week 11 – 10 maart 2015 – opdrachten niveau B Ophelderen van onduidelijkheden
Tekst lezen en moeilijke woorden bespreken 1. Hoe goed ken je de woorden in het schema? Je hoeft alleen een kruisje te zetten bij hoe goed je het woord kent. 2. Lees de tekst met het stappenplan. Onderstreep de woorden die in het schema staan in de tekst. 3. Staan er nog andere moeilijke woorden in de tekst? Noteer ze onder in het schema en kruis aan hoe goed je het woord kent.
Hoe bekend zijn deze woorden?
1
2
3
4
Ik heb geen idee wat het betekent.
Ik heb dit woord wel eens gezien of gehoord.
Ik weet ongeveer wat het betekent, maar kan nog wel wat uitleg gebruiken.
Ik ken dit woord en kan de betekenis zelf uitleggen.
1 financiële (r. 2) 2 voorkomen (r. 2) 3 platform (r. 8) 4 betrokken (r.98) 5 recent (r. 15) 6 het inzicht (r. 17) 7 overbruggen (r. 22) 8 de inkomsten (r. 27) 9 naarmate (r. 30) 10 doorgaans (r. 37) 11 bereid (r. 38) 12 de kostenpost (r. 39)
pagina 1 van pagina 5 1 van 5
week 11 – 10 maart 2015 – opdrachten niveau B Ophelderen van onduidelijkheden
4. Lees de uitleg.
Vaak staan er in een tekst woorden waarvan je de betekenis (nog) niet kent. Vraag je altijd af of je de betekenis van het woord moet weten om de tekst te begrijpen. Niet alle woorden zijn even belangrijk. 5. Bespreek met elkaar hoe goed jullie de woorden al kennen en hoe belangrijk de woorden zijn voor een goed begrip van de tekst. 6. Kies drie woorden uit die echt belangrijk zijn voor het begrijpen van de tekst. Maak bij deze woorden een woordvierkant. Gebruik een apart blaadje.
Als je een woord moet leren, kun je een woordvierkant invullen. Dat ziet er zo uit:
Omschrijving:
Zin:
Overbruggen =
Thijs moet met zijn zakgeld een periode van een week overbruggen.
Plaatje:
overbruggen Iets wat ermee te maken heeft:
Als je geen tekening kunt maken, dan mag je ook een ezelsbruggetje bedenken om het woord te onthouden.
pagina 2 van pagina 5 2 van 5
week 11 – 10 maart 2015 – opdrachten niveau B Ophelderen van onduidelijkheden
Een schema lezen en invullen In de tekst krijg je uitleg over de Week van het geld en over de uitkomsten van onderzoek onder kinderen. Hieronder zie je schema’s uit een (ander) onderzoek onder 266 kinderen dat in februari 2015 werd gehouden door de Nederlandse Vereniging van Banken. 1. Bekijk het schema ‘Welke van de volgende dingen doe je wel eens?’
2. Schat in om hoeveel kinderen het gaat (streep meer of minder door ..). Schrijf erachter of jij het zelf weleens doet. Actie
Aantal kinderen
Ik zelf
(van de 266) Tijdje sparen
Meer/minder dan 150
Geld tellen
Meer/minder dan 150
Bankrekening checken
Meer/minder dan 100
Geld storten
Meer/minder dan 100
Met pin betalen
Meer/minder dan 50
Geld van de bank halen
Meer/minder dan 50
Zelf geld pinnen
Meer/minder dan 50
pagina 3 van pagina 5 3 van 5
week 11 – 10 maart 2015 – opdrachten niveau B Ophelderen van onduidelijkheden
3. Bekijk nu het schema over ‘Wat hoort er volgens jou allemaal bij het verstandig omgaan met geld?’
3. Vul nu de tabel hieronder in. Vergelijk het schema met wat er in de tekst staat. Zet een + als dit ook in de tekst staat en een – als dit niet zo is. Als het er mee te maken hebt, kun je er een ± zetten. Schrijf in de derde kolom wat je zelf vindt. Hoort het bij verstandig omgaan met geld? Actie Goed nadenken voor je iets koopt
Staat in de tekst: ja + / nee - / ±
Ik zelf
Niet meer uitgeven dan je hebt Goed weten wat dingen kosten Sparen voor later Sparen voor onverwachte uitgaven Altijd weten hoeveel geld je hebt 4. Vergelijk je ingevulde tabel met de anderen in het groepje. Zijn jullie het met elkaar eens?
pagina 4 van pagina 5 4 van 5
week 11 – 10 maart 2015 – opdrachten niveau B Ophelderen van onduidelijkheden
Vragen beantwoorden over de tekst 1. Waaruit blijkt dat omgaan met geld belangrijk wordt gevonden? Noem drie dingen uit de tekst waaruit dat blijkt. _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ 2.
Lees het stukje onder het kopje Inkomsten. Waaruit bestaan de inkomsten van kinderen? Noem drie dingen. _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
3.
Vind je van jezelf dat je goed met geld kunt omgaan? Waarom wel/niet? _________________________________________________________________
Stemmen met je voeten Hieronder zie je een opdracht die is gemaakt door Aflatoun. Aflatoun is een van de organisaties die betrokken is bij de Week van het Geld. Aflatoun maakt wereldwijd lesmateriaal voor kinderen om te leren omgaan met geld en met elkaar. Je gaat een standpuntenspel spelen. In de klas komen drie vakken: •
Eens
•
Oneens
•
Geen mening
Je krijgt steeds een stelling over geld voorgelegd. Kies bij de stelling of je het ermee eens of oneens bent en ga in dat vak staan. Als je geen mening hebt, kies je voor geen mening. Let op: volg je eigen mening, niet die van een ander. Bedenk ook welke argumenten je hebt voor je mening.
pagina 5 van pagina 5 5 van 5