Zilveren Kracht: bron van alledaagse solidariteit tussen de generaties
Kees Penninx Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn
Lezing tijdens de hoorzitting "Hoe intergenerationele relaties bevorderen", georganiseerd door de Koning Boudewijnstichting Brussel, Auditorium van de Nationale Bank, 27 november 2006
Dames en heren, Het thema van vandaag is solidariteit tussen de generaties. We vragen ons af wat dat betekent, hoe het daar mee staat. Hoe kunnen we als samenleving het eeuwenoude sociale contract tussen de generaties op peil houden? In Nederland hebben we de afgelopen jaren flink gepionierd met intergenerationele projecten. We hebben jong en oud een stapje dichter bij elkaar gebracht. Ik vind het een grote eer daarover bij u iets te mogen vertellen. In mijn inleiding zal ik beginnen met enkele statements over solidariteit tussen generaties. Die kent veel gedaanten. Ik ga het vooral hebben over solidariteit in het publiek domein: de buurt, de school, het zorgcentrum. Mijn verhaal gaat over de methodieken die we op dat vlak de afgelopen jaren hebben ontwikkeld voor gemeenten en allerlei maatschappelijke organisaties. Ook zal ik u een kort filmpje laten zien over één zo’n methodiek. Ik sluit af met het pleidooi om intergenerationeel werken niet te laten verzanden in leuke, maar tijdelijke projecten. In Nederland zijn we intergenerationeel werken gaan zien als een nieuwe competentie van professionals en vrijwilligers in het publieke domein. Goed, eerst dus iets over solidariteit tussen de generaties. Waar hebben we het eigenlijk over?
Solidariteit tussen generaties Als het gaat om solidariteit tussen de generaties zou je drie maatschappelijke sferen kunnen onderscheiden: •
Om te beginnen de microsfeer van de private leefverbanden, zoals gezin, familie en het sociale netwerk van vrienden en kennissen. Solidariteit tussen generaties komt hier tevoorschijn als de zorg voor kinderen en kleinkinderen, of mantelzorg voor een zieke oudere. U kunt in dit verband ook denken aan materiële en financiële overdrachten, zoals het bieden van onderdak of het schenken van geld. Onderzoek in Nederland wijst telkens weer uit dat familieleden heel veel voor elkaar over hebben. Zoals de opa’s en de oma’s die vele dagen per week klaar staan om de kleinkinderen op te vangen. Toch worden zulke vormen van solidariteit nooit meegeteld in het debat over de vergrijzing. In dat debat worden ouderen voortdurend voorgesteld als een kostenpost voor de schatkist. Ik kom daar nog op terug.
Penninx – hoorzitting KBS 27 nov. 2006
2
•
Een tweede sfeer van solidariteit zou je kunnen noemen het publiek domein. Het gaat hier onder meer over de fysieke ruimte, zoals het stadspark en het dorpsplein. Allerlei personen en groepen bewegen zich in die publieke ruimte. Ze maken er gebruiken van; botsen soms; praten soms over hoe je daarin met elkaar omgaat. Het publiek domein omvat ook de maatschappelijke organisaties: kerken, verenigingen, bedrijven, winkels, vrijwilligersorganisaties, scholen, zorginstellingen, het buurthuis. Jane Jacobs, de auteur van het beroemde boek The Death and Life of Great American Cities1, omschrijft het publiek domein als een plek waar mensen zich met elkaar identificeren. Waar mensen tolerantie en een maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel kunnen leren. Dit publiek domein moet principieel voor iedereen toegankelijk zijn, aldus Jacobs. In die zin is het dus vreemd dat het onderwijs niet toegankelijk is voor ouderen, of dat kinderen niet mogen spelen nabij een rusthuis voor ouderen.
•
Dan is er nog de derde sfeer van intergenerationele solidariteit, en dat is het macroniveau van de collectief gefinancierde statelijke arrangementen. Hier gaat het om het stelsel van wetten en regelgeving, waarmee we gedurende de laatste honderd jaar de verzorgingsstaat hebben opgebouwd. Na twintig jaar neoliberale politiek wordt die nu in Nederland flink verbouwd, de verzorgingsstaat zou ons maar lui maken. We moeten nu harder en langer werken, en het verdiende geld inzetten voor meer eigen verzekeringspolissen.
Dit gezegd hebbende, kom ik tot de volgende uitspraak: intergenerationele projecten zijn mooi, maar er moet daarnaast ook gewerkt worden aan een goede voedingsbodem. Ik zou dat debat graag een beetje aanjagen door er het volgende over te zeggen:
Ten eerste. Het maatschappelijk debat over de solidariteit tussen de generaties wordt te veel gedomineerd door statelijke discussies over financiering van de ouderdomsvoorzieningen en het zorgstelsel. Het is een eenzijdig monetair debat dat ouderen voortdurend als een financieel probleem diskwalificeert. De grijze druk. De grijze tsunami. Zo’n eenzijdige benadering ondermijnt de solidariteit. Zij brengt ouderen in het defensief en zet jongeren aan tot haat jegens oudere generaties.
1
Jacobs, J. The death and life of great American cities. New York: Random House, 1961.
Penninx – hoorzitting KBS 27 nov. 2006
3
Ten tweede. In Nederland heeft het sociaal-wetenschappelijk onderzoek in de gerontologie de afgelopen jaren te eenzijdig in het teken gestaan van de zorg. Belangrijke vraagstellingen waren en zijn: hoe kunnen we de kwaliteit van de ouderenzorg op peil houden? Hoe voorkomen of verminderen we allerlei ouderdomsziekten? Ik onderschrijf het belang van dit onderzoek. Maar er is één gevaar: opnieuw wordt de ouderdom eenzijdig voorgesteld als een zorgelijke tragedie, als een tranendal van lichamelijke en geestelijke aftakeling. De media nemen dit beeld graag over. Dan zien we bejaarden in tehuizen waar zij niet mogen douchen en in hun eigen ontlasting liggen. Het laatste nieuwtje in medialand zijn de “hangouderen”, ja u hoort het goed. Dan zien we groepen ouderen die zich rot vervelen en de hele middag bij MacDonalds zitten te nippen aan één kopje koffie. Het publiek struikelt over de rollators. We lachen erom. Maar niemand verdiept zich in de vraag waarom die ouderen daar zitten. Zo zijn ouderen ófwel tragisch, ófwel hilarisch. In elk geval geen categorie om je mee te identificeren, laat staan er solidair mee te zijn.
Dit brengt mij op mijn derde statement: er is behoefte aan een nieuwe kijk op ouder worden, aan nieuwe beelden, nieuwe maatschappelijke rollen, misschien zelfs een nieuw ouderdomsparadigma. Daarin blijven ouderen tot op zeer hoge leeftijd, als betrokken burgers, midden in de samenleving staan. Blijven ze volledig opgenomen in het stelsel van wederkerige relaties waarin je dan weer eens de ontvangende partij bent, en dan weer eens de gevende partij. Ze doen mee met de uitwisseling van hulpbronnen, zoals kennis, inzicht, vaardigheden, diensten en aandacht. Dit stelsel van alledaagse solidariteit is de leverancier van erkenning en waardering. Het stelsel mág ook iets van ouderen vragen. Het mag vragen: wat heeft u te bieden? Wat kunt u bijdragen? Een glimlach of een luisterend oor kunnen al wonderen doen. Een samenleving die niets vraagt, onder het mom van de welverdiende rust, ontkent de oudere in zijn mens-zijn. en dat vind ik, Dames en heren, een vorm van maatschappelijke verwaarlozing.
Dames en heren, ik zou dit nieuwe denken over ouder worden – en dat is mijn vierde statement - een naam willen geven: de Zilveren Kracht. De kennis en levenservaring van ouderen, die vooral op lokaal niveau gezocht moet worden, die daar gemobiliseerd en ontwikkeld moeten worden. In het publieke domein gebeurt het: in uw buurt en in de mijne. In onze steden en dorpen. In het verenigingsleven, op scholen, in de zorginstellingen. Dat zijn de oefenplaatsen van sociale betrokkenheid en identificatie. Daar werken mensen samen en wisselen ze hulpbronnen uit. Daar leren mensen elkaar vertrouwen. Ontdekken ze wie ze zijn en wat ze kunnen.
Penninx – hoorzitting KBS 27 nov. 2006
4
In dat licht doen intergenerationele programma’s hun werk. Ze vormen een eigentijds vehikel, een transportmiddel, voor die zilveren kracht. Ze helpen ouderen bij de sociale herovering van het publieke domein. Ze boren de betekenis aan die generaties in het alledaagse leven voor elkaar kunnen hebben. Om dit te illustreren en omdat beelden meer zeggen dan woorden laat ik u nu een filmpje zien. Filmpje Karweiteam. U zag het project Karweiteam in Amsterdam. Het project nodigt jongeren uit zich in te zetten voor ouderen. Al doende krijgen ze meer zelfvertrouwen, ze doen nieuwe vaardigheden op en leren zich in te leven in het perspectief van anderen. Wij hebben de jongeren gevraagd: zou je ermee doorgaan als je er geen zakgeld meer voor kreeg? Negen van de tien jongeren zei: ja. Waarom, vroegen wij. Omdat het cool is, zeiden ze. Wat maakt het dan zo cool vroegen wij? Nou, wij vinden die opa´s en oma´s zo aardig. Wat bedoel je met aardig? Nou, wij krijgen cola en koekjes. En die krijgen jullie thuis niet? Jawel, maar de opa´s en oma´s luisteren naar ons. Onze vaders en moeders zijn niet thuis, ze hebben geen tijd. Mijn oudere broer is verslaafd. Daar gaat alle aandacht naar toe. Bij opa Jansen kan ik mijn verhaal kwijt. Hij neemt mij serieus. Kijk, dat bedoel ik nou met de zilveren kracht. In dit project gebeurt veel meer dan die boodschap die de jongeren doen voor de ouderen. De ouderen, waarvan er velen de deur niet meer uit kunnen, bieden een luisterend oor, een steuntje in de rug aan de jongeren. Dat geeft hen hun trots terug: ze betekenen iets, ze zijn weer iemand. Het project heeft ons geholpen om de kern van intergenerationeel werken te benoemen:
Intergenerationeel werken is het ontplooien van activiteiten, waarin burgers van verschillende generaties met elkaar in contact komen om elkaar te helpen, voor elkaar te zorgen, gezamenlijke belangen te realiseren of de dialoog aan te gaan over onderlinge conflicten. Wat we ook hebben ontdekt is dat het niet moet blijven bij een opeenstapeling van losse projecten. Beleidsmakers, professionals en vrijwilligers moeten leren intergenerationeel denken. Een buurt is pas een buurt voor alle leeftijden als er ook goede voorzieningen zijn voor alle leeftijden, van kinderopvang tot kleinschalige verpleegzorg.
Penninx – hoorzitting KBS 27 nov. 2006
5
Een straat is pas een straat voor alle leeftijden als stoepen, huizen en gebouwen toegankelijk zijn voor iedereen, of je nu 8 bent of 108. en, als iedereen zich veilig voelt in die straat. Daarnaast moeten er voldoende mogelijkheden zijn voor ontmoeting en interactie tussen de generaties. Intergenerationeel werken betekent dat je een visie op het samenleven van generaties kunt vormgeven in nieuwe sociale praktijken. En dat je daarbij over institutionele grenzen en vooroordelen heen kunnen stappen. Je bent in staat om een intergenerationele wijkanalyse te maken. Je weet kansen te benutten: zorginstellingen die meer levendigheid en contact met de samenleving zoeken. Kinderopvang en onderwijs, waar ouderen hun rijke levenservaring kunnen inzetten. Maar ook de woningbouwvereniging en de politie: die willen veilige wijken waar jong en oud niet tegenover elkaar staan, maar de dialoog aangaan. Intergenerationeel werken verbindt niet alleen burgers, maar ook deze partijen.
Dames en heren, Er kan heel veel worden bereikt met relatief weinig middelen. De mensen die u hier ziet leverden het bewijs dat alledaagse solidariteit tussen de generaties heel goed mogelijk is. Je kunt het al vanaf een jaar of drie, en je kunt het daarna nog zeker honderd jaar volhouden. Ik dank u wel.
Penninx – hoorzitting KBS 27 nov. 2006
6