Ziekteverzuimanalyse van O2A5
1
Ziekteverzuimanalyse van O2A5 Kalenderjaar 2007: het gehele jaar Kalenderjaar 2008: van januari 2008 tot half augustus 2008 Om een volledig beeld te kunnen vormen van de ziekteverzuimgegevens van O2A5 is er gebruik gemaakt van de ziekteverzuimkengetallen, die via OSG beschikbaar zijn. Er is gekeken naar de verzuimkengetallen van het kalenderjaar 2007 en het kalenderjaar 2008 tot half augustus 2008. Concreet betekent dit dat de genoemde cijfers van 2008 dus niet berusten op een volledig kalenderjaar. Bij het analyseren van de ziekteverzuimkengetallen is gekeken naar de volgende punten: • De hoogte van het ziekteverzuimpercentage; • De gemiddelde meldingsfrequentie; • De gemiddelde verzuimduur; • Het ziekteverzuim in de verschillende leeftijdscategorieën • De oorzaken van langdurig ziekteverzuim (> dan 6 weken met ziekteverlof) over de periode 01-01-2007 tot 15-08-2008 Van belang is te vermelden dat bij het analyseren van de ziekteverzuimkengetallen is gekeken naar het totale ziekteverzuimpercentage van O2A5 op stichtingsniveau. Tevens is van belang te vermelden dat er is gekeken naar de ziekteverzuimkengetallen van de individuele scholen van O2A5. In deze notitie wordt een beknopte analyse gegeven van de ziekteverzuimgegevens van O2A5, gevolgd door een aantal aanbevelingen. Ziekteverzuimgegevens van O2A5 op bestuursniveau De ziekteverzuimgegevens in het onderstaande schema zijn gebaseerd op het geheel, dus directeuren, onderwijzend personeel en onderwijs ondersteunend personeel. 2007 Ziekteverzuimpercentage Meldingsfrequentie * Gemiddelde verzuimduur **
6,33% 0,87 21,78
2008 8,86% 0,44 32,64
* meldingsfrequentie: het aantal begonnen ziektegevallen gedeeld door het aantal personeelsleden ** gemiddelde verzuimduur: het aantal ziektedagen in de getoonde periode gedeeld door het aantal ziektemeldingen in de periode
2
Het ziekteverzuim van O2A5 is stijgend. Uit de gegevens van het Vervangingsfonds blijkt dat dit landelijk ook het geval is. Het Vervangingsfonds geeft aan dat na een jarenlange daling van het ziekteverzuim er inmiddels een stijging van het ziekteverzuim wordt waargenomen. In het onderstaande schema wordt een overzicht gegeven van het landelijke norm van 2007 en de verzuimgegevens van O2A5. Van belang is te vermelden dat het Vervangingsfonds over het jaar 2008 geen verzuimgegevens beschikbaar heeft. Ziekteverzuimpercentage Onderwijzend Personeel (OP) Inclusief directeuren Onderwijzend ondersteunend Personeel (OOP)
Landelijke Norm (VF) 2007 6,07%
O2A5 2007 6,4%
O2A5 2008 9,04%
7,59%
6,39%
8,79%
Het ziekteverzuimpercentage van 2007 van O2A5 is hoger dan het landelijk gemiddelde, maar niet verontrustend. De huidige ziekteverzuimkengetallen van 2008 zijn dit wel. De trend ten aanzien van het ziekteverzuimpercentage is flink stijgend. Meldingsfrequentie 2007 Onderwijzend Personeel (OP) Inclusief directeuren Onderwijzend Ondersteunend Personeel
Landelijke Norm (VF) 2007 1,14
O2A5 2007 0,90
O2A5 2008 0,44
1,20
0,47
0,43
De meldingsfrequentie van 2007 van O2A5 is lager dan het landelijk gemiddelde. Uit de beschikbare ziekteverzuimgetallen van 2008 blijkt dat de meldingsfrequentie laag blijft. Opvallend is dat het ziekteverzuimpercentage stijgt, terwijl de meldingsfrequentie laag blijft. Dit is te verklaren door de stijging van de gemiddelde verzuimduur. Met andere woorden: ten opzichte van 2007 is er een stijging van het langdurig ziekteverzuim (> 6 weken). Volgens de Arbo Unie wordt het ziekteverzuim van O2A5 voor 82% bepaald door langdurig verzuim. Het overige gedeelte wordt bepaald door kortdurend verzuim (< 1 week) en middenlang verzuim (van 2 tot 6 weken). Overigens heeft O2A5 relatief weinig middellang verzuim.
3
Het ziekteverzuim van O2A5 in de verschillende leeftijdscategorieën
0 – 24 25 – 34 35 – 44 45 – 54 55 – 59 60 – 99 Gemiddeld
2007 0,95% 3,57% 7,28% 6,51% 9,15% 14,24% 6,33%
2008 3,32% 6,80% 9,46% 9,43% 11,99% 7,43% 8,86%
Zoals inmiddels is vermeld, is het ziekteverzuimpercentage van O2A5 stijgend. In het bovenstaande overzicht is het ziekteverzuim uitgesplitst in de verschillende leeftijdscategorieën. Opvallend is dat het ziekteverzuim in de leeftijdscategorieën 0 – 24 en 25 – 34 flink stijgt. In het verleden was er in deze leeftijdsgroepen voornamelijk sprake van kortdurend verzuim. Inmiddels komt het langdurig ziekteverzuim ook regelmatig voor in deze leeftijdscategorieën. Binnen O2A5 lijkt het ziekteverzuim in deze twee leeftijdsgroepen zich te kenmerken door een disbalans in belasting en belastbaarheid wat kan leiden tot psychische klachten. De Arbo Unie geeft aan dat een mogelijke oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat deze leeftijdsgroep zich kenmerkt door o.a. het samenvallen van verschillende levensfases, zoals professionalisering van de loopbaan en het opbouwen van een gezinsleven. Over de leeftijdscategorie 35 – 44 geeft de Arbo Unie aan dat over het algemeen dezelfde vraagstukken van toepassing zijn als binnen de leeftijdsgroep 25 – 34. Daarentegen kenmerkt de leeftijdscategorie van 45 – 54 zich door heroriëntatievraagstukken. Dit kan overigens ook leiden tot psychische klachten. Uit het genoemde overzicht blijkt dat het ziekteverzuim in de leeftijdscategorie 55 – 59 stijgend is. De Arbo Unie geeft hierover aan dat de kenmerken van deze leeftijdsgroep kunnen worden onderverdeeld in twee mogelijkheden. In de eerste plaats: krampachtigheid, omdat men nog op zoek is naar antwoorden op heroriëntatievraagstukken. In de tweede plaats: rust, harmonie en men wil zich verder professionaliseren. Deze omschrijving lijkt van toepassing te zijn op de leeftijdscategorie 60 – 99. In deze leeftijdsgroep is sprake van een daling van het ziekteverzuim.
4
Tot slot is van belang te vermelden dat de Arbo Unie aangeeft dat het in Nederland een trend is dat oudere werknemers zich minder vaak ziekmelden, maar dat als ze zich ziekmelden de duur van het verzuim vaak langer is. Voor wat betreft de meldingsfrequentie ligt dit anders. De meldingsfrequentie is bij de jongere werknemers hoger, maar de duur van het verzuim is korter. Bij O2A5 wordt een ontwikkeling geconstateerd, waaruit blijkt dat de meldingsfrequentie hoog is en dat de duur van het ziekteverzuim langdurig is. De oorzaken van langdurig ziekteverzuim (> dan 6 weken met ziekteverlof) over de periode 01-01-2007 tot 15-08-2008 Oorzaak ziekteverzuim (> 6 weken) Medische klachten Psychische klachten Combinatie medische / psychische klachten Ziek ten gevolge van zwangerschap
28 ziekteverzuimcasussen 33 ziekteverzuimcasussen 8 ziekteverzuimcasussen 2 ziekteverzuimcasussen
De gegevens uit het bovengenoemde overzicht zijn gebaseerd op het overzicht afwezigheid, dat via OSG beschikbaar is. Van belang is te vermelden dat de Arbo Unie de medische klachten onderverdeeld in medisch verklaarbare aandoeningen (zoals: chronische ziekten, hart- en vaatziekten etc) en klachten n.a.v. het houdings- en bewegingsapparaat. Daarbij geeft de Arbo Unie aan dat het ziekteverzuim van O2A5 grotendeels wordt bepaald door de psychische klachten en medisch verklaarbare aandoeningen. Slechts een klein gedeelte (Arbo Unie spreekt van 5%) wordt veroorzaakt door klachten van het houding- en bewegingsapparaat. Uit het overzicht blijkt dat in 34 ziekteverzuimcasussen sprake is van psychische klachten. Veelal zijn deze klachten gebaseerd op een disbalans tussen de werk- en de thuissituatie alsmede tussen de belasting en de belastbaarheid. Deze klachten zijn meestal werkgerelateerd. Uit het overzicht blijkt tevens dat er 7 ziekteverzuimcasussen zijn, waarvan sprake is van een combinatie van medische en psychische klachten. Veelal valt de betrokkene uit wegens een medische oorzaak, maar het daaropvolgend langdurig verzuim wordt veroorzaakt door psychische klachten. De psychische klachten blijken dan vaak werkgerelateerd te zijn. De medische klachten zijn nauwelijks werkgerelateerd.
5
Doelstellingen: Gezien de stijging van het ziekteverzuimpercentage van O2A5 hebben wij contact opgenomen met de Arbo Unie. Gezamenlijk hebben wij de volgende doelstellingen geformuleerd ten aanzien van het ziekteverzuim van O2A5 1. Streven naar de landelijke norm van het ziekteverzuim (6,07 % voor onderwijzend personeel in 2007). De vraag is echter of dit realistisch is, aangezien de landelijke norm voor 2008 niet bekend is. In ieder geval moet de huidige trend van 2008 moet worden doorbroken. Vervolgens moet een verlaging van het ziekteverzuim worden gerealiseerd. Hierbij kan worden gedacht aan een verlaging van het beïnvloedbare verzuim (o.a. de psychische klachten). 2. Verlaging van het beïnvloedbare verzuim bewerkstelligen door een aanscherping te maken in het verzuimbeleid door o.a. te werken vanuit een gedragsmatige benadering. Dit betekent dat medewerkers meer worden aangesproken op hun verzuimgedrag. Overigens kan deze benadering niet van toepassing zijn bij ernstig zieke medewerkers (medische klachten). 3. Streven naar een verlaging van het kort frequent ziekteverzuim. Een klein percentage medewerkers meldt zich vaker dan 3 x per jaar ziek. Het voeren van gesprekken in het kader van frequent ziekteverzuim geeft inzicht in eventuele verzuimredenen en/of behoeften van de betrokken medewerker. Het gesprek kan een aanleiding zijn om afspraken te maken, met als doel het frequent ziekteverzuim te verlagen. 4. Streven naar een verlaging van het ziekteverzuim door het voeren van levensfase gericht personeelsbeleid. 5. Streven naar het voorkomen van beïnvloedbaar ziekteverzuim (o.a. psychische klachten) door het inzetten van preventieve instrumenten, zoals bijvoorbeeld: het voeren van gesprekken met leidinggevende en het investeren in coachingsgesprekken als er sprake is van problematiek rondom de belastbaarheid van de medewerker. 6. De verantwoordelijkheid van het ziekteverzuimbeleid, het procedureel en inhoudelijk casemanagerschap, neerleggen bij de direct leidinggevende (directeur) met een controle van de beleidsmedewerker personeel. 7. Coaching van directeuren, zodat de functie van casemanager op een goede manier kan worden uitgeoefend. Aandachtspunten hierbij kunnen o.a. zijn: vroegtijdig signaleren van dreigend ziekteverzuim (al dan niet veroorzaakt door overbelasting of onderbelasting), het aanscherpen van de communicatievaardigheden, het beheersen van de procedurele aspecten van het ziekteverzuim, etc. 8. Rechtstreeks contact tussen Arbo Unie en directeuren voor o.a. terugkoppeling en advies. 9. Geregeld plannen van een SMO (Sociaal Medisch Overleg). 10. Twee keer per jaar plannen van een beleidsoverleg met de Arbo Unie.
6