Waarom heb ik een Voorbidder nodig? Ds. M.M. van Campen Gehouden op: 20 november 2003 te H’veld-G’dam Ik wil vanavond met jullie een gedeelte gaan lezen uit Gods Woord en een gedeelte uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Allereerst lezen we uit Romeinen 8 vers 31 t/m 39. Romeinen 8 : 31 t/m 39 Zegelied 31. Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? 32. Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? 33. Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig maakt. 34. Wie is het, die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand God is, Die ook voor ons bidt. 35. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard? 36. (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.) 37. Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, Die ons liefgehad heeft. 38. Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, 39. Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.
De vijf woordjes uit vers 34 vormen eigenlijk de stof voor de lezing van vanavond. ‘Die ook voor ons bidt.’ Ik wil hierbij nog een stukje lezen uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 26. Een mooi en een lang artikel; ik lees er het eerste en laatste gedeelte uit. Artikel 26 Van de enige voorbidding van Christus. Wij geloven, dat wij geen toegang hebben tot God dan alleen door den enigen Middelaar en Voorspraak, Jezus Christus, de Rechtvaardige; dewelke hierom mens geworden is, verenigende tezamen de Goddelijke en de menselijke natuur, opdat wij mensen een toegang zouden hebben tot de Goddelijke Majesteit; anderszins ware ons de toegang gesloten. Maar deze Middelaar, dien de Vader ons heeft gegeven tussen Zich en ons, moet ons door Zijn grootheid niet verschrikken, om ons een ander, naar ons goeddunken te doen zoeken. Want er is niemand, noch in den hemel, noch op de aarde, onder de schepselen, die ons liever heeft dan Jezus Christus; dewelke, hoewel Hij in de gestaltenis Gods was, nochtans Zichzelf vernietigd heeft, aannemende de gestaltenis eens mensen en eens dienstknechts, Fil. 2 vers 6 en 7, voor ons, en is in alles Zijn broederen gelijk geworden, Hebr. 2 vers 17a. Indien wij nu een anderen Middelaar zoeken moesten, die ons goedgunstig ware, wien zouden wij kunnen vinden, die ons meer beminde dan Hij, die Zijn leven voor ons gelaten heeft, ook toen wij Zijn vijanden waren? Rom. 5 vers 10. En zo wij één zoeken, die macht en aanzien heeft, wie is er, die daarvan zoveel heeft als degene, die gezeten is ter rechterhand Zijns Vaders, en die alle macht heeft in den hemel en op de aarde? Mark. 16 vers 19, Matth. 28 vers 18. En wie zal eerder verhoord worden, dan de eigen welbeminde Zoon Gods? En dan lees ik ook nog het laatste gedeelte van dit artikel vanaf het woord ‘insgelijks’, Hebr. 10 vers 19, 22: Christus heeft een onvergankelijk priesterschap; waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden, Hebr. 7:25. Wat ontbreekt er meer, dewijl Christus zelf deze uitspraak doet: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven; niemand komt tot den Vader, dan door Mij, Joh. 14 vers 6. Waartoe
zouden wij een anderen Voorspreker zoeken, aangezien het God beliefd heeft, ons Zijn Zoon tot een Voorspreker te geven? Laat ons Hem niet verlaten, om een anderen te nemen; of veel meer, een anderen te zoeken, zonder Hem immermeer te vinden; want toen God Hem ons gegeven heeft, wist Hij wel, dat wij zondaars waren. Daarom, volgens het bevel van Christus, zo roepen wij den hemelsen Vader aan door Christus, onzen enigen Middelaar, gelijk wij in het gebed des Heeren geleerd zijn; verzekerd zijnde, dat al wat wij den Vader zullen bidden in zijn Naam, ons zal gegeven worden, Joh. 14 vers13.
Onze Voorbidder bij de Vader Wij willen vanavond met de hulp van de Heere stilstaan bij de voorbede van Christus. Ik heb de lezing voor vanavond in drie punten verdeeld. Ik heb er boven gezet:’Onze Voorbidder bij de Vader’. 1. Waarom Hij bidt; 2. Wat Hij bidt; 3. Voor wie Hij bidt. Een koninklijke Regeerder en een priesterlijke Bidder Beste vrienden, om te gaan nadenken over de voorbede van Christus, moeten we terug naar de Hemelvaart. Want met de Hemelvaart belijden wij dat de Heere Jezus is opgevaren, zoals dat staat in Romeinen 8 vers 34: ‘Christus is het, Die gestorven is, wat meer is, Die ook is opgewekt, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt.’ De Heere Jezus is nu in de troon van Zijn Vader, koninklijk en priesterlijk. Eigenlijk is het een enorme verandering geweest toen de Borg en Middelaar Die hier op aarde in Zijn vernedering was en veracht werd, verhoogd en verheerlijkt werd door de opstanding en de Hemelvaart. Hij mocht een ereplaats innemen aan de rechterhand van Zijn hemelse Vader. De hand die eenmaal hier op aarde doorboord was met een spijker, díe hand houdt momenteel een koninklijke scepter vast waarmee Hij de wereld regeert. En het hoofd dat neergebogen werd op het kruis, dát hoofd is nu gezegend en gekroond met een gouden kroon. Het gezicht van de Heiland wat bespuwd en bespot was toen Hij op aarde was, is nu het gezicht dat straalt aan de rechterhand van Zijn Vader op de hemeltroon. En nu is Hij niet alleen koninklijk Regeerder, er staat: ‘Die ook aan de rechterhand van God is’, vers 34, maar Hij is ook Bidder, een priesterlijke Bidder, ‘Die ook voor ons bidt’. Daar willen we het vanavond over gaan hebben. Een hogepriester doet eigenlijk drie dingen: offeren, zegenen en bidden. Bij offeren denk ik aan het bloedende hart van Christus op het kruis, toen Hij het offer bracht. Bij zegenen denk ik aan Zijn zegenende handen vlak terwijl Hij naar de hemel voer. En bij bidden denk ik aan Zijn biddende lippen. De Heere Jezus was op aarde bezig met de dingen van Zijn Vader. ‘Wist u niet dat Ik moet zijn in de dingen van Mijn Vader?’ Maar nu is Hij in de hemel bezig met de dingen van ons. De Catechismus zegt: ‘Hij is daar ons ten goede, tot ons nut.’ Wie zijn dan die ‘ons’? Ja, dat is de derde gedachte. Wel volbracht, niet voltooid De Heere Jezus heeft geroepen: ‘Het is volbracht’, denk maar aan Goede Vrijdag. Maar toch is het nog niet voltooid. Nu zit Hij op de troon en Hij bidt. Ik zou vanavond aan jullie willen duidelijk maken dat wij niet alleen een lijdende Borg nodig hebben tot verzoening van onze zonden, maar dat we Christus evenzeer nodig hebben vanuit de troon waar Hij nu is. Ik heb Hem ook nodig nu Hij op de troon zit. Over de voorbede van Christus kun je in Romeinen 8 lezen. En Johannes zegt in 1 Johannes 2: ‘Indien wij gezondigd hebben, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus de Rechtvaardige’. En wat ook een prachtige kernachtige tekst is, is Hebreeën 7, waar staat: ‘Daarom kan Hij volkomen zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te bidden’. Voor wie bidt Hij dus? Voor degenen die door Christus tot God gaan. De Bijbel geeft er ons dus aanleiding toe om na te denken over de voorbede van Christus. Er zijn enkele teksten die ons erop wijzen. Toch wordt er over het algemeen weinig aan gedacht en weinig over gepreekt. Met de Hemelvaart komt het misschien nog wel eens aan de orde. Maar het gaat veel vaker over het offeren,
over het lijden en sterven van de Borg en Middelaar. Paulus zegt: ‘Goede Vrijdag, ja, maar wat meer is…: Pasen!’ We hebben gelezen dat Pasen nog belangrijker is, in zekere zin. Nu, net zo belangrijk als Goede Vrijdag en Pasen zijn, is de voorbede van Christus. Stel je voor dat dit niet zo zou zijn. Stel je voor dat de Heere Jezus niet bidt in de hemel…dan zou het met de kerk (en Kerk) al lang gebeurd zijn! Ik denk aan Mozes die bad op de berg, samen met Aäron en Hur. Israël was in het dal aan het strijden tegen Amalek. Als Mozes ophield met bidden, verloor Israël de strijd tegen Amalek. Al zou de Heere Jezus niet meer bidden, dan zou er al lang geen kerk meer zijn. Dan zou de kerk al lang overwoekerd zijn door de wereld en overwonnen door de vijand. Niet werkloos Ik vind het zo mooi dat de kerk van de Hervorming wel oog had voor de voorbede van Christus, zie Artikel 26 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De Hervormers, de Reformatoren en Guido de Brès, hadden wel aandacht en oog voor de voorbede van Christus. Eigenlijk heeft de Heere Jezus Zijn hele leven gebeden. Hoe vaak lezen we er niet van, dat Hij biddend op een berg was, sprekend met Zijn Vader! Hij stond ’s morgens vroeg op om de gemeenschap met Zijn Vader te zoeken, alleen op een berg. Maar ook in Zijn lijden, in het bijzonder in Gethsémané, heeft Hij tot driemaal toe gebeden. En in Zijn sterven aan het kruis van Golgotha, ook dáár bad Hij. En Hij bidt nu nog. Calvijn zegt ergens: ‘Christus zit nu niet werkeloos in de hemel. Met eerbied gesproken, Hij is niet naar de hemel gevaren om daar niets te doen of om daar de sterren te tellen, maar Hij bidt voor ons. Hij zet Zijn Middelaarswerk voort.’ Het eerste wat ik hiermee eigenlijk wil doorgeven is dit, dat in het bidden van de Heere Jezus Zijn zorg voor de Zijnen blijkt. Zijn zorg voor de ’ons’ uit vers 34, Zijn zorg voor de Zijnen. Met eerbied gesproken is het niet zo dat de Heere toen Hij hier op aarde Zijn verzoeningswerk had volbracht en terugging naar de hemel, Zich voor de rest niet meer met de Zijnen of met de zaak hier op aarde bemoeit. ‘Ik heb Mijn werk gedaan en nu bemoei Ik mij voor de rest niet hoe het verder gaat.’ Nee, zo niet, zo niet! Zo gebeurt het in de wereld om ons heen wel. Als er mensen zijn die hoog mogen opklimmen op de maatschappelijke ladder, carrière maken en soms een ereplaats weten te verwerven en te bereiken, komt het nog wel eens voor dat ze hun vorige vrienden vergeten en niet meer kennen of willen erkennen. Ik denk aan de schenker en de bakker. Jozef had hen geholpen en de dromen uitgelegd. Jozef had gezegd: ‘Schenker, straks zul jij worden verhoogd, je zult weer worden aangenomen om de plaats naast de Farao te mogen innemen.’ Dan zegt Jozef: ‘Als je nu straks verhoogd zult zijn, zul je mij dan niet vergeten, schenker?’ Inderdaad, het komt uit. De schenker wordt weer aan het hof van Farao verhoogd; en dan staat er: ‘…en hij vergat Jozef.’ Hij mag weer de ereplaats innemen en hij vergeet de nederige Jozef in de kerker. Als je een ereplaats bereikt hebt, kun je je vroegere vrienden wel eens willen vergeten. Ze zijn dan voor jou te min om mee om te gaan. Nu, met eerbied gesproken, de Heere Jezus heeft Zich niet teruggetrokken toen Hij de ereplaats innam aan de rechterhand van Zijn Vader. Hij heeft geen afstand genomen; Hij is niet ver weg, maar Hij blijft volledig betrokken bij zijn strijdende kerk hier op aarde. Er is een vers (het staat niet in het Psalmboek, maar het is een gezang, een geestelijk lied) wat zegt: Hoe groot in eer, de scepter in Zijn hand en de gouden kroon op Zijn hoofd en een stralend gelaat, hoe groot in eer, Hij hoort mijn stem. Hoeverre van de aard’, Hij kent mijn hart. Gods Zoon vergeet de Zijnen niet die Hij op aarde liet.
Hier zit een geweldige troost in. Als jouw hart naar Hem hunkert, als jij naar Hem verlangt, is er de troost dat Hij je ziet en hoort en dat Hij jou niet vergeet. De Heere Jezus is niet zoals de schenker. De Heere Jezus slaat ons gade Ik denk ook aan een andere geschiedenis in de Bijbel, waar de Heere Jezus eigelijk hetzelfde doet als nu in de hemel. Lees Markus 6 maar eens, de geschiedenis van de storm op zee. De Heere Jezus gebiedt Zijn discipelen om naar de overkant te varen en dan blijft Hij alleen achter. Er staat: ‘Hij ging naar de berg om te bidden.’ Christus is op de berg en de discipelen bevinden zich in het bootje richting de overkant van het meer. En dan komen de golven. Er komt tegenwind en tegenslag, ze dreigen te zinken en Jezus is er niet, Hij is afwezig. In Markus 6 lezen we dat Jezus hen vanaf de berg ziet tobben en strijden en ploeteren en schreeuwen en bezig zijn. Dit is het beeld van de hemel, waar Hij nu is. Hij ziet Zijn strijdende kerk op aarde. En dan, omtrent de vierde nachtwake, als het op het donkerst is, komt de Redder nabij. Brandoffer en reukoffer In het Oude Testament vind je een prachtig voorbeeld van de voorbede in de hogepriester. We zien de voorbiddende Heere Jezus al getekend in de biddende hogepriester van Israël. Wat deed de hogepriester in Israël allereerst? Offeren. Het zoenoffer brengen. Dan ging hij met het bloed in het heiligdom, waar hij op grond van dit gestorte bloed mocht pleiten bij God. De hogepriester legde zijn ene hand als het ware op het offer, op het bloed, en zijn andere hand hield hij op. Op grond van het bloed mocht hij de zegen van God voor het volk vragen. En deze zegen kreeg hij dan ook! Zo is het met Christus ook. Hij is de Borg en Middelaar, Die met Zijn eigen bloed in het hemels heiligdom is ingegaan, nadat Hij het offer heeft volbracht. Ik mag vanzelf veronderstellen dat jullie iets weten over de tabernakel, het voorhof, het heilige en het heilige der heiligen. In de voorhof stond het brandofferaltaar en in het heilige stond het reukofferaltaar. Het brandofferaltaar was van koper en als je dan het heilige inging, kwam je bij het reukofferaltaar. Het was van goud. Het brandofferaltaar stond in het voorhof, het reukofferaltaar stond in het heiligdom. Dit was niet zomaar. Het heeft een betekenis, een geestelijke strekking. Het brandofferaltaar in het voorhof is een beeld van het werk van Christus, op Golgotha geschied. Een beeld van Zijn werk op aarde. Het voorhof was een beeld van de aarde en het brandoffer een beeld van het kruishout. Want toen Hij het brandoffer, het zoenoffer van Zijn leven gebracht heeft, is Hij het heiligdom ingegaan. En dan is het heilige het beeld van de hemel. Het reukofferaltaar is een beeld van het gebed. Bij het brandoffer vloeide er bloed, maar bij het reukoffer ging de wierook als een liefelijke reuk naar boven. Nadat de Heere op Goede Vrijdag Zijn offer had gebracht, ging Hij met Hemelvaart naar de hemel, waar Hij nu bidt, pleitend voor ons bij de Vader. Je moet in gedachten eens kijken naar de hogepriester. Hij zag er prachtig uit met zijn hogepriesterlijke kleding. Hij had edelstenen op zijn schouders en op zijn borst. Hij had twee grote stenen op zijn schouders en hij had twaalf verschillende edelstenen op zijn borst. Het hele volk droeg hij op zijn schouders. Zo draagt Jezus Zijn kerk (Zijn gemeente) en Zijn volk (Israël) op Zijn schouders, zoals de herder het schaap droeg. De stenen op de schouders van de hogepriester waren twee dezelfde stenen, maar Hij had ook nog wat op zijn hart, op zijn borst: twaalf juwelen waar de namen van de twaalf stammen van Israël ieder apart op stonden. Elke naam van de zijnen staat bij de Heere Jezus apart op Zijn borst, zoals de twaalf namen van de twaalf stammen. Nu, als de hemelse Hogepriester neemt de Heere Zijn kerk mee, op Zijn schouders en in Zijn hart. Hij draagt hen met Zijn kracht en Hij heeft ze lief met een eeuwige liefde. Hij draagt Zijn kerk mee het heiligdom in. Hij draagt ze op Zijn hart, dat is op zich al een geweldige gedachte. Ik heb eens bij Bunyan gelezen: O, dat hart, dat grote hart van Jezus, wat heeft Jezus een groot hart voor ons, om ons goed te doen!’ Dat is de taal van Bunyan, ruim en rijk!
Ik zal nog eens een oudvader noemen, Isaäc Ambrosius. Hij schreef een geweldig boek: Het zien op Jezus. Moeilijk om te lezen, maar men is nu bezig om het te hertalen in het hedendaags Nederlands. Isaäc Ambrosius zegt dit: ‘Als God de Vader vanaf Zijn troon met Zijn goddelijke ogen naar Zijn Zoon kijkt, Die aan Zijn rechterhand zit, dan is het eerste waar het Goddelijke oog op valt, de borst van Jezus met de twaalf edelstenen.’ Hij ziet als het ware de kerk, de gemeente, die Christus gekocht heeft met Zijn bloed. Daar ziet de Vader op. ‘Hij draagt mijn naam op Zijn hart’, mag een gelovige zeggen.En dat niet alleen, maar Hij noemt ook mijn naam. Jezus bidt op grond van Zijn offerande bij de Vader voor de gelovigen en dan héél persoonlijk. Niet algemeen, maar de namen stonden apart op de stenen. De Heere Jezus bidt heel persoonlijk voor allen die Hem toebehoren. Hij noemt hen bij naam en toenaam. ‘Simon, Simon, Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet zal ophouden.’ Nu, Jan, Arie, Piet, Irene, Maarten, Astrid en vul je eigen naam maar in, als je de Heere toebehoort (want dat is wel de voorwaarde), noemt Hij jouw naam en draagt Hij jou op Zijn schouders. De bovenwereld en de benedenwereld verbonden door het gebed van Christus Wanneer bidt de Heere dan voor ons? Nu, nu! Christus is nu bezig in de bovenwereld, in de hemel, in het heiligdom, om te bidden voor ons in de benedenwereld. Wij lezen van Stefanus dat de hemel openging. Al zou de hemel nu ter plekke opengaan en je zou vanuit Hardinxveld-Giessendam rechtstreeks omhoog kunnen blikken, weet je wat je dan zou zien? Dan zouden jullie een Jezus zien Die aan het bidden is voor de Zijnen. Dan zouden wij een Christus bezig zien voor ons te bidden bij de Vader. Al zouden wij met onze oren kunnen luisteren naar wat er achter de hemelpoort gebeurt, dan zou je Christus horen bidden voor ons. Stel je eens voor dat je dat zou horen! Hij bidt voor mij. Wanneer? Altijd. Mozes bad met zijn staf omhoog tot de zon onderging, maar Christus bidt altijd. ‘Daar Hij altijd leeft om voor hen te bidden.’ En hoe moet ik me dat dan voorstellen? Nu, de Heere Jezus is geen smekeling, dat heeft Calvijn al gezegd. Hij is geen smekeling Die in de hemel op Zijn knieën ligt. Nee, de Heere Jezus eist. Eist van mij vrijmoedig, eist. Hij pleit, Hij eist op grond van Zijn volbrachte werk, Hij heeft het wél verdiend. Wij zeggen: ‘Niet uit verdienste, maar uit genade. Hoor ons om Jezus wil.’ Maar Christus bidt: ‘Ik heb het wel verdiend. Mijn verdienste spreekt van betere dingen dan het bloed van Abel.’ Hij eist vrijmoedig. Zijn wonden zijn als monden De sporen in Zijn zijde en in Zijn handen en voeten, Zijn wonden, zijn als monden die roepen: ‘Het is volbracht.’ Betaald, betaald! En op grond daarvan mag en kan Christus eisen bij Zijn Vader. Vader, Ik wil, Ik wil. Die ook voor ons bidt. Bidt staat hier in de tegenwoordige tijd. Er staat niet: ‘Die voor ons gebeden heeft’, of: ‘bad’. Bidt, dat gaat nog steeds door. Is het jullie wel eens opgevallen dat het hogepriesterlijk gebed niet eindigt met ‘amen’? Wij eindigen ons gebed met amen, maar als Jezus, als de priester tot Zijn Vader bid, dan eindigt Johannes 17 niet met amen. Dat wil zeggen, dat gebed gaat als het ware nog steeds door, ook vandaag terwijl wij vanavond hier zitten en morgen en overmorgen totdat Hij komt. Dat is de eerste gedachte. De inhoud van de voorbede Nu gaan we de tweede gedachte eens bekijken. Wat bidt Hij nu eigenlijk? Ik heb in de Bijbel zeven dingen kunnen vinden die ik allemaal even zal aanstippen. Het is een waaier van zeven dingen waarvoor Hij bidt en waarom Hij vraagt. 1. Het eerste waarvoor Hij bidt, is de vergeving van de zonden. Voor ‘bidden’ staat in de grondtekst letterlijk het woord ‘tussen beide treden’, ‘intreden’, ‘het opnemen voor’. Je zou 1 Johannes 2: ‘Die ook voor ons bidt’, kunnen vertalen met: ‘We hebben een Voorspraak
bij de Vader, een Advocaat.’ Iemand die het opneemt, die bekwaam is en bereid is, die tussen beide treedt, die je verdedigt. Die indringend een pleidooi kan houden voor Zijn gemeente. Hij is de Advocaat en Hij pleit niet op grond van verzachtende omstandigheden, maar op grond van Zijn offer. Hij praat mijn zonde niet goed, maar Hij maakt ze goed met Zijn bloed en daar wijst Hij op. Vandaar dat in Romeinen 8 ook staat: ‘Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen van God?’, wie? De satan kan komen (de aanklager van de broederen), en hij kan, net zoals bij de hogepriester in Zacharia 3, wijzen op jouw vuile klederen. Maar er is een Advocaat, en als die Advocaat gaat spreken, dan moet de aanklager zwijgen. Hij is onze Zaakwaarnemer! ‘Vader, Ik wil niet dat deze in het verderf nederdalen, want ik heb verzoening gevonden.’ Hier is een Advocaat die het voor je opneemt, en dat gratis en voor niets, voor niets! Ik kreeg onlangs een mail van een collega over advocatenkosten (ja, dat heb je als je Hervormd bent, dan gaat het over het Samen Op Weg, over het wel of niet mee, of het Comité of de Gereformeerde Bond, of wat voor termen er allemaal zijn…), een advocaat kost honderd negentig euro per uur! Ik vind het mooi en rijk, ik vind het een blijde boodschap, dat deze Advocaat het voor niets voor zondaars opneemt. Het kost je niets. Hij is een Advocaat die al tweeduizend jaar de zaak van zondaars heeft bepleit. Hij heeft zondaarszielen van miljoenen mensen onder handen genomen en alles goed gemaakt. Hij heeft zoveel ervaring dat er nog nooit iemand heeft hoeven zeggen: ‘Mijn zaak is verloren. Ik heb mijn zaak aan Hem toevertrouwd, maar Hij heeft het pleidooi verloren.’ Nee, nooit is dit gebeurd. Daarom gaat er ook een aandrang van uit om ook jouw zaak aan de Heere toe te vertrouwen. Dan is het in goede handen! Geef je ziel, je zaligheid, je zaak, aan de Heere over. Wij hoeven ons niet te verdedigen, want op duizend vragen zouden we voor de hemelse Rechter geen antwoord hebben. De Advocaat verdedigt, ik hoef mezelf niet te verdedigen. Als je ooit eens met een rechtszaak te maken krijgt, neem je een advocaat in de arm. Als je een advocaat hebt, hoef je zelf niets meer te doen. ‘Laat het maar aan mij over’, zegt een advocaat. Maar dan rekent hij er wel geld voor! De Heere doet dit niet. En nu kan het in het maatschappelijke leven wel eens voorkomen dat een advocaat een bepaalde zaak niet wil verdedigen omdat de misdaad te verschrikkelijk is. Maar de grootste zondaar mag Christus in de arm nemen. Iemand die berouwvol een beroep op Hem doet, laat Hij nooit tevergeefs aankloppen. De Heere zegt als het ware: ‘Breng het maar bij Mij, je hele hebben en houden, dat hele zaakje van je; het ligt zo in de war en je weet er niet meer uit te komen!’ Hoe kan ik straks ooit zonder verschrikken voor Gods rechterstoel verschijnen? Is dat jouw vraag? Dan zegt de Heere Jezus vanavond: ‘Vertrouw het maar aan Mij toe, Ik doe het wel voor jou!’ En als dan de beschuldigende vinger naar je uitgestoken wordt, en je jezelf ook duizend keer moet aanklagen, al is er dan nog zoveel voorgevallen in je leven, al heb je gezondigd tegen licht en tegen beter weten in, al voel je jezelf geremd in het bidden, al voel je dat je heel bewust een periode gehad hebt dat je de Heere gekrenkt hebt en beledigd en uitgedaagd, al moet je voor jezelf in je eigen gevoel zeggen: ‘Volgens mij kan het nooit meer wat worden en dat om eigen schuld’, weet je wat Luther dan toch zegt? Hij zegt: ‘De duivel wijst mij op mijn zonden, en dan zeg ik: ‘Ik weet er nog veel meer duivel, maar je bent bij mij aan het verkeerde adres. Je moet bij Christus zijn, want Hij heeft ze allemaal meegenomen.’ En als de duivel mij dan zegt dat ik niet kan bidden, zeg ik weer: ‘Je hebt gelijk satan, maar je bent weer op het verkeerde adres. Ik kan ook niet bidden, maar je moet bij Christus zijn, want Hij pleit voor mij aan de rechterhand van de Vader.’ Wat is het toch wenselijk om zo’n Advocaat in het Gerechtshof te hebben. Wat is het toch wenselijk om een Vriend te hebben aan het Hemelhof. Een vriend die het bij de Vorst, de Koning, de Vader, de Rechter opneemt, die een goed woord voor mij doet. Wat ben je gelukkig als je zo’n Vriend, zo’n Verlosser, zo’n Advocaat mag hebben. 2. Het tweede wat mij bij de voorbede van Christus opvalt, is het gebed om bewaring. Ik denk aan het hogepriesterlijk gebed, vlak voor Zijn lijden en sterven. Als Hij afscheid neemt van Zijn discipelen, bidt de Heere Jezus: ‘Ik ben niet meer in de wereld, maar dezen zijn in de wereld, en Ik kom
tot U. Heilige Vader, bewaar ze in Uw naam, die Gij mij gegeven hebt. (…) Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van de boze.’ Bewaart van de boze wereld onder leiding van de satan, de vorst der duisternis, de haat, de aanvechting, de verzoeking waardoor je meegezogen kan worden, zodat je afglijdt. We zijn maar zwak van moed en klein van kracht, het kan zomaar gebeuren dat je meegezogen wordt. De Heere Jezus bidt om bewaring. Je kunt de zuigkracht soms zo voelen. Ik kan wat dat betreft in onze gemeente een aantal mensen opnoemen die heel dicht bij de Heere hebben geleefd en op een gegeven moment groeiden ze weer weg, en ze volgden de Heere van verre. Er kwam steeds meer afstand tussen hun hart en tussen de Heiland. De Heere bidt om bewaring. Petrus, tegenover het ziften van de satan staat het bidden van Christus, zodat jouw geloof niet zal ophouden. Kennen wij dat ook, ouders? Als je vader en moeder bent en kinderen hebt die opgroeien en op een gegeven moment de wijde wereld ingaan, dan bid je als ouders ten eerste voor je kind of het toch niet in verkeerde handen terecht mag komen. Een jongen die gaat varen op zee, matroos wordt. Of een soldaat die voor vier maanden in Irak zit. Ten tweede vraag je of ze toch geen onverwachte en een onverzoende dood zouden sterven. De Heere bidt om bewaring. Zijn volk is maar een kudde, een kudde schapen temidden van wolven. Hoe moet dat ooit goed gaan? Het gaat goed! Waarom? Omdat Christus bidt om bewaring van de Zijnen. Zoals Abraham bad voor Sodom én voor Lot. Lot die zijn rechtvaardige ziel kwelde… maar Abraham bad op de berg en hij worstelde met de Heere. Zoals Lot was in Sodom, zo is de kerk in de wereld. Zo zijn de schapen temidden van de wolven. En nu bidt de Heere niet: ‘Haal ze maar thuis.’ Soms zou je dat best wel willen. Heere, haal me maar naar huis. De Heere Jezus bid niet: ‘Haal ze maar thuis uit deze boze wereld.’ Nee. Zolang je hier bent, mag je de naam Gods dienen, heb je een taak, krijg je een talent, heb je gaven gekregen, mag je Zijn getuige zijn, getrouw in de arbeid die God je opdraagt. 3. Ten derde bidt de Heere Jezus voor heiliging. Ook dat lezen we in Johannes 17: ‘Heilig ze in Uw waarheid; Uw woord is de waarheid.’ Heiliging, wat is heiliging? Het is niet dat je helemaal niets meer mag, maar heiliging is positief. Je bent toegewijd aan de eer van de Heere. Je vertrouwt je leven niet alleen aan Hem toe, maar bent ook aan Hem toegewijd. Je mag dicht bij de Heere leven. Zoals een maagd (een reine maagd, zegt de Schrift), zoals een verloofde toegewijd is aan haar aanstaande bruidegom. Mag ik eens een ander voorbeeld gebruiken? Ik heb het volgende eens gelezen. Stel je voor dat je een hele oude, antieke, verroeste kist vindt die in de sloot ligt. Op een gegeven moment wordt de kist eruit gehaald. Maar dan gooi je hem niet weg, ook al stinkt hij en is hij vies en verroest aan alle kanten. Nee, je haalt hem eruit en op een gegeven moment ga je hem opknappen en dát kost nu het meeste werk. Om hem uit de sloot te halen, dat gaat nog wel, dat ouwe vieze kastje… maar om het op te knappen, om het te gaan schuren en schoonmaken en verven en polijsten, dat is heel veel werk. Maar als het dan af is, wordt het ook een prachtig, mooi, oud, antiek kastje. Zo is het nu ook met een zondaar. Daar lig je in de bagger van de zonde. Je kunt losgeslagen zijn in de modder van de zonde of vastgeroest zitten in je godsdienst, hoe jong je ook bent. En als de Heere je er nu uit gaat halen, dan is dat nog maar het begin. Dat noemen we verlossing, redding. Maar dan begint de heiligmaking en dat duurt een leven lang. Dan gaat de Heilige Geest met het woord aan de slag in je hart, in je leven, om je te veranderen, te vernieuwen, je gelijkvormig te maken aan het beeld van Christus. Een rein leven, een toegewijde leven, niet meer liegen, niet meer kwaadspreken, elkaar vergeven, dat noemt de Bijbel ‘heiliging’. Daar bidt Christus voor in de hemel. Mensen, we hebben dat nodig. Je hebt maar twee dingen nodig. Ten eerste: Ben ik veilig? Dat is heel belangrijk. Maar ben ik nu ook heilig? Dat is twee! Er zijn nog wel een aantal mensen in mijn gemeente die durven zeggen: ‘Ja, de Heere Jezus is ook voor mij gestorven.’ Nu, daar zet ik niet gelijk een vraagteken achter, maar is dat nu echt? Je kunt het
controleren, ambtelijk bedoel ik dat dan. Het kenmerk van veiligheid is heiligheid. Iemand die zegt: ‘Gij hebt mijn ziel beveiligd voor de dood!’ gaat ook heilig leven. Dan gaat de Geest van God aan het werk om zo iemand toe te bereiden en de roest er af te halen. Je kunt Christus niet over jouw oude zondaarsmens heen slaan zodat jij dezelfde blijft. Het geloof is niet alleen een vernislaagje over je heen, de mantel van een christelijke belijdenis! Nee, er wordt ook innerlijk iets vernieuwd. De oude verroeste kist wordt opgeknapt, gaat er anders uitzien. Hij gaat blinken van schoonheid. Dan ga je het beeld van Christus vertonen, snap je het? 4. De Heere bidt ook voor eenheid. Als je Johannes 17 leest, lees je tot viermaal toe dat de Hogepriester bidt dat ze één zullen zijn. ‘Zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U.’ Eenheid. Eerst de heiliging en dan de eenheid. Eerst de waarheid die heiligt, maar dan ook de eenheid. Wat hebben we dat nodig, die eenheid. Je zou je kunnen afvragen: ‘Zou dat gebed van Christus nu niet verhoord zijn, want waar zie ik die eenheid? Waar zie ik dat?’ Zou dit gebed niet verhoord zijn? De ware kerk is natuurlijk één. Al de muurtjes die wij gemaakt hebben, gaat de Heere op een gegeven moment afbreken. De ware kerk is één, één in Hem. Maar dat moet ook uiterlijk zichtbaar worden, ‘opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt’. De eerste christenen waren eendrachtig bijeen. Wat gaat er dan een werfkracht van hen uit! Alleen al als ik er over nadenk kan ik me er al voor schamen dat we in Hedel, waar ik sta, drie kerken hebben. We hebben een Roomskatholieke Kerk, we hebben een Hervormde Kerk en we hebben een Gereformeerde Gemeente in Nederland. Dat zijn er drie in een klein dorpje. En misschien hebben we er na 1 mei 2004 vier. Weet je wat ik wel eens gedacht heb? Stel je voor dat de Heere Jezus, zoals Hij op aarde heeft rondgewandeld, nu aanstaande zondag in Hedel zou komen. Waar zou Hij dan gaan kerken? In welke van de drie? Ik denk dat de Heere Jezus in geen van de drie kerken zou gaan kerken. Ik denk dat de Heere Jezus naar een grasveld net buiten het dorp zou gaan en dat dan al degenen uit de drie kerken die liefde voor Hem hebben, hun eigen kerk gaan verlaten en naar Hem toe gaan. Dat denk ik. Want het gaat uiteindelijk toch om de Koning van de kerk. Wat zou je dan arm zijn als je dan in je eigen kerkje zou blijven zitten, terwijl de Koning buiten staat, op het grasveld. Dan zou je toch je eigen kerk verlaten? Beminnaars van de Heere, je zou je toch naar Hem toegaan? Want het maakt toch niet uit welk naambordje er op staat? ‘Ik bid dat ze één zijn, gelijk Gij, Vader in Mij, en Ik in U.’ En die eenheid is nu alleen in Christus. Het is net als met de spaken van een wiel. Hoe dichter bij de as, hoe dichter ook bij elkaar. Hij is de As, Hij is het Middelpunt, Hij is het Middelpunt van de Zijnen. Dan gaat er werfkracht vanuit! 5. Hij bidt om de Heilige Geest. Dat is ook het eerste wat Hij met Pinksteren heeft uitgestort. Het eerste gebed was: ‘Ik zal de Vader bidden om de Trooster en Die zult gij ontvangen.’ En Hij is gegeven op de Pinksterdag. Dat doet de Heere nu nog steeds. Dat hebben we telkens weer zo nodig, de vervulling met de Heilige Geest. 6. De Heere Jezus zuivert mijn gebeden als Voorbidder. Van mijn kant zijn mijn gebeden vaak zo zwak en zo hulpeloos, zo stuntelig en zo gebrekkig! Soms kom je niet verder dan een zucht. Mijn bidden is vaak zo gedachteloos. Ja, als je een gezinnetje hebt en je bidt, bid je eigenlijk acht keer per dag. ’s Ochtends als je opstaat, voor het ontbijt, na het ontbijt, voor de lunch na de lunch, voor het diner, na het avondeten en dan ook nog eens een keer voor je naar bed gaat. Dus je bidt acht keer per dag, dat is per week 56 keer. Dan zijn er ook wel eens van die gebeden waarvan we zeggen: ‘Hebben we nu al gebeden aan tafel, zeg papa, hebben we al gebeden?’ ‘Ja, o ja dat is waar, nou, doe het nog maar een keer.’ Je schaamt je toch voor zulke gebeden?! Dan doe je het zo gedachteloos, je bent er eigenlijk helemaal niet bij, je doet het omdat het hoort. Bidden kan ik eigenlijk zo slecht, bidden gebeurt zo vaak in een sleur, uit gewoonte. Maar in hoeverre is mijn hart erbij? Ik schaam me soms voor mijn eigen gebeden.
Wat bid ik nu eigenlijk, waar ben ik nu eigenlijk mee bezig? Het is ook vaak hetzelfde, dat is helemaal niet zo erg hoor, maar het is zo vaak hetzelfde. Het kan zo vaak sleur zijn, dan is het hart, dan is de bezieling eruit. Het is vaak zo onbeholpen. Mijn gebeden komen vaak niet verder dan een verlanglijst. ‘Heere, wilt U dit, en wilt U dat…’. Ik ben zo op mezelf gericht, ik ben zo snel afgeleid. Wat doe je, als je ’s ochtends begint en de telefoon gaat? Ja, je zou dat ding eigenlijk af moeten zetten, maar ja, dat doe je dan ook weer niet. Dan denk je ter plekke: ‘Wie zou er gebeld hebben?’, terwijl je aan het bidden bent. Of hebben jullie daar geen last van? Bidden, wat is het vol met onreinheid, wat is het ook vol met het stof der aarde. Hoe kleeft mijn ziel aan het stof! Soms komt het gebed voor je gevoel niet verder dan het plafond, het komt maar niet omhoog. Ik kan maar niet met God in gemeenschap komen, het is allemaal zo vormelijk, het is zo dor, zo zonder kracht, niet echt, niet warm. Daarom vind ik het zo mooi dat de Heere reinigt en verzoent, niet alleen mijn ongerechtigheden, maar ook mijn gebeden. En Hij mengt Zijn eigen gebeden erin en erdoor. In de Bijbel staat ook dat Hij mijn gebeden neemt en er Zijn voorbede in mengt opdat het aangenaam wordt voor de Vader, lees Openbaring 8 maar eens. Ik heb eens een mooi voorbeeld gelezen van een klein kind dat langs de weg bloemen had geplukt voor haar moeder. Ze kwam met het bosje aan, misschien kent u het wel, ouderen onder ons. Ze kwam met het bosje aan. Maar ja, het is meer gras en onkruid dan dat het bloemen zijn. Wat zeg je dan als moeder? Zeg je: ‘Joh, gooi weg, die troep!’? Nee, dat zeg je niet, dan zeg je: ‘Dankjewel, dat is een mooie bos!’ En wat doe je dan ondertussen? Je haalt de meest ontsierende sprieten, het onkruid en het gras er tussen uit, en met je creativiteit weet je er toch nog iets leuks van te maken en je zet het op tafel. En als vader dan thuis komt, dan zegt hij: ‘Dat is een mooie bos!’ Met eerbied gesproken, weet je wat de Heere doet met al die gebeden van ons? Hij verzoent en zuivert ze, Hij haalt de sprieten er tussen uit, de meest ontsierende sprieten, het onkruid en het gras. En door Zijn handen gaan mijn gebeden, gezuiverd door Hem, naar God de Vader en Hij hoort en verhoort! Stad Mensenziel Wat doet de Heere Jezus als Hogepriester? Nog een voorbeeld, uit De Heilige Oorlog van Bunyan. Op een gegeven moment is stad Mensenziel belegerd en dan gaan de inwoners een brief schrijven. De generaals van stad Mensenziel hebben een brief opgesteld die bestemd is voor koning El Schaddai in het Hemelhof, voor God in de hemel. En dan staat er dat Prins Immanuël de smeekbrief eerst las en bewerkte. Dat wil zeggen, Hij streepte door wat niet goed was opgesteld, Hij vulde aan wat ontbrak, en waar de smekingen niet krachtig genoeg waren, versterkte hij ze. En zo, aangevuld, verbeterd en versterkt, gaat de brief naar Koning El Shaddai en dan wordt hij inderdaad gehoord en verhoord. Ik vind het een prachtig voorbeeld. Zo gaat Christus met mijn zwakke, stamelende, gebrekkige gebeden naar Zijn Vader. En in Zijn Hogepriesterlijke bediening neemt Hij als het ware mijn gebeden over en Hij verbetert ze, Hij zuivert ze. ‘Die ook voor ons bidt’ Weet je wat ik ook een troost vind? Laat ik nu maar eerlijk zijn vanavond en als jullie het ook zijn, zul je het echt moeten beamen. De Heere weet wat maaksel wij zijn, er zijn ook in het leven van een dominee van die biddeloze tijden. Ook bij een dominee? Ook bij een dominee. Je moet elke zondag bidden, daarom doe je het ook, ambtshalve, maar dat je het nu altijd met je hart doet… Ik bid acht keer per dag en dan nog eens die keer, zes, zeven, acht keer dat ik bij mensen op huisbezoek ga. Dan zit je al aan de zestien keer per dag. En als het nu twee of drie keer met mijn hart is, dan is het al veel. Toch moet je het doen. Gaat het niet met je geest, dan moet je het met je verstand doen. Je mag het niet nalaten. Herkennen jullie dat, die biddeloze tijden, waarin je zo gevangen zit in je gedachten, in jezelf? Dat voor je gevoel de hemel van koper is! Er komt niets meer door. Dat de aarde van ijzer lijkt. Je kunt je gedachten niet goed ordenen, je vouwt je handen, je sluit je ogen, je buigt je
knieën, dat kun je nog. Maar je ligt op je knieën en dan denk je: ‘Waarom lig ik nu eigenlijk op mijn knieën, wat moet ik nu eigenlijk bidden?’ Je ervaart geen enkel contact meer met de Hemelkoning. Ons bidden is dan niet meer dan een zucht. ‘O Heere, help toch!’ Verder kom je niet. Je kreunt. De Psalmdichter zegt: ‘Dacht ik aan God, dan kreunde ik.’ Of je bent dwars… Ben jij dat ook wel eens? Ik heb dat ook wel eens, maar dat durf ik eigenlijk niet te zeggen, want dan krijg ik misschien geen uitnodiging meer voor de volgende keer. Maar ik ben ook wel eens dwars. Dan denk ik: ‘Jongens, ik heb eigenlijk helemaal geen zin om te bidden.’ Geen zin. Je wilt niet meer bidden. Het is hard vanbinnen. Je bent een klomp ijs. Eén brok opstand tegen God. Je kunt ook te ziek zijn om te bidden, dat kan ook. Of je wordt dement, dat kan ook! Terwijl je vroeger wel geestelijk contact had met de Heere. Ook een kind van God, een oprecht christen kan dement worden. Misschien raak je in een depressie, een ernstige depressie. Je gaat langs de rand van de afgrond. De vertwijfeling slaat toe. Je wilt van geen vertroosting horen, je bent moedeloos. Gevoelens van zinloosheid komen boven. Waarom leef ik, waarom geloof ik nu eigenlijk in God? Bestuurt Hij wel mijn leven? Bestaat Hij eigenlijk wel? Gevoelens van doelloosheid kunnen soms zo diep gaan dat je voor je gevoel door het nulpunt heen gaat. En dan vind ik het zo’n troost dat er staat: ‘Die ook voor ons bidt’. Als ik het opgeef, dan gaat Hij door. Ik geeft het op, maar Hij gaat door met Zijn gebeden, Hij gaat verder. Wat kan het al veel voor je betekenen als mensen tegen je zeggen: ‘Ik zal voor je bidden’. Ik wil het jullie aanraden. Je mag het best wel eens tegen elkaar zeggen. Als er nu eens iemand is die geopereerd moet worden, een chemokuur moet ondergaan of depressief is, dan mag je het best tegen elkaar zeggen. Maar dan moet je het ook doen. Het is eigenlijk nog beter om te zeggen: ’Ik zal vanavond voor je bidden.’ Of: ‘Ik zal deze week elke avond voor je bidden.’ Dan is het heel concreet. Wat kan dat geweldig fijn zijn als je zelf op een nulpunt, in een dieptepunt zit. Maar ja, een mens doet dat één keer, twee keer, drie keer, tien keer en dan vergeet hij het. Maar wat is het rijk en heerlijk dat die Ene er is, Die meer is dan duizend mensen. Dat Hij voor je bidt. Als Gods volk voor je bidt, is dat groot. Maar als Gods Zoon voor je bidt, dat is nog veel en veel groter. ‘Wie zal eerder verhoord worden dan de eigen welbeminde Zoon van God?’ zegt artikel 26 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. 7. De Heere Jezus bidt ook om een behouden thuiskomst. ‘Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij zullen zijn die Gij mij gegeven hebt.’ Ik zie in het Oude Testament iets wat me hier aan doet denken. Izak was aan het bidden in het veld terwijl zijn bruid uit het verre land door Eliëzer naar hem toegebracht werd. Ondertussen bad hij in Kanaän zijn bruid naar hem toe. En zo is het ook met Christus in de hemel. Hij is de strijd te boven. Hij is in het hemels Kanaän en Hij bidt voor Zijn strijdende kerk op aarde. In Romeinen 8 hebben we dat ook gelezen. Wat kunnen er een problemen zijn in je omstandigheden. Honger, vervolging, verdrukking, benauwdheid, gevaar. Nero heerste in de tijd van de Romeinenbrief! Toch ligt de Kerk vast in biddende handen. Jezus bidt hen er doorheen en ze komen eenmaal veilig thuis. Waarom bidt de Heere Jezus de Kerk naar zich toe? Daar moet je eens over nadenken. Ik weet niet hoe ik het moet zeggen. De Heere Jezus is als de Godmens in de hemel. Hij zegt: ‘Vader, nu heb ik Uw gezelschap en dat is zó groot en zó heerlijk! Maar Ik zou nog wat meer willen. Nu wil Ik ook het gezelschap hebben van hen die Gij Mij gegeven hebt.’ Zie je dat? Hij zegt: ‘Vader, Ik heb nu Uw gezelschap in de hemel en Ik wil ook hun gezelschap. Ik wil dat zij er ook zijn, die Gij aan Mij gegeven hebt, zodat ze Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen!’ ‘Voor wie’ of ‘Wie is Hij?’ Voor wie is de voorbede van Christus? Daar heb je vast en zeker al de hele tijd op zitten wachten. ‘Voor wie is het nu, dominee?’ Dan heb je verkeerd zitten luisteren. Want de eerste vraag is niet: ‘Voor wie?’, de eerste vraag is: ‘Wie is Hij?’ En de tweede vraag is: ‘Voor wie is Hij?’ Je draait het om. Als de
dominee maar goed zegt voor wie het is en separerend preekt, is het goed. Ik kan dit wel begrijpen, maar het is toch verkeerd. Zie nu eerst maar eens op Hem, of je er nu deel aan hebt of niet. En wat is er dan een lieve Voorbidder in de hemel! Hij denkt overal aan en Hij verzoent zelfs die zwakke gebeden. Hij verzoent en zuivert, Hij maakt ze heerlijk. Hij heeft Zijn kerk in het oog, ook al moet ik ploeteren en strijden. Hij bidt door, als ik het opgeef. Wat hebben we toch een lieve Zaligmaker. Ja maar, tenslotte toch die vraag: voor wie is het nu? ‘Die ook voor ons bidt.’ Wie zijn die ‘ons’? Nu moet ik me goed uitdrukken vanavond. Allereerst de gemeente van Rome, want Paulus schrijft deze woorden aan de gemeente van Rome. Dus die ‘ons’ is de gemeente van Rome. Ik zou het ook nog heel erg veilig kunnen zeggen. Weet je wie die ‘ons’ zijn? Er staat in vers 33 van Romeinen 8: ‘Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods?’ Het zijn dus de uitverkorenen van God. Punt. Nu zou ik ‘amen’ kunnen zeggen. Nee, nog geen ‘amen’, nog niet! Hier schiet je eigenlijk nog niet zo veel mee op. Want wie zijn dan de uitverkorenen van God? Nu, dan ga ik het Hogepriesterlijk gebed erbij halen. Dan zegt de Heere Jezus: ‘Ik bid voor de gegevenen van de Vader. Ik bid voor hen, niet voor de wereld.’ De Heere Jezus wijst als het ware op Zijn hart, op de twaalf edelstenen, de gegevenen van de Vader. Ja, maar hoor ik daarbij? Dat vind ik nu zo hoog om dat van mezelf te zeggen, dat ik een gegevene ben van de Vader, dat ik een uitverkorene ben. Paulus was wel verzekerd, maar ik? Scharnierpunt Laten we eens letten op wat de Heere Jezus nog meer zegt in Johannes 17. Hij zegt in vers 20: ‘Ik bid ook voor allen die door hun woord (door het woord van de discipelen) in Mij geloven.’ Dus dat is het scharnierpunt. De gegevenen van de Vader, de uitverkorenen van God, het zijn dezelfden als degenen die door het woord van de apostelen in Christus geloven. Allen die in Hem geloven, Zijn in Zijn voorbede begrepen, hoe ze ook tot Christus zullen komen. En wie zijn dat dan? Ook dat staat in het hogepriesterlijk gebed. Het zijn degenen die het Woord hebben aangenomen, die het Woord hebben bewaard. ‘Zij hebben erkend en geloofd dat U, o Vader, Mij, Christus, hebt gezonden.’ Ik ga het nog anders zeggen. Weet je wie die ‘ons’ zijn? Er staat in Hebreeën dat Hij volkomen kan zalig maken allen die dóór Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Wie dan? Het zijn al degenen die door Christus Jezus tot God gaan, die door het verlossingswerk van de Heere Jezus tot de Vader gaan. Hoor jij daar bij? Besef je dat er buiten Jezus geen leven is? Besef je dat God buiten Christus een verterend vuur is? Besef je dat je de Heiland met je moet hebben, omdat je alleen niet kunt gaan? Alleen kun je ook niet voor God verschijnen. Weet je wat Bunyan zegt? Hij zegt: ‘Het is zo heerlijk om met Christus in je armen te liggen en zo tot de Vader te gaan.’ O God, in mij is niets. Enkel zwartheid, enkel onreinheid. Onkruid, sprieten en gras, geen enkele bloem voor U. Maar Heere, hoor me nu om Christus wil! Paulus zegt geen grote dingen over de gelovigen, maar hij zegt grote dingen over Christus! Voor wie bidt de Heere Jezus? Altijd weer een moeilijke vraag. Toen Hij op aarde was, bad Hij ook voor de ongelovigen. Jawel, Hij bad voor Zijn beulen. ‘Vader, vergeef het hun!’ bad Hij aan het kruis. Hij bad voor de overtreders. Zo was Hij op aarde. En nu in de hemel, zou Hij nu anders zijn? Jullie kennen allemaal de gelijkenis van de onvruchtbare vijgenboom. En dan bidt en smeekt de hovenier aan de eigenaar: ‘Laat hem nog dit jaar staan!’ Dat is een gebed wat de Heere Jezus voor ons allemaal bidt. Het feit dat we nog leven in het heden der genade, dat er vanavond weer mest om jouw boom gelegd wordt, is dankzij de voorbede van Christus. Ik ga het nog anders zeggen.
Als jij nu niet weet of jij één van de juwelen, de edelstenen bent die Hij op Zijn hart draagt, zeg ik je vanavond dit: Hij bidt vanavond tot jou, en daar komt niemand onderuit. Hij bidt tot jou! Er staat in Gods Woord (2 Korinthe 5): ‘Zo zijn wij dan gezanten van Christus’ wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus’ wege: Laat u met God verzoenen.’ De Heere ligt als het ware smekend op Zijn knieën om jou, die gekomen bent om te horen van de voorbede van Christus, om jou te bidden, om te smeken: ‘Mag Ik jou zalig maken?’ Wat is dat een wonderlijk gebed. Hier bidt de aarde niet tot de hemel, maar de hemel, God, bidt tot mij. Hier roept niet een mens tot God, maar God smeekt aan mij: ‘Laat je met Mij verzoenen’. Hier is geen drenkeling die tot zijn redder roept, maar de Redder bidt en roept tot de drenkeling. Hier is een bewogen Vader en een bewogen Zaligmaker Die bidt, Die roept: ‘O zondaar, mag ik jou ontrukken van de hel?’ En daarom zegt de Nederlandse Geloofsbelijdenis: ‘Niemand heeft ons liever dan Jezus Christus.’ Wie houden er nu van je? ‘Dat zijn er niet veel dominee, ik kan ze op één hand tellen!’ Misschien heb je een goede vader en een moeder en misschien heb je een lieve vrouw en misschien heb je lieve kinderen. En toch staat er in de Nederlandse Geloofsbelijdenis dat er niemand is die ons liever heeft dan Christus. Nog liever dan vader en moeder, vrienden, broers, zussen of kinderen heeft Christus ons. Wie zouden we kunnen vinden die ons meer beminde dan Hij? Wie? Noem nu eens iemand op! Zo spreekt de Geloofsbelijdenis over de Heere. Waartoe zouden wij een andere Voorspreker zoeken, daar het God belieft om Zijn Zoon tot Voorspreker te geven? God geeft Zijn Voorspreker. ‘O schuldige zondaar, mag Ik jouw Advocaat worden?’ Ik hoop dat de Heere het vanavond druk krijgt op Zijn spreekuur. Ik hoop dat we allemaal naar Hem toegaan en zeggen: ‘O Heere, wees ook mijn Advocaat, wees ook mijn Borg!’ Kinderen van God in ons midden vanavond, beminaars van de Heer, liefhebbers van de Heere Jezus, gelovigen in Hem, uitverkorenen Gods, hoe moet ik jullie noemen? Wij zouden Hem wel zeer moeten beminnen en lat het volgende een les zijn voor je. De Heere Jezus opende niet alleen Zijn zijde voor ons aan het kruis, zodat er bloed en water uit kwamen, maar Hij opent ook nog steeds Zijn mond voor mij. Mijn naam is niet alleen opgeschreven in de boeken van de hemel, maar mijn naam is ook op Zijn lippen en op Zijn hart. Hij stortte Zijn bloed voor mij. En Zijn voorbede is bestemd voor mij. Hij is mijn Verzoener toen Hij op aarde was. Denk aan het brandofferaltaar in de voorhof. En Hij is nog steeds mijn Voorspraak nu Hij in het hemels heiligdom is. Denk aan het reukofferaltaar. Nu, als de Heere Jezus zo bezig is om voor ons te bidden, laten wij dan bezig zijn om voor Hem te leven. Hij is het waard. Als Hij onze namen vermeldt voor God, laten wij Zijn naam dan vermelden onder de mensen. Laten wij ons dan niet voor Hem schamen. Als Hij Zijn tijd in de hemel besteedt tot ons heil, laten wij onze tijd dan besteden tot Zijn eer. Als Hij voor anderen bidt, laten wij ook voor anderen bidden. Onze handen vouwen. Als Hij bidt op de troon van Zijn Vader, laten wij dan bidden voor de troon van de Vader. Mag ik het met drie woorden samenvatten? De kern van Zijn voorbede is: mijn verzoening met God. De kracht van Zijn voorbede is: mijn geloof zal niet ophouden. Hij bidt me er doorheen. En de vrucht van Zijn voorbede is: ik zal eenmaal veilig aankomen. Zijn bede met opgeheven handen klimt voor Gods heilig aangezicht, als reukwerk voor Hem toegericht, als een offer dat des avonds brandt.
VRAGENBESPREKING
1. Als ik bid, ben ik geneigd om alleen aan Christus te denken en als ik ‘Heere’ zeg, Christus te bedoelen. Doe ik dan God de Vader te kort? Hoe kunnen we God of Christus het beste aanspreken? Dat vind ik een goede vraag. Tot wie spreken wij in het gebed als we ‘Heere’ zeggen? Hoewel ik zeker geloof dat een gebed zonder woorden, een gebed uit het hart, ook bij God aankomt, denk ik toch dat het goed is om inzicht te hebben in Wie je aanspreekt in het gebed. Beter een hart zonder woorden dan woorden zonder hart. Zelfs een zucht verstaat de Heere, ook al weet je niet Wie je moet aanspreken of hoe je het moet zeggen. Maar ik geloof toch dat je je hierin mag verdiepen. Het is mij opgevallen dat God de Heilige Geest in de Schrift nooit wordt aangesproken. Er wordt nooit rechtstreeks tot de Heilige Geest gebeden. Er wordt wel om de Heilige Geest gebeden. De Heere Jezus leert ons om God als Vader aan te spreken. Denk ook aan het ‘Onze Vader’. Achter in je Bijbeltje staan een heel aantal gebeden. Bij het Doopformulier, het Avondmaalsformulier en het Huwelijksformulier, vind je ook gebeden. En dan zie je hoe vrijmoedig onze vaderen de Vadernaam gebruikten: ‘O Almachtige en Barmhartige God en Vader, wij danken U..’. Dat zijn wij een beetje kwijtgeraakt. Als een dominee zo bidt, dan vinden wij dat al een beetje evangelisch. Want God spreek je toch niet zomaar als Vader aan? En toch is dit het kenmerk van de kleinsten in de genade. Zij hebben al het recht om ‘Abba’, ‘Vader’, te zeggen. Ik heb eens een predikant gehoord, die zei: ‘Om ‘Vader’ te kunnen zeggen in het gebed, daar is meer grond voor nodig.’ Nee mensen, dat is fout. De kleinsten in de genade mogen Vader zeggen. Nu zegt er natuurlijk iemand: ‘Dominee, waar staat dat?’ Een goede vraag, want je moet altijd vragen waar het staat, want als het niet in de Bijbel staat, dan heeft het geen dageraad. Nu, je zou zoiets bijvoorbeeld kunnen lezen in 1 Johannes 2. Daar wordt gesproken over kinderkens, over jongelingen en over vaders. En dan wordt er van de kinderkens, van de kleinsten in de genade gezegd, dat zij de Vader kennen. ‘Ik schrijf u kinderkens, want gij hebt den Vader gekend.’ Ik denk dat het slordig is om te spreken van kinderen van Christus. Nogmaals, het gaat om het hart en ik wil niemand kwetsen. Maar je bent geen kind van Christus, je bent een kind van God de Vader en een onderdaan van Jezus. Er zijn ook in de Bijbel bepaalde nuanceverschillen. Het is voor jezelf goed dat je op een gegeven moment inzicht leert krijgen in de onderscheiden personen van de Drie-eenheid. Ryle zegt: ‘Er zijn mensen die altijd over de almachtige God of over het Opperwezen spreken. Als je het nu nooit eens over de Heere Jezus hebt, dan mag je het wel eens nakijken.’ Het is dus goed als je oog hebt voor de onderscheiden Personen van de Godheid. Maar laat het je niet krampachtig maken. 2. Kunt u wat uitleg geven over Romeinen 8 vers 35? ‘Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus, verdrukking of benauwdheid of vervolging of honger, naaktheid of gevaar, of zwaard?’ Dit zegelied is een geweldig hoogtepunt in de Romeinenbrief. Ik heb het al een beetje gezegd, je moet de Romeinenbrief ook lezen temidden van de omstandigheden, de dreigende gevaren die de gemeente
van Rome bedreigden. Keizer Nero, de wrede christenvervolger, maakte het de christenen steeds moeilijker in het Romeinse Rijk, maar ook in de hoofdstad Rome. Daarom zegt Paulus tegen de gemeente van Rome, tegen de gelovigen, de uitverkorenen: ‘Wat er ook komt, wat voor vervolging en verdrukking en benauwdheid, uiteindelijk is de band tussen Christus en de gemeente onbreekbaar.’ In een huwelijk is een band onbreekbaar tot de dood de knoop ontbindt. De huwelijksliefde is een band voor het leven. Maar wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Als deze knoop gelegd wordt, zal hij nooit ontbonden worden. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Niets, wat er ook tegenop komt. 3. De Heere hoort het gebed. Mogen we zeggen dat de Heere het gebed altijd verhoort? Ik stel deze vraag mede om het volgende. Mijn dochter van negen jaar uit zich soms zo moedeloos. Ze zegt: ‘Nu bid ik al zo lang om een nieuw hart, en nog steeds heb ik het niet.’ We hebben het hier regelmatig over. Ook over wat het hebben van een nieuw hart inhoudt, over de liefde tot de Heere, verdriet over je zonden, weten van het bloed van de Heere Jezus. Mag ik tegen haar zeggen dat de Heere haar bidden hoort en dat er een Voorspraak in de hemel is? Hoe mag ik mijn kinderen op bijbelse gronden hierop laten vertrouwen? Kunt u hierover iets zeggen, ook in het licht van het voorbidden van de Heere Jezus? Een moeilijke, tere vraag. Een ouder vraagt: ‘Hoe moet ik nu eigenlijk met mijn dochtertje van negen jaar spreken?’ Een dochtertje dat moedeloos is. ‘Nu bid ik al zo lang om een nieuw hart!’ Wat zal ik hier op zeggen? Ik ben zelf ook vader en ik heb een dochter van tien jaar. Van kinderen kun je heel veel leren. Als ik een begrafenis heb, dan zegt zij: ‘Papa, heb u weer een begrafenis?’ ‘Ja.’ ‘Moet u iemand begraven?’ ‘Ja.’ ‘Was het een kind van de Heere?’ ‘Waarom wil je dat weten, kind?’ ‘Nou, als het kind van de Heere is, dan is het nu in de hemel en anders is het in de hel.’ En zo is het! Een hele scherpe, kinderlijke en Bijbelse waarheid. En als ik dan vraag: ‘Heb jij de Heere lief?’, dan zegt ze: ‘Ja, natuurlijk!’ Wat moet ik dan zeggen? Moet ik dan als dominee zeggen: ‘Zou het nu wel echt waar zijn bij je?’ Als mijn kind het zegt, dan houd ik het zo. En dan bid ik tegelijkertijd heel vurig of de Heere het ook zo wil houden in haar hart. Ik heb geen aanleiding om het kleinste werk van God te vertrappen. Ik heb geen aanleiding om er een vraagteken achter te zetten. Moet ik mijn kinderen laten bidden om een nieuw hart? Ik vind deze term altijd wat moeilijk. Je moet dan wel uitleggen wat een nieuw hart is. U zegt dat u dit ook geprobeerd hebt. Ik las deze week in ‘Terdege’ een stukje van Ada Schouten-Verrips. Zij schrijft kinderbijbeltjes. Ze zegt: ‘Vroeger schreef ik: Je moet bidden om een nieuw hart! Nu laat ik de kinderen bidden om een hartje dat van de Heere mag houden.’ Je zegt hetzelfde, maar je zegt het net op een andere manier. Ryle zegt: ‘Ik kan met mijn kinderen gaan spreken over de rechtvaardigmaking, maar daar snappen ze helemaal niets van. Ik kan met mijn kinderen gaan spreken over de uitverkiezing. Het zijn allemaal ware dingen, maar ze begrijpen het niet. Weet je waar je met je kinderen over moet gaan spreken? Spreek over de liefde, want dat kunnen ze begrijpen! Ze weten wat het betekent om papa en een mama lief te hebben. Spreek over de liefde van Christus en over de liefde voor Hem.’ Dan spreek je naar hun bevattingsvermogen. En als ze dan zeggen: ‘Natuurlijk houd ik van de Heere Jezus!’, en er gebeurt iets wat niet erg in de haak is, dan kun je ze daar op aanspreken. Je mag ze er niet op pakken, maar je kunt wel zeggen: ‘Klopt dat nu?’ Je hoopt dat ze op die manier de noodzaak van wedergeboorte en van de onmisbare hulp van de Heere zullen leren verstaan. Dat ze zullen leren verstaan dat het uiteindelijk niet ‘natuurlijk’ is, maar een wonder! Maar dat leert de Heere hen vanzelf wel.
Ik zag op de folder een uitspraak van Mary Winslow. Mary Winslow was een moeder in Israël en als je leest hoe zij met haar kleinkinderen omging, valt het op dat ze al zo blij was met het minste of geringste werk van de Heilige Geest. Het gebeurde wel dat anderen tegen haar zeiden: ‘Mary, je bent eigenlijk een beetje te oppervlakkig, je neemt het wel erg snel over van je kleinkinderen.’ Maar het kwam omdat ze zo blij was met de geringste ritselingen van de Heilige Geest. Als uw kind moedeloos is, zou ik tegen u willen zeggen en willen benadrukken dat het dienen van de Heere nooit depressief maakt. Een kind kan wel eens in zijn oprechtheid bidden: ‘Heere, ik vind het zo erg dat ik nu niet één dag kan leven zo als U het wilt! Heere, wat erg dat ik het nu nooit goed doe, dat ik altijd ’s avonds weer moet vragen om vergeving.’ Het kan heel concreet zijn. Een grote mond, ongehoorzaamheid, liegen, stelen, het trappen misschien van een broertje of een zusje. Bemoedig uw kind maar in deze strijd. Ryle zegt: ‘Christus is de almachtige Kindervriend, Hij is een Verlosser, een Zaligmaker.’ Hij spreekt over een Kindervriend! Mooi toch, geweldig toch?! Durft u dat tegen uw kind te zeggen? Jezus is een Kindervriend. ‘Laat de kinderen tot Mij komen.’ Ik zou u aanraden om een boekje te lezen van Matthew Henry. Het heet: Laat de kinderkens tot Mij komen. Ik heb het onlangs ook gelezen en het is geweldig als je leest hoe rijk en ruim hij spreekt over Wie de Heere Jezus is voor kinderen. Je hoeft ze niet in te zegenen, maar je mag de Heere wel aanprijzen en je kinderen bemoedigen. De dienst van de Heere is een dienst die gelukkig maakt en zeker niet moedeloos en depressief. 4. Bidden is vaak een gewoonte en we moeten waken voor een sleurgebed. De andere kant is ook waar. Als een verhoring schijnt uit te blijven, moeten we toch absoluut volhouden, denk aan de vrouw uit de Bijbel die de Heere heilig lastigviel. Die de brokjes voor de honden wilde hebben en een heel brood kreeg. Hierin moeten we volhouden en geduld hebben. Ik vergat vaak voor personen gelegenheden te bidden. Nu houd ik een briefje bij waarop de personen staan. Is dit een geoorloofde manier? Ik wil ook iedereen oproepen om iedere morgen de Heere te zoeken en om Hem de beste tijd van de dag te geven, niet zomaar even vijf minuten. Maar leg Hem alle nood van alle personen voor die je kent. De Heere hoort! Je moet altijd oppassen voor een bepaalde kramp in je gebed. Bijvoorbeeld: ‘Nu moet ik perse tien minuten bidden per dag.’ Zo werkt het ook niet. Soms is het maar één minuut en soms is het een half uur, bij wijze van spreken. Het is wel goed om bepaalde gebedstijden te hebben en om jezelf daarin te oefenen, ’s ochtends of ’s avonds. Voor mij is het ’s ochtends makkelijk, want ik hoef er niet om half zes uit, ’s avonds is het vaak wat korter omdat het vaak laat wordt. De één heeft ’s ochtends wat meer rust en de ander heeft dat meer ’s avonds. Als moeder kan ik me voorstellen dat je, als de kinderen de deur uit zijn, het is kwart voor negen, zegt: ‘Nu kan ik twee dingen doen: ik kan de bedden gaan opschudden, de afwas gaan doen of ik kan eerst tien minuten voor de Heere nemen.’ Of je doet het bij de koffie. ’Zo, nu heb ik even een rust.’ Je moet ook een bepaalde rust hebben om de Heere te zoeken en om een stukje uit Zijn Woord te lezen. Dat zijn de beste ogenblikken. Mag je daarbij gebedskaartjes gebruiken? In Amerika hebben ze doosjes met beloften erin. Ik heb nog nooit een doosje gezien met een bedreiging erin, dat vind ik niet zo geweldig. Maar van gebedskaarten weet ik dat het ook in andere landen gebeurt. Het is helemaal niet zo raar, want in je voorbede kun je niet concreet genoeg zijn. Ik denk dat wij meestal veel te algemeen bidden. We moeten veel concreter leren bidden. Dat durven we eigenlijk niet, want stel je voor dat de Heere het niet doet! Maar we moeten concreet bidden, met naam en toenaam. Ook je zonden belijden met naam en toenaam, mensen noemen. Ik geloof dat het veel zegenrijker is.
In september begon het winterseizoen. Er was bij ons voor het tweede jaar een oriëntatiecursus voor dorpelingen over het christelijk geloof. Het eerste jaar waren er zes of zeven mensen op afgekomen. Nu het tweede jaar! Toen bad ik in de kerk: ‘Heere, mogen er dit jaar tien komen?’ Dat getuigde best wel van weinig geloof, ik had eigenlijk om vijftig mensen moeten bidden. Dat zei ik ook tegen de gemeente. Weet je hoeveel er gekomen zijn? Eén. Toen had ik een probleem. Zou mijn geloof te groot geweest zijn? Belachelijk. Was ik bang om af te gaan, waarom schaamde ik mij? Ik had beter kunnen zeggen: ‘Heere, wilt U er een aantal sturen?’ Dan had ik mezelf ingedekt en had ik geen probleem gehad. Maar de Heere had het anders met ons voor en dan wordt het wel eens niet verhoord. Ik bad om tien, en ik kreeg er één. Maar ja, als het een Luther is, dan is het niet erg als het er één is… Toen hadden wij in de herfstvakantie een kinderbijbelclub en ik was een beetje moedeloos. Ik dacht: ‘Ik ga nu geen getallen meer noemen in de kerk.’ Ik bad: ‘Heere, wilt u zorgen dat er een paar kinderen komen?’ We dachten aan vijfentwintig kinderen n toen kwamen er zestig! Zo werkt de Heere vaak, Hij zet je er tussen uit, zodat dominee Van Campen niet kon zeggen: ‘Ik heb gebeden om tien en heb er tien gekregen.’ De Heere zet je er tussenuit en aan de andere kant zegent Hij op zo’n manier, dat Hij de eer krijgt en niet de bidder. Wonderlijk werkt God toch? Hij verhoort het gebed, absoluut. Anders dan wij denken, beter dan wij denken of op de lange termijn. Gebedskaarten zijn concreet genoeg. Makkelijk als je soms een beetje een geheugensteuntje nodig hebt. Ook voor de lijdende kerk bestaan deze gebedskalenders. Er staat bijvoorbeeld een naam op van een voorganger die in de gevangenis zit en bij zijn gemeente weg is. Je kunt dan voor zo iemand bidden. Een kaart is goed omdat je heel concreet voor een zieke in de gemeente of voor een persoon die een chemokuur moet ondergaan of bestraald wordt, bidt. 5. Ik las vanmorgen in het boek van Thomas Boston ‘Leer ons bidden’ het volgende: ‘De gebeden van een onvernieuwd mens zijn tevergeefs, omdat ze niet genadig aangenomen worden.’ Ik ben hier erg van ondersteboven. Wilt u hierover iets zeggen? Daar ben ik ook van ondersteboven. Ik heb ‘De viervoudige staat’ van Thomas Boston helemaal gelezen. Wat een diep theologisch werk, maar wat afsnijdend. Daar was ik ook van ondersteboven. En als dit waar is, waar sta ik dan eigenlijk? Weet je, als je Thomas Boston wilt leren begrijpen, dan moet je eerst zijn preken gaan lezen. Het boekje ‘Leer ons bidden’ ken ik niet. Je moet het in ieder geval in zijn context lezen. Maar vanuit de Bijbel kan ik in alle bescheidenheid het volgende zeggen. Ik vind het altijd mooi dat er in Psalm 147 staat dat de Heere de stem van de jonge raven hoort als zij roepen. Een raaf is een zwart dier, het krast, het is een onrein dier en de Heere vind het niet te min om naar de stem van de jonge raven te horen als ze roepen. Ik wil nog een tekst doorgeven. ‘Stort voor Mij uit uw ganse hart. Ik ben een toevlucht ten allen tijde.’ In het Nieuwe Testament lees je op een gegeven moment van Simon de tovenaar, die met geld de Heilige Geest wil kopen. En dan zegt Petrus: ‘Je bent een gans bittere samenknoping van gal en ongerechtigheid. Bid de Heere of Hij je daarvan wil verlossen.’ Dat is voor mij een aanmoediging om tot God te roepen, wie je ook bent en wat je staat ook is. ‘Ik riep God niet vruchteloos aan, Hij wil mij niet versmaden, in al mijn tegenheden.’ Er staat nergens in de Bijbel dat je pas mag gaan bidden als je bekeerd bent. Dan zou je er trouwens wel erg gemakkelijk van af komen.
‘Bidt en u zal gegeven worden’, zegt de Heere. 5. Dank u voor het verhaal over de kist die uit de modder werd gehaald. Ik denk soms dat ik geen stap verder kom op de weg, maar ik begrijp dat het een leven lang duurt. Ja. De heiligmaking, het polijsten, het ten onder gaan van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens, het maken tot het beeld van Christus is een proces. 6. Verwachten wij vaak niet veel te weinig van onze Voorbidder? Nou dat is inderdaad waar. Ik moet zeggen dat ik ook met vreugde deze lezing heb voorbereid van, wat is het een geweldig iets. Wat verijkt het ook en wat geeft het ook een zicht op die Parel van grote waarde. Dat Hij niet alleen gestorven is, de Verzoener, maar dat Hij de grote Voorbidder is. Wat kan daar een geweldige troost in liggen. Als ik niet meer bid, niet meer kan bidden, dat Hij bidt. Dat mijn geloof niet zou ophouden. Het kan soms zo diep gaan. Ik weet niet hoe jullie dat vergaat, maar ik zal nog eens wat vertellen. Ik weet nog toen de Heere in mijn leven kwam, dan ben je vol vuur, dan ben je vol ijver. Toen kreeg ik van een oudere man, een kind van God, een heel oud boekje. En daar stonden formulier-gebeden in, zoals ze ook achterin je psalmboekje staan, een oud boekje. En ik stond een beetje verbaasd, ik zeg, waarom heb ik dat nodig? Hij zegt, dat zal je nog eens een keer nodig hebben. Ik zei: ik doe altijd een vrij gebed, ik heb helemaal geen formuliergebed nodig. Dus ik nam het eigenlijk een beetje schoorvoetend aan, ik denk nou ja, dat gaat op de bovenste plank ergens. En toch is er later een periode in mijn leven gekomen, dat ik eigenlijk niet meer wist wat ik bidden moest. Zo leeg, zo innerlijk leeg. Wel op de knieën gaan, maar op een gegeven moment dan stokt het. Toen moest ik denken aan dat boekje, van die oude meneer, een kind van God. Hij zei toen tegen mij, joh, je zal het nog wel eens nodig krijgen in je leven. Herkennen jullie dat? Soms dan vloeit het vanzelf, dan is het één waterval en soms dan zit er geen druppel in de kraan. En dan ben je blij dat het Onze Vader in de bijbel staat. En dan ben je blij dat je een psalm als het ware, biddend kan lezen en lezend kan bidden. Dan vertolken als het ware, die psalmwoorden de gevoelens van je hart. 7. Hoe moet je tot de drie Personen bidden? Ja, ik heb er al iets over gezegd. Het is geen wiskunde, het is geen rekensom. Je mag de Heere aanspreken zoals het in je hart is. En soms ben je onder de indruk van Zijn heiligheid. Toch moeten ootmoedigheid en vrijmoedigheid altijd samengaan. Er zijn mensen in mijn gemeente die heel makkelijk ‘Lieve Vader’ zeggen. Daar zeg ik niets van, maar ik zeg in een gesprek wel eens tegen hen: ‘Weet je hoe de Heere Jezus de Vader aansprak in het Hogepriesterlijk gebed?’ Niet met ‘Lieve Vader’, maar met ‘Heilige Vader’. Voel je het verschil? Het moet altijd samengaan. Denk dus altijd aan dit evenwicht en voor de rest maakt het niet zoveel uit. Ik heb er eigenlijk al iets over gezegd. 8. U heeft het in uw lezing gehad over de voorbede, het bidden voor anderen. Het had te maken met het thema dat het maar één keer aan de orde kwam. Toch roept de Heere ons tot voorbede op. We moeten elkaar in de gebeden gedenken. Denk ook aan de verdrukte christenen en aan de gevangenen. Wordt dit niet te weinig gedaan? Juist als we weten dat er door christenen in de verdrukking wel voor ons gebeden wordt, kan dit erg beschamend zijn. Omdat wij het gemakkelijker hebben, worden wij geroepen om te bidden voor het andere deel van het lichaam van Christus wat verdrukt en vervolgd wordt en veel moet lijden om Zijns Naams wil. Dit geldt zeker voor ons wanneer we kinderen van God zijn. Als één lid lijdt, dan lijden alle leden mee.
Inderdaad, daar heb ik het net ook al even over gehad. Bid maar om versterking voor gevangenen. Maar bid ook voor de gevangenen die om een misdaad in de gevangenis zitten. Bid om hun bekering. Bid voor anderen en noem ze bij name.