Zichtbaar verleden van Almelo
Inleiding Historie Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten Beschermde stadsgezichten
Inleiding
Home
Deze publicatie bevat een selectie van Almelose monumenten die op de Rijks- en gemeentelijke monumentenlijst zijn opgenomen en een beschrijving van de gemeentelijk beschermde stadsgezichten Bolkshoek en Tuindorp De Riet. De selectie bevat monumenten uit alle categorieën. Hierdoor ontstaat een goed beeld over hetgeen de stad aan historisch erfgoed bezit. Deze monumenten zijn de zichtbare getuigen van Almelo’s verleden. Ze laten de continuïteit van de geschiedenis van de stad zien, maar tonen eveneens hoe ingewikkeld deze vaak is geweest. Ze maken dit verleden tastbaar en vormen tegelijkertijd een inspiratiebron voor de toekomst. De belangrijke rol die Huize Almelo speelde in de ontwikkeling van Almelo, maar ook de opkomst en de bloei van de textielindustrie is op diverse plekken in de stad nog steeds waarneembaar. Deze getuigen van ons verleden worden gekoesterd vanwege het verhaal dat ze vertellen. De belangstelling voor monumenten is de afgelopen decennia sterk toegenomen. Steeds meer is men zich bewust geworden van het belang dat zij voor de stad hebben. Monumenten bepalen namelijk in belangrijke mate ook de eigen identiteit van de stad. Of het nu een monumentaal gebouw betreft of een stadsgezicht, een poort of een brug, ze dragen allemaal bij aan de wijze waarop wij onze woonomgeving beleven. De cultuurhistorie heeft betekenis, ze kan iets toevoegen: eigenheid, kwaliteit, en een verbinding vormen tussen verleden en heden. Samengevat: ze is waardevol. In de ruimtelijke ordening houdt men dan ook welbewust steeds vaker rekening met de cultuurhistorische waarden die panden en stedenbouwkundige structuren vertegenwoordigen. Erfgoed wordt niet langer gezien als alleen een obstakel bij ruimtelijke ontwikkelingen maar ook als een perspectief. Immers, de cultuurhistorische kwaliteit geeft kleur aan de leefomgeving en appelleert aan een zeer sterke behoefte aan identiteit. Een identiteit die er aan bijdraagt dat men zich ergens thuis voelt. Het is daarom van groot belang dat dit historisch erfgoed op een zorgvuldige wijze wordt behandeld om het te kunnen doorgeven aan volgende generaties. In deze publicatie is de historie een aantal van deze monumenten beschreven, aangevuld met gegevens uit de monumentenlijst.
Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend.
Home
Historie Almelo ontstond in de Middeleeuwen als een kleine nederzetting van eenvoudige houten woningen van boeren en ambachtslieden rondom de burcht van de heren van Almelo, welke al spoedig zou uitgroeien tot het dorp Almelo. In 1420 werden door de heer van Almelo een aantal reeds eerder aan de inwoners van Almelo verleende rechten in de zogenaamde ‘stadsbrief’ vastgelegd. Hiermee was de basis gelegd voor de verdere ontwikkeling van het stadje. Op de kaart van de cartograaf Jacobus van Deventer uit 1570 zien we dat Almelo op dat moment bestond uit een enkele hoofdstraat. Aan de noord- en zuidzijde van de hoofdstraat bevond zich een stadspoort. De gesloten bebouwing bleef tot de zeventiende eeuw samengeperst tussen de omringende grachten met ten oosten de burcht van de heren van Almelo en aan de westzijde het St. Catharinaklooster dat in 1407 werd gesticht. Het centrum van het stadje werd gevormd door de Koornmarkt met het daaraan gelegen stadhuis dat in 1691 was gebouwd en twee watermolens. Kenmerkend voor de bebouwing langs de Grotestraat was de toepassing van houten topgevels. Slechts
enkele grotere herenhuizen en het kerkgebouw van de doopsgezinde gemeente bleven tot het einde van de achttiende eeuw uitzonderingen. Vanaf het einde van de zeventiende eeuw werd Almelo een centrum van de linnenindustrie. De ligging van de stad aan het riviertje de Aa maakte een scheepvaartverbinding via de Regge en de Vecht naar Zwolle mogelijk. Hierdoor was Almelo een verdeelplaats van koopmansgoederen. De basis voor de linnenindustrie werd gelegd door linnenreders, later fabrikeurs genoemd. Deze reders kochten het linnen doek bij de boeren en verkochten het vervolgens in de handelssteden. Voor de boeren ging deze huisnijverheid een steeds belangrijkere bron van inkomsten vormen, waardoor ze in toenemende mate voor de markt gingen weven. Steeds meer spinners en wevers verloren in de loop van de tijd hun directe verbinding met de landbouw. Zij vestigden zich in o.a. Almelo als professioneel spinner of wever.
Volgende
De tijden veranderden in de negentiende eeuw in een hoog tempo door de ingebruikname van door stoom gedreven machines. De stoommachine was de eerste stap op weg naar het moderniseren van de huisindustrie. Het aanzien van het kleine plattelandsstadje veranderde ingrijpend. In 1834 kwam de straatweg naar Wierden gereed. Het Overijssels kanaal werd in 1855 in gebruik genomen en in 1865 reed ook de eerste trein Almelo binnen. Hierdoor werd het mogelijk om per boot en per spoor grondstoffen voor de textielfabrieken aan te voeren. De historische handelsroutes die door en langs de stad liepen verloren hierdoor hun functie. Diverse grote textielfabrieken vestigden zich langs het kanaal. Van het kleine provinciestadje dat zich eeuwenlang koesterde in de ‘schaduw’ van het kasteel veranderde Almelo in een stad waar vele fabriekspijpen het straatbeeld bepaalden en stoomfluiten het begin en einde van de werktijden aankondigden. In de negentiende eeuw ontwikkelde Almelo zich ook tot een bestuurlijk centrum door de vestiging van een Arrondissementsrechtbank. Vele villa’s en herenhuizen aan de Bornsestraat, Ootmarsumsestraat en Wierdensestraat getuigen nog tegenwoordig van de vooraanstaande positie die Almelo vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw in de regio ging innemen. De economische bloei die de stad beleefde in de tweede helft van de negentiende eeuw zorgde er voor dat het karakter van de Grotestraat sterk veranderde. De woningen met hun karakteristieke houten topgevels maakten plaats voor statige herenhuizen. Maar in de periode die nu volgde werden in steeds meer panden winkels, kantoren en bedrijfjes gevestigd. De straat werd in de volgende decennia een volwaardige winkelstraat. De meeste herenhuizen uit de negentiende eeuw zijn inmiddels zo sterk als winkelpand verbouwd, dat alleen op de bovenverdieping nog iets van de oorspronkelijke kwaliteit van het pand valt waar te nemen. In 1945 werd door het gemeentebestuur de Amsterdamse architect Auke Komter aangetrokken om een nieuw plan voor het Almelose centrum te ontwerpen, het zogenaamde ‘Wederopbouwplan’. Dit resulteerde eind jaren vijftig in een plan om een
Home Vorige
brede oost-west traverse door de binnenstad aan te leggen, waardoor de Wierdensestraat aansluiting zou krijgen met de aan de oostzijde van de stad aan te leggen Van Rechteren Limpurgsingel. Ter weerszijden van deze oost-west traverse werden grote warenhuizen gebouwd. In 1990 werd de oost-west traverse afgesloten en kwam er een overdekte passage voor in de plaats. In de tweede helft van de vorige eeuw zette haast onmerkbaar de teloorgang van de Nederlandse textielindustrie in. De een na de andere fabriek moest de poorten sluiten. Dat lot onderging ook de fabriek van Van Heek Scholco aan de Haven ZZ, die was ontstaan uit de Katoenmaatschappij v/h Gebr. Scholten & Cie N.V. De fabriek werd gesloten, de fabrieksgebouwen ontmanteld en uiteindelijk in 1989 gesloopt. Alleen de fabriekspijp en de portiersloge mochten blijven staan als herinnering aan een belangrijk stuk Almelose textielhistorie. Ook bewaard bleef het gebouw van de voormalige Stoomspinnerij Twenthe. De fabriek werd gebouwd in 1915 en is een ontwerp van de Enschedese architect Arend G. Beltman, die zich hierbij liet inspireren door de in Engeland gangbare fabrieksbouw. Het imposante gebouw met zijn watertoren blijft voor iedereen die vanaf het station de stad bezoekt ook tegenwoordig nog een herkenbaar monument van Almelo’s rijke textielgeschiedenis. En zo heeft Almelo nog meer te bieden aan monumenten. De een zichtbaarder dan de ander, maar allemaal van grote waarde voor de stad.
Rijksmonumenten Almeloseweg 85 - Aaboer Boddenstraat 22 - Israëlitische Begraafplaats Boddenstraat 78 - St. Georgiusbasiliek Bolkshoeksweg 36 - erve Zeiger Bolkshoeksweg 44 - erve Reefman Bornsestraat 112 - landhuis Clercqstraat Willem de, 99 - erve Schutteman Gravenallee - theekoepel Gravenallee - Huize Almelo Gravenallee - orangerie bij Huize Almelo Gravenallee 9 - boswachterswoning Gravenallee 10 - rentmeesterswoning Gravenallee 14 - kasteelboerderij Gravenallee 18 - tolhuis Gravenbos ongenummerd - grafkelder van Huize Almelo Grotestraat 57 - Doopsgezinde kerk Grotestraat 62 - Hofkeshuis Grotestraat 67 - Costershuis Grotestraat 80 - Oude raadhuis Grotestraat 100 - Sociëteit Herengracht 2 en 24 - voormalige dienstwoningen van Huize Almelo Hofkampstraat 52 t/m 98 - voormalig ziekenhuis Hofstraat 79 - Huize Castello Kerkengang 5 en 7 - wevershuisje Kerkhofsweg - Joodse begraafplaats Kerkplein 13 - Oude wheeme Kerkplein 15 - leerhuisjes Kerkplein 17 - Grote Kerk Kerkplein bij 2 - poortpijlers van de oude begraafplaats aan de Kloosterweg Koornmarkt 19 - woonhuis/kantoor Korte Prinsenstraat 2 - Rectorshuis Krommendijk 3 - Van der Aa’s hoes Marktstraat 3 - 5 - dienstwoningen Marktstraat 7 - voormalig Huis van Bewaring Nieuwstraat 71 - korenmolen De Hoop Ootmarsumsestraat 83 - villa Ootmarsumsestraat 85 - villa Ootmarsumsestraat 87 - villa Ten Bos Pastoor Ossestraat 2 - St. Stephanuskerk Poulinkstraat 3 - pakhuis Reggestraat 9 - watertoren Schuilenburglaan - Schulenborg Schuilenburglaan 7 - villa Wendelgoor Sluiskade zz bij 159 - draaibrug met tuiwerk
Home
Stationsplein 1 - NS stationsgebouw Tuinstraat 16 - Spiegelhuys Twentheplein 1 t/m 11 - voormalige stoomspinnerij Verlengde Sportlaan - Engelse tribune Vissedijk 37 - erve Weidehuis Vriezenveenseweg 122 - voormalige Marechausseekazerne De Waag 1 - Waaggebouw De Waag 5 - dienstwoning Wierdensestraat 2 - v/h Twentsche Bank Wierdensestraat 25 - v/h kantoor KSW Wierdensestraat 32 - villa Kloosteresch Wierdensestraat 40 - herenhuis Wierdensestraat 140 - Algemene begraafplaats Wierdensestraat 204 - dienstwoning Wierdensestraat 206 - dienstwoning Wierdensestraat bij 206 - kwekerij met kassen Wierdensestraat 208 - villa Bellinckhof Wierdensestraat 210 - koetshuis/dienstwoning
Gemeentelijke monumenten Adastraat 6 - woonhuis Adastraat 19 - woonhuis Adastraat 25 en 27 - woonhuis Bellinckhofdwarsweg 3 - Erve Pezie Berkenlaan 9, Aadorp - woonhuis Boddenstraat 76 - pastorie Boershuisweg 1 - Erve Boershuis Bolkshoeksweg 38 - Erve Zeiger Boompjes 24 - woonhuis Bornerbroeksestraat 160 - St. Egbertuskerk Bornerbroeksestraat 162 - pastorie Bornerbroeksestraat 461 - woonhuis Bornsestraat 92 - villa Bosrand 34 - Erve Klein Hag Brandrietsweg 4 - Erve Brandriet Doelenstraat 9 - woonhuis Doelenstraat 9a en 9b - woonhuis Doelenstraat 17 - woonhuis Drienemansweg - theekoepel Niendure Fabrieksstraat 3 - voormalig kantoor Hedeman Flierweg 2 - hallenboerderij Gorterstraat Egbert,/Haven zz - torentje Ten Cate Grotestraat 38 - voormalige apotheek Dam Backer Grotestraat 64 - winkel Grotestraat 65 - winkel Grotestraat 87 - Bar Biertje (v/h ‘t Botervat) Grotestraat 88 - winkel/woonhuis Grotestraat 94 t/m 96 - winkel/woonhuis Grotestraat 99 en 101 - winkel/woonhuis Grotestraat 102 - Solera Grotestraat 114 - voorheen apotheek Lamberts Grotestraat 115 - winkel Grotestraat 120 - winkel Grotestraat 126 - hookhoes Grotestraat 127 - voormalige bakkerswinkel Grotestraat 135 - Shamrock Grotestraat 137 - winkel/woonhuis Grotestraat 150 - winkel Grotestraat 160 - winkel Hagenstraat 1 - pakhuis Haven NZ 67 - houtstek Haven NZ 21a - voormalig kantoor architectenbureau Krabshuis Haven NZ 23 - woonhuis/kantoor Hof van Gulick 19 en 21 Hofstraat 1 - Bleekkerk Hofkampstraat 39 t/m 43 - kerk met woningen
Home
Hofkampstraat 49 - voormalig waterschapshuis Kerkplein 6 en 8 - Nieuwe Wheeme Kerkstraat 2 - horecapand Koornmarkt 15 en 17 - Ziengs Ledeboerslaan - poortpijlers Marktplein 29 en 31 - Nielz Marktstraat - Stoney schuif Marktstraat 4 t/m 10 - pakhuis Mastenbroeksweg 2 - boerderij Molenkampspark 26 en 28 - woonhuis Molenkampspark 32 en 34 - woonhuis Ootmarsumsestraat 16 en 18 Ootmarsumsestraat 20 en 24 Ootmarsumsestraat 30 en 32 Ootmarsumsestraat 59 en 61 - pand koffiebranderij Peddemors met directiewoning Ootmarsumsestraat 76 - woonhuis Ootmarsumsestraat 78 - voormalig gemeentehuis Ambt Almelo Ootmarsumsestraat 84 - villa Hedeman Ootmarsumsestraat 86 - woonhuis Ootmarsumsestraat 494 - kerkgebouw Ootmarsumsestraat 496 - pastorie Ootmarsgang - Knottenhoes Schoolstraat 44 - voormalige Chr. Mavo Schuttenstraat 4 - winkel Sluiskade NZ 14 - watertoren ten Cate Sluiskade NZ 68 - Erasmuslyceum Sluiskade ZZ - voormalige brugwachterswoning Veldkersstraat 2 - voormalige ambachtschool (alleen voorgevel gehandhaafd) Violierstraat 81 - voormalige Rietschool Vissedijk 2 (+ Tijhofslaan 10) - Noorderkerk Vissedijk 39 - Erve Frerikshuis Watereggeweg 3 - Erve Knoef Wierdensestraat 4 - voormalig gerechtsgebouw Wierdensestraat 6 t/m 10 - woonhuis Wierdensestraat 18 en 20 - woonhuis Wierdensestraat 31 en 33 - woonhuis Wierdensestraat 35 - woonhuis Wierdensestraat 37 en 39 - woonhuis Wierdensestraat 118 - woonhuis Wierdensestraat 142a - boerderij Windhoeksweg 8 - Erve Vreeman Windslaan 6 - woonhuis Zetkinstraat Klara, - voormalig portiershuisje met fabriekspijp
Beschermde stadsgezichten Tijhofslaan/Vrielinkslaan - Tijhofslaan 22 – 82 en 47 – 107 - Vrielinkslaan 1 – 15 en 2 – 32 Parkweg - Parkweg 31 – 57 Ootmarsumsestraat - Ootmarsumsestraat 38 – 88, 94 – 104 en 59 – 0109 - Sluiskade 149 Doelenstraat - Doelenstraat 1 – 39 en 2 – 30 - Molenstraat 2 en 3
Home
E. ten Catelaan - E. ten Catelaan 2 – 30, 1 – 9 - R.J. Schimmelpenninckstraat 47 - W. de Clercqstraat 33 - Egbert ten Cate-plantsoen Wierdensestraat west - Wierdensestraat 125 – 145, 104 - Rohofstraat 138 – Wierdensestraat 138 Wierdensestraat oost - Wierdensestraat 31 – 51, 32 – 40 Adastraat - Adastraat 4 – 42, 7 – 39a
Gravenallee en omgeving - Gravenallee 1 –7, 2 – 6, 8, 10, 12 – 14 - Hofstraat 79 - Kerkplein 1 – 9, 13 – 17, 2 – 8 - Kerkstraat 14, 13 – 15 - Herengracht 2 – 24 Molenkampspark - Molenkampspark 4 – 52, 5 - 11 De Riet - Rietstraat 1 – 189, 2 – 222 - Anemoonstraat 68 - Hoornbladstraat 13 – 19 - Wethouder van Dronkelaarsplein 8 – 22, 17 – 27, 01 – 15 - Biezenstraat 1 – 77, 2 – 72 en Deldensestraat 1d - Zwanebloemstraat 1 – 103, 2 – 78 - Veldkersstraat 1 – 9, 2 – 16 - Pijlkruidstraat 1 – 41, 2 – 24 - Violierstraat 67 – 91, 94 – 144 Bolkshoek - Bolkshoeksweg 14 – 54 - Bornsestraat 368 - Bavinksweg 1 – 3 Boompjes - Boompjes 3 – 33, 10 – 30 - Wierdensestraat 20, 22
Van de vetgedrukte monumenten en stadsgezichten is een uitgebreide beschrijving in dit boek opgenomen.
Home
Almeloseweg 85 Aaboer Een heel markante boerderij, die een belangrijke rol heeft gespeeld bij de start van de activiteiten van de kolonisten die vanaf de 14e eeuw begonnen met het ontginnen van dit gebied, is de Aaboer. Vernoemd naar de Vriesen Aa, die er dicht langs stroomde. De boerderij is zeer karakteristiek. Maar ook historisch gezien is de ‘Aaplaetse’ een plek, die al vele eeuwen tot de verbeelding spreekt, op de grens van de gemeenten Vriezenveen en Almelo. De boerderij heeft een zadeldak en is gedeeltelijk met pannen en riet gedekt. De voorzijde bezit een houten topgevel, 12-ruits ramen met kalfdeur en bovenlicht. De ramen zijn voorzien van luiken. Toen in de loop der tijden de eerste nederzetting van de Vriezenveense kolonisten van de Aadijk werd verplaatst in noordelijke richting, bleef de Aaboer als erve bestaan. Behalve boerderij bleef het ook eeuwenlang een pleisterplaats tussen de stad en het dorp op het veen. Gelegen aan de Kerksteeg, de latere Almeloseweg, tussen de kerk in Almelo en de Vriezenveense boerenhoeven aan de Oude Weg en later de Dorpsstraat, vormde deze uitspanning dikwijls een welkome plek om even een ogenblik rust te nemen. De functie van boerderij en herberg zijn dan ook altijd nauw met elkaar verweven geweest.
Aan de Aadijk werden in de loop der jaren een aantal boerderijen gebouwd waarvan de Aaboer veruit de bekendste is. De Aa ten zuiden van de Aaboer, vormde eeuwenlang de grens met Ambt Almelo. Kwam men over de Aa dan begon aan de Vriezenveense kant de weg, die eeuwenlang als meest belangrijke verbinding en ontsluiting kan worden aangemerkt met de stad en het overige deel van Twente. De weg had in de omgeving van de Aa een zestal bruggen, drie aan de zuidzijde van de Aaboer richting Almelo en een drietal aan de noordzijde richting Vriezenveen. Sinds 1819 dreef Derk Niphuis, voorheen Heilenhuis geheten, de “Aaplaetse”, wiens grootvader Roelof Niphuis of Heilenhuis was gekomen van het Heilenhuis, een boerderij enkele honderden meters zuidelijker in Ambt Almelo. In de loop van de negentiende eeuw werd de naam Heilenhuis ingewisseld voor de naam Niphuis. Hierna bleef het anderhalve eeuw lang Niphuis op de Aaboer aan de Vriesen Aa. Door zijn huwelijk in 1961 met een dochter van de laatste boer Niphuis, werd de uit Zenderen afkomstige Dirk Gerrit Kwast de nieuwe boer op het erve en ging met zijn vrouw op het ouderlijk huis wonen. In 1998 werd de boerderij verkocht.
Home
Bellinckhofsdwarsweg 3 Erve Pezie Het erve Pezie is ongetwijfeld een van de oudste erven in Almelo. In 1394 is voor het eerst sprake van ‘den Vogelsanc’ gelegen in ‘de heerscap van Almelo’. In dat jaar werd Roelof van Peize door de bisschop van Utrecht beleend met dit goed. Deze Van Peize’s stamden uit een Gronings burggravengeslacht. De Peizes waren ook nauw verwant aan de Van Almelo’s en borgmannen van de heer van Almelo, zoals blijkt uit een brief uit 1364 waarin door de heer van Almelo aan de bewoners van Vriezenveen bepaalde rechten werden verleend, en waarin zij als getuigen mede ondertekenden. In de veertiende eeuw hadden de leden van het geslacht Van Peize van de tak Almelo hun banden met Drenthe bijna geheel verloren. Zij wijdden zich voortaan uitsluitend nog aan het beheer van hun goederen in en rond Almelo. Vele malen worden hierna opeenvolgende leden uit dit geslacht in oorkonden vermeld bij beleningen van diverse erven in Twente. Tot 1896 woonde er op het erve nog een familie met de naam Pezie. Zij stamden af van Gerrit Alberts van het Landhuijs die huwde met Hinderijn Gerritsen van de Pesije. Later noemden hun nakomelingen zich naar het erve. Oorspronkelijk was het Pezie een open hallenhuis. Tot de verbouwing rond 1900 was er ten opzichte
van de situatie zoals we die kunnen vinden op de kadastrale kaart van 1832 weinig veranderd. Wel werd er ooit een scheidingswand gemaakt tussen woon- en bedrijfsgedeelte en was er een aparte weefkamer en een klompenmaker werkplaats. De achtergevel had tot 1900 nog een ‘onderschoer’ met uitspringende hoekschotten. Ook had de behuizing vroeger aan de noordzijde een aangebouwde endskamer. In de jaren negentig van de vorige eeuw besloot men het boerenbedrijf te beëindigen. Hierna werd het huis ingrijpend verbouwd. Erve Pezie is een hallenboerderij onder een geknikt zadeldak dat voor de helft met riet, voor de helft met rode pannen gedekt is. Aan de voorgevel loopt een speklaag ter hoogte van de knik in het dak. Daaronder vier vensters en de entree met bovenlicht. De vensters hebben luiken met zandlopermotief.
Home
Boddenstraat 78 Georgiusbasiliek Deken F.H.A. Reigers nam het initiatief tot het bouwen van een nieuwe grote neogotische kerk die uiteindelijk in op 2 juli 1902 door monseigneur van de Wetering wordt ingewijd, en waarbij Dr. H.J.A.M. Schaepman de feestrede houdt. Op 10 januari 1899 vroeg kapelaan Reinders het kerkbestuur toestemming tot de bouw van een nieuwe kerk vanwege het feit dat de oude te klein en te bouwvallig was geworden. Op 25 maart 1900 ontving men de toestemming van de bisschop mgr. H. van de Wetering om plannen te maken voor de bouw van een nieuwe kerk. De architect Wolter ter Riele te Deventer werd gevraagd het ontwerp voor de nieuwe kerk te maken. De bouw werd gegund aan aannemer K.M. Spoor te Almelo voor de som van 87.000 gulden. Op 28 februari 1901 ging de eerste schop de grond in. De ‘eerste’ steen werd gelegd op 30 april, het feest van Sint Georgius. Het kerkgebouw bezit acht traveeën met een vijfzij-
dig gesloten koor en transept en een toren tussen vijfzijdige kapellen tegen de voorgevel. De in bruine baksteen opgetrokken gevels zijn tussen spitsboogvensters geleed door steunberen die boven de lage zijbeuken alternerend overgaan in luchtbogen. De vensters hebben een bakstenen tracering en zijn alle bezet met glas-in-loodramen. De vier bouwlagen van de toren worden telkens door een uitkragende natuurstenen cordonlijst afgesloten. De hoofdentree tot de kerk bevindt zich op de begane grond in de voorgevel van de toren. De twee dubbele opgeklampte deuren met grote siersmeedijzeren gehengen zijn gevat binnen een zandstenen lijst. Boven de ingang een Christusbeeld tussen spaarvelden met een gemetselde tracering van gele baksteen onder spitsbogen. In de tweede laag spitsboogvensters, in de derde laag spaarvelden met uitgemetselde bakstenen tracering onder dubbele segmentbogen en in de vierde spitsboogvensters. Op de achtzijdige lantaarn onder de spits aan vier zijden wijzerplaten. In de dakschilden van de kerk en de spits van de toren kleine kajuitjes onder schilddakjes. De kerk heeft inwendig wit gepleisterde wanden en spitsbogen onder een gepleisterd kruisribgewelf. De vensters in de lichtbeuken zijn aan de onderzijde voorzien van een uitgemetseld spitsboogfries. Het middenschip van de kerk met kruisribgewelven ligt 16.50 meter boven de vloer. Oorspronkelijk bezat het interieur muur- en plafondschilderingen. Deze werden bij de grote restauratie in de jaren vijftig verwijderd. In 1926 werd een drie octaafs klokkenspel aangeboden door het echtpaar J.L. Ten Bos en E.M.E. Verheijen te Almelo. Het monumentale hoogaltaar is een ontwerp van de Utrechtse kunstenaar Friedrich Wilhelm Mengelberg. De tombe werd in 1902 vervaardigd door de Almelose steenhouwer Te Riele, de bovenbouw in 1906 uitgevoerd door de eigen steenhouwerij van Mengelberg. De tabernakeldeuren werden in de jaren dertig
Volgende
Home Vorige
gemaakt door het atelier Brom. Het is een mozaïek versierd met edelsteentjes, voorstellende de aartsengelen Michael en Gabriël. Links van het hoogaltaar staat het Maria-altaar met piëta, eveneens uit het atelier van Mengelberg. De veertien op linnen geschilderde kruiswegstaties zijn van de hand van de Groninger kunstschilder Franciscus Hermanus Bach. De gebrandschilderde ramen in het koor zijn vervaardigd door het atelier F. Nicolas en Zonen. Van de vroegere communiebank zijn de koperen borden bewaard gebleven. Zij zijn voorzien van diverse symbolen. Boven de hoofdingang van de kerk bevindt zich een groot glas-in-loodraam. Het werd in 1928 ontworpen door Jos ten Horn en vervaardigd in het atelier van de glasbrander Derix te Goch. Dit Salve Regina raam toont in stralend wit licht tegen een blauwe achtergrond Maria, als koningin des hemels, op een gestileerde wolkenbank gezeten, gesierd met de maagdenkroon en haar voeten op de maansikkel. Op haar schoot staat het Christuskind. Het doopvont op het priesterkoor werd in de jaren twintig gemaakt in het atelier Brom in Utrecht, evenals de zich hier bevindende grote zevenarmige kandelaars. Het laatgotische doopvont (vijftiende eeuw) dat zich onder het koor bij de ingang van de kerk bevindt
stamt uit de Grote Kerk, waar het na de Reformatie geen dienst meer deed.
Home
Boershuisweg 1 Erve Boershuis Vanaf de Gravenallee leidt een landweggetje naar het erve Boershuis dat vroeger heeft bestaan uit het Groot en Klein Boershuis. In het midden van de negentiende eeuw werden beide Boershuizen bewoond door een familie Ten Brink. Het Klein Boershuis was gebouwd als lijftuchthuis en kort na 1873 afgebroken nadat de weduwe Ten Brink, die het toen bewoonde, verhuisde naar de Bleskolk. Groot Boershuis bezat in 1832 een aangebouwde bovenkamer en uitspringende hoekschotten. De boerderij werd in 1875 geheel herbouwd. Het bedrijfsgedeelte is na de Tweede Wereldoorlog gebouwd. Het naoorlogse bedrijfsgedeelte bezit getoogde betonnen stalvensters en rechtgesloten staldeuren. Het erve Boershuis is een hallenboerderij onder een geknikt zadeldak met Hollandse pannen en windveren. Aan de voorgevel een dakoverstek op schoren; in de geveltop een sierspant. De voorgevel heeft een deur en twee hoge en twee lagere meerruits vensters met afgeronde hoeken onder strek, behangen met luiken in de kleuren van het landgoed Huize Almelo. Daarboven een klein venster met luiken. De zijgevels van het woongedeelte met rechtgesloten vensters onder strek, eveneens behangen met luiken in de kleuren van Huize Almelo.
Naast het Boershuis staat het inmiddels gerenoveerde en in 1870 gebouwde kokhoes. Bij de bouw hiervan werd gebruik gemaakt van materiaal van het afgebroken Klein Boershuis. Bij het Boershuis bevindt zich nog een uit de negentiende eeuw stammende schaapskooi. De houten schaapskooi heeft een rieten dak met toefjes. De boerderij wordt sinds 1880 bewoond door een familie Hammink.
Home
Bornsestraat 112 Dit aan de Bornsestraat staande landhuis werd in 1917 ontworpen door de Blaricumse architect Theo Wilhelm Rueter (1876-1963) in opdracht van textielfabrikant A. Bendien. Typerend voor het oeuvre van de architect is de combinatie van de Amsterdamse School bouwstijl met het rietgedekte dak waarin hij diverse kapvormen, waaronder het Indonesische Minang Kabau-dak, verwerkt. Theo Rueter werd vooral bekend door zijn ontwerpen voor landhuizen in Het Gooi. Hij ontwierp woonhuizen in een traditionele, landelijke architectuur, hanteerde een ambachtelijke bouwwijze en maakte gebruik van traditionele materialen. Belangrijk voor zijn wijze van ontwerpen was zijn beleving van de natuur. Hij huldigde de opvatting dat huizen altijd in harmonie met de omgeving moesten worden ontworpen. Hiermee was de basis gelegd voor zijn landelijke bouwstijl, waaraan hij zijn hele leven zou vasthouden. Architecten die hem tijdens zijn loopbaan hebben beïnvloed waren C.B. Posthumus Meyjes sr., bij wie hij in de leer was, Karel de Bazel en J.L.M. Lauweriks. Zijn ontwerp voor het landhuis in Almelo is door de bijzondere combinatie van de Amsterdamse School bouwstijl met het Indonesische Minang Kabau-dak in Twente zeldzaam. De Indonesische invloed op het ontwerp van de villa ontstond na een
reis naar het Verre Oosten. Na zijn terugkeer in Nederland werd hij geconfronteerd met het succes van de Amsterdamse School, dat hem er toe bracht een aantal villa’s in expressionistische stijl te bouwen. De golvende rieten daken en de in elkaar overvloeiende bouwdelen geven deze huizen een beweeglijk en plastisch karakter. Door het grote aantal woonhuizen die in de navolgende jaren langs de Bornsestraat werden gebouwd, staat het als landhuis ontworpen woonhuis inmiddels in de stad. Voor de oprijlaan van het huis is een houten toegangshek tussen gemetselde kolommen geplaatst in de Amsterdamse School bouwstijl. Het landhuis is in gele baksteen over één bouwlaag opgetrokken op een samengestelde plattegrond onder een samengestelde rietgedekte kap. In de kap zijn dakkapellen onder welvingen geplaatst. De gevels zijn voorzien van decoratieve metselverbanden. Het linker gedeelte van de voorgevel is onder een mansardedak opgetrokken, dat licht oversteekt als een Minang Kabau-dak.
Home
Gravenallee Huize Almelo Het huidige Huize Almelo werd gebouwd in 1662 door Zeger van Rechteren ter plaatse van een oude Middeleeuwse burcht die gedurende de Tachtigjarige Oorlog meerdere malen door zowel Spaanse als Staatse troepen was aangevallen en belegerd, waarbij de burcht grote schade opliep. Zeger van Rechteren bekleedde verschillende functies in het leger van de Republiek waaronder die van kolonel van een cavalerieregiment, dat gewoontegetrouw naar zijn kolonel werd genoemd. In 1644 huwde hij met Margaretha van Arnhem, die echter reeds in 1651 overleed. Hij hertrouwde in 1652 met Margaretha Torck, weduwe van Antony van Aeswyn, heer van Brakel. Beiden waren zeer gesteld op luxe en de pracht en praal die door architecten, kunstenaars en ambachtslieden in die tijd ten toon werd gespreid. Naarmate de krijgskunde andere vormen kreeg, vooral door toedoen van de prinsen Maurits en Frederik Hendrik van OranjeNassau, werd voor Zeger van Rechteren dan ook de functie van de oude burcht als verdedigingsmiddel minder belangrijk. Hij en zijn echtgenote wilden een nieuw huis met een meer representatief karakter en met meer comfort. Zij lieten het oude kasteel slopen en er een nieuw representatief huis bouwen dat in 1662 gereed
kwam, zoals blijkt uit een memoriebord dat nog steeds op het huis aanwezig is en vroeger boven de ingang van het huis was aangebracht. De vertaling van de oorspronkelijk Latijnse tekst op dit bord luidt: ‘Zeger, uit het geslacht der Rechterens geboren, en zijne echtgenote Margrita Torck hebben dit huis doen bouwen als een adellijk kasteel voor de heren en als een toevluchtsoord voor de in angst verkerende landlieden en stedelingen, in het jaar 1662’. Met het aanbrengen van dit bord had men tevens de bedoeling om aan te geven dat het huis voldeed aan de bepalingen die door de Overijsselse Staten in 1622 waren geformuleerd. Onderdeel hiervan was de eis dat een riddermatige, om toegang te krijgen tot de Ridderschap, in het bezit moest zijn van een havezate. Ook moesten bij dit bezit goederen behoren met een waarde van ten minste 25.000 gulden en moest het ‘adelycken betimmert’ zijn. Het bezit van een havezate was dus belangrijk om als lid van de Ridderschap deel te kunnen uitmaken van de Overijsselse Statenvergaderingen en
Volgende
Home Vorige
zijde verlegd naar de oostzijde. In 1665 werd Huize Almelo echter zwaar beschadigd door Munsterse troepen. Zij lieten het huis in een desolate toestand achter. De huizen op de voorplaats waren gesloopt en uit het interieur was alles van waarde meegenomen, inclusief het lood van de pompen en het dak en het tin- en serviesgoed. Hoewel spoedig hierna met de herbouw werd begonnen kreeg men amper de tijd om het karwei af te maken, zo werd bijvoorbeeld slechts een bouwhuis opnieuw opgebouwd in 1670. In 1672 werd het huis opnieuw ernstig beschadigd door alweer binnenvallende Munsterse en Keulse troepen, hoewel niet in die mate als daarvoor. Nu had Zeger van Rechteren echter tijdig voorzorgsmaatregelen genomen en kon een groot deel van de inventaris bijtijds naar Zwolle worden overgebracht. Na een grote opknapbeurt kon zijn neef Adolph Hendrik, die zijn oom in Almelo opvolgde vanwege het feit dat diens beide huwelijken kinderloos waren gebleven, dan ook reeds vrij snel het huis betrekken. zo een kans te maken op een politieke carrière. Opvallend is het echter dat later vele Van Rechterens kozen voor een militaire loopbaan. Het nieuwe huis zal er in die tijd zeker prachtig hebben uitgezien. Op de voorhof stond een nieuw bouwhuis van zes gebinten, een poortgebouw en nog enkele andere gebouwen waar onder meer een stal in was ondergebracht voor twaalf paarden en een woongedeelte en een gebouw waar turf werd opgeslagen. Ook was er nog een stalgebouw voor tien paarden. Het dak van het huis was gedekt met geglazuurde pannen en het interieur bezat een pronkvolle inrichting met kostbaar verguld leerbehang en meubelen en er was veel marmer verwerkt in o.a. de prachtige schouwen met vergulde omlijstingen en in de pilaren ter weerszijden van de ingang. Het huis werd omgeven door een dubbele gracht waarbinnen zich ook het park bevond. Rond het huis werden nieuwe lanen aangelegd naar de stad, de ingang van het complex was van de zuid-
Aan het huis vonden in de loop der eeuwen diverse verbouwingen plaats. De muurankers in de rechter voorgevel vormen het jaartal 1778, blijkbaar omdat in dat jaar een verbouwing, hoewel heeft plaatsgevonden niet bekend is waaruit deze verbouwing heeft bestaan. Uitwendig zijn wel alle muren in de achttiende en negentiende eeuw nieuw bekleed. In 1823 werd het huis inwendig grondig verbouwd ter voorbereiding op het huwelijk van graaf Adolph Frederik Lodewijk van Rechteren Limpurg met jonkvrouw Elisabeth Wilhelmina van Massow. In 1848 werd de kap van het huis geheel vernieuwd. Elisabeth von Massow, sinds 1851 weduwe van graaf Adolph Frederik Lodewijk van Rechteren, bleef tot haar dood in 1882 op het huis wonen. Na haar overlijden pakte haar zoon de zaken
Volgende
Home Vorige
rolle met het jaartal 1883. Dit wapen werd vervaardigd door Hermann Schiess, beeldhouwer te Wiesbaden. Een aantal jaren geleden werd dit wapen, evenals die aan de bouwhuizen, gepolychromeerd in heraldische kleuren.
groots aan en liet hij de Deventer architect Gerrit ter Riele in 1883 een ontwerp maken voor een ingrijpende verbouwing van het huis waarbij de entreehal naar voren werd geplaatst en ter plaatse van de oude ingang een zeer ruime ontvangsthal ontstond met een even grote bovenruimte. Hierdoor kreeg de entree een monumentaal karakter. Uit deze periode dateren onder andere de stucwerkplafonds en betimmeringen in neorococo-stijl, de marmeren vloer, het smeedijzeren hekwerk in de monumentale hal en het beschilderde plafondstuk in de bibliotheek. Er zijn enkele oudere schouwen, deels van elders afkomstig. De voorzijde wordt versierd door vier Ionische pilasters van zandsteen die een gebroken fronton dragen, waarin zich het gekroond wapenschild bevindt van Zeger van Rechteren, die het oorspronkelijke huis liet bouwen, en zijn vrouw Margaretha Torck. Hieronder het gekroonde wapen Van Rechteren Limpurg met hartschild Almelo en twee griffioenen als schilddragers met daaronder een bande-
In 1903 werd aan de noordzijde nog een uitbouw toegevoegd met een diensttrappenhuis en enkele ruimten om het wooncomfort te verhogen. Het bouwvallig geworden noordelijke bouwhuis werd in 1910 door aannemer B. Vixseboxse te Almelo geheel herbouwd, terwijl het architectenbureau M.H. Krabshuis in 1930 de opdracht kreeg voor het maken van een herbouwplan voor het zuidelijke bouwhuis. Hierbij werd de oorspronkelijk indeling ingrijpend veranderd. Onder architectuur van Jan Jans kwam in 1952 het fraaie balkonterras aan de achterzijde tot stand. Wel heeft het interieur van het huis behoorlijk geleden onder het wisselende gebruik vanaf 1940. Gelukkig is een aantal oorspronkelijke onderdelen bewaard gebleven waaronder enkele prachtige schouwen, waarvan er een nog stamt uit de bouwtijd van het huis, en het rood velours d’ Utrecht behang dat afkomstig is uit het Mauritshuis. De toegangspoort aan het begin van de oprijlaan werd in 1883 vanaf het Kerkplein voor de Grote kerk naar hier verplaatst. Tot dan vormde ze de toegang naar het oude kerkhof dat al sinds 1830 niet meer werd gebruikt. In 2010 is de poort geheel gerestaureerd. Omstreeks 1820 werd in opdracht van graaf Adolph Frederik Lodewijk de Franse parkaanleg rond het huis vervangen door een op dat moment populair ‘Engels’ landschapspark, waarschijnlijk door de Zwolse tuinarchitect Georg Anton Blum (17651827). Waterpartijen met een golvend beloop werden aangelegd, omzoomd door gazons met boomgroepen. In de tweede helft van de negentiende eeuw werden ook de tegen de stad gelegen bleekvelden bij dit park aangetrokken. Het padenstelsel en de waterpartijen zijn sindsdien vereenvoudigd.
Home
Gravenallee 18 Tolhuis In 1837 werd het aan Huize Almelo toegestaan om tol te heffen op de weg van het huis Almelo tot aan de openbare weg te Albergen, onder voorwaarde dat de graaf deze weg zelf in onderhoud nam. Hiervoor werd het tegenwoordig nog bestaande tolhuis gebouwd, dat later ook als uitspanning heeft dienst gedaan en geruime tijd voor vele Almeloërs op zondagmiddag het doel van een uitstapje was. De pachters van de uitspanning ‘het Jagertje’ waren tevens belast met het innen van het tolgeld waarvoor ze een hefloon ontvingen van 15 procent. Om het onderhoud van de wegen te bekostigen richtten rijk, provincie, gemeenten en ook particuliere grootgrondbezitters tollen op. Zo'n tol bestond meestal uit een tolhuisje, pal langs de weg, een tolof slagboom, waarmee de weg werd afgesloten, terwijl de verplichting gold om een tarievenlijst aan te brengen. De rijkstollen werden rond 1900 opgeheven. De provinciale tollen in 1907, de laatste gemeentelijke tol verdween in 1922 en de laatste particuliere, bij 't Jagertje, in 1943. Het pand staat midden in het Gravenbos ten noorden van de Gravenallee die in westelijke richting naar het kasteel loopt. Aan de gevel hangt een tolbord uit 1837. Het pand is tot 1943 in gebruik geweest als tolhuis en sindsdien fungeert het als
woonhuis. Het voormalige tolhuis is een pand van één bouwlaag op rechthoekige plattegrond onder een met antracietgrijze Hollandse pannen gedekt zadeldak. Tegen de rechter zijgevel een lagere aanbouw onder dwars geplaatst zadeldak. De gevels zijn boven een grijze plint wit gepleisterd, de voor- en zijgevels met schijnvoegen. De symmetrische voorgevel aan de Gravenallee heeft vijf vensterassen met in de middelste de entree. De met spits- en lancetbogen versierde paneeldeur heeft een bovenlicht met een diagonale roedenverdeling. De recht gesloten vensters in de voor- en zijgevels zijn deels uitgevoerd als achtruits schuifvensters en deels als zesruits vensters met gedeeld bovenlicht. De kleine achthoekige vensters in de beschoten geveltoppen van de zijgevels zijn voorzien van een diagonale roedenverdeling.
Home
een ingrijpende verbouwing plaats. In 1791 ook de huidige voorgevel aangebracht met daarin de sindsdien in gebruik zijnde ingang. De oude ingang werd dichtgemetseld. De kerk hield op schuilkerk te zijn.
Grotestraat 57 Doopsgezinde kerk Op 23 november 1683 kocht de doopsgezinde gemeente in Almelo het huis van Casper Goetvrient. De heer van Almelo, Adolph Hendrik van Rechteren, gaf toestemming dit pand om te bouwen tot een schuilkerk omdat niet-hervormde kerkgebouwen niet als zodanig herkenbaar mochten zijn. De toenmalige ingang, opgetrokken van Bentheimer zandsteen, is nog zichtbaar in de gang links naast het kerkgebouw. In de bovendorpel staat ‘anno 1684’ vermeld. Lange tijd gingen kerkeraadsleden - tot 1860 diakenen genoemd - als lekenpredikers in de kerkdiensten voor. Voor doop en avondmaal liet men van elders een ‘oudste’ overkomen. Sinds 1716 heeft de gemeente een eigen predikant (‘leraar’). De eerste was de uit Norden/Ostfriesland afkomstige Jacobus Rijsdijk. De Doopsgezinde Gemeente te Almelo bestond tot ver in de 19e eeuw hoofdzakelijk uit enkele families, zoals Bavink, Ten Cate, Coster en Hofkes. Zij hielden zich bezig met handel in en vervaardiging van textiel. Men sprak van ‘fabrikeurs’ van linnen. In 1732 gaf graaf Adolph Hendrik toestemming om het aan de straatkant gelegen woongedeelte aan de kerkruimte toe te voegen. In de zomer van dat jaar vond onder leiding van metselaar Jan Troost
De halsgevel wordt door een driehoekige fronton bekroond. De gevel heeft een vooruitspringende middentravee waarin de ingang met ionische omlijsting, samengevoegd met door segmentvormig fronton bekroonde omlijsting van het middenvenster. Boven de spitsboogvormige vensters bevinden zich festoenen. Boven het portaal werd een uurwerk geplaatst. Dit werd vervaardigd door een lid van de gemeente, de arts en uurwerkmaker Johan Hendrik Gramm van Heijlbronn. Hij kwam in 1730 vanuit Goch naar Almelo en overleed alhier in 1782. In 1751 werd de zolder weggenomen en vervangen door een tongewelf. In 1791 verleende gravin Sophia van Rechteren, de vrijvrouwe van de heerlijkheid Almelo, toestemming tot het bouwen van een orgel. Men creëerde een balgenkamer met balgstoel boven de consistoriekamer. Tevens bouwde men een orgelbalkon en maakte men een nieuwe preekstoel. Ook verzorgden ambachtslieden de ornamentiek voor het orgel in Lodewijk XVI-stijl. Dit orgel met Hoofdwerk en Rugwerk werd in 1792 gebouwd door Friderich Heilmann, in de daarop volgende jaren verbeterd en voltooid door Jacob Courtain. In de 19e eeuw werden dispositiewijzigingen door J. Armbrost en de firma Elberink aangebracht. In 1927 werd de orgelkas roomwit geschilderd. In 1956 volgde nog een restauratie door Leeflang Orgelbouw uit Apeldoorn. De jongste restauratie werd in 2005 en 2006 uitgevoerd door Gebr. Reil uit Heerde. In 1927 werden de in Art Deco uitgevoerde gebrandschilderde gIas-in-Iood-ramen geplaatst. Toen werd ook het thans nog aanwezige meubilair aangeschaft. In 1978 kwam in overleg met de Rijksdienst Monumentenzorg de restauratie van het kerkgebouw gereed. Het tongewelf werd geschilderd in de oorspronkelijke zacht grijsgroene tint. De houten kerkvloer werd vervangen door een vloer van Belgische blauwe hardstenen natuursteenplaten.
Home
Grotestraat 62 Hofkeshuis Het Hofkeshuis, Grotestraat 62, was vroeger een van de pronkstukken van Almelo totdat in 1928 de gevel ingrijpend werd verbouwd en etalages het aanzien van het statige pand veranderden. Het pand was van oorsprong een dwarsgericht middenganghuis met een gevel van drie traveeën en bezat een symmetrische indeling. De voorgevel bevatte twee hoeklisenen en een middenrisaliet, welke echter tegenwoordig alleen nog op de verdieping aanwezig zijn. Een driehoekig fronton benadrukte het middenrisaliet. De vormgeving van de gevel is afgeleid van het Hollands Classicisme dat vanaf 1633 door Jacob van Campen met de bouw van het Mauritshuis in Den Haag in ons land werd geïntroduceerd. Aan het einde van de zeventiende eeuw kwam het tot een versobering van de vormgeving van de gevels en werd de nadruk gelegd op de verhouding en plaatsing van de ramen. Maar minder dan een eeuw later volgde er een periode waarin men terugkeerde naar het klassieke tempelfront, nadat door opgravingen in Herculaneum en Pompeï opnieuw de aandacht op de Romeinse cultuur was gevestigd. Zeker is ook dat het Hofkeshuis volgens deze neoclassicistische opvat-
ting werd gebouwd en er een fraai voorbeeld van vormt. Het huis werd omstreeks 1775 gebouwd voor de doopsgezinde fabrikeur Egbert Hofkes die getrouwd was met de Almelose Judith Lambertsdr. Coster. Hij verstrekte opdrachten aan thuiswerkende handwevers en loonwerkers. De welgesteldheid van Egbert Hofkes blijkt ook uit het feit dat hij in 1778 de kunstschilder Andries Warmoes opdracht gaf een wandschildering op linnen te maken voor de zaal op de bovenverdieping van zijn huis met een totale lengte van bijna 20 meter, voorstellende de intocht van een Romeinse triomfator. De schildering is uitgevoerd in grisaille, een schildertechniek waarbij door het gebruik van witte, grijze en zwarte verf, marmerreliëfs werden geïmiteerd. Men noemt ze ook wel `witjes', naar de bekende grisailleschilder Jacob de Wit (1695-1754). Vanaf de zeventiende eeuw werd dit type schilderij zeer populair in Nederland. De schildering in Almelo maakt echter duidelijk dat
Volgende
Home Vorige
ook Andries Warmoes een meester was in deze techniek. De schilderingen zijn van een uitzonderlijke kwaliteit omdat het hier vier grote wandvlakken betreft die de maten van een dessus-de-porte te boven gaan. en van een gemarmerde en versierde houten wand. Het Almelose kunstwerk is in ons land de enige overgebleven geschilderde wandbespanning in zijn soort. Op drie wanden van de ruimte bevindt zich een schildering in vier panelen met de voorstelling van een Romeinse triomftocht. Een overwinnende veldheer, de dictator Quintus Fabius Maximus Cuntactor (= treuzelaar) die Hannibal op tactische wijze bestreed, staat in zijn strijdwagen en wordt gevolgd door muzikanten, militairen te paard en een heel leger met vaandels en lansen. Enkele vaandels bevatten de letters SPQR, hetgeen een afkorting is van Senatus PopulusQue Romanus, senaat en volk van Rome. Op een andere wand zijn de buit, de meegevoerde krijgsgevangenen en offerdieren afgebeeld. Op de derde wand, aan de rechterzijde van de schouw, worden vrouwen en kinderen die de held toejuichen afgebeeld. Links van de schouw zien we de riviergod Tiber en de wolvin die Romulus en Remus zoogt, met op de achtergrond de stad Rome. De vier bespanningen worden omgeven door een houten trompe-l'oeil profiellijst die weer is omgeven
door een gemarmerd vlak en zijn gesigneerd en gedateerd: AND.WARMOES pinxit Ao 1778. De schildering is afgeleid van het slechts enkele decimeters grote reliëf dat Artus Quellinus omstreeks 1650 uitbeeldde op de marmeren schouw in de burgemeesterskamer van het Amsterdamse stadhuis (nu Paleis op de Dam), of van diens broer Hubertus die zeven kopergravures van de cyclus vervaardigde. Boven de toegangsdeur van de ontvangstzaal bevindt zich een schildering waarin en profil de kop van een Romeinse consul is geschilderd die wordt omgeven door twee putti en twee adelaars. Het plafond van de zaal is prachtig gestuukt terwijl op de schouw, die zich tegen de derde wand bevindt, een wapenschild is aangebracht met daarachter gekruiste vaandels en een hellebaard. Op het vaandel het opschrift S.P.Q.T. (Senatus PopulesQue Tubantius). Dit zal een subtiele verwijzing zijn naar het Senatus PopulusQue Romanus. De patriotten namen graag de oude republiek van Rome als voorbeeld, waarbij het gezag door het volk werd gekozen. Men keerde zich in de Nederlanden steeds openlijker tegen het stadhouderlijke bewind van prins Willem V. Nadat in 1927 Elisabeth Fredrika, de laatste telg uit deze tak van het geslacht Hofkes overleed, werd er een schoenenzaak in het pand gevestigd.
Home
Grotestraat 80 oude raadhuis Volgens de historicus mr. J.W. Racer stond in 1489 al een stadhuis aan de Koornmarkt en werd het in 1690 ‘hegt en vierkant’ op dezelfde plaats herbouwd. Reeds kort na de ingebruikneming van het nieuwe gebouw eiste de heer van Almelo, Adolph Hendrik van Rechteren, dat zijn familiewapen aan de gevel van het stadhuis diende te worden aangebracht. Omdat het stadsbestuur onder zijn bewind en met zijn toestemming in 1690 besloten had om op de plaats van het oude raadhuis een nieuw te doen bouwen was hij van mening dat ook zijn wapen naast dat van de stad - in blauw drie zilveren ruiten - moest worden aangebracht. Immers zijn voorganger als heer van Almelo, Egbert van Heeckeren, had al in 1420 aan de schepenen en de burgers van de stad toezeggingen gedaan over het stadsrecht, de vrijheid en de willekeur. En ook in latere tijden hadden de heren van Almelo aan de stedelingen voorrechten verleend en werd het stadsrecht door hen bevestigd. Uit al die bepalingen bleek immers duidelijk de positie van de heer van Almelo. Dat het wapen van de stad Almelo op het nieuwe bouwwerk
zou worden aangebracht, sprak voor zich. Maar het wapen van de heer van Almelo was een doorn in het oog van de stadsbestuurders, die zich gesteund voelden door een aanzienlijk deel van de burgerij. Een reactie was te verwachten. In de nacht van 27 op 28 januari 1695 werd het wapen van de heer van Almelo beschadigd. Men betwistte de heer van Almelo het recht om zijn wapen op het raadhuis aan te brengen vanwege het feit dat de bouw was bekostigd door de burgers van Almelo. Op 8 juli stelde Adolph Hendrik van Rechteren het stadsbestuur een ultimatum, waarin hij eiste dat zijn wapen opnieuw zou worden aangebracht. Het stadsbestuur trachtte er onder uit te komen, door te verklaren, dat zij voor deze keer akkoord zouden gaan, echter 'sonder praejudicie ende naedeel van haer stadtsreght' en dat beide wapens op één steen zouden worden aangebracht. Van Rechteren wees dit voorstel af en eiste van het stadsbestuur de erkenning ‘dat den heer van Almelo soa wel bevoeght is syn hooghwelgeboren wapen voor het raedthuis te setten’. Uiteindelijk resteerde het stadsbestuur niets anders dan toe te geven en de rechten van de heer van Almelo te erkennen. De poging van de stad om de wil van de heer van Almelo te trotseren liep uit op een volledige nederlaag. Echter in december 1795 moesten op last van het stadsbestuur, toen vereerd met de naam ‘Provisioneele Representanten der Stad Almelo’, alle wapenschilden van de openbare gebouwen worden verwijderd. Dat het wapen boven de ingang van het stadhuis hierna ook snel verdween hoeft verder geen betoog, want in de ogen van de revolutionairen was het een symbool van overheersing door de adel. Ook moest in februari 1796 de kaak of geselpaal ‘voor dezen Raadhuize staande’ worden afgebroken als zijnde een aanstoot gevend symbool der voormalige adellijke macht. In de loop van zijn bestaan heeft het gebouw echter
Volgende
diverse wijzigingen ondergaan, zoals we uit de ons gebleven tekeningen kunnen opmaken. Omdat de oorspronkelijke bouwtekeningen geheel ontbreken kwamen deze, door rondtrekkende kunstenaars vervaardigde tekeningen, goed van pas bij de voorbereiding van het restauratieplan in 1968 onder leiding van de architect D. Hulshoff. Maar ook het oud-archief van de stad Almelo bevat documenten die informatie geven over verrichtte werkzaamheden. Zo werden in de jaren 1778/79 de kruisramen vervangen door grotere schuiframen en kunnen we uit een in dat archief aanwezig memoriaal opmaken dat destijds de bovenverdieping uit een grote zaal bestond. Tot 1846 waren in het stadhuis ook de rechtbank en het kantongerecht ondergebracht. Omstreeks het midden van de negentiende eeuw onderging het gebouw een zeer grote gedaanteverandering toen de gevels geheel met een van schijnvoegen voorzien pleisterwerk werden bekleed. Een en ander had de bedoeling de indruk te wekken dat het geheel van blokken natuursteen was vervaardigd. Tevens werden nu ook de ramen weer vervangen. Maar de vele functies die het gebouw tegelijkertijd moest herbergen bleken het maar al te duidelijk te maken dat men spoedig naar een andere huisvesting moest omzien. In 1881 kocht de gemeente stad Almelo van notaris Heijst aan de Wierdensestraat een drietal percelen waar dan vanaf 1882 het gemeentelijk bestuursapparaat werd ondergebracht. De gemeentelijke politie die mee verhuisde naar de Wierdensestraat kampte al spoedig met een groot ruimtegebrek en een tekort aan adequate cel-accommodatie. Hierop werd in 1904 besloten de benedenverdieping van het oude stadhuis als politiebureau in te richten waarbij aan de achterzijde enige cellen konden worden aangebouwd. De bovenverdieping was in gebruik als de eerste Almelose telefooncentrale voor de ‘Bell Telephone Maatschappij’. Tot 1931 bleef het gebouw in gebruik bij de politie, toen verhuisde men naar het voormalig herenhuis aan de Grotestraat Zuid nummer 115. Kort hierna kwam het gebouw in gebruik van de plaatselijke vereniging voor vreemdelingenverkeer, waaraan het de naam ‘Verkeershuis’ te danken heeft. Na de Tweede Wereldoorlog kende het gebouw ook nog enkele andere medegebruikers, waaronder de Algemene Vereniging voor Ambacht, Beroep en Handel. Nadat de V.V.V. in het midden van de jaren zestig een ander onderkomen kreeg kwam het pand leeg te staan en sloeg het verval
Home Vorige
toe. Het werd duidelijk dat alleen een spoedige grondige restauratie het monumentje voor een definitieve ondergang kon behoeden. Hoewel de Almelose architect Jan Jans al in 1946 een opdracht aanvaardde om het restauratieplan voor te bereiden, duurde het nog tot 1966 voordat de gemeenteraad met de uitvoering van het project instemde. Ook de Rijksdienst Monumentenzorg bemoeide zich met de voorgenomen restauratie en maakte bezwaar tegen het plan van Jans om de bepleistering van het gebouw te verwijderen en zo de oorspronkelijke bakstenen gevels te herstellen. Het gemeentebestuur en Jans hielden echter voet bij stuk, waardoor het later ook zo werd uitgevoerd. Jan Jans overleed in 1963 en de restauratie van het geheel werd in handen gelegd van de architect D. Hulshoff uit Den Haag. Bedroegen de geraamde kosten in 1946 nog een bedrag van ƒ 33.170,-, in 1966 was dit bedrag al opgelopen tot ruim ƒ 200.000,-. Op 11 december 1969 nam de gemeenteraad het voorstel tot restauratie aan. Men begrootte de kosten op ƒ 285.000,- die echter nadat in 1971 zich enkele tegenvallers voordeden, werden bijgesteld op ƒ 383.000,-. Tijdens de werkzaamheden werd het dak opgevijzeld en gerestaureerd. De gevels werden geheel van het pleisterwerk ontdaan en zelfs enige centimeters afgeschild. Dit werd later dan weer aangevuld. De houten paalfunderingen werden vervangen door z.g. ‘Waalpalen’, die door middel van betonnen verbindingsstukken de gevels gingen ondersteunen. Het houtwerk van het achtkantige torentje werd in zijn geheel vernieuwd. Eveneens werden de wijzerplaten vernieuwd en werd de koperen windvaan met het het wapen van Almelo met bladgoud bedekt. In juni 1972 was de restauratie voltooid en bleken de kosten om en nabij de ƒ 500.000,- te bedragen. Sindsdien is in het gebouw een horecabedrijf gevestigd.
Home
vermeld als koffiehuishouder. Het Botervat was altijd een druk beklant café. Doordat op het pleintje voor het pand op de donderdagen altijd de korenmarkt werd gehouden, bestond op die dagen het bezoek voornamelijk uit boeren uit de wijde omgeving die dan even bij ‘Heukers’ aanlegden om de inwendige mens te versterken. Hun paarden hadden ze gestald in het koetshuis van het café. De kleedwagens liet men op het marktplein staan. De ‘s’ achter de naam Heuker is er in de volksmond altijd gebleven, ook nadat er later al lange tijd een andere uitbater op het café zat bleef men altijd spreken van Heukers. Oorspronkelijk was het adres van ‘t Botervat Marktplein 3. Na de uitvoering van het marktplan in 1961 werd dit Grotestraat 87.
Grotestraat 87 v/h ‘t Botervat Het pand Grotestraat 87 is bij velen beter bekend onder de vroegere naam ‘’t Botervat’. Hoe het wordt al vermeld in 1797. In dat jaar transporteerden Abraham Schimmelpennink, en zijn huisvrouw Elizabeth Warnaars, Hendrik Warnaars en zijn huisvrouw Rebecca Heilbron, en Hendrik ten Cate Jr. in het Dwarshuis en zijn huisvrouw Hendrina Warnaars aan Idsko Hoekstra, een huis, het Botervat genaamd tussen de huizen van de Wed. van Hendrik Evertman en dat van Abraham Olthuis. De eerste naam van een kastelein van het café die we tegenkomen is die van Hendrikus Heuker. Hij kocht in 1888 van de erfgenamen van Egbert Coster Gerrit Janszn. een koets- annex pakhuis met schuur aan de Markt met recht van uitgang op de Grotestraat, voor de som van vierduizend vijfhonderd gulden. Hij was een zoon van Jannes Heuker en Hendrika Kolenbrander en geboren in de gemeente Borne. Hendrikus Heuker was gehuwd met Johanna Dreijerink en staat in de burgerlijke stand
De volgende kastelein op ‘t Botervat wordt Johan Albert Stevens. De naam Stevens zal gedurende tientallen jaren aan ‘t Botervat verbonden blijven, eerst als eigenaar/uitbater, later alleen nog als eigenaar van het pand. In de nacht van woensdag 10 september 1913 verwoestte een grote brand de gehele hoek winkelpanden tegenover het oude raadhuis. Nog hetzelfde jaar wordt met de herbouw van de panden begonnen. De gevel van het pand is uitgevoerd met fraaie ArtNouveau details in de gevel. De gevel heeft hoog opgaande hoeklisenen, op de begane grond uitgevoerd in witte en op de verdieping in rode verblendsteen. Op de verdieping vensters met roedenverdeling in de bovenlichten onder versierde ontlastingsbogen. Boven de uitkragende geprofileerde goot op consoles een gemetselde topgevel onder zadeldak met in de top een gemetselde pinakel. In dit geveldeel een rondboogvenster. Aan weerszijden gemetselde rondboogopeningen. Het ontwerp wordt toegeschreven aan de architect J. Wolff. Aan het eind van de twintigste eeuw verdween de naam ‘t Botervat. Alleen de afbeelding van een boterton in het glas-in-loodraam in de voorgevel wijst nog op de vroegere naam.
Home
Grotestraat 100 Sociëteit De Vereeniging “De Sociëteit Tot Nut en Vermaak” werd opgericht in 1816. Tot 1895 was de sociëteit gevestigd in een pand aan de Grotestraat tegenover de Hofstraat die toen nog Gravendijk heette. In 1895 werd het gebouw in gebruik genomen waarin nu het restaurant ‘De oude Sociëteit’ is gevestigd. Het sociëteitsgebouw werd gebouwd in een op Franse voorbeelden gebaseerde neorenaissancestijl. De architect van het gebouw was Bernardus Vixseboxse Bzn. Aan de sociëteit was ook een toneelzaal verbonden met 200 zitplaatsen. Na de bouw van de schouwburg Cultureel Centrum de Hagen in 1971/72 kon de sociëteit van haar oude onderkomen gebruik blijven maken. Dit veranderde nadat eind jaren tachtig het complex door het Van der Valk concern werd gekocht en een ingrijpende verbouwing plaatsvond, waarbij alleen de nieuwe theaterzaal en de foyer werden gehandhaafd. De sociëteit kreeg een ruimte in het nieuwe gedeelte van het Theaterhotel. De voormalige sociëteit werd verbouwd tot restaurant en de oude toneelzaal werd afgebroken. Omdat het gebouw is opgenomen in het achtergelegen theaterhotel zijn de achter- en zijgevels sterk gewijzigd. De oude gevels zijn in schoon metselwerk uitgevoerd, het pleisterwerk is geschilderd. Het gebouw staat ver teruggerooid met de voorge-
vel aan de Grotestraat. Het oude sociëteitsgebouw is een onderkelderd pand van twee bouwlagen onder een afgeknot met leien gedekt schilddak (schubbedak). De gevel is horizontaal geleed door geprofileerde natuurstenen waterlijsten ter hoogte van de onderdorpels van de vensters en een cordonlijst tussen de twee bouwlagen. De hoeken van de gevel zijn op de begane grond versierd met gepleisterd blokwerk en op de verdieping met eenvoudige vlakke gepleisterde pilasters. De grote centrale dakkapel wordt geflankeerd door klauwstukken en obelisken en bekroond door een gebroken fronton met roosvenster in het tympaan.
Home
Grotestraat 114 v/h apotheek Lamberts Grotestraat 114 is een pand met verdieping onder afgeknot schilddak. De onderbouw is geheel vernieuwd; de bovenbouw is gepleisterd en wordt afgesloten met een uitkragende goot op consoles. De achtergevel, van oudere datum, heeft een houten topgevel bekleding met windveer. In de gevel een gedecoreerd venster met roedenverdeling en een dubbele deur met roedenverdeling. Op de begane grond Empire vensters met zandstenen onderdorpels. In 2010 werd aan de achterzijde een nieuw deel toegevoegd dat los staat van het oorspronkelijke pand. In het pand is tegenwoordig gevestigd Kamp lederwaren. Voordien was hier apotheek Lamberts. Deze apotheek was hier in elk geval sinds 1874 gevestigd. Ooit was het een stadsboerderijtje. Delen van het gebouw zijn in casco nog terug te voeren naar de achttiende eeuw. Zo was bij latere verbouwingen het voorgebouw over de historische delen heen gebouwd en zat nog een groot deel van de constructie verborgen achter de muren en vloeren van het in de negentiende eeuw herbouwde voorhuis aan de Grotestraat. Aan de achterzijde is het bouwwerk nog wel grotendeels intact. Het heeft nog de oude behakte eiken balken, in tegenstelling tot de keurig gezaagde eiken balken waarmee het voor-
huis is opgebouwd. De kenmerkende houten puntgevel, de gebinten en eiken vloerdelen, het raamwerk met de karakteristieke ruitjes, de maatvoering maar ook het metselwerk met de vertandingen in de achtergevel van de aanbouw zijn alle nog authentiek.
Home
Hofkampstraat 49 voormalig Waterschapshuis Het Waterschap de Regge vestigde zich in 1884 in het oude gemeentehuis van Ambt Almelo op de westelijke hoek van de Holtjesstraat/Grotestraat. In 1896 verhuisde men naar het pand Grotestraat 126. In 1930 werd een nieuw kantoorpand in gebruik genomen aan de Hofkampstraat. Het ontwerp voor dit pand werd gemaakt door de architect H.F. Mertens (1885-1960). In 1905 begon Mertens met de studie Bouwkunde aan de Technische Hoogeschool in Delft, die hij in 1910 afrondde. Na werkzaam te zijn geweest bij o.a. de gemeente Arnhem en de Nationale Bankvereeniging, vestigde hij zich in 1922 als zelfstandig architect in Bilthoven. In 1928 kreeg Mertens de opdracht voor het maken van een ontwerp van een Waterschapshuis in Almelo. De bouw van het nieuwe kantoor werd uitgevoerd door het aannemersbedrijf H.J. Kieboom uit Delden voor een bedrag van een bedrag van 54.300 gulden. Het kantoorpand kreeg enkele voor die tijd moderne voorzieningen, waaronder een telefooncentrale en een centrale verwarming. In 1930 werd het gebouw door de aannemer opgeleverd. Op verzoek van het Waterschap werd door de gemeente Almelo de Reggestraat aangelegd tussen de Hofkampstraat en de Bornsestraat.
Het is een pand met een samengestelde bouwmassa van verschillende bouwhoogten op een rechthoekige plattegrond en afgedekt met pannen zadeldak. Aan het gebouw een lage dwarsvleugel met entreepartij. De lange vleugel heeft op de begane grond een serie identieke vensters onder doorlopend dakschild dat in de eindgevels overgaat in zadel- en lessenaarsdak. In de zaal, links van de hoge, dwarsgeplaatste schoorsteen fraaie glas-inIood vensters. De overige vensters zijn vervangen door in aluminium gevat isolatieglas. Bij het kantoor hoort een dienstwoning bestaande uit een bouwlaag met een asymmetrische steile kap die in 1930 werd gebouwd. In de zijgevel is op de overgang in het dak een halfvrijstaande schoorsteen geplaatst, waaromheen vensters en dakkapel zijn gegroepeerd. De daklijn van het dakoverstek strookt met de goothoogte van de lage kappen van het kantoorgebouw, waardoor de twee gebouwen compositorisch aan elkaar verbonden zijn. Ook in materiaalgebruik en detaillering komt dit huis met het kantoor overeen. Het ensemble van kantoor en woning vormt een redelijk gaaf voorbeeld van de interbellum architectuur in de trant van de ‘Haagse School’. Het gebouw was tot augustus 1969 bij het Waterschap in gebruik.
Home
Hofkampstraat 52 t/m 98 voormalig St. Elisabeth ziekenhuis Het voormalig rooms-katholiek ziekenhuis, "St. Elisabeth" met ziekenhuiskapel en rusthuis ‘Canisius’ werd gebouwd in de jaren 1926-1928 in een sobere traditionalistische baksteenarchitectuur. Het ontwerp was van de architect Jan Stuyt. De financiële bodem werd gelegd door de fabrikant F. ten Bos die hiervoor in 1925 het voor die tijd enorme bedrag van ƒ 38.000,- schonk. Het ziekenhuisbestuur had een geschikt bouwterrein gevonden aan de verlengde Hofkampstraat. Aangekocht werd een weiland van een hectare van Huize Almelo, dat vlak achter de fabriek van Ten Bos was gelegen. Ook Frans Jozef ten Bos en zijn echtgenote G.A.M. ten Bos - Melchers, bewoners van het landgoed Het Paradijs, schonken grond voor de ziekenhuisbouw. Aan de architect Jan Stuyt werd verzocht een eerste schetsontwerp voor het nieuwe ziekenhuis te maken. Jan Stuyt ontwierp eerder het St. Elisabeth Ziekenhuis in Alkmaar en de Boerhavekliniek in Amsterdam. In 1926 werd het definitieve ontwerp goedgekeurd, waarbij ook voorzien was in de bouw van een aangrenzend ‘Tehuis voor Ouden van Dagen’. Hier zou aan 30 personen onderdak kunnen worden verleend. Na een bouwtijd van ruim anderhalf jaar kon in
1928 het nieuwe moderne R.K. ziekenhuis St. Elisabeth in gebruik worden genomen, aanvankelijk geschikt voor de opname van 70 patiënten en met een eigen operatiekamer. Tijdens de bouw werd het toezicht uitgevoerd door de Almelose architect Th. J. van Elsberg. In 1934 volgde er een uitbreiding van het ziekenhuis met een polikliniek, waarvoor architect Van Elsberg geheel zelfstandig het ontwerp maakte. Een jaar later kon het ziekenhuis ook beginnen met een eigen opleiding voor verpleegster. Na de Tweede Wereldoorlog volgden nog enkele uitbreidingen, waaronder een nieuwe, grotere, kapel. Hiervoor maakte architect J. Sluymer het ontwerp. De drie oorspronkelijk vrijstaande gebouwen zijn door de na-oorlogse uitbreidingen in dezelfde stijl aan de achterzijde samengevoegd tot één groot bouwvolume. In de voorgevel aan de Hofkampstraat zijn de afzonderlijke gebouwen nog goed te herkennen. Links van de centrale ziekenhuiskapel met lage zijkapelletjes staat het ziekenhuis en rechts het rusthuis. Het ziekenhuis is verbouwd tot wooneenheden, de kapel en het rusthuis bieden nu onderdak aan de muziekschool.
Home
Kerkhofsweg Joodse begraafplaats De Joodse begraafplaats aan de Kerkhofsweg in Almelo werd omstreeks 1740 opgericht en was tot in 1846 in gebruik. De begraafplaats heeft een oppervlakte van 710m². Totaal zijn er 14 zerken zichtbaar waarvan de oudste dateert van 17 juni 1781. Nadat het oude kerkhof was gesloten werd het nog vele jaren goed onderhouden. Een eeuw lang. Dat is Joodse traditie, evenals het feit dat oude begraafplaatsen niet mogen worden geruimd. Het oude kerkhof laat zien dat er al voor 1700 Joden in Almelo woonden, waarvan velen een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de latere welvaart van de stad en de streek. De begraafplaats is daarom nauw met de geschiedenis van de stad verbonden.
Hieronder een overzicht van de zerken waarvoor de heer Fuldauer het onderzoek verrichtte. Bendien-Sjoesjan Chajjiem Jacobsen-Sander Jitschak de Jong-Sjelomo Josef Jozla Jozla van Leeuwen-? Lezer Meijer Sjelomo Zalman Zalman-Jozpa
Sjeine Mirjam Alkelas Sprints Hendele Zelig Josef Gitele Sjeinche Eliëzer Abraham Meijer Sjelomo Sprints
15 mei 1831 1 dec 1834 10 april 1838 21 jan 1799 19 nov 1834 10 sept 1838 17 juni 1781 17 sept 1832 19 feb 1839 28 april 1810 29 mei 1826 11 feb 1803 27 jan 1826 8 feb 1803
Home
bouwvalligheid herbouwd werd. Van de uit die tijd stammende flamboyante ramen is alleen van de middelste de zandstenen tracering gespaard beleven na een modernisering in 1835. Het dichtgemetselde raam kon worden gehandhaafd omdat aan de binnenzijde in 1772 een graftombe werd geplaatst. Onder het raam bevindt zich een hagioscoop. In 1738 werden kerk en toren, uitgezonderd het oude koor, gesloopt en een nieuwe kerk gebouwd. De torenspits stamt uit 1777. Hij kreeg deze vorm, de ‘Welsche Haube’, op verzoek van de echtgenote van de Heer van Almelo als herinnering aan haar geboortestreek in het Frankenland. Boven de zij-ingangen van de kerk bevinden zich familiewapens van het geslacht van Rechteren. Boven de hoofdingang een tekst die herinnert aan de nieuwbouw van de kerk die werd mogelijk gemaakt door Adolph Hendrik van Rechteren en zijn zoon Adolph Philip Zeger van Rechteren.
Kerkplein 17 Grote Kerk De Grote Kerk is in 1236 ontstaan als burchtkapel van de Heren van Almelo en wordt vanaf 1296 een zelfstandige parochiekerk, gewijd aan de heiligen Georgius en Mauritius. Het oudste nog aanwezige deel van het gebouw is het in laatgotische stijl gebouwde koor uit 1493 toen het geheel wegens
In 1835, 1872/1875 werden in het noorder- en zuiderdwarsschip galerijen aangebracht. Ook werden de oude gotische ramen in het koor vervangen door gietijzeren vensterharnassen in Waterstaatsstijl Tijdens de restauratie in 1955/1957 werden de
Volgende
Home Vorige
galerijen weer verwijderd, de koperen lampen vervangen door kroonluchters van Venetiaans glas en het koor werd ingericht als avondmaalsruimte met nieuwe tafels en banken. In het schip waren de stoelen en de banken nieuw, zelfs de vloer. Onder architectuur van K.L. Symons Dzn. en R.D. Schriere te A'dam werden de gietijzeren vensterharnassen vervangen door houten, werden de plafonds en kappen hersteld en nieuwe leien op het koordak aangebracht. In de jaren 1966 tot 1970 werd de toren gerestaureerd. Hierbij zijn kapotte bakstenen en stukken zandsteen alsmede verotte houten onderdelen vervangen. Bij de restauratie in 1984 o.l.v. architect Wijma te Velp is het interieur vernieuwd. In 2000 zijn alle zandstenen lisenen en plinten voorzien van roestvrijstalen ankers. De fraaie orgelkast is het enige dat rest van het door A.A. Hinsz gebouwde orgel uit 1754. In 1873 werd het binnenwerk volledig vervangen door een nieuw orgel van Richard Ibach uit Barmen (Duitsland). Op 22 december 1873 werd dit instrument in gebruik genomen. Gerrit van Leeuwen restaureerde het orgel in 1934. In 1954 werd het binnenwerk van het orgel, dat in slechte staat verkeerde, verwijderd. De fa. Van Leeuwen bouwde een nieuw binnenwerk, waarbij met de oorspronkelijke dispositie werd rekening gehouden. Het orgel is in 1963 voltooid. In 1990 volgde een nieuwe
restauratie. In het koor van de kerk werd in 1772 ter nagedachtenis aan Adolph Hendrik graaf van Rechteren en zijn vrouw, Sophia Juliana zu Castell Rüdenhausen, een marmeren graftombe geplaatst. Hij werd ontworpen door Jacobus Lughari in 1768. Links en rechts zijn de wapenschilden van de kwartieren van het echtpaar aangebracht. De eikenhouten Gravenbank stond oorspronkelijk links op het koor, tegenover de kansel. Na de restauratie in 1957 werd hij verplaatst naar de NWwand. Onder het koor bevindt zich een crypte waar tot 1830 leden van de grafelijke familie na hun overlijden werden bijgezet.
Home
Korte Prinsenstraat 2 Rectorshuis Het Rectorshuis met het daarachter gelegen Latijnse school gedeelte werd in 1986 in gebruik genomen door het Museum voor Heemkunde. Het is oorspronkelijk een woonhuis van begane grond met schilddak. De ingangspartij bezit een bovenlicht en omlijsting. Rechts hiervan twee, links vier achtruits Empire-ramen. Aan de zijgevel werd later een serre toegevoegd. Achter de voormalige rectorswoning bevindt zich een zaalruimte van 60 m2, die vroeger dienst heeft gedaan als schoolruimte. Het gebouw heeft een lange geschiedenis. In 1634 werd het pand gebouwd als woonhuis voor de richter van Almelo. Nadien werd er de Franse school in ondergebracht, die vanaf 1783 verder ging als Latijnse school. Het pand blijft tot 1826 eigendom van Huize Almelo. In dat jaar wordt het door de gemeente Almelo aangekocht. De Latijnse school, tot dit jaar het voornaamste onderwijsinstituut in Almelo, wordt in 1874 verplaatst van de Bartelshoek naar de Hofstraat, waar het wordt omgezet in de Gemeentelijke Hogere Burger School met vierjarige cursus. In 1884 worden de opstallen van de voormalige Latijnse school en het rectorshuis gekocht door Bernardus Vixseboxse die er een aannemersbedrijf en architectenbureau vestigde. Zijn zoon Marinus zou later het bureau voortzetten. Nadat het
architectenbureau het pand verlaat wordt het in gebruik genomen als opslagruimte voor de nabij gelegen groothandel van Otto Simon. Daarna staat het geruime tijd leeg waardoor het sterk in verval raakt. In 1985 wordt het pand gerestaureerd. Gelukkig waren er nog veel zaken te achterhalen, zoals de fraai geschilderde plafondfiguratie in één van de museumkamers van het oudste deel van het huis. Ook de detailleringen van kozijnen, beleg en houten paneeldeuren waren goed bewaard gebleven en konden gerestaureerd of natuurgetrouw nieuw bijgemaakt worden. In 1987 kon het nieuwe museum zijn deuren openen.
Home
Krommendijk 3 Van der Aa’s hoes Het Van der Aa’s huis in de Krommendijk is een pand met een eeuwenoude geschiedenis. We komen het huis het eerst tegen onder de naam erve Krummendyke. De boerderij wordt reeds genoemd in 1492 en werd toen bewoond door Lambert ten Krummendycke en zijn vrouw Jutte. Op het erve Krommendijk rustte van oudsher de verplichting tot de verre en kleine boerdienst aan Huize Almelo, van de grote loopdienst en het brengen van twee vrachten turf jaarlijks op het huis. In het begin van de achttiende eeuw is er sprake van het bleken van linnen door Jenneken Krommendijk voor linnenhandelaren uit de stad en Huize Almelo. Zij was tevens de laatste van haar geslacht in de Krommendijk. De blekersactiviteiten werden vanaf 1718 voortgezet door Henricus van de Aa. Hij was in 1704 gehuwd met Susanne Janszen van de Striepe. In 1761 huwde een op het erve woonachtige Gerrit van der Aa met de dochter van het iets verderop aan de overzijde van de weg gelegen erve Kremer, Joanna Cremer. Zij voegden de blekerijen van Kremer en Van der Aa samen en vernieuwden in 1790 het oude huis, want de gevelsteen met ‘Renovatum 1790’ draagt hun initialen: ‘GvdA.JHK’. Het Van der Aa’s huis beleefde daarna een bloeipe-
riode. Het grondbezit van de Van der Aa’s breidde zich voortdurend uit en zou op een gegeven moment rond tachtig hectare cultuurgrond omvatten, met verschillende kleine boerderijen. Gerrit en Joanna kregen elf kinderen. Van hen trouwde Hermannus (geb.1771) in 1797 met de Almelose winkeliersdochter Maria Catharina Becking. Hermannus van der Aa en Maria Becking bewoonden later het huis. Hij was lid van de gemeenteraad van Ambt Almelo en stierf 77 jaar oud op 18 juli 1848. Hun huwelijk bleef kinderloos, waarna het huis in handen kwam van de familie Becking. Het van der Aa’s huis aan de Krommendijk is een fors, vrijliggend pand waarvan het achtergedeelte gedekt wordt door twee evenwijdige zadeldaken. Het woongedeelte met verdieping en gedekt door twee dwarse schilddaken met hoekschoorstenen, dateert uit 1840. Aan de overzijde van de weg staat een koetshuis onder schilddak waarvan de muren door lisenen geleed zijn. Het smeedijzeren toegangshek naast het huis heeft 18e eeuwse natuurstenen hekpijlers met geprofileerde dekstukken.
Marktstraat 4 t/m 10
Home
pakhuis De eerste stoommachine in Twenthe werd in 1830 geplaatst en in gebruik genomen door de fa. Hofkes en Co. in haar spinnerij aan de Marktstraat in Almelo. Het was de eerste door stoom aangedreven katoenspinnerij, met 10.000 spillen. Het nog bestaande gebouw aan de Marktstraat is het oorspronkelijke garenmagazijn van Hofkes. In 1846 laat Hofkes uit Engeland ‘mecanique weefgetouwen’ overkomen. In het najaar werkte het bedrijf met behulp van bekwame Engelse instructeurs met een viertal van deze machines. Het waren de eerste stoomweefgetouwen in Twenthe. Toen werkten er bij deze firma ongeveer 275 mensen in de spinnerij. Waarschijnlijk vanwege de moderne opzet en de sterke groei ging het bedrijf in 1855 reeds failliet. In 1857 werd de zaak geliquideerd, waarna de N.V. Enschedese katoenspinnerij het bedrijf overnam. Toch is er later opnieuw sprke van een spinnerij van Hofkes. In 1882 wordt deze geheel door brand
verwoest. De brand ontstond door een vlok katoen aan de lampen bij het ontsteken van het gaslicht. De fabriek werd gebouwd in 1829 en was de oudste alhier, zij werd niet herbouwd. Thans is het pand bestemd voor winkel- en woondoeleinden. Het pakhuis op rechthoekige grondslag heeft vier verdiepingen en wordt gedekt met een pannen zadeldak. De onderbouw is uitgevoerd in pleister met schijnvoegen en heeft gekoppelde rondboogvensters. Op de verdiepingen vensters met getoogde bovendorpel die aan weerszijden worden geflankeerd door ronde vensters.
Home
Marktstraat 7 voormalig Huis van Bewaring Aan de Markstraat bevindt zich het voormalige Huis van Bewaring. Hierbij horen oorspronkelijk ook de vroegere directeurswoning (nu fietsenstalling/ woning) en de dienstwoningen voor huismeester en bewaarders (nu hotelkamers). Het complex werd in 1926 in gebruik genomen en werd gebouwd onder supervisie van de Rijksbouwmeester bij de Rijksgebouwendienst, ir. G.C. Bremer. (bouwkundig ingenieur Delft, 1904, Rijksbouwmeester 1924-1945). Andere gebouwen van de dienst uit de periode van deze architect zijn het postkantoor aan de Coolsingel in Rotterdam, het stationspostgebouw en het nu gesloopte gebouw voor de Hoge Raad aan het Plein, beide in Den Haag. Voor het ontwerp in Almelo was vermoedelijk J.G. Robbers, medewerker van het bureau, verantwoordelijk. Belangrijkste kenmerk van de architectuur van het Huis van Bewaring is zijn enorme soliditeit. De indruk van sterkte wordt deels verkregen door het gesloten karakter, deels door gedrukte verhoudingen en een geraffineerd materiaalgebruik, waarvan de grof gebouchardeerde natuursteen een goed voorbeeld is. Het effect van deze bewerking is voor het karakter van architectuur zeer bepalend. De bouwmeester heeft zich hier duidelijk laten inspireren door de architectuur van de late renaissance (midden 16e eeuw), die enkele jaren te voren was herontdekt en die on-
der de term 'maniërisme' een plaats in de geschiedenis van de bouwkunst kreeg. Het Huis van Bewaring heeft een hoog frontgebouw in de Marktstraat, waarin op de begane grond de entree en enkele dienstruimten zijn ondergebracht. Op de verdieping een hoge (voormalige) kerkzaal met glas-in-lood vensters, waarboven een tweede etage met kleine vensters. Achter dit frontgebouw bevindt zich het cellencomplex, dat met twee vleugels is uitgevoerd, die elkaar in de as van de hoofdentree ontmoeten. Eén vleugel is evenwijdig aan de Marktstraat achter genoemde dienstwoningen gelegen, heeft enkelzijdig drie lagen met een galerij-ontsluiting. De andere vleugel sluit daarop met een stompe hoek aan, heeft twee lagen cellen met een galerij en een derde met een zij-corridor. In de oksel zijn ruimten voor bewaarders ingericht, terwijl de armen aan de buitenzijde twee kanten van een ruime luchtplaats omsluiten. De andere twee kanten van deze plaats worden door hoge muren afgesloten, waarvan er een grenst aan het gebouw van de rechtbank. Buiten het eenvoudige hoofdvolume van het gebouw
Volgende
Home Vorige
In het interieur is de soliditeit niet minder. De kozijnen in het frontgebouw zijn van beton, met aan de binnenzijde gezoet hardstenen onderdorpels en vensterbanken. Alle deurkozijnen, de traceringen van bovenlichten en het plaatwerk waarmee de celdeuren zijn beslagen, zijn uitgevoerd in staal. De bovenlichten zijn bezet met kleine rechthoekige glazen bouwstenen, die ook in de gevelvensters terugkeren. Vloeren en wanden in gangen en galerijen zijn betegeld. De vloeren zijn uitgevoerd in gewapend beton, waaraan bij de galerijen nokken zijn gegoten voor de bevestiging van de licht gedecoreerde ijzeren balustrades. De muren tussen de cellen zijn uitgevoerd als spouwmuren. De trappen in het cellenblok zijn gemaakt in staal, die in het frontgebouw zijn opgebouwd uit granieten treden. Door de ontsluiting van de cellenvleugels met een zij-corridor zijn de verkeersruimten goed verlicht.
steken de werkplaatsen bij de ene vleugel en een uitbreiding aan de zijde van de Marktstraat, die de cellenvleugel daar verbindt met de voormalige dienstwoningen. Aan deze uitbreiding werd een luchtplaats opgeofferd. De gevels zijn uitgevoerd in baksteen, aangevuld met hardsteen. Hardstenen banden geleden de gevels van het kubische frontgebouw, terwijl het materiaal terugkeert in de onderdorpels van de celramen, in dekplaten van terreinscheidingen en als accenten op de hoeken van verschillende gevelvlakken. De hardsteen is op de buiten de muur stekende voegvlakken gefrijnd, maar op de vertikale (zicht) vlakken grof gebouchardeerd. De dakranden zijn vermoedelijk uitgevoerd in terra cotta en samengesteld uit plastisch gevormde stukken, die nu zilvergrijs zijn geschilderd. Ook bij de keuze van deze krachtige afsluitende lijst moet het streven naar zware verhoudingen een rol hebben gespeeld.
Zo gezien is in elk geval het frontgebouw een 'Dorisch' gebouw, dat verwijst naar de in de renaissance voor gevangenissen en civiele werken gebruikelijke Dorische orde. Het complex is van een volstrekt unieke architectuur, waarin de soliditeit van de Delftse School samengaat met het decoratief talent van de Amsterdamse. De dienst- en directeurswoningen introduceren aan De Waag de schaal van de Marktstraat, terwijl het frontgebouw van het Huis van Bewaring midden in die straat een belangrijk accent aanbrengt. Tegenwoordig is in het hoofdgebouw en de dienstwoningen aan de Marktstraat een hotel gevestigd. Een prachtig voorbeeld van hergebruik van oude monumentale panden.
Home
Hij kocht daarop aan de Nieuwstraat een perceel grond van 800 m2.
Nieuwstraat 71 Korenmolen De Hoop De molen aan de Nieuwstraat is van oorsprong een herbouw uit 1869 van de ‘Stadsmolen’ die in 1798 gebouwd was in de bocht van de Oranjestraat en Ootmarsumsestraat. Deze molen werd destijds door de burgerij van Almelo gebouwd om van de verplichting af te komen van de grafelijke molen op de Hofkamp gebruik te maken. Het molenboek over de jaren 1798 – 1810 bevindt zich in het archief van de gemeente Almelo. De molen werd steeds weer voor een periode van zes jaren verpacht, terwijl het onderhoud voor rekening van de gemeente was. In 1852 besloot het gemeentebestuur de molen te verkopen nadat het lopende pachtcontract moest worden ontbonden wegens wanbetaling. De molen werd hierop tijdens een openbare verkoop verkocht aan Albert van Buuren uit Wierden. Nadat echter zowel hij als zijn opvolger er niet in slaagden te voldoen aan hun hypothecaire verplichtingen, werd de molen in 1869 voor de sloop verkocht aan Johan Henrich Steffens, met de verplichting het gehele perceel waarop de molen zich bevond te ontruimen.
Een jaar later werd de molen verplaatst naar de Nieuwstraat, die toen nog Zoetensteeg heette en grotendeels onbebouwd was, waardoor er voor een molen een goede biotoop aanwezig was. In 1886 kreeg de molen een stoommachine van 8 pk om voor aandrijving te zorgen. In 1905 werd de molen verkocht aan Jeene Langevoort. In 1910 brandde de molen geheel af na een ongeluk met een petroleumlamp. Omdat de stenen onderbouw nog goed bruikbaar bleek, werd hierop een uit Makkum in Friesland afkomstige andere molenromp van de gesloopte papiermolen ‘Het Springend Hart’ gezet. In 1910 kreeg de molen een gasmotor. Doordat Langevoort inmiddels op leeftijd was gekomen, verkocht hij de molen in 1914 aan Willem Leemans uit Vriezenveen. Deze gaf de molen haar huidige naam ‘De Hoop’. Nadat hij in 1936 aan de gevolgen van een longontsteking overleed werd de uit Elburg afkomstige heer Willem van Loo de nieuwe eigenaar. In 1951 zouden de wieken voor de laatste maal de molensteen aandrijven, en werd uitsluitend nog met elektrische aandrijving gemalen. Inmiddels was J. Deterink eigenaar van de molen geworden. In 1978 werd ook het elektrische maalbedrijf gestaakt. De jaren hierna werd de molen uitsluitend gebruikt als opslagplaats. B. van Diermen was de laatse particuliere eigenaar. Hij droeg de molen uiteindelijk in 1989 over aan de gemeente Almelo. Hierna werd begonnen met het ontwikkelen van plannen voor een ingrijpende restauratie die uiteindelijk in 1995 werd afgerond. Tegenwoordig is het beheer van de molen in handen van een stichting. Op De Hoop in Almelo is het mogelijk een opleiding tot vrijwillig molenaar te volgen.
Home
Ootmarsumsestraat 78 voormalig gemeentehuis Ambt Almelo In 1881 bouwde Ambt Almelo een nieuw gemeentehuis aan de Ootmarsumsestraat. Hiervoor werd een perceel grond aangekocht van Huize Almelo. Op de bovenverdieping van het pand kwam na het vertrek van burgemeester Kloppenburg, die naast het gemeentehuis woonde, de ambtswoning voor de nieuwe burgemeester P. van Doorn. De architect was B. Vixseboxse Bzn. Van hem is een groot aantal ontwerpen in Almelo bekend, o.a. het gebouw van de sociëteit aan de Grotestraat uit 1894. In het begin van de twintigste eeuw onstond er discussie over de vereniging van de gemeenten Stad en Ambt Almelo. Het voorstel dat de bankier A. Ledeboer, gemeenteraadslid van Ambt Almelo, al op 31 maart 1911 deed om beide gemeenten te verenigen, werd op 31 december 1913 aangenomen in de nieuwe raad van ‘Groot’ Almelo. Tot de vereniging van de beide gemeenten op 1 januari 1914 bleef het gemeentehuis als zodanig in gebruik en vergaderde hier ook de gemeenteraad van Ambt Almelo. De laatste gemeenteraadsvergadering vond plaats op 24 december 1913. Maar hoewel het bestuur van de nieuwe gemeente Alme-
lo hierna in het bestaande pand aan de Wierdensestraat bleef gevestigd, werd ook het oude gemeentehuis aan de Ootmarsumsestraat nog gedeeltelijk gebruikt. De voormalige raadzaal werd tot 1939 de trouwzaal voor de gehele gemeente Almelo. Nadat burgemeester P. van Doorn een nieuwe benoeming in Zwijndrecht had aanvaard, werd de bovenverdieping vanaf 1914 bewoond door de beide dames Tutertien. Na hen kende het pand nog diverse andere bewoners en gebruikers. Gedurende de oorlogsjaren was er het bureau voor werklozenzorg. Vanaf 1952 was in het pand de Muziekschool voor Almelo en Omstreken ondergebracht. Na het vertrek van de muziekschool kwam in het gebouw een ontmoetingscentrum voor vrouwen. In 2009 werd het pand verbouwd tot vier wooneenheden. Het pand heeft twee bouwlagen en is vanuit een rechthoekige plattegrond in baksteen opgetrokken onder afgeknot schilddak, met aan de achterzijde een bouwdeel van één laag. .
Home
Ootmarsumsestraat 87 villa Ten Bos De villa Ootmarsumsestraat 87 werd in 1906 ontworpen in Art-Nouveau stijl door de architect G.B. Broekema uit Kampen in opdracht van de textielfabrikant Johannes Lucas ten Bos. In oktober 1907 was de bouw van het nieuwe huis aan de Ootmarsumsestraat klaar en kon het in gebruik worden genomen. De villa is een pand met verdieping onder samengesteld dak. In de voorgevel aan de rechterzijde bevindt zich een hoektoren met zinken dakkapelletjes en een met lood beklede versiering ter afdekking. Op de begane grond van het torentje is een venster met gebogen stijlen, kalf en roeden in de bovenlichten en afgedekt met een rondboog in hardsteen. Tussen de vensters op de verdiepingen bevinden tegeltableaus. De bovensten torengeleding is aan vier zijden voorzien van drielichtvensters onder een ronde boog met hardstenen aanzetstukken. In het midden van de gevel een entree-
partij onder door een segmentboog gedragen inpandig balkon, dat men ook wel loggia noemt. De loggia op de verdieping heeft gesneden houten kolommen die het dakoverstek dragen. Links hiervan een dubbel gebogen rondboogvenster onder korfboog. Op de hoek een verdiepingloze uitbouw met erker en balkon. De linker zijgevel bevat een licht vooruitspringend deel. Veel details zijn vervaardigd van hardsteen en rode en witte verblendsteen. Het interieur is rijk betimmerd met vertrekken uit verschillende stijlperioden. De salon is betimmerd met een hoge lambrisering in donker eiken, waarin ombouwde radiatoren, vaste kasten en een met
Volgende
Home Vorige
natuursteen beklede open haard zijn opgenomen. Hierboven een strook behang van imitatie goudleer. Het plafond is uitgevoerd als cassettenplafond in Hollandse renaissancestijl. Aan de straatzijde is een erker in de salon geopend via een kolomstelling van houten Dorische kolommen. De hal heeft een lambrisering van licht eiken in de stijl van de Hollandse renaissance. Daarboven zijn de wanden voorzien van op stuc geschilderde friezen met florale motieven in Art-Nouveau stijl. Ook de plafonds zijn beschilderd met florale motieven. De vloer is van wit marmer. De trappen zijn uitgevoerd in fijn gesneden licht eiken. Sporen van de eerste bewoners van het huis zijn terug te vinden in de glas-in-lood ramen die de trapopgang sieren. De onderste ramen laten de afbeeldingen zien van de kinderen van Ten Bos en in de middelste van de bovenste ramen zien we een spinnewiel. Waarschijnlijk in een latere verbouwing zijn in de hal toegevoegd een rijk bewerkt tochtportaal in hardhout met glas-in-lood in de stijl
van de late Amsterdamse School uit de tweede helft jaren twintig, alsmede een dito portaal onder het trapbordes, dienende als garderobe en toilet. Deze zijde is voorzien van identiek hardhout en glas-in-lood, terwijl de wanden zijn bezet met groene geglazuurde keramische tegels. De wanden van de voorkamer waren voorzien van een bespanning van damast in jacquard weefsel, waarvan het eenvoudig geprofileerde lijstwerk bewaard is gebleven. Dit is gesteld boven een lage lambrisering. De betimmeringen en die van de deuren en de schuifdeuren met kastenpartij, alsmede die van de zithoek zijn gedeeltelijk uitgevoerd in hardhout, gedeeltelijk in als hardhout geschilderd inlands hout. In een nis is in deze kamer achter een toog een zitje naast de open haard gecreëerd. Naast de geheel betimmerde haardpartij, die is voorzien van een lijst van Delfts blauwe tegels en van een geslepen spiegel, zijn aan weerszijden Art-Nouveau vensters van glas-in-lood geplaatst, die elkaars spiegelbeeld zijn en die met de haard een symmetrische compositie vormen. Het plafond in deze voorkamer is gestuct en voorzien van eenvoudige profilering. Sporen van de eerste bewoners van het huis zijn terug te vinden in de glas-in-lood ramen die de trapopgang sieren. De onderste ramen laten de afbeeldingen zien van de kinderen van Ten Bos en in de middelste van de bovenste ramen zien we een spinnewiel. De achterkamer heeft een betimmerde lambrisering, waarin opgenomen een natuurstenen schoorsteen met kolomstelling. Het plafond is beschilderd met sjabloonwerk en vrije florale motieven. Van deze kamer is door middel van een getimmerde toog op samengestelde kolommen een serre afgescheiden. Rond de dienstingang bevinden zich een gesneden geschilderd houten portaal met geëtst glas en een vloer van granito.
Pastoor Ossestraat 2
Home
St. Stephanuskerk bouw van een kerkje worden begonnen. Het eerste kerkgebouw werd in 1834 met een subsidie van Rijkswaterstaat verbouwd tot Waterstaatskerk. In 1919 werd de huidige kerk ontworpen door architect Alexander Jacobus Kropholler in de bouwstijl van de Delftse School met gotische invloed. Kropholler volgde van 1892-1896 een opleiding als timmerman aan de Eerste Ambachtschool. Hierna was hij werkzaam bij de architect J. Beirer, waar hij als autodidact zich het vak van architect aanleerde. Hij werd een aanhanger van het traditionalisme. Vanaf 1908 begon hij zich te interesseren voor kerkenbouw. In publicaties pleitte hij voor het vasthouden aan traditionele bouwwijzen in moderne architectuur. Vanaf 1913 ontwierp hij een groot aantal katholieke kerken, in veel gevallen met bijbehorende gebouwen. Geïnspireerd door Berlage en binnenlandse architectuur ontwikkelde hij een stijl waarbij enerzijds eenvoud en baksteen centraal stonden en anderzijds steunberen en trapgevels extra groot werden uitgevoerd. Deze bouwstijl werd grotendeels overgenomen door de Delftse School, een groep vooral katholieke architecten onder leiding van M.J. Granpré Molière. Hoewel Kropholler nooit toetrad tot deze beweging, wordt zijn werk uit het Interbellum wel gerekend tot de Delftse School.
Bornerbroek is van oudsher overwegend katholiek. Aanvankelijk behoorde Borne tot de parochie Delden, maar werd daarvan in het begin van de elfde eeuw afgescheiden. Men stichtte een eigen parochie met als patroon de H. Stephanus die ook door de bewoners van de buurtschap Bornerbroek werd bezocht, hoewel ook veel Bornerbroekers op Delden georiënteerd bleven. Gedurende de Reformatie, toen de kerkgebouwen te Borne en Delden waren overgegaan in protestantse handen, werd er gekerkt op het erve ’t Wierke en later, vanaf ongeveer 1790, ook op het erve Bolscher. Ook vanuit Almelo namen katholieken deel aan de hier gehouden kerkdiensten. In 1803 is het eindelijk zover en kan er met de
Het westelijke deel van de kerk is om de oorspronkelijke waterstaatskerk gebouwd. De mansardekap van de waterstaatskerk bevindt zich nog onder het zadeldak. De kerk is later aan de oostzijde uitgebreid tot het huidige bouwvolume. Het interieur van de kerk is gaaf, de ramen zijn in 1992 gerestaureerd. Van wie de muurschilderingen op de oostwand van de kerk zijn is onbekend. Er spreekt duidelijk invloed van J. Toorop uit de etherische figuren. Afgebeeld zijn bebaarde mannen met halo's die de harp bespelen of een offergave aanbieden aan het Lam Gods in het midden.
Volgende
Home Vorige
De kerk is westelijk van het koor over drie traveeën verbreed met zijbeuken en opgetrokken in rode baksteen, met links in de voorgevel, een vierkante toren met spits. Het zadeldak van de kerk en de torenspits zijn gedekt met leien. De gevels zijn in het westelijke deel zijn opgetrokken boven een gepleisterde plint en zijn onder meer geleed door kleine gedrukte spitsboogvensters met gemetselde en zandstenen waterdorpels. In de toren zijn in alle gevels kleine vensters geplaatst en spitsboogvensters met galmborden. In de voorgevel bevindt zich de ingang van de kerk die bestaat uit een een getoogde dubbele houten deur met betonnen schampstenen onder een zandstenen latei met kruis, binnen een spitsboognis. Aan weerszijden kleine vensters erboven een drielicht. Het westelijke deel van de zijgevels is geleed door steunberen met luchtbogen waartussen spitsboogvensters met glas-in-lood. Rechts daarvan bevinden zich de iets lagere, drie traveeën brede zijbeuken onder een plat dak met een opengewerkte dakrand. De luchtbogen steken er doorheen. De zijbeuken worden geleed door twee aaneengeschakelde vensters per travee en een toegangsdeur met gehengen onder een strek. De gevel van het schip erboven door negen bovenlichten. Links tegen de noordelijke zijgevel is een kapel gebouwd op een rechthoekige plattegrond onder
een zadeldak met antracietgrijze Hollandse pannen. In de eindgevels van de kapel zijn deuren onder spitsbogen en kleine vensters onder strekken. In de langsgevel onder een fries van siermetselwerk vier vensters met glas-in-lood onder strekken. De oostzijde van de kerk wordt door een vijfzijdige absis beëindigd onder een tuitgevel bekroond door een zandstenen kruis. Aan beide zijden van de absis is een spitsboogvenster geplaatst. Rond de absis bevinden zich onder platte daken aanbouwen van één bouwlaag. De wanden in de kerk zijn in gele en rode baksteen opgetrokken. Het interieur wordt overspannen door een houten spitsbooggewelf en de scheiding tussen schip en zijbeuken vindt plaats door spitsbogen. Boven de ingang is een balkon op drie spitsbogen gemetseld met een gemetselde balustrade. In de beschilderde oostwand van de kerk sluit de absis aan op een opening onder een spitsboog. De spitsbogen in het interieur neigen naar de vorm van een parabool. Verder zijn onder meer de tegelvloer, de schilderingen op de houten kap en de wanden, de banken, het bankenplan, de beelden tegen de zijwanden en het gerestaureerde glas-in-lood bewaard gebleven.
Home
Schuilenburglaan Schulenborg Ten westen van de Aalderinkshoek liggen de aarden restanten van een middeleeuwse burcht, de Schulenborg, die gedateerd moet worden tussen ca 1100 en 1227. Het gehele ovaalvormige burchtcomplex meet 220 x 100 meter en steekt tegenwoordig nog 1 - 3 meter boven de vlakke omgeving uit. De burcht lag in een moerassig gebied, langs de loop van vermoedelijk de reeds lang verdwenen oude Almelose Aa. De bouw en het eigendom van de Schulenborg wordt toegeschreven aan de bisschop van Utrecht. Hij heeft als landsheer van het Oversticht de burcht voor de verdediging van de grenzen van zijn grondgebied laten aanleggen. Begin 12e eeuw was de Schulenborg 'oorlogstoneel', en wel eind 1122 en begin 1123 naar aanleiding van ernstige rellen in Utrecht rond de persoon van de bisschop. Een eeuw later had de Schulenborg als 'grensvesting' afgedaan. In 1227 werd hij afgebroken. Zestien jaar later moet de laatste Schulenborger kastelein zijn overleden : Hermannus, ridder van Rhoden, een Drentse edelman. De bisschop beleende toen ridder Henricus, heer van Almelo, met de borglenen van de Schulenborg: vele tienden in de kerspelen Delden en Ootmarsum en enkele elders in Twente: ‘iure
castrensi feodo in schulenburch’. Het gebied waarin de Schulenborg is gelegen, was blijkbaar al zeer vroeg een vestigingsplaats van honkvaste bewoners, die zich naast de jacht ook bezig hielden met landbouw en veeteelt. In 1921 werd door een landbouwer direct noordelijk van de Schulenborg een grafheuvel geëgaliseerd waarbij twee stenen bijlen en een strijdhamer werden gevonden. De historische beredeneringen en de bronverantwoording t.a.v. de Schulenborg zijn uitvoeriger weergegeven door H. Hagens in 't Inschrien 17 (afl. 2 en 3), 1985.
Home
Schuilenburglaan 7 Villa Wendelgoor Het landhuis Wendelgoor uit 1931 is als een letterlijke kopie van een Engels landhuis bij Southhampton gebouwd in opdracht van de fabrikant Jan Jacob van Wulfften Palthe, zoon van Arnold Albert Willem van Wulfften Palthe. Hij was gehuwd met Maria Augusta Tutein Nolthenius. Zij was nauw betrokken bij de bouw van het huis dat door de architect A.M. Vixseboxse was ontworpen. De persoonlijke inbreng van mevrouw Van Wulfften Palthe is in het vrijwel oorspronkelijke in duurzame materialen uitgevoerde interieur terug te vinden. De gevels zijn opgetrokken in een gele handvormsteen onder zadeldaken die met rode Engelse daktegels zijn gedekt. In een glas-in-lood-raam in Art Decostijl in de noordgevel zijn de initialen van de opdrachtgevers en hun kinderen, het bouwjaar 1931 en de plattegrond van het huis verwerkt. De stalen ramen met bronzen handgrepen zijn vervaardigd door de firma Braat uit Delft. Achter de voordeur een tochtportaal naar de gang met een vloer van Noorse leien. Alle wanden zijn gestuct met verschillende patronen in reliëf. De vloeren, ingebouwde kasten, lambrizeringen e.d. zijn op de begane grond uitgevoerd in tropisch hardhout en op de verdieping in Amerikaans grenen. De radiatoren hebben een ombouw,
in de eetkamer als zitbank met vlechtwerk van koperen banden voor de radiator. Naast de eetkamer met stucrozet in Art Decostijl op het plafond een in oorspronkelijke staat verkerende dienkeuken. In de serre zandstenen plantenbakken en een fonteintje. De windwijzer op het dak is verbonden met een wijzerbord boven het tochtportaal in de gang. Het huis staat verscholen in het groen op de hoek van de Wierdensestraat en de Schuilenburgsingel buiten de bebouwde kom van Almelo in de nabijheid van het industrieterrein Noordbroek. De tuin is door de huidige bewoners in de laatste jaren enigzins aangepast.
Home
Sluiskade NZ 68 Erasmus Lyceum Het Erasmus Lyceum werd gebouwd in de jaren 1925/26 als opvolger van de oude Rijks-HBS aan de Hofstraat uit 1874. Deze was begonnen als gemeentelijke hogere burgerschool met driejarige cursus. Hieraan was ook verbonden de ‘teekenschool’ waar ook lessen in wiskunde werden gegeven. Tijdens de officiële ingebruikneming op zaterdag 18 december 1926 werd ook het woord gevoerd door inspecteur dr. Elibert Jensema namens het ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen. Door oud-leerlingen werd een gebrandschilderd raam aangeboden van Joep Nicolas. Hiermee was de opening een feit. De architect van het nieuwe schoolgebouw was Gerrit Westerhout. Dit opvallende gebouw heeft duidelijk verwantschap met het werk van Frank Lloyd Wright, met name door de horizontale geleding en de flauwe hellende dakkappen. De oude kern van het lyceum is opgebouwd uit twee haaks op elkaar staande vleugels. Later werden aan de achterzijde en in het verlengde van de langsvleugel grote gebouwdelen toegevoegd in een zorgvuldig aangepaste vormgeving en detaillering. De oude langsvleugel is uitgevoerd in drie lagen met kap, de korte dwarsvleugel heeft twee lagen, met op de kop een inwendig balkon met versierde kolom. In de oksel tussen de vleugels een risale-
rende entreepartij met schoorsteen. In het interieur zijn enkele belangwekkende onderdelen bewaard, zoals de tegelvloeren en een mozaïekwand in de hal. Op het voorterrein bevindt zich een dienstwoning in twee lagen onder een schilddak met pannen. Het complex vertoont in zijn plastische massa en zijn detaillering sterke invloeden van de late Amsterdamse School en de architectuur van W.M. Dudok. Het ‘Twentsch Zondagsblad’ schreef een dag na de opening dat het gebouw van buiten op de meesten een indruk maakte, die niet direct het schoonheidsgevoel aangenaam aandeed. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de school gevorderd door de bezetter om vervolgens dienst te doen als lazaret. Op het dak werd voor vliegtuigen duidelijk zichtbaar een groot rood kruis op een wit veld geschilderd. Pas in het najaar van 1945 konden de lessen in het gebouw weer worden hervat omdat het na de bevrijding eerst nog voor huisvesting moest worden gebruikt. Op 1 september 1948 werd aan de Rijks-HBS een gemeentelijke gymnasiale afdeling toegevoegd, waarna de naam van de school werd gewijzigd in Openbaar Lyceum. Een jaar later werd dit Erasmus Lyceum.
Home
Stationsplein 1 Station NS Almelo is reeds lange tijd een belangrijk spoorwegknooppunt. Het eerste station werd met de aanleg van de spoorlijn Almelo-Salzbergen in 1865 in gebruik genomen. Al in 1883 werd het gebouw vervangen door een nieuw stationsgebouw dat tot begin jaren zestig van de vorige eeuw heeft dienst gedaan. Het te kleine voorplein, waar geen ruimte was voor het gewenste busstation, de ongemakkelijke luchtbrug, en de sterke toename van het aantal reizigers, waren er de oorzaak van dat het oude gebouw moest wijken voor een nieuw station dat door middel van een voetgangerstunnel met de perrons was verbonden. In 1964 kwam het derde stationsgebouw van Almelo gereed naar een ontwerp van de architecten K. van der Gaast en J. H. Baas (N.V. Spoorwegopbouw). De perrongebouwen met de overkapping uit 1907 bleven gehandhaafd. Het nieuwe station kreeg een rijwegoverkapping tot aan het nieuwe busstation en de luchtbrug werd vervangen door een tunnel. Door de overkapping werd tevens het stedenbouwkundige probleem opgelost hoe het gebouw weer in de as van de
Egbert Gorterstraat geplaatst moest worden. Het station bood ruimte aan het plaatskaartenkantoor, een goederenloods, een wachtkamer voor busreizigers, een grote fietsenkelder en een schuilkelder voor 100 personen. Een van de eisen die aan het ontwerp van het nieuwe stationsgebouw werden gesteld was, dat het een transparant gebouw diende te zijn waardoor de reizigers vanaf het voorplein zicht hadden op de perrons. Het stationsgebouw werd op 18 september 1962 door burgemeester mr. J.M. Ravesloot officieel in gebruik gesteld. In de stationshal bevindt zich een opmerkelijk glasappliqué. Het is gemaakt door Willem Heesen. Hij ontwierp een overwegend blauwgroen glasappliqué van 325cm bij 285cm waarbij het venster verdeeld is in ongelijke geometrische ramen. De glasscherven waaruit deze compositie opgebouwd is, zijn in de oven aan elkaar gesmolten. Heesens dynamische compositie bestaat uit kleine geometrische,
Volgende
Home Vorige
een glazen wand die wordt voortgezet onder een lagere, langgerekte kap die eindigt in de restauratie annex wachtkamer. Aan de losweg is een verdiepingloos bouwdeel gebouwd, opgemetseld in rode baksteen met meerdere rechthoekige vensteropeningen en een golvende gevelwand aan de zijde van het stationsplein. In de stationshal bevindt zich het losstaande, glazen plaatskaartenkantoor op de scheiding tussen goederenloods en wachthal. Boven de toegang naar de tunnel die leidt naar de perrons is een venster met glas-in-lood geplaatst. In de tunnel bevindt zich op de driesprong tussen perron, station en de achteruitgang, een lichthof. overwegend driehoekige vormen waarin wuivende mensfiguren te ontwaren zijn. Het station is een langgerekt gebouw met voornamelijk glazen wanden onder een plat overstekend dak bestaande uit afwisselend betonnen en glazen platen. De overkapping loopt aan de zijde van het stationsplein ver door en wordt gedragen door een forse ligger steunend op V-vormige staanders. De binnenzijde van het dak is bekleed met schrootjes. Een platte rechthoekige toren met een rechthoekige opening markeert het punt tussen het gebouw en de rijwegoverkapping. De toren bestaat uit voorgespannen beton bekleed met zwartverglaasde steen en draagt een uurwerk met neon wijzers en uurtekens (diameter: 3.30 m.). De overkapping heeft aan de emplacementzijde
Inmiddels hebben er ten opzichte van de vroeger situatie een aantal wijzigingen plaatsgevonden. Het plaatskaartenkantoor en de goederenloods zijn buiten gebruik gesteld. Ook het busstation is verplaatst naar de achterzijde van het station. De voetgangerstunnel is verbouwd en twee liften werden geplaatst.
Home
Tuinstraat 16 Spiegelhuys In 1890 komt in het pand aan de Tuinstraat Herman Barneveld te wonen. Hij is geboren op 26 april 1841 en huwde op 4 mei 1872 met Berendina Landhuis. Het echtpaar woonde in 1873 in de Boomshoek. Herman Barneveld was timmerman van beroep. Het geslacht Barneveld woonde reeds gedurende meerdere eeuwen in Almelo, de oudst bekende stamvader was Harmen Barreveld, die in 1675 in Almelo werd geboren. Een van de kinderen uit dit huwelijk, Jan Hendrik Barneveld, trad op 10 oktober 1901 te Enschede in het huwelijk met Anna Aleida Francke. Zij gingen in het ouderlijk huis van Jan Hendrik wonen, die later bij het klimmen der jaren steeds als "opa" Barneveld werd aangeduid. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren, drie zoons en een dochter. Jan Hendrik werd marktkoopman en bezocht met een hondenkar de markten in de omliggende plaatsen waar hij als standwerker zijn koek onder de aandacht van de marktbezoekers trachtte te brengen. In Almelo had hij een vaste standplaats op de hoek bij hotel Van Ouds de Prins. Dat het hem dit niet slecht afging valt af te leiden uit het feit dat al in 1904 het pand in de Tuinstraat werd verbouwd tot luxe snoep-
winkel, naar verluidt voor het toen aanzienlijke bedrag van 7000 gulden. Mevrouw Barneveld nam de leiding van de winkel op zich. Het rijkelijk geornamenteerde interieur in empirestijl werd een bezienswaardig-heid in de stad en trok hierdoor vele bezoekers. Jan Hendrik Barneveld en zijn echtgenote wisten deze belangstelling goed uit te buiten. Na Barneveld kende het pand nog enkele andere gebruikers totdat het begin jaren tachtig van de vorige eeuw leeg kwam te staan. In 1986 kwam het pand in handen van de Stichting Stadsherstel die een omvangrijke restauratie in gang zette. Het interieur van het pand is dan ook werkelijk uniek te noemen en werd in de jaren negentig van de vorige eeuw met behulp van vrijwilligers en leerlingen van de Chr. MTS en het SPOS (Samenwerkingsverband Praktijkopleiding Schilderen Twente) door de Stichting Stadsherstel gerestaureerd. Voor de restauratie werd advies inge-
Volgende
Home
Vorige
wonnen bij de bekende bouwhistoricus en docent aan de TU Delft, Henk Zantkuyl van het bureau Monumentenzorg te Amsterdam. Er zijn maar liefst 103 spiegels in verwerkt en de betimmering is verder uitgevoerd in een neorenaissancistische bouwstijl, met gecanneleerde pilaren en Ionische kapitelen waarboven vrouwenkopjes zichtbaar zijn, vervaardigd van celluloid. Zeer fraai is ook de bekroning van de spiegels door houten halfrozetten. Tussen de vrouwenkopjes zijn festoenen aangebracht die herinneren aan Romeinse bouwwerken. Ook zeer bijzonder zijn de bijna kristal-zuiver geëtste ramen, terwijl het geheel gecompleteerd wordt door een prachtig 21-delig cassetteplafond- met geschilderde Jugendstil motieven. Door de sloop van het naastliggende pand in het begin van de jaren tachtig dreigde het pand grote schade op te lopen door inwatering. Op initiatief van de Stichting Stadsherstel werd door leerlingen van het Educatief Streekcentrum Twente, voorheen DEVA-vakschool, te Almelo een ontwerp gemaakt voor een nieuw aan te brengen zijgevel. Onder leiding van docente Ineke Pezie ontstonden zuilmotieven die in een baksteen mozaïek werden uitgevoerd naar ontwerp van Isis Wiegerink en Renée Besselink. Het gehele project werd gefinancierd door de Edwina van Heekstichting te Enschede. De winkel en het woonhuis zijn in rode baksteen over één bouwlaag opgetrokken onder een schilddak met antracietgrijze Hollandse pannen. In het linker deel bevindt zich de winkel, in het rechter het woonhuis. De voorgevel is boven een grijze plint
gepleisterd en roomwit geverfd. De voorgevel van de winkel wordt geheel in beslag genomen door een pui, in de gevel van het woonhuis is een deur tussen twee vensters geplaatst. Zowel de winkelpui als de vensters hebben een gepleisterde waterdorpel. De winkelpui bestaat uit een brede etalage, een teruggelegen entree en een smalle etalage. Dit alles onder een ijzeren latei, die geplaatst is tussen twee gecanneleerde pilasters en voorzien is van een rozet en gestyleerde bladmotieven. Links daarvan een andere fantasiepilaster. In de etalages zijn zesruits bovenlichten onder drie segmentboogjes geplaatst, in de houten deur cassettes, een groot venster en een tienruits bovenlicht. In het dakvlak boven de winkel bevindt zich een dakkapel met een achtruits venster onder een fronton. De voorgevel van het huis is van horizontale schijnvoegen voorzien. Boven de deur en de zesruits schuifvensters aan weerszijden ervan zijn segmentbogen met hangoren, een sluitsteen en doorlopende profilering aangebracht. In de rechter zijgevel een zesruits schuifvenster onder een strek. In de winkel bevinden zich op de granito vloer langs alle wanden houten kastjes met casettes, ruitjes en profilering. Daarop gecanneleerde kolommetjes met ionische kapitelen, waarachter spiegels in een omlijsting van pilasters, rondbogen met rozetten en andere renaissancistische elementen. Ook in de deur naar het woonhuis rechts is geslepen spiegelglas geplaatst. Onder het beschilderde casetteplafond is een lijst met guirlandes en gesneden consoles aangebracht. Aan de binnenzijde van de etalages en in de deur naar de ruimte achter de winkel is geëtst glas geplaatst.
Home
Twentheplein 1 - 11 voormalige stoomspinnerij Ongetwijfeld is het monumentale Twenthe Centrum de meest in het oog springende herinnering aan de periode dat Almelo nog een belangrijke textielstad was. Het uit 1915 stammende gebouw is een ontwerp van architect Arend G. Beltman (1869-1934). Deze kreeg zijn opleiding als civiel ingenieur aan de Technische Hochschule in Berlijn. Hier leerde hij gebouwen te berekenen, waardoor hij, na zijn terugkeer naar Nederland vanaf 1905, een pionier op het gebied van betonbouw zou worden. Hij bewees dat ook fabrieken niet altijd stompuitziende blokken steen behoefden te zijn. De nieuwbouw in Almelo was noodzakelijk doordat het oude complex als gevolg van een grote brand geheel was verwoest. De brand bij de stoomspinnerij in Almelo kon ontstaan doordat spinnerijen met hun veel lichtere machines dan weverijen veelal in verdiepingen werden gebouwd. De toen nog houten verdiepingsvloeren raakten in de loop der tijd doordrenkt met smeerolie waardoor een brandje al gauw catastrofale gevolgen kon hebben. Op 31 maart 1914 's morgens om 8 uur brak er een brand uit die zo snel om zich heen greep dat vijf mensen hierbij het leven verloren. Reeds op 9 juli daaropvolgend was de aanbesteding voor de nieuwbouw
naar een ontwerp van Arend G. Beltman die zich hierbij liet inspireren door de in Engeland gangbare fabrieksbouw. Dit is op zich niet zo verwonderlijk want er bestonden goede relaties tussen de Twentse textielfabrikanten en die in Lancashire waar de spinindustrie vooral in Manchester, Oldham en Bolton geconcentreerd was. Dunnere garens die men zelf hier niet kon spinnen werden uit Oldham geïmporteerd en al sedert meer dan dertig jaar gaven Engelse architectenbureaus in onze streek de toon aan in het ontwerpen van nieuwe fabrieken, zoals voor de Fa. G. van Delden, de Fa. H.P.Gelderman in 1884 (Stott & sons) en Van Heek (Rigtersbleek). Het bijzondere aan het ontwerp van de spinnerij in Almelo was dat het op dit gebied in onze streek een der eerste constructies in betonskeletbouw werd. Dit geeft het gebouw een massief uiterlijk dat de architect heeft ondervangen door de details in de daklijst van geprofileerd beton met behulp van tand-
Volgende
lijsten en consoles. De betonnen kolommen en liggers vormen in de gevel vakwerk, dat deels is opgevuld met rode baksteen, maar voornamelijk met grote vensters met stalen kozijnen en roeden. Uiteraard werd bij de nieuwbouw rekening gehouden met een grotere brandveiligheid. Een waterreservoir met sprinklerinstallatie moest bij calamiteiten de veiligheid van de werknemers waarborgen. Meer dan zestig jaar heeft het gebouw, dat naderhand nog diverse malen werd uitgebreid, dienst gedaan als spinnerij annex textielfabriek, totdat de Textielgroep Twenthe, de eigenaar van het concern, besloot de productie te beëindigen. Reeds in 1980 ontstonden de eerste plannen over een nieuwe functie voor het gebouwencomplex, die resulteerden in een ingrijpende verbouwing die zou duren van 1983 tot 1987. Het geheel werd gefinancierd door gemeente, provincie en fondsen van de Europese Gemeenschap voor de stimulering van de economie en werkgelegenheid. Van de oorspronke-
Home Vorige
lijke 29.000m2 bleef na de verbouwing 24.000m2 over. In 2011 en 2012 volgde opnieuw een grote verbouwing en restauratie van de gevels, waarna het gebouw opnieuw in gebruik kon worden genomen door diverse bedrijven en instellingen.
Home
Foto: geleraaf.nl
Verlengde Sportlaan Engelse tribune De tribune werd in 1924 ontworpen voor de voetbalclub Heracles (opgericht in 1903) door de Almelose architect Melius Hendrik Krabshuis en in gebruik genomen in 1925 bij het hoofdveld van de voetbalclub. De tribune biedt plaats aan ca. 450 mensen. De bouw van de tribune werd mogelijk gemaakt door financiële steun van de Almelose textielfabrikant Doede Doedes Breuning ten Cate sr. Hij maakte het in 1920 ook mogelijk dat de Engelse trainer Horace Colclough bij voetbalclub Heracles kwam, waarna Heracles het volgende jaar kon promoveren naar de 1e klasse. Het ontwerp voor de tribune is gebaseerd op tribunes zoals die destijds in Engeland in gebruik waren.* In 1999-2000 werd de tribune binnen het complex verplaatst naar het hoofdveld voor de amateurs. De fundering op houten paaltjes is toen vervangen door een betonnen fundering. De tribune is thans in gebroken wit en donkergroene kleuren geschilderd. Op de kap ligt een bitumineuze afdekking. De tribune is opgetrokken op een rechthoekige plattegrond en opgebouwd uit houten delen. De achter- en zijwanden zijn eveneens uit houten verti-
cale delen opgebouwd. Het zadeldak wordt ondersteund door dertien spanten. De kap is aan de voorzijde voorzien van een royaal overstek. De kap wordt hier gedragen door zes dragers, met elkaar verbonden door een langgerekt vakwerkspant, die voorzien zijn van versieringen in de clubkleuren zwart-wit. In de beide zijwanden bevinden zich 6 rechthoekige laddervensters van ongelijke grootte. De voorzijde van de tribune is open. Centraal op de beganegrond bevinden zich de deuren naar de onder de banken gelegen kleedruimten. Aan weerszijden van de deuren liggen de trappen die toegang geven tot de oplopende banken. De achter- en zijgevels zijn op de beganegrond voorzien van enkele deuren en twee- en vierruits laddervensters. Onder de kap staan de negen banken in hoogte oplopende rijen opgesteld. Vooraan twee rijen gecompartimenteerde banken en daarachter eenvoudiger zitbanken. De tribune is van algemeen cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en sporthistorisch belang. * Krabshuis ontwierp een vergelijkbare tribune voor het Sportpark aan de Sluiskade NZ.
Home
Violierstraat 81 voormalige Rietschool De Rietschool aan de Violierstraat werd op 1 juli 1922 in gebruik genomen. Het besluit om op het terrein ‘De Riet’ een dubbele school voor Openbaar Lager Onderwijs te stichten werd door het gemeentebestuur op 17 november 1919 genomen. Als architect werd W.K. de Wijs sr. aangewezen. Nadat de Provincie de plannen goedkeurde vond op 30 november 1920 de aanbesteding plaats. Het gebouw kreeg 8 leslokalen, een lokaal voor het hoofd der school, een lokaal voor het onderwijzend personeel, 2 leermiddelen bergplaatsen, 13 w.c.’s en 4 urinoirs, een tekenlokaal, een gymnastieklokaal met 2 kleedkamers en een lokaal voor handenarbeid. In de school werd ook tijdelijk een bewaarschool ondergebracht. De leerlingen van de ‘MULO’ aan de Bornerbroeksestraat (Kolkschool) verhuisden in twee etappes naar de Riet, n.l. in de jaren 1932/33 en in 1945/46. Aan de gevel van het gebouw is reliëf beeldhouwwerk aangebracht. Hiervoor werd door de Amsterdamse beeldhouwer Hildo Krop een ontwerp geleverd, dat werd uitgevoerd door Jacobs van Hof. Het materiaal voor de reliëfs is afkomstig van de ‘Steenwijksche Aardewerkfabriek’.
Het gebouw heeft grote historische en architectonische betekenis. Het is een goed voorbeeld van architectuur van de ‘Vernieuwing in de Bouwkunst’, in dit geval van de ‘Amsterdamsche School’. Door zijn ligging aan de Violierstraat (die later werd aangelegd) op grote afstand van de straat, komt het ten volle tot zijn recht. Gesticht in één van de grootste woningcomplexen van na de Eerste Wereldoorlog, voorzag het in een grote behoefte aan de vele jonge gezinnen die zich daar vestigden. De school is een groot symmetrisch gebouw met verdieping en een schilddak gedekt met Hollandse pannen. De lange symmetrische voorgevel wordt door een middenrisaliet en twee zijrisalieten in vieren gedeeld. De ver overstekende houten goot loopt als dakoverstek door rond de keperboogvormige beëindiging van de zijrisalieten. Ook het middenrisaliet heeft een kepervormige beëindiging maar deze is geplaatst in een groter schilddak; goot en
Volgende
dakoverstek zijn hier op een zelfde wijze vorm gegeven. De vernieuwde pui van de hoofdentree in de middenrisaliet ligt in een groot portiek met gemetselde kolommen. De totale gevelopening is afgedekt door een fries van Bentheimer zandsteen met figuratieve afbeeldingen in reliëf. De entreepartij van de zijrisalieten liggen in een gemetselde omlijsting met keperboog, voorzien van afbeeldingen in houtsnijwerk boven de deuren, een bijzonderheid die terugkomt in de geveltop van de middenrisaliet. De toppen van de zijrisalieten zijn voorzien van siermetselwerk met liggende ruitvormige vensters. In de diverse gevelvlakken laat de groepering van de vensters duidelijk de ligging van de lokalen zien. Het gehele gebouw heeft een hoge, in zeer donkere steen gemetselde iets uitlopende plint. Daarboven zijn in de gevel van de begane grond in banden twee kleuren steen verwerkt, waarvan de donkerste kleur terugkomt in het metselwerk onder de gootlijst. Stedenbouwkundig zijn school en omgeving sterk op elkaar afgestemd. De tegenover- en naastlig-
Home Vorige
gende bebouwing van één laag met kap is ten opzichte van de school volledig symmetrisch opgezet. De bebouwing volgt en benadrukt de flauwe bocht waarmee de Violierstraat langs de school loopt. Recht tegenover de hoofdentree komt de Dotterbloemstraat uit op de Violierstraat. De bebouwing aan weerszijden van deze T -kruising ligt terug, met een grasveld tussen bebouwing en straat. Geknikte tuinmuren met poortjes vormen de verbinding met de bebouwing direct langs de straat. Ook de school zelf ligt terug, waardoor visueel een sterkere verbreding ontstaat en de school een duidelijke plaats heeft gekregen.
Home
Toen besloot de gemeenteraad de gemeentewaag op te heffen als gevolg van het feit dat meerdere andere waaggelegenheden ter beschikking kwamen, zoals die van de Coöperatieve Landbouwbank.
De Waag 1 Waaggebouw In 1911 richtte de afdeling Almelo van de Overijsselsche landbouwmaatschappij aan het gemeentebestuur van Stad Almelo het verzoek om een der lokalen van de voormalige Marktschool in te richten voor het houden van een boter- en eiermarkt. Nadat een onderzoek hierna was ingesteld bleek dat de oude school ongeschikt was voor de nieuwe functie. Besloten werd een geheel nieuw gebouw te bouwen. Op de plaats waar vanaf 1842 de Stadsschool was gevestigd verrees in 1913/14 het Waaggebouw in Hollandse neorenaissance stijl. Deze kende een gemengd gebruik van natuursteen en baksteen met zogenaamde speklagen (horizontale banden van natuursteen), Het Waaggebouw is een ontwerp van de gemeente-architect Kolpa en vertoont grote overeenkomsten met nog bestaande raadhuizen uit de zeventiende eeuw zoals dat van Graft in Noord Holland, dat van de Rijp en vooral met het stadhuis van Hoorn. Het gebouw was bedoeld als Markthal, waar verse levensmiddelen als vlees, boter, melk en eieren werden verkocht. Op de bovenverdieping was de raadszaal voor de gemeenteraad van het nieuwe Almelo, dat kort tevoren was ontstaan door de samenvoeging van de gemeenten Stad en Ambt Almelo. Deze situatie bleef bestaan tot 1973 toen het nieuwe stadhuis gereed kwam. De oorspronkelijke functie als Markthal is herkenbaar door de vijf boogvormige poorten in de gevel die vroeger door een hekwerk konden worden afgesloten. De Waag heeft tot 1922 als zodanig dienst gedaan.
Het gebouw kende later nog diverse andere gebruikers, o.a. was er tijdelijk een rijwielstalling in gevestigd en gebruikte de Almelose kolonne van het Rode Kruis het gebouw als haar kantoor, wachtruimte en stalling van kleine voertuigen. Enige jaren later werd op de begane grond een tentoonstellingsruimte ingericht door de Kunstkring De Waag terwijl de verdieping na het vertrek van de gemeenteraad onderdak bood aan het Museum voor Heemkunde. Begin jaren negentig werd het gebouw verkocht aan het Van der Valk concern. Tegenwoordig heeft het gebouw een horecafunctie. Het Waaggebouw heeft twee bouwlagen op Lvormige plattegrond onder steile zadeldaken met leien in Maasdekking. De gevels zijn boven een plint van Bentheimer steen opgetrokken in bruine baksteen. De voorgevel is horizontaal geleed met natuurstenen speklagen, een cordonlijst en een doorlopende waterlijst onder de verdiepingsvensters. De geprofileerde gootlijst rust op zandstenen consoles. Het risaliet rechts aan de voorgevel wordt bekroond door een trapgevel met natuurstenen vleugelstukken op de trappen en op het fronton een gebeeldhouwde leeuw met wapenschild. Op de begane grond vensters met roedenverdeling onder rondbogen. Op de verdieping acht kruisvensters met glas-in-lood in de bovenlichten en zesruits onderramen met luiken. Het roosvenster boven de begane grondvensters in het risaliet wordt in de geveltop herhaald. De bogen en strekken boven vensters en deuren zijn gedecoreerd met blokken van Bentheimer zandsteen. De grote gemetselde dakkapel in het dakschild links van de trapgevel wordt geflankeerd door natuurstenen vleugelstukken. De zandstenen bekroning heeft de vorm van een halsgevel met fronton en klauwstukken. Verder in het dakschild aan de voorzijde kleine kajuitjes onder overstekende schilddakjes.
Home
Wierdensestraat 2 v/h Twentsche Bank In 1909 werd op deze plek het nu nog bestaande monumentale kantoorpand gebouwd voor Ledeboer Bankiers & Co. Deze bank was voorheen gevestigd in een pand op de hoek van de Boompjes. Op 18 mei 1868 opende de uit Enschede afkomstige Helmich Ledeboer in Almelo daar een bankkantoor, nadat hierover een overeenkomst was gesloten tussen hem en de solidaire vennoten van de Twentsche Bankvereeniging te Amsterdam. In 1906 werden als medefirmanten opgenomen zijn zoon Abraham Ledeboer en D.J. van de Saag Jr. Ook een andere zoon van hem, Abraham Hendrik, trad tot de firma toe. Helmich Ledeboer was een zoon van de fabrikant Abraham Ledeboer en Maria Geertruid van Heek. Hij was gehuwd met Julia Stroink. In 1912 overleed hij. In 1918 vierde het bankierskantoor onder grote belangstelling het vijftig jarig bestaan. De firma werd opgeheven op 31 december 1925 en voortgezet als kantoor van De Twentsche Bank N.V. per 1 januari 1926, waarvan Abraham Ledeboer directeur was. Ook andere regionale banken werden door de Twentsche Bank overgenomen, zoals Bergsma & Dikkers in Hengelo en C. & H. Baurichter in Oldenzaal. In 1964 volgde de fusie met de Nederlandsche Handel-Maatschappij tot
Algemene Bank Nederland. Het statige pand heeft inmiddels vele jaren zijn functie als bankgebouw verloren. Tegenwoordig zijn er andere kantoren in ondergebracht. Het bankgebouw werd gebouwd naar ontwerp van de architecten A.D.N. van Gendt en J.G. van Gendt uit Amsterdam. Als uitvoerend architect werd aangesteld Hendrik Antoon Witzand uit Almelo. Een latere verbouwing in 1922 vond plaats onder architectuur van M.H. Krabshuis. De bank is ontworpen in nieuw historiserende stijl, een neo versie van het baksteenclassicisme van omstreeks 1700. Adolf Daniël Nicolaas en Johan Godart van Gendt kwamen uit een familie waarvan veel leden architect waren. Adolf Daniël Nicolaas kreeg zijn opleiding op de timmerwerkplaats van aannemer Daniel Schut, op het architectenbureau van G.W. Vixseboxse en in Schotland op het architectenbureau van John James Burnet. In 1894 vormden zij samen met hun vader, Adolf Leonard van Gendt, het bureau A.L. van Gendt en Zonen. Toen hun vader in 1901 overleed, zetten zij dit bureau voort als Gebrs. Van Gendt A.L. zn.
Home
Wierdensestraat 25 v/h kantoor KSW In 1900 werd door de fabrikant Salomonson een grote stadsvilla gebouwd in de stijl van de neorenaissance. Aan de westzijde werd al vrij spoedig hierna een aanbouw met een plat dak gerealiseerd. Aan de oostgevel is een aanbouw gemaakt, die uit een periode niet veel later dan de bouwtijd van de villa kan zijn en die vermoedelijk als dienstwoning heeft gediend. De woning is door middel van een tussendeel van twee lagen aan de villa verbonden. Het interieur werd in opdracht van de Koninklijke Stoomweverij Nijverdal in 1927 als kantoor ingrijpend verbouwd in een strakke art deco stijl. Bij dezelfde verbouwing werd aan de achterzijde een bouwlichaam toegevoegd, dat de gerende plattegrond voortzet van het lage gedeelte aan de westzijde uit de bouwtijd van de villa. Ook uit 1927 dateren de gepolijste marmeren lambriseringen in de hal en de getimmerde lambriseringen in de vertrekken aan de voorzijde. Dit interieur is, compleet met de trappenpartij en de glas-in-loodramen in het entreeportaal en trappenhuis, in bijzonder goede staat
gebleven. Godfried en Hein Salomonson kochten in 1851 de failliete boedel van Thomas Ainsworth in Nijverdal op en vestigden er de eerste mechanisch aangedreven katoenweverij van Nederland. Dat vond ook Koning Willem III. Op 11 juli 1852 verleende hij Godfried 'de personeele vergunning' tot het voeren van het Koninklijk Wapen voor de op te richten stoomweverij. Op 9 december 1872 werd het predikaat verlengd en ontstond de Koninklijke Stoomweverij NV. Na enkele jaren van voorbereiding en een winstpoolingsovereenkomst, afgesloten in 1952, ging de KSW in 1957 samen met het textielconcern H. ten Cate Hzn. & Co verder als Koninklijke Textielfabrieken Nijverdal-Ten Cate N.V. De villa werd nadien aangekocht door de Rijksgebouwendienst waarna zij vervolgens in gebruik kwam bij de Belastingdienst, Rijkswaterstaat en het Arrondissementsparket. Tegenwoordig is in de villa o.a. een makelaarskantoor gevestigd.
Home
Wierdensestraat 6 - 10 Direct grenzend aan het voorplein van het voormalige gerechtsgebouw staat een woonhuis met een fraaie Art Nouveau gevel. Het oorspronkelijke huis dat hier stond werd gebouwd in 1850 door Lion Mesritz die op dat moment als boekhouder werkzaam was bij de KSW in Nijverdal. Dit zal dan ook de reden zijn geweest dat de eerste steen, die zich nu nog in de zijgevel bevindt, werd geplaatst door de directeuren van deze fabriek, Hein en Godfried Salomonson. In 1858 was Lion Mesritz samen met L.J. Enthoven uit Den Haag oprichter van de gasfabriek in Almelo. Bij Koninklijk Besluit van 28 november 1858 werd concessie verleend tot het oprichten van een ‘GazFabrijk’ van Stad en Ambt Almelo. Het huis met erf werd in 1871 door zijn weduwe Esther Bottenheim verkocht aan mr. Cornelis Hendrik Stork, advocaat en procureur, die zelf aan de Hofstraat woonde, maar na het overlijden van zijn echtgenote aan de Wierdensestraat ging wonen. Hij overleed in 1905.
De nieuwe eigenaar van het pand werd zijn zoon Frederik Stork. Hij was koopman en planter te Rangoon in het toenmalige Brits Indië, maar vestigde zich uiteindelijk weer in Almelo. Nadat hij in 1907 de villa Panorama aan de Ootmarsumsestraat had gekocht, verkocht hij het pand aan de Wierdensestraat aan Folkert Oene Gorter, Inspecteur der Registratie. Hij was gehuwd met Julia ten Cate. Dit echtpaar liet het pand ingrijpend verbouwen, waarbij de huidige voorgevel werd geplaatst. De zijgevel werd gehandhaafd. Na hun overlijden kwam het pand in handen van Egbert Gorter. De laatste maanden van de oorlog was het pand in gebruik bij de voedselcommissaris. De eerste weken na de bevrijding bood het pand onderdak aan het Militair Gezag ten behoeve van de perscensuur. Vervolgens werd er tijdelijk de Montessorischool gevestigd. In 1951 werd het pand verkocht aan de Staat en in gebruik genomen als kantoor van Rijkswaterstaat, waarna de Ruilverkavelingsdienst van het Kadaster en hierna het Kantongerecht het in gebruik namen. Begin deze eeuw werd het pand gerestaureerd waarbij de voorgevel gehandhaafd bleef. Het pand heeft twee bouwlagen met een geknikt zadeldak. In de voorgevel twee assen, aangeduid door grote spaarvelden tussen de lisenen. Het linker spaarveld vormt in de top een grote driepas met ronde bogen, voorzien van natuurstenen sierblokken, en wordt bekroond door een geveltop met gesloten balustrade en fialen. In dit deel van de gevel bevinden zich drie vensters boven elkaar, achtereenvolgens uitgevoerd als drielichtvenster, als erker met gewelfd dak en als getoogd dakvenster. Het rechter spaarveld wordt beëindigd door een korfboog boven de onder een licht getoogde strek geplaatste vensters, terwijl dit deel van de gevel wordt afgesloten door een rechte gootlijst. Het corresponderende dakvlak is hier als een lessenaarsdakje (met later toegevoegd dakraam) tegen de kop van het zadeldak geplaatst. Lisenen en spaarvelden zijn in verschillende kleuren (rood en geel) verblendsteen uitgevoerd, die tezamen met de kleurige tegeltjes in de boogtrommels van de vensters een kleurrijk geheel maken.
Home
Wierdensestraat 18 - 20 In 1875 kocht de metselaar Derk Witzand van graaf Adolph Frederik van Rechteren Limpurg op de Kloosteresch een perceel grond op de hoek van de Kloosterweg en Wierdenscheweg. Hij bouwde hier twee woningen waarvan hij er zelf een betrok. Derk Witzand was gehuwd met Willemina Wegkamp. In 1887 verkocht hij het pand aan zijn broer Benjamin Witzand die timmerman van beroep was. Deze overleed echter hetzelfde jaar, waarna het pand in handen kwam van zijn zoon Hendrik Antoon Witzand die als architect in die tijd in Almelo een vooraanstaande rol speelde. Na zijn overlijden in 1919 werden zijn weduwe en zijn zoon Benjamin Wilhelm, die in Doetinchem als architect werkzaam was, ieder voor de helft eigenaar van het pand. Zij verkochten het in 1925 aan de huisarts Willem Herman Somer die hier tot aan zijn overlijden in 1948 bleef wonen. Hij liet bij testament de woning na aan zijn huishoudster Anna Maria Antonia Schwarte. In 1955 werd het pand gekocht door J.C. Schiricke en J.H.M. Bos. Zij vestigden er een accountantskantoor. Nummer 18 heeft ook meerdere gebruikers gekend. Inmiddels zijn de panden na een grondige restauratie in hun oude luister hersteld.
De panden zijn vrij gevarieerd behandeld in eclectische bouwstijl. Het dubbele pand is over twee bouwlagen opgetrokken in baksteen en heeft een afgesnoten hoek. De voorgevel wordt afgesloten door een gootlijst met consoles waartussen op nummer 20 tegeltableau's zijn aangebracht en op nummer 18 gepleisterde decoratie. De verdiepingen zijn gescheiden door een water- en cordonlijst waartussen een fries met rijtjes diamantkoppen op nummer 18 en een bakstenen fries met pseudobalustrades onder de vensters op nummer 20. Op de begane grond is de gevel gepleisterd met schijnvoegen, diamantkoppen en bossage. Op de eerste verdieping is bakstenen gevel ongepleisterd. In de centrale vensteras van nummer 20 een rechthoekige erker met decoratief gesneden stijlen, rondboog bovenlichtjes en glas-in-lood. Op de plat afgedekte erker met zwaar geprofileerde lijst op klampen is een klein balkonnetje met balusters geplaatst. De dakkapel daarboven met venster en overdadig gedecoreerd geveltje met een klein tempelfront op de top. Eenzelfde, iets minder uitbundig gedecoreerde dakkapel bevindt zich in het dakvlak van nummer 18.
Home
Wierdensestraat 40 herenhuis Op de hoek van de Wierdensestraat en de Burgemeester Raveslootsingel staat een monumentaal vrijstaand herenhuis in een eclectische bouwstijl met op Franse voorbeelden gebaseerde neorenaissance detaillering. Het huis werd in 1898 ontworpen in opdracht van Herman Scholten. De villa is een ontwerp van de Almelose architect Hendrik Antoon Witzand Bzn. Na Scholten kwam de villa in bezit van Hendrikus Egbertus Egbertsz. ten Cate, directielid van de fa. H. ten Cate Hzn. & Co. In 1948 stelde de heer Ten Cate de villa beschikbaar ten behoeve van de huisvesting van bejaarden. In 1950 schonk hij de villa aan de gemeente Almelo. Nadien werden diverse gemeentelijke diensten ondergebracht in het pand. Tegenwoordig is het in gebruik als kantoor van de Koninklijke ten Cate. Het herenhuis herinnert nog steeds aan de vroegere grandeur van de straat.
Groot pand van twee bouwlagen op samengestelde plattegrond onder een afgeknot schilddak met leien in Maasdekking. De gevels zijn boven een hoge hardstenen plint opgetrokken in bruine baksteen en geleed met witte gepleisterde speklagen en geprofileerde natuurstenen cordonlijsten. De gepleisterde hoeklisenen zijn ter hoogte van de speklagen versierd met diamantkoppen. Het omgaande gepleisterde fries is boven de vensterassen van de voor- en rechter zijgevel gedecoreerd met cassettes en festoenen tussen geprofileerde consoles. De met houtsnijwerk versierde dubbele deur heeft een halfrond bovenlicht met gebeeldhouwde leeuwekop op de sluitsteen. De teruggelegen middenas wordt in het dakschild bekroond door een afgeknot steil tentdak met een gepleisterde dakkapel. Het interieur van het pand bevat nog enkele originele onderdelen zoals de trap, paneellambriseringen en suitedeuren tussen ingebouwde kasten.
Home
Wierdensestraat 140 Algemene Begraafplaats In 1871 werd aan de Wierdensestraatweg een perceel grond aangekocht van ruim 3 ha. voor de prijs van zevenduizend gulden. Aan de architect Moll uit Hengelo werd gevraagd een ontwerp te leveren voor een begraafplaats met 300 graven. In 1873 waren de werkzaamheden reeds in een ver gevorderd stadium en werd er ook nog een halve hectare grond bijgekocht. Op 1 juli 1875 werd de nieuwe begraafplaats officieel in gebruik genomen. Om de paden ook na een regenbui begaanbaar te houden, besloot men in 1893 om ze te begrinten. In de drie daarop volgende jaren volgde een ingrijpende onderhoudsbeurt, waarbij ruim 200 dennen werden gekapt en er sparren, Amerikaanse eikenheesters, berken en elzen werden ingeplant. Dertig jaar na de opening van de begraafplaats bleek dat uitbreiding noodzakelijk was. Hiervoor werd in 1906 aan de oostzijde van het complex grond aangekocht van de heer A.H. Ledeboer. Een jaar later had de gemeentearchitect hiervoor een ontwerp gereed en in 1909 werd het opgeleverd. Het nieuwe deel
werd omgracht, waarbij de vrijgekomen grond werd gebruikt voor ophoging van het terrein. Beide delen werden door een brug met elkaar verbonden. Een grote bron van zorg vormde de beplanting. Veel van de Douglassparren en eiken verkeerden in zeer slechte staat. Alleen de berken zorgden nog voor enige beschutting. Voor het college van Stad Almelo was dit aanleiding om over deze in hun ogen betreurenswaardige situatie contact op te nemen met Ambt Almelo. Omdat men nu toch op de begraafplaats bezig was wilde men van de gelegenheid gebruik maken om de beplanting te verbeteren. Door aanleg van eenvoudige beplanting en enkele bloemperken zou de begraafplaats een smaakvol aanzien krijgen, zonder dat dit veel hoefde te kosten. Enkele jaren later werd er door de Heidemij een rapport opgesteld ‘betreffende het onderhoud van de beplanting’. Dit resulteerde in 1920 in een plan van de directeur van Gemeentewerken om de indeling en het gehele aanzien van de begraafplaats te verbeteren. Met de uitvoering hiervan werd nog hetzelfde jaar een aanvang gemaakt. In het ontwerp was ook voorzien in een aula, doodgraverswoning en een gereedschapsruimte. Deze werden gebouwd in de stijl van de Amsterdamse School. Dit gold ook voor de vormgeving van de toegangspoort, bloembakken en zitbanken. In 1924 waren de werkzaamheden afgerond. Het toegangshek bestaat uit twee hoge rode bakstenen pijlers op een vierkante plattegrond, met smallere toppen waarop smeedijzeren lantaarns onder tentdakjes. Aan weerszijden van de hoge pijlers staan lage rode bakstenen pijlers op een vierkante plattegrond. Tussen de vier pijlers hangen smeedijzeren deuren met spijlen en aan één zijde afgeschuinde platen. Aan de achter- en zijkant van de lage pijlers zijn muurtjes gemetseld, die door middel van een concave verhoging aansluiten op de voorgevels van de dienstwoning en werkplaats. De woning met hoog opgaande, geknikte voorge-
Volgende
Home Vorige
zien van glas-in-lood. In het interieur is de ziende kap aan het oog onttrokken door een verlaagd plafond. De bloembakken zijn gemetseld in rode baksteen op een vierkante en een ruitvormige plattegrond op een driesteens sokkel. De bakstenen zijn in siermetselverbanden verwerkt, waarbij bakstenen uitsteken en er openingen in de vlakken zijn gelaten. De holle volumes zijn aan de bovenzijde open en gevuld met zand.
vel, sluit in de knik aan op de tuinmuur, die de woning met het entreehek verbindt. Op de begane grond om de hoek lopende vensters met horizontale verdeling. Onder de wolfeinden zijn twee zesruits vensters boven plantenbakken tussen gevelbeschotten geplaatst. Tussen twee steunberen in de westelijke zijgevel zijn onder de dakrand vier horizontale vensters aaneengeschakeld. De werkplaats is in spiegelbeeld grotendeels gelijk aan de dienstwoning: in rode baksteen over één bouwlaag opgetrokken op een rechthoekige plattegrond onder een overstekend rietgedekt zadeldak met wolfeinden. In de noordelijke eindgevel zit een knik, waarop de muur van de entree aansluit. Het gebouw heeft kleinere, eveneens om de hoek lopende vensters. De voormalige aula tussen woning en werkplaats is een achtkantig verdiepingloos pand onder uitkragende kap met rietbedekking. De entreepartij is uitgevoerd met een gemetselde omlijsting; in de gevels onder meer smalle staande vensters voor-
Hoewel er nog voor enkele jaren ruimte beschikbaar was, kwam de directeur Gemeentewerken reeds in 1927 met het voorstel voor een tijdige nieuwe uitbreiding met 6 ha. van de begraafplaats. Hierdoor zou de jonge beplanting de tijd krijgen om tot enige wasdom te komen. De gemeentelijke plantsoenendienst maakte een ontwerp waarin de hoofdlaan vanaf de ingang werd doorgetrokken met daarin een vijver die wordt omgeven door een grasveld. De grafvelden kregen elk een eigen intieme sfeer door de omzoming van heesters. Ter verkrijging van voldoende grond voor de ophoging van het terrein werd ook hier een gracht gegraven. In totaal moest 50.000 m2 worden verzet. Het uitbreidingsproject bood werk aan 50 arbeiders gedurende 7 maanden. De totale kosten bedroegen 46.000 gulden. De uitvoering kwam in handen van de Heidemij. Het nieuwe deel was in 1936 gereed. Het valt niet uit te sluiten dat E. Hali bij het ontwerp adviezen heeft gekregen van de bekende tuinarchitect L.A. Springer. Deze had eerder het park van de Bellinckhof ontworpen en leverde ook het ontwerp voor de uitbreiding hiervan in 1926. Na 1962 volgden nog enkele veranderingen. Er kwam opnieuw een grote uitbreiding. Aan de Willem de Clercqstraat werd een nieuwe ingang gemaakt met dienstgebouw en een parkeerplaats. De middenas werd verder doorgetrokken en geasfalteerd. De naam Algemene Begraafplaats werd veranderd in ‘t Groenedael.
Home
Wierdensestraat 208 Villa Bellinckhof Aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw werden in Twente door veel fabrikanten riante buitenplaatsen gebouwd. De grootste fabrikantenbuitenplaats ontstond aan de Wierdensestraat te Almelo. In1917 gaf de textielfabrikant Johannes Egbertsz. ten Cate aan de architect Karel Muller de opdracht voor het maken van een ontwerp voor een landhuis in neoclassicistische stijl. Karel Muller genoot op dat moment enige bekendheid in Twente omdat hij hier ook voor andere fabrikanten werkzaam was geweest. Hij ontwierp in eerste instantie een blokvormig huis van twee verdiepingen hoog en vijf vensters breed. Dit ontwerp bleek niet te voldoen aan de wensen van de opdrachtgever. Er moest dus een aangepast bouwplan komen, waarbij ook de in die tijd zeer gevraagde architect Johan Wilhelm Hanrath werd betrokken. De samenwerking van de beide architecten resulteerde in een huis op I-vormige grondslag. Het geheel onderkelderde huis is in rode baksteen opgetrokken en heeft een samengesteld schilddak dat is gedekt met antracietgrijze geglazuurde Hollandse pannen. De voorgevel is boven een hardstenen plint met daarin keldervensters opgetrokken,
heeft zeven vensterassen en is geheel symmetrisch. Tussen de beide zijvleugels met elk twee vensterassen bevindt zich het middenrisaliet met een licht vooruitspringende entreepartij die bekroond wordt door een fronton waarin zich omgeven door guirlandes een oeuil de boeuf bevindt. Een brede natuurstenen trap leidt de bezoeker naar de hoofdentree die bestaat uit een dubbele houten deur met een rondboog bovenlicht met siersmeedijzer waarin een monogram van de letters JtC is verwerkt. Aan de achterzijde van het huis ontwierpen de beide architecten een groot balkon met zandstenen balustrade en in het midden een halfronde uitbouw. Het geheel rust op dubbele Dorische zuilen. Langs de achtergevel bevindt zich onder het royale balkon een groot gemetseld terras, vanaf waar een trap toegang geeft tot de tuin. De kern van de villa wordt gevormd door een skelet van beton. Ook de verdiepingsvloer is van dit bouwmateriaal gemaakt. Het interieur van het huis is nog
Volgende
Home Vorige
koetshuis zijn de stallen met de oorspronkelijke stalboxen en zadelkasten van de firma Isselburger nog geheel intact. De beide dienstwoningen werden in dezelfde stijl uitgevoerd als die bij de beide poorten van het huis Rhederoord (Hanrath). Elk van de dienstwoningen bezit een gevelsteen met de naam van een der kinderen van het echtpaar Ten Cate ter herinnering aan de bouw. in oorspronkelijke staat en laat een staalkaart aan neo-Lodewijk stijlen zien. De kruisvormige entreehal heeft een gestuct plafond met lijstwerk en is bekleed met een zwart geaderde marmeren vloer waarin enkele malen vier delen marmer gespiegeld tegen elkaar zijn gelegd, hetgeen een verbluffend fraai motief tot gevolg heeft. Het marmer voor de vloer is destijds met een speciale trein vanuit Italië aangevoerd, waarna het ter plekke verder bewerkt werd. In de hal bevindt zich ook nog een schouw met marmer en stucwerk en een trap waarvan de leuning is voorzien van gesneden houten balusters. De eetkamer bezit een mahoniehouten betimmering met Tudorbogen en ingebouwde buffet- en servieskasten en heeft een Engels plafond dat kenmerkend is voor veel Twentse buitenhuizen anno 1920. De herenkamer, die is uitgevoerd in neorenaissance stijl, heeft een houten lambrisering en een schouw, terwijl rond de verwarmingen betimmeringen met spijltjes zijn aangebracht. De roze salon die voornamelijk gebruikt werd voor huisconcerten en familiebijeenkomsten, heeft een groene betimmering met roze zijden bespanning waaraan de salon haar naam ontleent. Het rijk gestucte plafond bezit régence invloeden en de schouw is uitgevoerd in neoLodewijk XVI stijl. De zitkamer bezit een groene lambrisering en plafondlijstwerk met gouden biezen. Aan de oostzijde van het park staan twee identieke dienstwoningen. Het zijn verdiepingloze panden onder een schilddak. Aan de westzijde van het park werd een koetshuis met paardenstal en dienstwoning gebouwd. Vriendelijke roodgele luiken versterken de landelijke aanblik. In de noordkant van het
Voor het ontwerp van het park werd de bekende landschapsarchitect Leonard Anthonij Springer aangezocht. Veel van zijn opdrachten had Springer aan Muller te danken, nadat hij door de architect in de Twentse textielkringen werd geïntroduceerd. Ook adviseerde Springer bij de inrichting van de uitbreiding van de Algemene Begraafplaats en het tuindorp de Riet te Almelo. Het uitgangspunt van Springer in zijn ontwerp voor het park van de Bellinckhof was dat het huis en het park één geheel moesten vormen. De bewoners moesten het gevoel hebben dat de ruimten binnenshuis zich voortzetten in de tuin. Om dit te bereiken ontwierp hij aan de zuidzijde van het huis een hierop aansluitende geometrische tuin rondom een middenas die van het huis uitgaat, met rechthoekige parterres, verdiept gelegen gazon, langwerpige rozen en heesterperken en loodrecht op het huis aanlopende paden. Verder verwijderd van het huis werd, gebruikmakend van aanwezige natuurlijke elementen, gekozen voor een landschappelijke aanleg met slingerende paden, boomgroepen en waterpartijen, waartussen doorzichten binnen en buiten de tuin. Deze doorzichten moesten bewerkstelligen dat de tuin groter leek dan hij in werkelijkheid was. Dit ruimtelijk effect werd ook bereikt door het omleggen van de toegangswegen. Springer koos voor een beplanting bestaande uit zowel inheemse soorten als exoten, waaronder meer zeldzame boomsoorten. Ten zuiden van de rechthoekige parterre kwam een oost-west lopend pad, dat aansloot op het padenstelsel in de tuin. In 1926 volgde een uitbreiding van het westelijk deel van het park.
Home
Bolkshoek De Bolkshoek is een landelijk, agrarisch gebied ten zuidoosten van Almelo. Het grootste deel van het gebied behoort tot het landgoed Huize Almelo. Diverse hier aanwezige erven hebben dan ook een historie die mogelijk even oud is als de ontstaansgeschiedenis van Huize Almelo. Het erve Brinkshuis wordt reeds in 1493 genoemd. Als men dan weet dat het Brinkshuis oorspronkelijk een katerstede was aan wiens eerste bewoners het werd toegestaan zich op de toen al bestaande brink van de Bolkshoek te vestigen, kan men er zich een voorstelling van maken hoe oud de toen al bestaande erven moeten zijn geweest. Het erve Reefman wordt in het vuurstedenregister van 1675 vermeld, maar bestond waarschijnlijk al veel langer. Bij de herbouw uit 1864 werd het huis omgedraaid en kwam de niendeur aan de achterzijde te liggen. De ontstaansgeschiedenis van de Bolkshoek kan niet los worden gezien van de centraal in het gebied gelegen es, het Bolkslaand, waaromheen zich in het verleden de eerste boeren hebben gevestigd. In de eeuwen hierna ontstond een kleinschalig hoevenlandschap dat nauwelijks te lijden heeft gehad van moderne herverkavelingen en daardoor
nog een groot deel van het oorspronkelijk karakter heeft kunnen behouden. Het landschappelijk silhouet en de coulissestructuur geven het gebied een bijzonder fraai en op vele plaatsen intiem karakter. Bijna alle erven in de Bolkshoek kunnen bogen op een eeuwenoude historie waarvan in veel gevallen nog elementen waarneembaar zijn zowel in het interieur als ook aan het uitwendige van de opstallen. Oude zandstenen waterputten, veelal voorzien van inscripties met een jaartal en initialen, zijn ook stille getuigen uit een ver verleden. En of het nu pachters waren van Huize Almelo of eigengeërfden, vele vroegere generaties van de vaak nu nog aanwezige families hebben in de loop van de eeuwen het land in cultuur gebracht en bewerkt. Een hechte agrarische gemeenschap met een groot gevoel voor noaberschap heeft zich tot in onze tijd weten te handhaven. De Bolkshoek is een stukje agrarisch gebied in Almelo dat nog in nauwelijks gewijzigde vorm een stukje plaatselijke historie uitdraagt.
Volgende
De samenhang met het aangrenzende gebied de Watereggge is ook historisch, ondanks de reeds eerder beschreven later ontstane verschillen. De invloed van het eeuwenlange beheer door heren van Almelo is dan ook duidelijk waarneembaar. Het landschap is ontstaan tussen 1700 en 1720 onder graaf Adolph Hendrik van Rechteren door het samenvoegen van allerlei verschillende grondstukken en de aankoop van in het gebied gelegen vroegere kloostergoederen en werd door zijn opvolgers verder ontwikkeld. De erven waarvan de meesten in de tweede helft van de negentiende eeuw werden verbouwd of zelfs geheel vernieuwd, zijn voor zover zij tot het landgoed Huize Almelo behoren, voorzien van een witte gevelsteen met kroon aan de voorzijde van de boerderij met er onder het jaartal van de (her-)bouw. Ook hebben zij de karakteristieke raamluiken in de kleuren geel en rood. De Almelose textielfabrikant Salomonson heeft
Home Vorige
eveneens in het gebied een tweetal boerderijen gebouwd, het Mastenbroek gelegen even ten oosten van de Loolee, en de Mariënhoeve. De brug over de Loolee kwam ook door zijn initiatief tot stand en wordt daarom nu nog vaak de ‘Jodenbrug’ genoemd, hiermee verwijzend naar de joodse afkomst van deze textielfabrikant. Voordien waren de Wateregge en de Bolkshoek uitsluitend via een voorde in de Loolee te bereiken. voortleven.
Home
Tuindorp De Riet Bij een beschrijving van de Almelose monumenten mag ook een bijzonder stadsgezicht niet ontbreken. Op 23 juli 1914 kwam bij Koninklijk Besluit de goedkeuring voor de oprichting van de Woningstichting Almelo, die tot doel had de Almelose arbeiders van goede en betaalbare woningen te voorzien. Het eerste grote project dat de jonge woningcorporatie wilde gaan uitvoeren was de bouw van een nieuwe woonwijk aan de zuid-oostzijde van de stad. Om tot een ontwerp voor deze nieuwe woonwijk te komen werd door de woningstichting een prijsvraag uitgeschreven. Een plan dat de Enschedese architect ir. Willem Karel de Wijs in 1916 maakte oogstte de meeste bijval en hij werd vervolgens belast met het ontwerp van de nieuwe woonwijk. Bij de inrichting van de wijk was ook Leonard Springer betrokken. De woonwijk De Riet werd vaak genoemd als ‘voorbeeld van de goede volkswoning’. Het ontwerp is geïnspireerd op de uit Engeland afkomstige tuinstadgedachte, hetgeen in Overijssel met name in de industriekernen tot de bouw van verschillende tuindorpen leidde: ruim opgezette stadsuitbreidingen met bochtig stratenpatroon, gevarieerde bebouwing met verspringende rooilijnen, winkel- en groenvoor-
zieningen en één of meer scholen. In tegenstelling tot de Engelse tuinsteden ontbreekt bij de meeste Nederlandse tuindorpen de zelfstandigheid. Zo ook bij De Riet, een kenmerkend voorbeeld van zo´n tuindorp. De wijkvoorziengen zijn beperkt gebleven tot enkele winkeltjes en scholen. Hoewel er geen gebruik is gemaakt van standaard woningtypen is sprake van eenheid in architectuur door toepassing van dezelfde materialen en de bouwstijl. De woningen beschikken over een grote tuin. De gedachte hierachter was dat de vermoeide werknemers in hun vrije tijd rust moesten kunnen vinden en verse groenten kunnen verbouwen. De woningen van De Wijs zijn tussen 1916 en 1924 gebouwd in een expressieve baksteenarchitectuur. Hoewel er grote overeenkomsten zijn met de wijk Pathmos in Enschede, is De Riet geen kopie. Kenmerkend voor de wijk zijn de torentjes op diverse onderdelen van de bebouwing en de pleinen en plantsoenen. Vanwege het feit dat er veel arbeiders woonden werd De Riet ook wel het ‘Rode dorp’
Volgende
Home Vorige
genoemd. Maar er woonden ook ambtenaren die een hoger inkomen hadden. Zij woonden veelal in de witte woningen. De ‘Koninklijke stallen’ werden ze door de andere bewoners van de wijk genoemd. De wijk heeft sinds 3 oktober 1926 een eigen treinstation. Het aan de andere zijde van de spoorlijn gelegen deel van de wijk ‘De Boomsplaats’ werd grotendeels ontworpen door de Almelose architecten Jan Vixseboxse en Melius Krabshuis en verschilt in woningtypes en karakter sterk van het oudere deel. Hoofdkenmerk van De Riet is de vroeg 20e eeuwse planmatige stadsuitbreiding met een langgerekte as en afwisselend stratenpatroon met pleinen, plantsoentjes, poortdoorgangen en dorps straatprofiel. De kleinschalige, in baksteen opgetrokken bebouwing is zorgvuldig gedetailleerd; architectonische eenheid is ontstaan door een eenduidige vormentaal en herhaling in detaillering. De gevels bezitten fraaie details in het metselwerk, waarbij meestal onder de dakrand en soms in de plint zwarte steen is gebruikt in de vorm van een eenvoudige band of een mozaïek. In geveltoppen en rond gevelopeningen rollagen, siermetselwerk en uitgemet -selde randen. De eenvoudige vensters zijn rechtgesloten en oorspronkelijk voorzien van roedenverdeling en/of bovenlichten. De entrees hebben eenvoudige houten deuren soms onder luifel aan trekstangen of in een rondboogportiek. De poorten tussen de bouwblokken hebben eveneens rondboogdoorgangen. Opvallende onderdelen bij winkelpanden (meestal op hoekpunten) zijn de erkerachtige etalages met bovenlichten. De bouwblokken variëren in omvang en hebben een verspringende rooilijn, sommige met kleine voortuinen en erfscheidingen. In de panden wordt voornamelijk gewoond; enkele panden hebben een winkelfunctie. In het gebied waren oorspronkelijk twee scholen. Van de voormalige ambachtsschool aan de Veldkersstraat is alleen de gevel gehandhaafd, nadat het gebouwd ingrijpend werd verbouwd tot appartementencomplex.