad voor de aanpak is wel zeer groot.
Door de vakleerkrachten lichamelijke opvoeding in dienst te hebben is directe sturing op en contact met hen gemakkelijker.
Het is zaak het eigenaarschap voor de scholenaanpak meer en meer te ve rleggen naar de wijk / te integreren met de wijkenaanpak.
Het is mogelijk de samenwerking met JGZ en CJG te intensiveren. Vanuit Le kker Fit! regelt de gemeente tot op heden veel zelf. Denk aan de inhuur van een diëtist. CJG of JGZ zou hier echter een rol in kunnen hebben. (Utrecht: wanneer je dat wilt moet je / moeten deze organisaties wel daadwerkelijk hun blik gaan verruimen; je red dit niet met enkele sessies: je moet elkaar in het werk gaan meenemen).
Er is veel winst te behalen middels kleine interventies. Denk aan pauzesport. Laat vooral zien dat het leuk en ontspannend kan zijn en een positief effect heeft op de prestaties op het gebied van taal en rekenen.
Stoppen met de schoolaanpak kan; maar hoe verhoudt dit zich tot het beh alen van de gemeentelijke doelstellingen? reden om te verkennen welke pijlers essentieel zijn; wellicht kan het programma lichter worden.
In het creëren van ouderbetrokkenheid is de watercampagne een best practice: dit mede door het uitgebreide social marketing voor onderzoek.
In het algemeen (alle gemeenten) zou je meer willen en meer willen komen tot een gedeelde verantwoordelijkheid. Overal wisselt de ouderbetrokke nheid tussen scholen. Ouderbetrokkenheid is vooral hoog in die gevallen waar
56
de kinderen zelf ingezet worden om de ouders te bereiken (denk aan een gezamenlijk ontbijt of ouder-kind toernooien).
57
4
Utrecht 4.1
Utrechtse JOGG-aanpak op de basisscholen
Binnen de Utrechtse JOGG-aanpak is er voor basisscholen ondersteuning vanuit de gemeente beschikbaar wanneer:
een basisschool in een aandachtswijk is gelegen;
aan de basisschool een voorschool is gekoppeld;
op de school meer dan 20% van de leerlingen overgewicht heeft.
Basis voor het geven van JOGG ondersteuning voor de scholen die daarvoor in aa nmerking komen, is altijd de aanwezigheid van energie. Er moet sprake zijn van intrinsieke motivatie bij de scholen voor de thema’s voeding, bewegen, gezonde leefstijl en opvoeding. De ervaring heeft JOGG Utrecht intussen geleerd dat aantal scholen bij een meer topdown benadering wel meedoen, maar geen sprake is van ‘beklijving’. Scholen zijn in zo’n geval welwillend, maar ‘for the time being’. Het is dan moeilijk om structureel beleid in te voeren, laat staan dat school dit structureel beleid handhaaft. De gemeentelijke ondersteuning bestaat bijvoorbeeld ui t:
ondersteuning bij het invoeren van nieuw beleid (zoals fruit -, zoete dranken / water-of traktatiebeleid)
advisering bij lesmethoden en het organiseren van een themaweek
het leggen van een verbinding met stedelijke en wijkpartners die een aa nbod op gebied van (op)voeding en bewegen hebben.
Daarnaast wordt op alle Utrechtse basis-, voortgezet- en MBO scholen via Gezondheid op School ingezet op andere thema’s rond volksgezondheid, opvoeding en o uderbetrokkenheid zoals sociaal-emotionele ontwikkeling, hygiëne, roken, alcohol, relaties en seksuele vorming, fysieke veiligheid, milieu. Gezondheid op School ve rsterkt de JOGG aanpak en omgekeerd. Het aanvragen en behalen van het vignet ‘G ezonde School’ en dan specifiek op het deelcertificaten ‘Voeding’ of ‘Be wegen en Sport’ zorgt ervoor dat nog nadrukkelijker het ingevoerde schoolbeleid op die thema’s door school is vastgelegd en wordt gecommuniceerd naar de ouders en het team. Vanaf 2015 wordt Gezondheid op School meer dan voorheen in onderlinge afste mming en samenwerking met de medewerkers van de afdeling JGZ gedaan. In de rol van brede gezondheidsbevorderaar adviseert en denkt de JGZ verpleegkundige mee met de scholen. Ze worden hierbij ondersteund door gezondheidsbevorderaars van Volk sgezondheid bijv. door JOGG regisseur op thema voeding, bewegen en opvoedin g. De gemeentelijke ondersteuning is maatwerk per school. Wanneer een school niet in aanmerking komt voor gemeentelijke ondersteuning, dan wordt die school één a dviesgesprek aangeboden en zijn onderdelen van de aanpak voor hen beschikbaar, zoals de lesbrieven Water. De gemeente benadert hen echter niet proactief.
58
In de JOGG-aanpak wordt samengewerkt met relevante wijk - en stedelijke organisaties zoals Harten voor Sport, de uitvoerende organisatie van he t gemeentelijk sportbeleid, gericht op het sportstimulering bij jeugd en volwassenen, diëtisten Thuiszorgorganisatie, Stichting YOU e.a. Het doel van de Utrechtse JOGG aanpak is de preventie van en terugdringen van overgewicht bij kinderen 0- 12 jaar en het stimuleren van een gezonde leefstijl als basis voor later. (P.S. Voor de volledigheid: De doelgroep van JOGG Utrecht is a.s. ouders en kinderen tot 12 jaar en hun ouders. Kortom -9 maanden tot 12 jaar) Utrecht geeft geen richtlijnen aan een kind en/o f ouder hoe te leven en schrijft geen gedragsregels voor. Het wil kinderen en ouders op een positieve manier aanzetten tot een gezonde(re) leefstijl. Ingezet wordt op de leefstijlinterventies: 1.
Alle kinderen ontbijten thuis
2.
Kinderen eten (meer) fruit
3.
Kinderen drinken minder zoete dranken en vaker water
4.
Dag- en slaapritme en –structuur (ontbijt, lunch en avondeten) en hoeveelheid eten (portiegrootte)
5.
Gezonde traktaties
6.
Dagelijks bewegen (Meer kinderen halen de beweegnorm van 1 uur per dag matig intensief bewegen, 2x per week een uur intensief bewegen)
7.
Kinderen zitten dagelijks minder tijd achter het beeldscherm (max. 2 uur per dag)
8.
Borstvoeding (niet relevant voor de schoolsettings; relevant m.n. bij interve nties voor -9 maanden tot 4 jaar )
In de JOGG-aanpak wordt in de scholenaanpak rechtstreeks aan gedragsverandering gewerkt door de kinderen op school concreet gezondheidsgedrag te laten uitvoeren. Dit gezondheidsgedrag wordt vertaald in structureel gezondheidsbeleid op school. Ook wordt aandacht besteed aan de eigen voorbeeldrol van de leerkrachten en hoe het ingevoerde beleid wordt gehandhaafd. Om dit te bereiken wordt ingezet op o.a. creëren van draagvlak bij directie, leerkrachten, OR, MR én de ouders en via voo rlichting. Daarnaast wordt ingezet op de sociale omgeving van het kind ingezet, vooral op de opvoedingsvaardigheden van de ouders en hun voorbeeldrol. De schoolaanpak is gestart als pilot 10 jaar geleden in de wijk Overvecht, en heeft inmiddels een brede focus gekregen in de aandacht wijken Noordwest, Hoograven en Kanaleneiland. In deze wijken is het percentage kinderen met overgewicht beduidend hoger dan het stedelijke gemiddelde. Ook wonen in deze wijk naar verhouding veel allochtone en autochtone bewoners met een lage SES. Wat betreft deze wijken is de JOGG aanpak ook opgenomen in de Wijk Actie Plannen van de gemeente en wijkpar tners. In Utrecht lopen de school- en buurtaanpak in elkaar over, de community gerichte aanpak. De verbindingen tussen beide worden gelegd door de JOGG -regisseur, als spin in het web. Het gaat Utrecht dan ook vooral om toegang tot die settings te he b-
59
ben en houden, waar kinderen en hun ouders komen en bereikt kunnen worden. Of dit nu de school, de bibliotheek of het plein in de buurt is, dat maakt niet uit . Kinderen (en hun ouders) komen vaak in meerdere settings in de wijk en niet enkel op school, in het buurthuis of op de sportvereniging. Belangrijk dat de kinderen worden bereikt in de setting(s) waar ze komen en waar de boodschap kan worden overgedr agen. Uiteraard is school in deze community gerichte aanpak een belangrijke, zo niet de belangrijkste setting van de doelgroep jeugd en hun ouders. School als intermediaire organisaties Binnen de Utrechtse aanpak is de bedoeling een omgeving te creëren waa rin een gezonde leefstijl wordt gestimuleerd (thuis, school, sport en buurt). Wanneer ouders, de school, de dokter of jeugdverpleegkundige en de sportcoach allemaal dezelfde boodschap uitdragen, is deze op een bepaald moment herkenbaar voor kinderen en ouders. De kans is dan veel groter dat die wordt aangenomen dan wanneer die boo dschap alleen van bijvoorbeeld de school komt. School is wel de belangrijkste inte r38 mediaire partij. De rol van de gemeente bestaat vooral uit het aan aanjagen en agenderen van de problematiek in de aandacht wijken bij o.a. de basisscholen, met hen meedenken en hen ondersteunen (faciliteren/ adviseren en begeleiden) in de aanpak en handhaven van het schooldrink- en voedingsbeleid. Utrecht is terughoudend in het opleggen van de s choolaanpak aan de scholen. Vrijheid van onderwijs en keuzes van de scholen zijn een groot goed. Alleen wanneer de scholen die in aanmerking komen voor advisering en ondersteuning gemotiveerd zijn om aan de slag te gaan en er energie op de school is om aan het thema te werken, dan biedt JOGG Utrecht ondersteuning. Is die er op een contactmoment niet of o nvoldoende aanwezig, dan geven de JOGG regisseurs altijd aan op een later moment als er wel voldoende intrinsieke motivatie is, beschikbaar te zijn om als nog de school te begeleiden en te ondersteunen. In de praktijk blijkt dat scholen in een wijk vaak onderling contacten hebben en elkaar soms inspireren om met JOGG aan de slag te gaan. Daarnaast worden de ervaringen en leerpunten die een JOGG regisseur op doet bij de individuele scholen meegenomen naar de andere scholen. Ook worden via Brede Scholen verband de geslaagde interventies op de individuele ‘voorloper’ sch olen gecommuniceerd, bijv. door een presentatie van de resultaten van een onderzoek naar het ingevoerde fruitbeleid op 2 scholen en 1 controleschool waar het fruitbeleid niet was ingevoerd. De ervaring leert dat directeuren enthousiast worden en gem otiveerd raken door de positieve ervaringen van de ‘voorloper’ scholen. Het komt nogal eens voor dat de directeuren alsnog contact opnemen met de JOGG regisseur en ook aan de slag willen. De centrale boodschap: Tot ongeveer 2013 was de centrale inhoudelijke boodschap de BBOFFT boodschap en werd deze gecommuniceerd in onderstaande slogans.
38
Gemeente Utrecht GG&GD - Afdeling Gezondheidsbevordering & Epidemiologie, Handboek Gezond Overvecht 2005-2009.
60
BBOFFT:
B = Borstvoeding heeft de voorkeur (niet relevant in schoolsetting) B = Beweeg elke dag O= ontbijt elke dag F= Fris water uit de kraan, laat zoete dranken staan F = Fruit om 10 (gaandeweg toegevoegd daar het structureel invoeren van fruitbeleid in peuter- en basisscholen een groot succes was en een centrale plaats in de schoolaanpak kreeg T = Tv en pc, zeg vaker nee. e
Zoals vermeld op 1 pagina van de Utrechtse JOGG aanpak heeft Utrecht in de co mmunicatie deze slogans/richtlijnen/voorgeschreven gedragsregels verlaten. M.n. bij autochtone lage SES ouders wekte deze gedragsregels grote weerstand op. Het werd als teveel bemoeizucht ervaren. De thema’s in de BBOFFT boodschap (intussen aangevuld met dag- en eet ritme en –structuur, portiegrootte en gezonde traktaties) zijn wel gehandhaafd, maar worden gezien als kansen om mee aan de slag te gaan en worden minder strikt en anders – minder dwingend, voorschrijvend- gecommuniceerd. Utrecht zet nu in op het concreet kinderen en ouders laten zien en ervaren dat gezonde en gezonde leefstijl ook lekker, leuk en gemakkelijk is. Een voorbeeld hiervan is dat HKU studenten een interventie hebben ontwikkeld die laat zien dat water drinken thuis ook heel ‘hip’ en vlot kan zijn. Relatie met JGZ In Utrecht is sprake van korte lijnen tussen JOGG en de JGZ. Beiden zijn onderdeel van gemeente Utrecht, Volksgezondheid. Op dit moment komen alle kinderen tussen d e 4 en 19 jaar drie keer bij de jeugdarts of -verpleegkundige. Zij worden standaard gemeten en gewogen (Preventief Gezondheidsonderzoek). Aan de hand van het Signaleringsprotocol bepaalt de JGZ -arts of -verpleegkundige of er bij het kind sprake is van ondergewicht, een gezond gewicht, overgewicht of dat het kind obees is. Heeft het kind (dreigend) overgewicht, dan biedt de JGZ het kind en de ouders in kader van het Overbruggingsplan Overg ewicht 3 leefstijlconsulten aan verspreid over 9 -10 maanden. Het kind en de ouder krijgen adviezen hoe te komen tot een meer gezond gewicht en tips hoe dit in de thuissituatie kunnen toepassen. In 2013 is onder leerlingen groepen 4 en 5 van 12 basisscholen (6 in Noordwest en 6 in Kanaleneiland ‘de pilot ‘Meten en wegen’ i. s.m. JGZ uitgevoerd. Doel was een extra meet- en weegmoment tussen PGO groep 2 en PGO groep 7. Om te achterhalen e e hoe het gewicht zich ontwikkelt tussen het 6 en 11 levensjaar. De hypothese is dat als er in groep 4/5 kinderen met overgewicht worden gesi gnaleerd en hulp wordt aangeboden aan deze kinderen (via een Consult Op Indicatie) en/of doorverwijzing naar passend aanbod van een ketenpartner), de kans groter is dat kind en ouders nog tijdig hun leefstijl aanpassen met als gevolg dat het kind met een gezonde BMI de basisschool verlaat. Opvallend is dat een zeer groot percentage van de kinderen die in groep 2 al overgewicht of obesitas had, nog steeds overgewicht heeft in groep 4/5 (93%).
61
Verder wordt er om de 2 jaar op de basisscholen die dat willen de Jeugdmonitor Utrecht (JMU) afgenomen onder de leerlingen van de groepen 7 en 8. Een derde g edeelte van de Utrechtse basisscholen doet hier aan mee. Het geeft scholen een schat aan informatie over de psychische, sociale, emotionele en lichamelijke gezon dheid van de leerlingen groepen 7 en 8. De terugkoppeling van de resultaten naar de sch olen vindt zoveel mogelijk plaats door de JOGG regisseur met de JGZ verpleegkundige van die school. Hierdoor is het mogelijk een individuele en collectieve benaderin g te combineren. Signaleren, monitoring en begeleiding komen op die manier bij elkaar. Door de modernisering van de JGZ die in januari 2015 van start is gegaan, vinden er veranderingen plaats in de PGO’s. Niet alle kinderen zullen even uitgebreid meer worden gezien tijdens hun schoolcarrière. Hierdoor ontstaat er naar verwachting meer flexibiliteit bij de jeugdartsen en –verpleegkundigen. Hoeveel meer flexibiliteit er ontstaat, is nog niet duidelijk. De verwachting is echter dat zij zich – meer dan voorheen- kunnen richten op die onderwerpen die ook daadwerkelijk aandacht vragen (prioriteiten stellen). Waar nodig kunnen ze meer dan vroeger aandacht schenken aan het onderwerp gezond gewicht en in het bijzonder voeding en bewegen op schoolniveau. Betreft het de JOGG thema’s voeding, bewegen en opvoeding, dan wordt de JGZ verpleegkundige ondersteund door een JOGG regisseur. Interventies (mogelijkheden) voor basisscholen op hoofdlijnen Aan de basisscholen wordt geadviseerd om –als scholen met een lesmethode over gezond eten en bewegen aan de slag willen - gebruik te maken/aan te schaffen van een door het Centrum Gezond Leven erkende lesmethode, zoals Lekker Fit, Smaakle ssen, IEHB (Ik eet het beter) Deze erkende lesmethodes zijn ook opgenomen in de Menukaart Basisscholen van Gezondheid Op School Utrecht. De menukaart wordt jaarlijks digitaal onder alle Utrechtse basisscholen verspreid. Op deze manier raken alle basisscholen ook in de niet aandachtswijken op de hoogte van erkende lesmeth oden. Daarnaast is op deze menukaart ook het aanbod uit de wijk en de stad, waar JOGG goede ervaringen mee heeft, opgenomen zoals aanbod van Utrecht Natuurlijk (v/h Natuur- en Milieu Communicatie), aanbod van ‘Utrechtse Toppers op School’ e.d. Onderwijs 1.
Maatwerk ondersteuning aan scholen (mits zij voldoen aan de criteria).
2.
Agendasetting en pleitbezorging (individueel en collectief) bij directie, bou wcoördinatoren, leerkrachten en ondersteunend schoolpersoneel. Onderzoek sresultaten worden hierbij vaak als middel en als onderbouwing ingezet.
3.
Inhoudelijke deskundigheidsbevordering aan leerkrachten en ondersteunend schoolpersoneel
4.
Overleg met leerkrachten en ondersteunend personeel over (hoe om te gaan met) weerstand bij ouders, voorbeeldrol van schoolpersoneel, coll ectieve schoolafspraken maken over handhaving beleid. In praktijk is 3 en 4 vaak g ecombineerd.
5.
Voorlichting aan ouders
62
6.
Structureel fruitbeleid in ochtendpauze. Enkel fruit/rauwkost om 10.
Dit in het kader van het veranderen van de fysieke omgeving, de th uissituatie erbij betrekken en het stimuleren van ontbijten thuis. Ongezonde tussendoortjes worden niet meer geaccepteerd op school. Niet alleen wordt zo een ‘gezonde omgeving’ g erealiseerd, ook wordt gezorgd voor een doorlopende lijn van voorschoolse opva ng tot aan het voortgezet onderwijs voor gewoontevorming. Gewoonte is een belangrijke determinant voor voedingsgedrag. Het consumeren van fruit als gezond tussendoortje 39 krijgen de kinderen van jongs af aan mee. In de toekomst denkt de gemeente ook aan de invoer van lunchbeleid wanneer scholen een continurooster hanteren. 7.
Structureel waterbeleid tijdens minimaal 1 pauzemoment. Dit in kader van het terugdringen van zoete dranken.
8.
Regels aanscherpen rond trakteren. Veel aandacht voor portiegrootte en non food alternatieven.
9.
Voor scholen die een lesmethode over gezonde voeding en bewegen gaan i nvoeren, wordt geadviseerd aan de slag te gaan met een door het CGL erkende lesmethode. De mogelijkheid bestaat dat school voor de aanschaf van een lesmethode bijv. Lekker Fit een financiële tegemoetkoming van JOGG ontvangt.
10. Als school van plan is om een projectweek ‘Lekker Fit’ te organiseren, denkt de JOGG regisseur mee, adviseert, brengt ervaringen van andere scholen in en legt verbindingen met andere wijk- en stedelijke organisatie die een rol kunnen spelen in die projectweek. Een voorbeeld hiervan is contact leggen met Harten voor Sport, de uitvoeringsorganisatie van gemeentelijk sportb eleid, diëtisten van thuiszorgorganisatie, Stichting You voor het inzetten van peers e.d. Het ontwikkelen, organiseren en uitvoeren van zo’n projectweek ligt bij school. Voor scholen die een projectweek willen organiseren is een handleiding beschikbaar. Deze is van oudere datum, moet worden geactual iseerd. 11. Ouderbetrokkenheid stimuleren. Andere organisaties hebben hier een trekkersrol in. JOGG denkt evenals JGZ hierin mee. 12. Goede voorbeelden van interventies op scholen zichtbaar maken. Op wijk en stedelijk niveau naar scholen communiceren. 13. Beschikbaar stellen van inhoudelijke artikelen voor in schoolkrant, Nieuwsbrief voor ouders 14. Van Club Fit 4 Utrecht naar LEFF… Een cursus van twaalf weken voor kinderen tussen de 4 en 12 jaar, die overgewicht hebben. Dit aanbod is intussen -met ondersteuning van PON- vervangen door een pilot met LEFF. Het is een intensieve aanpak met standaard twee huisbezoeken waar de familie wordt beschouwd als één systeem, informatie wordt gegeven en gekeken 39
Gemeente Utrecht GG&GD - Afdeling Gezondheidsbevordering & Epidemiologie, Handboek Gezond Overvecht 2005-2009.
63
wordt hoe de gezonde gewoonten gestimuleerd kunnen worden. (Club Fit 4 Utrecht is een paar jaar geleden door v/h Sportservice Midden Nederland verder ontwikkeld en staat geregistreerd als een erkende interventie). Er is in Utrecht –samen met enkele andere plaatsen in Nederland - met LEFF geëxperimenteerd in de wijk Noordwest. De aanpak wordt vanuit de s cholen georganiseerd. Voordeel hier is wel dat het getrokken wordt door een gymdocent binnen de school die ook werkt als combinatie-functionaris en directe relaties heeft met de beweegmakelaars van Harten voor Sport. Dit maakt het een stuk gemakkelijker en lijkt nu al een belangrijke randvoorwaarde te zijn. Naast de aanpak binnen het gezin worden zo automatisch ook de school en de sport betrokken. Zoals gezegd is hier sprake van een pilot, en is de toekomst nog ongewis. Ook is er nog niet duidelijk hoe duu rzaam de verandering in het gezin is. De evaluatie in intussen afgerond. Het definitieve onde rzoeksverslag moet nog verschijnen. Op dit moment is de factsheet ‘Voorlopige resu ltaten LEFF’, februari 2015 beschikbaar. In Utrecht wordt nu gekeken hoe verder te gaan met LEFF. Hieronder een voorbeeld van een mogelijk aanbod in een JOGG wijk in de periode dat de GG&GD Utrecht (nu gemeente Utrecht, Volksgezondheid) nog meer topdown wer kte. Tab el 2
Inte rve ntie aanbod van ui t G G& G D (nu g emeen te Ut rec h t, V olk s -
gezo ndhe id ), wi jk (O ve r vec ht in 20 12 - 20 13 )
40
Hoofd aanbod Workshop AH Taste Expe-
Doel: jongeren uit de wijk (rolmodellen) laten in een workshop in de AH zien dat
rience
gezond eten ook lekker kan zijn, en dat de gezonde keuze niet moeilijk is.
Leerlingen van groep 8
Meer informatie o.a. over aanmelden in bijlage ‘Workshop groep 8, AH Taste Experience’.
Hele schooljaar
Water drinken moet makkelijk en aantrekkelijk worden (op school, bij de bakker,
Water drinken stimuleren
in het buurthuis, bij een sportveld, bij trapveldjes, in het park, etc.).
Leerlingen van alle basisscholen Overig aanbod (Overvecht) Sportactiviteiten in de
Voor wie: alle scholen die sportaanbod willen uitbreiden en bereik willen vergro-
Brede School
ten
Leerlingen van alle basis-
Doel: alle kinderen de kans bieden om in de loop van het jaar aan een sportpro-
scholen
gramma deel te nemen. Aandacht voor koppeling met gezonde voeding (sportfruit en water).
40
JOGG Overvecht, “Aanbod basisscholen 2012-2013”.
64
Ouderbijeenkomsten
Thema’s: ontbijt, zoete dranken, fruit, lunch. Met wijkpedagoog, diëtist, beweeg-
Ouders van leerlingen van
deskundige, voorlichter eigen taal en soms de schoolmaatschappelijk werk of de
alle (voor)scholen
jeugd verpleegkundige. Gericht op bewustwording bij ouders, hun voorbeeldrol, opvoedingsvaardigheden en eenvoudige inhoudelijke kennis.
‘Ik eet het beter’
Aantrekkelijk en gevarieerd lespakket, gericht op voeding en op ervarend leren.
- Groepen 5 t/m 8
Leerlingen ontdekken met elkaar hoe leuk het is om lekker en gezond te eten en
- Programma wordt ondersteund door het Voedings-
te bewegen. Het lesmateriaal is aanvullend op (basis)lessen over gezondheid. Voor informatie en aanmelden: www.ikeethetbeter.nl/klas
centrum (net als het fruitbe-
Groepen 5 t/m 8
leid en de BOFT-boodschap)
- Week van de gezonde pauze hap (week 41) Tijdens de themaweek over gezonde tussendoortjes gaan leerlingen aan de slag met uitdagende opdrachten en een tussendoortjespakket dat bij Albert Heijn kan worden opgehaald. - Vraag van Vandaag Naast themaweken en lesprogramma's kan dagelijks aandacht worden besteed aan een gezonde leefstijl met de Vraag van Vandaag. - AH Schoolvoetbal Begin 2013 is er een heel nieuw interactief lesprogramma. Groep 6 - Over de Tong! samen proeven, leren en ontdekken wat gezond eten is. Groep 7 - Testlab: via proefjes leren uit welke voedingsstoffen producten zijn opgebouwd. Groep 8 Klasselunch: leerlingen verdienen een gezonde en lekkere lunch door het doen van opdrachten.
Smaaklessen Onderbouw Themaweken
Op maat in te vullen, mogelijk ondersteuning door de GGD (opening en afsluiting,
Gezond en Fit
fruit eten, extra beweegactiviteiten, ouderbijeenkomsten, etc. Bijvoorbeeld als
Leerlingen van alle basis-
start (of uitbreiding) van fruitbeleid.
scholen Koppeling met schoolsport-
In te vullen i.s.m. vakleerkracht.
toernooien Afsluiten/start Brede
In te vullen i.s.m. Brede School.
Schoolactiviteiten met aandacht voor gezonde leefstijl
65
4.2
Rollen van JOGG -regisseur
Hieronder volgt een opsomming van de verschillende rollen die een JOGG regisseur inneemt:
Adviseur en pleitbezorger
Faciliteerder. Bijv. eventueel beschikbaar stellen van budget aan scholen om interventies mogelijk te maken of een financiële tegemoetkoming bij de aa nschaf van een erkende lesmethode
Zorgdragen voor scholing op bewustwording van leerkrachten en ondersteunend personeel
Zorgdragen voor inhoudelijke scholing op thema gezonde voeding en bew egen/gezonde leefstijl/gezond opgroeien
Zorgdragen voor verankering/ borging beleid en handhaven van beleid op b asisscholen
Verbinding leggen met andere organisaties die ook een rol kunnen spelen bij gezond gewicht/gezonde leefstijl op basisscholen
Zoeken naar ‘haakjes’ /mogelijkheden om aan te sluiten bij/ mee te liften op plannen en interventies op de scholen van andere stedelijke- en wijkorganisaties. .
Integreren van thema gezonde voeding en bewegen/gezonde leefstijl in and ere werkvelden van andere stedelijke – en wijkorganisaties. Een voorbeeld hiervan is dat gedurende 3 jaar gezond koken een speerpunt in het n aschools aanbod van Brede School Overvecht was. Gedurende 3 jaar zijn door de Brede School in alle Overvechtse basisscholen gezonde kooklessen voor veel lee rlingen groepen 3 t/m 8 uitgevoerd.
Er voor zorgen dat het JOGG ondersteuningsaanbod wordt opgen omen in het ondersteuningsaanbod aan de scholen van de stedelijke samenwerkingspar tners. Een voorbeeld hiervan is de jaarlijkse communicatie van Utrecht N atuurlijk (v/h NMC Utrecht) over hun ondersteuningsaanbod aan scholen. JOGG is hierin opgenomen als ‘aanbod van de buren’.
Zorgdragen dat scholen onderdeel / partner worden in de brede community gerichte wijkaanpak
Activiteitenbudget Er is een beperkt activiteitenbudget beschikbaar waarmee de gemeente interventies kan initiëren of faciliteren. Inmiddels is de beweging ingezet dat scholen de meeste kosten van een projectweek voor hun eigen rekening nemen. “u vraagt, wij draaien” is niet meer. Het budget wordt nu vooral ingezet op versterking van de intermediairs zoals deskundigheidsbevordering van leerkrachten en ondersteunend personeel. Ook wordt er budget beschikbaar gesteld voor activiteiten in kader van agendasetting en bewustwording van directie en leerkrachten. Bijv. tijdens Kerstontbijt wordt een b eperkt budget beschikbaar gesteld onder voorwaard e dat het om een gezond ontbijt
66
gaat. Ook als school na invoeren van continue-rooster aan de slag wil met gezonde lunchdoos, is er budget beschikbaar om door school bijv. een lunchworkshop met kok en diëtist voor ouders te laten organiseren. > Doorlooptijd Utrecht hanteert geen vast tijdpad voor de aanpak of periode waarna de gemeenteli jke ondersteuning stopt. De praktijk leert dat in het algemeen 2 jaar nodig is voor agendasetting en bewustwording. De tijd erna staat in het teken van implementatie, borging en handhaving. Daarna ontstaat er een ‘onderhoudsrelatie’ met de scholen. Merkt een school dat een ‘opfris/oprakel’activiteit voor structureel ingevoerd beleid nodig is, dan denkt JOGG mee. Wil school met een nieuw thema aan de slag bijv. g ezond trakteren of gezonde lunch, dan wordt opnieuw rekening gehouden met periode van agendasetting, bewustwording en daarna van implementatie, borging en handh aving. Het tijdpad is afhankelijk van de mogelijkheden en motivatie van de school. Soms gaat het snel, soms gaat het trager.
4.3
Organisatorisch
JOGG Utrecht / gemeente Utrecht, Volksgezondheid probeert zoveel als mogelijk aan te sluiten bij andere beleidsthema’s, activiteiten van andere gemeentelijke afdeli ngen, andere gemeentelijke programma’s en bij hetgeen in de wijk leeft. Volksgezondheid zorgt ervoor dat kansen benut worden, aangehaakt en meegelift wordt op b estaande initiatieven en zorgt voor de borging van de interventies op school en het handhaven van beleid. Er is geen sprake van een strikte g emeentelijke sturing of leiding. Er wordt vooral ingezet op korte lijnen tussen alle betrokkenen. De JOGG regisseurs en JGZ-verpleegkundigen gaan soms samen op bezoek bij de scholen en werken nauw samen met andere wijk- en stedelijke organisaties zoals Stichting Harten voor Sport, Stichting You, diëtisten thuiszorgorganisatie e.a. Er wordt weinig of geen gebruik gemaakt van ‘opgelegde’ aanpakken of campagnes (hier verschillen de wijken ook teveel voor). JOGG bekijkt wel of het mogelijk is mee mee te liften met landelijke initiatieven en campagnes. Een concreet voorbeeld hiervan is de campagne ‘Overvecht drink water’. Deze is in Overvecht i.s.m. wijk - en stedelijke partners ontwikkeld n.a.v. het jaarthema van JOGG landelijk in 2012 -2013. Een ander voorbeeld is het vieren van Koningsdag op scholen. Bij het sportgedeelte wordt dan i.s.m. Harten voor Sport water drinken gestimuleerd. Financieel De JOGG-formatie in 2015 is 2,9 fte. Het activiteitenbudget voor 2015 bedraagt voor de 3 wijken Kanaleneiland, Overvecht en Noordwest samen € 32.000, -. Daarnaast is € 28.500,- gereserveerd voor project- en communicatieondersteuning en voor onderzoek.
67
4.4
Onderzoek:
JOGG Utrecht volgt via de PGO-onderzoeken de ontwikkeling van rond gezond gewicht vanaf 2 jaar. Zo ook van de leerlingen van de groepen 2 en 7 basisonderwijs. Dit levert jaarlijks een actuele stand van zaken op m.b.t. percentage kinderen met een gezond gewicht/overgewicht/obesitas per school en per subwijk. Daarnaast laat JOGG Utrecht regelmatig specifieke onderzoeken uitvoeren door de interne epidemiologen en onderzoekers. Bijv. evaluatie JOGG Kanaleneiland die onlangs is afgerond . Een ander voorbeeld is als een basisschool beleid heeft ingevoerd over enkel water/melk drinken op school. Wordt dit nageleefd door de leerlingen? Drinken de kinderen nu dagelijks meer water en minder zoete dranken? Zijn ze ook thuis meer water gaan drinken en minder zoete dranken?
4.5
Eerste leerpunten
De rapportage Evaluatie Kanaleneiland 2012 t/m 2014 is bijna klaar en komt binnenkort uit..
4.5.1
Op basis van de eerste bijeenkomst van de van de landelijke G4-werkgroep
Gemeente Utrecht, Volksgezondheid is zoekende naar de mate waarin alle a ctiviteiten op en rond scholen (sport, bewegen, gezond gewicht, JGZ …) onde rgebracht kunnen worden in één integrale keten? Deze samenwerking daa dwerkelijk vorm geven is nog een hele opgave. Alle partijen staan er welwi llend tegenover. Maar tegelijkertijd is ieders takenpakket groot en vraagt het een grote inspanning van een ieder. JGZ kan mede het gezicht worden van de integrale aanpak op de scholen. Het is dan wel nodig dat betreffende JGZ -ers voldoende kennis en kunde hebben. Vraagt om de nodige scholing.
Mede in het licht van de social marketing is het zaak om als gemeente Utrecht, Volksgezondheid verder te kijken dan ieders eigen werkgebied. Zo kan ook een diëtist meegaan met de JGZ-verpleegkundige voor een nog betere kruisbestuiving. Ook wordt het door de specialismen bij een te brengen gemakkelijker om te achterhalen wat het werkelijke on derliggend probleem is. Wellicht is overgewicht een symptoom van onderliggende grotere probl emen? Het is dus zaak gezondheidsbevordering van de gemeente Utrecht, Volksgezondheid in een breed perspectief te plaatsen en te bekijken.
Kanaleneiland heeft als voordeel dat een huisarts zeer actief is op het thema gezond gewicht en bewegen, wat de ketensamenwerking vergemakkelijkt.
Een inzet op meer bewegen en gezond gewicht vraagt een stevige tijdsinve stering van de scholen. Dit wordt veel en vaak onderschat. Ook praktisch heeft het veel gevolgen. Water drinken is het stellen en naleven van regels, maar ook dat kinderen meer naar het toilet gaan en daarmee verstoring van de les kan zijn; hoe regel je als school de hygiëne van de bidons.
68
Cruciaal is dat de MR, OR, directie, leerkrachten en ondersteunend personeel samen achter het in te voeren beleid staan en één lijn trekt in bijvoorbeeld de communicatie naar ouders en het handhaven van het beleid.
School wil werken aan gezonde leefstijl van de leerlin gen, maar is soms bang dat het teveel tijd kost en ten koste gaat van andere prioriteiten zoals taal en rekenen. Uiteindelijk is gezond gewicht, gezonde leefstijl en voldoende b ewegen niet de corebusiness van de school. Dit maakt mede dat de school graag ondersteuning wil en wil leunen op externen van buiten.
Het kunnen stimuleren van de aanwezigheid van vakleerkrachten gymnastiek door JOGG zou zeer gewenst zijn. Dan zijn echter extra middelen benodigd en lang niet elke school beschikt ook over de dan noodzakelijke faciliteiten (gymzalen) in de nabijheid. Dit vraagt van de gemeente een grote aanvullende i nvestering. En rooster technisch kost dit extra tijd.
De meer nauwe samenwerking tussen JOGG, gezondheidsbevordering en JGZ is dat soms traag gehandeld kan worden. JGZ zit in moderniseringsproces. Dit kost veel tijd en aandacht van de JGZ-ers. Ook de benodigde scholing van de JGZ-vraagt veel tijd
Ouderbetrokkenheid en informatie; dit vraagt verschillende informatie voor elke doelgroep, bv. op websites met verschillende ingangen, verbetering in deze is mogelijk.
Een verhoogde inzet op ouderbetrokkenheid en overdracht van de veran twoordelijkheid van scholen naar de ouders wordt als de toekomst gezien. Denk aan overdracht van het waterbeleid: thuis water bidon vullen en meegeven. De vraag is wel hoever je hier als school en gemeente in moet en kunt gaan?
In Utrecht signaleert men de behoefte aan meer deskundigheidsbevordering van alle betrokkenen (binnen de gemeente en op de scholen).
Aangegeven wordt dat de erkenning van een interventie bij het Centrum G ezond Leven veel tijd (arbeidsintensief). Er is geen tijd om dat als JOGG regisseur zelf op te pakken en in te dienen. Inhuur van een externe is onve rmijdelijk en kost daardoor veel geld.
4.5.2
Op basis van het gesprek in de tussenronde: In de aanpak in Kanaleneiland en Overvecht heeft de gemeente, Volksg ezondheid vooral te maken met een allochtone bevolking met gemiddeld een laag opleidingsniveau. In Noordwest – waar veel autochtone laag opgeleide Utrechters wonen- vinden veel verhuizingen plaats. Bewoners met een hoge SES nemen de plaats in van bewoners met een lage SES. In deze wijk is dan ook het gemiddelde opleidingsniveau stijgende. De wijken onderling laten een opvallend verschil zien. In Noordwest is meer tegenkracht vanuit de ouders zichtbaar. In Kanaleneiland en Overvecht is dit minder zichtbaar. In deze
69
wijken wordt de leerkracht / schooldirecteur/ jeugdarts meer als autoriteit gezien en volgen de ouders het vastgestelde beleid gemakkelijker.
Het is dan ook zaak in de JOGG-aanpak rekening te houden met de cultuurverschillen binnen wijken en soms zelfs binnen buurten. Elke wijk of buurt vraagt een eigen maatwerkaanpak.
Het is zaak je te realiseren dat overgewicht en bewegingsarmoede vaak niet de enige problemen in een wijk of buurt zijn. Zo staan bij de scholen in Kan aleneiland en Overvecht het werken aan een ‘vreedzame wijk en school’ ook hoog op de agenda.
Idealiter wil JOGG aan alle scholen, die daarvoor in aanmerking komen ook daadwerkelijk ondersteuning willen bieden. Of te wel: het zou willen komen tot een wijk brede ondersteuning van alle scholen die ondersteuning rond g ezond gewicht, gezonde leefstijl en opvoeding nodig hebben
Het is de bedoeling dat bij de binnenkort in te voeren mod ernisering van de JGZ de jeugdverpleegkundigen flexibeler met hun tijd kunnen omgaan en zich kunnen richten op die onderwerpen die op scholen ook daadwerkelijk aa ndacht vragen (prioriteiten stellen). Waar nodig kunnen ze meer dan vroeger aandacht schenken aan het onderwerp gezond gewicht en in het bijzonder voeding en bewegen. We leunt men voor dit onderwerp nog op de kennis van de JOGG-regisseurs.
Idealiter werk je binnen de school middels één plan aan alle thema’s van g ezondheid, een samenwerking tussen de basisschool, gemeente Utrecht, Volksgezondheid (JGZ< JOGG en andere gezondheidsbevorderaars) en eve ntueel andere stedelijke- en wijkorganisaties.
Het is zaak de aandacht voor het onderwerp levend te houden of blijvend een agendapunt te laten zijn. Hiertoe geeft de gemeente zo nu en dan, dan ook een impuls aan het onderwerp in ‘stille’ periodes. Bijvoorbeeld in de vorm van een eenmalige financiële bijdrage voor de scholen om gezonde keuzes te maken bij de organisatie van het kerstontbijt, iets te doen met de hype rond het IKEA-ontbijt in Kanaleneiland of iets rond sport en bewegen. Op natuurli jke momenten probeert men de aandacht weer even op gezond gewicht en bewegen te richten. Wellicht zou dit nog verder uitgebreid kunnen worden, maar het is in ieder geval altijd maatwerk per school en per wijk.
In dit kader is het ook van belang de scholen op een positieve wijze te onde rsteunen en te faciliteren. De praktische inzet van studenten van de Hog eschool voor de Kunsten Utrecht is hier een voorbeeld van. Het creëert energie en vernieuwing van de beschikbare werkvormen en materialen. Zo krijgt de aanpak ook een meer dynamisch karakter. Het is nodig de aanpak, werkwi jzen, werkvormen en materialen voortdurend te blijven door ontwikkelen. Het denken staat ten slotte niet stil en elke wijk of buurt vraagt om maatwerk. Dit maatwerk ontwikkeld in een JOGG wijk, kan wel weer als voorbeeld of als stimulans voor een andere wijk dienen.
70
In plaats van regels te stellen en een werkwijze op te leggen is bewustwo rding onder de ouders van belang. Uiteindelijk wil je preventief werken. In de communicatie met de ouders en contact met de leerlingen heeft de lee rkracht een belangrijke rol. Hier gaat het onder andere om voorbeeldgedrag en communicatieve vaardigheden om een ieder op de juiste manier aan te spreken.
Waar het de ouderparticipatie betreft is de ervaring dat het vooral de gem otiveerde ouders zijn die je bereikt.
Waar het de integratie van JOGG met de wijkactieprogramma’s betreft is het zaak om meer aandacht de besteden aan de hoe-vraag in plaats van de watvraag. Hoe kunnen we bijvoorbeeld in de aanpak rond de vreedzame school en wijk ook de JOGG thema’s integreren / meenemen. Hieraan wordt invulling gegeven door in de stuurgroep bijvoorbeeld zowel de programmam anager van JOGG als de coördinator van het vreedzaam project te laten participeren, dit staat nog in de kinderschoenen en het is nog zoeken naar een win -win voor beide programma’s. Het zou mooi zijn beide thema’s de prioriteit van scholen te kunnen maken, maar wellicht moet je ook wel kiezen. In ieder geval zal ook hier elke wijk een andere aanpak of vorm van integratie vragen.
In Overvecht is ook de wijkaanpak Gezonde Wijk Overvecht. Richtte zich tot voor kort op volwassenen met vage klachten. Nu wordt s amen met de partners in Gezonde Wijk Aanpak besproken hoe hierin verbreding kan worden aangebracht naar de doelgroep jeugd en de daarmee samenhangende settingen zoals basisscholen.
Integratie tussen partijen als gemeente, JGZ en partners in de wijk on tstaat ook door simpelweg aan de slag te gaan en gezamenlijke activiteiten te doen (elkaar werkende weg leren kennen en inspireren). Door elkaar bijvoorbeeld op een thema (straks bijvoorbeeld de komst van de start van de Tour de Fra nce) te vinden ontstaat verdere samenwerking. De betrokkenheid van de HKU studenten is hierin behulpzaam: zoeken naar vormen die meerdere partijen aanspreken en die bij elkaar brengen
Best-practice: leren van elkaar: drankenbord van Amsterdam overgenomen en opgenomen in de toolbox “Voeding en opvoeding van peuters”. Of zelf een versie met traktaties (picto’s) gemaakt. Het zou mooi zijn wanneer dit meer gefaciliteerd kan worden: elke stad blijft haar aanpak continue door ontwi kkelen. Deze kennis met elkaar delen kan zeer waardevo l zijn.
Het behalen van een vignet van CLG is zeer bewerkelijk (veel stappen te doo rlopen); JOGG Utrecht adviseert scholen om met de door het CGL erkende les methoden zo als Lekker Fit!, Smaaklessen Ik Eet Het Beter aan de slag te gaan. Wellicht schiet de erkenning haar doel voorbij. Je hebt externe inzet en expertise nodig om de erkenning te behalen, waar dient het dan nog voor? De vraag is ook of een eenmaal erkende methode welvoldoende toegespitst is op basisscholen in de aandachtswijken. Een ontwikkeling als het DIGIBORD op elke school biedt allerlei kansen, maar je moet er wel voor ontwikkelen.
71
Als aan een basisschool het certificaat ‘Voeding’ of “bewegen en Sport’ van het vignet Gezonde School is toegekend, is ook wel handig. Het maakt de ke uzes voor en de verantwoording van het handelen door school gemakkelijker. Ook in de communicatie naar ouders is dit een pluspunt.
Utrecht heeft geen eigen academische toets van de werkwijzen opgezet. Dit zou wel iets zijn op om G4-niveau vorm te geven in lijn met de gedachten van Amsterdam hierover. Het gaat erom dat je op een lean -manier de diepte in kan, verschillen in beeld kan brengen en redenen achter het al dan niet sl agen kan achterhalen. In ieder geval moet de blik altijd gericht blijven op het einddoel en niet op het eind of tussenproduct.
Het feit dat zowel de JGZ als JOGG en gezondheidsbevordering onderdeel zijn van gemeente Utrecht, Volksgezondheid, vergemakkelijkt de samenwerking en de mogelijkheden om tot een goede interne samenwerkingsketen te komen.
Ondanks het feit dat in Utrecht de JOGG aanpak op politiek en bestuurlijk n iveau ondersteund en ondertekend is door ook de wethouders van Sport en Onderwijs, zijn er in de praktijk weliswaar contacten met medewerkers van onderwijs en sport. Dit kan echter nog meer. Deze kunnen worden uitgebreid en geïntensiveerd .
4.5.3
Op basis van de tweede bijeenkomst van de van de landelijke G4-werkgroep
Utrecht hanteert / werkt continu aan een menukaart met interventies waar zij achterstaan. Deze zijn voor een ieder beschikbaar (kosteloos).
De schoolaanpak is maatwerk: waar zit de energie op de school / waar wil de school op inzetten. Op de andere thema’s is de inzet van de gemeente dan kleiner of afwezig.
Het volledige programma is ondergebracht in een gemeentelij ke dienst, dit maakt de lijnen kort. De GG&GD is betrokken bij keuzes en afspraken van a ndere diensten die het programma raken: bijvoorbeeld de keuze voor de ui tvoeringsorganisatie voor het sport en beweegaanbod (Harten voor Sport) . De GG&GD geeft voorwaarden in de aanbesteding mee. Ook reageert de GG&GD vanuit de optiek van gezond gewicht op de andere diensten.
Er zou nauwer met onderwijs opgetrokken kunnen worden.
Het politiek draagvlak voor het programma is in mindere mate zichtbaar.
De GG&GD gaat proactief met de schoolbesturen (koepels) in gesprek over het onderwerp gezond gewicht en bewegen.
Gezond gewicht en voldoende bewegen raakt snel aan opvoeding en gedrag door (en van) de ouders.
Het zorg en advies werk van JGZ moet wellicht zelfs meer centraal komen te staan in de aanpak. Dit gecombineerd met een op elkaar aansluitende sch olenaanpak en wijkaanpak. De school is een van de partners in de wijk. Dit is
72
een kanteling in denken en doen die nog ingezet moet worden. Uiteindelijk zouden de diverse organisaties in de wijk eigenaar moeten zijn.
Interventies moeten geborgd worden in het doen en laten van anderen, denk aan water- en fruitbeleid wat (uiteindelijk) onderdeel moet zijn van het schoolbeleid.
Alle activiteiten rond bewegen zijn ondergebracht bi j een externe partij: als gemeente moet je hen dan ook strak aansturen op basis van de aanbesteding. Je bent opdrachtgever en moet die rol ook nemen. Dit kan wellicht sterker, maar tegelijkertijd lukt het de gemeente te bereiken wat ze wil bereiken. Ec hter vooral op basis van de intensieve contacten op wijkniveau.
Aanbestedingen kunnen goed werken en zijn middels het opnemen van goede voorwaarden te sturen, echter lopen de afspraken vier jaar en levert aanb esteding of wisseling naar een andere partij veel onrust op en een nieuwe periode van elkaar en de omgeving leren kennen.
Ondergewicht is mogelijk een issue (ook in Amsterdam).
Het is mogelijk de samenwerking met JGZ en CJG te intensiveren: wanneer je dat wilt moet je / moeten deze organisaties wel daadwerkelijk hun blik gaan verruimen; je red dit niet met enkele sessies: je moet elkaar in het werk gaan meenemen. Wel is het zaak te bedenken hoe de directies te overtuigen zijn. Op zich zou het eenvoudig moeten kunnen, met de juiste argumenten. Drammen en opleggen is echter contraproductief (geldt ook voor Amsterdam). Dit begint met het laten zien (onderbouwd) van het probleem en hieraan gekoppelde multi problematiek en de herkenning hiervan onder de betrokkenen, bv. aan de hand van de Utrecht-monitor. Hoe de school er zelf instaat blijft cruciaal: één boodschap, één visie van het team leerkrachten en bijbehorend voorbeeldgedrag en draagvlak onder de directie is cruciaal. Het is soms een worsteling als het programma niet van de grond komt: wat doe je dan?: Amsterdamse 80-2- regel… Voor een verhoogde ouderbetrokkenheid is de inzet van jeugdartsen in so mmige gevallen gunstig. Zij worden door sommige doelgroepen als autoriteit gezien.
73