Zelf Doen?! Een onderzoek naar meer zelfregulering binnen het echtscheidingsrecht.
Afstudeerdatum: 23 juni 2009 Examencommissie: mr. P. Afstudeerdatum: 23Prof. juni 2008 Vlaardingerbroek, mw. mr. C.C.H.A. van Examencommissie: mr. P. der Kop, mr. J.P. vanProf. Roestel Student: Ingeborg mw. Marrit Oever van Vlaardingerbroek, mr.ten C.C.H.A. ANR: 921274 der Kop, mr. J.P. van Roestel. Universiteit: Universiteit van Tilburg Faculteit:Ingeborg Rechtsgeleerdheid Student: Marrit ten Oever Studie: Nederlands Recht Universiteit: Universiteit van Tilburg Afstudeerrichting: Privaatrecht Personen-Rechtsgeleerdheid en Familierecht Faculteit: Studie: Nederlands Recht Afstudeerrichting: Privaatrecht, personenen familierecht
Inhoudsopgave Voorwoord.............................................................................................................................................................. 5 Hoofdstuk 1 Inleiding ............................................................................................................................................ 5 § 1.1. Zelfregulering................................................................................................................................................. 5 § 1.2 Zelfregulering in het echtscheidingsrecht? ..................................................................................................... 6 § 1.2.1 Het onderwerp .................................................................................................................................... 6 § 1.2.2 Onderzoeksdoel en methode .............................................................................................................. 7 Hoofdstuk 2 Het nieuwe Nederlandse echtscheidingsrecht.............................................................................. 9 § 2.1 Een korte impressie van de geschiedenis van het echtscheidingsrecht ......................................................... 9 § 2.2 Het wetsvoorstel Luchtenveld ....................................................................................................................... 11 § 2.3 Het „tegenvoorstel‟ van minister Donner ....................................................................................................... 13 § 2.4 De val, de discussie en het huidige recht ..................................................................................................... 15 § 2.4 Conclusie ...................................................................................................................................................... 17 Hoofdstuk 3 De details van de scheiding .......................................................................................................... 17 § 3.1 De scheidingsbeleving.................................................................................................................................. 18 § 3.1.1 De scheidingsbeleving bij volwassenen............................................................................................ 18 § 3.1.2 De scheidingsbeleving bij kinderen................................................................................................... 19 § 3.2 De weg naar het scheidingsverzoek ............................................................................................................. 19 § 3.2.1 Het scheidingsverzoek en de nevenvoorzieningen ........................................................................... 19 § 3.2.2 Het ouderschapsplan ........................................................................................................................ 20 § 3.3. Scheiden zonder rechter maar mét kinderen?............................................................................................. 20 § 3.4 Conclusie ...................................................................................................................................................... 23 Hoofdstuk 4 een uitstapje naar het geregistreerd partnerschap .................................................................... 23 § 4.1 Het aangaan van een geregistreerd partnerschap ....................................................................................... 23 § 4.2 De beëindiging van het geregistreerd partnerschap ..................................................................................... 24 § 4.3 Zoek de verschillen....................................................................................................................................... 24 Hoofdstuk 5 De Administratieve scheiding in Europa ..................................................................................... 26 § 5.1 Scheiden zonder rechter in Europa .............................................................................................................. 26 § 5.1.1 Landen waar administratief scheiden mogelijk is .............................................................................. 26 § 5.1.2 Oost vs. West ................................................................................................................................... 27 § 5.1.3 Erkenning van de scheiding door andere lidstaten ........................................................................... 28 § 5.2 Scheiden in Noord-Europa en in het zuiden van de EU ............................................................................... 29 § 5.2.1 Het Noorse model ............................................................................................................................. 29 2
§ 5.2.2 Het Portugese model ........................................................................................................................ 31 § 5.3 Lessons to be learned? ................................................................................................................................ 32 Hoofdstuk 6 Een Nederlandse administratieve scheiding ............................................................................... 33 § 6.1 Mediation bij de scheiding in Nederland ....................................................................................................... 34 § 6.1.1 De veel belovende experimenten ..................................................................................................... 34 § 6.1.2 Vrijwillig, verplicht, of vrijwillig verplichte mediation? ........................................................................ 35 6.2 Extra waarborg voor de minderjarige kinderen ................................................................................................ 36 § 6.2.1 De noodzakelijheid van een extra waarborg ..................................................................................... 36 § 6.2.2 De Raad voor de kinderbescherming ............................................................................................... 36 § 6.3 Overige vereisten aan een verzoek tot administratieve echtscheiding ......................................................... 37 § 6.4 De ambtenaar van de burgerlijke stand ........................................................................................................ 38 § 6.5 De grond en overige gevolgen van de scheiding .......................................................................................... 39 § 6.6 Nederlandse administratieve echtscheiding in schematische weergave ...................................................... 40 Hoofdstuk 7 conclusies en aanbevelingen ....................................................................................................... 42 § 7.1 Conclusies .................................................................................................................................................... 42 § 7.2 Aanbevelingen aan de wetgever .................................................................................................................. 44 Literatuurlijst........................................................................................................................................................ 47
3
Voorwoord Na vier jaar studeren in Tilburg komt er met deze scriptie echt een eind aan mijn studietijd. In de afgelopen maanden heb ik met veel plezier gewerkt aan de scriptie die voor u ligt. De scriptie is geschreven in het pilotproject „scriptiecircle personen- en familierecht‟. Het overkoepelende thema van de circle is zelfregulering binnen het personen- en familierecht. Mijn deelonderwerp is het echtscheidingsrecht. Vol overgave ben ik in de parlementaire geschiedenis, als ook in de literatuur gedoken om dit rechtsgebied te onderzoeken en er mijn scriptie over te schrijven. Het is een onderwerp waarover al het nodige geschreven is, maar waar men niet snel over uitgediscussieerd zal zijn en een materie bovendien die altijd aan verandering onderhevig is. Ik hoop dat ik met deze scriptie iets kan toevoegen aan de discussie. Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om de circle begeleiders te bedanken voor hun tips en verbeteringen. Daarnaast wil ik mijn circle-genoten Fanny, Suzanne, Nikola en Rennee en een ieder die mij heeft voorzien van feedback daarvoor bedanken. En last maar zeker niet least wil ik Fokke en Veerle bedanken, omdat zij het mogelijk hebben gemaakt dat ik mijn master Nederlands Recht in 1 jaar heb kunnen afronden.
4
Hoofdstuk 1 Inleiding § 1.1. Zelfregulering Wanneer partijen zelf komen tot een overeenkomst over hoe zij bepaalde zaken gaan regelen of hoe een conflict kan worden opgelost, zullen zij eerder geneigd zijn zich eraan te houden.1 Bovendien voelen zij zich doorgaans beter bij het bereikte resultaat.2 Ze hebben immers zelf inspraak in de uitkomst gehad en hebben invloed kunnen uitoefenen. Het belang van zelfregulering kan daarom behoorlijk zijn. In het privaatrecht zijn verschillende vormen van zelfregulering te vinden. Bovendien worden er diverse definities gehanteerd. Zo is er in het ondernemingsrecht de code Tabaksblad. Dit is een corporate governance code met best practice bepalingen voor beursgenoteerde ondernemingen waarmee meer transparantie, betere verantwoording en meer bescherming van aandeelhouders bereikt moet worden.3 Het is een gedragscode voor deze bedrijven, maar als ze zich er niet aan houden dienen ze dit uit te leggen. De wetgever heeft deze zogenaamde pas-toe-of-leg-uit-regel met artikel 2:391 lid 4 in de wet vastgelegd. Het is dus voor een bedrijf geen verplichte code, maar als de voorschriften niet worden nageleefd moet het bedrijf daar wel een goede reden voor hebben. Verder is er de Gedragscode hypothecaire financieringen. De meeste grote banken hebben zich hieraan gecommitteerd. De gedragscode bevat eveneens een regeling met betrekking tot de afwikkeling van conflicten over hypotheekverstrekking door een speciale geschillencommissie.4 Een zeer bekend en al ruim 40 jaar bestaand voorbeeld van een zelfregulerende organisatie is de Stichting Reclame Code met de Reclame Code Commissie.5 Zelfregulering binnen de reclame sector houdt in dat de betrokken bedrijven zelf verantwoordelijkheid nemen voor de inhoudt en verspreiding van reclame uitingen.6 Het is echter niet zo dat het bij deze eigen verantwoordelijkheid blijft. De stichting en in het bijzonder de commissie geeft artikel 6:194 BW, waarin misleidende reclame als onrechtmatig handelen wordt bestempeld, handen en voeten. Door de zelfregulatie binnen de sector wordt wel bewerkstelligd dat de overheid niet verstrekkende wetgeving hoeft te maken en kan de vrijheid ten aanzien van reclame uitingen goeddeels blijven bestaan.7 De hiervoor genoemde voorbeelden zijn over het algemeen gedragscodes waar bedrijven zich al dan niet aan committeren. In het personen en familierecht zijn er ook van dit soort codes te vinden. Te denken valt bijvoorbeeld aan de alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) die wordt gehanteerd door rechters.8 In het familierecht zijn echter ook voorbeelden van andere vormen van zelfregulering te vinden. Zelfregulering die niet vanuit een brancheorganisatie aan bedrijven wordt aanbevolen, maar waarbij de wetgever 1De
Hoog en De Jongh 2005, p. 1. De Hoog en De Jongh 2005, p. 1. 3 De Nederlandse corporate governance code 2003, p. 3. 4 Giessen 2007, p. 19. 5 Giessen 2007, p. 20. 6 De Nederlandse Reclame Code, p. 5. 7 De Nederlandse Reclame Code, p. 5. 8 Rapport alimentatienorm versie 2008, p. 4. 2
5
een aantal minima aangeeft in de wet en het initiatief als het ware bij partijen laat. Geelhoed defineert deze vorm van zelfregulering als geconditioneerde zelfregulering.9 Sinds 1 maart 2009 is het ouderschapsplan hier een voorbeeld van. Gehuwden en geregistreerd partners met kinderen zijn verplicht een ouderschapsplan op te stellen als ze uit elkaar gaan. Een aantal afspraken moet verplicht gemaakt worden, verder zijn partijen vrij het plan in te vullen naar eigen inzicht. Verderop in dit onderzoek komt dit uitgebreid aan de orde. In dit onderzoek wordt onder zelfregulering geconditioneerde zelfregulering verstaan.
§ 1.2 Zelfregulering in het echtscheidingsrecht? § 1.2.1 Het onderwerp Trouwen is voor vele stellen nog steeds een bezegeling van hun relatie. De gehuwden wensen samen als een twee-eenheid door het leven te gaan en zij beloven elkaar eeuwige trouw, zorg, liefde en vriendschap. Hoewel de meeste mensen dit bij de sluiting van het huwelijk en het uitspreken van het jawoord ook daadwerkelijk van plan zijn, eindigt tegenwoordig zo ongeveer 1 op de 3 huwelijken in een echtscheiding. 10 Scheiden is niet meer een dergelijk taboe als dat het 25 jaar of langer geleden was. Mensen blijven niet meer bij elkaar voor de kinderen of omdat de maatschappij dit van ze verwacht. Zowel trouwen, als het krijgen van kinderen als ook het van elkaar scheiden is iets dat mensen in hun privéleven doen. Dat wil uiteraard niet zeggen dat dit niet aan regels en wetten gebonden is. De wetgever heeft diverse regels opgesteld met betrekking tot huwen, scheiden en het opvoeden van kinderen zoals bijvoorbeeld onderhoudsplicht jegens de partner en de rechten en plichten die met het ouderschap meekomen. Mensen die trouwen en kinderen krijgen doen dat in veel gevallen weloverwogen. Vaak is dit ook het geval als de gehuwden gaan scheiden. Dat doet men immers niet zomaar. Toch is het op geen enkele manier meer mogelijk om zonder rechterlijke tussenkomst te scheiden in Nederland sinds de afschaffing van de flitsscheiding per 1 maart 2009. Kunnen volwassen mensen hun scheiding niet zelf vormgeven en officieel laten maken zonder grote geldbedragen te moeten betalen aan advocaat- en proceskosten? Iets wat zo diep ingrijpt in het privéleven zou wellicht wat meer zelf gereguleerd kunnen worden dan momenteel het geval is. In dat geval proberen mensen er samen uit te komen en dingen te regelen, wat wellicht kan bijdragen om de kosten laag te houden en problemen ten tijde van de scheiding en daarna te voorkomen. In 2005 is er een initiatief wetsvoorstel ingediend waarmee scheiden zonder tussenkomst van de rechter mogelijk werd gemaakt. Het motto was: als je samen kunt trouwen en kinderen kunt verwekken, kun je ook samen scheiden en regelingen treffen voor de zorg voor de kinderen.11 De scheiding kost mensen veel geld, tijd en energie en de indieners van het wetsvoorstel wilden dit op een andere manier vormgeven. Als er klemmende noodzaak toe was, dan stond de weg naar de rechter uiteraard nog open, maar het idee was dat partijen zelf hun zaken met betrekking tot de scheiding en het gezamenlijk Geelhoed 1993, p. 49. Sprangers en N. Steenbrink, „Bijna 33 duizend echtscheidingen afgehandeld in 2007‟, artikelen CBS, 2007. http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/C22113C2-A4DC-4561-9A3A-F4FE65A12580/0/2008k3b15p14art.pdf. 11 Kamerstukken II 2004/05, 29 676 nr. 6, p. 1. 9
10
6
ouderlijk gezag over de kinderen konden afhandelen, zonder inmenging van de overheid en de rechter. De flitsscheiding werd in het voorstel afgeschaft. Daarvoor in de plaats kwam de administratieve scheiding. Dit was het wetsvoorstel Luchtenveld. De regering diende een tegenvoorstel in. Ook hierin werd de flitsscheiding afgeschaft, maar werd er geen mogelijkheid geschapen om zonder tussenkomst van de rechter te scheiden.12 Kort gezegd kwamen er eigenlijk meer verplichtingen bij.13 Zo is het verplicht voor gehuwden met kinderen om een ouderschapsplan op te stellen ten behoeve van het voortgezet ouderschap. Sinds 1 maart 2009 is het daadwerkelijk niet meer mogelijk om via een zogenaamde flitsscheiding te scheiden. Er is echter ook geen mogelijkheid in het leven geroepen om zonder tussenkomst van een rechter te scheiden. Ouders die een echtscheiding willen, moeten een ouderschapplan opstellen. Gezien het aantal flitsscheidingen dat is gedaan en de toename ervan in de loop van de tijd, kan worden geconcludeerd dat er een sterke behoefte is aan een scheidingsmogelijkheid zonder rechterlijke tussenkomst en dat die bovendien groeiende is.14 § 1.2.2 Onderzoeksdoel en methode Het hoofddoel van dit onderzoek is na te gaan of het Nederlandse echtscheidingsrecht niet alsnog gewijzigd kan worden door middel van de invoering van een administratieve scheiding (of een andere manier van scheiden zonder overheidsbemoeienis of rechterlijke tussenkomst) hoe dit eventueel vorm gegeven zou kunnen worden en onder welke condities. Onderzocht wordt hoe zelfregulering binnen het echtscheidingsrecht meer vorm gegeven kan worden. In het onderzoek worden gehuwden met minderjarige kinderen vergeleken met gehuwden zonder minderjarigen. Bekeken wordt of er onderscheid gemaakt dient te worden, of dat er wellicht in beide situaties zonder rechterlijke tussenkomst gescheiden kan worden, en zo ja onder welke condities. Om dit doel te bereiken heb ik de volgende hoofdvraag en subvragen geformuleerd: Hoofdvraag Kan het echtscheidingsrecht zo worden ingericht dat gehuwde mensen middels een overeenkomst uit elkaar kunnen gaan zonder rechterlijke tussenkomst en geldt dat voor zowel gehuwden met als gehuwden zonder kinderen? Subvragen 1. Wat wordt verstaan onder zelfregulering in het personen- en familierecht? 2. Wat zijn de relevante ontwikkelingen voorafgaand aan de wetswijziging en wat is er veranderd op 1 maart 2009 met betrekking tot het echtscheidingsrecht in Nederland? 12
Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 8. Antokolskaia 2005, p. 739. 14 „Kabinet wil van flitsscheiding af‟, De Volkskrant, 11 maart 2005. 13
7
3. Wat moeten mensen die willen scheiden regelen volgens de wet en welk verschil is er tussen mensen met en zonder kinderen? 4. Kan datgene wat geregeld moet worden door partijen zelf middels een contract worden bewerkstelligd en zo ja, hoe kan dit vormgegeven worden? 5. Hoe verhoudt het huwelijk zich ten opzichte van het geregistreerd partnerschap? 6. Hoe wordt datgene wat partijen zijn overeengekomen/ hebben verklaard officieel en bindend en hoe wordt de scheidingsovereenkomst getoetst? 7. Zijn er landen waarin de administratieve scheiding gebruikelijk is en hoe is dat vormgegeven? 8. Wat kan Nederland leren van de buitenlandse ervaringen? Om de hoofd- en subvragen te kunnen beantwoorden is uitgebreid literatuuronderzoek noodzakelijk. Ook het analyseren van de parlementaire discussie inzake de wetsvoorstellen over het scheidingsrecht maakt deel uit van het onderzoek. Verder wordt er over de grens gekeken om te bezien of en hoe scheiden zonder rechter in andere landen is vormgegeven In hoofdstuk 2 wordt stilgestaan bij het nieuwe Nederlandse echtscheidingsrecht. Allereerst wordt een kort beeld van de geschiedenis van het echtscheidingsrecht geschetst waarna de wetsvoorstellen tot hervorming die recentelijk zijn behandeld worden besproken. Vervolgens wordt de discussie in de wetenschap en in de literatuur in beeld gebracht waarna de concrete veranderingen in kaart worden gebracht. In hoofdstuk 3 staan de details van de scheiding centraal. Niet alleen de formele details over wat partijen moeten regelen, maar ook de psychologische kant van de scheiding wordt in beeld gebracht. Uiteindelijk wordt gekeken of paren datgene dat zij moeten regelen ook zonder rechterlijke tussenkomst zouden kunnen regelen en of dit ook geldt voor mensen met minderjarige kinderen. In hoofdstuk 4 wordt het huwelijk met het geregistreerd partnerschap vergeleken. Gekeken wordt naar de overeenkomsten en verschillen tussen beide rechtsfiguren en of deze zo verschillend zijn dat zij op verschillende manieren ontbonden dienen te worden. In hoofdstuk 5 wordt een blik over de grens geworpen. Er wordt een globaal beeld geschetst van de administratieve echtscheidingsmogelijkheden in Europa en meer in het bijzonder van de systemen zoals die in Noorwegen en Portugal worden gehanteerd. Tevens wordt stilgestaan bij de Brussel II bis-verordening die de erkenning van scheidingen in de EU regelt. Naar aanleiding van deze rechtsvergelijking wordt vastgesteld welke elementen Nederland zou kunnen overnemen om tot een solide administratieve echtscheidingsmogelijkheid te komen. In hoofdstuk 6 worden deze elementen en andere voorwaarden voor een Nederlandse manier van administratief scheiden verder uitgewerkt. Besloten wordt met een schematische weergave van het Nederlandse administratieve scheidingsmodel. In hoofdstuk 7 staan de conclusies van het onderzoek centraal en worden concrete aanbevelingen aan de wetgever gedaan. 8
Hoofdstuk 2 Het nieuwe Nederlandse echtscheidingsrecht Al jaren wordt er geprobeerd het Nederlandse echtscheidingsrecht te hervormen. Afgelopen jaren zijn er diverse wetsvoorstellen ingediend met dit doel. In 1993 werd een van de eerste voorstellen gedaan om scheiden zonder rechter mogelijk te maken. Daarna deed de Commissie De Ruiter in haar rapport „Anders scheiden‟ een aantal voorstellen om de mogelijkheid te creëren om te scheiden zonder rechterlijke tussenkomst.15 In de literatuur in de wetenschap, maar ook in de Tweede Kamer is er altijd een breed draagvlak geweest voor een dergelijke procedure. Toch is er nog geen voorstel met een administratieve scheiding aangenomen en wet geworden. Op 1 maart 2009 is in Nederland de wet „bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding‟ inwerking getreden. In dit hoofdstuk wordt uiteen gezet wat er per 1 maart 2009 gewijzigd is in het echtscheidingsrecht en hoe deze wetswijziging tot stand is gekomen. Allereerst zal kort stil worden gestaan bij de totstandkoming van de echtscheidingsprocedure door een blik te werpen op het verleden. Daarna wordt het initiatief wetsvoorstel van Luchtenveld, het tegenvoorstel van de regering en de discussie hierover in de wetenschap in beeld gebracht, waarna de concrete veranderingen ten aanzien van het echtscheidingsrecht besproken worden.
§ 2.1 Een korte impressie van de geschiedenis van het echtscheidingsrecht Wanneer er diep in het verleden wordt gekeken, zal men tot de constatering komen dat scheiden met rechterlijke tussenkomst niet altijd standaard was. De Romeinen bijvoorbeeld hadden als bestaansgrond voor het huwelijk niet het aangaan daarvan, maar de voortdurende wilsovereenstemming.16 Partners konden zelfstandig besluiten dat die wilsovereenstemming er niet meer was en daarmee onderling het huwelijk beëindigen.17 Bij de Germanen kon de man zijn vrouw verstoten en daarmee het huwelijk beëindigen. Deed hij dit echter zonder geldige reden dan kreeg hij een geldstraf.18 Het huwelijk werd van rechtswege ontbonden als de man vredeloos verklaard werd. Naarmate de kerk invloedrijker werd in de samenleving, werd het moeilijker om zelf te kunnen scheiden. Een eerste expliciet verbod van echtscheiding en van zelf ontbinden van het huwelijk is terug te vinden in een canon uit het jaar 506. Uiteindelijk was de kerk in de 10e eeuw na Christus de enige instantie die over echtscheidingen ging en stond de wereldlijke overheid wat dat betreft buiten spel.19 In de 12 eeuw werd scheiden eigenlijk onmogelijk geacht, maar er was toch een aantal gronden zoals overspel en kwaadwillige verlating waardoor het strenge echtscheidingsverbod van de kerk omzeild kon worden.20
15
Vlaardingerbroek e.a. 2008, p. 194. Lenters 1993, p. 1. 17 Lenters 1993, p. 1. 18 Lenters 1993, p. 3. 19 Lenters 1993, p. 5. 20 Lenters 1993, p. 5. 16
9
Onder invloed van de reformatie kwam men in de 16e eeuw tot het inzicht dat het huwelijk niet heilig was en werd de wereldlijke overheid bevoegd om in huwelijkszaken op te treden. De overheid was overigens wel gebonden aan de Bijbel en scheiden deed men nog steeds niet lichtvoetig. In principe was de gedachte nog steeds dat het huwelijk alleen dan werd beëindigd als een van de echtgenoten kwam te overlijden.21 Ten tijde van de Franse overheersing werd in Nederland in 1811 de Franse Code Civil ingevoerd. Echtgenoten konden technisch gezien met onderling goedvinden van elkaar scheiden zoals dit in Frankrijk al langer mogelijk was, maar vanwege de vele beperkingen werd van deze grond bijna geen gebruik gemaakt.22 In 1838 werd het Burgerlijk Wetboek ingevoerd en werd de scheiding op grond van onderlinge toestemming onmogelijk gemaakt. Men zag het huwelijk niet als een burgerlijke overeenkomst, maar als een verbintenis die betrekkingen en banden schept en die eigenlijk niet, dan wel alleen in zeer bijzondere gevallen en door tussenkomst van de rechter, verbroken kon worden.23 Het huwelijk was een verbintenis die wanneer die aan de willekeur van partijen werd overgelaten ontheiligd werd. De Hoge Raad heeft echter in 1883 een uitspraak gedaan waardoor in feite de scheiding met onderlinge toestemming mogelijk werd ondanks het verbod daarop dat tot 1971 gold.24 Vanaf toen werd namelijk niet meer onderzocht of een der echtgenoten daadwerkelijk overspel- een van de wettelijke gronden voor de echtscheiding- had gepleegd of dat het een samenspanning tussen de echtgenoten was om onder het huwelijk uit te komen. In 1971 werd het echtscheidingsrecht geheel herzien en konden echtgenoten gezamenlijk verzoeken tot een echtscheiding. Sindsdien is de rol van de rechter in deze zaken in principe een stuk kleiner geworden, aangezien hij niet meer een beslissing nam, maar er op toezag dat aan alle formaliteiten en procesregels werd voldaan.25 In 1993 is er procestechnisch een aantal grote veranderingen doorgevoerd op het gebied van het scheidingsrecht. Zo werd de tot dan toe bestaande dagvaardingsprocedure een verzoekschriftprocedure. Daarnaast werd het hoger beroep voor voorlopige voorzieningen afgeschaft als ook het incidenteel beroep tegen de scheiding. Verder werd zowel het schuldverweer als het gemeenschappelijk voorstel geschrapt. De wachttermijn van een jaar die tot dan toe nodig was om een scheiding te verkrijgen werd eveneens afgeschaft.26 De burger heeft op grond van artikel 6 EVRM het recht om geschillen voor te leggen aan een onpartijdige en onafhankelijke rechter. Er is bij een scheiding niet altijd sprake van een geschil, terwijl de wetgever partijen wel verplicht om middels een rechterlijke beslissing te scheiden. Of er sprake is van een geschil is in die zin dus niet aan partijen, maar aan de rechter om dat uit te maken. De reden voor de dwingende rechterlijke route met betrekking tot echtscheidingen is, dat de wetgever sommige belangen die bij bepaalde kwesties zijn betrokken heeft willen beschermen, waardoor rechterlijke interventie noodzakelijk is. De wetgever
Lenters 1993, p. 6. Lenters 1993, p. 7. 23 Lenters 1993, p. 8. 24 HR 22 juni 1883, W. 4924. 25 Lenters 1993, p. 10. 26 Chin-A-Fat 2004, p. 35. 21 22
10
wilde duidelijk de zwakkere partij, te denken valt aan bijvoorbeeld minderjarige kinderen, beschermen.27 Partijen zijn niet vrij om hierover afspraken te maken en er is sprake van dwingend recht. De meest recente wijziging in de geschiedenis van het echtscheidingsrecht is de wetswijziging van 1 maart 2009. In de volgende paragrafen wordt uiteengezet hoe deze wetswijziging tot stand is gekomen.
§ 2.2 Het wetsvoorstel Luchtenveld Op 1 juli 2004 diende VVD Kamerlid Luchtenveld het initiatief wetsvoorstel „Beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap‟ bij de Tweede Kamer in.28 De primaire doelstelling van het voorstel was om de verantwoordelijkheid van de echtscheiding en voor de zorg voor de kinderen bij de echtgenoten te laten. Het motto was: Als je samen kunt trouwen en kinderen verwekken, kun je ook samen scheiden en regelingen treffen voor de zorg voor de kinderen. Er werd door de indiener een bepaalde dejuridisering van het echtscheidingsrecht beoogd.29 Volgens Luchtenveld is bij het aangaan van relaties de overheidsbemoeienis beperkt.30 Het huwelijk en het geregistreerde partnerschap worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, maar dit is een louter formele handeling zonder inhoudelijke toets. Bij het beëindigen van het huwelijk dienen echtelieden de door de wet voorgeschreven echtscheidingsprocedure te volgen. Een procedure waarbij provesvertegenwoordiging verplicht is en daarom tot hoge kosten kan leiden. De echtscheiding wordt vervolgens bij rechterlijke beschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Voor een beëindiging van een geregistreerd partnerschap is in beginsel geen rechterlijke tussenkomst nodig, wel een juridische toetsing door een advocaat of notaris. In 1998 werd het voor paren van gelijk geslacht mogelijk om hun relatie wettelijk vast te leggen door middel van het geregistreerd partnerschap. Ook personen van ongelijk geslacht konden hun relatie wettelijk vastleggen zonder te huwen. Anders dan bij beëindiging van het huwelijk is het bij de beëindiging van het geregistreerd partnerschap mogelijk om zonder rechterlijke tussenkomst uit elkaar te gaan, mits dit met wederzijds goedvinden gebeurt.31 De vereisten hiervoor zijn in de artikelen 1:80c sub c jo 1:80d BW vastgelegd. Sinds 2001, na de openstelling van het huwelijk voor paren van hetzelfde geslacht, was het mogelijk het huwelijk om te zetten in een geregistreerd partnerschap via art. 1:149 BW. Daardoor werd het voor gehuwden via deze route ook mogelijk om snel te scheiden zonder rechterlijke tussenkomst. Deze vorm van scheiden is beter bekend als de flitsscheiding. In het initiatiefwetsvoorstel van Luchtenveld zou deze vorm van huwelijksbeëindiging worden afgeschaft. Daarvoor in de plaats zou een andere manier van echtscheiding zonder rechterlijke tussenkomst komen. De voornaamste nadelen die de flitsscheiding met zich meebracht waren dat deze vorm van scheiden niet altijd in het buitenland werd geaccepteerd en dat hertrouwen daarom niet mogelijk was. Verder was
27
Ministerie van Financiën, heroverwegingsonderzoek verplichte procesvertegenwoordiging en procedurekosten, mei 1993, p.4. Kamerstukken II, 2004/05, 29 676, nr. 3, p. 1. 29 Kamerstukken II, 2004/05, 29 676, nr. 3, p. 1. 30 Kamerstukken II 2004/05, 29 676, nr. 3, p. 2. 31 Vlaardingerbroek e.a. 2008, p. 145. 28
11
er geen executoriale titel aan verbonden waardoor het eventueel ten uitvoer leggen van de gemaakte afspraken problematisch werd.32 De maatschappelijke realiteit is volgens Luchtenveld dat het overgrote deel van de echtscheidingen door de echtgenoten zelf kan worden geregeld en dat dit ook de wens is van vele echtparen.33 Omdat de flitsscheiding relatief weinig tijd en geld kost en er geen noemenswaardige overheidsbemoeienis bij komt kijken, heeft het aantal flitsscheidingen een grote vlucht genomen. In 2001 waren het er nog geen 1000, in 2004 waren het er 5000.34 Hoewel de populariteit van de flitsscheiding zijn hoogtepunt in 2004 had en de laatste jaren iets afnam, werd deze manier van scheiden in 2007 nog steeds vaak benut, ongeveer 3200 keer. De afgelopen jaren was 1 op de 9 scheidingen een flitsscheiding.35 Volgens Luchtenveld bracht het voorstel een aantal belangrijke voordelen met zich mee.36 Ten eerste kon de scheiding grotendeels door de echtgenoten zelf worden afgewikkeld. Zij zouden zelf verantwoordelijkheid nemen voor de echtscheiding. Zogenaamde „vechtscheidingen‟ zouden minder voorkomen, omdat partijen niet direct tegenover elkaar worden gepositioneerd, maar samen moeten proberen om tot een oplossing te komen. Scheidingsbemiddeling of mediation werd in het voorstel een belangrijke, maar niet verplichte rol toegeschreven. Hij noemt als voordeel dat vechtscheidingen kunnen worden voorkomen en in principe de gang naar de rechter eveneens. Ook kinderen zijn hierbij gebaat, aangezien zij niet (direct) tot speelbal van de ouders worden gemaakt en de scheiding harmonieuzer zou verlopen. Ten tweede zouden de gemaakte afspraken van hogere kwaliteit zijn en beter worden nagekomen omdat partijen ze zelf hebben gemaakt en ze niet opgelegd zijn door de rechter. Als laatste grote voordeel wordt genoemd dat de rechterlijke macht niet meer wordt belast met zaken waarin hij eigenlijk geen toegevoegde waarde meer heeft. De vrijgekomen capaciteit zou bijvoorbeeld kunnen worden ingezet op het gebied van de veiligheidshandhaving. Luchtenveld wilde met het nieuwe echtscheidingsrecht naast bovengenoemde voordelen bereiken dat ouders op basis van het uitgangspunt van gelijkwaardigheid voorzien in de verdere verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen en gaat nadrukkelijk uit van het voortzetten van het gezamenlijk ouderlijk gezag na de scheiding. Ouders zouden samen overeenstemming moeten bereiken over een aantal bij wet voorgeschreven onderwerpen. Dit zogenaamde ouderschapsplan dienden zij verplicht te overleggen bij de scheiding.37 Terwijl het initiatief-wetsvoorstel nog aanhangig was, werd door minister Donner een tegenvoorstel ingediend.
32
Kamerstukken II 2004-05, 30 145, nr. 3, p.8. Kamerstukken II 2004-05, 29 676, nr. 6, p.1. 34 CBS, „Minder flitsscheidingen in 2006‟, Webmagazine, 25 april 2007. www.cbs.nl 35 A. Sprangers en N. Steenbrink 2007., „Bijna 33 duizend echtscheidingen afgehandeld in 2007‟, artikelen CBS, 2007. http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/C22113C2-A4DC-4561-9A3A-F4FE65A12580/0/2008k3b15p14art.pdf 36 Kamerstukken II 2004/05 29 676, nr. 6, p. 3. 37 Kamerstukken II 2004/05, 29 676 nr. 6, p. 5. 33
12
§ 2.3 Het ‘tegenvoorstel’ van minister Donner Op 9 juni 2005 diende minister Donner het wetsvoorstel „Wet bevordering ouderschap en zorgvuldige scheiding„ bij de Tweede Kamer in.38 De nadruk van het wetsvoorstel lag bij het voortgezet ouderschap en het belang van het kind ten tijde van en na de echtscheiding. In 92 procent van de gevallen behouden beide ouders na de scheiding het gezamenlijk ouderlijk gezag.39 Volgens Donner is het voor de ontwikkeling en het welzijn van een kind belangrijk dat het na de scheiding met beide ouders contact houdt en dat zij bovendien samen verantwoordelijk zijn voor de opvoeding.40 Het wetsvoorstel beoogt ouders door middel van het verplichte ouderschapsplan te dwingen tenminste na te denken over welke invulling zij aan het ouderlijk gezag willen geven na de scheiding. De invulling van het ouderschapsplan wordt in het wetsvoorstel deels aan de ouders over gelaten. Het ouderschapsplan dient minimaal de volgende afspraken te bevatten41: de wijze waarop de ouders de zorg- en opvoedingstaken verdelen of het recht en de verplichting tot omgang, de wijze waarop de ouders elkaar van informatie voorzien en elkaar raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon of het vermogen van hun minderjarige kind en de kosten van de verzorging van het kind of de kinderen. Dit zijn de meest essentiële punten bij de uitoefening van het ouderlijk gezag. Verder kunnen de ouders afspraken maken die zij in het belang van het kind achten. Het ouderschapsplan wordt verplicht gesteld voor zowel mensen met gezamenlijk ouderlijk gezag als mensen met eenhoofdig ouderlijk gezag en dient door beide ouders te worden ondertekend. Het wetsvoorstel omvat twee normen die de bestaande normen ten aanzien van de ouderlijke verantwoordelijkheid verder expliciteren. Ten eerste wordt artikel 1:247 BW over de omvang van het ouderlijk gezag met een extra lid uitgebreid. Hierin zal de verplichting van beide ouders worden opgenomen dat zij de band van het minderjarige kind met de andere ouder moeten bevorderen. Dit geldt overigens voor zowel personen die het gezamenlijk ouderlijk gezag hebben als ook voor personen die het eenhoofdig ouderlijk gezag hebben.42 Voor een kind is het immers belangrijk contact te hebben met beide ouders. De reden voor de invoering van deze plicht is allereerst dat ouders die gezamenlijk afspraken maken over de invulling van de zorgen opvoedingstaken zich moeten houden aan deze norm. Het is in beginsel niet mogelijk dat in het ouderschapsplan wordt opgenomen dat het kind geen contact heeft met een van zijn ouders.43 Ten tweede zal in artikel 1:377a een omgangsplicht opgenomen worden. Omgang is in het belang van het kind. De ouder zonder ouderlijk gezag zal worden verplicht omgang met zijn kind te hebben. In de meeste gevallen wil deze ouder dit ook graag.44 De nakoming van deze verplichting kan worden afgedwongen met een
38
Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 1. Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 1. 40 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 1. 41 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 5. 42 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145 nr. 3, p. 6. 43 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 6. 44 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 7. 39
13
dwangmiddel.45 Ook de respectering van eerder genoemde norm tot bevordering van contact met beide ouders kan door middel van een dwangmiddel of wijziging van gezag worden afgedwongen.46 Omdat het kind meer dan eens onderwerp in de strijd van zijn ouders bij de scheiding is, beoogt het wetsvoorstel verder het gemakkelijker te maken om een bijzonder curator te benoemen. Deze maatregel wordt opgenomen om de positie van het kind in de procedure te verbeteren.47 Tot nu toe was alleen de kantonrechter daartoe bevoegd, maar door de wetswijziging heeft vanaf 1 maart 2009 iedere rechter deze bevoegdheid. De bijzonder curator zal de belangen van het kind in en buiten rechte vertegenwoordigen en kan bovendien de ouders meehelpen het ouderschapsplan op te stellen door de belangen van het kind te verwoorden.48 Evenals in het initiatief-wetsvoorstel werd in het regeringsvoorstel de mogelijkheid van de flitsscheiding afgeschaft. Deze mogelijkheid was door de wetgever bewust geschapen en de reden hiervoor was dat de wetgever iedereen in de gelegenheid wilde stellen om of voor het huwelijk of voor het geregistreerd partnerschap te kiezen. Intussen heeft iedereen die keuze kunnen maken en kan de mogelijkheid weer worden afgeschaft. Het wetsvoorstel voorziet - in tegenstelling tot het voorstel van Luchtenveld - niet in een vorm van echtscheiding zonder rechterlijke tussenkomst. Aan de administratieve echtscheiding die zuiver consensueel van aard is, kleven volgens Donner te veel bezwaren. Zo wordt deze vorm van scheiden in het buitenland hoogstwaarschijnlijk niet erkend wegens het ontbreken van een constitutieve beslissing van een rechter of een andere autoriteit.49 De indiener geeft aan dat het overigens wel mogelijk is om een administratieve echtscheiding te ontwerpen die in het buitenland wordt erkend, maar dat daarvoor een administratieve autoriteit moet worden aangewezen die een beslissing over de echtscheiding neemt die vergelijkbaar is met de huidige rechterlijke beslissing.50 Naast bovengenoemde bezwaren vindt de minister het huwelijk ook geen gewone overeenkomst, omdat er gewichtige belangen en juridische gevolgen aan verbonden zijn zoals onder andere het huwelijksvermogensrecht, het erfrecht en de belangen van het kind.51 Ten aanzien van de huidige situatie zal er weinig veranderen. In 52 procent van de verzoeken tot echtscheiding wordt dit door de echtgenoten gezamenlijk gedaan.52 Deze verzoeken worden doorgaans schriftelijk behandeld omdat men het over de gevolgen in principe eens is en men niet ter terechtzitting hoeft te verschijnen. Volgens de indiener van dit voorstel worden bovendien de vaak hoge kosten van een echtscheidingsprocedure niet zozeer door de rechterlijke tussenkomst als wel door de advocaat- en of notariskosten bepaald. Het is daarom ook de vraag of er door middel van een administratieve echtscheidingsprocedure veel geld en tijd zal worden bespaard.53
Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 7. Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 7. 47 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 7. 48 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 7. 49 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 9. 50 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 9. 51 Jeppesen-De Boer 2005, p. 231. 52 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 1. 53 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 9. 45 46
14
§ 2.4 De val, de discussie en het huidige recht Het initiatief wetsvoorstel van Luchtenveld was volop in behandeling in het parlement toen minister Donner zijn „tegenvoorstel‟ indiende. Het initiatief-voorstel werd een aantal keren aangepast. Zo werd het ouderschapsplan verplicht gesteld en werd de administratieve scheiding vooralsnog alleen opengesteld voor gehuwden zonder kinderen. De mogelijkheid voor gehuwden met kinderen om zonder rechterlijke tussenkomst te scheiden is onder druk van de Kamer geschrapt. Alle aanpassingen en toevoegingen ten spijt verwierp de Eerste Kamer op 20 juni 2006 het initiatiefwetsvoorstel van Luchtenveld. De Eerste Kamer was van mening dat de nieuwe manier van scheiden niet sneller, eenvoudiger of flexibeler zou zijn dan de echtscheidingsprocedure die tot 1 maart 2009 gold. In het tot dan toe geldende recht mochten partijen zelf bepalen wat zij al dan niet overeen kwamen met betrekking tot de scheiding. In het initiatiefvoorstel moest een veelomvattende overeenkomst worden opgesteld over nagenoeg alle facetten van de scheiding. De Eerste Kamer vond het voorstel juridisch niet goed onderbouwd en zelfs niet reparabel.54 Het was niet zozeer de administratieve echtscheiding die voor de Eerste Kamer onoverkomelijk was, als wel de mogelijkheid om de rechter direct zonder procureur te benaderen bij niet-nakoming van het ouderschapsplan of de omgangsregeling. Daar kwam nog bij dat er tegen deze rechterlijke beslissing geen hoger beroep open stond, behoudens in het geval van lijfsdwang.55 Wat overbleef ter wijziging van het echtscheidingsrecht was het voorstel van minister Donner. In de literatuur werden beide wetsvoorstellen al sinds de indiening ervan onder de loep genomen. Verscheidene auteurs pleitten voor een samenvoeging van beide voorstellen. Zo pleitten Nuytink en Antokolskaia voor de administratieve scheidingsmogelijkheid voor echtparen zonder minderjarige kinderen en een scheiding via de rechter als er wel minderjarige kinderen in het spel zijn.56 Dit was uiteindelijk ook middels het amendement van Kamerlid Kalsbeek opgenomen in het voorstel Luchtenveld.57 Chin-A-Fat stelt dat er zeker een mogelijkheid en bovendien een maatschappelijke behoefte is aan een eenvoudige wijze van scheiden en dat het voorstel Luchtenveld daarin tegemoet wil komen.58 Zij is van mening dat het voorstel van Luchtenveld voor wat betreft de administratieve ontbinding na een paar verduidelijkingen over het scheidingsproces en de waarborgen voor de zwakkere partijen kan worden ingevoerd. Antokolskaia vindt verder dat beide voorstellen in principe een stap terug voor wat betreft de eenvoud van het echtscheidingsrecht.59 Zij stelt dat scheiden niet sneller en eenvoudiger wordt in beide voorstellen. De echtparen dienen immers voorafgaand aan de indiening van het verzoek of inschrijving een overeenkomst over de gevolgen van de scheiding te overhandigen en te ondertekenen. Het recht dat tot 1 maart 2009 gold, stelde deze eis niet aan echtparen die voornemens waren te gaan scheiden. Zij konden hun verzoek indienen zonder ook maar iets te zijn overeengekomen over de gevolgen van de scheiding. In principe wordt de Quispel 2006, p. 278. Heida 2006, p. 143. 56 Nuytink 2005, p. 1046 en Antokolskaia 2005, p. 744. 57 Kamerstukken II 2004/05, 29 676, nr. 11, p. 3. 58 Chin-A-Fat 2005, p. 736. 59 Antokolskaia 2005, p. 737. 54 55
15
overheidsbemoeienis groter en de partijautonomie eigenlijk kleiner, hoewel anders beoogd werd. Antokolskaia is van mening dat een administratieve scheiding sneller, goedkoper en eenvoudiger dan de huidige echtscheiding kan zijn en dat de rechterlijke macht ontlast kan worden. Volgens haar is een administratieve scheiding zeker mogelijk in Nederland. Zij benadrukt dat er in de Tweede Kamer een brede steun voor een administratieve scheiding is. Heida sluit zich voor wat betreft de stap terug aan bij Antokolskaia. Heida noemt het voorstel van de minister zelfs een grote stap terug in het echtscheidingsrecht nu in het voorstel de flitsscheiding wordt afgeschaft en er geen administratieve mogelijkheid om te scheiden wordt gecreëerd.60 Dit vindt hij in principe een gemiste kans voor al die paren die het over alles met betrekking tot de scheiding eens zijn en nu toch weer verplicht worden met een advocaat de gang naar de rechter te maken. Quispel is van mening dat de administratieve scheiding ook mogelijk kan zijn wanneer er minderjarige kinderen in het spel zijn.61 Hij ziet de rol van de rechter bij echtparen met minderjarige kinderen eerder bij daarvoor speciaal opgeleide scheidingsbemiddelaars die uit elkaar gevallen gezinnen helpen tijdens de scheiding. Over de rol van de deskundigen bij de bemiddeling zijn alle auteurs het min of meer eens in de zin dat deze deskundige een speciaal daarvoor opgeleide persoon moet zijn. Hierbij wordt vooral gepleit voor advocaten die zich hebben geschoold in scheidingsbemiddeling. Het voornaamste is dat deze personen zowel het echtscheidingsrecht, het kunnen communiceren met jonge kinderen als het waarborgen van rechten van alle partijen goed in de vingers hebben. Over de vraag of dit alleen door advocaten of ook door notarissen en bijvoorbeeld psychologen kan worden gedaan is men het minder eens. Ook over de invoering van het ouderschapsplan liepen de meningen sterk uiteen. De Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) ziet de meerwaarde van het ouderschapsplan in en onderschrijft het voorstel van harte.62 De Raad van de Rechtspraak ziet de voordelen van een ouderschapsplan op zich wel in, maar betwijfelt of het voorschrift de ouders echt aanzet de belangen van het kind beter in ogenschouw te nemen dan zonder het voorschrift het geval is.63 Ook de Algemene Raad van de orde van advocaten twijfelt sterk aan de effectiviteit van het verplichte ouderschapsplan.64 De Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak (NVvR) ziet de meerwaarde van het verplichte ouderschap alleen in voor mensen die zich voor de scheiding laten informeren over de gevolgen. Voor de mensen die zelf overeenstemming kunnen bereiken noemt de vereniging het een checklist en voor mensen die er in ieder geval niet samen uit zullen komen een extra barrière om tot een echtscheiding te geraken.65 De Hoog en De Jongh vinden het ouderschapsplan op zich een goed initiatief, maar zij wijzen op het probleem van mensen die niet willen overleggen en dat mediation met betrekking tot het opstellen van een ouderschapsplan alleen nuttig is als partijen vrijwillig daaraan meedoen.66
Heida 2006, p. 143. Quispel 2006, p. 282. 62 Bijlage advies RSJ bij Kamerstukken II 2004/05, 30 145, nr 3, p.3. 63 Bijlage advies Raad voor de Rechtspraak bij Kamerstukken II 2004/05, 30 145, nr 3, p. 1. 64 Bijlage advies van de Algemene Raad van de orde van advocaten bij Kamerstukken II 2004/05, 30 145, nr 3, p. 4. 65 Bijlage advies van de NVvR bij Kamerstukken II 2004/05, 30 145, nr 3, p. 2. 66 De Hoog en De Jongh 2005, p. 3. 60 61
16
Intussen ligt 1 maart 2009 in het verleden en is het wetsvoorstel van minister Donner wet geworden (wet van 27 november 2008, Stb.500). De flitsscheiding is afgeschaft en er is geen mogelijkheid voor een administratieve echtscheiding gecreëerd. In principe is er procestechnisch niet veel veranderd. Het enige grote verschil is dat mensen die willen scheiden van te voren dienen na te denken over de gevolgen van de scheiding en hierover afspraken moeten (proberen) te maken. Dit in het kader van de zorgvuldige scheiding. Het enige dat echt verplicht dient te worden overlegd bij het verzoek tot scheiding, is het ouderschapsplan. Dit geldt zowel voor gezamenlijke verzoeken als voor eenzijdige verzoeken. Ouders die willen scheiden zijn verplicht een ouderschapsplan op te stellen, bovendien zijn zij verplicht de band met de andere ouder te bevorderen. Indien er geen gezamenlijk ouderlijk gezag is, dan is de ouder zonder gezag verplicht tot omgang met zijn kind, het kind heeft het recht tot omgang. Het opstellen van een ouderschapsplan is verplicht voor zowel mensen met gezamenlijk ouderlijk gezag als voor echtgenoten die gezamenlijk gezag hebben over de minderjarige kinderen op grond van de artikelen 1:253sa of 1:253t.67 Het plan dient door beide partijen te worden ondertekend. Voorafgaande deskundige bijstand of mediation is niet verplicht. In dit opzicht gaat het regeringsvoorstel minder ver dan het initiatiefvoorstel van Luchtenveld waarin partijen een overeenkomst met betrekking tot nagenoeg alle gevolgen van de scheiding moesten tekenen, alvorens een scheidingsverzoek kon worden ingediend.
§ 2.4 Conclusie De echtscheiding kent een lange geschiedenis. Niet altijd kwam de rechter hier aan te pas, dit kwam pas in de middeleeuwen op. Ook in de huidige tijd is het echtscheidingsrecht geen statisch gegeven en af en toe worden er voorstellen gedaan om het te veranderen. Zo ook in de afgelopen jaren. Luchtenveld stelde een echtscheidingsrecht zonder rechter voor en met ouderschapsplan, minister Donner stelde net als Luchtenveld voor om de flitsscheiding af te schaffen, maar voorzag niet in een administratieve echtscheidingsvorm. In de literatuur liepen de meningen uiteen. Uiteindelijk is het voorstel van Luchtenveld gesneuveld in de Eerste kamer en is het voorstel van Donner sinds 1 maart 2009 geldend recht. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op wat er zowel technisch als psychologisch bij een scheiding komt kijken.
Hoofdstuk 3 De details van de scheiding In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de juridische details van de scheiding. Allereerst wordt kort ingegaan op de psychologische kant van de scheiding. De schade die gezinsleden kunnen oplopen is enorm en dient mee te worden genomen in de afweging hoe scheiden meer aan de mensen zelf kan worden overgelaten. Het zijn belangen die meegenomen dienen te worden en waarmee niet lichtvaardig om mag worden gesprongen. Om goede aanbevelingen te doen ten aanzien van een andere scheidingsprocedure is het van belang om iets meer inzicht te hebben in hoe partijen een scheiding doorgaans beleven. Daarnaast zal worden gekeken naar 67
Kamerstukken I 2008/09, 30 145, nr. E, p. 2.
17
wat partijen moeten regelen voordat de scheiding officieel is naar het huidige recht. In dit hoofdstuk wordt tevens onderzocht of er een onderscheid moet worden gemaakt tussen echtgenoten met en echtgenoten zonder kinderen. Een vraag waar in de literatuur verschillend over gedacht wordt.
§ 3.1 De scheidingsbeleving § 3.1.1 De scheidingsbeleving bij volwassenen Wanneer twee geliefden elkaar het jawoord geven, doen zij dit doorgaans met de intentie langdurig, zo niet altijd, bij elkaar te blijven. Zij hebben verwachtingen ten aanzien van elkaar, ten aanzien van de relatie en ten aanzien van het huwelijk dat zij met elkaar aangaan. Schijn- en verstandshuwelijken blijven in dit opzicht buiten beschouwing. Die verwachtingen stroken helaas niet altijd met de werkelijkheid. Het komt steeds vaker voor dat partijen na verloop van tijd genoeg van elkaar hebben en besluiten dat het beter is om van elkaar te scheiden.68 In sommige gevallen zullen beide partners daar min of meer tegelijker tijd aan toe zijn, in andere gevallen is een van de partners van mening dat het zo niet verder kan en dat het huwelijk in principe duurzaam is ontwricht, terwijl de andere partner nog niet zover is.69 Het huwelijk kan anders zijn dan wat partners ervan hadden verwacht, partners kunnen uit elkaar gegroeid zijn of een van tweeën is verliefd geworden op een ander. Allemaal redenen die een scheiding kunnen veroorzaken. In de periode die volgt bevinden de echtgenoten zich vaak in een emotionele en onzekere tijd die gekenmerkt wordt door het uitwisselen van primaire emoties. De feitelijke scheiding en niet de officiële scheiding is het meest traumatische moment van het hele scheidingsproces, zo blijkt uit onderzoek70. In veel gevallen voelen beide echtgenoten zich afgewezen en verworpen, bovendien is een droom uiteen gespat. In het kort zijn er zeven psychologische fasen bij een scheiding te onderscheiden.71 De eerste fase is de fase van shock, vervolgens komt de ontkenningsfase. Na deze perioden begint de bewustwordingsfase en de acceptatiefase. Wanneer die fasen voorbij zijn richt men zich voorzichtig op de toekomst door het stellen van doelen en het opnieuw leren te vertrouwen in de testfase. Men is gericht op zichzelf in de volgende fase waarin met nieuwe betekenis zoekt en men ziet de positieve kanten van het leven weer in. Uiteindelijk belandt men in de integratiefase waarin men probeert samen te werken en, soms opgelucht, aan een nieuwe toekomst gaat werken. De scheiding kan grote emotionele gevolgen hebben voor de gewezen echtgenoten en ook voor eventuele kinderen. Uit verschillende onderzoeken waaronder Amerikaans onderzoek van Bahr blijkt dat gescheiden personen minder geluk, meer gezondheidsproblemen en economisch moeilijke tijden tegemoet gaan. Vooral vrouwen krijgen te maken met een verminderd economisch welzijn.72 Uit dit onderzoek blijkt dat vrouwen er 27% in levenstandaard op achteruit gaan, terwijl mannen er soms juist 10% op vooruit gaan. Een scheiding kan daarnaast ook zorgen voor een verminderd psychologisch welzijn. 68
A. Sprangers en N. Steenbrink 2007, tabel 2 Aantal echtscheidingen en flitsscheidingen. Hoefnagels 2006, p. 50. 70 Lenters 1993, p. 173. 71 Hoefnagels 2006, p. 49 e.v. 72 Bahr 2001, p. 6. 69
18
§ 3.1.2 De scheidingsbeleving bij kinderen Kinderen scheiden met hun ouders mee. De invloed van de gedragingen en de zorg van ouders is vooral tijdens de eerste jaren van het jonge kind groot en die invloed is bovendien levenslang.73 Een kind kan als geen ander aanvoelen, zeker in zijn jongste jaren, dat er iets niet goed zit tussen de ouders. De kinderen zijn bij de ruzies aanwezig of horen hun ouders ‟s avonds ruziën als zij al in bed liggen. Zij gaan gebukt onder de oplopende spanning en zij hebben bovendien het feilloze vermogen om zichzelf de schuld te geven van de problemen. Vaak trekken kinderen zich ten tijde van de scheiding en daarna terug, zijn stil en ongelukkig. 74 Andere kinderen worden juist recalcitrant of onhandelbaar. Er zijn vele onderzoeken gedaan naar de effecten van een scheiding op kinderen.75 Uit de onderzoeken komt vrij consequent naar voren dat kinderen van gescheiden ouders het minder goed doen dan kinderen van gelukkig getrouwde ouders op het gebied van bijvoorbeeld de gezondheid of op school. Bovendien dreigen zij eerder gedragsproblemen te krijgen of op het verkeerde pad te raken.76 Op latere leeftijd staan zij vaak sceptisch tegenover het huwelijk en relaties in het algemeen en zij hebben tevens een grotere kans om zelf te gaan scheiden. Deze kans wordt vergroot als beide partners uit een gescheiden gezin komen. Kinderen waarvan de ouders verwikkeld zijn in een langdurige vechtscheiding komen er het slechtst vanaf. Naast de psychologische problemen die kinderen kunnen oplopen door de scheiding van hun ouders, verandert er praktisch gezien enorm veel. Wellicht moeten zij verhuizen, naar een andere school, zien zij een deel van de familie niet meer en het gezin, hun veilige basis, bestaat niet meer en is opgedeeld in twee huizen. Tenzij er sprake is van co-ouderschap, dat praktisch gezien van de kinderen het meeste aanpassingsvermogen eist, zien deze kinderen een van de twee ouders vaak nog maar één weekend in de twee weken. De schade, met andere woorden, die kinderen en ook hun ouders oplopen en de veranderingen die kinderen moeten ondergaan tijdens een scheiding kunnen enorm zijn. Des te meer reden om deze belangen secuur af te wegen en te waarborgen bij het hervormen van het echtscheidingsrecht en het eventueel introduceren van een administratieve scheiding.
§ 3.2 De weg naar het scheidingsverzoek § 3.2.1 Het scheidingsverzoek en de nevenvoorzieningen Wanneer echtgenoten willen scheiden dienen zij een verzoekschrift bij de rechter in. Dit kunnen zij in een gemeenschappelijk verzoek doen op basis van artikel 1:150 BW of op verzoek van een van de echtgenoten wanneer het huwelijk duurzaam is ontwricht ex. art. 1:151 BW. In dit verzoekschrift vragen zij de rechter een echtscheiding voor hun huwelijk uit te spreken. Het hoofdverzoek is de echtscheiding. Verder kunnen partijen om nevenvoorzieningen verzoeken. Nevenvoorzieningen kunnen betrekking hebben de onderhoudsgerechtigde partner in de vorm van alimentatie, de verdeling van de gemeenschap, de echtelijke woning of bijvoorbeeld de afwikkeling van de Hoefnagels 2006, p. 66. Hoefnagels 2006, p. 67. 75 Bahr 2001, p. 8 e.v. en De Hoog en De Jongh 2005, p.1 76 Bahr 2001, p.7. 73 74
19
huwelijkse voorwaarden. Over deze te regelen zaken kunnen partijen in principe zelf afspraken maken en dit ondertekenen in een echtscheidingsconvenant. Een van de belangrijkste nevenvoorziening is die met betrekking tot de kinderen. Sinds 1 maart 2009 moeten ouders van minderjarige kinderen die uit elkaar gaan in beginsel een ouderschapsplan hebben opgesteld. § 3.2.2 Het ouderschapsplan Het voornaamste verschil tussen het huidige echtscheidingsrecht en het echtscheidingsrecht van voor 1 maart 2009, is dat partijen een ouderschapsplan dienen te overleggen. In principe is er dus eigenlijk alleen voor paren met het gezag over minderjarige kinderen daadwerkelijk iets veranderd. Voordat getrouwde ouders bovenstaand verzoek kunnen indienen, moeten zij in ieder geval geprobeerd hebben een ouderschapsplan op te stellen. Ook ex-echtgenoten die normaal gesproken zonder problemen afspraken met betrekking tot hun minderjarige kinderen zouden maken, zijn verplicht dit in een juridisch afdwingbare vorm te gieten en dit te ondertekenen alvorens zij het echtscheidingsverzoek kunnen indienen. Voor alle partijen geldt dat zij afspraken moeten maken over tenminste drie zaken, te weten: de wijze waarop de ouders de zorg- en opvoedingstaken of het recht en de verplichting tot omgang vormgeven, de wijze waarop zij elkaar informatie verschaffen en elkaar raadplegen en als laatste de kosten van de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen.77 Het zal echter niet in alle gevallen mogelijk zijn om gezamenlijk een ouderschapsplan op te stellen en het is niet direct zo dat er dan niet om een scheiding verzocht kan worden. Als ouders er niet in slagen om gezamenlijk een plan op te stellen en te ondertekenen, kunnen de ouders op andere wijze aan de wettelijke eis van het ouderschapsplan voldoen zodat het verzoek alsnog ontvankelijk kan worden verklaard. Een ouder moet dan gemotiveerd aangeven waarom het niet is gelukt om een plan op te stellen en die ouder moet dan vervolgens eenzijdig aangeven hoe het voortgezette ouderschap vormgegeven dient te worden.78
§ 3.3. Scheiden zonder rechter maar mét kinderen? Scheiden kan op zich heel snel en goedkoop geregeld worden via internet. Er zijn advocaten die voor nog geen €700 de scheiding voor een echtpaar zonder de echtgenoten zelf te hebben gezien kunnen regelen in ongeveer vier weken. Het enige dat het paar dat wenst te gaan scheiden moet doen is een aantal formulieren invullen, gemaakte afspraken ondertekenen en dat samen met de benodigde bescheiden - die bij het verzoek dienen te worden overlegd zoals een uittreksel van het geboorteregister - naar de advocaat op te sturen en die stuurt het vervolgens door naar de rechter voor de officiële beslissing. Zoals hiervoor al is aangestipt is er in de nieuwe wet vooral voor ouders van minderjarige kinderen daadwerkelijk iets veranderd in het echtscheidingsrecht. Deze verandering is ingegeven door de constatering dat in de maatschappij een groeiende onvrede is over de positie van de niet-verzorgende ouder, meestal de vader. Deze positie was feitelijk vaak zwak. In 25% van de gevallen ziet de vader, zijn kind of kinderen in het geheel niet 77 78
Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3 p. 6 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3 p. 6.
20
meer.79 De aandacht voor deze zwakke positie van de vader is in de media de laatste jaren vaak getrokken door acties van de zogenaamde „Dwaze Vaders‟. Deze maatschappelijke onvrede is een van de achterliggende gedachte voor het verplichtstellen van het ouderschapsplan, zo blijkt uit de memorie van toelichting bij het voorstel. Het uitgangspunt is gelijkwaardig ouderschap. Dit houdt overigens niet in dat partijen overeen moeten komen dat zij beide voor 50% de opvoedings- en verzorgingstaken op zich nemen. Co-ouderschap is wat dat betreft niet het doel van de regering. De ouders moeten na hun scheiding net als tijdens het huwelijk de ouderlijke taken en de opvoeding met elkaar blijven afstemmen. Er is dus een zogenaamde ontsnappingsclausule gecreëerd. Indien die niet was bedacht, zou er met zekerheid strijd met artikel 6 EVRM zijn. De toegang tot de rechter zou dan namelijk afhankelijk zijn van een overeenkomst met de tegenpartij. Door die ontsnappingsclausule is er niet direct strijd met het EVRM, maar de vraag is of de gecreëerde ontsnappingsclausule voldoende is om de toets van het EHRM te doorstaan. Door de vage termen die de wetgever heeft gekozen, zoals redelijke termijn, redelijkerwijs etc. wordt de uitoefening van het fundamentele recht dat in artikel 6 EVRM is neergelegd geheel overgelaten aan de rechter. De belangen van het kind waren voor de regering de voornaamste reden om het ouderschapsplan in te voeren.80 Ouders moeten samen na blijven denken over de belangen van hun kinderen en zoveel mogelijk samen beslissingen nemen ten aanzien van de verzorging en de opvoeding. Tijdens een huwelijk gaat dat meestal natuurlijk. Na een scheiding moeten partijen een andere relatie met elkaar opbouwen. Zij zijn niet meer samen, maar zijn nog wel samen ouders van het kind of de kinderen. Communicatie is daarom van groot belang bij het opstellen van een ouderschapsplan. Wanneer ouders samen overeenstemming bereiken, zal dit de uitoefening van de verzorgings- en opvoedingstaken ten goede komen. Partijen zijn er immers samen uit gekomen en wanneer men samen afspraken maakt en het er mee eens is, zal men eerder geneigd zijn zich er aan te houden dan wanneer dit opgelegd is door een derde. Het is helaas niet in alle gevallen mogelijk om samen afspraken te maken. Soms staan de ex-echtgenoten nu eenmaal meer op voet van oorlog met elkaar dan anders wat. De belangen van het kind worden het beste gediend als zijn ouders in harmonie met elkaar zaken met betrekking tot hem afspreken en nakomen. Als dat vanuit de ouders zelf komt, en zij dus zelf afspraken maken, werkt het zoals gezegd het beste. Dat de belangen van het kind niet genoeg in het oog gehouden zouden worden als ouders zonder rechterlijke tussenkomst scheiden is dan ook maar zeer de vraag. Het gaat er immers niet om wie uiteindelijk de scheiding officieel maakt, maar of ouders de belangen van de kinderen goed in het oog houden en of zij samen afspraken kunnen maken. De waarborging van de belangen van het kind liggen daarom in eerste instantie bij de ouders zelf en niet bij een rechter. Helaas is het in veel gevallen zo dat de ouders de belangen van het kind uit het oog verliezen als zij gaan scheiden. Vaak worden de kinderen als munitie gebruikt om de ander te dwarsbomen. 81 Het kind is daarom niet meer dan eens de dupe van een scheiding in meerdere opzichten. Het kind heeft bovendien een zwakke Antokolskaia 2005, p.741. Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3 p. 4 e.v. 81 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3 p. 7. 79
80
21
positie. Hij kan niet altijd zijn zegje doen en hij zit in een spagaat tussen beide ouders. Om die positie te verbeteren is het sinds 1 maart 2009 makkelijker geworden om eventueel een bijzondere curator aan te stellen die de belangen van het kind verwoordt tijdens de onderhandelingen tussen de ouders. Het ouderschapsplan is als uitkomst een mooie waarborg voor de belangen van het kind. Wanneer ouders het geheel eens zijn over de zaken waarover overeenstemming bereikt moet worden, zal de rechter dit marginaal toetsen. Hij zal kijken of het niet in strijd is met de wet, maar veel dieper gaat de toets niet. De vraag is dan ook of die toets per se door een rechter moet worden uitgevoerd. De waarborging van de belangen van het kind komt eigenlijk in een eerder stadium, namelijk ten tijde van het opstellen van het plan, tot uiting. Als er bij de totstandkoming van het plan met de ouders meegekeken wordt of het resultaat getoetst wordt in een eerder stadium dan nu de marginale toets van de rechter wordt gedaan, kunnen de belangen van het kind wellicht nog beter gewaarborgd worden dan nu het geval is. In de literatuur is zoals gezegd geen consensus over de mogelijkheid om mensen meer zelf te laten doen bij de scheiding en een administratieve route hiervoor te creëren. Antokolskaia, Chin-A-Fat, Heida en Quispel zijn van mening dat er een administratieve scheiding prima in Nederland ingevoerd kan worden. Minister Donner, en daarmee de regering, is van mening dat dit niet wenselijk is. Hij noemt daarvoor een aantal argumenten. Hij noemt het huwelijk een bijzondere verbintenis die alleen de rechter mag ontbinden. Maar dit argument strookt mijns inziens niet met de hedendaagse realiteit waarin 1 op de 3 huwelijken strandt, en het huwelijk meer wordt gezien als een soort romantische bezegeling van een relatie.82 Daarnaast is een rechterlijke beschikking betreffende een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding eigenlijk ook niets meer dan een stempelbeschikking waarbij de rechter dus inhoudelijk ook weinig toevoegt.83 Voorts geeft de minister het argument dat een dergelijke scheiding in het buitenland niet zal worden geaccepteerd met alle gevolgen van dien.84 Dit argument is sinds de invoering van de verordening Brussel II bis niet meer bijzonder relevant als het om „Europese scheidingen‟ gaat, zoals verderop in het onderzoek nader zal worden toegelicht. Het argument van de minister met betrekking tot het niet voldoende kunnen waarborgen van de belangen van minderjarige kinderen is mijns inziens evenmin sterk. De belangen van het kind zijn, zoals reeds gezegd en wat ook later in dit onderzoek nog verder uitgewerkt zal worden, op diverse manieren prima te waarborgen zonder dat daar een rechter aan te pas komt. In dit kader wordt bovendien gewezen op bovengenoemde stempelbeschikking door de rechter. Zelfs de Raad van de Strafrechtspleging en Jeugdbescherming ziet niet in waarom een administratieve scheiding de belangen van minderjarige kinderen niet zou kunnen waarborgen. Deze Raad wijst op de mogelijkheid om deskundige scheidingsbemiddelaars te betrekken in de opstelling van het ouderschapsplan en het echtscheidingsconvenant en is van mening dat de belangen prima kunnen worden gewaarborgd. In dat licht zouden dus zowel mensen zonder als paren met kinderen zonder rechterlijke tussenkomst kunnen scheiden. 82
Uit onderzoek door Boele-Woelki e.a. (2006) blijkt dat de keuze voor het huwelijk vaak een symbolische en romantische keuze is om de relatie te formaliseren. 83 Bijlage bij kamerstukken II 2004/05, 30 145 nr. 3. 84 Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3 p. 8.
22
§ 3.4 Conclusie In dit hoofdstuk is naar voren gekomen dat er meer bij een scheiding komt kijken dan alleen de technische regels en procedures. De emotionele impact die een scheiding kan hebben op de partners, maar zeker ook op de betrokken kinderen kan enorm zijn. Vooral kinderen kunnen in hun latere leven zelf problemen ondervinden als zij midden in een „vechtscheiding‟ hebben gezeten. De enige echte verandering in het echtscheidingsrecht dat sinds 1 maart 2009 geldt, is dat ouders van minderjarige kinderen bij hun verzoek tot echtscheiding een ouderschapsplan dienen te overleggen, dit om de ouders na te laten denken over hoe ze de opvoeding en verzorging verder willen vormgeven, hierover afspraken te maken en de belangen van het kind zoveel mogelijk te waarborgen. Verder is naar voren gekomen dat er geen consensus is over een administratieve scheiding en of dit met of zonder kinderen zou moeten. Naar aanleiding van bovenstaande argumentatie kunnen partijen mijns inziens datgene wat nu verplicht moet worden overeengekomen prima zonder rechterlijke tussenkomst regelen. Het ouderschapsplan is een goede stap om de belangen van het kind te waarborgen bij een scheiding. Dit dienen partijen zelf overeen te komen alvorens zij nu naar de rechter kunnen. In dat licht zou bij de invoering van een administratieve scheiding, waarbij partijen zoveel mogelijk zelf regelen, geen onderscheid hoeven te worden gemaakt tussen mensen zonder en mensen met kinderen die hun huwelijk willen beëindigen. Deze waarborg zou wellicht nog wat steviger kunnen, maar dit zal in een later stadium van het onderzoek aan bod komen.
Hoofdstuk 4 Een uitstapje naar het geregistreerd partnerschap In dit onderzoek is tot nu toe voornamelijk gekeken naar het huwelijk. Nederland kent echter nog een vorm van „officieel samenleven‟ en wel in de vorm van het geregistreerd partnerschap. Deze rechtsfiguur kent een groot aantal overeenkomsten met het huwelijk, maar ook een aantal fundamentele verschillen, onder andere op het gebied van de beëindiging. In het kader van dit onderzoek is het vanwege de overeenkomsten en verschillen relevant om kort stil te staan bij deze rechtsfiguur. Ingegaan wordt op de totstandkoming, de beëindiging van het geregistreerd partnerschap evenals de overeenkomsten en verschillen tussen het huwelijk en deze vorm van samenleven.
§ 4.1 Het aangaan van een geregistreerd partnerschap Sinds 1 januari 1998 is het mogelijk om in plaats van een huwelijk een geregistreerd partnerschap aan te gaan. Aan de invoering van deze rechtsfiguur lag een aantal oorzaken ten grondslag.85 Zo kan de behoefte van homoseksuele paren om hun relatie officieel te maken genoemd worden. De HR heeft in 1992 te kennen gegeven dat het onrechtvaardig kan zijn dat paren van gelijk geslacht de gevolgen van hun samenleving niet officieel kunnen regelen, terwijl dit voor paren van ongelijk geslacht wel mogelijk is door middel van het huwelijk.86 85 86
Kamerstukken II, 1996/97, 25 407, nr. 3, p.3. HR 19 oktober 1990, NJ 1992, 129.
23
Ook de positie van het huwelijk binnen de maatschappij door een stijgend aantal buitenechtelijke kinderen en een groeiend aantal echtscheidingen gaf aanleiding om na te denken over een andere vorm van officieel samenleven dan het huwelijk.87 De artt. 80a tot en met 80g boek 1 BW regelen het geregistreerd partnerschap dat kan worden aangegaan door middel van een akte van registratie opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand. De titels 6, 7 en 8 met betrekking tot het huwelijk zijn overeenkomstig van toepassing op het geregistreerd partnerschap zo bepaalt art. 80b boek 1 BW. Dit zijn regels met betrekking tot rechten en plichten tussen gehuwden, de wettelijke gemeenschap van goederen en huwelijkse voorwaarden.
§ 4.2 De beëindiging van het geregistreerd partnerschap Een geregistreerd partnerschap kan op verschillende manieren beëindigd worden, zo staat in art. 1:80c BW. Door de dood, door vermissing en vervolgens hertrouwen of een nieuw geregistreerd partnerschap door de overgebleven partner, door rechterlijke ontbinding op verzoek van beiden of op verzoek van een van de partners en met wederzijds goedvinden en inschrijving door een ambtenaar van de burgerlijke stand. Bij deze laatste vorm wordt geen rechter betrokken, is van verplichte procesvertegenwoordiging geen sprake en moeten partners een verklaring dat zij over de beëindiging van hun partnerschap een overeenkomst hebben gesloten ondertekenen. Voorts dienen zij deze verklaring mede te laten ondertekenen door een of meerdere advocaten of notarissen alvorens de ambtenaar een verklaring kan inschrijven in de daarvoor bestemde registers. Deze vorm van beëindiging staat alleen open voor mensen zonder minderjarige kinderen zo bepaalt art. 80c lid 3 sub a. art. 80d regelt vervolgens dat die overeenkomst tenminste de verklaring van partners moet bevatten dat hun relatie duurzaam is ontwricht. Tevens dient de overeenkomst afspraken met betrekking tot levensonderhoud van de behoeftige partner, de gezamenlijke woning en de boedelverdeling en de verrekening of verevening van pensioenrechten, evenwel niet op straffe van nietigheid.
§ 4.3 Zoek de verschillen Het geregistreerd partnerschap komt in grote lijnen overeen met het huwelijk en haar gevolgen. Er zijn echter twee grote verschillen te benoemen. De eerste betreft afstammingrechtelijke zaken. Binnen het huwelijk tussen mensen van ongelijk geslacht geboren kinderen hebben automatisch een juridisch vader en deze heeft tevens automatisch ouderlijk gezag. Een vader van een kind geboren in een geregistreerd partnerschap dient zijn kind officieel te erkennen ex art. 1:199 sub c om juridisch vader te worden. Wil hij bovendien gezamenlijk ouderlijk gezag, dan dient hij dit samen met de moeder in het gezagsregister in te schrijven. Het reikt te ver om de afstammingsrechtelijke zaken bij paren van gelijk geslacht hier uitgebreid te bespreken, maar ook hier gelden andere regels voor dan bovengenoemde hoofdregels met betrekking tot het vaderschap binnen het huwelijk tussen mensen met ongelijk geslacht.
87
Boele-Woelki e.a. 2006, p. 9.
24
Een in het kader van dit onderzoek uit het oogspringend verschil is de beëindiging van het geregistreerd partnerschap zonder rechterlijke tussenkomst. Zoals beschreven zijn de gevolgen van het aangaan van een geregistreerd partnerschap nagenoeg gelijk aan die van een huwelijk. En toch is het voor echtgenoten niet mogelijk om zonder rechter hun huwelijk te beëindigen en voor geregistreerde partners wel. De keuze voor dit verschil heeft de wetgever gebaseerd op het hierboven genoemde automatisch ontbreken van afstammingsrechtelijke betrekking tussen vader en kind. In de memorie van toelichting is te lezen dat daardoor de bescherming van het kind niet echt een rol speelt bij de beëindiging van deze relatie en dus een eenvoudige vorm van scheiden mogelijk zou zijn.88 Intussen is deze redenering achterhaald aangezien het sinds de invoering van de wet voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding niet meer mogelijk is voor paren met minderjarige kinderen om via deze route uit elkaar te gaan en zijn ook zij aangewezen op de rechterlijke route89 Art. 80c lid 3 snijdt deze weg voor geregistreerde partners immers af. De consequenties van het aangaan van een geregistreerd partnerschap of een huwelijk zijn voor paren zonder kinderen nagenoeg identiek. Vreemd genoeg kunnen alleen geregistreerd partners zonder rechter scheiden door middel van een convenant. Mijns inziens is dit onderscheid even onrechtvaardig als het onderscheid tussen paren van gelijk en ongelijk geslacht dat destijds mede door een arrest van de HR aanleiding gaf om het geregistreerd partnerschap in te voeren. Anders dan een procedure voor de rechter is bij de ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de ambtenaar van de burgerlijke stand geen verplichte procesvertegenwoordiging nodig. Bij een procedure in de rechtbank komen allerlei procestechnische details kijken waardoor een dergelijke procedure ingewikkeld wordt voor een leek. Het idee achter verlichte procesvertegenwoordiging was destijds niet alleen dat het proces bij scheidingen kundig en daarmee efficiënter zou zijn.90 Ook liggen hier internationale rechtsbeginselen als fair trial en gelijkwaardigheid van partijen aan ten grondslag. Dit zijn uitgangspunten die in een conflictueuze situatie inderdaad van groot belang zijn. Maar aangezien de meerderheid van het aantal scheidingen in goed overleg kan en mensen op gezamenlijk verzoek willen scheiden, is van een conflict geen sprake. Verder is het in dat licht eigenlijk ook vreemd dat bij een kantonrechter waar onder andere arbeidsgeschillen- waar ook grote belangen mee gemoeid zijn en van gelijkwaardigheid van partijen zeker niet altijd sprake is – procesvertegenwoordiging niet verplicht is terwijl dat voor harmonieus scheidende echtparen wel het geval is. Scheidende geregistreerd partners dienen hun verklaring wel door een notaris of advocaat te laten ondertekenen alvorens zij dit bij de ambtenaar van de burgerlijke stand kunnen indienen. Hiermee wordt in ieder geval geprobeerd om de gelijkwaardigheid van partijen te waarborgen terwijl zij de overeenkomst met betrekking tot de gevolgen van hun scheiding zelf kunnen opstellen en uitwerken. Zelfregulering speelt hier dus een veel grotere rol dan in het scheidingsrecht. De stap naar de ambtenaar van de burgerlijke stand is mijns inziens laagdrempeliger dan een procedure bij de rechter. Er hoeft aan minder procestechnische formaliteiten te worden gedaan en de procedure is daardoor simpeler en doorzichtig. Bovendien kan het vaak in de eigen woonplaats, doorgaans op een moment dat je zelf Kamerstukken II 1993/94, 23 761, nr. 3, p. 10 II 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 13 en p. 19 90 Ministerie van financiën, heroverwegingsonderzoek verplichte procesvertegenwoordiging en procedurekosten, mei 1993, p.7. 88
89Kamerstukken
25
kiest als paar zonder dat daar twee advocaten, een rechter, een griffier en ondersteunend personeel voor hoeft te worden opgetrommeld. Geconcludeerd kan worden dat er eigenlijk geen argumenten meer zijn om geregistreerde partners wel te laten „scheiden‟ zonder rechter en dat voor gehuwden niet mogelijk te maken. Zoals in hoofdstuk 3 al is beargumenteerd zijn er mijns inziens tevens geen bezwaren, mits enkele waarborgen goed worden ingekleed, om een onderscheid te maken tussen paren zonder kinderen en paren met kinderen als het om scheiden zonder rechter gaat. In het volgende hoofdstuk wordt een blik over de grens geworpen om te analyseren hoe andere landen scheiden zonder rechter vorm hebben gegeven.
Hoofdstuk 5 De Administratieve scheiding in Europa In diverse Europese Landen is de gang naar de rechter om een scheiding te verkrijgen niet nodig en is een administratieve scheiding al sinds jaar en dag mogelijk. In dit hoofdstuk wordt over de grens gekeken. Allereerst zal kort worden stilgestaan bij de administratieve scheiding in Europa, waarna wordt ingezoomd op Noorwegen en op Portugal. Voor deze landen is gekozen om een aantal redenen. Beide landen zijn Europees, maar niet allebei lid van de EU. Portugal heeft in dat opzicht rekening te houden met bijvoorbeeld de Brussel II bis verordening welke verderop in dit hoofdstuk nader zal worden besproken. Nederland heeft hier uiteraard ook mee te maken, in tegenstelling tot Noorwegen. Portugal heeft de administratieve scheiding vrij recentelijk, namelijk in 1995, ingevoerd. Noorwegen heeft een lange traditie als het om administratief scheiden gaat. Wellicht heeft Portugal geleerd van eerder ingevoerde administratieve scheidingen en zo haar eigen systeem geoptimaliseerd. Beide landen zijn van oorsprong Westers, maar verschillen qua cultuur behoorlijk. Dit zou mijns inziens een mooie vergelijking kunnen opleveren, waar Nederland bovendien het nodige van zou kunnen leren. Gekeken zal worden naar hoe de administratieve scheiding is vorm gegeven, wat partijen al dan niet moeten overeenkomen, door welke instantie de scheiding uiteindelijk officieel wordt gemaakt en welke verschillen er tussen de diverse systemen bestaan. Tot slot zal worden bekeken welke elementen er in Nederland zouden kunnen worden toegepast om een administratieve scheiding mogelijk te maken en mensen meer „zelf‟ te laten scheiden.
§ 5.1 Scheiden zonder rechter in Europa § 5.1.1 Landen waar administratief scheiden mogelijk is In heel Europa woedt de discussie over de invoering van de administratieve scheiding. Zoals in Nederland zijn ook in Duitsland voorstellen gedaan om het scheidingsrecht te veranderen. Daar zijn de plannen echter niet met veel enthousiasme ontvangen.91
91
Boele-Woelki en Mom, 2006, p. 218.
26
Verspreid over Europa liggen landen waar scheiden zonder rechter mogelijk is. Niet alleen binnen de EU, maar ook daar buiten. In de volgende subparagraaf zal een korte analyse van de verschillende systemen worden gemaakt. § 5.1.2 Oost vs. West Administratief scheiden is mogelijk in Denemarken, Estland, IJsland, Moldavië, Noorwegen, Oekraïne, Portugal en Rusland.92 Wanneer men deze verschillende administratieve systemen bekijkt, kan men een Westerse en een Oosterse traditie benoemen.93 In de Westeuropese landen Denemarken, IJsland, Noorwegen en Portugal hebben de administratieve instanties die verantwoordelijk zijn voor de echtscheidingen ruime bevoegdheden om de afspraken met betrekking tot de gevolgen van de scheiding te toetsen. De genoemde instanties kunnen daarom ook als „quasirechterlijke organen‟ worden benoemd. De gehuwden die via de administratieve route willen scheiden moeten in al deze landen, behalve in Noorwegen, overeenstemming bereiken over de gevolgen van de scheiding.94 In de genoemde Westeuropese landen staat de administratieve echtscheiding open voor echtparen met minderjarige kinderen. In Portugal en IJsland vormen de afspraken met betrekking tot de kinderen een voorwaarde voor een administratieve scheiding. In Noorwegen en Denemarken is dit niet het geval.95 In de Oosteuropese landen, Estland, Moldavië, Oekraïne en Rusland, is er een lijdelijk ambtenaar van de burgerlijke stand die de echtscheiding officieel maakt.96 Deze persoon is te vergelijken met de Nederlandse ambtenaar van de burgerlijke stand; hij is niet bevoegd noch bekwaam om de gevolgen van de scheiding te toetsen. In bovengenoemde landen hoeft men het over het algemeen niet eens te zijn over de gevolgen van de scheiding. In Moldavië bijvoorbeeld hoeven partijen slechts te verklaren dat over die gevolgen geen geschil bestaat. Deze verklaring wordt overigens niet door de ambtenaar getoetst. In Estland is het alleen noodzakelijk dat niet tegelijk met het verzoek tot echtscheiding een procedure voor alimentatie, boedelverdeling of een regeling met betrekking tot de kinderen aanhangig is gemaakt bij de rechter.97 Anders dan bij de Westeuropese landen staat deze echtscheidingsroute niet open voor paren met minderjarige kinderen, behalve in Estland. Daarbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat de afspraken met betrekking tot de kinderen ook niet uitgebreid door een rechter worden getoetst in die drie landen.98 In principe wordt alleen in de Oekraïne gesteld dat partijen een overeenkomst over de kinderen moeten overleggen bij een rechterlijke scheiding. Doen zij dit niet dan is de rechter bevoegd om zelf de gevolgen hiervoor vast te stellen.99
92
Antokolskaia 2006, p. 36 ev. en Boele-Woelki, Braat, Sumner red. 2003. In dit boek (European Family Law in Action, vol. 1, Grounds for divorce) zijn de regels etc. van alle Europese landen verzameld. Gekeken is naar vraag 7: „Is divorce obtained through a judicial process, or is there also an administrative procedure?‟. 93 Antokolskaia 2006, p.36. 94 Antokolskaia 2006, p.41. 95 Antokolskaia 2006, p.50. 96 Antokolskaia 2006, p.36. 97 Antokolskaia 2006, p.41. 98 Antokolskaia 2006, p.? 99 Antokolskaia 2006, p.50.
27
De overeenkomst tussen beide tradities is dat het in alle gevallen van administratieve scheiding gaat om echtscheidingen met wederzijdse instemming waarbij de gronden voor dit verzoek niet worden getoetst.100 Het is zoals kort besproken is het in verschillende landen en op verschillende manieren mogelijk om zonder rechter te scheiden. Minister Donner was van mening dat een administratieve vorm van scheiden, zoals Kamerlid Luchtenveld, voorstelde niet in alle landen zou worden erkend met alle gevolgen van dien.101 In de volgende subparagraaf wordt kort stilgestaan bij de voorwaarden voor erkenning in Europa zoals die zijn opgenomen in de „Brussel II bis-verordenig‟. § 5.1.3 Erkenning van de scheiding door andere lidstaten In deze subparagraaf staat de Brussel II bis-Verordening centraal. Deze verordening geldt voor alle lidstaten behalve voor Denemarken. De niet EU-landen IJsland, Moldavië, Noorwegen, Oekraïne en Rusland blijven dan ook verder buiten beschouwing bij de behandeling van deze verordening. Op 1 maart 2005 is Verordening nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (ook “Brussel II bis” genoemd) in werking getreden. Deze verordening ziet onder andere op de beëindiging van huwelijken, geregistreerd partnerschappen en scheiding van tafel en bed en dan met name op de erkenning daarvan in andere landen. De belangrijkste voorwaarde voor erkenning van een echtscheiding is dat het moet gaan om een beslissing van een gerecht. Als deze termen strikt zouden worden uitgelegd, zouden alle vormen van administratieve scheidingen direct afvallen als het gaat om erkenning. In veel gevallen is er immers geen sprake van een beslissing noch van een gerecht. Toch hoeft de verordening niet zo strikt te worden uitgelegd, zo blijkt uit de gebruikte definities. Een rechter is volgens artikel 2 lid 1: „de rechter of de drager van bevoegdheden gelijkwaardig aan die van een rechter, ter zake van de aangelegenheden die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen’. In sommige landen zijn andere autoriteiten dan de rechter door de lidstaat aangewezen om te beslissen in dergelijke aangelegenheden. Belangrijk is wel dat de autoriteit van overheidswege is aangewezen en dat het gaat om een bij wet vastgestelde vorm van huwelijksbeëindiging.102 Verder is een beslissing volgens artikel 2 lid 4 van de verordening: „een door een gerecht van een lidstaat uitgesproken echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, alsmede een door een gerecht van een lidstaat gegeven beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, ongeacht de benaming van die beslissing, zoals arrest, vonnis of beschikking’. Zoals hierboven reeds aangegeven kan deze beslissing dus ook door een ander dan de rechter worden genomen. Administratieve beslissingen inzake huwelijksontbinding kunnen daarmee gelijk worden gesteld met gerechtelijke beslissingen. Erkenning van een administratieve scheiding hoeft, zeker in Europa, in tegenstelling Antokolskaia 2006, p. 36. Kamerstukken II, 2004/05, 30 145, nr. 3, p. 8. 102 Boele-Woelki en Mom 2006, p. 233. 100
101
28
tot wat minister Donner vreesde geen belemmering te zijn voor de invoering hiervan. In de volgende paragrafen worden de systemen van Noorwegen en Portugal nader bekeken.
§ 5.2 Scheiden in Noord-Europa en in het zuiden van de EU § 5.2.1 Het Noorse model Noorwegen kent al sinds het einde van de 18e eeuw een vorm van administratieve echtscheiding. Er bestaat in dit land veel ervaring met deze vorm van scheiden en er blijkt tevredenheid over te bestaan. 103 Sinds 1790 kon men al via een administratieve route scheiden als er sprake was van drie jaar separatie of na zeven jaar feitelijke scheiding.104 Op gemeenschappelijk verzoek kon men reeds in 1909 via de administratieve route scheiden.105 Sinds 1991 is het bovendien mogelijk om administratief te scheiden op eenzijdig verzoek.106 De Noorse echtscheiding is heden ten dage wettelijk geregeld in „lov om ekteskap‟ en is op 1 januari 1993 in werking getreden.107 In Noorwegen is het niet noodzakelijk dat er een echtscheidingsgrond wordt opgegeven, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland waar sprake dient te zijn van duurzame ontwrichting van het huwelijk. De Noren gaan uit van het vrijwilligheidsprincipe, waarbij de echtgenoten zelf moeten kunnen bepalen of zij hun huwelijk willen voortzetten of niet.108 Zijn zij van mening dat hun huwelijk beëindigd dient te worden, dan kunnen echtgenoten na een jaar juridische scheiding, de separatie die aangevraagd wordt bij de fylkesmann, de echtscheiding aanvragen. De flykesmann is een administratieve autoriteit, een overheidsorgaan voor familiezaken, die globaal vergeleken kan worden met de commissaris voor de Koningin.109 Hebben de echtelieden geen verzoek tot separatie ingediend, dan kunnen zij na twee jaar feitelijke scheiding eveneens een definitieve echtscheiding aanvragen. In het jaar van separatie dienen de echtgenoten feitelijk gescheiden te leven. Indien zij binnen het jaar weer samen gaan wonen, vervalt de beschikking voor separatie en dient een nieuw verzoek te worden ingediend waarna het jaar opnieuw ingaat. Dit wordt gezien als een soort proeftijd, iets dat in Nederland, zoals in hoofdstuk 2 reeds naar voren kwam, eind vorige eeuw is afgeschaft. Direct scheiden is in Noorwegen niet eenvoudig, de feitelijke of juridische scheiding zijn verplicht. Alleen indien er sprake is van mishandeling van of poging tot moord op de echtgenoot of de kinderen kan men direct scheiden.110 Dit gaat overigens niet via de administratieve route, maar via de rechter. Voor deze manier van scheiden is dus in tegenstelling tot de administratieve scheiding wel degelijk een grond nodig. Momenteel wordt 95% van de echtscheidingen in Noorwegen administratief beëindigd.111 Dit is dan ook de verplichte route die de Noren dienen te volgen. Een gerechtelijke procedure komt zeer zelden voor. Dit komt Jonker 2006, p. 310. Sverdrup 2002, p. 1. 105 Sverdrup 2002, p. 1. 106 Jonker 2006, p. 311. 107 Waaldijk en Asland 2005, p. 155. 108 Jonker 2006, p. 312. 109 Jonker 2006, p. 312. 110 Jonker 2006, p. 313. 111 Jonker 2006, p. 312. 103 104
29
onder andere omdat er geen grond voor de scheiding hoeft te worden opgegeven en omdat de echtgenoten het niet eens hoeven te zijn over de gevolgen van de scheiding. Dit hoeft dan ook niet te worden getoetst. De officiële echtscheiding is als het ware losgekoppeld van de gevolgen ervan. Over die gevolgen kunnen echtgenoten het op ieder gewenst moment zelf eens zien te worden of eventueel een gerechtelijke procedure opstarten.112 Een taak voor de rechter is dus alleen weggelegd in de gevallen waarin er sprake is van een conflictsituatie. De Noorse administratieve scheiding staat ook open voor gehuwden met minderjarige kinderen. Om de belangen van de kinderen zo goed mogelijk te waarborgen, zijn er dan wel meer eisen gesteld dan aan paren zonder kinderen. Zo zijn ouders met minderjarige kinderen verplicht om bij hun verzoek tot separatie of definitieve scheiding een mediationverklaring die niet ouder is dan 6 maanden te overleggen.113 Ouders dienen dus verplicht mediation te volgen om te proberen het over de opvoeding- en verzorging eens te worden. Deze mediation is puur gericht op het maken van afspraken ten aanzien van de kinderen, niet om partners terug bij elkaar te krijgen.114 Zij moeten het proberen, maar uiteindelijke overeenstemming in de vorm van een soort ouderschapsplan is niet verplicht. Wanneer de ouders hun afspraken in een ouderschapsplan vastleggen, worden afspraken overigens niet nauwkeurig getoetst.115 De mediation wordt gesubsidieerd door de Noorse overheid en de fylkesmann dient ervoor te zorgen dat er genoeg bekwame mediators zijn. Deze mediators hoeven overigens niet juridisch geschoold te zijn.116 De eerste vier uur zijn gratis of worden vergoed aan de hand van de rechtsbijstandsnormen indien er een private mediator wordt ingeschakeld.117 De mediator moet beide ouders oproepen, maar verder is hij niet verantwoordelijk voor de uitkomst van de sessie aangezien hij een bemiddelende functie heeft. Wanneer partijen of een van de partijen na twee oproepen niet verschenen is, zal hij een verklaring afgeven die kan worden overlegd bij het verzoek tot separatie of definitieve scheiding.118 Wanneer na drie uur mediation nog steeds geen overeenstemming is bereikt kan een van de echtgenoten eisen dat de mediationverklaring wordt afgegeven. Wanneer partijen naar de rechter gaan om een nevenvoorziening aangaande de kinderen te verzoeken, zal de rechter bekijken of er alsnog middels mediation overeenstemming over de kinderen kan worden bereikt. Is dit het geval, dan neemt de overheid alle kosten die gemaakt zijn over. Als dat niet het geval is en de rechter uiteindelijk zal moeten beslissen over de kinderen, dan komen de kosten voor rekening van de ouders. Uit onderzoek blijkt dat ouders prima in staat zijn om zelf tot overeenstemming over hun kinderen te komen. In 50% van de gevallen hebben de ouders al voor de eerste mediationsessie overeenstemming bereikt en slechts 10 tot 15% gaat uiteindelijk naar de rechter voor een beslissing.119 Partijen hoeven voor een definitieve scheiding niet, zoals nu wel het geval is bij een Nederlandse echtscheiding, een ouderschapsplan te overleggen, maar zij worden door de overheid wel enorm gestimuleerd Jonker 2006, p. 312. Jonker 2006, p. 312. 114 Sverdrup 2002, p. 9. 115 Lødrup en Sverdrup, p. 7. 116 Jonker 2006, p. 312. 117 Jonker 2006, p. 312. 118 Jonker 2006, p. 313. 119 Jonker 2006 K. Skjorten, samlivsbrudd og barnefordeling: en studie av lamannsrettdommer. 112 113
30
om samen tot een overeenkomst te komen. Dit komt met name tot uitdrukking in de subsidie van mediation. Uiteindelijk lukt het tot 90% van de paren dan ook om zonder rechter overeenstemming over de gevolgen van de echtscheiding voor de kinderen te bereiken. Of daarmee de belangen van de kinderen voldoende zijn gewaarborgd is de vraag. De afspraken worden in principe niet getoetst. De mediator heeft een bemiddelende rol en is zoals gezegd niet aansprakelijk voor de gemaakte afspraken. Daarnaast zal een rechter zoals zojuist bleek maar in 10 tot 15% van de gevallen beoordelen wat in het belang van het kind geacht kan worden. De rest verschijnt immers niet voor de rechter. Er zijn wel extra waarborgen gecreëerd voor kinderen. Goed bezien zijn dit in principe louter formaliteiten omdat ouders niet verplicht zijn om een overeenkomst te sluiten en zijn daarom mijns inziens inhoudelijk te verwaarlozen. Dit is anders dan de waarborg die in Portugal is gecreëerd en die in de volgende paragraaf nader zal worden toegelicht. § 5.2.2 Het Portugese model Portugal kent sinds 1995 de mogelijkheid om via de ambtenaar van de burgerlijke stand te scheiden. In 2004 ging ongeveer 92% van het totaal aantal scheidingen via de administratieve route.120 In eerste instantie werd de administratieve route opengesteld voor gehuwden zonder kinderen en gehuwden met kinderen, mits zij de verantwoordelijkheid met betrekking tot die kinderen al in een gerechtelijke procedure hadden geregeld. Dit is op 1 januari 2002 aangepast.121 De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft intussen de exclusieve bevoegdheid betreffende scheidingen en scheiding van tafel en bed met wederzijds goedvinden. Ook indien hier minderjarige kinderen bij betrokken zijn.122 Deze ambtenaar van de burgerlijke stand is door de wetgever aangewezen als overheidsautoriteit om beslissingen met betrekking tot huwelijksbeëindiging te nemen. Zoals in paragraaf 4.1.3 is uitgelegd, is dit een drager van bevoegdheden gelijk aan die van de rechter en daarmee een gerecht in de zin van de Brussel II bis-verordening. De Portugeze wetgever heeft de administratieve echtscheiding ingevoerd om aan de ene kant de rechterlijke macht te ontlasten en aan de andere kant om zelfregulering meer ruimte te geven. Volgens de Portugese wetgever kunnen bepaalde echtscheidingen namelijk beter zelf door partijen geregeld worden dan dat daar een gerechtelijke procedure aan te pas moet komen.123 Indien partijen met wederzijds goedvinden willen scheiden dienen zij hiertoe een ondertekend verzoek in bij de burgerlijke stand. Om het verzoek in behandeling te kunnen nemen heeft de ambtenaar naast dit verzoekschrift een overeenkomst betreffende het gebruik van de echtelijke woning, de alimentatieverplichting naar de behoeftige echtgenoot en een overeenkomst inzake de ouderlijke macht als er minderjarige kinderen bij de scheiding betrokken zijn. Dit laatste mits zij die verantwoordelijkheid niet al in een gerechtelijke procedure
Boele-Woelki en Mom 2006, p. 223. Boele-Woelki 2003, p. 127. 122 De Oliveira 2002, p. 3. 123 Boele-Woelki en Mom 2006, p .223. 120 121
31
hebben laten vaststellen.124 Over de gevolgen van de scheiding dienen de echtgenoten het dus eigenlijk helemaal eens te zijn alvorens zij een verzoek tot administratieve ontbinding van hun huwelijk kunnen indienen. De ambtenaar van de burgerlijke stand roept partijen na het hebben ontvangen van het verzoekschrift op voor een mondelinge behandeling van de zaak wat gezien kan worden als een ultieme verzoeningspoging. 125 Wanneer echtgenoten hun huwelijk na die sessie alsnog wensen te ontbinden, toetst hij vervolgens of het verzoek aan de wettelijke eisen voldoet. Is dat het geval dan schrijft hij de echtscheiding middels een akte in het register in. De Portugezen waren, net als de Noren, van mening dat er een extra waarborg voor minderjarige kinderen moest komen bij de administratieve scheiding zo blijkt uit de ingebouwde waarborgen voor de minderjarige kinderen.126 Deze waarborg gaat verder dan de Noorse variant. Wanneer er namelijk minderjarige kinderen in het spel zijn, wordt voor de mondelinge zitting de overeenkomst met betrekking tot de ouderlijke macht naar het openbaar ministerie gezonden.127 Dit is een verplicht element in de procedure. Het openbaar ministerie toetst vervolgens binnen vier weken of de gemaakte afspraken de belangen van de kinderen voldoende waarborgen. Is dit niet het geval, dan kan de overeenkomst met voorstellen van het openbaar ministerie worden gewijzigd. Doen de ouders dit niet, dan mag de ambtenaar van de burgerlijke stand niet verder met de procedure en wordt de zaak voor de rechter verder uitgemaakt.128 Omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand niet alleen de wilsverklaring van de echtgenoten noteert, maar het verzoek tevens toetst aan de wettelijke vereisten, is het niet een louter consensuele beslissing, maar een constitutieve beslissing die hij neemt. Daarmee voldoet de Portugese administratieve echtscheiding aan de vereisten van de Brussel II bis-verordening en zal door andere Europese landen, met uitzondering van Denemarken, erkend dienen te worden. Het Noorse en het Portugese model voor de administratieve scheiding hebben overeenkomsten, maar zeker ook verschillen. In de volgende paragraaf wordt bekeken welke elementen in Nederland overgenomen kunnen worden om tot meer zelfregulering binnen het echtscheidingsrecht te komen.
§ 5.3 Lessons to be learned? Uit de analyse van de administratieve echtscheidingsmogelijkheden in Europa is naar voren gekomen dat er diverse landen zijn waarbij administratief scheiden mogelijk is. Alle genoemde landen hebben een eigen systeem. Globaal kan er een onderscheid worden gemaakt tussen een Oosteuropese traditie en een Westeuropese traditie. Erkenning van een administratieve echtscheiding binnen de EU wordt geregeld in de Brussel II bis-verordening. Het is niet bijzonder ingewikkeld om aan deze vereisten te voldoen. Aan de ene kant is het Noorse model uitgediept. Een model dat in deze analyse gekwalificeerd kan worden als het model waarbij het meest aan partijen zelf wordt overgelaten. Zelfregulering speelt hier een grote Boele-Woelki en Mom 2006, p. 224. Boele-Woelki en Mom 2006, p. 224. 126 De Oliveira en Martins 2007, p. 11. 127 Boele-Woelki en Mom 2006, p. 224. 128 Boele-Woelki en Mom 2006, p. 225. 124 125
32
rol en in Noorwegen bestaat over het algemeen grote tevredenheid over de mogelijkheid om op deze manier te scheiden. Partijen hoeven niets overeen te komen alvorens zij hun verzoek tot echtscheiding bij de fylkesmann indienen. Ook is er geen echtscheidingsgrond nodig. De wetgever gaat uit van het vrijwilligheidprincipe. De procedure staat open voor in principe alle gehuwden. Om extra waarborgen voor de kinderen te creëren dienen ouders een mediationverklaring te overleggen. Dit is in principe een formaliteit. Van belang is dat partijen proberen om tot overeenstemming te komen en dit wordt in diverse stadia van de echtscheiding door de overheid gestimuleerd. Uit cijfers blijkt dat in veel gevallen ouders prima in staat zijn om zelf de gevolgen voor hun kinderen in kaart te brengen en hier afspraken over te maken. Of deze afspraken ook in het belang van de kinderen zijn is de vraag; dit wordt immers niet getoetst. Scheiden via de Noorse manier is niet per definitie snel. Voordat de echtscheiding officieel is, moet er eerst een jaar lang juridische scheiding, separatie, of een feitelijke scheiding van twee jaar hebben plaatsgevonden. Aan de andere kant is het Portugese model nader bekeken. Een model waarbij partijen in tegenstelling tot het Noorse model veel moeten regelen alvorens zij een verzoek tot echtscheiding bij de ambtenaar van de burgerlijke stand kunnen indienen. Zij moeten tevens meer regelen dan voor de huidige Nederlandse echtscheiding. Maar zij kunnen hiertoe zelf een overeenkomst opstellen en hebben hiervoor niet verplichte hulp van een advocaat nodig. De gemaakte afspraken worden aan de wettelijke vereisten getoetst door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Ook in Portugal staat de administratieve route open voor gehuwden met minderjarige kinderen. De waarborgen voor de kinderen zijn in Portugal mijns inziens beter ingekleed. Een onafhankelijke partij, het openbaar ministerie, gaat na of datgene wat partijen hebben afgesproken ook daadwerkelijk in het belang is van de kinderen. Door deze grondige toets worden de belangen van het kind daadwerkelijk gewaarborgd. De Portugese administratieve echtscheiding moet door andere EU-landen worden erkend aangezien het aan de eisen van de eerder genoemde verordening voldoet. Uit beide systemen zou de Nederlandse wetgever elementen kunnen halen en die gebruiken om een Nederlandse administratieve echtscheiding vorm te geven. In het bijzonder zijn dat de (verplichte) mediation uit het Noorse model, en dan met name de stimulatie vanuit de overheid om er samen uit te komen, de inschakeling van een onafhankelijke instantie voor het waarborgen van de belangen van minderjarigen en de inzet van de ambtenaar van de burgerlijke stand uit het Portugese model. In het volgende hoofdstuk worden die elementen nader toegelicht.
Hoofdstuk 6 Een Nederlandse administratieve scheiding In dit hoofdstuk worden de hiervoor genoemde elementen van (verplichte) mediation, de inschakeling van een onafhankelijke partij ter waarborging van de belangen van minderjarige kinderen en de inzet van de ambtenaar van de burgerlijke stand naar Nederland vertaald. Gekeken wordt hoe de vertaalslag kan worden gemaakt en of Nederland met die aanpassingen klaar is voor een administratieve echtscheiding. Vervolgens 33
worden de verdere vereisten en kenmerken voor een Nederlandse Administratieve echtscheiding in kaart gebracht.
§ 6.1 Mediation bij de scheiding in Nederland In het vorige hoofdstuk is toegelicht hoe de Noorse regering partijen stimuleert door middel van subsidies samen tot overeenstemming te komen over bijvoorbeeld de kinderen tijdens of na een scheiding. Onder begeleiding van een ervaren mediator proberen partijen zelf tot een oplossing voor hun probleem te komen. In plaats van elkaar tegen te werken, worden ze gestimuleerd om samen te werken. Ook in Nederland bestaat ervaring met mediation of scheidingsbemiddeling. § 6.1.1 De veel belovende experimenten In Nederland zijn experimenten gehouden met scheidingsbemiddeling en in de wetenschappelijke discussie wordt mediation vaak aangehaald als een mogelijke oplossing om vechtscheidingen helpen te voorkomen.129 Chin-A-Fat heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar scheidingsbemiddeling in Nederland. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat ruim 78% van de mensen tevreden was over de procedure van de scheidingsbemiddeling, waarvan 42% zelfs zeer tevreden.130 Bovendien was ruim 75% tevreden over de uitkomsten van de bemiddeling, waarvan 35% zeer tevreden.131 Naast de tevredenheid over de procedure en de gemaakte afspraken is het ook van belang om te weten of de gemaakte afspraken duurzaam zijn. Zijn ze dat niet, dan verliest bemiddeling immers haar waarde aangezien er dan veel tijd en energie wordt gestoken in iets dat uiteindelijk niet werkt. Een jaar na het onderzoek zijn de deelnemende personen opnieuw benaderd en een ruime meerderheid van 66% geeft te kennen dat ze nog steeds tevreden zijn over de gemaakte afspraken van toen. Bij sommigen zijn de afspraken enigszins veranderd omdat de uitvoerbaarheid moeilijker was dan verwacht, maar ruim 60% van de respondenten geeft aan de afspraken nog steeds zoals destijds afgesproken uit te voeren.132 Ook in Nederland worden partijen gestimuleerd om samen tot een oplossing te komen. In Nederland loopt het project mediation naast rechtspraak. Dit is een vorm van gesubsidieerde scheidingsbemiddeling die opgestart wordt tijdens de procedure voor de rechter om te kijken of partijen niet alsnog samen een oplossing kunnen vinden. De eerste 2,5 uur mediaton worden door de overheid gesubsidieerd, daarna komen de kosten voor rekening van partijen.133 Anders dan in Noorwegen hoeven mensen dit niet terug te betalen als er geen uitkomst is gekomen. Door die subsidie aan voorwaarden te laten voldoen zoals bijvoorbeeld in Noorwegen, zullen alleen die mensen die echt samen een oplossing willen bereiken mediation gaan gebruiken. Anders kost het immers alleen maar extra tijd en geld voor partijen.
129
Zo pleiten o.a. Chin-A-Fat, De Hoog en De Jongh, Hoefnagels voor mediation bij het voorkomen van vechtscheidingen. Chin-A-Fat bespreekt dit in haar proefschrift grondig (Chin-A-Fat 2004). 130 Chin-A-Fat 2004, p. 105. 131 Chin-A-Fat 2004, p. 106. 132 Chin-A-Fat en Steketee 2001, p. 131. 133 www.rechtspraak.nl, mediation naast rechtspraak.
34
Scheidingsbemiddeling kan zeker bijdragen aan een meer zelfregulerend scheidingsrecht. De vraag is vervolgens hoe dit optimaal kan worden ingekleed in Nederland, welke in de volgende paragraaf verder uitgewerkt wordt § 6.1.2 Vrijwillig, verplicht, of vrijwillig verplichte mediation? In het Noorse model is zoals toegelicht mediation verplicht voor ouders met kinderen. Zij dienen in ieder geval geprobeerd te hebben om samen hun verantwoordelijkheid ten aanzien van hun kinderen te nemen en goede afspraken met betrekking tot de opvoeding en verzorging te maken. Hoewel de mediation verplicht is, wordt er ook een verklaring van mediation afgegeven wanneer partijen na twee keer oproepen niet zijn op komen dagen. Het verplichtende karakter wordt daardoor al enorm afgezwakt. Het uitgangspunt van mediation is in principe vrijwilligheid. Bovendien werkt mediation ook alleen goed als partijen zich willen inzetten voor een goede uitkomst.134 Hoewel het Noorse model een verplichtend karakter lijkt te hebben, staat de vrijwilligheid uiteindelijk wel voorop. De Noorse regering probeert partijen te stimuleren middels subsidie. Als het geen zin heeft om verder te gaan met mediation, mogen partijen ook stoppen. Een geslaagde mediation is uiteindelijk niet een voorwaarde voor de echtscheiding. Anders dan in Noorwegen moeten scheidende ouders in Nederland een ouderschapsplan overleggen. Dit is een element dat ook bij de eventuele administratieve scheiding behouden dient te blijven. De redenen hiervoor zijn met name in hoofdstuk 2 en 3 nader toegelicht. Mediation voor mensen die minderjarige kinderen hebben, is mijns inziens dan ook nuttig. De overheid moet dit mijns inziens stimuleren, maar niet verplicht stellen. De ouders zijn immers al verplicht om een overeenkomst te sluiten over de zorg en opvoeding van de kinderen. De rol van de mediator kan wel belangrijk zijn. De mediator bemiddelt en geeft partijen advies. Voor mensen zonder minderjarige kinderen kan mediation eveneens nuttig zijn om zelf hun scheiding vorm te geven. Ook voor hen dient mediation of scheidingsbemiddeling te worden gestimuleerd. Scheidingsbemiddeling of mediation is een hulpmiddel om mensen te helpen zelf en zorgvuldig te scheiden. Als mensen het al eens zijn of als zij het niet eens willen worden heeft mediation geen nut en is het een verspilling van tijd en middelen. De overheid dient het te stimuleren, niet te verplichten. De overheid zou de subsidiëring van mediation naast de rechtspraak door kunnen trekken naar de administratieve scheiding en zodoende partijen kunnen stimuleren om de gevolgen goed te regelen. Mediation tijdens een administratieve scheiding is mijns inziens anders dan het project mediation naast rechtspraak. Partijen bevinden zich niet in een conflictsituatie die zij voor de rechter willen uitvechten. Komen partijen eruit dan hebben zij goede afspraken gemaakt en verschijnen zij überhaupt niet voor de rechter. Dit scheelt de rechterlijke macht tijd en energie. Daarom zou de voorwaarde om de subsidiëring alleen dan toe te kennen als er daadwerkelijk een oplossing komt – in navolging van het Noorse model - hier ook ingesteld kunnen worden. Als mensen mediation gaan volgen doen zij dat in het geval er een voorwaarde aan wordt gesteld ook daadwerkelijk met de bedoeling om er samen uit te komen. Gooien ze er met de pet naar en bereiken ze geen consensus, dan 134
vFAS 2007, p. 8.
35
moeten zij alsnog betalen. Het volgen van mediation is dan een wel overwogen en gemotiveerde keuze van partijen. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op hoe de extra waarborg voor gehuwden met minderjarige kinderen in Nederland vormgegeven kan worden.
§ 6.2 Extra waarborg voor de minderjarige kinderen § 6.2.1 De noodzakelijkheid van een extra waarborg In de vorige hoofdstukken is het belang van de kinderen meerdere malen naar voren gekomen. Duidelijk is geworden dat zij vaak de dupe van de scheiding worden en op latere leeftijd zelf problemen of trauma‟s kunnen hebben naar aanleiding van een vervelende scheiding van hun ouders, maar zeker ook omdat hun levens ingrijpend zullen veranderen. In hoofdstuk 5 is bovendien duidelijk geworden dat bijna alle landen waar administratief scheiden mogelijk is, de belangen van de kinderen zwaar wegen. Niet alle landen hebben de belangen even grondig gewaarborgd, maar Portugal heeft dit mijns inziens op een goede manier vorm gegeven. Het Portugese model heeft zoals gezegd een extra waarborg voor de belangen van minderjarige kinderen door middel van de toetsing van de door de ouders gemaakte afspraken door het Openbaar Ministerie. Heeft het Openbaar Ministerie de afspraken geaccordeerd, dan kan de ambtenaar van de burgerlijke stand de scheiding met een akte in de daarvoor bestemde registers inschrijven, mits tevens aan de overige vereisten is voldaan. Deze instantie beoordeelt de afspraken onafhankelijk en objectief. Zijn de afspraken niet goed, dan moeten de ouders de afspraken herzien. Hoe de afspraken tot stand komen moeten de ouders zelf regelen. Dit is mijns inziens een effectieve en snelle manier om deze toets in te kleden en uit te voeren en zou ook in Nederland kunnen worden ingevoerd. In de volgende paragraaf zal uiteen worden gezet door welke instantie dit het beste kan worden vorm gegeven. § 6.2.2 De Raad voor de kinderbescherming De toetsing van de gemaakte afspraken in het ouderschapsplan kan in Nederland in plaats van door het Openbaar Ministerie worden uitgevoerd door de Raad voor de kinderbescherming (de Raad). “De Raad heeft als wettelijk vastgelegde taak op te komen voor minderjarige kinderen van wie het recht op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling en uitgroei naar zelfstandigheid ernstig wordt bedreigd” aldus Vlaardingerbroek.135 De Raad wordt momenteel alleen bij echtscheidingszaken betrokken indien ouders niet tot fatsoenlijke afspraken kunnen komen betreffende de kinderen. De rechter kan de Raad in die gevallen om advies vragen. Naar aanleiding van een onderzoek zal de Raad een advies aan de rechter uitbrengen over bijvoorbeeld omgang en gezag. De rechter zal naar aanleiding van dat advies en datgene dat hem tijdens de zitting duidelijk is geworden
135
Vlaardingerbroek e.a. 2008, p. 329.
36
oordelen.136 Naast de adviserende rol heeft de Raad een inlichtende, toezichthoudende, uitvoerende en bemiddelende rol in het jeugdrecht.137 De raad heeft ruime ervaring met echtscheidingen en de gevolgen daarvan voor jeugdigen. Vandaar ook dat mijns inziens een toetsing van de afspraken zoals die door de ouders bij een scheiding in een ouderschapsplan moeten worden opgenomen het best door de Raad kan worden uitgevoerd. Een bijkomend voordeel is bovendien dat mocht een scheidingsproces de verkeerde kant op dreigen te gaan, de Raad gelijk in kan springen om verder voor de belangen van de kinderen op te komen.
§ 6.3 Overige vereisten aan een verzoek tot administratieve echtscheiding Om zonder rechtelijke tussenkomst te scheiden, dienen mensen het eens te zijn over de scheiding. In de zin dat zij een gezamenlijk verzoek met wederzijds goedvinden moeten indienen. Daaruit blijkt al dat partijen samen tot inzicht zijn gekomen dat het huwelijk beëindigd dient te worden. Dit verzoek dient door beide partijen te worden ondertekend. Dit is enigszins anders dan een scheidingsverzoek dat bij de rechter ingediend moet worden. Daar moet wel een grond voor worden aangevoerd. Als partijen samen verklaren met wederzijds goedvinden te willen scheiden, dan is dat mijns inziens voldoende voor een administratieve scheiding. Een ambtenaar van de burgerlijke stand hoeft niet te toetsten waarom partijen wensen te scheiden. Zoals in de inleiding reeds uiteen is gezet wordt in dit onderzoek uitgegaan van zelfregulering waarbij de wetgever een aantal minimumeisen opstelt waarmee partijen vervolgens zelf aan de slag gaan. Het zou daarmee dan ook niet stroken als partijen tot in de puntjes de gevolgen dienen overeen te komen. Er is dan geen sprake meer van zelfregulering en partijen mogen pas scheiden als de wetgever van mening is dat ze genoeg hebben geregeld. Bovendien hoeven partijen dat naar het huidige recht ook niet en wordt het scheidingsrecht er zeker niet eenvoudiger noch sneller van. In het voorstel van Luchtenveld werden gehuwden verplicht om over alles tot in de puntjes een overeenkomst op te stellen. Mijns inziens hoeven partijen niet alles tot in de puntjes te regelen. Als zij het eens zijn over de scheiding, dan moeten zij makkelijk en snel kunnen scheiden. Voor de kinderen is een solide waarborg ingebouwd. In navolging van Moldavië is het wel goed dat partijen verklaren dat zij geen geschil hebben over de gevolgen van de scheiding. Dit als minimale waarborg voor de zwakkere partij. Een normaal volwassen persoon die getrouwd is, is mijns inziens ook voldoende bekwaam om na te gaan of hij of zij het eens is met de regeling. Ik sluit me wat dat betreft aan bij het motto van het wetsvoorstel Luchtenveld.138 Is er wel een geschil dan moet hij of zij die verklaring simpelweg niet ondertekenen en kunnen ze een scheidingsverzoek bij de rechter indienen en hem om een beslissing omtrent de nevenvoorzieningen verzoeken. Deze route blijft altijd beschikbaar voor scheidingen met een geschil. Partijen zijn vrij om advies in te winnen bij een advocaat of om gebruik te maken van gesubsidieerde mediation.
Vlaardingerbroek e.a. 2008, p. 331. Vlaardingerbroek e.a. 2008, p. 331. 138 Kamerstukken II 2004/05 29 676, nr. 6, p. 1. 136 137
37
§ 6.4 De ambtenaar van de burgerlijke stand In de literatuur wordt de vraag vaak gesteld of de rol van de notaris in het echtscheidingsprocesrecht niet uitgebreid dient te worden. De notaris zou meer bevoegdheden moeten krijgen volgens diverse auteurs.139 In dit model voor echtscheidingen waarbij mensen hun scheiding veel meer zelf kunnen vormgeven is de vraag of hier een notaris aan te pas dient te komen niet bijzonder relevant. De ambtenaar van de burgerlijke stand is hierbij de aangewezen partij, net als bij het beëindigen van geregistreerd partnerschappen, om de uiteindelijke scheiding officieel te maken. Een notaris kan, net als een advocaat, partijen bijstaan bij het regelen van de gevolgen van de scheiding of tijdens de mediation, maar dit is aan partijen zelf. De keuze voor de ambtenaar van de burgerlijke stand om de administratieve echtscheiding officieel te maken zal in dit hoofdstuk verder worden onderbouwd. In navolging van enkele genoemde Europese landen waaronder Portugal kan ook Nederland de ambtenaar van de burgerlijke stand inzetten om de echtscheiding zonder rechterlijke tussenkomst officieel te maken. Dit is zoals in hoofdstuk 4 is uitgelegd geen onbekend terrein voor deze persoon. Hoewel de ambtenaar van de burgerlijke stand momenteel meer te vergelijken is met de lijdelijke ambtenaar uit de Oosteuropese tradities, kan deze wel net als bijvoorbeeld in Portugal door de wetgever bekleed worden met de bevoegdheid om in echtscheidingszaken te beslissen. De uitgebreide toets van het ouderschapsplan ligt in dit voorstel niet bij de rechter of de ambtenaar van de burgerlijke stand, maar bij de Raad voor de kinderbescherming. Dit is ook de enige overeenkomst die gehuwden verplicht dienen op te stellen om een verzoek tot echtscheiding bij de ambtenaar van de burgerlijke stand in te kunnen dienen. Omdat er alleen een marginale toetsing wordt gedaan, die in het momenteel geldende recht ook vaak door bijvoorbeeld de griffier wordt gedaan, hoeft de ambtenaar van de burgerlijke stand niet dezelfde zware eisen te voldoen als een rechter. Om de gewone ambtenaar van de burgerlijke stand bevoegd te maken om constitutieve beslissingen te nemen, dient hij of zij aan een aantal voorwaarden te voldoen en over competenties beschikken die met het volgen van cursussen te behalen zijn. Door de ambtenaar van de burgerlijke stand bevoegd te maken om beslissingen inzake echtscheidingen te nemen, voldoet deze vorm van scheiden aan de Brussel II bis-verordening en zal in andere EU landen worden erkend. De voordelen van de administratieve echtscheiding door de ambtenaar van de burgerlijke stand is dat mensen niet naar de rechter hoeven en dus niet het idee hebben dat zij „veroordeeld‟ worden. Bovendien wordt de rechterlijke macht enorm ontlast indien net als in Noorwegen en Portugal 90% van het aantal scheidingen niet meer via de rechter verloopt. Dit scheelt al gauw 30.000 zaken per jaar. Hierdoor kan tevens flink in de kosten worden bespaard. Een ander voordeel is dat mensen zelf moeten nadenken over de gevolgen van de scheiding en eventueel een ouderschapsplan moeten opstellen om te kunnen scheiden. Er bestaat zoals gezegd een
139
Luijten en Meijer 2008, p. 695. Als ook Nuytink 2008, p 1-3. Overigens is er intussen een wetsvoorstel, ingediend door Hirsch Ballin die het de notaris mogelijk maakt om namens een echtpaar een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding bij de rechter in te dienen. Zie hiervoor ook: Kamerstukken II 2008/09, 31 714, nr. 1-4.
38
duidelijke maatschappelijke behoefte om „zelf„ te kunnen scheiden en daarin kan middels deze vorm van administratieve scheiding worden voorzien. Het aanwijzen van de ambtenaar van de burgerlijke stand als instantie om de echtscheiding officieel te maken is voor de burger mijns inziens helder en overzichtelijk. Alle veranderingen ten aanzien van de burgerlijke stand worden immers bij de gemeente officieel aangegeven en geregistreerd. De geboorte, de dood, het huwelijk, dus waarom dan ook niet de scheiding? De stap naar de ambtenaar van de burgerlijke stand is daarnaast laagdrempeliger dan de stap naar de rechter. Er hoeft aan minder procestechnische formaliteiten te worden gedaan en de procedure is daardoor simpeler. Bovendien kan het vaak in de eigen woonplaats, doorgaans op een moment dat je zelf kiest als paar zonder dat daar diverse mensen voor hoeven te worden opgetrommeld. De kosten kunnen daardoor ook laag blijven. Veranderingen in de burgerlijke stand die in principe aan het loket kunnen worden doorgevoerd kosten vaak weinig tot geen geld in tegenstelling tot de griffiekosten of de kosten van een advocaat of notaris.140 De ambtenaar van de burgerlijke stand is sinds de invoering van het geregistreerd partnerschap bovendien al bekend met het ontbinden van officiële relaties. Aangezien er geen noemenswaardige verschillen zijn tussen de het geregistreerd partnerschap en het huwelijk die een onderscheid in de vorm van ontbinding rechtvaardigen, en de belangen van minderjarige kinderen op een solide manier worden gewaarborgd, blijven er mijns inziens geen argumenten over om het huwelijk niet ook door de ambtenaar van de burgerlijke stand te kunnen laten ontbinden.
§ 6.5 De grond en overige gevolgen van de scheiding In bijna alle Europese landen waar administratief scheiden mogelijk is, gebeurt dit op basis van wederzijds goedvinden. Is dit niet het geval, dan kunnen mensen niet administratief scheiden en staat de weg langs de rechter open. Dit zou ook in Nederland het geval moeten zijn bij een administratieve scheiding. Wanneer partijen met wederzijds goedvinden scheiden, geeft dit al aan dat dit in overleg gaat. In de Europese landen is er een verschil in de vereisten die gesteld worden aan een administratieve scheiding. In Noorwegen zijn de gevolgen van de scheiding losgekoppeld van de echtscheiding. Om administratief te kunnen scheiden, hoeven echtgenoten dus niets overeen te komen. Zoals in paragraaf 4.2.2 is uitgelegd dienen scheidende echtgenoten in Portugal overeenstemming te bereiken over diverse zaken alvorens zij een echtscheidingsverzoek kunnen indienen. In Nederland hoeven echtparen, mits zij minderjarige kinderen hebben, momenteel alleen verplicht een ouderschapsplan te overleggen. Over de gevolgen hoeven zij het niet eens te zijn bij het verzoek tot echtscheiding. In het licht van zelfregulering is dit ook niet nodig. De wetgever geeft immers een aantal minimumvoorwaarden die hij belangrijk vindt, zoals de bescherming van de minderjarige kinderen, en laat de rest over aan partijen. In veel gevallen zijn mensen het immers al eens en regelen zij dit onderling. Een administratieve echtscheiding hoeft daarom niet meer eisen te stellen aan een echtscheidingsverzoek dan nu het geval is. Wel is het mijns inziens goed om partijen te laten verklaren dat zij daar geen geschil over hebben zoals 140
Dit is uiteraard afhankelijk van de betreffende gemeente, maar in veel gemeenten kan zelfs trouwen op maandagochtend bijvoorbeeld bijna of geheel kosteloos zijn.
39
in Moldavië verplicht is. Daarmee laten partijen zien dat ze het zelf hebben geregeld of in ieder geval dat zij daarover geen geschil hebben. Hebben zij dat wel, dan moeten ze naar de rechter voor de echtscheiding. Willen zij meer regelen en een echtscheidingsconvenant opstellen dan is dit uiteraard toegestaan. Bij een eventueel geschil kan dit worden voorgelegd aan de rechter die het aan de hand van de Halviltex-criteria zal toetsen.141 Krijgen partijen uiteindelijk toch een conflict over de nevenvoorzieningen, dan kunnen ze altijd nog naar de rechter om het geschil te beslechten. Partijen zijn dan wel al officieel gescheiden.
§ 6.6 Nederlandse administratieve echtscheiding in schematische weergave In de voorgaande paragrafen is ingegaan op een mogelijk model voor een Nederlandse administratieve echtscheiding. Belangrijk is dat echtparen met en zonder kinderen die geen geschil hebben, het verzoek doen met wederzijds goedvinden, dat er voor de belangen van minderjarige kinderen een stevige waarborg is ingebouwd en dat de administratieve scheiding in Europa wordt erkend. De weg via de rechter blijft open voor de paren waarbij er een geschil bestaat of waarbij het verzoek niet met wederzijds goedvinden wordt ingediend. Zo ontstaat er met de invoering geen strijd met artikel 6 EVRM. Verder is van belang dat mediation wordt gestimuleerd door de overheid. Mediation moet mijns inziens niet verplicht worden gesteld, maar kan zeker bijdragen aan het terugdringen van het aantal vechtscheidingen. Op de volgende pagina is het nieuwe echtscheidingsmodel schematisch weergegeven.
141
Heida 2006 a, p. 149.
40
model 1 Schematische weergave Nederlandse Administratieve Scheiding Gehuwden zonder kinderen
Gehuwden met kinderen
Mediation
Ouderschapsplan Verzoek tot echtscheiding -
-
-
Huwelijks akte Ondertekend verzoek tot echtscheiding op wederzijds goedvinden Verklaring geen geschil over de gevolgen van de scheiding
Wijze van verdeling opvoeding- en zorgtaken Omgang Kosten
Raad voor de kinderbescherming Uitgebreide toetsing en accorderen ouderschapsplan
Verzoek tot echtscheiding -
-
Huwelijks akte Ondertekend verzoek tot echtscheiding op wederzijds goedvinden Geaccordeerd ouderschapsplan Verklaring geen geschil over de gevolgen van de scheiding
Ambtenaar van de burgerlijke stand -
Marginale toetsing verzoekschrift Beslissing en intekening in het register middels akte
Officiële en in Europa erkende administratieve echtscheiding
41
Hoofdstuk 7 conclusies en aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies van het onderzoek weergegeven waarna aanbevelingen aan de wetgever worden gedaan ten einde het Nederlandse echtscheidingsrecht te veranderen en een administratieve echtscheiding mogelijk te maken.
§ 7.1 Conclusies In dit onderzoek is het Nederlandse echtscheidingsrecht besproken en de rol die zelfregulering daarbij kan spelen. Allereerst is een blik in het verleden geworpen om de totstandkoming van het echtscheidingsrecht helder in beeld te krijgen. Gebleken is dat het steeds makkelijker werd om te scheiden. Waar het in de middeleeuwen bijna niet mogelijk was om van elkaar te scheiden onder meer door de invloed van de kerkelijke rechter, is het in de 20ste eeuw steeds makkelijker geworden. Men hoeft het in Nederland niet eens te zijn over de gevolgen en men kan gezamenlijk een verzoek indienen bij de rechtbank. Tevens is gebleken dat mensen graag zelf de echtscheiding snel en efficiënt zonder rechterlijke tussenkomst willen regelen. Dit blijkt uit het aantal flitsscheidingen dat in de afgelopen jaren is gedaan. Er kleefde wel een aantal nadelen aan de flitsscheiding, bijvoorbeeld het ontbreken van erkenning in andere landen. De afgelopen jaren zijn er twee wetsvoorstellen gedaan om het echtscheidingsrecht te hervormen. Het doel van het initiatief-wetsvoorstel van Luchenveld was het scheiden meer bij de echtegenoten te laten en te voorzien in de bovengeschetste maatschappelijke behoefte. Luchtenveld stelde een administratieve scheiding voor die in eerste instantie openstond voor ieder echtpaar. De flitsscheiding zou worden afgeschaft en ouders moesten een ouderschapsplan opstellen. Ook over de overige gevolgen moesten de echtgenoten het geheel eens zijn. Na een aantal aanpassingen, waaronder het alleen openstellen van deze route voor paren zonder minderjarige kinderen, stemde de Tweede Kamer in met het voorstel. Het voorstel strandde echter in de Eerste Kamer. In de tussentijd had minister Donner een tegenvoorstel gedaan. Hij voerde eveneens het ouderschapsplan in, schafte de flitsscheiding af, maar voorzag niet in een administratieve scheiding. Dit voorstel is op 1 maart 2009 wet geworden. Er is weinig concreets veranderd, behalve de verplichting van het overleggen van een ouderschapsplan. Over dit onderwerp is in de literatuur veel gediscussieerd. Er waren voor- en tegenstanders, met uiteenlopende argumenten. Om een goed beeld te krijgen van de gevolgen van een scheiding is een uitstapje naar de psychologie gemaakt. Gekeken is hoe echtgenoten en hun eventuele kinderen een scheiding beleven. Hieruit blijkt dat vooral de kinderen zwaar gebukt kunnen gaan onder de scheiding van hun ouders. Bij een goede zorgvuldige scheiding waar zij enigszins betrokken zijn kunnen zij veel baat hebben en vechtscheidingen dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden. 42
Naast het huwelijk kent Nederland het geregistreerd partnerschap dat is ingevoerd om mensen van gelijk geslacht de mogelijkheid te bieden om de relatie officieel te maken. Inmiddels is het huwelijk eveneens opengesteld voor dergelijke paren. Grote verschillen tussen beide rechtsfiguren zijn er in principe niet, behalve bij afstammingsrechtelijke kwesties en in de manier waarop partijen hun relatie kunnen ontbinden. Geregistreerd partners kunnen dat doen via de ambtenaar van de burgerlijke stand terwijl gehuwden daarvoor naar de rechter dienen te gaan. Dit onderscheid is eigenlijk niet meer te rechtvaardigen omdat de gevolgen van het huwelijk en het geregistreerd partnerschap in principe gelijk zijn en ook geregistreerd partners met minderjarige kinderen langs de rechter dienen te gaan. Verder is gekeken naar administratieve scheidingen in Europa. Er zijn diverse landen waar scheiden niet via de rechter, maar administratief gebeurt. Ieder land heeft een eigen systeem. Globaal zijn een Oosteuropese en een Westeuropese traditie te ontwaren. De administratieve scheiding voldoet vrij snel aan de eisen die de Brussel II bis-verordening stelt. Erkenning in Europa hoeft dan ook zeker geen probleem te vormen bij de invoering van een administratieve echtscheiding. Er is ingezoomd op Noorwegen en Portugal. Het Noorse systeem stelt vrij weinig eisen. Administratief scheiden is daar zonder grond mogelijk, zonder stevige waarborg voor minderjarige kinderen en zonder overeenkomst over de gevolgen van de scheiding. Zelfs op eenzijdig verzoek kan de administratieve route bewandeld worden. Zelfregulering komt in Noorwegen goed tot uitging. In Portugal zijn de eisen daarentegen strenger. Partijen moeten zelf overeenstemming over tal van zaken bereiken en zij moeten door het OM geaccordeerd ouderschapsplan overleggen voordat het verzoek bij de ambtenaar van de burgerlijke stand kan worden ingediend. Aan de hand van de rechtsvergelijking is een aantal elementen uit het Noorse en met name uit het Portugese systeem vertaald naar de Nederlandse rechtspraktijk. Uit het Noorse systeem dient de stimulering en subsidiëring van mediation gehaald te worden. Uit onderzoek blijkt dat mediation daadwerkelijk kan helpen een scheiding goed te laten voorlopen en partijen ervaren dit zoals gezegd in een groot gedeelte van de gevallen als prettig en goed. Uit het Portugese systeem kan de extra waarborg voor minderjarige kinderen overgenomen worden. De toets van het ouderschapsplan die in Portugal uitgevoerd wordt door het OM, kan in Nederland beter door de Raad voor de Kinderbescherming gedaan worden. Deze instantie heeft ruime ervaring met echtscheidingen en kan goed op eventuele problemen inspelen. Verder kan de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de hand van het Portugese model bevoegd worden gemaakt om uitspraken te doen inzake echtscheidingen. Beargumenteerd is dat hij door de ontbinding van het geregistreerd partnerschap al bekend is met het beëindigen van relaties, het laagdrempeliger is voor partijen omdat zij het grotendeels zelf kunnen regelen, de procedure simpeler is omdat er aan minder procestechnische formaliteiten voldaan hoeft te worden, en het minder geld kan kosten omdat er niet allerlei partijen hoeven te worden opgeroepen.
43
De ambtenaar van de burgerlijke stand zal een marginale toets uitvoeren en niet slechts de wilsverklaring van de echtgenoten noteren. Na de toetsing zal hij een beslissing nemen en de echtscheiding inschrijven in de daarvoor bestemde registers. Door de ambtenaar bevoegd te maken en hem de toets te laten uitvoeren, voldoet de scheiding aan de Brussel II bis-verordening en dienen andere EU landen waarvoor de verordening geldt de administratieve echtscheiding te erkennen. Door de invoering van de administratieve scheiding hoeven mensen niet meer naar de rechter om te scheiden. Indien zij geen geschil hebben, kunnen zij het meeste zelf regelen. De wetgever stelt een aantal minimale vereisten zoals het ouderschapsplan aan het echtscheidingsverzoek. Verder moeten de echtgenoten twee verklaringen ondertekenen. Daarmee geven zij aan met wederzijds goedvinden te willen scheiden en geen geschil te hebben met betrekking tot de gevolgen. Ondertekenen zij dit niet, dan is er een geschil en kunnen zij de rechter verzoeken om een beslissing. Willen zij de gevolgen van hun scheiding meenemen in de scheiding, dan kan dit middels een echtscheidingsconvenant zoals dat nu ook gebruikt wordt. Met de invoering van dit systeem kunnen mensen die willen scheiden veel zelf regelen. Zij zijn niet gehouden om hoge kosten te maken voor het inhuren van advocaten. Mediation kan hen helpen om tot een goed resultaat te komen waar alle partijen goed mee kunnen leven als zij dit zelf niet kunnen bereiken. Voor mensen die wel een geschil hebben staat deze route niet open. „Zelf‟ scheiden zonder rechterlijke tussenkomst is mogelijk in Nederland. Er hoeft niet een uitgebreid contract te worden opgesteld, partijen zijn hier vrij in. De enige aspecten die verplicht zijn, zijn een ondertekend verzoek met wederzijds goedvinden, een verklaring van geen geschil met betrekking tot de gevolgen en eventueel een door de Raad van de Kinderbescherming geaccordeerd ouderschapsplan. De ambtenaar van de burgerlijke stand wordt bevoegd om te beslissen over de echtscheiding en schrijft de beslissing door middel van een akte in de registers. De wetgever dient een aantal aanpassingen te maken ten einde dit model in Nederland in te kunnen voeren. In de volgende paragraaf zal dit uiteen worden gezet.
§ 7.2 Aanbevelingen aan de wetgever Uit bovenstaande analyse van de mogelijkheid om mensen meer zelf te kunnen laten scheiden door middel van de administratieve komt naar voren dat er door de Wetgever nog wel het nodige dient te worden aangepast in het Nederlandse systeem om een en ander ook daadwerkelijk mogelijk te maken. Voor onderstaande aanbevelingen is gekozen omdat hiermee de weg naar een administratieve echtscheiding mijns inziens open komt. Het zijn essentiële aanpassingen die niet bijzonder ingewikkeld zijn, maar wel tijd en geld kosten. Daar staat tegenover dat er enorm op tijd en geld kan worden bespaart bij de rechterlijke macht. Deze aanbevelingen worden puntsgewijs toegelicht.
44
1. De grond van wederzijds goedvinden. Nederland kent momenteel alleen de duurzame ontwrichting als wettelijke grond voor echtscheidingen. Partijen moeten min of meer duidelijk maken dat het huwelijk duurzaam is ontwricht alvorens de rechter de echtscheiding kan uitspreken. Voor de invoering van de administratieve echtscheiding is het noodzakelijk om daar de grond van wederzijds goedvinden aan toe te voegen. Partijen geven zelf aan niet meer getrouwd te willen zijn. Zij ondertekenen deze verklaring samen met de verklaring dat er geen geschil is over de gevolgen van de scheiding en gaan hiermee naar de ambtenaar van de burgerlijke stand. De rechter komt er niet aan te pas en er vindt slechts een marginale toetsing plaats. De ambtenaar van de burgerlijke stand hoeft niet te toetsen waarom partijen willen scheiden en of hun huwelijk echt niet meer verder kan. Dat is niet zijn taak. Daarom dient deze grond te worden toegevoegd. Wordt de grond niet toegevoegd dan moeten partijen alsnog aangeven waarom hun huwelijk duurzaam is ontwricht en dat is in het kader van zelfregulering door middel van de administratieve scheiding niet op zijn plaats. Deze grond geldt alleen voor de administratieve route. 1. De bevoegdheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand In het voorgestelde model krijgt de ambtenaar van de burgerlijke stand meer bevoegdheid dan nu het geval is. Voor deze invulling is gekozen omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand reeds ervaring heeft met het sluiten van huwelijken, maar ook met het beëindigen van geregistreerd partnerschappen. Daarnaast heeft elke gemeente dergelijke personen in dienst heeft en kunnen partijen dichtbij huis, laagdrempelig en voor weinig of geen geld scheiden. Hij gaat het verzoek marginaal toetsen en hij dient zijn beslissing door middel van een akte in te schrijven in de registers. Hij hoeft niet te toetsen of het eventuele ouderschapsplan voldoende is, dat doet de Raad voor de kinderbescherming immers al. Hij hoeft alleen te toetsen of de Raad akkoord is. Voor de besproken bevoegdheidstoekenning is een herinrichting nodig. Elke gemeente dient minimaal een ambtenaar van de burgerlijke stand in dienst te hebben die over de juiste competenties beschikt. Deze competenties zijn – indien niet reeds aanwezig– middels cursussen of door opleiding te behalen. De bevoegdheid dient zo te worden vorm gegeven dat de uiteindelijke echtscheiding erkend wordt in Europa 2. Solide waarborg voor minderjarige kinderen Ouders dienen een door de Raad voor de Kinderbescherming geaccordeerd ouderschapsplan te overleggen. Door de instelling van deze toets worden de belangen van de kinderen op een stevige manier gewaarborgd door een daartoe uitgeruste onafhankelijke partij. Dit betekent een uitbereiding van het takenpakket van de Raad die de wetgever dient te faciliteren. 3. Stimulering en subsidiëring mediation De wetgever zal voor alle paren die willen scheiden mediation dienen te stimuleren omdat uit onderzoek is gebleken dat dit zeer effectief werkt bij het voorkomen van vechtscheidingen. En aangezien uit onderzoek is gebleken dat vooral kinderen de dupe zijn van een vechtscheiding, is het voorkomen van (onnodig) leed bij kinderen deze investering waard. Als net zoals in Portugal en Noorwegen het aantal 45
rechterlijke scheidingen tot 90% daalt, staat tegenover deze investering een substantiële kostenbesparing bij de rechterlijke macht. Door middel van voorlichting en subsidiëring kan de overheid daar een actieve rol in spelen om mensen te bewegen in (meer) harmonie te gaan scheiden. Indien de wetgever deze aanbevelingen doorvoert ontstaat er in Nederland een zeer goede mogelijkheid voor mensen om hun echtscheiding (procedureel) meer zelf vorm en invulling te geven. Voor de officiële en erkende echtscheiding hoeven ze niet meer langs de rechter, mits ze aan de gestelde voorwaarden voldoen. Partijen kunnen snel, relatief goedkoop, en dichtbij huis scheiden. Door de mate van zelfregulering wordt er bovendien gestimuleerd zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de scheiding en het welzijn van de eventuele minderjarige kinderen.
46
Literatuurlijst Literatuur Antokolskaia 2005 M.V. Antokolskaia, „De voorstellen tot hervorming van het echtscheidingsrecht: naar de vorm modern, maar naar de inhoud een stap terug‟, WPNR, ‟s-Gravenhage: Koninklijke Vermande 2005. Antokolskaia 2006 M.V. Antokolskaia, „Administratieve echtscheiding vanuit nationaal en internationaal perspectief‟, in: M.V. Antokolskaia (red.), Herziening van het echtscheidingsrecht, Administratieve echtscheiding, mediation, voortgezet ouderschap, Amsterdam: SWP 2006, p.32-68. Bahr 2001 S.J. Bahr, Social Science Research on family Dissolution: What it shows and ho wit might be of interest to family law reformers‟, Presentatie tijdens de conferentie: „The ALI family Dissolution Principles: Blueprint to strengthen or to Deconstruct American families? J. Reuben Clark Law School, Brigham Young University, Provo, Utah, USA, Februari 2001. Boele-Woelki e.a. 2003 K. Boele-Woelki, B. Braat en I. Sumner, European family law in action, volume 1: Grounds for Divorce, Antwerpen: Intersentia 2003. Boele-Woelki e.a. 2006 K. Boele-Woelki e.a., Huwelijk of geregistreerd partnerschap? Een evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap in opdracht van het Ministerie van Justitie, Utrecht 2006. (www.wodc.nl/images/1344_volledig_rapport_tcm44-59422.pdf) Boele-Woelki en Mom 2006 K. Boele-Woelki en A. Mom, „De erkenning van administratieve echtscheidingen in Europa‟, in: M.V. Antokolskaia (red.), Herziening van het echtscheidingsrecht, Administratieve echtscheiding, mediation, voortgezet ouderschap, Amsterdam: SWP 2006, p.218-247. Chin-A-Fat en Steketee 2001 B.E.S. Chin-A-Fat en M.J. Steketee, Bemiddeling in uitvoering, Evaluatie experimenten scheidings- en omgangsbemiddeling, Amsterdam: Verwey-Jonker Instituut 2001.
47
Chin-A-Fat 2004 B.E.S. Chin-A-Fat, Scheiden (ter)echter zonder rechter? Een onderzoek naar de meerwaarde van scheidingsbemiddeling, Den Haag: Sdu Uitgevers 2004. Geelhoed 1993 L.A. Geelhoed, Deregulering, herregulering en zelfregulering, Overheid en zelfregulering, een alibi voor vrijblijvendheid of een prikkel tot aktie?, Zwolle: Tjeenk Willink 1993. Giessen 2007 I. Giesen, Alternatieve regelgeving en het privaatrecht, Deventer: Kluwer 2007. Heida 2006 A. Heida, „De tijd nog niet rijp voor het wetsvoorstel Luchtenveld‟, EB 2006, p.143. Heida 2006 a A. Heida, „Uitleg van echtscheidingsconvenanten‟, EB, 2006, 56, afl. 9, p.149-153. Hoefnagels 2006 G.P. Hoefnagels, Gelukkig getrouwd, gelukkig gescheiden, bemiddeling en overeenkomst bij trouwen en scheiden, Amsterdam: Uitgeverij L.J. Veen 2006. De Hoog en de Jongh 2005 K. de Hoog en W. de Jongh, „Mediation en het ouderschapsplan‟, FJR 2005, nr. 34. Jonker 2006 M. Jonker, „Een herbezinning op de administratieve echtscheiding, Het Noorse recht als inspiratiebron‟, FJR 2006, p.310-315. Jeppesen- De Boer 2005 C.G. Jeppesen- De Boer, „Administratieve echtscheiding in Denemarken‟, FJR 2006, p. 231-235. Lenters 1993 H. Lenters, De rol van de rechter in de echtscheidingsprocedure, Arnhem; Gouda Quint 1993. Luijten en Meijer 2008, E.A.A. Luijten en W.R. Meijer, „Echtscheiding buiten de rechter om‟, NJB, 2008, p. 691-695. Lødrup en Sverdrup P. Lødrup en T. Sverdrup, „Norway Report concerning the CEFL Questionnaire on Parental Responsibilities‟. http://www.law.uu.nl/priv/cefl.
48
Ministerie van Financiën, heroverwegingsonderzoek verplichte procesvertegenwoordiging en procedurekosten, mei 1993. De Nederlandse Gorporate Governance Code 2003 Commissie Corporate Governance, De Nederlandse corporate governance code. Beginselen van deugdelijk ondernemingsbestuur en best practice bepalingen. December 2003. www.corpgov.nl De Nederlandse Reclame Code Stichting Reclame Code, De Nederlandse Reclame Code, met informatie over de werkwijze van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, Januari 2008. www.reclamecode.nl. Nuytink 2005 A. Nuytink, „Scheiden op z‟n Luchtenvelds of scheiden op z‟n Donners? Allebei! WPNR 2005, p.1046-1047. Nuytink 2008 A.Nuytink, „Daar is hij dan: de echtscheidingsnotaris!‟WPNR, editie 2008 6775 (via www.wpnr.nl, alleen toegankelijk voor abbonnees). De Oliveira 2002 G. de Oliveira, Portugal report concerning the CEFL Questionnaire on Grounds for Divorce and Maintenance Between Former Spouses‟. http://www.law.uu.nl/priv/cefl. De Oliveira en Martins 2007 De Oliveira en Martins, "Portugal Report concerning the CEFL Questionnaire on Parental Responsibilities". http://www.law.uu.nl/priv/cefl. Quispel 2006 Y. Quispel, „De wenselijkheid en de mogelijkheid van echtscheiding zonder rechterlijke tussenkomst na „de val‟van Wetsvoorstel Luchtenveld‟, FJR, 2006, p. 276-282. Sprangers en Steenbrink 2007 A. Sprangers en N. Steenbrink, „Bijna 33 duizend echtscheidingen afgehandeld in 2007‟, artikelen CBS, 2007. http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/C22113C2-A4DC-4561-9A3A-F4FE65A12580/0/2008k3b15p14art.pdf. Sverdrup 2002 T. Sverdrup, „ Norway report concerning the CEFL Questionnaire on Grounds for Divorce and Maintenance Between Former Spouses‟. http://www.law.uu.nl/priv/cefl. Theunissen 2007 J.M.H.F. Teunissen, Alternatieve regelgeving en eigen verantwoordelijkheid, Nijmegen; Wolff Legal Publishers 2007. 49
vFAS 2007 Vereniging voor Familierecht Advocaten en Scheidingsbemiddelaars, Samen uit elkaar; Scheiden zonder ruzie, kan dat? Den Haag, vFAS 2007. (http://www.verenigingfas.nl/56-Scheiden_zonder_ruzie_kan_dat.html). Vlaardingerbroek e.a. 2008 P. Vlaardingerbroek e.a., Het hedendaagse personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 2008. Waaldijk en Asland 2005 K. Waaldijk (ed) en J. Asland, MORE OR LESS TOGETHER:Levels of legal consequences of marriage, cohabitation and registered partnership for different-sex and same-sex partners. A comparative study of nine European countries, Documents de Travail 125, Ined, 2005. https://openaccess.leidenuniv.nl/dspace/bitstream/1887/12585/2/More-or-less-together00-Complete+report.pdf. Parlementaire publicaties en jurisprudentie Kamerstukken II 1993/94, 23 761, nr. 3. Kamerstukken II 1996/97, 25 407, nr. 3. Kamerstukken II 2004/05, 29 676, nr. 3. Kamerstukken II 2004/05, 29 676 nr. 6. Kamerstukken II 2004/05, 29 676, nr. 11. Kamerstukken II 2004-05, 30145, nr. 3. Bijlage advies RSJ bij Kamerstukken II 2004/05, 30 145, nr. 3. Bijlage advies Raad voor de Rechtspraak bij Kamerstukken II 2004/05, 30 145, nr. 3. Bijlage advies van de Algemene Raad van de orde van advocaten bij Kamerstukken II 2004/05, 30 145, nr. 3. Bijlage advies van de NVvR bij Kamerstukken II 2004/05, 30 145, nr. 3. Kamerstukken I 2008/09, 30 145, nr. E. Kamerstukken II 2008/09, 31 714, nr. 1-4. HR 22 juni 1883, W. 4924. HR 19 oktober 1990, NJ 1992, 129. Overige bronnen „Kabinet wil van flitsscheiding af‟, De Volkskrant, 11 maart 2005. CBS, „Minder flitsscheidingen in 2006‟, Webmagazine, 25 april 2007. www.cbs.nl.
50
Tremarapport 2008 (http://www.rechtspraak.nl/NR/rdonlyres/26BE113A-DFF9-4369-85B127F5C02D08A7/0/Tremarapportversie2008publicatieexemplaar.pdf)
51