hoofdstuk 1
Zelfmoord, zelfdoding of suïcide?
‘Het taboe rondom zelfmoord wordt in taalkundige zin in stand gehouden door de eeuwenoude woorden “zelfmoord” en “suïcide” zoveel mogelijk niet te gebruiken en zich bij voorkeur te bedienen van een eufemisme.’ Jeroen Brouwers in De laatste deur, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1983
De meeste publicaties over zelfmoord openen met een hoofdstuk over definities en terminologie. En dat heeft zijn nut. Het grote taboe dat op zelfmoord blijft rusten, wordt namelijk in de eerste plaats door het taalgebruik bestendigd. Tot diep in de jaren zestig was zelfmoord de meest gebruikelijke term. Taalkundig is dit woord ook het meest correcte. In het grote gamma van definities kan ik me het best vinden in de manier waarop auteur Jeroen Brouwers het fenomeen omschrijft: ‘Zelfmoord is het met voorbedachten rade en in beginsel volledig bij zinnen door eigen toedoen en uit vrije wil verrichten of nalaten van een handeling met het oogmerk daarmee zijn leven te beëindigen.’ (J. Brouwers, De laatste deur, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1983, pag. 193)
Door de invloed van het Frans op onze taal na de Franse Revolutie is het meer wetenschappelijke woord suïcide in het Nederlands binnengeslopen. Suïcide is een correct synoniem voor zelfmoord. Toch geef ik de voorkeur aan de Nederlandse term, die in mijn ogen veel duidelijker is en een stuk minder afstandelijk klinkt. Onder het motto ‘geef het probleem een wat minder harde naam, waardoor het meteen een stuk minder erg lijkt dan het is’, is de term zelfdoding in zwang geraakt. Vooral nabestaanden van zelfmoordenaars en mensen uit de hulpverleningssector staan afkerig tegenover
het woord zelfmoord. Ook Maurits Verzele, professor emeritus aan de Universiteit Gent, schrijft in zijn omstreden boek De milde dood: ‘Zelfmoord is een groot woord; er kleeft iets misdadigs, verwerpelijks, pejoratiefs aan. Zelfdoding is een beter woord. Moord begaat men op iemand anders, zeer tegen de zin van het slachtoffer. Moord gaat dikwijls met geweld gepaard. Moord is een misdaad. Zelfdoding is dat niet.’ (M. Verzele, De milde dood. Zelfdoding en euthanasie, EP, Berchem, 1994)
Eugène Berode, de voormalige taalkroniekschrijver van De Standaard, geeft ook de voorkeur aan de term zelfdoding: ‘Moord is doodslag met voorbedachten rade en dus lijkt zelfmoord een politiek correcte term te zijn: als iemand een eind maakt aan zijn leven, doet hij dat uiteraard met opzet. Hoewel, uiteraard? Bestaat er ook niet zoiets als een onweerstaanbare neiging en kan iemand niet zo in de war zijn dat er van opzet geen sprake kan zijn? Niks zelfmoord dus, maar wel zelfdoding. Zelf beschouw ik zelfdoding als de neutrale en dus politiek correcte term: ik kwets er niemand mee. Maar ik ben tolerant en zij die suïcide – het vreemde woord heeft nu eens geen succes – moreel verwerpelijk vinden, mogen wat mij betreft zelfmoord blijven gebruiken.’ (De Standaard, bijlage ‘De rijdende trein’ over politiek correct taalgebruik, 23 maart 1999, pag.2)
Volgens van Dale is zelfdoding een synoniem voor zelfmoord. zelfmoord: het benemen van het leven aan zichzelf, syn. suïcide, zelfdoding (van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse taal, 14de herziene uitgave, 2005)
Ik ben het daar volstrekt niet mee eens. Niet alleen draagt een dergelijk eufemisme bij tot het in stand houden van het maatschappelijke taboe, maar ook dekt het woord zelfdoding niet eens de lading die het veronderstelt te dekken. Het woordenboek Verschueren maakt een duidelijker onderscheid tussen zelfmoord en zelfdoding:
zelfdoding: (volgens sommigen juistere term voor) zelfmoord zelfmoord: het doden van zichzelf: -begaan, plegen (Verschueren Groot Encyclopedisch Woordenboek, 10de editie, 1996)
In tegenstelling tot het woord ‘doding’ betekent ‘moord’ een doelbewuste, gerichte handeling met het oogmerk iemand te doden. Als je jezelf doelbewust doodt, bega je dus zelfmoord. Met het woord ‘zelfmoord’ op zich is niets mis. Wel heb ik moeite met het werkwoord ‘plegen’, waaraan ‘zelfmoord’ haast automatisch wordt gekoppeld. Mensen kunnen een moord of een misdaad plegen. Ook ontucht, echtbreuk, vluchtmisdrijf, geweld, bedrog en diefstal worden doorgaans gepleegd. Aangezien er wat mij betreft niets misdadigs kleeft aan zelfmoord, geef ik er de voorkeur aan te spreken van ‘zelfmoord begaan’. Zelfmoord en zelfmoordpoging zijn twee heel verschillende begrippen. Zelfmoord heeft de dood tot gevolg. Een zelfmoordpoging wordt per definitie overleefd, en dat is vaak ook de bedoeling: wie een zelfmoordpoging onderneemt, heeft meestal niet de intentie om te sterven. Wetenschappers omschrijven een zelfmoordpoging als iedere daad waarbij men zichzelf verwondt of waarbij men de hoeveelheid van een stof inneemt in een hogere dosis dan voorgeschreven. Een zelfmoordpoging is dus niet hetzelfde als een mislukte zelfmoord. Meestal is het een weloverwogen daad om bepaalde gewenste veranderingen te verwezenlijken.
Bronnen K. Andriessen, ‘Zelfdoding’, Welzijnsgids – Noden, Psychische problemen, afl. 22, december 1996 J. Brouwers, De laatste deur, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1983 Knack, 10-12-1997, pag. 98-102 Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 14de herziene uitgave, 2005 Verschueren Groot Encyclopedisch Woordenboek, 10de editie, 1996 M. Verzele, De milde dood. Zelfdoding en euthanasie, EP, Berchem, 1994
hoofdstuk 2
Cijfers en feiten
‘Dat de zelfmoord een daad van beëindiging is, is duidelijk, maar ze is ook, in tegenstelling tot de natuurlijke dood die altijd een onderbreking is, een waarachtige voltooiing – ze maakt het leven letterlijk af op een zelfgekozen manier, en nadat alles wat men nog had willen doen ook werkelijk gedaan is.’ Patricia de Martelaere in Een verlangen naar ontroostbaarheid, Meulenhoff, Amsterdam, 1993
Wat zelfmoord en zelfmoordpogingen betreft kan Europa in drie geografische gebieden worden verdeeld. De landen met de hoogste zelfmoordcijfers bevinden zich in de Midden-Europese band: Oekraïne, Hongarije, Zwitserland, een groot deel van Frankrijk en België. Daarna komt de Noord-Europese band met de Scandinavische landen. Alleen Finland en de Baltische staten zijn hier grote uitzonderingen: in die landen zijn er zelfs meer zelfmoorden dan in België. De landen rond de Middellandse Zee kennen de minste zelfmoorden. Wallonië leunt meer aan bij de Midden-Europese band, Vlaanderen bij de noordelijke; van de zeven officieel geregistreerde zelfmoorden per dag worden er gemiddeld drie in Vlaanderen begaan en vier in het Franstalige landsgedeelte. Het aantal zelfmoorden en zelfmoordpogingen in Vlaanderen ligt beduidend hoger dan in Nederland. De Nederlandse psychiater en zelfmoordpreventiedeskundige Jan Mokkenstorm vermoedt dat de sociaaleconomische verschillen tussen beide landen het hogere zelfmoordcijfer in Vlaanderen gedeeltelijk kunnen verklaren. Jan Mokkenstorm: ‘Naar mijn gevoel is België een wat armer land dan Nederland. De nulde en de eerste lijnen van de gezondheidszorg zijn in Nederland beter georganiseerd en sluiten meer aan bij de twee
de lijn. Bovendien is het netwerk van Nederlandse huisartsen bijzonder stevig uitgebouwd. De medische opleiding in België is heel degelijk, maar de vertaling daarvan naar de samenleving is in de praktijk minder goed gelukt dan in Nederland. België heeft heel wat knappe artsen die toch tamelijk solitair werken. Daarnaast heb ik het gevoel dat de sociale ongelijkheid in België groter is dan in Nederland. De mate van geluk van de samenleving hangt sterk af van de mate waarin er grote verschillen zijn tussen de klassen. In een land met een rijke bovenklasse en een grote arme onderklasse is de bevolking in het algemeen ongelukkiger. Wat dat betreft is Nederland aardig genivelleerd, wat zich concreet vertaalt in lagere suïcidecijfers. Tenslotte worden bezoeken aan een psycholoog in België niet terugbetaald; in Nederland is dat wel het geval.’
1. Zelfmoord in België De officiële zelfmoordcijfers in België en Vlaanderen worden verzameld via de oorspronkelijke overlijdensakten. Jaarlijks worden in België gemiddeld ongeveer tweeduizend zelfmoorden geregistreerd. In vergelijking met het Europese gemiddelde ligt de zelfmoordrate bij Vlamingen anderhalve keer zo hoog. De registratie van het aantal zelfmoorden wordt beïnvloed door culturele en sociale weerstanden bij de arts of de rechtstreekse verwanten. Onderzoekers gaan ervan uit dat het werkelijke aantal hoger ligt, al is de betrouwbaarheid van de Vlaamse statistieken tegenwoordig veel beter dan vroeger het geval was. De categorieën van overlijdens met een onbekende intentie en gemaskeerde auto-ongevallen zorgen voor een zekere onderrapportering. In het millenniumjaar 2000 was er een sterke stijging van het aantal zelfmoorden in België, maar nadien zijn de suïcidecijfers vrij stabiel gebleven. Het aantal zelfmoordpogingen is tien à vijftien keer groter dan het aantal werkelijke zelfmoorden. Naast de circa 2.000 zelfmoorden proberen in België nog eens ongeveer 25.000 mensen per jaar een eind aan hun leven te maken. Dat zijn er achtenzestig per dag of bijna drie per uur! Uiteraard worden alleen die zelfmoordpogingen geregistreerd waarbij het slachtoffer achteraf medisch werd behandeld. Er is een dark number van niet-medisch geregistreerde pogingen. Mensen die bij
voorbeeld na een overdosis medicijnen zijn wakker geworden of zelfmoordpogingen waarbij tijdig door de directe omgeving werd geïntervenieerd, zijn niet in de statistieken opgenomen. Vlaams
mannen
vrouwen
totaal aantal
per 100.000
2000
843
331
zelfmoorden
inwoners
1174
20,20
2001
838
301
1139
19,50
2002
802
291
1100
18,70
Gewest
2003
785
289
1074
18,30
2004
784
301
1085
18,10
2005
818
297
1115
18,60
2006
700
280
980
16,06
2007
681
303
984
16,10
2008
728
299
1027
16,67
2009
792
310
1102
17,75
Jarenlang werd aangenomen dat gemiddeld zes mensen zwaar getroffen worden door de zelfmoord of zelfmoordpoging van een familielid, een vriend of een schoolmakker. Uit recent grootschalig onderzoek van de Amerikaanse professor Alan L. Berman blijkt dat in werkelijkheid veel meer mensen door de suïcide(poging) van een dierbare worden getroffen, afhankelijk van de soort relatie, de leeftijd en de frequentie van het contact dat men had met de overledene. Wanneer bijvoorbeeld een kind of een jongere sterft door zelfmoord, zouden er niet minder dan tachtig nabestaanden achterblijven (familieleden, klasgenoten, leerkrachten,…). Na het overlijden van een partner of echtgenoot schat Berman het aantal nabestaanden dan weer op zestig. Uitgaande van Bermans onderzoek kan men stellen dat er jaarlijks in Vlaanderen ongeveer 28.000 nabestaanden na zelfmoord bijkomen. De meest voorkomende zelfmoordmethodes in Vlaanderen zijn verhanging en verstikking, zowel bij mannen als bij vrouwen. Vuurwapens nemen bij Vlaamse mannen de tweede plaats in. Bij Vlaamse vrouwen is dat vergiftiging door medicatie of verdrinking. Wallonië heeft traditioneel een hoger zelfmoordcijfer dan Vlaanderen. De tragere economische groei zou dit verschil gedeeltelijk kun
nen verklaren. De meeste zelfmoorden in Wallonië gebeuren in de streek van de oude steenkool- en staalindustrie. Een andere hypothese over het hogere zelfmoordcijfer in Wallonië is dat meer Walen over een jachtwapen beschikken. De zelfmoorddrempel zou immers lager liggen bij het bezit van een vuurwapen.
2. Zelfmoord in Nederland Jaarlijks ondernemen naar schatting ten minste 96.000 Nederlanders een zelfmoordpoging. Uit recent onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat jaarlijks ongeveer een half miljoen Nederlanders met zelfmoordgedachten te kampen heeft. Dat varieert van vage doodsgedachten in de trant van ‘het zou me niet zoveel kunnen schelen als ik niet meer wakker werd’, tot meer concrete zelfmoordgedachten. Jan Mokkenstorm: ‘Als je dat getal hoort, realiseer je je dat de gezondheidszorg nooit in staat zal zijn al die mensen te helpen. Dat is gewoon ondenkbaar. In vele gevallen is dat niet eens nodig, want gedachten aan de dood komen en gaan. Bij Stichting 113Online, de hulporganisatie waarvan ik oprichtend directeur ben, zorgen wij ervoor dat mensen zichzelf kunnen helpen en dat ze niet altijd iemand anders nodig hebben. Wij proberen de zelfredzaamheid van mensen te versterken. Zelfs wanneer psychologen duur zijn en wegens langere wachttijden niet altijd even gemakkelijk te bereiken, moeten er andere dingen gebeuren die goedkoper en beter toegankelijk zijn. De reguliere zorg is heel belangrijk, maar die zou moeten drijven in een zee van voorlichting en preventie, waarbij mensen in staat zijn zichzelf te helpen.’ Sinds de jaren zestig worden zelfmoorden door het Centraal Bureau voor de Statistiek geïnventariseerd. Rond 1980 was er een piek in het aantal zelfmoorden, maar sinds 1983 is het aantal sterfgevallen door zelfmoord in Nederland geleidelijk aan gedaald. In 1993 stierven er 1555 Nederlanders door zelfmoord, bijna twintig procent minder dan in 1983. Zowel in absolute cijfers als proportioneel (per 100.000 inwoners) is het aantal zelfmoorden daarna betrekkelijk stabiel gebleven. In 2007 is er een opmerkelijke daling geweest, maar die heeft zich de jaren nadien niet doorgezet. In 2010 was er zelfs weer een duidelijke stijging van het aantal suïcides in Nederland. Jan Mokkenstorm en zijn collega’s vermoeden dat de economische crisis daar een aandeel in heeft.
Nederland
mannen
vrouwen
totaal aantal zelfmoorden
per 100.000 inwoners
2000
999
501
1500
9,4
2001
1010
463
1473
9,2
2002
1062
505
1567
9,7
2003
1016
484
1500
9,2
2004
1022
492
1514
9,3
2005
1073
499
1572
9,6
2006
1046
478
1524
9,3
2007
943
410
1353
8,3
2008
988
447
1435
8,7
2009
1064
461
1525
9,2
2010
1124
476
1600
9,6
In de wijze waarop men in Nederland zelfmoord begaat, zijn tussen 1950 en 1991 duidelijke verschillen te bespeuren. Verhanging blijft er gedurende de hele periode de meest toegepaste methode. Zelfmoord door middel van een overdosis medicijnen, al dan niet in combinatie met alcohol, komt op de tweede plaats. Spectaculair is de daling van het aantal vergassingen. Tussen 1960 en 1970 is Nederland overgeschakeld van het giftige stadsgas op het meer onschuldige aardgas. In 1962 was de vergassingsmethode nog goed voor 20 procent van het aantal Nederlandse zelfmoorden, zeven jaar later was dat gedaald tot 1 procent. Medicijnen en alcohol blijken het gas te hebben vervangen.
3. Zelfmoord in demografisch opzicht Veel meer vrouwen dan mannen ondernemen een zelfmoordpoging, terwijl dubbel zoveel mannen daadwerkelijk tot zelfmoord overgaan. De zakelijke verklaring is dat mannen doortastender optreden dan vrouwen. Als ze besluiten een eind aan hun leven te maken, kiezen ze voor een meer drastische methode, zoals verhanging of zelfmoord door een vuurwapen. Vrouwen zullen vlugger grijpen naar een overdosis medicijnen en die methode staat minder garant voor een fatale afloop. Het feit dat meer mannen dan vrouwen zelfmoord begaan, is ook cultureel bepaald. De maatschappij verwacht nu eenmaal dat jongens zich ‘sterk’ en ‘mannelijk’ opstellen. Over het algemeen uiten jongens
hun depressiviteit door bravouregedrag, bijvoorbeeld door veel te drinken of door drugsgebruik. Gewelddadig gedrag kan daar ook een uiting van zijn. Nog een verklaring is de beschikbaarheid van de middelen om zelfmoord te begaan. Vrouwen gebruiken in onze samenleving veel meer medicijnen dan mannen, terwijl er beduidend meer mannen dan vrouwen over een vuurwapen beschikken. Uitgedrukt in absolute cijfers komt zelfmoord het meest voor in de leeftijdscategorie tussen 40 en 60 jaar. Dat geldt zowel voor Nederland als voor Vlaanderen. Onder 25- tot 44-jarigen is zelfmoord – na verkeersongevallen – de belangrijkste doodsoorzaak. Toch moet dit cijfer enigszins gerelativeerd worden: omdat jongeren niet snel sterven aan een ziekte, is het ook logisch dat zelfmoorden en verkeersongevallen de hoogste plaatsen innemen in de lijst van overlijdensoorzaken. In de jaren negentig is er een spectaculaire stijging geweest van het aantal zelfmoorden bij Belgische jongeren. De laatste tien jaar heeft die tendens zich niet verdergezet en is het aantal gestabiliseerd. De gemiddelde leeftijd van de zelfmoordenaar wordt almaar lager. Het vroeger intreden van de puberteit en het vooruitzicht op een onzekere toekomst zouden aan de basis liggen van deze tendens. Ook bij bejaarde mannen is zelfmoord een niet te onderschatten doodsoorzaak. Belgische mannelijke 70-plussers begaan tweemaal zoveel zelfmoord als vrouwen van dezelfde leeftijd of als mannen tussen 25 en 40 jaar.
4. ‘Besmette’ locaties Rekening houdend met het aantal zelfmoorden per 100.000 inwoners zijn er in Vlaanderen opvallende verschillen tussen het westen en het oosten van het land. De hoogste suïcidecijfers worden jaarlijks genoteerd in de Westhoek en de streek van de Westkust, terwijl de oostelijke provincie Limburg het laagste aantal zelfmoorden kent. De lagere zelfmoordcijfers in Limburg worden gedeeltelijk verklaard door het feit dat in de voormalige mijnstreken meer migranten wonen, ingeweken uit landen waar traditioneel veel minder zelfmoord wordt begaan. In België lijkt zelfmoord meer een fenomeen van het platteland dan van de stad. Dat wordt onder meer toegeschreven aan de hogere suïcidegraad bij wanhopige landbouwers, de toenemende vereenzaming en
een sterk verouderende bevolking. In stedelijke gebieden leven verhoudingsgewijs meer jonge mensen. Bovendien zijn daar meer hulpinstanties voorhanden. Wat de Vlaamse steden betreft is Gent een vreemde uitschieter, met in verhouding opvallend meer zelfmoorden dan in Brussel of Antwerpen. Specialisten vinden niet meteen een sluitende verklaring voor de hoge Gentse zelfmoordscore. In Nederland zijn er in geografisch opzicht geen noemenswaardige verschillen.
5. Risicogroepen • België heeft een van de hoogste zelfmoordcijfers bij politieagenten in Europa. Dat blijkt uit de eerste studie over dit verschijnsel. Pierre Nivelle, speurder van het Comité P, bracht het fenomeen in kaart tussen 1990 en 1998. Volgens Nivelle is de gesloten politiecultuur een van de belangrijkste oorzaken van de hoge zelfmoordcijfers: ‘Agenten leven in een machocultuur waar iedereen voor zichzelf zorgt en zo weinig mogelijk de hulp van anderen inroept. De politiemythe beklemtoont durf, stoerheid en onverwoestbaarheid. Dat is totaal onverenigbaar met suïcide. De agenten proberen vooral hun familie af te schermen. De routinematige bezigheden van de meeste agenten, gekoppeld aan plotselinge stress bij crisisinterventies, kunnen verantwoordelijk zijn voor de hoge cijfers.’ Volgens zelfmoorddeskundige Karl Andriessen is het een beetje kort door de bocht om de hoge zelfmoordcijfers bij agenten louter aan werkgerelateerde stress toe te schrijven. Mensen nemen hun stress immers mee naar huis en omgekeerd duiken problemen uit de privésfeer ook op het werk op. Bovendien beschikken agenten over een dienstwapen, wat op zich een drempelverlagend effect heeft. • Ook gedetineerden vormen een ernstige risicogroep. Het aantal zelfmoorden en zelfmoordpogingen in Belgische strafinrichtingen ligt opvallend hoog. Vooral tijdens de eerste dagen van een voorlopige hechtenis is het risico op zelfmoord het grootst. Dat heeft te maken met de verandering van situatie, het totale verlies van controle en de onzekerheid over de eventuele uitspraak. Pas vanaf het moment van de effectieve veroordeling kan bij de gedetineerde het verwerkingsproces van start gaan, omdat de gevangene dan weet
•
•
•
•
waar hij aan toe is. Onderzoek toont verder aan dat het suïciderisico ook bij ex-gedetineerden vrij hoog ligt. Vrouwelijke artsen begaan vijf- tot zesmaal meer zelfmoord dan de algemene bevolking. Bij mannelijke dokters ligt het cijfer twee- tot driemaal hoger. Jonge vrouwelijke dokters blijven langer alleenstaand, hebben minder kinderen en zijn vaker gescheiden. Zowat de helft van de vrouwelijke medici heeft in de loop van hun carrière met stressaandoeningen of depressies af te rekenen. Ook psychiaters en anesthesisten behoren tot de risicogroepen. Het hogere aantal zelfmoorden onder anesthesisten kan worden verklaard doordat zij beroepshalve gemakkelijk aan de middelen kunnen komen. Deze redenering gaat ook op voor het hoge aantal zelfmoorden onder psychiaters, maar het kan ook zijn dat het psychische leed waar ze dagelijks mee worden geconfronteerd, een te belastende invloed heeft. In binnen- en buitenland vormen land- en tuinbouwers een kwetsbare groep. In Vlaanderen maken jaarlijks heel wat landbouwers een eind aan hun leven. Het landbouwbedrijf is een gesloten gemeenschap. Als ze met zware problemen worden geconfronteerd, zoeken boeren minder makkelijk hulp van buitenaf. Daarnaast beschikken ze over adequate suïcidemiddelen: landbouwproducten en vuurwapens. Wellicht heeft de economische crisis voor een aantal landbouwbedrijven het zelfmoordgedrag nog versterkt. Vlaamse landbouwers die het niet meer zien zitten, kunnen tegenwoordig wel terecht bij de organisatie ‘Boeren op een Kruispunt’, een initiatief van de Vlaamse overheid in nauwe samenwerking met verschillende landbouworganisaties. De dienstverlening is gratis en actief in alle Vlaamse provincies. Meer info via de website www.boerenopeenkruispunt.be. Alleenstaanden, gescheiden mensen en personen die hun partner hebben verloren maken meer kans op het ontwikkelen van suïcidaal gedrag. Dat werd door onderzoekers in de negentiende eeuw al vastgesteld en is nog steeds van kracht. Mensen zonder een sociaal netwerk zijn uiteraard kwetsbaarder. In zekere zin is zelfmoord ook sociaal bepaald. Uit de cijfers blijkt dat kwetsbare kansengroepen meer suïcidaal gedrag vertonen dan
•
•
•
•
medeburgers uit de hogere of de middenklasse. Mensen die in armoede leven, hebben doorgaans met veel meer problemen te kampen. Bovendien vinden kansarmen geen aansluiting bij de klassieke hulpverlening. Het nieuwe actieplan Suïcidepreventie van de Vlaamse overheid werkt een strategie uit om die doelgroep makkelijker te kunnen bereiken. Ook de gevolgen van de economische crisis kunnen zelfmoordgedrag in de hand werken. De economische problemen hebben in Ierland en Griekenland tot een frappante stijging van het aantal suïcides geleid. Werkverlies en verarming zijn sociale risicofactoren. Razendsnelle evoluties in de samenleving zorgen voor een ontregelend effect. Een economische crisis is bij uitstek zo een bruuske maatschappelijke verandering, waardoor een aantal kwetsbare mensen sneller de stap naar zelfmoord zal zetten. Ondanks de zorg en de beveiliging gebeuren er nog steeds veel zelfmoorden in en rond psychiatrische instellingen. Dat komt nog vaker voor vlak na het ontslag van de patiënt of tijdens een korte verlofperiode. Psychiatrische instellingen zijn op zich verzamelplaatsen van zwaar menselijk leed. In samenwerking met de Belgische Spoorwegen worden de kenmerken van zogenaamde suïcidale ‘hotspots’ onderzocht. In negen op tien gevallen gaat het om plaatsen waarbij de toegang tot de spoorlijn vrij is én er een psychiatrisch centrum in de buurt ligt. Vandaar ook de aanbeveling aan de Belgische media om in hun berichtgeving over een zelfmoord geen precieze locaties te vermelden en dus geen ‘reclame’ te maken voor ideale zelfmoordplekjes. Ook seksueel misbruikte kinderen maken kans om zelfmoordgedrag te ontwikkelen. Deze risicofactor blijft ook lang doorwerken. Het vertrouwen in mensen is dikwijls voorgoed gekraakt en het zelfbeeld geschaad. Turkse en Hindoestaanse meisjes in Nederland ondernemen twee tot drie keer meer zelfmoordpogingen dan Nederlandse meisjes van dezelfde leeftijdsklasse. Met het ouder worden verdwijnen de verschillen tussen allochtonen en autochtonen min of meer. Toch is het opvallend dat het aantal geslaagde zelfmoorden niet hoger ligt dan bij hun Nederlandse leeftijdsgenoten, wat de stelling onder
steunt dat de zelfmoordpogingen uitingen van hopeloosheid zijn. In België ontbreekt onderzoek naar zelfmoord bij allochtone jongeren. Het kan zijn dat het zelfmoordgedrag bij etnische minderheden ook beïnvloed wordt door culturele of religieuze achtergronden. Vooral op jonge leeftijd zouden migrantenmeisjes in een permanente strijd tussen twee werelden verwikkeld zijn. Dat is meteen ook de verklaring voor de vaststelling dat allochtone jongens in vergelijking met hun Nederlandse seksegenoten niet meer zelfmoordpogingen doen. Migrantenjongens worden immers gewoonlijk veel minder streng opgevoed. De Nederlandse psychiater Jan Mokkenstorm heeft ernstige bedenkingen bij het benoemen van risicogroepen. Jan Mokkenstorm: ‘De cijfers kloppen wel, maar ze kloppen ook heel snel, want het gaat immers om minimale verschillen in de absolute zelfmoordcijfers. De kans dat iemand zelfmoord begaat is zo laag dat een kleine factor die kans al heel snel laat vermenigvuldigen. Dertig jaar suïcidologisch onderzoek heeft geen antwoorden geboden op de vraag hoe je kunt voorspellen of iemand al dan niet een eind aan zijn leven zal maken. Het is statistisch niet mogelijk om de kans op suïcide voor iemand te bepalen. Er is een lange traditie aan risico-onderzoek. Volgens mij heeft het veel weg van een soort wetenschappelijke industrie. Het is namelijk heel gemakkelijk onderzoek: men vraagt een aantal demografische gegevens op en zet zich aan het turven. Automatisch komen altijd een aantal beroepscategorieën of bepaalde profielen bovendrijven. Trends worden heel snel opgemerkt. In Nederland is men recent van dat soort onderzoeksmethodes afgestapt. De Amerikaanse professor A.D. Pokorny heeft trouwens aangetoond dat het zinloos is om in zelfmoordpreventie naar geijkte profielen en risicogroepen op zoek te gaan. De hele wetenschappelijke industrie blijft koppig zoeken naar zogenaamde significante factoren die suïcidaal gedrag in de hand zouden werken. Vanuit klinisch opzicht heeft dit echter totaal geen relevantie. In Nederland zijn we geëvolueerd naar een meer empathische, psychologische benadering om te voorkomen dat mensen tot zelfmoord overgaan. Het maakt echt niet uit of iemand een hoog of een gematigd zelfmoordrisico loopt. In beide gevallen is het belangrijk om
contact te maken en ervoor te zorgen dat mensen het gevoel hebben dat ze begrepen worden. Daarnaast moet er gewerkt worden aan het wegwerken van een aantal belastende omstandigheden, zoals depressie of armoede.’
6. Zelfmoordonderzoek Het laatste decennium zit het zelfmoordonderzoek in een stroomversnelling. Er wordt heel degelijk onderzoek gevoerd naar zelfmoordpreventie en het herkennen van suïcidaal gedrag, maar vreemd genoeg halen alleen de meest bizarre onderzoeken paginagroot de media. Een overzicht van de meest opvallende bevindingen van onderzoeken die de voorbije tien jaar onze kranten en tijdschriften haalden: • Late slapers plegen vaker zelfmoord (Amerikaans onderzoek van 2010 bij 15.569 jongeren): tieners die na middernacht gaan slapen, lopen 24 procent meer kans op een depressie en 20 procent meer kans op zelfmoordneigingen. Ook uit andere onderzoeken blijkt dat slaapstoornissen tot suïcidaal gedrag kunnen leiden. • Bij zelfmoordenaars werken de hersenen anders (onderzoek van de Gentse professor Cees Van Heeringen in 2010). Het onderzoek op 39 proefpersonen spitste zich toe op de emotionele pijn en de ernst van de zelfmoordgedachten. Men heeft ontdekt dat er geen verband is tussen de ernst van de depressie en de ernst van de zelfmoordgedachten. Sommige mensen kunnen een zware depressie hebben, maar zonder al te veel emotionele pijn. Er zijn dus verschillen in het functioneren van de hersenen. Dat heeft te maken met een verstoring van de serotoninehuishouding, de chemische processen in de hersenen die verantwoordelijk zijn voor het doorgeven van impulsen. Mensen voelen zich sneller hopeloos en reageren impulsiever wanneer het serotoninepeil verstoord is. • Grote sportevenementen doen zelfmoord dalen (onderzoek van Karl Andriessen en Karolina Krysinska in 2008). Tijdens sporttoernooien krijgen de ziekenhuizen twee tot drie keer minder slachtoffers binnen van zelfmoordpogingen. Sportmanifestaties brengen mensen samen. Met vrienden of familie naar de televisie kijken en supporteren leidt tot een gevoel van samenhorigheid en verbondenheid. Daardoor wordt de stress bij mensen die denken aan zelf
•
•
•
•
moord naar de achtergrond verdrongen. Het onderzoek toont aan dat naast de individuele problematiek van de zelfmoordenaar ook maatschappelijke fenomenen een rol spelen. Uit Brits onderzoek tijdens voorbije wereldbekertoernooien blijkt dat de zelfmoordcijfers fors terugliepen. In Amerika dalen de zelfmoordcijfers steevast tijdens de laatste weken van de campagne voor de presidentsverkiezingen. Crises zoals de affaire-Dutroux en politieke onrust zouden er de oorzaak van kunnen zijn dat het aantal zelfmoorden in Vlaanderen twee keer hoger is dan in Nederland (Onderzoek van de demografen Luc Bonneux en Corina Huisman in 2008). Volgens de onderzoekers kan een algemeen gevoel van onvrede de fatale druppel zijn voor mensen die toch al overwogen een eind aan hun leven te maken. Rokers lopen hoger risico op zelfmoord (Amerikaans onderzoek van de universiteit van Harvard in 2000). Bij zware rokers zou het risico dat zij zelfmoord begaan minstens vier keer zo groot zijn dan bij niet-rokers. De onderzoekers hebben circa 50.000 mensen acht jaar lang gevolgd. Zij concluderen tevens dat rokers minder vaak getrouwd zijn, meer alcohol drinken en minder aan sport doen dan niet-rokers. Vrouwen met nepborsten gaan vaker tot zelfmoord over (Onderzoek bij 3.527 Zweedse vrouwen in 2007). Het risico op zelfmoord zou zelfs zeven keer hoger zijn bij vrouwen die een dergelijke ingreep lieten uitvoeren na de leeftijd van 45 jaar. Bovendien blijkt uit het onderzoek dat de meeste vrouwen met implantaten zich ongelukkiger gaan voelen, vaker te maken krijgen met overmatig alcohol- en drugsgebruik en ook vaker sterven als gevolg van psychische aandoeningen. Vakantie is gevaarlijk voor depressieve mensen (Christa RothSackenheim, voorzitster van de beroepsvereniging van Duitse psychiaters, 2006). De kans dat personen met een depressie zelfmoord begaan, neemt op vakantie zelfs toe. Plotse veranderingen van omgeving en het doorbreken van de dagelijkse routine werken gevoelens van onrust in de hand.