12
zelfdoding
“Waarom heb ik dat niet gezien?”
verhaal
EEN LEERLING VAN SIGRID PLEEGde ZELFMOORD
“We bleven verdoofd achter” Een rustige zaterdagavond in mei. Sigrid Coymans, leerlingenbegeleider en graadcoördinator van het KTA Campus Plinius in Tongeren, zit in de zetel wanneer collega Nele belt. ‘Heb je het al gehoord van Amber?’, vraagt ze met beverige stem. ‘Ze heeft zelfmoord gepleegd.’
“Amber (13) stapte uit het leven twee dagen voor ze op bosklassen zou vertrekken. Haar valies stond klaar. Ik stond perplex. Ik kende haar van de leerlingenraad: een zelfbewuste dame, enthousiast, open en recht voor de raap. Dat kon toch niet? Als leraar en leerlingenbegeleider weet je dat je ooit geconfronteerd wordt met de akelige dingen van het leven. Maar tussen het weten en het zelf meemaken is een groot verschil.” “Een draaiboek voor in het geval van zelfdoding hebben we niet op school. Maar ik heb vormingen gevolgd, lees de artikels in de vakliteratuur. Ik weet wel welke stappen je moet zetten. Wachten tot we de juiste informatie hebben van de politie. Contact opnemen met de ouders. Voorbereidingen maken voor maandag, als de leerlingen terug naar school komen. Ik weet hoe we de komende dagen moeten ‘overleven’. Maar ik wist niet dat de zelfdoding van een van je leerlingen je zo verdoofd en leeg kon achterlaten.”
SCHOOL IN SHOCK “Ik bel met de adjunct-directeur en mijn collega leerlingenbegeleiding. Ik denk mee. Wat moeten we doen? Ambers klas vertrekt
2
maandag op bosklassen, kunnen we al naar de ouders gaan? Het is wachten tot laat op de avond voor de officiële bevestiging van haar overlijden komt. Tot dan hoop je nog: het is misschien gewoon niet waar.” “Op maandag brengen we de leerlingen van haar klas samen. We geven ze iets warms te drinken. Eerst is er een ongelooflijke stilte. We praten en wenen, wenen en praten. Het CLB en de mensen van slachtofferhulp staan ons bij. Gelukkig maar. Zij zijn buitenstaanders en durven direct en concreet te zijn. De klas is uiteindelijk toch op driedaagse vertrokken. Het bleek een goede beslissing. De verwerking kon meteen beginnen. Maar de hele school was in shock. In die eerste fase zijn we de andere leerlingen van de school te veel vergeten.”
SIGNALEN “Zelfmoord denk je, hoe kan dat? Amber was dertien en zo positief. Niemand heeft gezien dat ze in een zware depressie zat. Ik lig er wakker van: wat heb ik niet gezien? Waarom? Wilde ze wel echt dood? Hoe kon ik zo falen? Wat als ik op het juiste moment het juiste had gezegd? En dan de twijfels: tonen
“Niemand heeft de signalen opgemerkt” we wel genoeg dat leerlingen met al hun verhalen welkom zijn? Mijn collega’s stellen zich dezelfde vragen. Ik stel hen gerust: ‘Jij kon dit niet weten. Niemand heeft de signalen opgemerkt, zelfs Ambers ouders niet. De echte reden zullen we nooit weten. Wees er voor de andere leerlingen. Steun hen, luister en toon je emoties’. Maar ik rekende mezelf aan wat ik anderen nooit zou aanrekenen: dat IK het niet gezien heb. Dat IK het niet heb kunnen voorkomen. Dat IK gefaald heb.”
SCHOUDERKLOPJES “Het is niet het samen huilen met de leerlingen dat me zo kwetsbaar maakte. Wat me zo in de war bracht, was dat ik niet wist hoe ik over Amber moest praten met de leerlingen. Dus zei ik niet veel, maar luisterde. Ik haastte me niet zoals altijd door de gangen, maar zette rustige en zachte stappen. Ik gaf schouderklopjes, deelde glimlachjes en knipoogjes uit. Een kneepje in de arm van een leerling van wie ik zag dat ze het moeilijk had. Ik keek naar mijn leerlingen. Ik bleef kijken. En nu, maanden na het overlijden van Amber, kunnen we weer gewoon over haar praten: ‘Dat zou Amber grappig gevonden hebben …’ ‘Als Amber hier nu was dan …’”
3
fenomeen
De dood als enige uitweg Iedereen is wel eens somber, bang, verdrietig, erg boos of in de war. Dat is normaal. Soms zijn die gevoelens zo hevig of duren ze zo lang dat je niet meer normaal kan functioneren. Wie zelfdodingsgedachten heeft, wil niet zozeer dood, maar wil vooral niet op deze manier verder leven.
SIGNALEN Het is moeilijk om mogelijk suïcidaal gedrag bij leerlingen te herkennen. Je kan wel alert zijn voor signalen die aangeven dat het niet goed gaat: • Directe uitspraken: “Ik wil niet meer leven”, “Ik wou dat ik dood was”, “Ik ga er een eind aan maken”, “Wat voor zin heeft mijn leven nog” … • Indirecte uitspraken: “Ik zie het niet meer zitten”, “Niemand kan mij helpen”, “Ik zou willen slapen en nooit meer wakker worden”, “Ik ben toch voor niks goed, niemand kan mij helpen”… • Gedrag: de leerling isoleert zich, is lusteloos, kan zich niet concentreren, zijn schoolresultaten gaan achteruit, hij verwaarloost zijn uiterlijk, gaat overdreven alcohol gebruiken, barst in plotse huilbuien of woede-uitbarstingen uit, spijbelt, krast zichzelf, is vaak bezig met de dood … Deze signalen betekenen niet per definitie dat een leerling suïcidaal is. Ze kunnen ook wijzen op een ander probleem.
“Sinds mijn oma dood is, is er niemand die nog om me geeft” (Ans, 13)
RISICOFACTOREN Bij zelfdoding speelt altijd een combinatie van veel factoren een rol: een psychiatrische ziekte (depressie, middelenmisbruik …), een negatieve kijk op de wereld, zichzelf, de toekomst, geen uitweg meer zien, verlies van vrienden of familie, problemen met de gezondheid, grensoverschrijdend gedrag in het gezin, er niet bij horen, suïcidepoging binnen de familie of vriendenkring, psychiatrische ziekte bij een gezinslid, persoonlijke kenmerken zoals impulsiviteit, perfectionisme, faalangst, een beperkt probleemoplossend vermogen … Een positief zelfbeeld, de vaardigheden om oplossingen en hulp te zoeken bij problemen, een ondersteunend netwerk (ouders, vrienden, leraren, sportclub …) beperken het risico. 4
VIER MISVERSTANDEN
“Zelfdoding gebeurt plots, impulsief, je kan dat niet tegenhouden.” KLOPT NIET - Impulsieve zelfdodingen zijn zeldzaam. Aan een zelfdoding gaat een lang proces vooraf. Eerst zijn er de zelfmoordgedachten (“Ik wil er niet meer zijn”). Die kunnen concreter worden en evolueren naar een suïcideplan (“Ik ga me …”). Een spreekwoordelijke druppel kan ervoor zorgen dat er een suïcidepoging of suïcide volgt. Niet iedereen die zelfmoordgedachten heeft, voert ze ook uit. Dat proces is omkeerbaar, bv. door een goed gesprek.
“Leerlingen die erover praten, doen dat om ‘zich interessant’ te maken, om aandacht te vragen.” KLOPT NIET - 75 procent van wie aan zelfdoding gestorven is, heeft een signaal gegeven. Bewust of onbewust trokken ze aan de alarmbel. Hun signalen en hulpkreten vertellen over hun pijn en zeggen dat ze niet meer weten hoe ze verder moeten.
“Wie aan zelfdoding denkt, wil altijd dood.” KLOPT NIET - Iemand die aan zelfdoding denkt, ervaart een pijnlijk probleem. Hij ervaart het als ondraaglijk, onoplosbaar en oneindig. De dood lijkt de enige uitweg. De persoon wil niet altijd dood, maar wil een einde aan de ondraaglijke situatie.
“Praten met iemand die aan zelfdoding denkt, verhoogt het risico op zelfdoding.” KLOPT NIET - Zelfs niet bij mensen met concrete zelfmoordplannen. Praten helpt om gedachten bespreekbaar te maken en het suïciderisico in te schatten.
Vier leerlingen in je klas denken aan zelfdoding • Gemiddeld plegen elk jaar 30 Vlaamse jongeren tussen 15 en 19 jaar en één tot drie jongeren tussen 10 en 14 jaar zelfmoord. Dat maakt zelf doding tot de tweede belangrijkste doodsoorzaak bij jongeren. • Een op de tien jongeren tussen 14 en 17 jaar zegt ooit een zelfmoord poging ondernomen te hebben. • Een op de vijf jongeren zegt dat hij er het laatste jaar aan heeft gedacht. • Meer jongens dan meisjes plegen zelfmoord.
5
expert
“Los niet alles op in hun plaats” “Scholen spelen een belangrijke rol in de suïcidepreventie”, zegt professor Gwendolyn Portzky van de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek van de Universiteit Gent. “Elke leraar helpt mee als hij zijn leerlingen leert omgaan met emoties en problemen. En dat begint al in de kleuterklas.”
Vlaamse jongeren doen het internationaal gezien erg slecht in de suïcidecijfers. Hoe komt dat?
“Vlaamse jongeren pakken problemen, tegenslagen, moeilijke situaties, ruzies met vrienden of ouders vaak niet echt aan, maar gaan op zoek naar afleiding, naar manieren om zich beter te voelen. Ze vluchten bijvoorbeeld in alcohol en drugs. Ze communiceren amper over hun problemen: niet met hun ouders, niet met hun leraren. Wel met vrienden en via de nieuwe media. Jongeren hebben ook veel vooroordelen over geestelijke gezondheid: ‘uit een depressie geraak je zelf wel als je echt wil’ en ‘de psycholoog is voor als je gek bent’. De drempel om professionele hulp te zoeken ligt soms ook bij hun ouders erg hoog.” Wat kan de school doen?
nalen om te gaan. Maar vooral ook: leer kinderen van in de kleuterklas omgaan met emoties, scherp hun probleemoplossend vermogen aan. En zet die leerlijn verder door in de lagere school en het secundair. Dat werkt echt preventief.” Pamperen we niet te veel?
“Sommige leerlingen zijn kwetsbaarder: ze zijn perfectionistisch of wat angstiger, ze piekeren vaker of maken zich meer zorgen over hoe anderen over hen denken. In een school waar enkel prestaties belangrijk zijn, waar er weinig ruimte is voor het psychosociale, lopen ze sneller vast. Ze krijgen het gevoel dat ze niet mee kunnen, dat ze niet goed genoeg zijn. Ze krijgen een laag zelfbeeld en gaan zwartkijken. Scholen kunnen zorgen voor een warm klimaat met aandacht voor de mentale gezondheid: waar worstelen hun leerlingen mee, wat zoeken ze, wat hebben ze nodig? Scholen kunnen hun leraren ook opleiden om met sig6
“Scholen hebben de laatste jaren veel geïnvesteerd in leerlingenbegeleiding. Die evolutie is goed. Ik snap de reactie van sommige leraren: ‘We moeten ze niet pamperen, we moeten ze hard genoeg maken’. Maar dat is redeneren vanuit onze aloude Vlaamse aard: je moet sterk zijn, je hoofd niet laten hangen, hard werken. Te vaak vergeten we te zeggen dat leerlingen ook fouten mogen maken, dat iedereen het eens moeilijk mag hebben. Pamperen is geen oplossing. Je moet leerlingen vooral veerkrachtig maken: ze zelf oplossingen leren zoeken, ze niet afhankelijk of hulpeloos maken. ‘Je hebt nu dit probleem: hoe ga je dat aanpakken, wat doe jij en hoe kan ik je helpen?’ Dat is iets anders dan alles in hun plaats oplossen of het hen meteen makkelijker maken.”
test
Is je school voorbereid op een zelfdoding? JA NEE • Bij het inschrijvingsmoment is er ook ruimte voor socio-emotionele info. • In onze school kunnen leerlingen zichzelf zijn, zich thuis voelen. • Onze school heeft een goed uitgebouwde leerlingenbegeleiding: warme klasleraren, zorgjuf of leerlingenbegeleider, projecten rond sociale vaardigheden en relationele vormingsdagen, leerlingenraad ... • Onze leerlingen weten met wie ze kunnen praten als ze steun zoeken: klasgenoten, klasleraar, zorgleraar, leerlingenbegeleider, CLB-medewerker ... • Onze school grijpt snel en adequaat in bij mogelijke problemen: praat met de leerling en zijn ouders. • De school werkt samen met het CLB en weet waarvoor ze daar terechtkan: als draaischijf naar meer gespecialiseerde hulp (Centra Geestelijke Gezondheid, jongerenadviescentra, psychologen of psychiaters). • Onze school volgt nascholing rond psychosociale problemen. • Onze school heeft draaiboeken voor crisissituaties, ook voor in het geval van zelfdoding. Het schoolpersoneel weet wat het moet doen. Hoe meer je ‘ja’ antwoordt, hoe meer je school voorbereid is om gepast om te gaan met mogelijk suïcidaal gedrag.
7
● ●
● ● ● ●
● ●
● ● ● ●
● ● ● ●
preventie
“Goed schoolklimaat is beste preventie” De school is niet verantwoordelijk voor wat fout loopt in een gezin of in de samenleving. Maar ze heeft wel de plicht om leerlingen goed te begeleiden, noodsignalen op te vangen en hulp te bieden.
De 5 pijlers van een plan voor geestelijke gezondheid op school 1 Zorg voor een aangenaam klimaat op school (bv. klasleraren die altijd aanspreekbaar zijn, ingeroosterde projecten rond sociale vaardigheden en relationele vormingsdagen, omgaan met sociale media, een antipestplan, een aangename speelplaats, middagactiviteiten …). 2 Zorg voor vorming van leraren en ouders: over geestelijke gezondheid, relationele vorming en sociale vaardigheden … 3 Zorg dat je snel signalen opvangt (via het inschrijvingsbeleid, zorgleraren of leerlingenbegeleiders, mentors, peer tutors …). 4 Zorg voor goede begeleiding (wie doet wat?) en regelmatig overleg (klassenraden, leerlingenbesprekingen, CLB-overleg, multidisciplinair overleg …). 5 Werk samen met externe hulpverleners buiten de school. Breng samen met het CLB de partners in kaart en zet samenwerkingsovereenkomsten op met de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, Slachtofferhulp, Jongeren Advies Centra, Centra voor Ambulant Welzijnswerk, de huisarts, het ziekenhuis ...
MAAK EEN DRAAIBOEK Wat je ook doet, in elke school zal een aantal leerlingen toch suïcidaal gedrag vertonen. Maak daarom een draaiboek suïcidepreventie en communiceer daarover. In zo’n draaiboek: 1 spreekt de school heel concreet af hoe ze omgaat met signalen en wat leraren dan kunnen doen (centraal meldpunt, interne en externe begeleiding …) 2 staat wie wat doet en hoe je communiceert in crisismomenten: • bij acute dreiging: een leraar vangt signalen op van suïcidaal gedrag van de leerling zelf of via een medeleerling; • een leerling heeft een zelfmoordpoging ondernomen; • een leerling is overleden na zelfdoding.
8
Een leerling denkt aan zelfdoding Doen: spreek de leerling erover aan 1 Toon hem dat je bezorgd bent, dat je je ongerust maakt en erover wil praten. Zo kan hij zijn verdriet of pijn kwijt. Dat neemt al veel druk weg. 2 Neem de zelfdodingsgedachte ernstig: “Ik begrijp dat je nu weinig uitwegen ziet”. 3 Praat open en rustig. Laat hem zijn verhaal doen en luister zonder te oordelen: “Ik krijg de indruk dat je je heel wanhopig voelt. Waarom zou je liever dood zijn?” 4 Structureer de gevoelens en feiten. “Als ik jou bezig hoor, begrijp ik dat …” Dat vermindert vaak de angst en verwarring bij de leerling en het zorgt ervoor dat hij zich begrepen voelt. 5 Expliciteer de zelfdodingsgedachten en ga na hoe acuut de dreiging is: “Ik hoor je zeggen dat je het leven beu bent, denk je soms ook aan zelfmoord? Wanneer denk je daar vooral aan? Wat zijn je moeilijkste momenten?” 6 Ga op zoek naar de ‘reasons for living’: “Wat zorgt ervoor dat je het toch nog volhoudt?” 7 Zeg dat je hulp moet zoeken en leg uit wat dat inhoudt. Blijf contact houden.
Niet doen: minimaliseren of preken 1 Ga niet het leven verdedigen. “Het leven blijft toch altijd de moeite waard.” 2 Minimaliseer de feiten en gevoelens niet: “Herpak je, zo erg is het toch allemaal niet.” 3 Formuleer geen onmiddellijke oplossingen: “Ga eens een avond sporten, dan gaat dat gevoel wel over.” 4 Zeg niet dat hij zijn ouders of anderen veel verdriet doet. Dit werkt vaak averechts. 5 Beloof niet dat je er met niemand anders over zal praten. 6 Geef geen valse hoop, beloof niet meer dan wat je echt kan.
Leraren hebben ambtsgeheim en geen beroepsgeheim. Dat betekent dat ze aan de interne leerlingenbegeleider en directeur moeten melden als een leerling aan zelfdoding denkt. Je voelt je niet in staat om dit soort van gesprekken te voeren? Bekijk wie dat op school wel kan. Zorg zelf wel voor een luisterend oor tussendoor. Bij twijfels, voor vragen of ondersteuning, neem contact op met het CLB of de Zelfmoordlijn (1813).
9
preventie
“We zijn alerter geworden” “Zelfdoding? Onze school was er nog niet echt van nabij mee geconfronteerd”, zegt Jos Mees, adjunct-directeur tso-bso Don Bosco Haacht. “Tot plots op een half jaar tijd twee leerlingen door zelfdoding omkwamen. Het schudde onze school aardig door elkaar. Nu zijn we er ons meer bewust van. We weten wat te doen.”
“Onze campus telt 2200 leerlingen en drie admini straties. Er gebeurt altijd wel wat. We hadden al noodplannen voor allerlei noodsituaties. Na de zelfdoding van Laurens begonnen we aan een meer specifiek draaiboek. Toen de zelfdoding van Ben volgde, kwamen er extra vragen: zijn we wel goed bezig, hadden we dit moeten zien aankomen, (hoe) konden we dat vermijden? Er was vooral ook de angst voor een derde zelfdoding. We hebben toen nascholing georganiseerd. Een specialist heeft ons draaiboek helpen actualiseren. Daar staan nu vier luiken in: hoe doen we aan preventie, wat doen we bij een acute dreiging, bij een poging of bij zelfdoding? Alle stappen staan uitgeschreven: wie moet je ver-
wittigen in welke volgorde, wie neemt welke verantwoordelijkheid: op het secretariaat, in het pastoraal team, wie zorgt voor opvang, welke rol kan het CLB spelen …?” “Ik merk dat we nu veel alerter geworden zijn bij onze leerlingenbegeleiding. We houden sneller rekening met de mogelijkheid dat iemand iets dramatisch zou kunnen doen. We zoeken ook sneller externe begeleiding. De pagina’s met hulpverlenende adressen die achteraan in de klasagenda stonden, hebben we nu vooraan gezet. We zorgen nog meer voor een warme school. Als een leerling die het moeilijk heeft, wil praten met een leerling uit een andere klas, maken we die even lesvrij. Dat lijken kleinigheden, maar ze maken een verschil.” “Ons draaiboek biedt houvast. Maar niet alles staat daarin. De week na Ben was een jongen op vrijdagnamiddag afwezig. Er brak paniek uit: ‘We hebben hem richting spoorweg zien gaan’. Een ploegje leraren is gaan zoeken. We hebben de ouders gebeld. Later bleek hij gewoon naar huis vertrokken en had hij onderweg wat getreuzeld. Je kan je leerlingen geen 24 uur per dag en overal in het oog houden. Als je als school alles doet om leerlingen goed te begeleiden, hoef je jezelf niets te verwijten.”
10
aanpak
Na een poging tot zelfdoding 1 Bekijk samen met de leerling en zijn ouders welke informatie je mag doorgeven aan de leraren en leerlingen. Wil de leerling dat het geweten is? Breng je enkel de leraren op de hoogte? Zijn er vrienden of klasgenoten die het weten? 2 Zijn er problemen op school: pesten, studieproblemen …? Werk samen aan oplossingen. 3 Wordt de leerling doorverwezen naar hulpverlening? Wie volgt dat op? Werk samen met het CLB. Heeft de extra hulp praktische gevolgen voor de lessen op school? 4 Als je de klas op de hoogte brengt, doe dat in algemene bewoordingen. Te veel details kunnen aanleiding geven tot imitatiegedrag. Leg uit dat zo’n poging vaak het gevolg is van een heel complexe situatie. Zeg dat iedereen het wel eens moeilijk heeft en bespreek alternatief gedrag: wat doe je dan? Verwijs ook door naar waar leerlingen binnen en buiten de school hulp kunnen vinden. Laat hen vertellen over hun gevoelens. 5 Komt de leerling na afwezigheid terug naar school? • Bereid de klas voor. Vertel dat gewoon doen het beste is, dat ze niks moeten forceren. Ook zij kunnen mee zorg dragen voor hun klasgenoot: er gewoon zijn voor hem, helpen bij het inhalen van schoolwerk, mogelijk probleemgedrag snel signaleren. • Vertel de leerling die terugkomt dat je de klas hebt voorbereid. Zeg dat hij het tempo bepaalt van wat hij zegt en tegen wie. Misschien heeft de leerling een leraar met wie het goed klikt en bij wie hij af en toe zijn verhaal kwijt kan? Toon ook de hulp die hij kan krijgen via het CLB. • Doe zo gewoon mogelijk en wees alert voor signalen bij alle leerlingen, zeker de meer kwetsbare jongeren.
Gesprekken voeren met leerlingen over emotioneel beladen onderwerpen als doodgaan en zelfmoord is niet voor iedereen weggelegd. Misschien zijn er op school leraren die zich daarin hebben bekwaamd via nascholing. Zo’n gesprek moet de uitbreiding van suïcidaal gedrag voorkomen en de terugkeer van de leerling naar de klas voorbereiden.
11
aanpak
Na zelfdoding Een zelfdoding van een leerling (of leraar, ouder) is een erg emotioneel moment op school. Hoe je dan het best reageert, leg je zo veel mogelijk vast in een draaiboek.
1 start het noodplan • Controleer het bericht. • Het draaiboek of noodplan komt in actie. Wie bewaakt dat alle stappen ook genomen worden? Wie coördineert? • Wie is het aanspreekpunt voor de media indien nodig? Enkele tips: geef enkel de feiten, speculeer niet over oorzaken, geef geen gedetailleerde informatie over hoe de zelfdoding is gebeurd.
2 informeer Het schoolpersoneel • Breng alle leraren op de hoogte, ook wie afwezig is. • Brief ze over hoe ze de boodschap kunnen overbrengen aan de leerlingen: geef info over wat de school verder gaat doen, waar de leerlingen terechtkunnen, de samenwerking met externen, over hoe je risicoleerlingen kan herkennen: wat zijn de signalen en hoe ga je daarmee om? • Zorg voor ondersteuning voor de leraren die zelf erg aangeslagen zijn.
3 ga naar de Ouders van de overleden leerling • Wie neemt contact op met de ouders? Wie gaat op huisbezoek? En kent hij de mogelijkheden van de hulpverlening voor nabestaanden? • Spreek af met de ouders wat je mag zeggen op school. • Maak afspraken over de afscheidsplechtigheid en hou rekening met de wensen van ouders om daar met de school aan deel te nemen. • Maak later ook afspraken over wat moet gebeuren met het schoolmateriaal van het kind. • Voorkom dat briefwisseling of rekeningen voor leerlingen nog bij de ouders van de overleden leerling aankomen.
4 informeer de medeleerlingen • Leerlingen horen het nieuws het best van een leraar die ze goed kennen en ver trouwen (bv. de klastitularis). Zorg voor eventuele ondersteuning door de interne leerlingenbegeleider, de CLB-medewerker (schoolarts, psycholoog). • Breng het slechte nieuws in klasverband: zo vergroot je de steun door de klasgenoten. Bovendien krijg je meer zicht op hoe de leerlingen reageren. • Vertel wat is gebeurd (“Jorn is omgekomen door zelfdoding”). Doe dat in alge mene bewoordingen, te veel details kunnen aanleiding geven tot imitatiegedrag. Doe niet geheimzinnig. Dat lokt speculaties en wilde verhalen uit. • Laat de leerlingen hun gevoelens en gedachten ventileren. Zeg dat het normaal is dat ze het nu moeilijk hebben. Bespreek de alternatieven van suïcidaal gedrag. Vertel waar ze hulp kunnen vragen en wat ze daar kunnen verwachten (op 12
•
• • •
•
•
school, CLB, externe diensten). Geef de informatie ook op papier mee. Externe instanties kunnen zich eventueel voorstellen op school of in de klas of deelnemen aan het groepsgesprek. Heb ook aandacht voor de broers of zussen, buren, vrienden die mogelijk in andere klassen zitten. Of voor de klasgenoot die een wat problematische relatie had met het slachtoffer. Vergeet de afwezige leerlingen niet. Heb speciale zorg voor de leerlingen die het door eigen problemen misschien moeilijk hebben na deze zelfdoding. Wijs ook op de laagdrempelige telefonische hulplijnen en chatmogelijkheden waar ze terechtkunnen. Pas het lessenrooster aan, geef tijd om te rouwen, voorzie een stille ruimte of herdenkingshoek waar leerlingen en schoolpersoneel zich kunnen terugtrekken, zoek naar manieren om met verdriet om te gaan. Hoe lang de rouw duurt valt niet te bepalen. Sluit het op het juiste moment af met een ritueel. Kies hierbij vooral iets wat aansluit bij de gebruiken en gewoontes op school. Hou de herinnering aan de overledene levend (verjaardagskaartje, diploma-uitreiking, foto in de gang …).
5 informeer alle ouders • Geef een brief mee voor alle ouders. Vermeld kort wat gebeurd is en benoem de doodsoorzaak. • Vermeld hoe de school hiermee omgaat en wat het belang is van hier met kinderen over te praten. • Vermeld ook de mogelijkheden voor hulpverlening. En vertel wie de ouders kunnen contacteren in geval van vragen of bezorgdheid. Organiseer een ouderavond of gespreksavond indien nodig.
Wat doe je in het geval van een noodsituatie en hoe communiceer je bij een crisis? Lees het in de andere bijdragen van De Eerste Lijn: www.klasse.be/leraren/eerstelijn
13
help
Vier vragen 1 Ik lees op Facebook dat iemand aan zelfdoding denkt. Wat doe ik?
Je kent de leerling? Meld hem of haar dat je het gezien hebt, zeg dat je je ongerust maakt en erover wil praten. Breng de leerlingbegeleiding op school op de hoogte. Voel je jezelf niet geroepen om het gesprek te voeren, laat het dan over aan anderen. Geef de coördinaten door van de Zelfmoordlijn (1813). Daar kan de leerling dag en nacht terecht voor telefonische hulp of chat. De Zelfmoordlijn helpt jou ook om de ernst van de situatie in te schatten en geeft tips voor een gesprek. Je kent de leerling niet en oordeelt dat de toestand ernstig is? Facebook heeft een contactformulier waarmee je inhoud over zelfdoding kan melden. 2 Ik ben leerlingenbegeleider. Een meisje van 16 belt me. Ze staat op de reling van de brug en wil springen. Wat doe ik?
De veiligheid van de leerling is nu eerst belangrijk. Haar begrijpen komt op de tweede plaats. Zeg dat het niet makkelijk praten is als zij op de brug staat en zeg haar dat ze zich in veiligheid moet brengen. Tracht haar aan de lijn te houden. Blijf praten en probeer in te schatten hoe groot het suïciderisico is. Bespreek alternatief gedrag: wat of wie zou de jongere in deze situatie kunnen helpen? Vraag naar steunfiguren. Bel de politie op als het nodig blijkt voor haar veiligheid. 3 Een leerling komt naar me toe en vertelt dat haar vriendin met zelfmoordgedachten zit. Wat doe ik?
Vertel aan het meisje dat het heel goed en moedig is dat ze dat komt vertellen en dat ze altijd bij jou terechtkan. Zorg er ook voor dat de zelfmoordgedachten van haar vriendin bespreekbaar worden gemaakt. Niet elke leraar moet zo’n gesprek kunnen doen. Beloof geen geheimhouding en breng de leerlingenbegeleider op de hoogte. Die probeert het meisje aan te spreken en in te schatten hoe groot het probleem is. De leerlingenbegeleider of het CLB brengt op het ritme van de leerling en afhankelijk van de ernst de ouders op de hoogte. 4 Een leerling wil een werkje maken over zelfmoord. Laat ik dat toe?
Vraag even na waarom hij dat onderwerp kiest. Welke boodschap wil hij meegeven? Verken of hij het onderwerp breder kan opentrekken naar bijvoorbeeld depressiviteit, geestelijke gezondheidszorg, preventiestrategieën. Kan de klas dit onderwerp aan? Zijn er risicoleerlingen (die zelf een poging tot zelfdoding achter de rug hebben of die een zelfdoding in de familie of kennissenkring hebben meegemaakt, of zijn er leerlingen die dwepen met de dood …)? Overleg met collega’s. Check of de leerling de vooropgestelde doelstellingen van het werkje bereikt en of de inhoud de juiste informatie over zelfdoding bevat. Als de leerling zijn werk vooraan in de klas brengt, lees het dan op voorhand na. Maak nadien tijd voor een klasgesprek, waarin ruimte is voor de emoties, vragen en onzekerheden van leerlingen. Vertel waar ze met hun vragen op school en extern terechtkunnen.
14
Deze Eerste Lijn geeft informatie en aanzetten over hoe een school een draaiboek kan opstellen. Elke school (type, omvang, instroom, structuur van de leerlingbegeleiding …) is anders en vraagt een draaiboek op maat. Vraag aan het CLB om samen te werken of aan de suïcidepreventiewerkers van de Centra Geestelijke Gezondheidszorg.
MEER INFO? Bel het gratis noodnummer van de Zelfmoordlijn: 1813. 24/24 uur ook online bereikbaar op www.zelfmoord1813.be. Chatten kan er elke avond van 19 tot 21.30 u. Je vindt er ook alle organisaties die kunnen helpen in het geval van (een poging tot) zelfdoding. Awel (De Kinder- en jongerentelefoon) is van maandag tot zaterdag van 16 tot 22 u. bereikbaar op het nummer 102. Chatten kan op maandag en woensdag van 18 tot 22 u. op www.awel.be. Mail naar
[email protected]. Voor leerlingen die een zelfmoordpoging achter de rug hebben: www.ontrackagain.be, met gratis app. Voor scholen en ouders is er www.opnieuwverder.be Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding vzw - www.preventiezelfdoding.be Werkgroep Verder (voor nabestaanden na zelfdoding) - www.zelfdoding.be Project Zelfmoordpreventie van de CGG’S www.zelfmoordpreventievlaanderen.be en de preventiecoaches geestelijke gezondheidsbeleid secundair onderwijs: www.preventiecoaches.be/ onderwijs In een crisissituatie kan je terecht bij: politie (101), dienst spoedgevallen (112) het Antifgifcentrum ( 070 245 245)
15
klik en print
MIJN HOUVASTKAARTJE Leerlingen met zelfmoordgedrag of -gedachten, hebben soms wat aan een houvastkaartje in hun portemonnee. Download dit kaartje op www.klasse.be/eerstelijn (zelfdoding)
Hoofdredacteur: Pieter Lesaffer � Eindredacteur: Kris Vanhemelryck � Redactie: Leen Leemans, Michel Van Laere � Beeldredacteur: Jo Valvekens � Vormgeving: Tim Sels, Peter Mulders � Verantwoordelijke
uitgever: Luc Jansegers � Foto’s: Jonas Roosens Dit dossier werd gemaakt in samenwerking met leraren, directeurs en Suïcide Preventie
Vlaanderen. Het is het twaalfde van een vernieuwde reeks. De andere dossiers raadpleeg je op www.klasse.be/eerstelijn.