De zilveren kracht van Schiedam Onderzoeksrapport over mogelijkheden om de senioren van Schiedam vrijwillig actief te krijgen en te houden
Auteur(s) Datum © MOVISIE
Marleen Alblas, Kees Penninx 7 november 2007
MOVISIE – Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling MOVISIE verzamelt, ontwikkelt en verspreidt kennis en adviseert op het gebied van welzijn, zorg en sociale veiligheid. MOVISIE werkt voor en samen met overheden, burgerinitiatieven, professionele en vrijwilligersorganisaties met als doel de participatie en zelfredzaamheid van burgers te vergroten. Centrale thema’s daarbij zijn vrijwillige inzet, mantelzorg, kwetsbare groepen, leefbaarheid en huiselijk en seksueel geweld.
Kijk voor meer informatie op www.movisie.nl
COLOFON Auteurs: Marleen Alblas, Kees Penninx Projectnummer: P1265 Datum: 26 juli 2007 © MOVISIE, juli 2007
Inhoudsopgave Samenvatting ............................................................................................................................................ 1 1 Inleiding ...................................................................................................................................... 7 2 Onderzoeksopzet, respons en verantwoording ....................................................................... 12 3 Onderzoeksresultaten .............................................................................................................. 18 3.1 Inleiding .................................................................................................................................... 18 3.2 De Schiedamse senioren in vogelvlucht .................................................................................. 18 3.2.1 Woon- en leefsituatie ............................................................................................................... 18 3.2.2 Activiteit .................................................................................................................................... 23 3.3 De mantelzorger in beeld ......................................................................................................... 25 3.3.1 Zorgverlening ........................................................................................................................... 25 3.3.2 Zorgbeleving en ondersteuningsbehoeften ............................................................................. 28 3.3.3 Activiteit .................................................................................................................................... 29 3.3.4 Kansen voor activering ............................................................................................................ 30 3.4 De vrijwilliger in beeld .............................................................................................................. 32 3.4.1 Vrijwillige inzet ......................................................................................................................... 32 3.4.2 Activiteit .................................................................................................................................... 35 3.4.3 Kansen voor activering ............................................................................................................ 36 3.5 De niet actieve senior in beeld ................................................................................................. 37 3.5.1 Kenmerken van de niet actieve senior .................................................................................... 37 3.5.2 Activiteit .................................................................................................................................... 38 3.5.3 Kansen voor activering ............................................................................................................ 39 3.6 De allochtone senior in beeld .................................................................................................. 42 3.6.1 Kenmerken van de allochtone senior ...................................................................................... 42 3.6.2 Activiteit .................................................................................................................................... 43 3.6.3 Kansen voor activering ............................................................................................................ 45 4 Conclusies en aanbevelingen .................................................................................................. 47 4.1 Mantelzorgers .......................................................................................................................... 47 4.2 Vrijwilligers ............................................................................................................................... 49 4.3 Niet actieve senioren ............................................................................................................... 53 4.4 Allochtone ouderen .................................................................................................................. 55 4.5 De Zilveren Kracht van Schiedam ........................................................................................... 57 4.6 Aan de slag met de zilveren kracht.......................................................................................... 59 5 Bijlagen .................................................................................................................................... 61 5.1 Bijlage 1 Vragenlijst onderzoek Schiedam .............................................................................. 61 5.2 Bijlage 2 Deelnemers Open Space Workshop ........................................................................ 83 5.3 Bijlage 3 Weekschema’s van senioren .................................................................................... 84
Samenvatting De gemeente Schiedam wil actief inspelen op de mogelijkheden van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De gemeente realiseert zich dat vrijwilligerswerk, burenhulp en mantelzorg onmisbare schakels zijn in de keten van formele en informele zorgvoorzieningen, die nodig is voor het welslagen van de Wmo. Daarom is een belangrijke prioriteit van de gemeente om op effectieve wijze invulling te geven aan het vierde prestatieveld van deze wet, het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. In deze ontwikkeling spelen senioren een sleutelrol. Als gevolg van vergrijzing en extramuralisering neemt het aantal kwetsbare en zorgbehoevende senioren de komende jaren sterk toe. Anderzijds komen er ook steeds meer vitale senioren, de zogenoemde babyboomers van na de oorlog. Dit is de meest omvangrijke generatie senioren die ooit heeft bestaan. Deze generatie begint het arbeidsproces momenteel te verlaten en vormt een interessant potentieel voor de Schiedamse samenleving. De gemeente vraagt zich af hoe groot dat potentieel is, en hoe het kan worden aangeboord. Daarnaast zijn er natuurlijk nog de wat oudere Schiedamse senioren, de huidige 65-plussers van wie velen al actief zijn als mantelzorger, burenhulp en vrijwilliger. Wat hebben zij nodig om deze belangrijke maatschappelijke rollen met plezier te kunnen blijven vervullen en liefst nog zo lang mogelijk vol te houden? Eén ding is zeker: of het nu gaat om de huidige of toekomstige senioren, in hun vrije tijd concurreert maatschappelijke inzet met veel andere activiteiten. Het vinden en binden van senioren voor maatschappelijke inzet in de Schiedamse samenleving gaat dus niet vanzelf. Maar hoe dan wel? Om deze vraag te beantwoorden heeft Movisie, kennisinstituut op het gebied van maatschappelijke ontwikkeling, in de eerste helft van 2007 een onderzoek uitgevoerd onder senioren in Schiedam. De centrale vraag van het onderzoek was: Onder welke voorwaarden en op welke manieren kan vrijwilligerswerk door de huidige en de nieuwe cohorten senioren ten behoeve van kwetsbare ouderen en andere kwetsbare groepen zó aantrekkelijk zijn dat veel Schiedamse senioren zich hier met veel plezier aan zullen wijden? Deelvragen die daarbij aan de orde kwamen, waren: Hoeveel ruimte en draagvlak is er voor het principe Ouderen-voor-Ouderen? Welke wensen hebben senioren ten aanzien van vrijwilligerswerk, burenhulp en mantelzorg? Welke sociale rollen vinden zij aantrekkelijk? Welke belemmeringen ervaren zij bij vrijwilligerswerk en mantelzorg en hoe kunnen die worden weggenomen? Welke voorzieningen en ondersteuningsvormen hebben senioren nodig om de betekenis die zij voor elkaar en voor anderen kunnen hebben tot ontplooiing te brengen? Bij de uitvoering van het onderzoek heeft MOVISIE de volgende stappen gezet: samenstelling van een lokale werkgroep; inhoudelijke werksessie met de werkgroep; opstellen en pretesten van een vragenlijst; interviewtraining voor en nagesprek met senioren die de interviews hebben afgenomen; begeleiding bij de uitvoering; concept rapportage; Open Space Workshop met Schiedamse maatschappelijke organisaties; eindrapportage.
1
Het onderzoek is gehouden onder 184 Schiedamse senioren tussen 52 en 90 jaar. Zij vormen naar leeftijd, sekse, inkomen, opleiding en etniciteit een goede afspiegeling van de Schiedamse ouderen. De belangrijkste resultaten worden hierna weergegeven. Het zilveren potentieel Het onderzoek heeft uitgewezen dat één op de drie Schiedamse burgers in de leeftijd van 52 tot 90 jaar nog enkele uren per week tijd en zin heeft om te beginnen met vrijwilligerswerk, of om nog wat extra vrijwilligerswerk te doen bovenop hetgeen men al doet. Met een effectief vrijwilligersbeleid – waarover hierna meer - kan deze reserve worden aangeboord. Als we de waarde van een uur vrijwilligerswerk stellen op 20 euro (een gebruikelijke norm die iets boven het minimum loon voor volwassenen ligt) levert een beleidsinvestering van één miljoen euro, uitgesmeerd over een periode van tien jaar, in die periode een rendement op van € 35.200.000,- aan maatschappelijke inzet door senioren. Dit is de extra inzet die men kan genereren bovenop hetgeen senioren al voor de Schiedamse samenleving doen. Verzilveringsbeleid Om dit te bereiken dient de gemeente te beschikken over een adequaat activerend seniorenbeleid. Wij hebben daarvoor de term verzilveringsbeleid bedacht. De crux daarvan is het verzilveren van het rijke potentieel aan kennis en levenservaring van de groeiende groep senioren. De gemeente Schiedam wil weten hoe dit beleid vorm kan krijgen vanuit het perspectief van vier groepen senioren: mantelzorgers, vrijwilligers, niet actieve ouderen en allochtone ouderen. Wat willen deze groepen senioren en hoe kunnen zij (nog meer) voor de Schiedamse samenleving worden gemobiliseerd? Per groep presenteren we de belangrijkste resultaten en aanbevelingen.
Mantelzorgers Een kwart van alle Schiedamse senioren biedt langdurig zorg aan een naaste. De meeste mantelzorgers zeggen de zorg doorgaans goed vol te houden. Eén op de drie mantelzorgers zegt de zorg zo nu en dan niet goed vol te houden. Oudere mantelzorgers zijn het zwaarst belast van alle leeftijdsgroepen. Assertieve babyboomers die mantelzorg verlenen, vragen gemakkelijker hulp dan andere senioren. Van het Steunpunt Mantelzorg hebben de meeste ouderen wel van gehoord, maar het aanbod van diensten is vrijwel onbekend. Vrijwilligerswerk is een bron van ontspanning voor veel mantelzorgers. De beeldvorming over mantelzorgers behoeft correctie: het is geen zielige groep maar een groep met veel levenskunst.
Aanbevelingen verzilveringsbeleid voor mantelzorgers Bij ondersteuning van mantelzorgers moet niet alleen worden gedacht aan het bieden van informatie, ontlasting en ontspanning, maar ook aan het bevorderen van actieve deelname aan de samenleving. Spreek mantelzorgers niet alleen aan op de hulp die zij kunnen krijgen, maar ook op de hulp die zij kunnen bieden. Ondersteuning van mantelzorgers moet niet wachten tot de vraag zich aandient, maar actief, outreachend, op zoek gaan naar de vraag. Ondersteuning van mantelzorgers komt vaak te laat. Geef daarom ook voorlichting over ondersteuningsmogelijkheden aan jongere mantelzorgers.
2
Maak vrijwilligers die een vorm van ondersteuning bieden aan mantelzorgers ambassadeurs van het vrijwilligerswerk. Flexibiliseer vrijwilligerswerk zodat het ook past in het weekschema van mantelzorgers en hou rekening met fluctuaties in de zorgzwaarte. Doe aan actieve promotie van vrijwilligerswerk, niet alleen vóór maar ook dóór mantelzorgers. Stem informatie voor mantelzorgers af op verschillende leeftijdsgroepen en culturen. Maak ook onderscheid naar mantelzorgers in verschillende wijken. Een wijkgerichte benadering maakt het mogelijk dat mantelzorgers elkaar gemakkelijk vinden, bij elkaar binnen lopen, hun verhaal bij elkaar kwijt kunnen, samen leuke dingen gaan doen en elkaar kunnen ondersteunen.
Vrijwilligers Bijna een kwart van de Schiedamse senioren is actief als vrijwilliger. Landelijk ligt dit percentage hoger, namelijk op 43%. De Schiedamse oudere vrijwilligers maken overwegend deel uit van de stille generatie. Het groeipotentieel ligt bij de babyboomgeneratie. Deze voelt zich echter minder aangetrokken tot het traditionele vrijwilligerswerk en zal op andere manieren verleid moeten worden. Ruimte voor eigen initiatieven is daarbij belangrijk. Zich nuttig voelen is de belangrijkste drijfveer voor deelname aan het vrijwilligerswerk. Babyboomers willen zich ontwikkelen; oudere generaties zoeken vooral contacten. Niet alle vrijwilligers verrichten hun werkzaamheden in de buurt. Wel voelen mensen die vrijwilligerswerk doen zich bovengemiddeld betrokken bij hun buurt. Er kan nog een schepje bovenop: ondanks hun drukke agenda zegt 48% van de ondervraagde vrijwilligers nog tijd te hebben voor nieuwe activiteiten. Ruim 40% van de ondervraagde vrijwilligers zou zich desgevraagd willen inzetten voor Ouderen-voor-Ouderen. Naarmate de leeftijd stijgt liggen gezondheidsklachten vaker op de loer; dit vraag van het vrijwilligerswerk een zekere mate van flexibiliteit. Ook in een vrijwilligerscarrière komt een keer een eind aan de loopbaan. Voor veel vrijwilligersorganisaties is dit een groot taboe; zij weten vaak niet hoe hiermee om te gaan. Stichting Ouderenwerk is redelijk bekend bij oudere vrijwilligers, maar het feitelijk gebruik van de ondersteuningsvormen is gering.
Aanbevelingen verzilveringsbeleid voor vrijwilligers Start een lokale wervingscampagne gericht op de babyboomers. Bij hen zit het toekomstig potentieel voor de civil society van Schiedam. Onderzoek de mogelijkheid tot het stimuleren van nieuwe burgerinitiatieven door jonge senioren. Geef hen de ruimte, faciliteiten, wellicht een startsubsidie. Vraag mensen persoonlijk. Een persoonlijke benadering is cruciaal. Beloon vrijwilligers die nieuwe vrijwilligers rekruteren en overweeg het instellen van een vliegende brigade van volunteer hunters, senioren die zelf de intrinsieke waarde van het vrijwilligerswerk kennen en dit graag overbrengen op anderen. Stimuleer vrijwilligerswerk in de buurt. Beperkt dit echter niet tot hulp aan kwetsbare ouderen. Een deel van de vrijwilligers wil zich inzetten in totaal andere verbanden. Creëer keuzemogelijkheden door middel van een breed scala van activiteiten. Breng jong en oud bij elkaar in het vrijwilligerswerk.
3
Maatjesprojecten, mentorprojecten, preventief huisbezoek en andere vormen van één-op-éen vrijwilligerswerk zijn geliefd bij ouderen. Ze kunnen er hun rijpere levenservaring in kwijt. Inventariseer wat er in Schiedam op dit gebied al gebeurt, zoek de witte vlekken op en ga na of ouderen voldoende betrokken zijn bij deze projecten. Richt de organisatie in op de wensen en mogelijkheden van senioren. Het werk volgt de vrijwilliger en niet andersom. Hou rekening met (tijdelijke) gezondheidsklachten en (soms) lange vakantieperiodes. Veel senioren willen graag iets doen, maar weten niet wat. Ergens in Schiedam zou informatie en loopbaanbegeleiding voor vrijwilligerswerk te vinden moeten zijn. Er moet meer samenwerking en netwerkontwikkeling komen tussen de vele vrijwilligersorganisaties in Schiedam. Er zijn nauwelijks mogelijkheden om mensen uit te wisselen. Het gevolg is dat vrijwilligers opgesloten raken. Voor de oudere generaties is dat wellicht geen groot probleem; zij zoeken vooral duurzame sociale contacten in het vrijwilligerswerk. Voor de babyboomers is het funest.
Niet actieve senioren Niet actieve senioren zijn personen van 52 jaar of ouder die niet maatschappelijk actief zijn als vrijwilliger, geen betaald werk verrichten en ook geen rol hebben als mantelzorger, burenhulp of structurele oppas van kinderen. Ruim 39% van de Schiedamse senioren is in deze zin niet actief. Niet actieve senioren zijn vaker vrouw en minder zelfredzaam. Niet actieve senioren zijn net zo uithuizig als actieve senioren. Zij zullen activiteiten echter niet snel (helpen) organiseren. Van de niet actieve senioren is 42% in het verleden wel actief is geweest als vrijwilliger. Er zijn drie belangrijke redenen om te stoppen: drukte, ziekte en veranderingen binnen de vrijwilligersorganisatie. Een op de drie niet actieve senioren heeft tijd voor een vorm van maatschappelijke inzet. Ook is er bij deze groep een redelijke belangstelling voor Ouderen-voor-Ouderen. De ontmoeting met andere mensen blijkt voor deze groep de belangrijkste drijfveer te zijn. Thema’s waar hun belangstelling naar uitgaat zijn “iets met veiligheid in de buurt”, “iets voor of in de natuur” en “zorg en ondersteuning voor kwetsbare senioren”. Er zijn twee soorten niet actieve senioren: degenen die wel actief zouden willen worden, maar beperkingen hebben of een drempel over moeten. En degenen niet actief willen worden, ook al zouden zij dat heel goed kunnen. De eerste groep kan gericht benaderd worden; zij vormt een interessant potentieel voor de Schiedamse gemeenschap.
Aanbevelingen verzilveringsbeleid voor niet actieve senioren De aanbevelingen die we hiervoor hebben geformuleerd over vrijwilligers zijn grotendeels ook van toepassing op de niet actieve senioren. Enkele aanvullingen: Onbegrip en gebrek aan informatie bij veranderingsprocessen doet veel vrijwilligers de vrijwilligersorganisatie verlaten. Betrek vrijwilligers zo veel mogelijk bij veranderingen in de organisatie. Het is ook hun organisatie! Op plekken waar niet actieve senioren komen, zoals het buurthuis, de winkel en het gezondheidscentrum kan informatie worden gegeven over vrijwilligerswerk. Maak het concreet en verleidelijk. Het woord vrijwilligerswerk heeft helaas in veler ogen een stoffig imago. Dus niet: “Heeft u nog tijd voor vrijwilligerswerk?” Maar: “Bent u graag met uw handen bezig?”
4
Vraag niet teveel tegelijk. Laat mensen ook eerst een poosje proeven van het vrijwilligerswerk. Bij voorbeeld door te zorgen voor hapklare, afgebakende klussen en tijdelijke projecten met veel variatie en verschillende gradaties van moeilijkheid. De groep senioren is zeer divers! Maak de voordelen duidelijk: wat krijgt men ervoor terug? Een gezellig team? Een interessante klus? Een dankbare glimlach? Deskundigheidsbevordering? Een royale onkostenvergoeding? In sommige gemeenten wordt ieder jaar een informatiedag voor senioren georganiseerd: Senioren voor…..(naam gemeente). Er zijn workshops over vrije tijd, reizen, sport en spel en…vrijwilligerswerk. Via deze sandwichformule komen veel senioren op een laagdrempelige manier in contact met de vrijwilligersorganisaties die zich presenteren.
Allochtone ouderen Zo’n 15% van de senioren in Schiedam is van allochtone afkomst. Meer dan 85% van deze senioren rekent op hulp van de familie als er problemen zijn. Allochtone ouderen zijn vaker onbekend met het Nederlandse voorzieningenstelsel dan Nederlandse ouderen. Er zijn veel problemen met de taal. De zelfredzaamheid van allochtone ouderen zal de komende jaren (nog verder) onder druk komt te staan. Beleid dat maatschappelijke inzet door allochtone ouderen beoogt, maakt een te grote sprong, als voorbij wordt gegaan aan het vraagstuk van de zelfredzaamheid. Dit geldt overigens ook voor Nederlandse ouderen die minder zelfredzaam zijn. Meer dan de helft van de allochtone senioren is niet actief in het georganiseerde vrijwilligerswerk, als mantelzorger, als structureel oppasser op kinderen, of als betaald werkende. Dit lijkt erg veel, maar als we zien dat bijna 40% van de Nederlandse senioren in Schiedam eveneens niet actief is, wordt de achterstand iets gerelativeerd. Allochtone ouderen zetten zich vaak in voor de naasten (met name familie), maar doen dat veel minder in georganiseerd verband. Wel zijn veel allochtone senioren actief in de moskee en vinden dat vanzelfsprekend. De meeste allochtone senioren bezoeken geen buurtactiviteiten, tenzij het gaat om overleg over de buurt zelf. Allochtone senioren voelen zich behoorlijk betrokken bij hun buurt. Ontmoeting en kunnen helpen zijn belangrijke drijfveren voor allochtone ouderen om in contact te komen met vrijwilligerswerk.
Aanbevelingen verzilveringsbeleid voor allochtone ouderen Een groot deel van de al eerder genoemde aandachtspunten is ook van toepassing op allochtone senioren. Ook hier enkele bijzondere aandachtspunten: Outreachend werken is een must. Voor deze doelgroep is het persoonlijk vragen om actief te worden, liefst door iemand die zij kennen en vertrouwen, nog belangrijker dan voor de autochtone senioren. Vorm een groep intermediairen uit allochtone kring die hiermee aan de slag wil en biedt hen ondersteuning en een budget. De onbekendheid en angst voor deelname aan het Nederlandse maatschappelijke veld kan ook worden weggenomen door eerst een klein aantal senioren uit een bepaalde kring te activeren. Wanneer zij positieve ervaringen hebben, zullen zij als rolmodel fungeren en zullen meer mensen zich actief durven inzetten. Hier geldt: als er een schaap over de dam is, volgen er meer.
5
Onderzoek de mogelijkheid om een relatie te leggen tussen inburgeringsactiviteiten (onder meer taalles) en deelname aan vrijwilligerswerk. Biedt mensen die vrijwilliger willen worden Nederlandse taalles en/of een computercursus. Veel allochtone ouderen hebben zorgen om financiën. Velen hebben geen volledige AOW opgebouwd. Zorg dat het financiële aspect niet mee hoeft te spelen in het actief worden. Zorg voor onkostenvergoedingen en verzekeringen. Betrek moskeeën bij het bereiken van mensen. Zorg voor kleinschalige vrijwilligersactiviteiten waarin het perfect spreken van de Nederlandse taal niet nodig is. De neiging bestaat om allochtone ouderen als een zielige groep te behandelen. Dat is fundamenteel verkeerd. Oog hebben voor hun problemen is belangrijk, maar een actieve benadering betekent dat ook hier wordt ingespeeld op de ervaring en kennis van de ouderen. Zie allochtone ouderen als pioniers die grenzen hebben verlegd, hard hebben gewerkt, vaak al net zo lang in de buurt wonen als andere ouderen, die verhalen kunnen vertellen en die zich weldegelijk betrokken voelen bij wat er om hen heen, en met name in hun buurt, gebeurt. Actief zijn binnen de eigen cultuur kan een opstapje zijn naar actief zijn in breder verband. Het een is niet belangrijker of beter dan het ander. Maak plaatsen beschikbaar voor allochtone vrijwilligers binnen verschillende organisaties. De taken moeten ook geschikt zijn voor mensen die de Nederlandse taal niet zo goed beheersen. Stem activiteiten en taken af op de wensen van de mensen. Allochtone senioren gaan bijvoorbeeld vaak lang op vakantie in de zomer. Daar moet rekening mee gehouden worden. Stem ook af op de belangrijkste interesses van allochtone ouderen: zorgen voor veiligheid in de buurt, organiseren van evenementen of festivals, iets doen in het onderwijs. Maak als gemeente gebruik van landelijke stimuleringsregelingen zoals Ruimte voor Contact en 1001-Kracht.
Tot slot Het onderzoek is afgesloten met een Open Space Workshop waarbij acht Schiedamse organisaties concrete voorstellen hebben ontwikkeld voor activiteiten die zij zouden kunnen ondernemen om de zilveren kracht van Schiedam aan te boren. De belangrijkste daarvan zijn het organiseren van een brede campagne á la Senioren voor…Schiedam en een aantal gerichte activiteiten voor het mobiliseren van de zilveren kracht van allochtone ouderen. Het onderzoek heeft de gemeente Schiedam doen besluiten om deze activiteiten daadwerkelijk op te pakken.
6
1
Inleiding
Voor u ligt het onderzoeksrapport De zilveren kracht van Schiedam. In dit rapport doet MOVISIE verslag van een onderzoek, uitgevoerd in de periode januari tot en met juli 2007, naar mogelijkheden om de Schiedamse 50-plussers, meer dan al het geval is, te interesseren voor maatschappelijke inzet in vrijwilligerswerk, burenhulp en mantelzorg. Vooral de vraag of Schiedam beschikt over een nog onaangeroerd potentieel onder deze doelgroep houdt de gemeente bezig. Stel dat dát potentieel er is, om hoeveel mensen gaat het dan? Wat zou de gemeente kunnen doen om dit potentieel aan te boren? En wat hebben 50-plussers in Schiedam nodig om hun rol als mantelzorger en vrijwilliger met plezier te vervullen en zo lang mogelijk vol te houden? Met dit onderzoek wil de gemeente Schiedam actief inspelen op de mogelijkheden van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De gemeente realiseert zich dat vrijwilligerswerk, burenhulp en mantelzorg onmisbare schakels vormen in de keten van formele en informele zorgvoorzieningen, die nodig is voor het welslagen van de Wmo. Daarom is een belangrijke prioriteit van de gemeente om op effectieve wijze invulling geven aan prestatieveld 4 van deze wet, het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. Tegen de achtergrond van vergrijzing en extramuralisering is de aandacht daarbij in het i bijzonder gericht op de rol van ouderen als actieve burgers en medevormgevers van de civil society .
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Doel van de Wmo is het scheppen van een omgeving en het aanreiken van instrumenten en voorzieningen die ervoor zorgen dat kwetsbare mensen zoveel mogelijk zichzelf kunnen redden en aan de samenleving kunnen deelnemen. Alleen voor een klein aantal zeer kwetsbare mensen zou nog intramurale verzorging geboden moeten worden. Om dit doel te realiseren is het belangrijk dat er op wijkniveau ketens of samenwerkingsverbanden tot stand komen tussen woon-, zorg- en welzijnsvoorzieningen. Ook dient er een goed samenspel te zijn tussen formele en informele zorgvoorzieningen. Dat betekent dat professionals in hun houding en aanpak zo veel mogelijk gericht moeten zijn op het aanboren, ondersteunen en verder ontwikkelen van de eigen kracht van burgers en buurten. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Niet alleen vraagt dit van veel professionals een cultuuromslag, ook is burenhulp (noaberschap) minder vanzelfsprekend geworden, met name in de stedelijke agglomeraties. Veel mantelzorgers voelen zich nu al overbelast en veel vrijwilligersorganisaties hebben moeite om nieuwe actieve vrijwilligers te vinden. De kunst is om onder deze moeilijke omstandigheden nieuwe kansen te benoemen én aan te grijpen, rekening houdend met de lokale situatie van Schiedam. Daarbij zal onder meer een goed inzicht nodig zijn in de wensen en mogelijkheden van de bevolking op het gebied van maatschappelijke inzet. Het onderzoek brengt deze wensen en mogelijkheden in kaart.
Vergrijzing Het is vooral de naoorlogse generatie babyboomers die zorgt voor de toename van het aantal ouderen in Nederland. Ook in Schiedam zal de groep 50-64-jarigen de komende jaren blijven toenemen. Vanaf 2011 gaan de eerste babyboomers de pensioengerechtigde leeftijd bereiken; vanaf dat jaar zal dan 1 ook het aantal 65-79 jarigen zeer sterk toenemen . Het opleidingsniveau van de nieuwe generatie senioren is aanzienlijk hoger dan dat van hun voorgangers. Met het opleidingsniveau stijgt de behoefte aan maatschappelijke participatie. Ook de daarvoor benodigde competenties, zoals het beheersen van de taal en het omgaan met computers, nemen toe. De vergrijzing brengt daarom niet alleen problemen, 1
Gemeente Schiedam, Onderzoek en Statistiek. Bevolkingsprognose Schiedam. Schiedam, juli 2004.
7
maar ook kansen. Hoe kan de gemeente Schiedam deze kansen pakken, mede in het licht van de opgaven die gesteld zijn in het kader van de Wmo?
Onderzoeksvraag In de vrije tijd van senioren concurreert maatschappelijke inzet met veel andere activiteiten. Het gaat dus niet vanzelf. De centrale vraag van het onderzoek is daarom: Onder welke voorwaarden en op welke manieren kan vrijwilligerswerk door de huidige en de nieuwe cohorten senioren ten behoeve van kwetsbare ouderen en andere kwetsbare groepen zó aantrekkelijk zijn dat velen zich hier met veel plezier aan zullen wijden?
Deelvragen die daarbij aan de orde komen zijn: Hoeveel ruimte en draagvlak is er voor het principe Ouderen-voor-Ouderen? Welke wensen hebben senioren ten aanzien van vrijwilligerswerk, burenhulp en mantelzorg? Welke sociale rollen vinden zij aantrekkelijk? Welke belemmeringen ervaren zij bij vrijwilligerswerk en mantelzorg en hoe kunnen die worden weggenomen? Welke voorzieningen en ondersteuningsvormen hebben senioren nodig om de betekenis die zij voor elkaar en voor anderen kunnen hebben tot ontplooiing te brengen? Antwoorden op deze vragen moeten de gemeente Schiedam inzicht geven in manieren waarop zij de het rijke potentieel van senioren, ofwel de zilveren kracht van Schiedam kan aanboren, uitdagen en verleiden tot duurzame maatschappelijke inzet en betrokkenheid. Met het begrip verleiden tot geven wij aan dat ouderen hiertoe niet verplicht kunnen worden. Vrijwilligerswerk is een keuze. Hetzelfde geldt voor burenhulp. Voor mantelzorg – de zorg voor een naaste - ligt dat iets anders: daar rol je in; je voelt je jezelf verplicht te zorgen voor je dementerende partner of je zieke moeder. Dit laat onverlet dat het belangrijk is hoe ouderen het bieden van mantelzorg ervaren en wat zij nodig hebben om dit vol te houden.
Huidige én toekomstige senioren De gemeente Schiedam wil niet alleen weten hoe de huidige senioren kunnen worden verleid tot maatschappelijke inzet en betrokkenheid. De gemeente wil ook weten hoe het staat met de toekomstige senioren. Op 1 januari 2007 telde Schiedam 11.458 inwoners van 65 jaar en ouder. Dit zijn de huidige senioren van Schiedam. De toekomstige senioren van Schiedam zijn de mensen in de leeftijd 50-64 jaar. Binnen enkele jaren zullen zij stoppen met werken en gerekend worden tot de senioren. Deze toekomstige generatie senioren bestaat op 1 januari 2007 uit 13.926 mensen. Een niet gering aantal dat mogelijk een belangrijk nieuw potentieel vormt voor de Schiedamse samenleving! In dit onderzoek zal daarom niet alleen gekeken worden op welke manieren de huidige senioren actief kunnen worden en blijven. Ook zullen we kijken naar de mogelijkheden om de nieuwe groepen, ofwel cohorten, ouderen in te zetten. Een logische indeling van respondenten lijkt dan de indeling 50-64 jarigen en 65plussers. Toch is gekozen voor een andere indeling. In eerder onderzoek naar participatie van de Zilii veren Kracht is gebruik gemaakt van de generatietypologie van Becker. In deze onderzoeken zijn verschillen tussen de generaties naar voren gekomen. Om de situatie in Schiedam (de praktijk) te kunnen koppelen aan de Nederlandse situatie en de theorie, is in dit onderzoek gebruikt gemaakt van de indeling van senioren in de volgende drie cohorten:
8
Vooroorlogse generatie: geboren in de periode 1910 -1930 (nu 77-97 jaar). Stille generatie: geboren in de periode 1930-1940 (nu 67-77 jaar). Babyboomgeneratie: geboren in de periode 1940 - 1955 (nu 52-67 jaar).
De vooroorlogse generatie is geboren tussen 1910 en 1930. Deze generatie heeft de economische crisis van de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog aan den lijve ondervonden. Opgegroeid in een periode van massale werkloosheid en oorlog, kende deze generatie zeer beperkte levenskansen, die 2 later nauwelijks meer in te halen zijn. Motivaction noemt als belangrijkste waarden van deze generatie :
Traditioneel, behoudend. Relatief sober, weinig hedonistisch. Law & order, discipline, hiërarchie. Denken in plichten. Informatiedool (dat wil zeggen: voelt overkill, snel de weg kwijt). Immateriële waarden. Groepsmensen.
De stille generatie is geboren tussen 1930 en 1940. Deze generatie groeit op in een periode van wederopbouw na de oorlog, gevolgd door een periode van economische hoogconjunctuur in de tweede helft van de jaren vijftig. De leden van deze generatie hebben kunnen profiteren van de inmiddels verbeterde onderwijskansen. Zij betraden de arbeidsmarkt in een periode waarin de vraag naar arbeid zeer groot was. Belangrijkste waarden:
Traditioneel maar met modernere waarden. Lokaal georiënteerd, maatschappelijk betrokken. Sterk beïnvloed door onderstroom. Individualiseringsangst. Immateriële waarden. Huiselijk. Gericht op gezondheid.
De protestgeneratie is geboren tussen 1940 en 1955. Deze generatie heeft de grootste omvang van alle generaties. Opgegroeid in een periode van ongekende welvaart, beschikt deze generatie over relatief gunstige levenskansen. Ontzuiling en secularisering hebben tot een radicaal ander waardepatroon geleid, waarmee de protestgeneratie zich onderscheidt van de stille en vooroorlogse generatie. Hier zijn de belangrijkste waarden: 2
Eigenzinnig. Autonoom en onafhankelijk. Weinig hiërarchisch ingesteld. Kritisch. Geëngageerd, maatschappelijk betrokken. Persoonlijke ontwikkeling. Beperkt materialistisch. Geringe informatiedool. Liberaler, denken in rechten.
Vergouw, J., B. van der Leij en M. Lampert. Senioren en vrijwilligerswerk. Onderzoek in opdracht van Zilveren Kracht. Amster-
dam: Motivaction, 2006.
9
De huidige senioren van Schiedam vallen binnen de eerste twee cohorten. De toekomstige senioren van Schiedam vallen binnen het laatstgenoemde cohort. In dit onderzoek zal gesproken worden over senioren, ook wanneer het de toekomstige senioren van Schiedam betreft. Het generatieonderzoek van Becker betreft vooral in Nederland geboren ouderen. Uit de gemeentelijke 3 cijfers van Schiedam blijkt dat zo’n 15% van de senioren in Schiedam van allochtone afkomst is. Dit 4 percentage ligt ver boven het Nederlandse gemiddelde van 2,9 %. Het zijn merendeels Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaans/Arubaanse ouderen. Niet alleen in cultureel opzicht, maar ook qua opleidingsniveau, inkomen, gezondheid en andere kenmerken zijn zij moeilijk te vergelijken met de in Nederland geboren ouderen. Ook onderling zijn de verschillen groot. Daarom besteden we aparte aandacht aan de participatiewensen en –mogelijkheden van allochtone ouderen.
Begrippen Schiedamse senioren Alle inwoners van Schiedam die geboren zijn vóór 1955. In het onderzoek is een representatieve steekproef getrokken uit alle inwoners van Schiedam die geboren zijn in de periode 1910 (de nu 97jarigen) tot 1955 (de nu 52-jarigen). Kwetsbare ouderen Van kwetsbaarheid is sprake wanneer de draaglast van een persoon, dat wil zeggen de problemen en opgaven waarvoor iemand zich in het dagelijks leven gesteld ziet, langdurig groter zijn dan de draagkracht, dat wil zeggen zijn persoonlijke competenties (zoals opleidingsniveau, sociale intelligentie) en 5 de hulpbronnen (zoals inkomen, partner, vrienden) waar hij of zij over kan beschikken. Allochtone senioren Onder een allochtone senior verstaan we een persoon die het grootste deel van zijn jeugd in een arm Europees of niet-westers land heeft doorgebracht. Uit de gemeentelijke cijfers van Schiedam blijkt dat zo’n 15% van de senioren in Schiedam van allochtone afkomst is. Niet actieve senioren Een niet actieve senior definiëren we in deze studie als iemand van 52 jaar of ouder die niet maatschappelijk actief is als vrijwilliger bij (of voor) een organisatie, die geen betaald werk verricht en ook geen rol heeft als mantelzorger, burenhulp of structurele oppas van kinderen. niet actieve senior geen Dit betekent niet dat de bezigheden heeft of geen activiteiten bezoekt. Maatschappelijke inzet Activiteiten die een bepaalde tijdsinzet vergen, die niet tegen betaling worden verricht (behoudens wellicht een onkostenvergoeding) en die in meer of mindere mate ten goede komen aan bepaalde maatschappelijke groeperingen, de leden van het eigen huishouden uitgezonderd. Deze definitie is van het 6 Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Concreet gaat volgens het SCP om lokaal en politiek activis3
Gemeente Schiedam. Statistisch Jaarboek 2006. Schiedam, Gemeente Schiedam, Team Onderzoek en Statistiek, september
2006. 4
Schellingerhout, R. Cijferrapport allochtone ouderen. Den Haag: SCP, 2004.
5
M.M.Y. de Klerk (red.). Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen. Rapportage ouderen 2004. Den Haag, SCP 2004
6
Breedveld, K., M. de Klerk en j. de Hart. Ouderen en maatschappelijke inzet. Den Haag: SCP 2004.
10
me, vrijwilligerswerk, informele hulp en zorg voor (klein)kinderen. Het huishoudelijk werk en de verzorging van thuiswonende kinderen valt er buiten, evenals het lidmaatschap van verenigingen en associaties. In onze studie laten we lokaal en politiek activisme buiten beschouwing. In plaats van het ruime begrip informele hulp hanteren we de meer specifieke begrippen burenhulp, mantelzorg en zorg voor (klein)kinderen. Vrijwilligerswerk Werk dat in enig georganiseerd verband onverplicht en onbetaald verricht wordt, ten behoeve van andere mensen of de samenleving. Belangrijk is hier het georganiseerd verband: een vereniging, een wijkcomité, een welzijnsorganisatie die met vrijwilligers werkt. Mantelzorg Een mantelzorger is een persoon die langdurig (meer dan drie maanden) zorg verleent aan een persoon in de directe omgeving, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden, maar waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en daarbij de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Voor deze zorg is niet vrijwillig gekozen. Burenhulp Burenhulp behoort ook tot de informele zorg. Het is de hulp die buren of buurtgenoten elkaar bieden. Soms bestaat er een hechte relatie tussen buren, van waaruit zij elkaar helpen. Andere keren is er slechts oppervlakkig contact, maar wordt er wel hulp geboden in tijden van ziekte en nood. De mate van vrijwilligheid tot het verlenen van hulp verschilt met die van mantelzorgers en vrijwilligers. Het gevoel tot het verplicht verlenen van hulp is minder groot dan bij mantelzorgers, maar soms sterker - ze7 ker bij aanvang - in vergelijking met vrijwilligers. Leeswijzer Hoofdstuk 2 bevat een weergave van de onderzoeksopzet, de respons en een verantwoording van de aanpak. Hoofdstuk 3 geeft de onderzoeksresultaten. Na een algemeen beeld van de Schiedamse senioren en hun maatschappelijke inzet presenteren we de resultaten vanuit het perspectief van achtereenvolgens oudere mantelzorgers, oudere vrijwilligers, niet actieve ouderen en allochtone ouderen. Het vierde hoofdstuk bevat de belangrijkste conclusies en aanbevelingen. Ook worden behandeld vanuit de vier perspectieven. Dit afsluitende hoofdstuk bevat ook een paragraaf met een gedachteexperiment, waarin we uitrekenen wat het rendement op jaarbasis in euro’s is indien de gemeente Schiedam besluit om de komende jaren te blijven investeren in de zilveren kracht van Schiedam. Het hoofdstuk sluit af met een aantal concrete actiepunten waarvoor dankzij het onderzoek draagvlak is gecreëerd bij een groot aantal maatschappelijke organisaties in Schiedam.
7
Definitie afkomstig van Vilans, project Vrijwilligers in de Zorg. Zie www.vrijwilligersindezorg.nl
11
2
Onderzoeksopzet, respons en verantwoording
Voor de uitvoering van het onderzoek maakte de gemeente enkele specifieke wensen kenbaar: Uitgangspunt zijn de wensen en behoeften van ouderen. De gemeente wil daarom een representatief aantal ouderen middels een vragenlijst interviewen over hun wensen en behoeften ten aanzien van vrijwilligerswerk en mantelzorg. De onderzoekers maken gebruik van de infrastructuur van het Steunpunt Mantelzorg en de Stichting Ouderenwerk Schiedam. De interviews worden afgenomen door vrijwilligers van de Stichting Ouderenwerk Schiedam. Ook wil de gemeente extra aandacht besteden aan de positie van allochtone ouderen. Om tegemoet te komen aan de wensen van de gemeente zijn de volgende activiteiten ondernomen: Samenstelling van een lokale werkgroep, inhoudelijke werksessie, opstellen en pretesten vragenlijst, interviewtraining en nagesprek met senioren, begeleiding bij de uitvoering, conceptrapportage, Open Space Workshop en eindrapportage. We lichten deze activiteiten hierna toe. Het onderzoek is uitgevoerd in de eerste helft van 2007.
Lokale werkgroep Een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeente (afdelingen Welzijn en Inkomen), het Steunpunt Mantelzorg en de Stichting Ouderenwerk Schiedam, heeft de onderzoeksopzet besproken, een tijdpad uitgezet en een verdeling gemaakt van taken en verantwoordelijkheden.
Inhoudelijke werksessie Bijeenkomst met de werkgroep waarin we het thema van diverse kanten hebben belicht. Van daaruit zijn de hoofdthema’s van het onderzoek benoemd. Ook is besloten om in het onderzoek vier perspectieven centraal te stellen: oudere mantelzorgers, oudere vrijwilligers, ouderen die niet actief zijn en allochtone ouderen. Deze werksessie van twee uur is tevens bijgewoond door enkele personen uit de groep senioren die de interviews zouden gaan afnemen.
Opstellen en pretesten vragenlijst We hebben een vragenlijst samengesteld die tijdens een huisbezoek van één á anderhalf uur kon worden afgenomen. Een huisbezoek is tijdrovend, maar de ervaring leert dat de opbrengst vele malen rijker en de uitval geringer is dan bij telefonische interviews of schriftelijke enquêtes. De vragenlijst bevatte een aantal gesloten en semi-open vragen en is vooraf voorgelegd aan de leden van de werkgroep en aan de interviewers. Ook zijn de vragen bij wijze van prétest afgelegd bij drie proefpersonen. Op grond hiervan zijn enkele verbeteringen aangebracht. De definitieve vragenlijst is opgenomen in bijlage 1.
12
Interviewtraining De werving en selectie van vrijwillige interviewers heeft plaatsgevonden in overleg met de Stichting Ouderenwerk Schiedam. Twee interviewers waren afkomstig uit de kring van allochtone zelforganisaties. Er waren twaalf vrijwilligers nodig, waarvan twee met allochtone achtergrond. De werving nam iets meer tijd in beslag dan was voorzien en leverde uiteindelijk negen vrijwilligers op. Dit aantal is aangevuld met een aantal stagiaires van de Stichting Ouderenwerk Schiedam. De interviewtraining duurde een dag. MOVISIE verzorgde de inhoud. De logistieke organisatie was in handen van het Steunpunt Vrijwilligerswerk.
Community self-survey Wanneer leden van een gemeenschap worden ingeschakeld voor het uitvoeren van onderzoek bij andere leden van die gemeenschap, is sprake van een community self-survey. Redenen om hiervoor te kiezen zijn herkenbaarheid voor de doelgroep, beperking van de kosten en activering van de gemeenschap. Een voorwaarde voor succes is dat de vrijwilligers een korte, maar intensieve training volgen waarin zij ingevoerd raken in het onderwerp en zich de nodige interviewvaardigheden toe-eigenen. Denk daarbij aan een gestructureerde groepsdiscussie over het onderwerp plus een aantal praktische oefeningen in binnenkomen, op het gemak stellen, luisteren, doorvragen, omgaan met emoties, signaleren, doorverwijzen, aantekeningen maken en afscheid nemen.
Nagesprek met de interviewers Het interviewen van ouderen kan een emotionele ervaring zijn. De-briefing van vrijwillige interviewers is daarom belangrijk. Ook het uitspreken van waardering en het overhandigen van een kleine attentie zijn onontbeerlijk. In het nagesprek wisselden de interviewers ervaringen uit en deelden zij hun eerste indrukken (“nooit bij stil gestaan hoe vitaal deze groep nog is”). Ook kwamen er frustraties naar boven (“Ik heb haar wel zes keer moeten bellen voordat ik een afspraak kon maken”) en werden suggesties gedaan voor verbetering van de selectieprocedure (“mevrouw was bijna dement; wat moet je dan met vragen over vrijwilligerswerk.”). Enkele keren werd informatie geboden over hulpverleningsmogelijkheden en ook werd een aantal respondenten in contact gebracht met het ouderenwerk omdat zij naar aanleiding van het interview graag actief wilden worden! Tijdens deze bijeenkomst werden ook voorlopige onderzoeksresultaten aan de interviewers voorgelegd, waarop ze konden reageren en aanvullingen konden geven.
13
Het interviewteam (twee leden niet op de foto)
Selectie en werving van respondenten Op 1 januari 2006 telde Schiedam 13.700 50-64-jarigen, 8.400 65-79-jarigen en 3.400 80-plussers. Een netto respons van rond de 180 volledig ingevulde vragenlijsten leek haalbaar, mede gezien de capaciteit van het vrijwilligersteam. Met behulp van een goede selectie van respondenten, waarbij gezorgd wordt voor afspiegeling van de oudere bevolking naar leeftijd, sekse, inkomen, opleiding en etniciteit zou dit voldoende materiaal opleveren om te komen tot redelijk betrouwbare en representatieve uitspraken. In samenwerking met de afdeling Statistiek van de gemeente Schiedam, zijn op basis van een aselecte steekproef in eerste instantie 1000 senioren in Schiedam aangeschreven. De brief is ondertekend door wethouder Welzijn en Sociale Zaken mevrouw Daskalakis. Bij het trekken van de steekproef zijn de mensen die woonachtig zijn in een zorginstelling buiten beschouwing gelaten. Omdat deze mensen niet meer zelfredzaam zijn en de medewerking aan het onderzoek hierdoor zeer bemoeilijkt wordt, is ervoor gekozen deze mensen niet te benadeOmdat ouderen die wonen in een instelling en 90-plussers niet zijn betrokken in het onderzoek, kunnen de resultaten enigszins vertekend ren. Tevens is besloten de Schiedamse seniozijn. Mogelijk zijn ze op sommige punten iets te rooskleurig, ook omdat ren boven de 90 jaar buiten beschouwing te waarschijnlijk vooral mensen hebben gereageerd met een bovengelaten. De kans op een zwakke gezondheid en middelde belangstelling voor het onderwerp. Dit probleem is zo veel mogelijk opgevangen door diepgaande gesprekken te voeren, waarbij mogelijkheden om goed mee te kunnen werveelvuldig is doorgevraagd. ken aan een interview is groot. De allochtone respondenten zijn benaderd door allochtone interviewers. Hiermee is de kans op sociaal wenselijke antwoorden, een taalbarrière en onbegrip bij vraagstelling zo klein mogelijk gemaakt.
Een tweede steekproef van eveneens 1000 mensen was nodig om tot voldoende respons te komen. Daarnaast is vanwege tegenvallende respons van allochtone ouderen, een extra steekproef van 500 senioren van allochtone afkomst getrokken. Deze mensen hebben een brief met antwoordkaart ontvangen. Uiteindelijk hebben meer dan 500 mensen gereageerd. 294 mensen gaven aan niet mee te willen werken. De meest genoemde reden was “geen tijd”. Ook vonden veel mensen zich nog actief genoeg en hadden zodoende geen interesse in deelname aan het onderzoek. Een slechte gezondheid van de respondent of partner werd eveneens vaak genoemd. Ruim 200 reacties waren wel positief. Deze mensen gaven aan wel mee te willen werken aan een interview. Door het beperkte tijdsbestek, uitval van een aantal vrijwillige interviewers en persoonlijke redenen van respondenten is het totale aantal volledige interviews uiteindelijk gedaald tot 184. Daar-
14
mee zaten we nog boven de gestelde ondergrens van 180. De groep respondenten heeft een samenstelling die redelijk overeenkomt met het algemene Schiedamse beeld. Zie tabel 1. De steekproef nadert hiermee de werkelijke verdeling in Schiedam en kan dan ook redelijk representatief genoemd worden. Figuur 3.1: Samenstelling respondentengroep naar aantal en percentage
Kenmerk
Samenstelling Onderzoek
Leeftijd naar generatie Vooroorlogse (1910- 1930)
Samenstelling Schiedam (algemeen) 34 18,5 % 68 37,0 % 82 44,6 %
Stille (1930-1940) Babyboom (1940-1955)
17,9 % 21,0 % 61,0 %
Geslacht Man
72 39,1 % 112 60,9 %
Vrouw Land van herkomst Nederland
155 84,2 % 10 5,4 % 0 0,0 % 7 3,8 % 4 2,2 % 1 0,5 % 4 2,2 % 3 1,6 %
Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Indonesië 8
Overig rijk / Westers (Europa, Amerika) Overig arm
46,0 % 54,0%
67,7 % 9,5 % 2,5 % 3,3 % 2,1 % ?
4,6 % 10,2 %
Tijdens de interviews is een vragenlijst ingevuld. Deze 184 vragenlijsten zijn verwerkt met behulp van het statistisch programma SPSS. De resultaten van het onderzoek zijn in dit rapport weergegeven.
8
De gemeente Schiedam maakt hier gebruik van het onderscheid rijke en arme landen. Onder rijke landen vallen Noord en West Europa, Noord Amerika, Japan, Australië, Nieuw-Zeeland, Israël en voormalig Nederlands-Indië. Onder arme landen vallen Oost en Zuid-Europa, Azië, Afrika en Midden en Zuid Amerika. Zie www.schiedam.nl
15
Begeleiding bij de uitvoering Gedurende de uitvoering van het onderzoek konden de vrijwilligers met hun vragen of problemen terecht bij de Stichting Ouderenwerk Schiedam. De verantwoordelijkheid voor het aanleveren van goed en volledig ingevulde vragenlijsten lag bij de Stichting Ouderenwerk. Dit nam iets meer tijd in beslag dan was voorzien, maar is uiteindelijk goed gelukt. Als achterwacht stelde MOVISIE een telefonische helpdesk open waarvan deze stichting gebruik kon maken. Deze helpdesk werd bezet door de onderzoekers van MOVISIE. Van deze mogelijkheid is enkele keren gebruik gemaakt.
Concept rapportage We hebben in eerste instantie geen uitgebreide onderzoeksrapportage geschreven maar een beknopt overzicht gemaakt van de voorlopige gegevens, aangevuld met enkele tabellen en grafieken. Deze gegevens zijn voorgelegd aan de deelnemers van de Open Space Workshop. De resultaten daarvan zijn verwerkt in de eindrapportage.
Open Space Workshop Om de stap van onderzoeksgegevens naar beleidsaanbevelingen te zetten, hebben we een Open Space Workshop (OSW) georganiseerd.
Open Space Workshop Een Open Space Workshop (OSW) is een gestructureerde, maar informele vorm van gedachtewisseling waarin deelnemers met behulp van eigen kennis en inspiratie gegevens duiden, Nieuwe invalshoeken verkennen en nieuwe antwoorden formuleren op vooraf gekozen vraagstukken. De input bestaat uit de vooraf toegestuurde hand-out aangevuld met een korte inleiding en opdrachten voor werksessies van elk een uur. De werksfeer kenmerkt zich door openheid, betrokkenheid, gedeelde verantwoordelijkheid en zelfsturing. Het resultaat bestaat niet uit hapklare brokken, maar uit nieuwe gezichtspunten en creatieve oplossingen die de weg vrijmaken voor toekomstige acties. Het resultaat is ook dat het thema in een bredere kring gaat leven en er een eerste draagvlak ontstaat voor het meewerken aan oplossingen.
Aan de Open Space Workshop namen 22 personen deel uit 15 Schiedamse organisaties (zie bijlage 2). De uitnodiging werd verstuurd door de gemeente. De workshop duurde 5 uur. Er werd gestart met een werklunch en kennismakingsronde (speeddating). Vervolgens lichtte MOVISIE de onderzoeksresultaten toe, waarbij werd ingegaan op mogelijke knelpunten, kansen en actiepunten. Daarop volgde een viertal ronden, gekoppeld aan de vier eerder genoemde perspectieven: mantelzorgers, vrijwilligers, niet-actieve ouderen en allochtone ouderen. Plenaire presentaties werden afgewisseld met werken in subgroepen. Over de situatie van allochtone ouderen werd gediscussieerd naar aanleiding van een interview met een panel. De workshop werd afgesloten met een beursvloer, waarbij diverse Schiedamse organisaties aanboden te willen meewerken aan concrete actiepunten om het doen, meer maatschappelijke inzet door ouderen, te helpen realiseren. Ze presenteerden hun actiepunten en gingen daarbij op zoek naar samenwerkingspartners. De gemeente gaf het goede voorbeeld door aan te kon-
16
digen dat zij gebruik gaan maken van de landelijke stimuleringsmaatregel 1001-Kracht. Het idee werd geopperd door een van de aanwezigen. De resultaten van deze inspirerende en productieve middag zijn opgenomen in dit onderzoeksverslag.
Deelnemers Open Space Workshop in gesprek
Eindrapportage Op grond alle verzamelde gegevens en inhoudelijke werksessies heeft MOVISIE de resultaten van het onderzoek neergelegd in de nu voorliggende eindrapportage.
17
3
Onderzoeksresultaten
3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek weergegeven. In paragraaf 3.2 wordt het algemene beeld van de Schiedamse senior gepresenteerd. Naast zelfredzaamheid en tevredenheid, komt hier ook de activiteit van de Schiedamse senioren aan bod. In de paragrafen daarna wordt nader ingegaan op specifieke groepen senioren. Paragraaf 3.3 staat in het teken van de mantelzorger. In paragraaf 3.4 wordt ingegaan op de situatie van vrijwilligers. Het beeld van de niet actieve senioren wordt nader gespecificeerd in paragraaf 3.5. En in paragraaf 3.6 wordt de situatie van de allochtone senioren in Schiedam bekeken. Aan bod komen de activiteiten, de wensen en behoeften van de verschillende groepen. Vervolgens is aangegeven waar mogelijke aangrijpingspunten en kansen liggen voor het activeren van Schiedamse senioren.
3.2
De Schiedamse senioren in vogelvlucht
3.2.1 Woon- en leefsituatie Zelfredzaamheid In het onderzoek is gevraagd naar de zelfredzaamheid van de respondent. Wanneer een persoon zelfredzaam is, is het makkelijker om actief te participeren in de samenleving, dan wanneer een persoon afhankelijk is van hulp van anderen. Uit het algemene beeld blijkt dat 74% van de respondenten zichzelf kan redden. Dit betekent dat één op de vier respondenten niet zelfredzaam is en hulp nodig heeft. Het landelijke beeld is ongunstiger: 9 een op de drie ouderen heeft ernstige problemen met zelfredzaamheid. We kunnen echter niet zonder meer concluderen dat Schiedamse ouderen zelfredzamer zijn dan andere ouderen in Nederland. Het verschil kan namelijk ook worden verklaard door het feit dat we in Schiedam gekeken hebben naar alle 52- tot 90-jarigen, terwijl de landelijke cijfers gebaseerd zijn op gegevens van alle 55-plussers, waarbij dus ook de meest kwetsbare 90-plussers zijn meegenomen. De hulpbehoefte ligt voornamelijk bij de oudste groep senioren. De benodigde hulp wordt in bijna de helft van de gevallen geboden door de eigen partner. In een derde van de gevallen biedt thuiszorg de benodigde hulp. Van de mensen die nu (nog) geen hulp nodig hebben, zegt de meerderheid vooral op de eigen partner (48%) en kinderen (28%) te kunnen rekenen in het geval hulp nodig zal zijn. In 10% van de gevallen wordt voornamelijk gerekend op hulp van een of meer buren. Woonsituatie Van de 184 respondenten wonen er 60 alleen; dit komt neer op 33 % van alle senioren. Het aantal alleenwonende betreft vooral senioren uit de vooroorlogse en stille generatie. 101 respondenten (55%) delen het huishouden met de eigen partner. In 11% van de gevallen wordt het huishouden gedeeld met een of meerdere kinderen.
9
M.M.Y. de Klerk (red). Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen. Rapportage ouderen 2004. SCP: Den Haag, 2004.
18
Woonbeleving De mate van activiteit van senioren in of voor de buurt wordt beïnvloed door de mate van tevredenheid met de woonsituatie. Wanneer een persoon zich niet prettig voelt in een woonomgeving, zal deze persoon minder snel geneigd zijn zich in te zetten voor de buurt. Een grote meerderheid van 92% van de Schiedamse senioren zegt prettig te wonen in het eigen huis. 10 Dit komt overeen met het landelijke beeld van 90% tevredenen. Een klein aantal van 14 mensen (8%) zegt er niet prettig te wonen. Geluidsoverlast en achterstallig onderhoud zijn de redenen die door de zelfredzame, ontevreden respondenten werden aangedragen. In een aantal gevallen was de bewoner niet meer zelfredzaam. Een huis met meerdere verdiepingen is dan onhandig. Eveneens een grote meerderheid vindt de buurt waarin hij of zij woont prettig; 90 % is tevreden. De mensen wonen er vaak al vele jaren en zijn gehecht aan hun wijk. Ook vinden ouderen het belangrijk dat de winkels en het openbaar vervoer dichtbij zijn. Een derde reden voor tevredenheid is een schone en groene buurt. Daarnaast blijkt goed contact met buren van groot belang. Fijne buren dragen bij aan een positieve woonbeleving. En andersom geldt: geen of geen prettig contact met buren beïnvloedt de woonbeleving in negatieve zin. De mensen die niet naar hun zin wonen in hun eigen buurt (10%), geven als reden de geluidsoverlast en achterstallig onderhoud. Overlast door hangjongeren wordt eveneens veel genoemd. Hoewel dit voor de mensen met positieve woonervaringen niet van doorslaggevende betekenis is, geven ook deze respondenten duidelijk aan dat er de aanwezigheid van hangjongeren, straatvuil, hondenpoep en achterstallig onderhoud in de wijk negatieve factoren voor wijkbeleving zijn. Een als ongunstig ervaren sociaal klimaat in de buurt is zelfs het belangrijkste verhuismotief bij ouderen. Contacten in de buurt De vragenlijst bevatte verschillende vragen waarin ingegaan werd op de frequentie en inhoud van de contacten die respondenten hebben met buurtbewoners. Contact met buurtbewoners is voor ouderen belangrijk. De beleving van de woonsituatie wordt hierdoor bepaald. Maar gevoelens van eenzaamheid, dan wel betrokkenheid zijn sterk gerelateerd aan contact in de buurt. 163 van de 184 respondenten (90%) zeggen contact met een of meerdere buurtbewoners te hebben. In de tabel in figuur 4.1 is te zien dat de meerderheid van deze mensen minstens een keer per week contact heeft met buurtbewoners. Dit contact is veelal gebaseerd op korte ontmoetingen op straat, bij de voordeur of in de lift of galerij. In een op de vijf gevallen is dit contact voornamelijk gebaseerd op visite.
Figuur 4.1 Aard en frequentie van contact met buurtbewoners
(Hoofdzakelijke) aard van contact Visite Burenhulp: ondersteuning bieden Burenhulp: ondersteuning ontvangen Boodschappen doen Samen activiteit Overig/toevallig contact
10
Percentage 18,7 % 3,9 % 1,3 % 2,6 % 10,3 % 63,2 %
Kullberg, J. Ouderen van nu en van de toekomst. Hun financiële spankracht, zorgbehoefte en woonwensen. Den Haag: SCP,
2005.
19
Frequentie van contact Dagelijks Paar keer per week Een keer per week Een keer per twee weken Maandelijks Een paar keer per jaar Een keer per jaar
25,2 % 26,4 % 11,9 % 10,7 % 10,7 % 10,7 % 4,4 %
Uit het onderzoek blijkt dat veel Schiedamse senioren familieleden in de buurt hebben wonen. Naast contact met buren, hebben de senioren ook regelmatig contact met hun ouders, kinderen of andere familieleden woonachtig in de buurt. Hoewel het merendeel van de mensen aangeeft contacten met buren te hebben dat hoofdzakelijk is gebaseerd is op korte ontmoetingsmomenten, betekent dit niet dat senioren niet op visite gaan of geen bezoek thuis ontvangen. Van de mensen die deze vraag beantwoord hebben, blijkt ruim 60% regelmatig op visite te gaan. Het percentage dat regelmatig thuis bezoek ontvangt, is iets lager: 46,4% van de senioren geeft aan thuis mensen te ontvangen. Wanneer we nu kijken naar de verdeling in generaties, blijkt dat de stille generatie een afwijkend beeld geeft van het percentage dat bezoeken aflegt. Zie figuur 4.2. Ze gaan minder vaak op visite, en ontvangen vaker visite dan de twee andere generaties. Mogelijke verklaringen zijn dat 1) deze senioren zelf actief zijn en hierdoor minder tijd overhouden voor het afleggen van bezoeken of 2) deze senioren te maken krijgen met een toename van gezondheidsklachten en hierdoor beperkt worden. Een ander opvallend resultaat is dat de babyboomers verhoudingsgewijs minder vaak buurtbewoners op visite krijgen. Dit zou erop kunnen duiden dat ze minder contacten in de buurt hebben, maar dat blijkt niet overeen te komen met de antwoorden van deze respondenten op de vraag naar contacten in de buurt. Een andere verklaring is dat deze groep senioren nog erg actief buiten de buurt is en minder vaak aan huis gekluisterd is. De jonge senioren zijn het meest uithuizig: ze gaan vaker op visite dan dat ze visite ontvangen.
20
Figuur 4.2 Contact via visites (ontvangen en bezoeken afleggen)
Visites 70 63,6
percentage dat frequent actief is
60
63,6 54,9 48,5
50
50,7 42
40
voorloorlogse stille
30
babyboom
20 10 0 Op bezoek
Bezoek ontvangen
Contacten in de buurt kunnen ook gebaseerd zijn op het bezoeken van activiteiten en bijeenkomsten die georganiseerd worden in de buurt. Van de 184 respondenten zeggen er 36 (19,5%) geregeld buurtactiviteiten te bezoeken. Hierbij valt te denken aan het bezoeken van de knutselclub, de ouderenbond of de bridgeclub. Het gros van de respondenten (80%) bezoekt deze georganiseerde buurtactiviteiten niet. De mensen geven duidelijk aan hier geen behoefte aan te hebben. Een enkeling weet niet van het bestaan van buurtactiviteiten af. Een op de tien respondenten is niet in staat deze bijeenkomsten te bezoeken vanwege gezondheidsklachten. Ook buurtoverleggen, waarbij gesproken wordt over zaken die spelen op buurt- en bewonersniveau, worden door een beperkt deel van de senioren bezocht. Wel is het totale percentage senioren dat hier incidenteel of regelmatig naar toe gaat hoger dan het percentage senioren dat deelneemt aan ontspannende activiteiten. Met andere woorden: senioren nemen niet vaak deel aan buurtactiviteiten, maar áls ze gaan ligt het accent op meepraten over de buurt. Een kwart van alle senioren zegt regelmatig bewoners overleggen bij te wonen. Eveneens een kwart zegt dergelijke bijeenkomsten incidenteel te bezoeken. De helft van alle senioren bezoekt nooit overleggen in de buurt. Ook hier is de belangrijkste reden dat de respondenten er geen behoefte aan hebben. Lidmaatschap van vereniging Een belangrijke indicator van betrokkenheid en activiteit van senioren is het lidmaatschap van een of meerdere organisaties. Omdat het in dit onderzoek gaat over betrokkenheid en activiteit op buurt- wijken stedelijk niveau, is aan de respondenten gevraagd of ze lid zijn van een of meerdere organisaties of verenigingen in de buurt of in Schiedam. Lidmaatschap van een landelijke organisatie zoals Greenpeace en Natuurmonumenten is dus buiten beschouwing gelaten. De vragenlijsten waarin antwoord gegeven is op deze vraag (130 van de 184), lieten het volgende beeld zien.
21
Bijna de helft van de senioren is lid van een lokale vereniging. Van alle ouderen die lid zijn, is ruim een kwart (27%) lid van meerdere organisaties. De betrokkenheid via lidmaatschap is het hoogst onder de senioren van de stille generatie. Zie figuur 4.3. Dit beeld stemt overeen met de theorieën over deze generatie. De oudere generaties zijn van oudsher gewend om lid te zijn van organisaties. Dat het percentage met lidmaatschap in de oudste generatie lager ligt dan binnen de stille generatie, is te verklaren door het feit dat deze mensen meer fysieke beperkingen kennen door gezondheidsklachten. Ze zijn niet meer in staat zo actief te zijn als de senioren van de stille generatie. Het feit dat de babyboomgeneratie minder vaak lid is, stemt overeen met het landelijke beeld van afnemende interesse voor lidmaatschap. Dit betekent niet dat deze generatie zich niet maatschappelijk betrokken voelt, integendeel. Men uit het anders. Babyboomers zijn activistisch ingesteld hebben meer belangstelling voor ongebonden burgerinitiatieven dan voor traditio11 nele verenigingen. Figuur 4.3 Lidmaatschap naar generatie in percentages
Lidmaatschap naar generatie
Aandel dat lid is (in %)
70
62,7
60 50
45,5
49,1
49,1
Babyboom
Totaal
40 30 20 10 0 Vooroorlogse
Stille
Ook is gevraagd van welke organisaties de senioren lid zijn. In figuur 4.4 is een overzicht gegeven van de resultaten op deze vraag door middel van een ranglijst. Met name sportverenigingen, hobbyclubs en bewonersverenigingen scoren naar verhouding hoog. Een aantal organisaties delen de zesde plaats. De betrekkelijk lage plaats van kerken is enigszins twijfelachtig, aangezien uit de taken in het vrijwilligerswerk (zie verderop) blijkt dat veel ouderen vrijwilligerswerk via kerken verrichten. Dan mag aangenomen worden dat deze senioren wel lid zijn van de kerken. Opvallend is ook de relatief lage score voor de ouderenorganisaties. Figuur 4.4 Ranglijst van gescoorde organisaties
Nummer 1 2 3 4 11
Organisatie/vereniging Sportvereniging Hobbyclub Bewonersvereniging Bridgeclub
Aantal 19 18 10 9
Percentage
Penninx, K. Zilveren Kracht. Mobiliseren van mensen met levenservaring. Visie en hoofdlijnen van het nationaal stimulerings-
programma. Utrecht: MOVISIE, 2006.
22
5 6
7
Koor Belangenorganisatie (zoals patiëntenvereniging) Kerk Zonnebloem/Rode Kruis Ouderenorganisatie
6 5 5 5 4
3.2.2 Activiteit Weekinvulling Centraal in het onderzoek staat de actieve inzet van ouderen in de Schiedamse samenleving. Vrijwilligerswerk, mantelzorg, burenhulp of het structureel oppassen op (klein)kinderen kunnen gezien worden als vormen van actieve maatschappelijke inzet. Om te achterhalen in welke mate de Schiedamse senioren al actief zijn op deze gebieden en te ontdekken waar nog kansen liggen om energiebronnen aan te boren, is in de interviews met de respondenten gevraagd naar hun bezigheden in de week. In bijlage 3 is een overzicht gegeven van de meest voorkomende activiteiten per dagdeel. Uit dit overzicht blijkt dat de senioren doordeweeks ’s ochtends veelal thuis zijn en zich bezig houden met huishoudelijke taken als opruimen en schoonmaken. In de middagen trekken de senioren er vaak op uit. Vrijwilligerswerk, hobby’s uitvoeren, sporten of het passen op (klein)kinderen komen veel voor. De avonden brengen de senioren overwegend thuis door. Ook is te zien dat de senioren in de weekenden verhoudingsgewijs meer visites afleggen en visite thuis ontvangen. Maatschappelijke inzet Senioren zijn druk bezet, zo blijkt uit de gesprekken met de mensen zelf. In figuur 4.5 is een overzicht gegeven van de functies die mensen vervullen. Zes van de tien senioren is maatschappelijk actief als vrijwilliger, mantelzorger, structurele oppas, vaste burenhulp of betaalde werknemer. Figuur 4.5 Activiteit van Schiedamse senioren
Functie Niet actief Actief Enkelvoudig actief Meervoudig actief Totaal
Aantal senioren
Mantelzorgers Vrijwilliger Oppas Burenhulp Betaalde baan
72 112 71 41 184
Percentage van totaal 39,1 % 60,9 % 38,5 % 22,2 % 100,0 %
46 44 23 10 29
25,0 % 23,9 % 12,5 % 5,4 % 15,8 %
De resultaten uit de tabel zijn ook weergegeven in grafiekvorm, zie figuur 4.6. Een op de vier senioren in Schiedam blijkt mantelzorger te zijn. En een bijna even hoog percentage senioren is actief als vrijwilliger. Landelijk ligt dit percentage senioren dat actief is in het vrijwilligerswerk overigens hoger, namelijk
23
12
op 40%. Daarnaast blijkt 15% van de Schiedamse senioren nog een betaalde baan te hebben. Logischerwijs behoren deze mensen vooral bij de babyboomers. Uit het onderzoek blijkt dat een aanzienlijk deel van de senioren op meer dan één gebied actief zijn. Twee op de tien mensen is op meerdere gebieden tegelijk actief. Zo zijn er bijvoorbeeld zeven mensen die vrijwilliger en mantelzorger zijn en zes mensen die mantelzorgtaken combineren met een betaalde baan. Deze personen zijn meervoudig actief. Figuur 4.6 Activiteit van Schiedamse senioren
30
25
25
23,9
20
15,8 12,5
15 10
5,4
5
ba an de be ta al
bu re nh ul p
op pa s
m
vr ijw illi ge r
or ge r
0
an te lz
Percentage van totale groep senioren
Activiteit naar functie
Wanneer gekeken wordt naar de activiteit van verschillende generaties, blijken de jongere generaties actiever dan de vooroorlogse generatie. Ze zijn vaker actief op een of meerdere gebieden. De stille senioren zijn daarbij het vaakst lid van een of meerdere organisaties. Wanneer gecontroleerd wordt op geslacht, blijkt dat mannen actiever zijn dan vrouwen. De mannen zijn verhoudingsgewijs vaker lid van organisaties en daarbij ook nog eens vaker actief op een van de genoemde gebieden. Dit komt overeen met de landelijke gegevens, waaruit tevens blijkt dat mannen vaker bestuurlijk actief zijn en vrouwen vaker verzorgende en helpende taken verrichten. Een aantal basiskenmerken en activiteiten van de Schiedamse senioren zijn in kaart gebracht. Interessant is nu om te achterhalen waar kansen liggen om de niet actieve senioren actief te krijgen en waar kansen liggen om reeds actieve senioren actief te houden of nog actiever te krijgen. Om dit te achterhalen, zal eerst ingegaan moeten worden op de ervaringen en levensinvulling van de verschillende groepen senioren. In de volgende paragrafen zullen achtereenvolgens de perspectieven van de mantelzorger, de vrijwilliger en de niet actieve senior aan bod komen. Daarna zal de situatie van allochtone senioren nog eens nader belicht worden.
12
Breedveld, K., M. de Klerk en J. de Hart. Ouderen en maatschappelijke inzet. De betekenis van toenemende arbeidsparticipa-
tie onder ouderen voor de betrokkenheid van ouderen bij politiek activisme, vrijwilligerswerk, informele hulp en zog voor kleinkinderen. Den Haag: SCP in opdracht voor de Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling, werkdocument 4, 2004
24
3.3
De mantelzorger in beeld
Een mantelzorger hebben we in deze studie gedefinieerd als een persoon die niet beroepsmatig, maar wel langdurig (meer dan drie maanden) zorg verleent aan een persoon in de directe omgeving. De zorgverlening vloeit rechtstreeks voort uit de persoonlijke relatie met de hulpbehoevende en overstijgt de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar. Voor deze zorg is niet vrijwillig gekozen. Een op de vier Schiedamse senioren is op dit moment mantelzorger. De zwaarte en de beleving van de zorg, de tijd en interesse voor overige activiteiten en de ondersteuningsbehoeften van deze groep senioren komen in deze paragraaf aan bod. 3.3.1 Zorgverlening Een kwart van alle Schiedamse senioren biedt langdurig zorg aan een naaste. Zie hiervoor tabel 4.7. Wanneer gekeken wordt naar verdeling in generaties, blijkt dat binnen elke generatie mantelzorgers te vinden zijn. Het percentage ligt iets hoger bij de generatie babyboomers. Deze generatie telt 26 mantelzorgers. In 10 van de 26 gevallen (38,5%) gaat het daarbij om de zorg voor een ouder. Bij deze babyboomers komt de zorg voor een partner zelden voor. Bij mantelzorgers behorende tot de oudere generaties wordt juist vaak voor de eigen partner gezorgd. Met name senioren in de stille generatie hebben vaak nog een partner waar ze de zorg voor dragen. Zorgverlening aan iemand buiten de familie wordt beduidend minder vaak geboden; in 20% van de gevallen is de zorgvrager geen familielid. De inhoud van de zorgtaak is niet steeds dezelfde. Mensen die voor hun partner zorgen, hebben naar verhouding meer lichamelijk verzorgende taken dan mensen die zorg dragen voor een ouder. Daarnaast zijn ze ook verantwoordelijk voor het huishoudelijke klussen en doen ze de boodschappen. Senioren die mantelzorger zijn van een ouder of ander familielid, zijn voornamelijk bezig met het doen van boodschappen, het verzorgen van maaltijd en het vervoeren van en naar activiteiten of het samen ondernemen van activiteiten. De belasting voor mantelzorgers die voor hun partner zorgen is daarmee dus groter dan de mantelzorgers die een ouder of kennis zorg verlenen. Hoe vaak verlenen senioren zorg? Ook dat is per situatie verschillend. Figuur 4.8 bevat een grafiek waarin weergegeven is wat de frequentie van de zorgtaak is. Uit deze grafiek en de tabel in figuur 4.7 valt op te maken dat van de 34 mantelzorgers die deze vraag beantwoord hebben, er 11 zijn die dagelijks zorgtaken uitvoeren. Nog eens 15 senioren zijn een of meerdere keren per week bezig met hun mantelzorgtaak. Dit betekent dat 26 van de 34 personen (76,4%) wekelijks belast is met de mantelzorgtaak. Opvallend is dat met name de leden van de stille generatie vaak dagelijks zorg verleent. De verklaring ligt in het feit dat deze personen voor hun partner zorgen, waar ze nog bij in huis wonen. Wanneer mensen niet bij de zorgvrager wonen, is de zorgtaak minder frequent. Tevens is gevraagd hoe lang de mantelzorger al zorg verleent. Slechts drie mantelzorgers zeggen deze taak nog geen jaar te vervullen. De overige mantelzorgers zijn al meerdere jaren actief. Bijna de helft van alle mantelzorgers is zelfs al langer dan vijf jaar zorgverlenend bezig.
25
Figuur 4.7 Mantelzorgsituatie naar generatie in aantal en percentage (van generatie)
Vooroorlogse Mantelzorger
Stille
Babyboom
Totaal
5 14,7% 34
18 26,5% 68
23 28,0% 82
46 25,0% 184
0
7
4
Meerdere keren per week Een keer per week
2
2
4
0
3
4
Meerdere keren per maand Een keer per maand
1
1
2
0
2
2
11 32,4% 8 23,5% 7 20,6% 4 11,8% 4 10,7%
1 33,3% 2 66,7%
3 37,5% 5 62,5%
11 84,6% 2 15,5%
Totaal Frequentie zorgtaak Elke dag
Zorgtaak delen Ja Nee
9 37,5% 15 62,5%
Figuur 4.8 Frequentie van zorgtaak
aantal (in %)
Frequentie zorgtaak 35 30 25 20 15 10 5 0
32,4 23,5
20,6 11,8
10,7
Elke dag Meerdere Een keer Meerdere Een keer keren per per week keren per per week maand maand frequentie
Naast een verschil in frequentie van mantelzorg naar generatie, is er een duidelijk verschil te zien tussen de generaties in de mate waarin de mantelzorgers hulp vragen en zorg delen. Hulp vragen en zorg delen vinden mensen vaak lastig. De babyboomers blijken veel vaker de zorg te delen. Ze delen de zorg voornamelijk met een partner, broer of zus. De oudere senioren delen de zorg in veel mindere mate. Zie ook figuur 4.9. Hiervoor zijn een aantal verklaringen te noemen. Ten eerste zijn veel mantelzorgers geneigd te denken dat ze alles zelf moeten kunnen doen. Hulp inschakelen voelt voor hen als falen. Daarom vragen (of accepteren) ze geen hulp. Een tweede verklaring ligt in het feit dat in sommi-
26
ge gevallen de zorgvrager het onprettig vindt als er een andere hulpverlener komt. De mantelzorger blijft de taak liever alleen uitvoeren. Een laatste verklaring is dat de mantelzorger niet weet waar hij of zij zorg moet vragen. Twee respondenten gaven aan dat zij niemand kenden die hen zou kunnen helpen. Wel zouden zij graag hulp ontvangen. Figuur 4.9 Mate van inschakeling hulp naar generatie
Inschakeling hulp bij zorgtaak
verdeling (in %)
100 80 60 92 40 50 20
ja
43
0 vooroorlogse
stille generatie
27
nee
babyboom
3.3.2 Zorgbeleving en ondersteuningsbehoeften Ondanks het feit dat veel mantelzorgers de zorg alleen dragen, is de zorg voor een grote groep mantelzorgers over het algemeen goed vol te houden. Opvallend is dat geen enkele mantelzorger aangeeft dat de zorgtaak niet meer vol te houden is. Wel zegt één op de drie mantelzorgers, ongeacht de leeftijd, dat de zorg soms niet goed vol te houden is. Ook geven acht mantelzorgers (18,6%) aan niet geheel tevreden te zijn met de weekinvulling. De zorg is dan te zwaar. Een duidelijk verband tussen de frequentie van de zorgtaak en de beleving van de zorgtaak blijkt niet uit dit onderzoek. Ook een verband tussen het delen van de zorgtaak en de beleving van de zorgtaak is in dit onderzoek niet significant. Wel lijkt leeftijd hier een rol te spelen. De oudere senioren hebben vaak zelf ook gezondheidsklachten. Een eigen beperkte gezondheid maakt de draagkracht kleiner, waardoor de ervaren draaglast toeneemt. Daarnaast kan de draaglast niet alleen gevoelsmatig, maar ook feitelijk gezien groter worden. Naarmate de zorgvrager ouder wordt, zal de zorgvraag groeien. En met name de leden van de stille generatie, die vaak voor hun partner zorgen en ook dagelijks te maken hebben met de zorg, krijgen hierdoor te maken met een groei in zorgtaken; zowel in zwaarte als in frequentie. Juist bij deze stille generatie moet dan ook aandacht blijven voor de draaglast en de ondersteuningsbehoefte. Maar ook bij de toekomstige senioren moet er aandacht blijven voor de mogelijkheden hulp te ontvangen. Babyboomers geven net zo vaak als stille of vooroorlogse senioren aan af en toe de zorg te zwaar te vinden. Zij vragen echter wel sneller hulp dan de oudere senioren, zoals we hebben gezien. Dit maakt dat de oudere senioren meer aandacht verdienen. Toch blijkt de ondersteuningsbehoefte gering. In het onderzoek is gevraagd of de mantelzorgers hulp krijgen, of ze hulp gevraagd hebben en of ze hulp willen. De meeste respondenten (65%) geven aan geen hulp gevraagd te hebben. Wanneer hulp wel nodig is, wordt in 65% van de gevallen deze hulp geboden zonder dat deze heel duidelijk gevraagd is. De hulp is aangeboden. Slechts twee mantelzorgers zeggen hulp nodig te hebben en deze nog niet te ontvangen. Graag zouden ze hulp krijgen van een professionele kracht. De mantelzorgers die al wel hulp krijgen, ontvangen dit in de meeste gevallen van een familielid. Uit het onderzoek blijkt dat de stap naar professionele hulp groot is. Veel respondenten ontvangen liever hulp van bekenden dan van een vreemde. Aan het eind van het gesprek is de mantelzorgers gevraagd in hoeverre ze de verschillende ondersteuningsinstanties kennen en in welke mate ze gebruik maken van de diensten die ze leveren. Het onderzoek leverde het volgende beeld op. De Stichting Mantelzorg is bij bijna negen op de tien mantelzorgers bekend. Maar van de ondersteuningsvormen wordt weinig gebruik gemaakt. Zoals te zien is in tabel 4.10, zegt het merendeel van mantelzorgers geen behoefte te hebben aan de mogelijke ondersteuning van het steunpunt. Echter, er blijkt een aanzienlijk deel van de respondenten wél behoefte te hebben, maar nog geen gebruik te maken van de diensten van dit steunpunt. Er zijn twee verklaringen te geven voor het feit dat er door die mensen geen gebruik gemaakt worden van de diensten. Ten eerste geldt ook hier dat hulp vragen moeilijk is. Wanneer hulp aangeboden werd, zou graag gebruik gemaakt worden van de diensten. Ten tweede is voor veel mantelzorgers de naam van het steunpunt wel bekend, maar weten ze niet goed wat de diensten precies inhouden. Tijdens de gesprekken bleek dat bij een korte weergave van de diensten, er wel degelijk interesse is voor inschakeling van hulp en gebruikmaking van diensten. Er is met name interesse voor meer informatie en advies over het oplossen van problemen en het ontvangen van hulp.
28
Figuur 4.10 Bekendheid met en gebruikmaking van ondersteuning(sinstanties)
Bekend met: Stichting Ouderenwerk Stichting Mantelzorg Steunpunt Vrijwilligerswerk
Ondersteuningsvorm Informatie en advies Bemiddeling Lotgenotencontact Belangenbehartiging Respijtzorg
Ja
Nee 34 73,9% 40 86,9% 27 58,7%
Maakt gebruik van
Totaal 12 26,1% 6 13,1% 19 41,3%
Zou gebruik van willen maken
6 14,6% 5 11,4% 4 10,3% 4 9,8% 5 12,2%
13 31,7% 6 13,6% 3 7,7% 7 17,1% 4 9,8%
46 100% 46 100% 46 100% Geen behoefte aan 22 53,7% 33 75,0% 32 82,1% 30 73,2% 32 78,0%
Totaal 41 100% 44 100% 39 100% 41 100% 41 100%
3.3.3 Activiteit Weekinvulling en ontspanning Hoewel mantelzorgers veel tijd kwijt kunnen zijn aan hun mantelzorgtaak, blijken ze ook nog voldoende tijd te hebben voor andere activiteiten. Op de vraag of de respondenten voldoende tijd voor zichzelf hebben, zeggen 22 van de 24 respondenten (die deze vraag beantwoordden) wel voldoende tijd voor zichzelf te hebben. Ontspanning is erg belangrijk. Deze ontspanning zoeken ze op verschillende manieren. Als belangrijkste manieren van ontspanning worden sporten en het uitoefenen van een hobby genoemd. Uit de Open Space Workshop en het gesprek met de interviewers blijken ook het bezoeken van verenigingsactiviteiten en het doen van vrijwilligerswerk goede vormen van ontspanning te zijn. Contact met anderen kan tevens ontspanning bieden. Een op de vier mantelzorgers bezoekt buurtoverleggen of buurtactiviteiten. Dit komt overeen met het algemene beeld van Schiedamse senioren. Ook het afleggen van bezoeken en het thuis ontvangen van visite door mantelzorgers laat geen afwijkend beeld zien ten opzichte van de totale groep respondenten. Lidmaatschap van vereniging 23 van de 46 mantelzorgers is lid van een of meerdere organisaties. Dit aandeel is overeenkomstig het totale beeld van de Schiedamse senioren (zie figuur 4.4, paragraaf 4.2). In lijn met de zojuist genoemde belangrijke vorm van ontspanning, is lidmaatschap van een sportclub het meest voorkomend bij de mantelzorgers. Andere hobbyclubs als bridge, golf of knutselclub komen ook voor. Het beeld wijkt niet af van het algemene Schiedamse beeld. Maatschappelijke inzet Een kwart van alle Schiedamse senioren is actief als mantelzorger. Van deze 46 mantelzorgers hebben 19 mensen (41,3% ) alleen de rol van mantelzorger. De meerderheid van alle mantelzorgers (58,7%) is echter meervoudig actief. In figuur 4.11 is te zien welke andere rollen mantelzorgers vervul-
29
len. Dit percentage ligt hoger dan het algemene beeld van Schiedam (zie figuur 4.12). Van alle Schiedamse senioren is 22,2% meervoudig actief. De verklaring van deze hoge activiteit van mantelzorgers kan gelegen zijn in twee aspecten. Door de verplichte zorgtaak, zijn mantelzorgers hard op zoek gegaan naar een vorm van ontspanning. Deze hebben ze gevonden in één van de vormen van maatschappelijke inzet zoals in de tabel is weergegeven. Ook kan het zo zijn dat mantelzorgers door hun taak geactiveerd worden en hun tijd zodanig inrichten dat ze nog voldoende tijd over hebben voor andere vormen van maatschappelijke inzet. Figuur 4.11 Maatschappelijke rollen van mantelzorgers
Rollen Mantelzorger Mantelzorger en vrijwilliger Mantelzorger en betaalde medewerker Mantelzorger en burenhulp Mantelzorger en oppas Mantelzorger, betaald medewerker en oppas Mantelzorger, vrijwilliger en oppas Totaal
Aantal 19 7 6 6 3 3 2 46
Figuur 4.12 Maatschappelijke inzet mantelzorgers in vergelijking met alle senioren
Activiteitsniveau
Niet actief Enkelvoudig actief Meervoudig actief
Algemeen Aantal senioren Percentage van totaal 72 39,1 % 71 38,5 % 41 22,2 %
Mantelzorgers Aantal senioPercentage ren van totaal 19 41,3% 27 58,7%
3.3.4 Kansen voor activering Potentiële energie Uit het zojuist geschetste beeld blijkt dat mantelzorgers erg actief zijn. Naast het feit dat mantelzorg al de nodige tijd kost, zien veel mantelzorgers nog de kans om op een ander vlak maatschappelijk actief te zijn. Dit druist in tegen het soms opgeroepen beeld van mantelzorgers als zou het gaan om een sterk overbelaste groep die met niets anders meer bezig is dan met mantelzorg. Het tegendeel is het geval. Ondanks hun hoge mate van activiteit, liggen er nog nieuwe kansen om de mantelzorgers Mantelzorgers hebben veel kennis en ervaring in huis: te activeren. Drie op de tien mantelzorgers zeggen daarvan zijn ze zich niet zo bewust. Spreek ze hierop aan! nog tijd (over) te hebben voor vrijwilligerswerk. Dan geef je erkenning voor hun inzet, maar tegelijk maak Een op de tien mantelzorgers geeft aan ook graag je ook gebruik van hun capaciteit. Het kan heel ontspaneen taak te willen krijgen in het vrijwilligerswerk. nend zijn voor mantelzorgers om in een andere omgeving te zijn!
Vervolgens is gevraagd in hoeverre de mantelzorgers het leuk zouden vinden iets voor of met ouderen in de wijk te doen. Op deze vraag werd positief geantwoord: een op de drie mantelzorgers geeft aan hier wel zin in te hebben. Zowel de interviews met mantelzorgers, als bijeenkomst met interviewers en de Open Space Workshop brachten aan het licht dat vrijwilligerswerk voor mantelzorgers een fijne vorm van ontspannen kan zijn. Dit in combinatie met het feit dat er bij 30% van de mantelzorgers seri-
30
euze interesse voor (extra) vrijwilligerswerk is, maakt dat er onder de mantelzorgers nog voldoende potentiële energie is die aangeboord kan worden. Tevens blijkt er draagvlak te zijn bij mantelzorgers voor het (vrijwilligers)werk voor of met ouderen. Het overgrote deel van de mantelzorgers die tijd heeft voor vrijwilligerswerk, zou het leuk vinden met of voor ouderen te werken. Ook een aantal mantelzorgers die eigenlijk geen tijd zeggen te hebben, zeggen het leuk vinden iets voor of met ouderen in Schiedam te gaan doen. Ze zijn wel degelijk geïnteresseerd in dit werk. Aandachtspunten De kansen voor activering en inzet van mantelzorgers zijn groot. Maar om deze energie en motivatie ook daadwerkelijk en op een goede manier te kunnen benutten, moet een aantal kritische noten geplaatst worden. Allereerst moet rekening gehouden wordt met de beperkingen van mantelzorgers. Het erkennen en serieus nemen van mantelzorgtaken is belangrijk. Er moet ruimte zijn om deze taken goed te blijven uitvoeren. Mantelzorgers moeten zich vrij voelen om aan te geven waar hun beperkingen liggen in inzet in het vrijwilligerswerk. Die beperkingen worden niet alleen bepaald door de zorgzwaarte en zorgbehoefte van de zorgvrager, maar ook door de eigen fysieke beperkingen. Met name oudere generaties mantelzorgers kampen zelf vaak ook met lichamelijke klachten. Het is belangrijk te zoeken naar mogelijkheden voor activering binnen de aangegeven mogelijkheden van de mantelzorger zelf. Een ander aandachtspunt ligt bij de mantelzorgers die zich wel actief zouden willen inzetten, maar geen kans zien, vanwege de grootte van de zorgtaak. Die groep bestaat! Wanneer de mantelzorgers meer ondersteuning zouden krijgen, is de potentiële energie binnen deze groep senioren groter dan nu is aangegeven. Het aanbieden van ondersteuning is van groot belang. Niet alleen als mantelzorgers erom vragen, maar ook ongevraagd. We hebben immers gezien dat de babyboomers nog wel zorg durven te delen en hulp te vragen, maar de oudere mantelzorgers doen dit veelal niet. Een laatste aandachtspunt is het volgende. Oudere mantelzorgers zorgen vaak voor hun partner of ouders. Ze zorgen dus veelal voor ouderen. Het is belangrijk rekening te houden met het feit dat niet alle mantelzorgers in hun vrije tij’ weer in contact willen komen met ouderen. Mantelzorgers moeten ook de kans krijgen om iets te gaan doen waarbij ze juist níet opnieuw hoeven te zorgen voor of in contact staan met ouderen. Biedt mantelzorgers daarom toegang tot een scala van netwerken en mogelijkheden voor maatschappelijke inzet en betrokkenheid, en ga daarbij ook buiten de gebaande paden.
31
3.4
De vrijwilliger in beeld
In deze studie verstaan we onder vrijwilligerswerk werk dat in georganiseerd verband onverplicht en onbetaald verricht wordt, ten behoeve van andere mensen of de samenleving. Belangrijk is hier het georganiseerd verband: een vereniging, een wijkcomité, een welzijnsorganisatie die met vrijwilligers werkt. Een op de vier Schiedamse senioren is op dit moment actief als vrijwilliger bij een organisatie. In deze paragraaf komen de inhoud en beleving van deze vrijwillige inzet, de tijd en interesse voor overige activiteiten en de kansen voor activering aan bod. 3.4.1 Vrijwillige inzet Kenmerken van vrijwilligers Van de 184 geïnterviewde senioren, zijn er 44 actief als vrijwilliger bij een organisatie. Dit betekent dat iets minder dan een kwart van de Schiedamse senioren vrijwilliger is. Dat is minder dan het landelijk 13 gemiddelde van 43%. Opvallend is dat met name het aandeel in vrijwilligerswerk van de stille generatie senioren in Schiedam hoog is. Van de stille generatie is 31 % actief als vrijwilliger (zie figuur 4.13 en 4.14). De babyboomgeneratie is naar verhouding het minst actief: 17% van alle Schiedamse babyboomers is vrijwilliger. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat veel jonge senioren nog actief zijn als betaald medewerker of als oppas. Mogelijk voelen de jongere senioren zich minder aangetrokken tot het bestaande vrijwilligerswerk of zijn zij er minder mee bekend. Omdat babyboomers relatief hoog opgeleid zijn en beschikken over veel sociaal kapitaal ligt hier voor Schiedam een echte uitdaging. Figuur 4.13 Vrijwilligerssituatie naar generatie in aantal en verdeling in percentage (van generatie)
Vooroorlogse Vrijwilliger
Stille
Babyboom
9 26,5% 34
Totaal
21 30,9% 68
Totaal 14 17% 82
Figuur 4.14 Vrijwillige inzet in beeld per generatie
Aandeel naar generatie (in %)
Vrijwillige inzet per generatie 35 30 25 20 15
26,5
30,9 23,9
10
17
5 0 Vooroorlogse
stille
babyboom
totaal
Generatie
13
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Mogen ouderen ook meedoen? Den Haag: RMO, 2004
32
44 23,9% 184
De inzet naar geslacht geeft een normaalverdeling. Wanneer de verdeling man/vrouw in het vrijwilligerswerk gelegd wordt naast de verdeling man/vrouw in dit onderzoek, blijkt dat mannen verhoudingsgewijs niet vaker vrijwilligerswerk doen dan de vrouwen. Het beeld van de woonsituatie van vrijwilligers wijkt niet af van het algemene beeld. Dit betekent dat de woonsituatie van de senioren niet van invloed is op de activiteit in het vrijwilligerswerk. Zowel mensen die alleen wonen als mensen die samenwonen met een partner en/of kinderen, doen vrijwilligerswerk. Opvallend is wel dat een klein deel van de vrijwilligers zichzelf niet volledig zelfredzaam noemt. Deze senioren zien dus, ondanks hun hulpbehoefte, nog kans om actief te zijn als vrijwilliger. Wat doen ze? Het werk dat vrijwilligers verrichten, verschilt per situatie. In figuur 4.15 is een kleine ranglijst gegeven van de meest voorkomende werkzaamheden die de ondervraagde vrijwilligers zeggen te verrichten. De meeste vrijwilligers verrichten ondersteunende werkzaamheden. Deze vorm van actieve inzet is ook de meest genoemde onder de niet actieve ouderen die eventueel nog wel vrijwilligerswerk zouden willen gaan doen (zie voor meer informatie paragraaf 4.5). Het werk is duidelijk en afgebakend. Dit is minder het geval bij bestuurswerk. Toch wordt dit ook veel gedaan. Op de derde plaats staat het bieden van persoonlijke hulp. Figuur 4.15 Werkzaamheden in het vrijwilligerswerk
TOP 3 1. 2. 3.
Praktische, ondersteunende werkzaamheden zoals koffie en thee schenken, dingen klaarzetten, mensen vervoeren Bestuurswerk Persoonlijke hulp: huisbezoeken en persoonlijke advisering
De frequentie van de taak verschilt per vrijwilliger. Wel is opvallend dat veel vrijwilligers hun werkzaamheden met vaste regelmaat verrichten. Eens per week, eens per twee weken of een keer in de maand zijn veel voorkomende patronen. De plek waar het vrijwilligerswerk verricht wordt, is vaak de vereniging of organisatie waar de vrijwilliger zelf lid van is. Dit is echter geen wetmatigheid. Het komt bijvoorbeeld ook voor dat iemand werk verricht voor de Zonnebloem, terwijl hij of zij daar niet officieel lid van is. De organisaties waar de vrijwilligers voornamelijk actief zijn, zijn de kerken, buurtclubs en buurthuizen, ouderenbonden en welzijnsorganisaties als de Zonnebloem en het Rode Kruis. In de gesprekken is gevraagd hoe men gestart is met het vrijwilligerswerk. Bekend is dat mensen graag gevraagd worden. Het onderzoek wijst uit dat ook senioren het persoonlijk gevraagd worden voor een functie of taak belangrijk vinden. 18 van de 44 vrijwilligers (42%) zegt gevraagd te zijn. Veel minder, namelijk 9 mensen (20,4%) zeggen zichzelf te hebben aangeboden. Beleving en ondersteuningsbehoeften De vrijwilligers zijn over het algemeen tevreden met hun taak. Slechts 4 personen geven aan dat de taak (af en toe) niet leuk is. De taak is dan te saai of te zwaar (veelal in combinatie met gezondheidsklachten). Eenmaal actief als vrijwilliger noemen de meeste mensen als belangrijkste reden voor het positief ervaren van de taak het contact dat ze via het vrijwilligerswerk hebben met andere mensen. De motivatie voor het starten met vrijwilligerswerk kan verschillend zijn. In de gesprekken is gevraagd welke redenen voor de respondent belangrijk waren om vrijwilligerswerk te gaan doen. Zoals is weergegeven in figuur 4.16, is zich nuttig voelen de belangrijkste reden (63,6%). Ook de wil om zich in te zetten voor de naaste of de samenleving is een belangrijke motiverende factor (54,4%). Op de derde plaats
33
staat de wens om mensen te leren kennen. Opvallend is dat veel mensen ook graag hun kennis en ervaring willen overdragen door middel van vrijwilligerswerk. Bij de niet actieve senioren blijkt de behoefte om kennis over te dragen groot (zie paragraaf 4.5). Bijzonder opvallend is dat de babyboomers met name gemotiveerd zijn door aspecten als nieuwe dingen leren en kennis en ervaring doorgeven. Twee op de drie jonge senioren geeft dit aan als zeer belangrijke redenen, terwijl van de oudere generaties een derde deze punten belangrijk vindt. De persoonlijke ontwikkeling blijkt voor babyboomers belangrijker dan voor de leden van de stille en vooroorlogse generatie. Figuur 4.16 Ranglijst motivatieredenen voor het doen van vrijwilligerswerk (in aantal en naar aandeel van het totaal dat de vraag ingevuld heeft)
Motivatie voor vrijwilligerswerk
Wil om in te zetten voor anderen Andere mensen leren kennen Kennis/ervaring doorgeven Nieuwe dingen leren Waardering krijgen
70,00% 60,00%
Percentage
Nuttig voelen
50,00% 40,00% 30,00% 20,00%
Iets te doen hebben
10,00% Ergens bij horen
0,00% Motiverende reden
Plicht om in te zetten voor anderen
Vrijwilligers zijn over het algemeen positief over hun werk. Om het werk uit te kunnen voeren, hebben ze voldoende tijd, geld en een goede gezondheid nodig. 20 van de 36 respondenten (55,5%) die op deze vraag een antwoord hebben gegeven, zeggen dat het aan niets ontbreekt. Voor negen vrijwilligers geldt dat het ontbreekt aan voldoende tijd om de taak naar tevredenheid en met plezier te kunnen uitvoeren. Twee vrijwilligers geven aan dat het ontbreekt aan voldoende geld en vier aan een goede gezondheid. Zeer sterke ondersteuningsbehoeften komen uit het onderzoek niet naar voren, blijkens de tabel in figuur 4.17. Oudere vrijwilligers hebben een zekere behoefte aan informatie en advies, bemiddeling en belangenbehartiging. Het feitelijk gebruik van deze ondersteuningsvormen blijft achter bij deze behoefte. Vrijwilligers lijken over het algemeen ook weinig gebruik te maken van bestaande ondersteuningsmogelijkheden. De Stichting Ouderenwerk is het meest bekend, namelijk bij 87% van de oudere vrijwilligers. De Stichting Mantelzorg en het Steunpunt Vrijwilligerswerk zijn iets minder bekend bij de oudere vrijwilligers.
34
Figuur 4.17 Bekendheid met en gebruikmaking van ondersteuning(sinstanties) bij oudere vrijwilligers
Ja Bekend met: Stichting Ouderenwerk Stichting Mantelzorg Steunpunt Vrijwilligerswerk
Ondersteuningsvorm Informatie en advies Bemiddeling Lotgenotencontact Belangenbehartiging Respijtzorg
Nee 39 88,6% 35 79,5% 33 75,0%
Maak gebruik van
Totaal 5 11,4% 9 20,5% 11 25,0%
Zou gebruik van willen maken
7 17,9% 3 7,6% 4 11,4% 3 7,9% 4 11,1%
9 23,0% 8 20,5% 3 8,6% 7 18,4% 3 8,3%
44 100% 44 100% 44 100% Geen behoefte aan 23 59,0% 28 71,8% 28 80,0% 28 73,6% 29 80,5%
Totaal 39 100% 39 100% 35 100% 38 100% 36 100%
3.4.2 Activiteit Weekinvulling en ontspanning De weekschema’s van vrijwilligers vertonen geen afwijkende indeling dan die van de andere senioren, uiteraard op een punt na: het doen van vrijwilligerswerk krijgt een duidelijke plaats. Anders dan bij de mantelzorgers, is iedereen op dit punt tevreden. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de vrijwilligers meer eigen keuze hebben in de invulling van hun weekschema. De vrijwilligers die ook mantelzorger zijn, kunnen wellicht beter ontspanning vinden, juist door het doen van vrijwilligerswerk. Vrijwilligers zijn in de volle breedte actiever dan andere senioren. Ze bezoeken vaker buurtactiviteiten en buurtoverleggen, zijn erg gemotiveerd om contact te onderhouden met mensen in de buurt en gaan verhoudingsgewijs vaker op visite in de buurt. Ook ligt het percentage dat bezoek thuis ontvangt hoger dan bij andere senioren. Tweederde van de vrijwilligers ontvangt thuis buurtbewoners, terwijl van de overige senioren de helft dit maar doet. Al deze vragen hadden betrekking op contacten en activiteiten in de buurt. De uitkomsten maken duidelijk dat vrijwilligers sociaal zijn ingesteld en met name ook in de buurt actief zijn. Uit dit onderzoek blijkt zelfs dat ze actiever zijn in en met de buurt dan mantelzorgers en niet actieve senioren. Lidmaatschap van vereniging Vrijwilligers zijn actieve mensen. Ze zijn naar verhouding vaker lid van een of meerdere organisaties en verenigingen. Het algemene Schiedamse beeld laat zien dat 50% van de senioren lid is, onder vrijwilligers is dit percentage 75%. Dit is logisch, gezien het feit dat de meeste vrijwilligers werk verrichten binnen de organisatie waarvan ze lid zijn. Wel blijkt ook hieruit dat de vrijwilligers maatschappelijk betrokken en actief zijn, met name ook in de eigen buurt.
35
Maatschappelijke inzet Zoals gezegd, bijna een kwart van alle Schiedamse senioren is vrijwilliger. 25 van de 44 vrijwilligers (56,8%) is enkelvoudig actief, dat wil zeggen: alleen actief als vrijwilliger bij een organisatie. De overige 19 vrijwilligers is meervoudig actief. De combinatie van een taak in het vrijwilligerswerk en een taak als mantelzorger is de meest genoemde. Figuur 4.18 Maatschappelijke rollen van vrijwilligers
Functieprofiel Vrijwilliger bij organisatie Vrijwilliger en mantelzorger Vrijwilliger en betaalde medewerker Vrijwilliger en oppas Vrijwilliger, burenhulp en oppas Vrijwilliger, mantelzorg en oppas Totaal
Aantal 25 7 3 5 2 2 44
3.4.3 Kansen voor activering Potentiële energie Vrijwilligers zijn druk, zo zeggen ze zelf. Maar desgevraagd hebben ze ondanks hun drukke agenda vaak nog tijd voor nieuwe activiteiten. Dit zeggen 21 van de 44 geïnterviewde oudere vrijwilligers (47,7%). Van deze 21 personen zeggen er 11 ook echt tijd te willen maken voor een nieuwe taak in het vrijwilligerswerk. De andere 10 personen zien dat op dit moment (nog) niet zitten. Draagvlak voor Ouderen-voor-Ouderen is er eveneens bij de groep die nog tijd heeft om er iets bij te doen. Van de 21 mensen die nog tijd hebben voor een nieuwe activiteit, zeggen er 13 het leuk te vinden iets voor of met ouderen in Schiedam te gaan doen. Daarnaast zijn er nog 6 vrijwilligers die dit leuk vinden, terwijl ze aangeven eigenlijk geen tijd te hebben. Dit betekent dat 19 van de 44 vrijwilligers (43,2%) van de vrijwilligers zich wel zou willen inzetten voor de ouderen van Schiedam. Tot slot geeft ook een aantal nu nog werkende senioren aan dat ze na het stoppen met hun betaalde baan vrijwilligerswerk willen gaan doen. Aandachtspunten Om de potentiële energie in Schiedam ook daadwerkelijk aan te kunnen boren, moet gelet worden op de volgende punten. Jonge senioren geven aan erg druk te zijn. Veel babyboomers hebben nog een (parttime) baan en passen geregeld op. Vrijwilligerswerk moet sterk concurreren met andere bezigheden. Om deze senioren (nog meer) te activeren, moeten ze actief benaderd worden. Persoonlijk gevraagd worden blijkt het beste te werken. Bij het benaderen van deze groep senioren kan ingespeeld worden op de mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkelingen middels het vrijwilligerswerk. Want juist dit blijkt voor de babyboomers aantrekkelijk. Ook is het belangrijk om in de klussen rekening te houden met mogelijke (toekomstige) lichamelijke beperkingen. De interesse voor vrijwilligerswerk of het werken met ouderen zit met name in de stille en babyboomgeneratie. Maar juist senioren uit de stille generatie geven aan met gezondheidsklachten te spelen, waardoor de Ouderen die niet (volledig) zelfredzaam zijn kunnen welbeschikbare tijd en de mogelijkheden beperkt zijn geworden. degelijk vrijwilligerswerk verrichten. Vrijwilligerswerk kan Dit betekent echter niet dat ze niet meer actief willen of kunnen voor deze groep een positieve bijdrage leveren aan het
behoud van de (resterende) zelfredzaamheid en het persoonlijk welbevinden. Maak er een gewoonte van om te 36
praten met betrokkenen over hun mogelijkheden en grenzen; pas het werk hierop aan.
zijn. Dit blijkt ook wel uit het feit dat zes van de oudere vrijwilligers niet volledig zelfredzaam zijn, maar toch vrijwilligerswerk verrichten. De hamvraag is dus niet alleen hoe Schiedamse senioren actief kunnen worden, maar ook hoe ze tot op hoge leeftijd actief kunnen blijven. 3.5
De niet actieve senior in beeld
Een niet actieve senior definiëren we in deze studie als iemand van 52 jaar of ouder die niet maatschappelijk actief is als vrijwilliger bij (of voor) een organisatie, die geen betaald werk verricht en die ook geen rol heeft als mantelzorger, burenhulp of structurele oppas van kinderen. Uit dit onderzoek blijkt dat ruim 39% van de Schiedamse senioren in deze zin niet actief is. Dat betekent uiteraard niet dat de niet actieve senior geen bezigheden heeft of geen activiteiten bezoekt. In deze paragraaf zal nader ingegaan worden op de bezigheden van deze senioren, de tijd en interesse die er is voor maatschappelijke inzet en de daarmee samenhangende kansen voor activering. 3.5.1 Kenmerken van de niet actieve senior Niet actieve senioren komen in elke generatie senioren voor. De verdeling van de niet actieve senioren naar generatie is weergegeven in figuur 4.19. Uit deze figuur valt op te maken dat bijna een kwart van de niet actieve senioren in dit onderzoek behoort tot de vooroorlogse generatie. De rest van de niet actieve senioren is jonger. Dit lijkt erop te duiden dat jongere senioren naar verhouding vaker niet actief zijn. Dit is echter niet het geval. Figuur 4.19 Verdeling niet actieve senioren naar generatie
babyboom 38%
vooroorlogse 24%
stille 38%
Wanneer namelijk gecorrigeerd wordt voor grootte van elke generatie en gekeken wordt naar de verhouding tussen niet en wel actieve senioren binnen elke generatie, blijkt dat het percentage niet actieve senioren het hoogst is binnen de vooroorlogse generatie. Zie figuur 4.20. Dit is de oudste generatie senioren. Dit betekent dat de babyboomers naar verhouding helemaal niet minder actief zijn. Ze zijn zelfs de meest actieve groep!
37
Figuur 4.20 Aandeel Niet actieve senioren binnen generaties (in aantal en percentage)
Generatie Aantal niet actieve n Totaal senioren Percentage niet actief
Vooroorlogse
Stille 17 34 50,0%
Babyboom 28 68 41,1%
27 82 32,9%
Wanneer we nu kijken naar verdeling niet actief/actief naar geslacht, blijkt dat 50 van de 112 vrouwen niet actief zijn. Dit komt neer op een inactiviteit van bijna 45%. Bij mannen is de inactiviteit verhoudingsgewijs lager: 22 van de 72 mannen is niet actief. Dit komt neer op ruim 30 %. De helft van de niet actieve senioren woont samen met een partner. Een aantal respondenten gaf aan dat juist omdat men nog samen met de partner veel kon ondernemen, er geen tijd en behoefte was aan bijvoorbeeld nieuwe activiteiten, vrijwilligerswerk of het bezoeken van buurtbijeenkomsten. Als we kijken naar de zelfredzaamheid van alle niet actieve senioren, blijken 31 van de 72 niet actieve senioren niet volledig zelfredzaam te zijn. Dit aantal ligt hoger dan bij het algemene beeld van de Schiedamse ouderen. Deze niet actieve senioren ontvangen veelal hulp van hun partner (33,3%) of de thuiszorg (38,9%). Niet actieve senioren die nog geen hulp nodig hebben, zeggen deze te kunnen inschakelen van familie. Net als bij de andere senioren, wordt er minder hulp van buren of professionele organisaties verwacht.
3.5.2 Activiteit Weekinvulling Bijlage 3 bevat de weekschema’s van verschillende groepen senioren in Schiedam. Wanneer we de weekschema’s van niet actieve senioren met de algemene groep senioren vergelijken, blijkt visite iets hoger te scoren. Verder laat het schema zien dat niet actieve senioren net zo uithuizig zijn als actieve senioren. Ze besteden veel tijd aan het uitoefenen van hobby’s (zoals wandelen, hond uitlaten en het bijhouden van een volkstuin) en sporten. In de avonden zijn deze senioren net als de actieven veelal thuis. Met name in de avonduren scoort visite hoger. Uit de resultaten blijkt dat niet actieve senioren zeker niet meer thuis zitten of minder ondernemen dan actieve senioren. Ze kunnen zichzelf goed vermaken. Niet actieve senioren hebben daarnaast net zoveel contact met buurtbewoners als actieve senioren. En ook in deelname aan buurtoverleggen laten de niet actieve senioren geen ander beeld zien; de helft van de niet actieve senioren bezoekt wel eens buurtoverleggen. De animo voor buurtactiviteiten lijkt zelfs iets hoger te zijn onder de niet actieve senioren; zij zullen deze activiteiten echter niet snel helpen organiseren. Zo’n 30% van de niet actieve senioren gaat regelmatig naar activiteiten die in de buurt georganiseerd worden, tegen 25% van alle Schiedamse senioren. Lidmaatschap van vereniging De helft van alle Schiedamse senioren is lid van een of meerdere verenigingen. Drie kwart van alle vrijwilligers is lid. Bij de niet actieve senioren blijkt maar 40% lid te zijn van een organisatie of vereniging binnen Schiedam. De verenigingen waar ze lid van zijn, zijn dezelfde als die van de andere groepen senioren: sport- en hobbyclubs, kerken en welzijnsorganisaties.
38
Maatschappelijke inzet (in verleden) Hoewel de niet actieve senioren op dit moment geen vorm van maatschappelijke inzet vertonen, blijken ze dat in het verleden wel vaak gedaan te hebben. Dit zien we in het overzicht in figuur 4.21. Figuur 4.21 Overzicht van activiteiten in het verleden
Activiteit Mantelzorger in het verleden Vrijwilliger in het verleden Totaal: vrijwilliger of mantelzorger in verleden
Ja
Nee 42 58,3% 30 41,7% 61 84,7%
Totaal 30 41,7% 42 58,3% 11 15,3%
72 72 72 100%
Het overzicht laat zien dat meer dan de helft van alle niet actieve senioren in het verleden mantelzorger is geweest. De reden dat ze daarmee gestopt zijn, is op een enkel geval na het overlijden van de zorgvrager. 30 respondenten geven aan in het verleden (eventueel naast mantelzorgtaken) vrijwilligerswerk te hebben gedaan. Hun werkzaamheden varieerden van jarenlang voorzitterschap van een voetbalclub tot het incidenteel collecteren voor het Rode Kruis. De vraag die zich opdringt, is: waarom zijn deze senioren gestopt met vrijwilligerswerk? Er zijn drie belangrijke redenen: Drukte: de komst van kinderen, opgroeiende kinderen, het krijgen van een baan en de noodzaak van het verHet feit dat mensen druk zijn of ziek worden kun je als lenen van mantelzorg, zorgden ervoor dat gekozen vrijwilligersorganisatie niet beïnvloeden. Wat je wel in de werd te stoppen met het vrijwilligerswerk. hand hebt is de manier waarop je omgaat met veranderin Ziekte: de respondent moest stoppen vanwege eigen gen in de organisatie. Wees daar zorgvuldig in. Maak gezondheidsklachten of ziekte van een partner waarduidelijk waarom bepaalde veranderingen nodig zijn en voor gezorgd moest worden. betrek vrijwilligers zo veel mogelijk bij veranderingen. Het Veranderingen binnen de organisatie: het werk of is ook hún organisatie! de sfeer van het vrijwilligerswerk veranderde, waardoor de respondent besloot te stoppen. Niet actieve senioren die ook in het verleden geen vrijwilligerswerk hebben gedaan, geven als belangrijkste redenen drukte en zorg voor anderen. Twee personen geven aan nog nooit gedacht te hebben aan het doen van vrijwilligerswerk. In totaal waren 11 respondenten die nu niet actief zijn in het verleden ook niet actief als mantelzorger of vrijwilliger. Deze mensen hebben veelal wel een betaalde baan gehad. 3.5.3 Kansen voor activering Potentiële energie Hoewel een redelijk groot deel van de Schiedamse senioren op dit moment niet actief is, blijkt er veel potentiële energie te zitten in deze groep. Van de 60 mensen die een antwoord hebben gegeven op de vraag of ze tijd zouden hebben voor nieuwe activiteiten, geven 19 mensen aan wel tijd te hebben voor nieuwe activiteiten. Vier mensen twijfelen nog. Dit betekent dat in ieder geval een op de drie niet actieve senioren tijd heeft voor een vorm van maatschappelijke inzet!
39
Een van de mogelijke activiteiten is het doen van vrijwilligerswerk. Van alle niet actieve respondenten geven er 25 (34,7%) aan dat ze, of ze nu wel of geen tijd hebben, bereid te zijn om zich in te zetten voor de naasten middels vrijwilligerswerk. De belangrijkste redenen die daarbij naar voren kwamen, zijn weergegeven in figuur 4.22. Figuur 4.22 Redenen waarom niet actieve ouderen vrijwilligerswerk zouden willen doen
Motivatie voor vrijwilligerswerk
Percentage
40,00% 35,00%
Nuttig voelen
30,00%
Wil om in te zetten voor anderen Andere mensen leren kennen
25,00%
Kennis/ervaring doorgeven
20,00%
Nieuwe dingen leren
15,00%
Waardering krijgen
10,00%
Iets te doen hebben
5,00%
Ergens bij horen
0,00%
Plicht om in te zetten voor anderen Motiverende redenen
Wanneer we deze motieven vergelijken met die van actieve vrijwilligers, dan zien we enkele belangrijke verschillen. Waar nuttig voelen en de wil om zich in te zetten de belangrijkste motieven zijn van actieve oudere vrijwilligers, is voor de niet actieve senioren vooral de ontmoeting met andere mensen de belangrijkste drijfveer. Hoewel het uit deze vraag niet blijkt, zijn ouderen ook gemotiveerd om hun kennis en ervaring te delen. Dit blijkt uit de resultaten van een latere vraag in het interview. Van de 66 niet actieve senioren die antwoord gaven op deze vraag, zijn er 21 gemotiveerd om hun kennis en ervaring te delen. Dit betekent dat bijna 32% van de niet actieve senioren ook op dit punt te motiveren zijn, ook al geven ze dit zelf minder direct aan. Om de niet actieve senioren te interesseren voor vrijwilligerswerk is het daarom slim om deze kant van het vrijwilligerswerk, de mogelijkheid om andere mensen te ontmoeten, centraal te stellen in de communicatie. Bij deze groep senioren blijkt er ook draagvlak te zijn voor het principe van Ouderen-voor-Ouderen, zij het in iets mindere mate dan bij de andere groepen senioren. Een op de vijf niet actieve senioren zegt het werken voor of met Schiedamse ouderen leuk te vinden en bereid te zijn om zich voor deze ouderen in te zetten. Ook is gevraagd naar andere thema’s voor het doen van vrijwilligerswerk. Aan alle niet actieve senioren is gevraagd of deze thema’s hen aanspraken of niet. Uit de gegevens blijkt dat “iets met veiligheid in de buurt”, “het organiseren van een evenement of festival”, “iets in het onderwijs of de natuur” en “zorg en ondersteuning voor kwetsbare senioren” het hoogst scoorden. Het zijn interessante en aansprekende thema’s waar ze wel iets mee zouden willen doen. Juist op deze thema’s kunnen de niet actieve senioren aangesproken worden. Een volledig overzicht van de scores in weergegeven in figuur 4.23. De getallen in de tweede kolom laten zien hoeveel procent van de niet actieve senioren op ieder thema positief scoorden.
40
Figuur 4.23 Overzicht van interesse van niet actieve senioren voor activiteiten en thema’s
Thema van activiteit Zorgen voor veiligheid in de buurt Organiseren van evenement of festival Iets in het onderwijs Iets voor of in de natuur Zorg voor en ondersteuning aan kwetsbare senioren Iets voor, in of met de buurt Zorg voor en ondersteuning aan gehandicapten Oppassen op kinderen Iets voor of met nieuwkomers in de stad of buurt Helpen bij sportactiviteiten Iets binnen de politiek Helpen bij computerles/ondersteuning met behulp van computers/ICT Zorg voor en ondersteuning aan kwetsbare jeugd/gezinnen Behartigen van belangen (bijvoorbeeld van ouderen of gehandicapten) Iets met allochtone mensen Zorg voor en ondersteuning aan overige groepen Iets voor de kerk Iets met internationale contacten of stedenbanden
Beeld niet actieven 34 33 30 28 27 23 23 24 24 21 21 18 17 17 16 15 14 13
Een deel van de niet actieve senioren is bewust niet actief. Een ander deel heeft nooit bewust nagedacht over het doen van vrijwilligerswerk. Juist deze mensen hebben geen negatieve ervaringen in het vrijwilligerswerk, en zijn dus potentiële kandidaten voor vrijwilligerswerk. Het is de groep mensen die enthousiast gemaakt kan worden door middel van persoonlijk aanspreken. Een deel van de geïnteresseerde senioren bezoekt wel buurtactiviteiten. Dit is een van de plekken waar ze gevonden kunnen worden, en ook een plek waar ze zich voor willen inzetten. Juist op deze plek kan promotie en voorlichting plaatsvinden. Aandachtspunten Het sociaal activeren en in beweging brengen van niet actieve burgers wordt soms voorgesteld als een lastige opgave. Dat mag zo zijn voor mensen met een lage opleiding, mensen met geestelijke of lichamelijke beperkingen, mensen met een verslaving of mensen zonder dak boven hun hoofd. Het geldt niet voor het gros van de Schiedamse senioren die zich momenteel niet maatschappelijk inzetten! De kansen liggen hier voor het grijpen, zoals we hebben gezien. Senioren van Schiedam kunnen en willen bijdragen aan een mooiere, betere, socialere, veiliger en gezelliger stad. Toch zijn er enkele punten waar aandacht voor moet zijn. Bij de toekomstige gepensioneerden is het geval dat deze groep veelal eerst wil genieten van de vrijheid die ze krijgen. Bij het creëren van klussen en benaderen van de babyboomers, moet dan ook rekening gehouden worden met het feit dat deze mensen juist willen gaan genieten van het niets moeten’. Met andere woorden: een periode van inactiviteit hoort er bij sommigen gewoon bij. Het is niet handig hen teveel op de huid te zitten met voorlichting over vrijwilligerswerk. Ten tweede moet rekening gehouden worden met het feit dat veel babyboomers niet meer vanzelfsprekend lid zijn van organisaties. Er moeten dan nieuwe wegen bewandeld worden wanneer een deel van deze groep (tijdelijk) tot de niet actieve senioren gaat behoren. Mogelijk ligt hier een taak voor het
41
Steunpunt Vrijwilligerswerk, dat directe contacten heeft met organisaties op het gebied van sociale activering.
3.6
De allochtone senior in beeld
Onder een allochtone senior verstaan we een persoon die het grootste deel van zijn jeugd in een arm Europees of niet-westers land heeft doorgebracht. Het aantal allochtone ouderen zal de komende jaren snel groeien. Uit de gemeentelijke cijfers van Schiedam blijkt dat zo’n 15% van de senioren in Schiedam van allochtone afkomst is. Dit percentage ligt ver boven het Nederlandse gemiddelde van 2,9 %, maar ook ver onder het gemiddelde in de vier grote steden. Daar bestaat ruim 28% van de ouderenbe14 volking uit niet-westerse allochtonen van 45 jaar en ouder. In deze paragraaf zal ingegaan worden op de activiteiten, behoeften en wensen van deze senioren. Van de respondenten die een vragenlijst hebben ingevuld en die niet afkomstig zijn uit Nederland, 29 in totaal, zijn er 24 afkomstig uit een arm Europees of niet-westers land. Het is een klein aantal, zodat de resultaten met enige voorzichtigheid bekeken moeten worden.
3.6.1 Kenmerken van de allochtone senior Uit figuur 4.24 kan worden opgemaakt dat de verdeling van allochtone senioren over de generaties redelijk overeen komt met die van alle ouderen in het onderzoek en in Schiedam. Figuur 4.24 Verdeling allochtone senioren naar generatie
Leeftijd naar generatie Vooroorlogse (1910- 1930) Stille (1930-1940) Babyboom (1940-1955)
Allochtonen 3 12,5% 8 33,3% 13 54,2%
Onderzoek totaal 34 18,5 % 68 37,0 % 82 44,6 %
Schiedam totaal 17,9 % 21,0 % 61,0 %
Zelfredzaamheid Van de 24 allochtone senioren noemen er 20 zichzelf zelfredzaam. Voor het geval er hulp nodig is, kan deze volgens de respondenten gehaald worden bij familie. Meer dan 85% van deze senioren rekent daadwerkelijk op hulp van de familie. Of deze verwachting realistisch is, weten we niet. Slechts een enkeling rekent op hulp van een buurman of –vrouw. Woonsituatie en –beleving Meer dan de helft (13) van allochtone senioren woont samen met de partner. Tien mensen wonen in een huis met kinderen (en eventueel een partner). Zes mensen wonen alleen (26%). De senioren zijn tevreden over hun woning en buurt. De genoemde klachten van geluidsoverlast en vervuiling en verloedering komen overeen met de klachten van de autochtone senioren.
14
Schellingerhout, R. Cijferrapport allochtone ouderen. Den Haag: SCP, 2004.
42
Contacten in de buurt Allochtone senioren hebben veel contacten in de buurt. Drie respondenten zeggen geen contact te hebben met een of meer buurtbewoners. In een kwart van de gevallen zijn deze contacten vooral gebaseerd op visites, maar net als bij autochtone senioren, betreft het vaker vluchtige ontmoetingsmoment op straat, in de hal of op de galerij. Ook de frequentie van contact vertoont geen ander beeld dan dat van autochtone senioren. Hetzelfde geldt voor het patroon van visites afleggen. Drie op de vier senioren legt visites af, de helft van de mensen ontvangt thuis visite van mensen uit de buurt. Contacten zijn minder vaak gebaseerd op het bezoeken van buurtactiviteiten. De meeste allochtone senioren (21) geven aan geen buurtactiviteiten te bezoeken. Problemen met de Nederlandse taal en onbekendheid met de activiteiten en de locatie zijn de oorzaken. Buurtoverleg wordt daarentegen wel behoorlijk goed bezocht. Daar waar Nederlandse senioren in een kwart van de gevallen buurtoverleg bezoeken, doen 15 van de 24 allochtone senioren dit (65%). Ook hier wordt een aantal keer aangegeven dat taal en een andere mentaliteit een drempel vormen. Lidmaatschap van vereniging Is van alle senioren in dit onderzoek de helft lid van een of meer organisaties, onder allochtone senioren ligt dit aantal iets lager. Een derde van hen is lid. Als organisaties worden genoemd: een kerk, een kerkkoor, een politieke partij en een sportvereniging. Een lidmaatschap van een moskee wordt niet genoemd. Net als bij sommige Nederlandse senioren kan hier gelden dat een lidmaatschap van een religieuze organisatie vergeten wordt bij het invullen van de vragenlijst. Maar daarnaast blijkt ook dat het aandeel dat lid is van een sportvereniging veel lager is dan dit aandeel bij autochtone senioren. Slechts één allochtone senior zegt lid te zijn van een sportclub. 3.6.2 Activiteit Weekinvulling In bijlage 3 is het weekschema van de allochtone senioren in beeld gebracht. De bezigheden van de allochtone senioren verschilt op een enkel punt van het algemene beeld. Waar de Schiedamse senioren voornamelijk binnenshuis actief zijn in de ochtenden, zijn allochtone senioren iets meer buitenshuis actief. ’s Middags zijn ze eveneens veelal buitenshuis bezig. Dit komt overeen met het totale beeld van senioren in dit onderzoek. Net als de andere Schiedamse senioren, zijn de allochtone senioren in de avonduren voornamelijk thuis. Visites afleggen en ontvangen doen allochtone senioren net zo vaak als autochtone senioren. Maatschappelijke inzet De 24 senioren zijn actief op verschillende gebieden. Wanneer we echter kijken naar de maatschappelijke inzet op het gebied van blijken deze senioren anders te scoren dan autochtone senioren. Dat blijkt uit figuur 4.25.
43
Figuur 4.25 Activiteit van allochtone senioren
Rol
Aantal
Niet actief Actief Enkelvoudig actief Meervoudig actief Totaal
Allochtonen Percentage van totaal 13 54,2% 11 45,8% 10 41,6% 1 4,2% 24 100%
Mantelzorgers Vrijwilliger Oppas Burenhulp Betaalde baan
Algemeen Percentage van totaal 72 39,1 % 112 60,9 % 71 38,5 % 41 22,2 % 184 100,0 %
Aantal
2 6 2 2
46 44 23 10 29
25,0 % 23,9 % 12,5 % 5,4 % 15,8 %
Het percentage niet actieve senioren ligt hoger bij de allochtone ouderen. Van de negen Turkse senioren is er slechts één actief, namelijk als mantelzorger (niet zichtbaar in de tabel). De andere negen senioren zijn niet actief. Hiervoor is een aantal verklaringen te geven. Tijdens de Open Space Workshop werd aangegeven dat vrijwilligerswerk zoals Nederlanders dat kennen, geen bekend fenomeen is bij Turken. Zij zetten zich wel in voor de naaste, maar doen dat veel minder in georganiseerd verband. Ditzelfde geldt ook voor allochtonen uit andere landen. Des te opvallender is het dat de allochtone senioren in onze studie ook niet scoren op burenhulp of mantelzorg. Andere verklaringen zijn gelegen in onbekendheid en het aspect van taal. Veel allochtone senioren kennen de weg niet in het land van organisaties. En als daar dan nog een taalprobleem bij komt kijken, is het lastig voor hen om actief te worden. Wanneer gekeken wordt naar verdeling van activiteit over de generaties, blijken op een na alle niet actieve senioren binnen de babyboomgeneratie te vallen. Het feit dat deze senioren niet actief zijn, kan dus niet door ouderdom verklaard worden. Hoewel de maatschappelijke activiteit op dit moment uit dit onderzoek erg gering blijkt te zijn, kan niet gesteld worden dat deze mensen niet maatschappelijk betrokken zijn. Meer dan de helft (11 mensen) heeft zich in het verleden wel ingezet als mantelzorger of vrijwilliger. Maar toch blijkt ook hier het percentage mensen dat actief is geweest in het verleden lager te liggen dan het autochtone beeld laat zien. Zie figuur 4.26. Figuur 4.26 Overzicht van activiteiten in het verleden
Activiteit Mantelzorger in het verleden Vrijwilliger in het verleden Totaal: vrijwilliger of mantelzorger in verleden
Ja 6 25,0% 9 37,5% 13 54,2%
Allochtonen Nee Totaal 18 24 75,0% 100% 15 24 62,5% 100% 11 24 45,8% 100%
44
Ja 42 58,3% 30 41,7% 61 84,7%
Algemeen Nee 30 41,7% 42 58,3% 11 15,3%
Totaal 72 100% 72 100% 72 100%
De allochtone mantelzorgers De twee allochtone mantelzorgers in het onderzoek geven geen specifieke wensen aan ten behoeve van ondersteuning. Opvallend is wel dat voornamelijk op hulp van familie gerekend wordt. Anders dan in de Nederlandse cultuur wordt vaak automatisch gerekend op hulp van de familie. Jongere generaties allochtonen zijn dan verplicht te zorgen voor ouders en familieleden. De gearticuleerde behoefte aan professionele hulp is daarom laag. De allochtone vrijwilligers De werkzaamheden die de zes vrijwilligers verrichten, verschillen niet van die van autochtone vrijwilligers. Ook hier gaat het voornamelijk om ondersteunende werkzaamheden. Ze geven aan tevreden te zijn met hun taak. Het brengt hen in ontmoeting met andere mensen en ze kunnen mensen helpen. Dit zijn de belangrijkste motieven om het vrijwilligerswerk te doen. Ze zeggen geen behoeften te hebben aan ondersteuning voor het kunnen uitvoeren van hun taak.
3.6.3 Kansen voor activering Potentiële energie Bij allochtone senioren blijkt er bij navraag bij een deel van de respondenten nog wel tijd te zijn voor nieuwe activiteiten. Vijf van de 24 respondenten zeggen nog tijd te hebben. Deze respondenten zeggen dat zij het leuk zouden vinden om zich als vrijwilliger in te zetten voor anderen. En deze vijf mensen geven ook aan geïnteresseerd te zijn in het werken voor of met ouderen in Schiedam. Desgevraagd blijken 9 van de 24 allochtone senioren positief gestemd te zijn over het werken voor of met ouderen in Schiedam. Dit komt neer op 37,5% van de allochtone senioren. Dit percentage is vrijwel gelijk aan het percentage van de totale groep onderzochte senioren waar in totaal 62 van de 184 mensen op dit punt positief gestemd zijn (33,7%). Een volledig overzicht van interesse voor verschillende thema’s en activiteiten is weergegeven in figuur 4.27. Dit schema is al eerder weergegeven in figuur 4.23. In de Bij het aanspreken van niet actieve senioren uit allochtone tweede kolom is het beeld van de totale groep niet actieve kring moet rekening gehouden worden met andere intesenioren weergegeven. Het schema is nu aangevuld met een resses. Juist op de voor hen aansprekende thema’s moederde kolom waarin de interesses van allochtone senioren zijn ten ze aangesproken worden! weergegeven. Opvallend is dat de allochtone senioren andere interesses hebben dan autochtone senioren. De volgorde van Zorgen voor veiligheid in de buurt. interesse voor thema’s is voor allochtone senioren anders. Organiseren van evenement of festival. Helpen bij sportactiviteiten, natuur en onderwijs scoren onder Iets in het onderwijs. deze groep het hoogst. Figuur 4.27 Overzicht van interesse van niet actieve senioren voor activiteiten en thema’s (in percentages)
Thema van activiteit Zorgen voor veiligheid in de buurt Organiseren van evenement of festival Iets in het onderwijs Iets voor of in de natuur Zorg voor en ondersteuning aan kwetsbare senioren
Beeld niet actieven 34 33 30 28 27
45
Beeld allochtonen 9 9 18 18 16
Iets voor, in of met de buurt Zorg voor en ondersteuning aan gehandicapten Oppassen op kinderen Iets voor of met nieuwkomers in de stad of buurt Helpen bij sportactiviteiten Iets binnen de politiek Helpen bij computerles/ondersteuning met behulp van computers/ICT Zorg voor en ondersteuning aan kwetsbare jeugd/gezinnen Behartigen van belangen (vb. opkomen voor belangen van ouderen of gehandicapten) Iets met allochtone mensen Zorg voor en ondersteuning aan overige groepen Iets voor de kerk Iets met internationale contacten of stedenbanden
23 23
9 10
24 24
18 9
21 21 18
27 18 0
17
9
17
9
16 15
18 16
14 13
9 18
Aandachtspunten Een deel van de allochtone senioren spreekt niet goed Nederlands. En een groot deel van deze mensen is niet goed bekend met de wegen in ons land om aan vrijwilligerswerk te komen en bekend te raken met (vrijwilligers)organisaties. Bij hen zijn de bestaande steunfuncties nog minder bekend dan bij de autochtone senioren. Om deze mensen te activeren, zal een actieve houding van onder andere het steunpunt vrijwilligerswerk nodig zijn. Juist voor deze doelgroep is het persoonlijk vragen, liefst door iemand die zij kennen en vertrouwen, nog belangrijker dan voor de autochtone senioren. De interesse in de voorgestelde thema’s is zeer gering. Mensen vinden het moeilijk om aan te geven wat hen leuk lijkt. Bij een actieve benadering moet dan ook niet alleen ingespeeld worden op de ervaring en kennis van de respondenten (net als bij de autochtone senioren), maar ook op de beperkte visie van de senioren op vrijwilligerswerk en de mogelijkheden. De Open Space Workshop bracht nog iets anders aan het licht. Om de onbekendheid en angst voor deelname aan het Nederlandse maatschappelijke veld weg te nemen, is het goed om eerst een klein aantal senioren uit een bepaalde kring te benaderen, te betrekken en te activeren. Wanneer zij positieve ervaringen hebben, zullen zij als rolmodel fungeren en zullen meer mensen zich actief durven inzetten. Hier geldt: “als er een schaap over de dam is, volgen er meer…...”
46
4
Conclusies en aanbevelingen
In dit hoofdstuk brengen we de conclusies en aanbevelingen bij elkaar. We maken daarbij niet alleen gebruik van de resultaten van de enquête, maar ook van de reflectie daarop door de deelnemers aan de Open Space Workshop. Ook nemen we hun concrete tips en aanbevelingen mee. De conclusies en aanbevelingen worden gepresenteerd vanuit het perspectief van achtereenvolgens oudere mantelzorgers (4.1), oudere vrijwilligers (4.2), niet actieve ouderen (4.3) en allochtone ouderen (4.4). Bij elk perspectief maken we waar mogelijk onderscheid tussen de verschillende generaties senioren. In paragraaf 4.5 maken we de balans op: we doen een gedachte-experiment waarbij we nagaan wat het maatschappelijk rendement is indien de gemeente besluit om de komende jaren systematisch te investeren in de zilveren kracht van Schiedam. We sluiten af met een overzicht van concrete actiepunten waarvoor dankzij het onderzoek draagvlak is ontstaan bij een aantal Schiedamse maatschappelijke organisaties. 4.1
Mantelzorgers
Oudere mantelzorgers het zwaarst belast Een kwart van alle Schiedamse senioren biedt langdurig zorg aan een naaste. In elke generatie senioren komen mantelzorgers voor. De babyboomers zorgen verhoudingsgewijs vaker voor hun ouders; de oudere generaties zorgen vaker voor een partner. De belasting van mantelzorgers die voor een partner zorgen, is doorgaans groter dan die van mantelzorgers die voor een ouder of kennis zorgen. Dagelijkse zorg wordt vooral verleend door leden van de stille generatie die voor een partner zorgen. De zorgtaak voor mensen die niet bij de mantelzorger in huis wonen is minder frequent. De meeste mantelzorgers zijn al meerdere jaren actief. Bijna de helft van alle mantelzorgers is zelfs al langer dan vijf jaar zorgverlenend bezig. De meeste mantelzorgers zeggen de zorg doorgaans goed vol te houden. Eén op de drie mantelzorgers zegt de zorg zo nu en dan niet goed vol te houden. Dit komt in alle generaties voor, maar het meest bij de leden van de stille generatie. Zij zorgen het vaakst voor hun partner, verlenen dagelijks zorg en krijgen zelf ook in toenemende mate te krijgen met gezondheidsklachten. Assertieve babyboomers vragen gemakkelijker hulp Hulp vragen en zorg delen is moeilijk voor veel mantelzorgers. Ook hier zijn het de oudere generaties die er het meeste moeite mee hebben. Zij zien hulp vragen als falen, vinden het onprettig om de zorg te delen of weten niet waar zij terecht kunnen voor hulp. De babyboomers hebben minder moeite met het vragen en delen van hulp. Zij beschikken vaker nog over een partner, broer of zus met wie zij de zorg kunnen delen. Babyboomers zijn doorgaans ook assertiever. Zij zijn beter geïnformeerd over de mogelijkheden tot ondersteuning en weten de wegen gemakkelijker te bewandelen. Steunpunt Mantelzorg: wel van gehoord, maar diensten onbekend Uit het onderzoek blijkt dat de stap naar professionele hulp groot is, met name bij de oudere generaties. Veel respondenten ontvangen liever hulp van bekenden dan van een vreemde. Het steunpunt Mantelzorg is bij bijna negen op de tien mantelzorgers bekend. Maar van de ondersteuningsvormen wordt weinig gebruik gemaakt. Het merendeel van mantelzorgers zegt geen behoefte te hebben aan de mogelijke ondersteuning van het steunpunt. Voor een deel heeft dit te maken met onbekendheid met de diensten. Men weet niet precies wat die inhouden. Tijdens de gesprekken bleek dat bij een korte weergave van de diensten, er wel degelijk interesse is voor inschakeling van hulp en gebruikmaking van diensten.
47
Vrijwilligerswerk bron van ontspanning voor mantelzorgers Ontspanning is voor mantelzorgers erg belangrijk. Als belangrijkste vormen van ontspanning worden sporten en het uitoefenen van een hobby genoemd. Het hoeft echter niet altijd om consumptieve deelname aan georganiseerde activiteiten te gaan. Uit de Open Space Workshop en het gesprek met de interviewers blijkt dat ook het doen van vrijwilligerswerk een goede vorm van ontspanning kan zijn. Het brengt de mantelzorger in contact met andere mensen en voorkomt of vermindert een eventueel sociaal isolement. Veel mantelzorgers combineren hun taak dan ook graag met andere maatschappelijke taken, zoals het beoefenen van een sport en het doen van vrijwilligerswerk. Beeldvorming mantelzorgers behoeft correctie Drie op de tien mantelzorgers zeggen nog tijd (over) te hebben voor vrijwilligerswerk. Maar tijd alleen is niet voldoende. Een op de tien mantelzorgers geeft aan ook daadwerkelijk graag een taak te willen krijgen in het vrijwilligerswerk. Maken we de vraag concreter, door te polsen of men als vrijwilliger iets voor of met oudere mensen zou willen doen, dan zien we iets opmerkelijks. Maar liefst een op de drie mantelzorgers zegt hier wel zin in te hebben. Het is niet denkbeeldig dat een aantal mantelzorgers dit juist als hun kracht zien: ze hebben ervaring met zorgen voor anderen en vaak ook ouderen. Anderzijds is er natuurlijk ook een categorie die al veel zorgt voor een oudere en die nu juist wel eens iets anders wil. Maar al met al is er ruimte voor het promoten van vrijwilligerswerk, juist ook bij mantelzorgers! Het beeld van de mantelzorger als een zwaar overbelaste groep die met niets anders bezig is dan mantelzorg is toe aan correctie! Aanbevelingen Blijvende aandacht voor ondersteuning van mantelzorgers is gewenst. Het doel is niet alleen mogelijkheden bieden tot rust en ontspanning, maar ook het bevorderen van actieve deelname aan de samenleving. Dit kan heel ontspannend zijn voor de mantelzorger! Dit laatste kan meer expliciet naar voren komen in campagnes en voorlichtingsactiviteiten.
Spreek mantelzorgers niet alleen aan op de hulp die zij kunnen krijgen, maar ook op de hulp die zij kunnen bieden. Wederkerigheid in relaties versterkt het zelfvertrouwen en de eigenwaarde, ook van mantelzorgers. Ieder mens heeft het nodig om nodig gevonden te worden.
Ondersteuning van mantelzorgers moet niet wachten tot de vraag zich aandient, maar actief, outreachend, op zoek gaan naar de vraag. Vooral de oudere mantelzorgers zijn hiermee gediend omdat zij niet gemakkelijk naar buiten treden met een hulpvraag.
Ondersteuning van mantelzorgers komt vaak te laat. Geef daarom ook voorlichting over ondersteuningsmogelijkheden aan jongere mantelzorgers. Wie vroeg begint met vrijwilligerswerk kan op tijd zijn sociale netwerk opbouwen (of uitbreiden).
Maak vrijwilligers die een vorm van ondersteuning bieden aan mantelzorgers ambassadeurs van het vrijwilligerswerk. Train deze vrijwilligers daarop en informeer hen breed over de mogelijkheden van het vrijwilligerswerk. Vinden ze zelf ook interessant!
Flexibiliseer vrijwilligerswerk zodat het ook voor mantelzorgers toegankelijker wordt. Zij hebben behoefte aan vrijwilligerswerk op maat. Dat betekent dat het werk zich moet kunnen voegen naar het weekschema van de mantelzorger, rekening houdend met fluctuaties in de zorgzwaarte.
48
4.2
Doe aan actieve promotie van vrijwilligerswerk, niet alleen vóór maar ook dóór mantelzorgers. Biedt daarbij wel een ruim scala aan van mogelijkheden, zodat er vrije keuze is uit diverse soorten vrijwilligerswerk.
Richt je niet alleen op bekende groepen. Spreek niet over “de mantelzorger” maar stem informatie af op verschillende leeftijdsgroepen en culturen. Maak ook onderscheid naar mantelzorgers in verschillende wijken. Een wijkgerichte benadering maakt het mogelijk dat mantelzorgers elkaar gemakkelijk vinden, bij elkaar binnen lopen, hun verhaal bij elkaar kwijt kunnen, samen leuke dingen gaan doen en elkaar kunnen ondersteunen.
Vrijwilligers
Babyboomers uitdaging voor vrijwilligersorganisaties Schiedam Bijna een kwart van de Schiedamse senioren is actief als vrijwilliger. Landelijk ligt dit percentage hoger, namelijk op 43%. Opvallend is dat het aandeel van de stille generatie in het Schiedamse vrijwilligerswerk het hoogst is; 31 % is actief als vrijwilliger. Bij deze generatie is vrijwilligerswerk nog een traditie. De babyboomgeneratie moet duidelijk nog verleid worden; zij is naar verhouding niet op alle vlakken het minst actief, maar zeker wel als vrijwilliger; 17% van alle Schiedamse babyboomers is vrijwilliger. Velen zijn nog druk met betaald werk, passen op de eerste kleinkinderen of willen nog even genieten van de vrijheid van de pensionado. Gezien hun waardepatronen (zie inleiding), is de kans ook aanwezig dat jonge senioren zich minder aangetrokken voelen tot het bestaande vrijwilligerswerk of er minder mee bekend zijn. Er zijn aanwijzingen dat een deel van hen liever eigen projecten opzet dan zich aansluit bij een grotere, soms hiërarchische vrijwilligersorganisatie. Hoe het ook zij, babyboomers zijn relatief hoog opgeleid, zijn bereid kennis en ervaring te delen met anderen en beschikken over veel sociaal kapitaal dat ingezet kan worden in de Schiedamse samenleving. Hier ligt voor Schiedam een echte uitdaging. Contact met andere mensen belangrijke drijfveer voor zittende vrijwilligers De meeste oudere vrijwilligers verrichten ondersteunende werkzaamheden zoals koffie en thee schenken, dingen klaar zetten en mensen vervoeren. Het werk is duidelijk en afgebakend. Dit is minder het geval bij bestuurswerk. Toch wordt ook dit veel gedaan. Op de derde plaats staat het bieden van persoonlijke hulp, zoals huisbezoek en persoonlijke advisering. De organisaties waar de vrijwilligers voornamelijk actief zijn, zijn de kerken, buurtclubs en buurthuizen, ouderenbonden en welzijnsorganisaties als de Zonnebloem, het Rode Kruis en het ouderenwerk. De vrijwilligers zijn over het algemeen tevreden met hun taak. Minstens zo belangrijk is het contact met andere mensen in het vrijwilligerswerk. Oudere vrijwilligers stellen dat zeer op prijs; het houdt hen gaande. Voor veel vrijwilligers is dit een belangrijke reden om het werk te blijven doen! Mensen persoonlijk vragen is de gouden sleutel Veel oudere vrijwilligers (42%) zijn gestart met vrijwilligerswerk omdat zij voor hun taak zijn gevraagd. Het aantal mensen dat zichzelf aanbiedt is veel geringer; slechts één op de vijf heeft dat gedaan. Anonieme oproepen via e-mail of huis-aan-huisbladen zijn veel minder effectief dan een persoonlijke uitnodiging. Je zegt minder gemakkelijk nee tegen een persoon die je recht op de man af vraagt mee te doen. Het wordt al helemaal moeilijk als die persoon je complimenteert met je kennis, vaardigheden of levenservaring en erbij zegt dat “deze onmisbaar zijn voor die ene organisatie…”
49
Nuttig voelen is de belangrijkste drijfveer Het is dus belangrijk om ouderen persoonlijk te vragen voor vrijwilligerswerk. Daarbij is het natuurlijk handig om te weten wat hun drijfveren zijn. Wat blijkt? De behoefte om zich nuttig te voelen is de belangrijkste reden. Ook de wil om zich in te zetten voor de naaste of de samenleving is een belangrijke motiverende factor. Op de derde plaats staat de wens om mensen te leren kennen. Opvallend is dat veel mensen ook graag hun kennis en ervaring willen overdragen door middel van vrijwilligerswerk. Babyboomers willen zich ontwikkelen; oudere generaties zoeken vooral contacten In hun drijfveren verschillen de babyboomers van de twee oudere generaties. Nieuwe dingen leren, kennis en ervaring doorgeven en persoonlijke ontwikkeling zijn voor de babyboomers het belangrijkst. Voor de leden van de stille en vooroorlogse generatie spelen die aspecten ook een rol, maar het opdoen en onderhouden van sociale contacten is bij hen de belangrijkste drijfveer. Vrijwilligers zijn vaak ook actieve buurtbewoners Niet alle vrijwilligers verrichten hun werkzaamheden in de buurt. Wel voelen mensen die vrijwilligerswerk doen zich bovengemiddeld betrokken bij hun buurt. Ze bezoeken vaker buurtactiviteiten en buurtoverleggen, zijn erg gemotiveerd om contact te onderhouden met mensen in de buurt en gaan verhoudingsgewijs vaker op visite in de buurt. Ook ontvangen zij thuis meer bezoek uit de buurt dan andere senioren. Tweederde van de vrijwilligers ontvangt thuis buurtbewoners, terwijl van de overige senioren de helft dit maar doet. Vrijwilligers zijn actiever in en met de buurt dan mantelzorgers en niet actieve senioren. Er kan nog een schepje bovenop Vrijwilligers zijn druk, zo zeggen ze zelf. En drukke agenda is een statussymbool voor veel gepensioneerden. Maar ondanks hun drukke agenda hebben ze desgevraagd vaak nog tijd voor nieuwe activiteiten. Dit zegt maar liefst 48% van de ondervraagde vrijwilligers. Zij zijn vooral te vinden bij de babyboomers en bij de stille generatie. Van deze gemotiveerde groep zegt ongeveer de helft ook echt tijd te willen maken voor een nieuwe taak in het vrijwilligerswerk. Al met al ligt er dus nog een potentiële reserve bij het bestaande vrijwilligerscorps! Draagvlak voor Ouderen-voor-Ouderen” Draagvlak voor Ouderen-voor-Ouderen is er eveneens bij deze groep die nog tijd heeft om er iets bij te doen. Van de 21 ondervraagde vrijwilligers die nog tijd willen maken voor een nieuwe activiteit, zeggen er 13 het leuk te vinden als dat iets voor of met ouderen in Schiedam zou zijn. Daarnaast zijn er nog 6 vrijwilligers die dit leuk vinden, maar die twijfelen omdat ze eigenlijk geen tijd hebben. Dit betekent dat 19 van de 44 ondervraagde vrijwilligers (43,2%) zich desgevraagd wellicht wel zou willen inzetten voor de kwetsbare ouderen van Schiedam. Gezondheidsklachten liggen op de loer Vrijwilligers die behoren tot de stille generatie geven aan nogal eens met gezondheidsklachten te kampen. Bovendien zijn ze vaak ook druk als mantelzorger. Dit betekent echter niet dat ze niet meer actief willen of kunnen zijn. Zes oudere vrijwilligers die aangaven niet volledig zelfredzaam zijn, verrichtten toch vrijwilligerswerk. De hamvraag is dus niet alleen hoe Schiedamse senioren actief kunnen worden, maar ook hoe ze tot op hoge leeftijd actief kunnen blijven. Het rekening houden met een (tijdelijk) verminderde gezondheid is daarom belangrijk. Openlijk praten over mogelijkheden en grenzen moet een vaste gewoonte worden; het werk moet de vrijwilliger volgen en niet andersom. Dit vraagt flexibiliteit van de organisatie, als ook het besef dat (oudere) ouderen nu eenmaal iets vaker gezondheidsklachten hebben.
50
Einde loopbaan ook in vrijwilligerscarrière Tegenover meer gezondheidsklachten en beperkingen staat het feit dat oudere vrijwilligers doorgaans zeer loyaal en trouw zijn, hun afspraken nakomen en een groot verantwoordelijkheidsbesef hebben. Vooral diegenen die al jaren lid zijn van een vrijwilligersorganisatie, zijn soms vergroeid met de organisatie. Velen zijn in sociaal opzicht afhankelijk van hun organisatie. Het levert hen sociale contacten op. Dit neemt niet weg dat er ooit een moment aanbreekt dat het niet langer gaat. De meeste vrijwilligers voelen dit zelf aan en nemen met gratie afscheid. Een klein deel van de oudere vrijwilligers is hiertoe niet in staat. Voor veel vrijwilligersorganisaties is dit thema een groot taboe. Het behoort tot de bagage van een vrijwilligerscoördinator om het gesprek hierover aan te kunnen gaan. Niet alle vrijwilligerscoördinatoren zijn zich hiervan bewust of beschikken over deze vaardigheid. Stichting Ouderenwerk het meest bekend bij oudere vrijwilligers Oudere vrijwilligers hebben een zekere behoefte aan informatie en advies, bemiddeling en belangenbehartiging. Het feitelijk gebruik van deze ondersteuningsvormen is echter gering. De Stichting Ouderenwerk is het meest bekend bij de Schiedamse oudere vrijwilligers, de Steunpunt Mantelzorg en het Steunpunt Vrijwilligerswerk zijn iets minder bekend bij de oudere vrijwilligers. Aanbevelingen Start een lokale wervingscampagne gericht op de babyboomers. Bij hen zit het toekomstig potentieel voor de civil society van Schiedam. Speel daarbij in op de specifieke drijfveren van deze generatie: zich nuttig voelen en persoonlijke ontwikkeling. Maak duidelijk dat Schiedam deze senioren nodig heeft en wijs op de voordelen van het vrijwilligerswerk; deze generatie moet nog verleid worden tot (meer) maatschappelijke inzet.
Onderzoek de mogelijkheid tot het stimuleren van nieuwe burgerinitiatieven. Geef hen de ruimte, faciliteiten, wellicht een startsubsidie. Ruim bureaucratische belemmeringen uit de weg. Er zijn aanwijzingen dat een deel van de babyboomers liever zelf projecten opzet in plaats van zich aan te sluiten bij bestaande, veelal hiërarchische vrijwilligersorganisaties. Geef de nieuwkomers ook een kans door niet alles te willen stroomlijnen via de bestaande vrijwilligersorganisaties.
Vraag mensen persoonlijk. Een persoonlijke benadering is vele malen sterker dan een anoniem e-mailtje of een advertentie. Beloon mensen met attenties en positieve aandacht als zij nieuwe vrijwilligers rekruteren uit hun eigen buurt of sociale netwerk. Overweeg het instellen van een vliegende brigade van volunteer hunters, mensen die zelf de intrinsieke waarde van het vrijwilligerswerk kennen en dit graag overbrengen op anderen. Dit missionair werk is een mooie uitdaging en een interessante nieuwe sociale rol voor een aantal senioren. Uitgerekend zij kunnen de jacht openen op andere senioren! Tijdens de Open Space Workshop werd het idee geopperd om mensen die stoppen met werken thuis op te zoeken en een felicitatiepakket aan te bieden met daarin informatie over mogelijkheden voor vrijwilligerswerk.
Stimuleer vrijwilligerswerk in de buurt. Met name voor de oudere generaties vrijwilligers is het belangrijk dat zij op loopafstand zich nuttig kunnen maken en daarbij sociale contacten kunnen onderhouden. Het vrijwilligerswerk door ouderen in de buurt kan gericht zijn op hulp aan kwetsbare ouderen; daar is zeker draagvlak voor. Maak hier echter geen wetmatigheid van. Een deel van de vrijwilligers wil zich inzetten in totaal andere verbanden, als voorleesopa in een basisschool, als gastvrouw in een gezondheidscentrum of als onderhoudsmedewerker in een speeltuin.
51
Breng jong en oud bij elkaar in het vrijwilligerswerk. Oudere vrijwilligers kunnen coach of mentor zijn van jongere vrijwilligers. Zet vutters en gepensioneerden in voor het overdragen van hun kennis en ervaring op jonge starters en jonge vrijwilligers, waaronder ook mensen met beperkingen die vrijwilligerswerk willen doen.
Creëer keuzemogelijkheden door middel van een breed scala van activiteiten. Mensen verschillen enorm, ook in hun talenten. De een kan dit, de ander kan dat.
Maatjesprojecten, mentorprojecten, preventief huisbezoek en andere vormen van één-op-éen vrijwilligerswerk zijn geliefd bij ouderen. Ze kunnen er hun rijpere levenservaring in kwijt. Er zijn veel groepen in de samenleving die hier profijt van kunnen hebben: kinderen die extra aandacht kunnen gebruiken, mensen met een taalachterstand, eenzame ouderen, dak- en thuislozen. Inventariseer wat er in Schiedam op dit gebied al gebeurt, zoek de witte vlekken op en ga na of ouderen voldoende betrokken zijn bij deze projecten. Zorg ook voor deskundigheidsbevordering voor projectleiders; dit type projecten vraagt namelijk een aantal specifieke vaardigheden, zoals coaching van vrijwilligers, matching van vraag en aanbod en organiseren van intervisie.
Richt de organisatie in op de wensen en mogelijkheden van senioren. Het werk volgt de vrijwilliger en niet andersom. Flexibiliteit loont. Zoek werk bij de vrijwilliger in plaats van vrijwilligers bij het werk. Hou rekening met (tijdelijke) gezondheidsklachten. Ook het feit dat senioren soms lang op vakantie gaan is een feit; dit maakt hen nog geen minder goede vrijwilligers. Laat het potentieel van oudere vrijwilligers aan u voorbij gaan als u niet in staat bent de organisatie op de wensen en mogelijkheden van senioren aan te passen.
Ergens in Schiedam zou loopbaanbegeleiding voor vrijwilligerswerk te vinden moeten zijn. Veel senioren willen namelijk wel iets doen, maar weten niet wat. En als ze het al weten, dan moeten ze nog een geschikte organisatie vinden. Voor velen is dat lastig. Andersom zitten ook veel vrijwilligersorganisaties te springen om nieuw talent. Het instellen van een talentenbank of vrijwilligerspool is dan een mogelijkheid. Denk ook aan het koppelen van databestanden van verschillende organisaties. Dit centrum voor loopbaanbegeleiding zou ook de leuke kant van het vrijwilligerswerk kunnen promoten: ontspanning, mensen ontmoeten, jezelf ontplooien, enzovoort. Deze kant van het vrijwilligerswerk is vaak onbekend. Juist dit moet bekend gemaakt worden. Overigens niet alleen bij ouderen. Voorlichting over vrijwilligerswerk kan al beginnen bij kinderen, scholieren (maatschappelijke stages) en werkende mensen (werknemers-vrijwilligerswerk). Dat is investeren in later.
Er moet meer samenwerking en netwerkontwikkeling komen tussen de vele vrijwilligersorganisaties in Schiedam. Het is contraproductief voor alle partijen wanneer deze, zoals nu vaak gebeurt, als een bok op de haverkist van hun eigen vrijwilligersbestand gaan zitten. Sommige organisaties hebben in bepaalde perioden meer mensen dan werk en andere hebben op dat moment meer werk dan mensen. Er zijn echter nauwelijks mogelijkheden om mensen uit te wisselen. Het gevolg is dat vrijwilligers opgesloten raken. Voor de oudere generaties is dat wellicht geen groot probleem; zij zoeken vooral duurzame sociale contacten in het vrijwilligerswerk. Voor de babyboomers is het funest. Zij willen hun horizon verbreden en zichzelf ontwikkelen. Zij zijn veel meer gewend om zich te begeven in open netwerken. Organisaties die daar niet op inspelen zijn niet klaar voor de toekomst.
52
4.3
Niet actieve senioren
Niet actieve senioren vaker vrouw en minder zelfredzaam Niet actieve senioren hebben we in deze studie gedefinieerd als personen van 52 jaar of ouder die niet maatschappelijk actief zijn als vrijwilliger bij (of voor) een organisatie, geen betaald werk verrichten en ook geen rol hebben als mantelzorger, burenhulp of structurele oppas van kinderen. Het onderzoek wijst uit dat ruim 39% van de Schiedamse senioren in deze zin niet actief is. Niet actieve senioren komen in elke generatie senioren voor. Meer vrouwen dan mannen zijn niet actief. De zelfredzaamheid van niet actieve senioren is gemiddeld lager dan die van andere senioren. Niet achter de geraniums Het predicaat niet actief betekent niet dat deze mensen geen bezigheden hebben of geen activiteiten bezoeken, integendeel. Niet actieve senioren zijn net zo uithuizig zijn als actieve senioren. Ze besteden veel tijd aan het uitoefenen van hobby’s (zoals wandelen, hond uitlaten en het bijhouden van een volkstuin) en sporten. Ze hebben net zoveel contact met buurtbewoners als actieve senioren. En ook in deelname aan buurtoverleggen laten de niet actieve senioren geen ander beeld zien; de animo voor buurtactiviteiten lijkt zelfs iets hoger te zijn bij de niet actieve senioren. Zij zullen deze activiteiten echter niet snel helpen organiseren: “laat anderen dat maar doen” lijkt hun gedachte. Mogelijk komt dit bij een deel van de niet actieve senioren voort uit bescheidenheid: men weet niet wat men te bieden heeft of durft niet op instanties af te stappen. Daardoor blijven ze onzichtbaar en worden ze ook niet gevraagd, Een ander deel van de niet actieve senioren is mogelijk meer consumentistisch en hedonistisch ingesteld: wel sporten, maar geen lijnen trekken of jeugd coachen op het voetbalveld. Vaak gestopt met vrijwilligerswerk Niet actief zijn betekent niet: nooit actief geweest zijn. Interessant is dat 42% van de niet actieve senioren in het verleden wel actief is geweest als vrijwilliger. Er zijn drie belangrijke redenen om te stoppen: drukte, ziekte en veranderingen binnen de vrijwilligersorganisatie. Met dit laatste wordt bedoeld dat het werk of de sfeer van het vrijwilligerswerk zodanig veranderde, dat men besloot er uit te stappen. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor vrijwilligersorganisaties die willen inspelen op wensen en behoeften van vrijwilligers. Eén op de drie wil wel…. Hoewel een redelijk groot deel van de Schiedamse senioren op dit moment niet actief is, blijkt er veel potentiële energie te zitten in deze groep. Van de 60 mensen die een antwoord hebben gegeven op de vraag of ze tijd hebben voor nieuwe activiteiten, geven 19 mensen aan dat zij wel tijd hebben voor nieuwe activiteiten. Vier mensen twijfelen nog. Dit betekent dat in ieder geval een op de drie niet actieve senioren tijd heeft voor een vorm van maatschappelijke inzet! Ook is er bij de niet actieve senioren een redelijke belangstelling voor Ouderen-voor-Ouderen. De ontmoeting met andere mensen blijkt voor deze groep de belangrijkste drijfveer te zijn. Thema’s waar hun belangstelling naar uitgaat zijn “iets met veiligheid in de buurt”, “iets voor of in de natuur” en “zorg en ondersteuning voor kwetsbare senioren”. Een groep met twee gezichten Er zijn twee soorten niet actieve senioren: degenen die wel actief zouden willen worden, maar beperkingen hebben of een drempel over moeten. En degenen niet actief wíllen worden, ook al zouden zij dat heel goed kunnen. De eerste groep kan gericht benaderd worden; zij vormt zelfs een interessant potentieel voor de Schiedamse gemeenschap. De tweede groep kan men beter met rust laten, of in elk geval niet teveel aandringen met voorlichting over vrijwilligerswerk. Zo is er een categorie vutters en jonggepensioneerden die heel druk is met genieten van de welverdiende rust…
53
Of met andere dingen, een wereldreis, het huis opknappen, dingen die wij niet zien als maatschappelijke inzet. Zo’n periode van niets moeten’ hoort er voor sommigen gewoon bij. Het is niet handig om deze groep teveel op de huid te zitten met voorlichting over vrijwilligerswerk. De kunst is om met hen in contact te komen als ze er aan toe zijn. Maar ja, wanneer is het ijzer heet om te smeden….? Aanbevelingen De aanbevelingen die we hebben geformuleerd in de vorige paragraaf over vrijwilligers zijn grotendeels ook van toepassing op de niet actieve senioren. Enkele aanvullingen: Veel niet actieve senioren waren vroeger wel actief. Dat mensen stoppen met vrijwilligerswerk vanwege hun gezondheid of een nieuwe baan is moeilijk te beïnvloeden. Er zijn ook mensen die stoppen vanwege veranderingen in de organisatie. Dat valt wel te beïnvloeden! Vrijwilligersorganisaties kunnen hier niet voorzichtig genoeg mee omgaan. Veranderingstrajecten die in de bestuurskamer bedacht zijn en vervolgens worden “geïmplementeerd”, jagen veel mensen op de kast. Maak duidelijk waarom bepaalde veranderingen nodig zijn en betrek vrijwilligers zo veel mogelijk bij veranderingen. Het is ook hun organisatie!
Niet actieve senioren zijn net zo uithuizig als andere senioren. Op plekken waar zij komen, zoals het buurthuis, de winkel en het gezondheidscentrum kan informatie worden gegeven over vrijwilligerswerk. De informatie moet goed getimed zijn, origineel zijn en slim worden gedoseerd. In de wachtkamer van de tandarts en de fysiotherapeut hebben mensen tijd om er even voor te gaan zitten. Leg daar niet het zoveelste grauwe foldertje neer, maar vraag de dokter of er een keer een filmpje of een goed verzorgde power point presentatie getoond kan worden.
Maak het concreet en verleidelijk. Het woord vrijwilligerswerk heeft helaas in veler ogen een stoffig imago. Dus niet: “Heeft u nog tijd voor vrijwilligerswerk?” Maar: “Bent u graag met uw handen bezig? De kinderen in de speeltuin op het Julianaplein zouden het fijn vinden als u een uurtje per week komt helpen bij het opknappen van de speeltoestellen. Gratis koffie en veel gezelligheid om u heen.”
Vraag niet teveel tegelijk. Laat mensen ook eerst een poosje proeven van het vrijwilligerswerk. Bij voorbeeld door te zorgen voor hapklare, afgebakende klussen, zoals het opstellen van de jaarrekening, het invullen van belastingpapieren of het helpen opknappen van het schoolplein in de maand mei. Vraag mensen voor tijdelijke projecten en zorg ervoor dat er daarvan voldoende in huis zijn, met veel variatie en verschillende gradaties van moeilijkheid. De groep senioren is zeer divers!
Maak de voordelen duidelijk: wat krijgt men ervoor terug? Een gezellig team? Een interessante klus? Een dankbare glimlach? Deskundigheidsbevordering? Een royale onkostenvergoeding?
In sommige gemeenten wordt ieder jaar een informatiedag voor senioren georganiseerd: Senioren voor…..(naam gemeente). Er zijn workshops over vrije tijd, reizen, sport en spel en…vrijwilligerswerk. Via deze sandwichformule komen veel senioren op een laagdrempelige manier in contact met de vrijwilligersorganisaties die zich presenteren. Senioren voor…..(naam gemeente) is gericht op alle 62-jarigen in de gemeente; zij krijgen een schriftelijke uitnodiging van de burgemeester. Volgens de bedenkers van dit concept is de leeftijd van 62 jaar momenteel het moment waarop senioren het meest ontvankelijk zijn voor informatie over maatschappelijke inzet. Het huis is dan geschilderd en de caravan staat weer voor langere tijd bij de boer!
54
4.4
Allochtone ouderen
Middenpositie aantal allochtone ouderen voor Schiedam Uit de gemeentelijke cijfers van Schiedam blijkt dat zo’n 15% van de senioren in Schiedam van allochtone afkomst is. Dit percentage ligt ver boven het Nederlandse gemiddelde van 2,9 %, maar ook ver onder het gemiddelde in de vier grote steden, waar maar liefst ruim 28 % van de ouderenbevolking bestaat uit niet-westerse allochtonen van 45 jaar en ouder. Zelfredzaamheid onder druk Van de 24 ondervraagde allochtone senioren noemen er 20 zich zelfredzaam. Voor het geval er hulp nodig is, kan deze volgens de respondenten gehaald worden bij familie. Meer dan 85% van deze senioren rekent daadwerkelijk op hulp van de familie. Of deze verwachting realistisch is, weten we niet. De tweede en derde generatie allochtone Nederlanders is al meer ingesteld op westerse waarden en leefpatronen. Hun bereidheid en mogelijkheden om de gevraagde hulp te bieden, zullen niet altijd soelaas bieden. Maatschappelijke activering begint bij zelfredzaamheid Allochtone ouderen zijn vaker onbekend met het Nederlandse voorzieningenstelsel dan Nederlandse ouderen. Er zijn veel problemen met de taal. Gevreesd moet worden dat de zelfredzaamheid van allochtone ouderen de komende jaren (nog verder) onder druk komt te staan. Een zeker niveau van zelfredzaamheid is echter een voorwaarde voor maatschappelijke inzet. Beleid dat maatschappelijke inzet door allochtone ouderen beoogt, maakt een te grote sprong, als voorbij wordt gegaan aan het vraagstuk van de zelfredzaamheid. Dit geldt overigens ook voor Nederlandse ouderen die minder zelfredzaam zijn. Minder actief dan Nederlandse senioren Meer dan de helft van de allochtone senioren is niet actief in het georganiseerde vrijwilligerswerk, als mantelzorger, als structureel oppasser op kinderen of als betaald werkende. Dit lijkt erg veel, maar als we zien dat bijna 40% van de Nederlandse senioren in Schiedam eveneens niet actief is, wordt de achterstand iets gerelativeerd. Tijdens de Open Space Workshop werd aangegeven dat vrijwilligerswerk zoals Nederlanders dat kennen, geen bekend fenomeen is bij Turken. Ook vroeger waren zij minder actief op de hier gepresenteerde gebieden. Zij zetten zich wel in voor de naasten (met name familie), maar doen dat veel minder in georganiseerd verband. Overigens zijn wel veel allochtone senioren actief in de moskee en vinden dat vanzelfsprekend. Redelijk veel contacten in de buurt Allochtone senioren hebben veel contacten in de buurt. Slechts drie van de 24 allochtone respondenten zeggen geen contact te hebben met een of meer buurtbewoners. De aard en frequentie van de buurtcontacten wijken niet af van die van autochtone senioren. Hetzelfde geldt voor het patroon van visites afleggen. Drie op de vier senioren legt visites af, de helft van de mensen ontvangt visite uit de buurt thuis. Weinig deelname aan buurtactiviteiten, toch betrokkenheid buurt De meeste allochtone senioren (21 van de 24) geven aan geen buurtactiviteiten te bezoeken. Problemen met de Nederlandse taal en onbekendheid met de activiteiten en de locatie zijn de oorzaken. Buurtoverleggen worden daarentegen wel behoorlijk goed bezocht. Daar waar Nederlandse senioren in een kwart van de gevallen buurtoverleggen bezoeken, doen 15 van de 24 allochtone senioren dit (65%). Allochtone senioren voelen zich behoorlijk betrokken bij hun buurt.
55
Ontmoeting en kunnen helpen belangrijkste drijfveer vrijwilligerswerk De werkzaamheden die de zes ondervraagde allochtone senioren die vrijwilligers verrichten, verschillen niet van die van autochtone vrijwilligers. Ook hier gaat het voornamelijk om ondersteunende werkzaamheden. Ze geven aan tevreden te zijn met hun taak. Het brengt hen in contact met andere mensen en ze vinden het fijn om mensen te kunnen helpen. Dit zijn de belangrijkste motieven om het vrijwilligerswerk te doen. Aandachtspunten Een groot deel van de al eerder genoemde aandachtspunten is ook van toepassing op allochtone senioren. Ook hier enkele bijzondere aandachtspunten: Outreachend werken is een must. Een groot deel van deze mensen is niet goed bekend met de wegen in ons land om aan vrijwilligerswerk te komen en bekend te raken met (vrijwilligers)organisaties. Bij hen zijn de bestaande steunfuncties nog minder bekend dan bij de autochtone senioren. Om deze mensen te activeren, zal een actieve houding van alle bij het onderzoek betrokken organisaties nodig zijn. Juist voor deze doelgroep is het persoonlijk vragen, liefst door iemand die zij kennen en vertrouwen, nog belangrijker dan voor de autochtone senioren. Vorm een groep intermediairen uit allochtone kring die hiermee aan de slag wil en biedt hen ondersteuning en een budget.
De Open Space Workshop bracht aan het licht dat de onbekendheid en angst voor deelname aan het Nederlandse maatschappelijke veld kan worden weggenomen door eerst een klein aantal senioren uit een bepaalde kring te benaderen, te betrekken en te activeren. Wanneer zij positieve ervaringen hebben, zullen zij als rolmodel fungeren en zullen meer mensen zich actief durven inzetten. Hier geldt: “als er een schaap over de dam is, volgen er meer”.
Taal blijft voor velen een probleem. Mensen die actief willen worden durven vaak niet omdat ze de taal niet goed machtig zijn. Onderzoek de mogelijkheid om een relatie te leggen tussen inburgeringsactiviteiten (onder meer taalles) en deelname aan vrijwilligerswerk. Biedt mensen die vrijwilliger willen worden Nederlandse taalles en/of een computercursus. Het is een investering, maar als mensen gemotiveerd zijn, kunnen ze heel veel terug doen en is het de investering zeker waard.
Hiervoor liggen aangrijpingspunten in de Wet Inburgering. In deze wet wordt gesproken over inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen. Deze laatste groep is in principe al genaturaliseerd, maar er is geld om een inburgeringstraject te volgen. Het vrijwilligerswerk biedt mooie kansen voor inburgering. Bijvoorbeeld door te werken in een buurthuis. Hiervoor hoef je de taal niet optimaal te spreken om wel goed van dienst te kunnen zijn. bovendien is het prettig om een tweetalige medewerker te hebben. Als deze mensen gebruik willen maken van een inburgerinstraject, dan moet deze mogelijkheid hen geboden worden. Via het vrijwilligerswerk inburgeren is dan een mooie optie.
Veel allochtone ouderen hebben zorgen om financiën. Velen hebben geen volledige AOW opgebouwd. Zorg dat het financiële aspect niet mee hoeft te spelen in het actief worden. Zorg voor onkostenvergoedingen en verzekeringen.
Betrek moskeeën in het bereiken van mensen. Zet deze mensen in in de wijk. De betrokkenheid van allochtone ouderen bij de wijk is groter dan vaak wordt gedacht.
56
4.5
Zorg voor vrijwilligersactiviteiten waarin het perfect spreken van de Nederlandse taal niet nodig is. Zorg daarbij voor kleinschalige activiteiten. Goed voorbeeld in een Schiedamse buurt: een groep Turkse vrouwen draagt zorg voor de beplanting en het onderhoud daarvan in de buurt met geld van de woningcorporaties. Daarmee kunnen ze kennismaken met vrijwilligerswerk, ook als taal een probleem lijkt te vormen.
De neiging bestaat om allochtone ouderen als een zielige groep te behandelen. Dat is fundamenteel verkeerd. Oog hebben voor hun problemen is belangrijk, maar een actieve benadering betekent dat ook hier wordt ingespeeld op de ervaring en kennis van de ouderen. Zie allochtone ouderen als pioniers die grenzen hebben verlegd, hard hebben gewerkt, vaak al net zo lang in de buurt wonen als andere ouderen, die verhalen kunnen vertellen en die zich weldegelijk betrokken voelen bij wat er om hen heen, en met name in hun buurt, gebeurt.
Hulp voor hulp is mogelijk een interessante optie. Veel mensen die hulp vragen (bijvoorbeeld omdat zij in een rolstoel zitten), vinden het fijn wanneer zij iets terug kunnen doen (bijvoorbeeld voorlezen). Vrijwilligers voor vrijwilligers is wellicht een mooi concept dat ook kan werken voor allochtone ouderen. Mensen die hulp bieden bouwen vouchers op waarmee zij op een ander tijdstip hulp kunnen ontvangen.
Actief zijn binnen de eigen cultuur kan een opstapje zijn naar actief zijn in breder verband. Het een is niet belangrijker of beter dan het ander. Voor allochtone senioren die ook buiten hun eigen groep actief willen zijn, maar de weg nog niet vinden, kan veel gedaan worden. Voor deze groep ouderen voelt het vertrouwder in de eigen omgeving, binnen eigen cultuur actief te zijn. Maar het is juist goed wanneer deze mensen ook binnen andere organisaties actief zouden worden.
Begin met voorlichting aan allochtone ouderen over de mogelijkheden als vrijwilliger actief te worden.
Maak plaatsen beschikbaar voor allochtone vrijwilligers binnen verschillende organisaties. De taken moeten ook geschikt zijn voor mensen die de Nederlandse taal niet zo goed beheersen.
Stem activiteiten en taken af op de wensen van de mensen. Allochtone senioren gaan bijvoorbeeld vaak lang op vakantie in de zomer. Daar moet rekening mee gehouden worden. Stem ook af op de belangrijkste interesses: Zorgen voor veiligheid in de buurt, organiseren van evenementen of festivals, iets in het onderwijs.
Maak als gemeente gebruik van landelijke stimuleringsregelingen zoals Ruimte voor Contact en 1001-Kracht.
De Zilveren Kracht van Schiedam
In de inleiding van deze onderzoeksrapportage hebben we gesteld dat de gemeente Schiedam graag zou willen weten of Schiedam beschikt over een nog onaangeroerd potentieel onder de doelgroep ouderen. Stel, hebben we gezegd, dat dat potentieel er is, om hoeveel mensen gaat het dan? Hoeveel extra inzet kan de gemeente verwachten als zij daadwerkelijk zou besluiten de zilveren reserve te gaan aanboren door middel van systematisch verzilveringsbeleid? En: wat is de waarde van dat potentieel?
57
Intrigerende vragen. Vragen die onmogelijk in getallen tot achter de komma zijn te beantwoorden. Toch doen we een poging, al is het dan een ruwe. Want tijdens de interviews hebben heel wat mensen aangegeven dat zij nog tijd hebben en bereid zijn iets (nieuws, extra’s) te gaan doen voor de Schiedamse samenleving. We hebben mensen gesproken die nu niet actief zijn maar wel actief willen worden “als zij daarvoor zouden worden gevraagd”. We hebben mensen gesproken die al behoorlijk actief zijn, en zelfs bereid zijn er nog een schepje bovenop te doen ”als ze daarvoor zouden worden gevraagd”. We hebben zelfs mensen gesproken die onmiddellijk van de interviewer wilden weten waar ze zich konden vervoegen om actief te worden als vrijwilliger. Er is dus weldegelijk een onbenutte reserve. Maar hoe groot is die? Om die vraag te beantwoorden moeten we ons eerst beperken. Want hoeveel is het waard als mevrouw Jansen, 62 jaar, via een lokale campagne actief wordt en ieder jaar drie vereenzaamde ouderen uit hun sociaal isolement haalt? Geluk valt niet te meten; niet het geluk van die drie ouderen die weer onder de mensen komen en ook niet het geluk van mevrouw Jansen die een goed gevoel heeft omdat ze daaraan bijgedragen heeft. In plaats van deze outputbenadering kiezen we voor een inputbenadering. Daarbij rekenen we uit wat het rendement is in “uur x tarief” van investeren in maatschappelijke inzet van het zilveren potentieel. We stellen het volgende gedachte-experiment voor. In gedachten gaan we een beperkte hoeveelheid maatschappelijke waarde (uur x tarief) investeren om een grotere hoeveelheid maatschappelijke waarde (uur x tarief) terug te verdienen. Anders geformuleerd: je stelt een beroepskracht of een ambtenaar 10 jaar lang full time vrij om activiteiten te ontwikkelen waarmee de onbenutte reserve van de Schiedamse senioren aangeboord kan worden. Je betaalt zijn salaris en geeft hem een budget; totale kosten zeg 100.000 euro gemiddeld per jaar. Totale kosten over 10 jaar: 1 miljoen euro. Wat kan dan het rendement zijn van deze investering? Als we alle gegevens uit het onderzoek op een rij zetten, kunnen we concluderen dat van iedere drie Schiedamse burgers in de leeftijd van 52 tot 90 jaar er één is die nog tijd en zin heeft om te beginnen met vrijwilligerswerk, of om nog wat extra vrijwilligerswerk te doen bovenop hetgeen men al doet. Zo gaf 30 % van de mantelzorgers, 43 % van de vrijwilligers en 35 % van de niet actieve senioren aan wel iets met Ouderen-voor-Ouderen te willen gaan doen. Met een effectief vrijwilligersbeleid kan deze reserve worden aangeboord. Let wel: het gaat om extra uren maatschappelijke inzet, bovenop het volume dat al beschikbaar is. Senioren doen immers al heel veel. Het gaat ook alleen over ureninzet waarvoor men uit vrije wil kan kiezen, dus burenhulp, vrijwilligerswerk en oppassen op (klein)kinderen. Het gaat niet over mantelzorg. Hoeveel uur maatschappelijke inzet kan dan worden gegenereerd? 15
Op 1 januari 2006 bedroeg het aantal 50-plussers woonachtig in Schiedam 24.588. Vanwege de vergrijzing stijgt dit aantal de komende jaren nog flink, met name aan de onderkant, waar een grote groep vitale babyboomers in aantocht is. Aan de andere kant overlijden er ook mensen en worden er mensen chronisch ziek waardoor ze zich moeten terugtrekken. Ook kan er sprake zijn van een negatief migratiesaldo. Het voert te ver voor een gedachte-experiment om dat allemaal door te rekenen, laten we daarom uitgaan van een jaarlijkse netto constante, afgerond op 24.000 senioren. We weten dat één op de drie senioren nog wat extra’s te geven heeft. Dat zijn 8.000 senioren extra actief. Niet allemaal tege15
Gemeente Schiedam. Statistisch Jaarboek 2006. Schiedam, Gemeente Schiedam, Team Onderzoek en Statistiek, september
2006.
58
lijk en ook niet allemaal al binnen een jaar. Wel kunnen zij met elkaar de totale hoeveelheid aan te boren en nu nog onbenutte capaciteit leveren. Vervolgens gaan we uit van enkele premissen: Iedere senior uit deze categorie heeft twee uur per week te bieden: ófwel hij gaat twee uur per week aan de slag in het vrijwilligerswerk ófwel hij is al actief maar verhoogt zijn inzet met twee uur per week. Per jaar doen deze vrijwilligers gedurende 40 weken hun (extra) vrijwilligerswerk. De waarde van een uur vrijwilligerswerk stellen we op 20 euro per uur; dat is iets boven het minimum loon voor volwassenen in Nederland. Het totaal aantal te genereren extra uren maatschappelijke inzet door senioren in Schiedam bedraagt dan op jaarbasis maximaal 8.000 (mensen) x 2 (uur per week) x 40 (weken) = 640.000 uur. Dit zijn 236 fte’s (full time jobs) per jaar, uitgaande van 2720 uur per jaar voor één fte. De financiële waarde hiervan bedraagt op jaarbasis het twintigvoud in euro’s (20 euro per uur), zijnde € 12.800.000,-. Natuurlijk kunnen we dit bedrag in ons tienjarenplan niet met tien vermenigvuldigen om de totale waarde over 10 jaar uit te rekenen. De reserve zal immers niet al vanaf dag één van de campagne 100% actief zijn, maar geleidelijk worden gemobiliseerd en toenemen. Het bedrag van € 12.800.000,- staat voor de maximale omvang aan het eind van de periode van 10 jaar, uitgaande van een lineaire toename van 10% per jaar. Stel dat er in het eerste jaar één tiende wordt gerealiseerd en er aldus vervolgens ieder jaar één tiende bij komt, dan ontstaat de volgende reeks: (1/10 x € 12.800.000,- in jaar 1) + (2/10 x € 12.800.000,- in jaar 2) +…..+ 10/10 x € 12.800.000,- in jaar 10) = € 70.400.000,- in 10 jaar. Gedurende de rit zullen er ook weer mensen stoppen met hun inzet. Als we dit ruim schatten op 50%, dan resteert nog altijd een rendement van € 35.200.000,-. Niet gek toch, voor een investering van € 1.000.000,-?
4.6
Aan de slag met de zilveren kracht
Tijdens de Open Space Workshop hebben de aanwezigen met elkaar nagedacht over concrete activiteiten die zij zouden kunnen ondernemen om de zilveren kracht van Schiedam aan te boren. Hieruit blijkt dat de gemeente maar liefst acht Schiedamse organisaties aan haar zijde vindt voor concrete actie. Tijdens de beursvloer waarmee de Open Space Workshop werd afgesloten kwamen de volgende ideeën en actiepunten naar voren. Partij Gemeente Schiedam
Idee Een aanvraag indienen voor 1001-Kracht! (aansluitend op AVI 130)
Stichting Mantelzorg
Een groep ex-mantelzorgers oprichten.
Komkids
Vrijwillligerspool (van senioren) oprichten voor het doen van klussen voor kinderen zoals het ophalen en wegbrengen van kinderen, voorlezen en andere klussen waarvoor extra handen nodig zijn.
59
Samen met St. Ouderenwerk St. Welzijn Schiedam St. Mantelzorg Maatschappelijk werk St. Ouderenwerk St. Vrijwilligerswerk
MOVE
Talentenjacht organiseren: zoeken naar talenten bij senioren!
Stichting Welzijn Schiedam (stedelijk wijkwerk)
Op wijkniveau vraag en aanbod matchen. Regie voeren wijkgericht werken/ouderenwerk per wijk. Werving, scholing en uitwisseling van kracht en kennis.
Stichting Welzijn Schiedam (stedelijk wijkwerk) Stichting Welzijn Schiedam Oproepcentrale
Stichting Ouderenwerk
Netwerk allochtone ouderen en eva’s (?) meer betrekken. Via het nieuw ingezette tuktuksysteem in Den Haag en Rotterdam nieuw initiatief bedenken in Schiedam. Permanente beursvloer of ruilhandel van vraag en aanbod van uitvoering activiteiten op vrijwillige basis. Onderzoek doen naar de mate waarin organisaties al open staan voor vrijwilligers van allochtone afkomst, zoeken naar mogelijkheden voor meer draagvlak.
Voorlichting geven aan allochtone senioren via/bij moskee over voorzieningen, vrijwilligerswerk, gezondheid(szorg).
60
St. Welzijn Schiedam Steunpunt Vrijwilligerswerk St. Mantelzorg Oproepcentrale St. Ouderenwerk St. Ouderenwerk NWN Steunpunt Vrijwilligerswerk Schiedam Mogelijk ook: Stichting Multicultureel Schiedam, ROG ouderenbonden
Gemeente Schiedam St. Ouderenwerk St. Mantelzorg St. Vrijwilligerswerk Stichting Welzijn Schiedam (stedelijk wijkwerk)
5
Bijlagen
5.1
Bijlage 1 Vragenlijst onderzoek Schiedam
In te vullen door MOVISIE Respondentnummer: Cohort: Code: De gemeente Schiedam wil graag haar burgers ondersteunen. Nu wil de gemeente van burgers weten op welke manier ze zelf hulp kan bieden die nodig is om actief te blijven in de samenleving. We zijn nu bezig met een onderzoek naar de behoeften van de oudere generaties inwoners van Schiedam om ondersteund te worden of hulp te krijgen om actief te kunnen zijn en blijven als vrijwilliger, mantelzorger of bijvoorbeeld burenhulp. In dit gesprek zal ik vragen stellen over uw woonsituatie, uw buurt en uw activiteiten. De vragenlijst dient als handleiding. Maar als u nog wat extra wilt vertellen, mag dat zeker. Die informatie is ook interessant. Alles wat u verteld, zal vertrouwelijk behandeld worden. Uw naam zal niet genoemd worden in het onderzoeksrapport dat de gemeente over een paar weken krijgt. Heeft u nog vragen of opmerkingen?
Algemeen 1. In welk jaar bent u geboren? ……………………………………. 2. Geslacht: Man Vrouw 3. Wat is uw land van herkomst? (Indien in het buitenland geboren: waar heeft u het grootste deel van uw jeugd doorgebracht?) Nederland Marokko Turkije Suriname Nederlandse Antillen Indonesië Overig 4. Wat is de samenstelling van uw huishouden? Woont u alleen in dit huis? Nee, ik woon alleen Ja: samen met partner Ja: partner en kinderen Ja: met kinderen Ja: met anderen
61
5. Woont u prettig in dit huis? Ja Waarom precies?
Nee Waarom niet?
6. Kunt u zichzelf redden in het huishouden? Ja Nee, ik heb hulp nodig en krijg dit van: (meerdere antwoorden mogelijk) o partner o kind o ander familielid o buur o vriend/kennis o thuiszorg o overig, namelijk … Nee, ik heb eigenlijk hulp nodig voor (LET OP: signaleringsvraag: als iemand hulp nodig heeft: vraag of je naam mag doorgeven!)
7. Stel dat er iets met u gebeurt, wie zou u dan om hulp vragen? (vb. partner, broer, buurman, kind)
8. Woont u prettig in deze buurt? Ja, want:
62
Nee, want:
9. Heeft u contact met de mensen in de buurt? Nee Ja Wat houdt dit contact in? En hoe vaak heeft u contact met deze persoon? Wie (buur, kind, zus etc)
Activiteit
Hoe vaak?
10. Bezoekt u wel eens activiteiten in het ontmoetingscentrum in uw eigen buurt? (zoals bijvoorbeeld activiteiten en inloopmiddagen) Ja Welke?
Nee Waarom niet?
63
11. Bezoekt u wel eens een buurtbijeenkomst, zoals een inspraakmiddag? Ja, regelmatig Ja, incidenteel Nee. Waarom niet?
12. Gaat u wel eens op visite bij mensen uit de buurt? Ja Nee 13. Krijgt u wel eens bezoek van mensen uit de buurt? Ja Nee 14. Bent u lid van een vereniging of organisatie in of in de omgeving van Schiedam? (vb. zangvereniging, sportvereniging, Rode Kruis, Zonnebloem) Ja Van welke?
Nee
15. Is er iemand in uw omgeving waar u voor zorgt? (vb. boodschappen doen, helpen met het huishouden, schoonmaken in huis, financiele zaken regelen) Ja Om wie gaat het? (vb. buur, partner, kind) Wat doet u voor deze persoon? Hoe vaak?
Nee
16. Heeft u nog een betaalde baan? Ja, namelijk:
64
Nee
17. Past u wel eens op kinderen, bijvoorbeeld op uw kleinkinderen? Ja Hoe vaak?
Nee
18. Mag ik vragen hoe een gemiddelde week van u eruit ziet? Dag Maandag
Ochtend
Middag
Avond
Dinsdag
Ochtend
Middag
Avond
Woensdag
Ochtend
Middag
Avond Donderdag
Ochtend
Middag
Avond
65
Vrijdag
Ochtend
Middag
Avond
Zaterdag
Ochtend
Middag
Avond
Zondag
Ochtend
Middag
Avond
66
Aanvullende opmerkingen:
19. Bent u tevreden met deze weekinvulling? Ja Nee, want…..
Constatering: zie volgende bladzijde
67
Hier constatering: Meerdere antwoorden mogelijk!
Mantelzorg ga naar vraag 20 Vrijwilligerswerk ga naar 28 Burenhulp ga naar vraag 28 oppas op kleinkinderen ga naar vraag 36 geen vrijwilliger/mantelzorger ga naar vraag 36
68
Vragen over mantelzorg LET OP: Indien geen mantelzorger, ga naar vraag 28 20. U zorgt voor een zorgbehoevende of zieke partner/kind/familielid/buur/overige bekend. Hoe lang zorgt u al voor deze persoon/personen? Partner
Kind
Familielid
Buur
Overig
Aantal jaar
21. Deelt u de zorg met iemand anders of biedt u alle benodigde zorg alleen? Ik doe de zorg alleen Ik deel de zorg met (organisatie of persoon):
22. Is de zorg voor deze persoon/personen goed vol te houden? Ja, want…..
Soms wel soms niet Waarom (soms) niet? Te druk naast andere bezigheden Te zwaar Te moeilijk Niet leuk Anders, namelijk:
Vaak niet Waarom (soms) niet? Te druk naast andere bezigheden Te zwaar Te moeilijk Niet leuk Anders, namelijk:
23. Heeft u genoeg tijd voor uzelf? Ja
69
Nee, eigenlijk niet Weet niet
70
24. Op welke manier zoekt u ontspanning? (meerdere antwoorden mogelijk) Sport Hobby Actief binnen een vereniging Bij vrienden op bezoek Vakantie Vrijwilligerswerk Overig, namelijk:
Ik zoek geen ontspanning
25. Vraagt u wel eens hulp als het gaat om de zorg voor uw partner/kind/familielid/kennis? Ja Van wie dan?
Nee Waarom o o o o o o o o
niet? Dat vindt mijn partner/kind/familielid niet prettig Ik ken niemand die me kan helpen Nooit aan gedacht Niet nodig Ik vind het moeilijk om te vragen Ik wil het allemaal alleen kunnen doen Voordat ik het vraag, wordt het al aangeboden Anders, namelijk:
26. Krijgt u wel eens hulp als het gaat om de zorg voor uw partner/kind/familielid/kennis? Ja Van wie dan? (RIJTJE VOORLEZEN!) (meerdere antwoorden mogelijk) o Partner o Kind o Ander familielid o Kennis o Buur o Thuishulp o Gemeente
71
o o o
Steunpunt Mantelzorg Stichting Ouderenwerk Overig, namelijk:
Nee Waarom niet?
27. Zou u graag hulp van iemand ontvangen om dit werk goed vol te kunnen houden? (LET OP: SIGNALERINGSVRAAG!!!) Ja Wat voor ondersteuning of hulp zou u willen krijgen? (meerdere antwoorden mogelijk) Informatie over de ziekte Verzorgende hulp van professional Tijdelijke overname van zorg (respijtzorg) Een goed gesprek Vervoer Financiële hulp Morele steun Anders, nl… Van wie zou u die hulp graag krijgen? (meerdere antwoorden mogelijk) Familielid Kennis Buur Lotgenoot Vrijwilliger Van een professionele kracht Nee Waarom niet? o niet nodig. o Nee, ik wil geen vreemde in mijn huis o Anders, namelijk:
72
Vragen over vrijwilligerswerk/burenhulp
LET OP: Indien geen vrijwilliger, ga naar vraag 33 28. U doet dus een vorm van vrijwilligerswerk. Wat houdt uw taak precies in? Bij welke organisatie?
29. Hoe bent u erop gekomen deze activiteit te gaan doen? (meerdere antwoorden mogelijk) Ik ben gevraagd Via een vriend of kennis Via een advertentie in krant of tijdschrift/op internet Via het steunpunt vrijwilligerswerk Ik heb mezelf aangeboden Anders, namelijk:
30. Wat zijn voor u belangrijke redenen dat u deze taak doet? (meerdere antwoorden mogelijk) Ik leer andere mensen kennen Ik voel me nuttig Ik krijg waardering voor mijn inzet Ik heb iets te doen Ik kan mijn kennis/ervaring doorgeven Ik leer zelf nieuwe dingen Ik hoor ergens bij Ik wil me graag inzetten voor anderen/de samenleving Ik vind dat ik me moet inzetten voor anderen/de samenleving Anders, namelijk:
31. Vindt u deze taak (of belangrijkste twee taken) leuk? Ja Wat maakt uw taak leuk?
73
Soms wel soms niet Waarom is het soms niet leuk? o Taak is te groot o Taak te moeilijk o Taak is te licht o Taak is saai o Andere vrijwilligers zijn niet leuk o Problemen met de organisatie o Problemen met eigen gezondheid o Anders, namelijk:
Kunt u uitleggen wat precies niet leuk is?
Nee Waarom niet? o o o o o o o o
Taak is te groot Taak te moeilijk Taak is te licht Taak is saai Andere vrijwilligers zijn niet leuk Problemen met de organisatie Problemen met eigen gezondheid Anders, namelijk:
Kunt u uitleggen wat precies niet leuk is?
32. Om vrijwilligerswerk te kunnen doen, zijn een aantal dingen nodig. Kunt u aangeven of het u aan één van de volgende dingen ontbreekt? (RIJTJE VOORLEZEN!!) (meerdere antwoorden mogelijk)
74
Voldoende tijd Voldoende geld Goede gezondheid Beschikking over eigen vervoer (auto/fiets) Morele steun van partner Informatie over inhoud van mijn taak Anders, namelijk:
Het ontbreekt me aan niks
33. Zou u tijd willen maken voor vrijwilligerswerk? Ja Nee 34. Zou u zelf nog een taak als vrijwilliger willen uitvoeren? Ja Aan wat voor taak denkt u dan?
Nee
35. Zou u het leuk vinden om wat te doen voor of met de ouderen in Schiedam? Ja Nee
75
Vragen indien geen mantelzorg/vrijwilliger Indien wel vrijwilliger of mantelzorger, ga naar vraag 41 36. Heeft u nog tijd over voor nieuwe activiteiten? Ja Nee Weet ik niet 37. Zou u het leuk vinden om iets voor andere mensen of voor de samenleving te doen? Ja Wat dan? Aan welke werkzaamheden denkt u?
Waarom lijkt u dat leuk? (meerdere antwoorden mogelijk) o Ik leer andere mensen kennen o Ik voel me nuttig o Ik krijg waardering voor mijn inzet o Ik heb iets te doen o Ik kan mijn kennis/ervaring doorgeven o Ik leer zelf nieuwe dingen o Ik hoor ergens bij o Ik wil me graag inzetten voor anderen/de samenleving o Ik vind dat ik me moet inzetten voor anderen/de samenleving o Anders, namelijk:
Dat hangt er vanaf Waar hangt het vanaf?
Nee Waarom niet?
76
77
38. Zou u het leuk vinden om voor de ouderen in de gemeente wat te doen? Ja, want:
Nee, want:
39. Als u mocht kiezen uit onderstaande lijst, wat zou u leuk vinden om te doen? (RIJTJE OPLEZEN!!) (aankruisen wat van toepassing is: ja of nee) Taak
Leuk? JA
Iets voor, in of met de buurt Zorgen voor veiligheid in de buurt Helpen bij sportactiviteiten/ sportvereniging Iets doen met recreatie of cultuur Organiseren van grote evenementen en/of festivals Iets in of voor de natuur Iets in het onderwijs Oppassen op kinderen Helpen bij het geven van computerles of ondersteuning met behulp van computers/ICT Iets voor de kerk Behartigen van belangenbehartiging (vb. ouderen of gehandicapten) Iets binnen de politiek
78
Leuk? NEE
Internationale contacten / stedenband Iets met allochtone mensen Iets voor of met nieuwkomers in de stad of buurt Zorg en ondersteuning voor kwetsbare jeugd / gezinnen Taak
Leuk? JA
Leuk? NEE
Zorg en ondersteuning voor kwetsbare senioren Zorg en ondersteuning voor gehandicapten Zorg en ondersteuning voor overige groepen Anders, namelijk:
40. Wat voor soort taak zou u leuk vinden om te doen? (meerdere antwoorden mogelijk) Bestuurswerk Organiseren van activiteiten Zorgen voor anderen Advieswerk Anders, namelijk:
Geen enkele van deze taken Weet ik niet
Algemene vragen 41. Heeft u in het verleden wel eens voor langere tijd gezorgd voor een partner, familielid of kennis? (langer dan een maand) Ja Voor wie?
Waarom ben je gestopt?
79
Nee
42. Heeft u in het verleden vrijwilligerswerk gedaan? Ja Wat dan precies?
Om welke reden bent u gestopt met deze taak?
Nee Waarom niet?
43. Heeft u bepaalde ervaringen of kennis opgedaan (in bijv. werk of hobby) die u graag zou willen doorgeven? Nee Ja Wat wilt u doorgeven? Op welke manier kan dat denkt u?
44. Heeft u wel eens gehoord van: (aankruisen wat van toepassing is: ja of nee) Organisatie Stichting Ouderenwerk Steunpunt Mantelzorg Steunpunt vrijwilligerswerk
Ja
Nee
80
45. Van welke van de volgende ondersteuningsvormen maakt u gebruik of zou u gebruik willen maken? Maak gebruik
Zou wel gebruik willen maken
Informatie en advies Bemiddeling Lotgenotencontact Belangenbehartiging Respijtzorg (af en toe zorg)
81
Geen behoefte aan
Indien u geen niet? o o o o o o
gebruik maakt van de ondersteuningsbehoeften, waarom Ik weet niet wat zij doen of aanbieden aan ondersteuning Ik durf niet Dat kost me teveel tijd Dat kost me teveel geld Geen idee Anders, namelijk:
46. Heeft u zelf nog ideeën waar behoefte aan is in uw wijk of in de gemeente Schiedam?
47. Heeft u zelf nog ideeën wat u zou kunnen of willen betekenen voor uw wijk?
48. Wilt u verder nog iets toevoegen of opmerken?
We zijn aan het eind gekomen van de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw medewerking!
82
5.2
Bijlage 2 Deelnemers Open Space Workshop
Datum: 2 juli 2007 Locatie: ’t Proveniershuys, Schiedam Aanwezig: Dhr. A. vd Broek Mw. S. Badal Mw. M. van Slagmaat Dhr. B. de Leede Mw. M. Jansen Dhr. P. van Mansum Mw. P. van Os Dhr. H. Berkhout Mw. H. Toncul Mw. S. Brand Mw. D. Mann Dhr. S. van Veen Mw. T. Hoeksema Dhr. G. Bavelaar Dhr. C. van Leuzen Mw. B. Weber Dhr. J. Bostelaar Mw. M. Ras Dhr. Oosterom Dhr. Claassens Dhr. F. Bergveldt Dhr. M. Engin Mw. M. Alblas Dhr. K. Penninx
(gemeente Schiedam, afdeling Werk) (gemeente Schiedam, afdeling welzijn) (Stichting Mantelzorg NWN) (Stichting Welzijn Schiedam) (Stichting Welzijn Schiedam) (Raad van Kerken, Schiedam) (Maatschappelijke. Dienstverlening NW) (Stichting MOVE) (Stichting Ouderenwerk NWN) (Stichting Ouderenwerk NWN) (Stichting Ouderenwerk NWN) (Stichitng Incentive) (thuiszorg NWN/Stichting Mantelzorg) (Kinderopvang Komkids) (Basisschool El Furkan) (Stichting Vrijwilligerswerk) (Stichting Vrijwilligerswerk) (Oproepcentrale) (Grote kerk/diaconie) (’t Meesterwerk) (Interviewer onderzoek) (Interviewer onderzoek) (MOVISIE) (MOVISIE)
83
5.3
Bijlage 3 Weekschema’s van senioren
Toelichting De respondenten konden aangeven wat ze die week per dagdeel gedaan hebben of gaan doen. De ingevulde antwoorden zijn vervolgens gecategoriseerd. De categorieën zijn: Zorgen voor zieke/behoeftige Schoonmaken/opruimen Boodschappen Visite Vrijwilligerswerk TV/lezen/spelletje Overig buitenshuis: verenigingsactiviteit/hobby Overig binnenshuis: rommelen In onderstaande schema’s zijn de meest genoemde categorieën naar voren gebracht. Hieruit kan opgemaakt worden wat per dagdeel de belangrijkste bezigheden van de senioren zijn. Bij de allochtone senioren waren de aantallen beperkt. Om die reden is gekozen hier alleen de belangrijkste bezigheid te noemen. Per groep senioren is onderaan het schema weergegeven of de personen op dat dagdeel voornamelijk in huis of buiten het eigen huis actief zijn.
De Schiedamse senioren Dag /dagdeel Ochtend Maandag 1. Schoonmaken 2. Overig binnenshuis 3. Overig buitenshuis Dinsdag 1. Overig buitenshuis 2. Schoonmaken 3. Overig binnenshuis Woensdag 1. Overig buitenshuis 2. Schoonmaken/opruimen 3. Overig binnenshuis Donderdag 1. Schoonmaken 2. Overig buitenshuis 3. Overig binnenshuis Vrijdag 1. Overig buitenshuis 2. Overig binnenshuis 3. Boodschappen Zaterdag 1. Schoonmaken 2. Overig binnenshuis 3. Overig buitenshuis Zondag 1. Overig binnenshuis 2. Overig buitenshuis 3. Schoonmaken
Middag 1. Overig buitenshuis 2. Overig binnenshuis 3. Boodschappen 1. Overig buitenshuis 2. Overig binnenshuis 3. Boodschappen 1. Overig buitenshuis 2. Overig binnenshuis 3. Boodschappen 1. Overig buitenshuis 2. Overig binnenshuis 3. Opruimen 1. Overig buitenshuis 2. Overig binnenshuis 3. Boodschappen 1. Overig buitenshuis 2. Boodschappen 3. Visite 1. Overig buitenshuis 2. Visite 3. Overig binnenshuis
84
Avond 1. TV/lezen/spelletje 2. Overig binnenshuis 3. Overig buitenshuis 1. TV/lezen/spelletje 2. Overig buitenshuis 3. Visite 1. TV/lezen/spelletje 2. Overig binnenshuis 3. Overig buitenshuis 1. TV/lezen/spelletje 2. Overig binnenshuis 3. Overig buitenshuis 1. TV/lezen/spelletje 2. Overig binnenshuis 3. Visite 1. TV/lezen/spelletje 2. Overig binnenshuis 3. Visite 1. TV/lezen/spelletje 2. Overig binnenshuis 3. Visite
Totaal
Buiten
Thuis
De niet actieve senioren Dag /dagdeel Ochtend Maandag 1. Schoonmaken 2. Overig buitenshuis 3. Overig binnenshuis Dinsdag 1. Schoonmaken 2. Overig buitenshuis 3. Overig binnenshuis Woensdag 1. Schoonmaken 2. Overig buitenshuis 3. Overig binnenshuis Donderdag 1.Schoonmaken 2. Overig binnenshuis 3. Overig buitenshuis Vrijdag 1. Schoonmaken 2. Overig buitenshuis 3. Overig binnenshuis Zaterdag 1.Schoonmaken 2. Overig binnenshuis 3. Overig buitenshuis Zondag 1. Overig binnenshuis 2. Schoonmaken 3. Overig buitenshuis Totaal beeld Thuis/buiten
Middag 1. Overig buitenshuis 2. Boodschappen 3. Overig binnenshuis 1. Overig buitenshuis 2. Boodschappen 3. Overig binnenshuis 1. Overig buitenshuis 2. Overig binnenshuis 3. Visite 1. Overig buitenshuis 2. Overig binnenshuis 3. Boodschappen 1. Overig buitenshuis 2. Boodschappen 3. Overig binnenshuis 1. Overig buitenshuis 2. Overig binnenshuis 3. Boodschappen 1. Overig buitenshuis 2. Visite 3. Overig binnenshuis Buiten
Avond 1. TV/lezen/spelletje 2. Overig binnenshuis 3. Visite 1. TV/lezen/spelletje 2. Visite 3. Overig buitenshuis 1. TV/lezen/spelletje 2. Overig binnenshuis 3. Visite 1. TV/lezen/spelletje 2. Overig binnenshuis 3. Visite 1. TV/lezen/spelletje 2. Overig binnenshuis 3. Visite 1. TV/lezen/spelletje 2. Visite 3. Overig binnenshuis 1. TV/lezen/spelletje 2. Overig binnenshuis 3. Visite Thuis
De allochtone senioren Dag /dagdeel Ochtend Maandag Overig buitenshuis Dinsdag Schoonmaken Woensdag Schoonmaken Donderdag Schoonmaken Vrijdag Overig buitenshuis Zaterdag Overig binnenshuis Zondag Schoonmaken Totaal Thuis
Middag Overig buitenshuis Overig buitenshuis Overig buitenshuis Overig buitenshuis Overig binnenshuis Overig binnenshuis Overig buitenshuis Buiten
Avond TV/lezen/spelletje TV/lezen/spelletje TV/lezen/spelletje TV/lezen/spelletje TV/lezen/spelletje TV/lezen/spelletje TV/lezen/spelletje Thuis
i
Thuis
Onder civil society verstaan we “het geheel van vrijwillige organisaties die geen onderdeel van de overheid uitmaken, zonder
winstoogmerk opereren en niet op familie- of vriendenbanden berusten” (Thesaurus Zorg en Welzijn, 2007). ii
Becker, H.A.. Generaties en hun kansen. Amsterdam: Meulenhoff, 1992.
85