1 Zaterdag Klerenzooi: zelfstandig naamwoord Overspoeld worden door een gevoel van complete mislukking omdat je geen idee hebt wat je voor een speciale gelegenheid moet aantrekken, wat erop uitdraait dat uiteindelijk de hele inhoud van je klerenkast op de vloer ligt.
Op de uitnodiging staat ‘dressy casual’ en ik heb geen idee wat dat betekent. Wat een klerenzooi. Ik sluit Urban Dictionary af, sla mijn laptop dicht en leun achterover in mijn bureaustoel. Over het perfecte Woord van de Dag gesproken: de afgelopen twee uur ben ik bezig geweest met wat ik naar het winkel centrum moet aantrekken. Normaal gesproken zou ik me daar niet druk om maken, maar serieus, wat trek je aan als je weet dat je op het punt staat om ontdekt te worden? Als je weet dat je op het punt staat om ontdekt te worden. Dat is het hele probleem. Dat je het wéét. Toen ik klein was, keken mijn oma en ik altijd samen naar zwart-witfilms 5
uit de jaren vijftig, en zij kende alle verhalen over hoe al die steractri ces waren ontdekt. Rita Hayworth was van een dansvloer in Tijuana geplukt; M arilyn Monroe was door een fotograaf gespot toen ze als verfspuiter in een vliegtuigfabriek werkte; Elizabeth Taylor hielp in de galerie van haar vader totdat een verslaggever haar opmerkte en in een artikel haar schoonheid roemde. Maar mijn favoriete verhaal was dat van Lana Turner, die door een filmagent werd ontdekt terwijl ze in een soda shop in Hollywood op een barkruk zat. Ik liet mijn oma het iedere keer opnieuw vertellen. Ik zag Lana helemaal voor me; zittend aan de toog met die wijduitstaande rok en die sokjes, luisterend naar Chubby Checker of wat er ook op de jukebox werd gespeeld, zuigend aan het rietje van haar flesje frisdrank, terwijl ze ondertussen met die gespier de rugbyspeler in zijn baseballjack aan het flirten was. Het was een dag als alle andere, totdat een of andere gast kwam binnenlopen, Lana van top tot teen opnam, haar ‘popje’ noemde en vroeg of ze een filmster wilde worden. En hopla! Zomaar ineens heeft ze een studiocontract, viert ze vakantie op een jacht aan de Franse Rivièra en dankt ze de sterren dat ze haar opleiding tot secretaresse voor een dagje besloot te skippen om in plaats daarvan naar de soda shop te gaan. Het enige verschil is dat zij die ochtend bij het wakker worden geen idee had dat haar leven die dag een compleet andere wending zou ne men. Maar ik dus wel. Ik heb nauwelijks een oog dichtgedaan. Ik bleef het maar in gedach ten afspelen: hoe Erin, Lindsay en ik hand in hand in een kring stonden en onze armen in de lucht hieven, terwijl Lindsay ons uitriep tot ‘het geheime genootschap van de roze kristallen bol’. Hoe ik Erin pestte toen ze zei dat dat iets voor brugklassers was. En hoe Erin de roze bol daarna aan mij overhandigde. ‘Ik kies… Samantha Burnham,’ had ze gezegd, en ik zweer je dat de bol levend aanvoelde toen ik hem van haar overnam, alsof de telepathische energie van Robert Claytons moeder er 6
op de een of andere manier doorheen stroomde. En daarna mijn vraag, natuurlijk. Toen we eenmaal hadden besloten dat ik de bol als eerste zou ontvangen, en Lindsay na mij, wist ik meteen wat ik moest vragen. Het kwam er alleen op aan om de juiste bewoordingen te vinden. Ik bedoel, ik had gezien wat er met die arme Erin was gebeurd toen ze om grotere tieten had gevraagd: haar hele lichaam zwol op. Ik had zo met haar te doen. Ze zag er opgeblazen uit, met hamsterwangen, zo’n beet je als Lindsay Lohan vlak voordat ze in rehab ging. Dus vandaar dat ik wist dat ik voorzichtig moest zijn. Ik kon de bol niet zomaar vragen of ik ontdekt zou worden of een filmrol zou krij gen. Nee, ik moest superspecifiek zijn. Ik moest vragen of ik, Samantha Burnham, ontdekt zou worden door een Hóllywoodregisseur, die me zou casten voor een gróte productie. Wat, al zeg ik het zelf, een geniale en waterdichte formulering was. Ik bedoel, kom op. Met zo’n vraag is het onmógelijk dat ik niet precies krijg wat ik wil. Ik overzie de berg kleren op de vloer – mijn hoogstpersoonlijke kle renzooi – en besluit dat mijn garderobe duidelijk niet geschikt is voor wat me te wachten staat. Het lijkt erop dat ik zwaarder geschut moet gaan inzetten. Ik trippel door de lange hal van wit-grijs geaderd marmer naar de slaapkamer van mijn ouders, terwijl ik ondertussen fantaseer hoe het vandaag allemaal zal verlopen. Vanzelfsprekend ben ik in het winkel centrum, want soda shops bestaan niet meer en als ze wel bestonden, zou een regisseur daar niets te zoeken hebben, behalve als hij een dikke meid met verrotte tanden hoopt te ontdekken. Het is niet meer zoals vroeger, toen je als actrice best een beetje mollig mocht zijn. Nu moet je graatmager zijn, anders ziet niemand je staan. En zelfs dan nemen paparazzi op het strand foto’s van je cellulitis, die ze vervolgens in tijd schriften publiceren met koppen als LELIJKSTE CELEBRITYLICHA MEN AAN ZEE! Wat precies de reden is waarom je mij nooit, maar 7
dan ook nooit, op het strand zult aantreffen als ik straks beroemd ben. Ik weet alleen niet precies hoe het verdergaat als ik straks eenmaal in het winkelcentrum ben. Ik neem aan dat een of andere gast op me af komt lopen en zoiets heeft van: hé, jij zou helemaal perfect zijn voor de film die ik in Hollywood aan het maken ben. Maar dat is een beetje een anti-climax. Het zou beter zijn als het een regisseur was die meteen door iedereen wordt herkend, zoals Ron Howard of Woody Allen. Ik stel me voor dat hij wordt omringd door een hele drom mensen, die allemaal staan te schreeuwen om zijn handtekening, maar op de een of andere manier valt zijn oog op mij, helemaal achteraan. Hij baant zich een weg naar me toe en neemt me van top tot teen op alsof hij net een geestverschijning heeft gezien. En dan verkondigt hij natuurlijk op luide toon en met tranen in zijn ogen dat ik, Samantha Burnham, het meisje ben dat hij zoekt voor de hoofdrol van zijn volgende grote Holly woodproductie. Het zou zomaar kunnen gebeuren. Ik slinger de deur van mijn moeders klerenkast open en kalmeer meteen. De keurige rijen met schoenen, ingedeeld op kleur en vervol gens op hakhoogte. Kledingrekken vol met jurken en bloezen, allemaal netjes opgehangen aan donkere cederhouten klerenhangers. De plan ken met handtassen, veilig opgeborgen in hun vilten beschermhoezen. De ladenkast in het midden, met drie laden uitpuilend van lingerie, onderkleding en nachtjaponnen. Ik ga op de witte, gecapitonneerde chaise longue in de hoek liggen en strek mijn zelfgebruinde benen voor me uit. De kast is een belachelijk grote inloopkast; minstens twee keer zo groot als de kamer die ik op het internaat met Tracey Ridgeley deelde, voordat ik eraf werd getrapt. Nou, technisch gesproken werd ik er niet af getrapt, maar dat is wat ik ieder een wijsmaak. De waarheid is dat ik het er verschrikkelijk vond en mijn ouders smeekte om terug naar huis te mogen. Ik was in de 8
veronderstelling dat ver bij mijn ouders vandaan wonen betekende dat ik enorm veel vrijheid en lol zou hebben en dat ik kon doen waar ik zin in had. Maar op Chauncy waren er veel meer regels dan ik thuis ooit had gehad en er viel bar weinig te lachen. Iedereen was heel prestatiege richt en supergestrest. Ze maakten zich alleen maar druk of ze zouden worden toegelaten op privé-universiteiten als Smith of Wellesley – en we zaten pas in de brugklas. En – dit is nog het ergste – er waren alleen gescheiden klassen en bovendien aten de jongens en de meiden in ver schillende eetzalen, dus soms gingen er weken voorbij zonder dat ik ook maar één jongen tegenkwam. Wat in de brochure, sorry dat ik het zeg, totaal niet werd vermeld. Eerst probeerde mijn vader nog echt de vader uit te hangen, zo van: ‘Nou Samantha, jij was hier degene die zo graag naar Chauncy wilde, en als je A zegt, moet je ook B zeggen.’ Maar nadat ik twee weken dage lijks huilend aan de telefoon had gehangen, kreeg hij er genoeg van en mocht ik na het eerste semester thuiskomen. Onder één voorwaarde: dat ik naar een openbare school zou gaan. Chauncy voert een heel strikt beleid wat betreft kinderen die halverwege het jaar de school ver laten: er wordt geen cent terugbetaald, en hij was (met opgeheven vin ger) ‘echt niet van plan om voor twee privéscholen te betalen, jonge dame’. Wat ik allang best vond. Op een school met weinig middelen, een verstrooide, half overspannen rector en één docent op vijfenzestig leerlingen kom je lang zo snel niet in de problemen. En ik kan voldoen des halen bijna zonder ook maar iets te hoeven doen. Ik ga met mijn wijsvinger langs een kledingrek vol shirtjes met lange mouwen – nee, nee, nee, nee, misschien, nee – totdat ik eindelijk vind wat ik zoek: een limoengroene zijden bloes met een ronde hals, als van een T-shirt. Het is een Chanel en ik weet bijna zeker dat Karl Lagerfeld hem in de jaren tachtig aan mijn moeder heeft gegeven, nadat ze tijdens de modeweek in Parijs in een van zijn shows had gelopen. In 9
combinatie met jeans, een lange ketting en sleehakken is hij perfect: niet te overdreven maar toch opvallend, precies de look die ik voor ogen heb. Ik trek de bloes aan en bekijk mezelf in de spiegel die de ge hele achterwand van de kast beslaat. Niet slecht, zou ik zeggen. Maar dan begint het stemmetje in mijn hoofd zich te roeren… Je armen mogen wel wat minder slap. Je kont mag best wat ronder. Je enkels kunnen wel wat slanker. Dat haar kan wel wat glans gebruiken. Je huid kan wel wat frisser. Stop! Ik schud met mijn hoofd om de stem te laten ophouden. Dit is nou waarom ik nooit een model zou kunnen zijn. Dat eindeloze gezeur over kleine, onbenullige dingen. Maar probeer dat maar eens uit te leg gen aan mijn moeder. Ze behandelt me al van jongs af aan, vanaf het moment dat ze in de gaten kreeg hoe lang ik zou worden, als een model in opleiding. ‘Niet te veel eten, dikke modellen bestaan niet. Niet in je ogen wrijven, daar krijg je kraaienpootjes van.’ Ze spoort me aan recht op te staan, zelfverzekerd te bewegen, uit de zon te blijven en mijn beu gel te dragen. Ondertussen kon mijn zus eten waar ze zin in had, krom lopen als een oud wijf en het huis verlaten zonder eerst vijf lagen zon nebrandcrème op te smeren. Het was zó oneerlijk. Toen ik jonger was, vond ik het niet zo erg omdat a) ik zo het gevoel kreeg dat ik speciaal was en b) ik mijn moeder verafgoodde en net zo wilde zijn als zij. Ik vond het altijd zo cool dat mijn moeder beroemd was. Oké, quasiberoemd dan. Hoe dan ook, ik vond het geweldig als mensen in restaurants tegen elkaar begonnen te fluisteren als ze haar herkenden, of als de ouders van mijn vriendinnen me op fluistertoon vroegen of mijn moeder echt Kimberly Royce was. Ik vond het gewel dig dat ze altijd – waar dan ook – de knapste en best geklede moeder was en dat alle andere moeders haar jaloers aanstaarden als ze op school langskwam, alsof ze een of ander exotisch dier was dat ze nog nooit hadden gezien. 10
Het is lastig aan te geven wanneer de lol ervanaf ging, maar het is in ieder geval al een hele tijd geleden. Nu is het feit dat mijn moeder vroe ger een beroemd model was alleen maar superirritant, want het is het eerste waar mensen over beginnen als ze met me praten. Ik ben nooit gewoon Samantha Burnham. Ik ben altijd Samantha Burnham, Het Meisje Van Wie Haar Moeder Vroeger Model Was. En wat ik echt to taal niet meer geweldig vind, is dat ze altijd – waar dan ook – de knap ste en best geklede moeder is en dat ze de hele tijd wordt aangestaard. Ik bedoel, waarvoor moet een zesenveertig jaar oude huisvrouw zich überhaupt elke dag zo optutten? Het is gewoon gênant. Hoe dan ook, vanaf het moment dat ik twee jaar geleden met drama lessen ben begonnen, vormt mijn geslonken interesse om model te worden de bron van bijna alle ruzies tussen mijn moeder en mij. Toe gegeven, ik heb jarenlang volgehouden dat ik model wilde worden (zie a en b, hierboven). Ik dacht altijd dat ik het leuk zou vinden. Zeg nou zelf, al dat reizen, de kleren en de stylisten: het klinkt allemaal heel glamorous. Maar dat was vóórdat ik bedacht dat het je langzaam tot waanzin drijft wanneer je voortdurend door jezelf geobsedeerd bent. En het was voordat ik erachter kwam dat ik acteren leuk vind en er echt goed in ben. Het was ook voordat ik mijn moeder begon te haten en doorkreeg dat ze alleen maar wil dat ik model word zodat ze andere mensen eraan kan herinneren dat zíj ooit model was. Want dat is het ’m met mijn moeder: het gaat altijd alleen maar om háár. Dus spelen we een spel waarin zij afspraken voor me regelt met mo dellenbureaus in New York, waar ik vervolgens weiger te verschijnen. En ik blijf doorgaan met mijn dramalessen en acteer in voorstellingen waarbij zíj weigert te verschijnen, en zo ruziën we door in een eindeloze vicieuze cirkel. Tot vandaag. Vandaag zet ik er voor eens en altijd een punt achter. Want vandaag ga ik ontdekt worden. 11
Halverwege de trap denk ik er pas aan om mijn schoenen uit te doen, maar het is al te laat. Mijn moeder zit in de eetkamer, precies onder de lange, gedraaide trap, en het is onmogelijk dat ze het doffe plof, plof, plof van mijn kurken sleehakken op de marmeren vloer aan het begin van mijn afdaling niet heeft gehoord. ‘Samantha!’ roept ze terwijl ik op blote voeten langs de deuropening probeer te glippen, de sleehakken bungelend aan twee vingers van mijn rechterhand. Ik loop een paar stappen achteruit naar de eetkamer, waar ze met haar rug naar me toe aan de lange mahoniehouten tafel zit. Tegenover haar zit madame Gillaux, het Franse medium met de paarse tulband en het vette accent, die mijn moeder nu al een paar weken uit New York laat overvliegen. Voor hen op tafel ligt een rij tarotkaarten uitgelegd. In de deuropening sta ik even stil om mee te luisteren naar de interpretatie van madame Gillaux. ‘Dit ies interessan’,’ zegt ze langzaam en omzichtig, waardoor mijn moeder vol afwachting naar voren leunt. ‘’ier hebben we ’et Oordeel, wat meestal op een bewustwording duidt, of misskien een of andere vernieuwing? En dan ’ebben wij nog de Zes Bekers, wat meestal betrek king ’eeft op ’et verleden, goeie ’erinneringen, of een jeugdvriend.’ Ze kijkt mijn moeder indringend aan. ‘’eb jij onlangs nog contact ’ehad met vrienden van vroeger?’ Oké, ik heb genoeg gehoord. Ongelofelijk dat mijn moeder niet door heeft wat een oplichterij dit is. ‘Wilde je iets zeggen?’ onderbreek ik hen, voordat mijn moeder de kans krijgt om op madame Gillaux te reageren. Maar inmiddels is haar aandacht opgeslokt door de kaarten en ze gunt me nauwelijks nog een blik waardig. Wat mij goed uitkomt, want als ze in de gaten krijgt dat ik haar bloes draag, moet ik hem vast uit trekken, ben ik bang. ‘O Samantha, ja, vanwege dat stiekeme gedoe op blote voeten wilde 12
ik even horen waar je naartoe gaat, en ik wilde je op het hart drukken klokslag zes uur thuis te zijn, want we eten vanavond met z’n allen.’ O geweldig. Weer zo’n zogenaamd gezellig etentje met het hele gezin. De psycholoog van mijn moeder kwam met een studie aanzetten waar uit bleek dat kinderen uit gezinnen waarbij gezamenlijk wordt gegeten minder snel aan de drugs raken. Wat best zo zal wezen, maar ik stel me zo voor dat die studie iets anders voor ogen had dan gezinsetentjes die zich min of meer in totale stilte voltrekken, waarbij de vader constant met zijn Crackberry bezig is en de moeder zit te prikken in hapjes sla en gestoofde vis. Ik bedoel maar. ‘Ik ga naar het winkelcentrum, met Erin en Lindsay. En ik beloof dat ik op tijd terug zal zijn. Oké?’ Ze kijkt naar me op – laat het haar niet opvallen, laat het haar alsjeblieft niet opvallen – en rimpelt dan haar perfect gevormde neus. ‘Is dat mijn Chanel-bloes?’ Ik wil net zeggen: o… ja, dat klopt, en ik mag hopen dat hij mij net zo goed staat als jou, moeder, maar voor ik mijn mond kan opendoen, steekt madame Gillaux haar neus (die en profil wel wat lijkt op de buik van een zwangere vrouw die op het punt staat om te bevallen) in de lucht en beweegt haar hoofd van links naar rechts, alsof het een an tenne is die een ver radiosignaal probeert op te vangen. ‘Er ies iets met jou,’ verkondigt ze. Ik staar haar en haar paarse tulband aan en vraag me af of ze zich realiseert hoe belachelijk ze eruitziet. ‘Ik denk ’t niet,’ zeg ik. Maar madame Gillaux knikt fanatiek, alsof ze zojuist een langge koesterd vermoeden heeft bevestigd. ‘’et is je aura,’ zegt ze vol overtui ging terwijl ze haar antenneneus op mij richt. ‘’et is een krachtige ener gie. Alsof er een elektrische spanning om je ’een ’angt.’ Ze steekt een vinger in de lucht. ‘Er staat vandaag iets te gebeuren. Iets belangrijks.’ Ik haal mijn schouders op en kijk haar onaangedaan aan. ‘Ik ga 13
gewoon naar het winkelcentrum. Dag, mam.’ Ik draai me op mijn hie len om en loop met grote stappen door de hal naar de voordeur. ‘Voorzichtig met die bloes,’ roept mijn moeder me achterna. ‘Hij is vintage!’
14