Zaanpeiling 2008 ´Hoe doet de gemeente het, economie en welvaart, onderwijs, gezondheid en zorg ´
Gemeente Zaanstad Concernstaf Afdeling Concerncontrol Team Statistiek & Onderzoek Juli 2009
II
1
Inleiding.........................................................................................................................4
2
Hoe doet de gemeente het?.....................................................................................6
3
4
5
6
2.1
Publieke dienstverlening via balie, telefoon en internet..........................................6
2.2
Dienstverlening buiten ruimte en milieu......................................................................7
2.3
Politiek en inspraak........................................................................................................11
2.4
Communicatie vanuit de gemeente ............................................................................12
2.5
Conclusie hoe doet de gemeente het ........................................................................14
Economie en Welvaart..............................................................................................15 3.1
Welvaart...........................................................................................................................15
3.2
Betaald werkende Zaanstadters .................................................................................17
3.3
Boodschappen en winkelen..........................................................................................18
3.4
Conclusie Economie en Welvaart ................................................................................20
Sport, vrijwilligerswerk en cultuur.........................................................................21 4.1
Sport .................................................................................................................................21
4.2
Vrijwilligerswerk.............................................................................................................23
4.3
Contact en integratie.....................................................................................................23
4.4
Cultuur..............................................................................................................................24
4.5
Conclusie sport, recreatie en cultuur..........................................................................26
Onderwijs, gezondheid en zorg .............................................................................28 5.1
Onderwijs.........................................................................................................................28
5.2
Gezondheid .....................................................................................................................28
5.3
Zorg ..................................................................................................................................29
5.4
Conclusie onderwijs, gezondheid en zorg.................................................................30
Algemene gegevens .................................................................................................31
III
Samenvatting Zaanpeiling 2008 In het najaar van 2008 is de zesde Zaanpeiling gehouden. Circa 2.900 inwoners van Zaanstad van 18 jaar en ouder deden mee. Onder de allochtone inwoners van Zaanstad is een aanvullend face-tofaceonderzoek gehouden. Deze respondenten hebben mondeling ongeveer een kwart van de Zaanpeilingvragen beantwoord. De resultaten zijn gewogen naar de aspecten leeftijd, geslacht en woonwijk. Bezoek publieksbalies De helft van de ondervraagden heeft het afgelopen jaar een bezoek gebracht aan een van de loketten van de Dienst Publiek. De meesten gingen naar het Stadskantoor (41%) of naar de Bannehof (34%). Men bracht vooral een bezoek aan het Klantcontact Burgerzaken (81%). De baliebezoekers zijn het meest positief over de deskundigheid (92% is hierover positief), de klantgerichtheid van het personeel (89% positief) en de afhandelingssnelheid (86% positief). De waardering voor de openingstijden (79% positief) en de privacy aan de balie (75% positief) scoren iets lager. Bewoners geven vaker de voorkeur aan een langere openingstijd van de publieksbalie op donderdagavond dan aan een extra avondopenstelling. Telefonische en digitale dienstverlening Het gebruik van het centrale gemeentelijke telefoonnummer is toegenomen van 19% in 2007 naar 28% in 2008. Naast het gebruik, is ook de tevredenheid over de afhandeling toegenomen (van 67% in 2007 naar 74% in 2008). Het digitale loket is bij 62% van de respondenten bekend en is door 19% ook daadwerkelijk gebruikt. Zowel de bekendheid als het gebruik zijn na een continue stijging (vanaf 2004) in 2008 gedaald. De tevredenheid over de gemeentelijke website is daarentegen toegenomen (van 81% in 2007 naar 93% in 2008). Onderhoud openbare ruimte Het rapportcijfer voor het onderhoud in de buurt ligt gemiddeld in Zaanstad op 5,7 en dat in de stad als geheel op 5,9. Deze rapportcijfers zaten sinds 1998 in de lift, maar laten sinds 2007 weer een daling zien die in 2008 verder is doorgezet. Het oordeel verschilt overigens wel per wijk. Bewoners zijn wel erg tevreden over de afvalinzameling door de gemeente (83% tevreden). Een kwart van de inwoners heeft wel eens een melding over de openbare ruimte doorgegeven. Ongeveer de helft van hen was tevreden over de afhandeling van die melding. Dat is vergelijkbaar met 2007. Politiek en inspraak Respondenten hebben over het algemeen weinig vertrouwen in de lokale politiek. Vooral het aandeel bewoners dat van mening is dat het gemeentebestuur een duidelijke visie heeft op de toekomst van Zaanstad, is vergeleken met 2004 gedaald (van 24% naar 15%). Daarnaast zegt 6% van de ondervraagden vertrouwen te hebben in de gemeenteraad. Een kwart van de inwoners vindt de regels en verordening van de gemeente duidelijk. De gemeentelijke organisatie als geheel krijgt van de respondenten het rapportcijfer 6,0. Een derde van de ondervraagden vindt dat er onvoldoende inspraakmogelijkheden zijn, één op de tien bewoners laat zich positief hierover uit. Communicatie vanuit de gemeente De helft van de respondenten heeft de gemeentelijke website wel eens bezocht. Over de site zijn de gebruikers positief (83% vindt hem redelijk tot goed). Zaanstad Journaal wordt door bijna drie kwart van de ondervraagden gelezen. Onder 55-plussers is de leesdichtheid duidelijk hoger dan gemiddeld (84%). Ook hierover zijn bewoners tevreden (92% vindt dit medium redelijk tot goed). Bewoners willen vooral worden geïnformeerd over de buurt waarin ze wonen (84%) en over gemeentelijke bekendmakingen (63%). Over de voorlichting vanuit de gemeente in het algemeen laat ruim de helft van respondenten zich positief uit.
1
Welvaart Vrijwel alle respondenten beschikken over een computer en over een Internetaansluiting thuis. Circa acht op de tien respondenten zijn het afgelopen jaar één of meerdere keren op vakantie geweest. Net als voorgaande jaren kan bijna een kwart (22%) van de respondenten minder goed tot slecht rondkomen van het inkomen. Hierbij moet worden aangetekend dat de Zaanpeiling september 2008 is gehouden, dus nog voordat de merkbare gevolgen van de kredietcrisis zich aftekenden. Allochtonen hebben duidelijk meer moeite om rond te komen (43%). Van alle respondenten maakt 3% gebruik van aanvullende voorzieningen. Het gebruik is het hoogst onder respondenten met een bijstandsuitkering (56%). Over het algemeen is men hierover tevreden. Werk Bijna de helft van de respondenten werkt in Zaanstad en een kwart in Amsterdam. Van de respondenten die niet in Zaanstad werken, overweegt 41% om een baan in Zaanstad te zoeken. Boodschappen en winkelen Dagelijkse boodschappen worden vooral in de eigen wijk gekocht. Het marktbezoek is vergeleken met vorig jaar iets toegenomen (78% bezoekt (bijna) elke week de markt). Winkelen in de regio blijft daarnaast erg populair. Zo gaat twee derde van de respondenten wel eens winkelen in Amsterdam Centrum of in Alkmaar. Ook kopen via Internet neemt steeds verder toe (60%), vooral onder de hogere inkomensgroepen (82%). Sport en recreatie Ruim de helft van de Zaanstadters doet aan sport. Fitness is duidelijk het meest populair en vergeleken met 2007 sterk toegenomen (van 17% naar 23%). Van de sporters is 16% ontevreden over de sportvoorzieningen in hun wijk en 6% over de sportvoorzieningen in de stad. In de wijk missen respondenten vooral een zwemmogelijkheid of een sporthal. Als het gaat om Zaanstad als geheel dan noemen respondenten vaak een schaatsbaan. Drie kwart van de Zaanstadters bezoekt wel eens een recreatiegebied in en rondom Zaanstad. Vooral de duinen en het strand zijn populair. Cultuur De burgers geven een 6,7 als rapportcijfer voor het cultuuraanbod in Zaanstad. Filmbezoek is het meest populair onder Zaanstadters (59%), gevolgd door een popconcert (35%) of cabaret of kleinkunst (eveneens 35%). Voor de Zaanse evenementen geldt dat hoe meer mensen het evenement kennen des te hoger het aantal bezoekers. In 2008 is vooral de bekendheid van de Wereldreis door de Zaanstreek toegenomen, het bezoek aan dit evenement is echter stabiel gebleven. Het aandeel respondenten dat zelf uiting geeft aan kunstzinnige activiteiten is niet heel groot. Het meest actief zijn Zaanstadters op het gebied van tekenen, schilderen of grafisch werk of op het gebied van film, video of fotografie. Participatie en contact Bijna één derde van de ondervraagden is actief als vrijwilliger. Allochtonen zijn minder vaak actief als vrijwilliger dan autochtonen, maar zij zijn wel vaker bereid om als vrijwilliger actief te worden dan autochtonen. Circa acht op de tien ondervraagden geven aan voldoende contacten te hebben buiten werk, school of het eigen gezien om, 10% zou meer contacten willen. Twee derde van de inwoners noemt de relatie tussen allochtonen en autochtonen in Zaanstad neutraal. 17% noemt de relatie positief en 15% negatief. Allochtonen zijn iets minder negatief over de relatie met autochtonen dan andersom. Van alle inwoners vindt een kwart dat er te weinig contact is tussen allochtonen en autochtonen. Onderwijs De helft van de kinderen gaat naar een basisschool in de buurt en nog eens een derde in de eigen wijk. De kwaliteit en de ligging van de school zijn het meest bepalend bij de keuze. De kwaliteit van de basisschool wordt door 93% als voldoende tot goed beoordeeld. Over de veiligheid rond hun school zijn ouders negatiever: bijna een kwart vindt deze onvoldoende en één op de tien ouders vindt deze slecht. Vooral de verkeersonveiligheid draagt aan dat oordeel bij.
2
Bij het voortgezet onderwijs is naast de kwaliteit ook de voorkeur van het kind zelf bepalend bij de schoolkeuze. Over de veiligheid bij het voortgezet onderwijs laten beduidend meer ouders zich positief uit. Eén op de tien ouders heeft behoefte aan opvoedingsondersteuning. Allochtone ouders hebben hieraan meer dan gemiddeld behoefte (18%). Gezondheid Net als in 2007 ervaart ruim 80% de eigen gezondheid als goed tot zeer goed, 3% beoordeelt de eigen gezondheid als slecht. Allochtonen zijn hierover iets negatiever, maar het verschil tussen autochtonen en allochtonen is kleiner dan in 2007. Vooral ouderen en lagere inkomensgroepen geven vaker aan te kampen met een matige tot slechte gezondheid. Van de respondenten ondervindt 15% matige tot ernstige beperkingen in de dagelijkse bezigheden. Ouderen en allochtonen ondervinden vaker belemmeringen. Over het eigen leven is 92% van de respondenten (zeer) tevreden, 2% is ontevreden. De gezondheidssituatie lijkt hierop duidelijk van invloed. Hogere inkomens en autochtonen zijn over het algemeen positiever over het eigen leven. Zorg Van de respondenten geeft 4% aan zich niet voldoende te kunnen redden. Ouderen en allochtonen hebben hiermee meer dan gemiddeld moeite (11%). Daarnaast gaat het vooral om respondenten die ernstige lichamelijke beperkingen ervaren in het dagelijkse leven (33%). Van de thuiszorg wordt door 3% van de respondenten gebruik gemaakt. Het gaat hierbij vooral om huishoudelijke hulp. De nadruk op huishoudelijke hulp is gedaald vergeleken met 2007. Over de zorg die men krijgt is een ruime meerderheid (88%) tevreden. Van de respondenten krijgt 2% mantelzorg en is 11% zelf mantelzorger.
3
1 Inleiding
Sinds 1990 wordt in Zaanstad jaarlijks een omnibusenquête gehouden (in zowel schriftelijke en digitale vorm) onder de inwoners van 18 jaar en ouder. Het omnibusonderzoek is een grootschalig onderzoek met vragenblokken over een scala aan beleidsmatig relevante onderwerpen. De doelstelling van dit onderzoek is tweeledig. In de eerste plaats is de gemeente Zaanstad geïnteresseerd in de mening van de Zaanse burgers over de thema’s gemeentelijke dienstverlening, welvaart, sociale participatie, onderwijs, gezondheid en zorg. Dit onderzoek levert de gemeente een representatief beeld van opvattingen, ervaringen en wensen van de inwoners van Zaanstad. Een tweede reden om de Zaanpeiling te houden is dat die cijfermatige ondersteuning biedt aan de monitoring van de voortgang op de 19 programma’s van de begroting. Omdat het praktisch onmogelijk is alle inwoners van de gemeente te ondervragen, is per wijk een willekeurige steekproef uit het bevolkingsbestand getrokken: ruim 9.000 inwoners van 18 jaar en ouder ontvingen een vragenlijst per post. Maar ook werd de mogelijkheid geboden om via Internet de vragenlijst in te vullen. Iedereen die na twee weken nog niet had gereageerd ontving een herinneringsbrief. In totaal hebben bijna 3.000 inwoners de vragenlijst ingevuld en geretourneerd. Dit is een respons van 32,3%. De respons onder allochtone inwoners van Zaanstad loopt doorgaans sterk achter bij die van de overige inwoners, wat kan resulteren in een vertekening van de uitkomsten. Daarom wordt er sinds 2007 een aanvullend onderzoek gehouden onder allochtone inwoners door allochtone enquêteurs. Dat wil zeggen dat via mondelinge straatinterviews een verkorte versie van de vragenlijst is voorgelegd aan een willekeurige groep allochtone Zaanstadters. Bijna 450 allochtone Zaanstadters hebben aan dit aanvullende onderzoek meegewerkt. Hierdoor is een uitsplitsing van deze vragen naar etnische achtergrond mogelijk geworden. De betrouwbaarheid van de enquête-uitkomsten is afhankelijk van de vraag of de verdeling van de respons gelijk is aan die in de werkelijke bevolking. Het bleek dat er de respons een lichte oververtegenwoordiging bevatte van vrouwen en van mensen van middelbare leeftijd. Ook waren sommige wijken over- dan wel ondervertegenwoordigd. Om die afwijkingen tussen de respons en de populatie zoveel mogelijk te corrigeren, is in het databestand een weegfactor toegepast op de kenmerken geslacht, leeftijd en wijk. Concreet betekent dit dat de antwoorden van groepen die zijn ondervertegenwoordigd wat zwaarder meetellen en dat voor de antwoorden van de groepen die zijn oververtegenwoordigd het omgekeerde geldt, zodat we van een zo goed mogelijke schatting1 van het Zaans gemiddelde kunnen spreken. 1 Bij steekproefonderzoek is er altijd sprake van een schatting van het daadwerkelijke gemiddelde. De mate waarin het ‘werkelijke getal’ kan afwijken van de steekproefschatting (het in de uitkomsten gevonden getal) is mede afhankelijk van het aantal respondenten in de steekproef. De mogelijke afwijking wordt groter naarmate de steekproef kleiner is en/of de schatting dicht bij 50% ligt. Zie de tabel voor de afwijkingsmarges bij 95% betrouwbaarheid rondom schattingen bij verschillende steekproefgroottes. 95% betrouwbaarheid wil zeggen dat het ‘werkelijke getal’ ook buiten de marges van de tabel kan liggen. Zouden we bijvoorbeeld voor 99% betrouwbaarheid kiezen dan worden de marges groter.
Steekproefgrootte 50 100 200 400 800 1.000 3.000
5% 6,0 4,3 3,0 2,1 1,5 1,4 0,8
10% 8,3 5,9 4,2 2,9 2,1 1,9 1,1
15% 9,9 7,0 4,9 3,5 2,5 2,2 1,3
20% 11,1 7,8 5,5 3,9 2,8 2,5 1,4
25% 12,0 8,5 6,0 4,2 3,0 2,7 1,5
30% 12,7 9,0 6,4 4,5 3,2 2,8 1,6
35% 13,2 9,3 6,6 4,7 3,3 3,0 1,7
40% 13,6 9,6 6,8 4,8 3,4 3,0 1,8
45% 13,8 9,8 6,9 4,9 3,4 3,1 1,8
50% 13,9 9,8 6,9 4,9 3,5 3,1 1,8
Voorbeeld: Wanneer in dit rapport wordt gesproken over het feit dat 50% van de respondenten het eens is met een bepaalde afspraak dan zal het werkelijke percentage onder de Zaanse bevolking met 95% zekerheid tussen de 48,2% en 51,8% liggen (immers 3.000 respondenten) . Wanneer er op wijkniveau een uitspraak wordt gedaan (met hooguit 200 respondenten) dan zijn de marges rondom de schatting duidelijk groter. Als we b.v. constateren dat in wijk X 20% van de respondenten iets vindt en we hebben 200 respondenten in die wijk ondervraagd dan zal het daadwerkelijke getal met 95% zekerheid tussen de 14,5% en 25,5% liggen.
4
In de volgende hoofdstukken worden de verschillende thema’s besproken. Bij dit rapport hoort een digitale tabellenbijlage, waarin cijfermatige overzichten op wijkniveau en voor Zaanstad als totaal zijn weergegeven per hoofdstuk uit de rapportage. Deze bijlage vindt u op de website cijfers.zaanstad.nl.
5
2 Hoe doet de gemeente het? De respondenten hebben een oordeel kunnen geven over de verschillende soorten dienstverlening door de gemeente. Het gaat hierbij zowel om de publieke dienstverlening aan de balie als om die in de openbare ruimte. Daarnaast is ook gevraagd naar de mening over de relatie tussen de gemeente en de eigen wijk, de politiek en de communicatie vanuit de gemeente. 2.1 Publieke dienstverlening via balie, telefoon en internet BALIECONTACTEN
De loketten van de dienst Publiek zijn door 51% van de respondenten minstens eenmaal bezocht in het afgelopen jaar. Dit aandeel wijkt nauwelijks af van dat in 2007 (49%). Het merendeel van hen bezocht het Stadskantoor (41%) gevolgd door de Bannehof (34%) en de Padlaan2 (17%). De overige 8% bezocht de andere vestigingen van de gemeente (o.a. Gemeentearchief en Gemeentewerf). Het bezoek aan de verschillende vestigingsplaatsen wijkt vrijwel niet af van 2007. De respondenten is gevraagd om naar aanleiding van dit contact aan de balie een oordeel te geven over een aantal contactkenmerken, zie Tabel 1. Contactkenmerken balie
Deskundigheid Klantgerichtheid Afhandelingssnelheid Openingstijden Wachttijd Privacy aan de balie Tabel 1
2004 90% 88% 84% 75% 79% 72%
Positief 2006 2007 87% 91% 84% 87% 82% 85% 77% 79% 74% 76% 78% 74%
2008 92% 89% 86% 79% 77% 75%
2004 10% 12% 16% 25% 21% 28%
Negatief 2006 2007 13% 9% 16% 13% 18% 15% 23% 21% 26% 24% 23% 26%
2008 8% 11% 14% 21% 23% 25%
Het meest positief is men over de deskundigheid van de ambtenaren en het minst positief over de privacy aan de balie. Opvallend is dat men over vrijwel alle aspecten iets positiever is dan in 2007. De contactkenmerken zijn ook nog uitgesplitst naar locatie, waarbij alleen is gekeken naar locaties waar meer dan 100 respondenten geweest zijn, te weten de Bannehof, het Stadkantoor en de Padlaan. Elk van deze locaties heeft zijn plus- en minpunten. Het grootste pluspunt van de Bannehof is, net als vorig jaar, de privacy aan de balie (84% positief). Ook de wachttijden worden bij Bannehof vaker positief gewaardeerd (84% positief). De tevredenheid over de openingstijden (81%) is sinds 2007 (75%) flink toegenomen. De locatie Padlaan wordt bovengemiddeld beoordeeld als het gaat om de deskundigheid van de ambtenaren (96% positief) en de snelheid van afhandeling (91%). De privacy scoort echter laag (50%). Vorig jaar waren bezoekers nog iets positiever over de privacy (62%), maar ook toen scoorde de locatie Padlaan op dit punt duidelijk lager. Het Stadskantoor wordt op het merendeel van de punten gemiddeld beoordeeld. Alleen de klantgerichtheid van de ambtenaren wordt positiever gewaardeerd (93%) en de wachttijd juist negatiever (70%). De meeste contacten tussen respondenten en gemeente hebben plaatsgevonden met de afdeling Klantcontact Burgerzaken (81%). Met de overige afdelingen hebben burgers aanzienlijk minder vaak contact gehad3. In 2007 was het contact veel minder sterk gericht op de afdeling Burgerzaken (51%).
2
Sinds 1 januari 2009 kent de ‘Secretarie Noord’ aan de Padlaan 12 in Krommenie een beperkte openstelling.
3
Zoals met de afdeling Klantcontact Vergunningen (4%) of met de afdeling Werk & Inkomen (3%), de afdeling Bouw & Milieuvergunningen (2%), de gemeentewerf (2%), het Gemeentearchief (1%) en de afdeling Belastingen (1%)
6
GEBRUIK CENTRAAL TELEFOONNUMMER
Ruim een kwart van de bewoners heeft ervaring met het centrale telefoonnummer van de gemeente (28%). Daarmee ligt het gebruik aanzienlijk hoger dan in 2007 (19%). Bewoners die ervaring hebben met het centrale telefoonnummer zijn het meest te spreken over de manier waarop men te woord is gestaan door de telefonist(e) (85% positief) en over de bereikbaarheid (84% positief). Over het doorverbinden naar de afdeling of ambtenaar en de wachttijden is men iets minder tevreden, maar ook hierover laat respectievelijk 65% en 67% zich positief uit. Een vergelijking op deze deelaspecten met 2007 is niet mogelijk omdat daar toen niet naar gevraagd is. GEBRUIK DIGITAAL LOKET
Het digitale loket van de gemeente geniet dit jaar een geringere bekendheid dan in 2007 (van 75% naar 62%). Die daling is opvallend omdat er sinds 2004 elke keer een stijging te zien was. Behalve de bekendheid is ook het gebruik gedaald (van 31% naar 19%). Het zijn vooral de respondenten in de leeftijd van 30 tot 39 jaar die het vaakst gebruik maken van de diensten via internet (25%). De respondenten hadden over het algemeen geen moeite het digitale loket www.zaanstad.nl te vinden (93% gemakkelijk). De tevredenheid over de afhandeling van de aanvraag via het digitale loket is groot (93%) en toegenomen ten opzichte van 2007, toen 81% hierover tevreden was. Voor zover respondenten ontevreden zijn over de afhandeling kwam dat doordat ze geen of een late reactie kregen of doordat de site niet beschikbaar was of men de aanvraag toch niet kwijt kon. Ruim de helft van de respondenten die van het bestaan van het digitale loket afweten, weet ook dat men via het digitale loket zelf een afspraak kan maken met de publieksbalie. Van hen heeft 18% hiervan ook wel eens gebruik gemaakt. OPENINGSTIJDEN PUBLIEKSBALIE
De publieksbalie is momenteel op donderdagavond open tot 19 uur. Wanneer de gemeente overweegt de openingstijden in de avonduren te verruimen, dan gaat de voorkeur van de respondenten uit naar het verlengen van de openingstijden op donderdagavond tot 20 uur (63%). Extra avondopenstelling op andere avonden heeft minder belangstelling (varieert van 8% op woensdagavond tot 15% op dinsdagavond). 2.2 Dienstverlening buiten ruimte en milieu TEVREDENHEID ONDERHOUD IN DE BUURT
De respondenten is gevraagd rapportcijfers (van 1 tot 10) te geven voor het onderhoud van voetpaden, fietspaden, wegen/straten en plantsoenen/groen in de buurt en in de stad als geheel. Onderhoud in de buurt 6,4 6,2
1998
6,0 5,8
2002 2004
5,6
2006
5,4
2007
5,2
2008
5,0 voetpaden
fietspaden
wegen en straten
plantsoenen en groen
Figuur 1 Al met al scoort het onderhoud van de openbare ruimte in zowel de eigen buurt van de respondenten als in de stad als totaal, net geen zes (respectievelijk 5,7 en 5,9). In de eigen buurt scoren de fietspaden het beste (6,0) en in de stad als geheel de fietspaden, de plantsoenen en het groen (alle een 6,0), zie Figuur 1 en Figuur 2.
7
Opmerkelijk is de trendbreuk. De rapportcijfers voor het onderhoud in de buurt zaten sinds 1998 in de lift, maar in 2007 is een daling ingezet die in 2008 verder gaat. Dat geldt vooral voor de voetpaden, zowel die in de eigen buurt als in Zaanstad als geheel.
Onderhoud in de stad 6,4
6,2
6,0 1998 5,8
2002 2004 2006
5,6
2007 2008 5,4
5,2
5,0 voetpaden
fietspaden
wegen en straten
plantsoenen en groen
Figuur 2 Wanneer gekeken wordt naar de gemiddelde rapportcijfers voor het onderhoud in de buurt, dan komen de Oude Haven en Rosmolenwijk er met respectievelijk een 5,0 en 5,3 het minst goed vanaf. Zie Figuur 3.
8
Figuur 3 De hoogste scores voor onderhoud in de buurt worden gegeven door respondenten uit Rooswijk (6,2), Assendelft-Noord (6,2), Kogerveldwijk (6,2) en Krommenie West (6,1). In 2007 scoorde ook Oud Zaandijk met een 6,5 boven gemiddeld, maar in 2008 is de waardering van de inwoners van deze wijk gedaald naar 5,9. Overigens blijkt dat oudere respondenten lagere rapportcijfers geven dan jongere. Er is ook gevraagd naar een viertal specifieke onderhoudszaken, waaronder het onderhoud aan het bestaande groen en de veegfrequentie. Uit Tabel 2 blijkt dat de grootste ontevredenheid zit in het opruimen van het zwerfvuil gevolgd door het hondenpoepbeleid (hoewel het hondenpoepbeleid in vergelijking met 2007 wel positiever wordt gewaardeerd) .
9
Specifiek onderhoud in % 2008 onderhoud aan het bestaande groen in de wijk hondenpoepbeleid frequentie vegen opruimen zwerfvuil
(zeer) tevreden 2007 2006
2004
2008
neutraal 2007 2006
2004
2008
(zeer) ontevreden 2007 2006 2004
39
35
46
41
33
37
33
34
28
27
20
25
28 33 23
20 30 20
21 34 23
29 30 22
33 36 27
39 39 33
41 40 35
37 39 31
39 31 50
41 30 46
37 27 42
34 30 47
Tabel 2 In 2008 is men het meest tevreden over het onderhoud aan het bestaande groen in de wijk Kogerveld (55%). De tevredenheid hierover is zelfs nog iets toegenomen vergeleken met 2007 (52%). In Oude Haven zijn de inwoners hierover het minst te spreken (30%), hoewel de inwoners in deze wijk positiever zijn dan in 2007 toen 26% tevreden was over het onderhoud aan het bestaande groen in de wijk. Vooral het oordeel van bewoners van Zaandam West is positiever geworden (van 25% naar 34%). Ook in Assendelft Noord en in Krommenie West is de tevredenheid over het onderhoud aan het groen sterk verbeterd (van 33% naar 46% en van 37% naar 48%). In Wormerveer zijn inwoners juist negatiever (van 33% naar 24%). Over het hondenpoepbeleid zijn met name inwoners van Rosmolenwijk en Zaandam Zuid niet te spreken ( resp. 49% en 48% ontevreden). Bewoners van Westzaan laten zich hierover juist vaak positief uit (47% tevreden). In vergelijking met de vorige meting scoort het hondenpoepbeleid nu duidelijk beter in Westzaan (van 18% naar 47%), Zaandam West (van 8% naar 28%) en in Assendelft Noord (van 16% naar 35%). Inwoners van Westerkoog zijn in 2008 juist iets minder vaak tevreden (van 27% naar 17%). In Krommenie West en Oud Zaandijk is men erg tevreden over de frequentie van de veegwerkzaamheden (resp. 43% en 42% tevreden). In het centrum (Zaandam West en Oude Haven) is men juist weer ontevreden over het opruimen van het zwerfvuil (60% ontevreden). In een aantal wijken is het oordeel over de frequentie van de veegwerkzaamheden in vergelijking met de vorige meting verbeterd, zoals in Oud Zaandijk (van 26% naar 42%), Nieuw West (van 27% naar 39%), Oud Koog aan de Zaan (van 26% naar 38%) en Assendelft Noord (van 25% naar 36%). In Krommenie Oost wordt het vegen dit jaar juist wat minder goed beoordeeld (van 41% naar 30%). Het opruimen van het zwerfvuil scoort in 2008 beter in Peldersveld (van 22% naar 36%), Assendelft Noord (van 11% naar 24%) en in Kogerveldwijk (van 18% naar 28%). Bewoners van Rooswijk laten zich hierover juist minder positief uit vergeleken met 2007 (van 25% naar 16%). AFVALINZAMELING
Net als in 2007 is 83% van de respondenten tevreden over de inzameling van het afval. In vergelijking met 2004 (76%) is dat een flinke toename. De wijken waar de inwoners het meest tevreden zijn over de afvalinzameling zijn: • Westzaan (91%); • Oud Koog aan de Zaan (91%); • Oud Zaandijk (90%); • Krommenie West (90%). De rij wordt dit keer gesloten door Assendelft Noord (71%). Opmerkelijk is de verbetering die zich in Poelenburg heeft voltrokken: van 69% tevredenheid in 2007 tot 80% in 2008. Het zijn vooral de inwoners van 55 jaar en ouder die tevreden over de afvalinzameling zijn. Het percentage inwoners dat zijn afval gescheiden aanbiedt is met 82% vrijwel gelijk aan dat van vorig jaar. Respondenten uit Westzaan (96%) en Oud Koog a/d Zaan (96%) zijn het meest actief als het gaat om het gescheiden aanbieden van afval, respondenten uit Assendelft Noord (51%) en Kogerveldwijk (61%) het minst. Respondenten in de leeftijd van 50 tot 64 jaar doen meer dan gemiddeld aan het gescheiden aanbieden van afval (88%), respondenten van 18 tot 29 jaar doen dit het minst (72%), zie Figuur 4. Vergeleken met 2007 is dit zelfs nog verder gedaald (76% in 2007).
10
Percentage inwoners dat afval gescheiden aanbiedt 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 18 - 29
30 - 39
40 - 49
50 - 64
65 +
Figuur 4 TEVREDENHEID OVER AFHANDELING MELDING OPENBARE RUIMTE
Een kwart van de respondenten heeft wel eens een melding doorgegeven over de openbare ruimte (26%). Dit aandeel ligt iets hoger dan in 2007 (23%). Net als in 2007 is circa de helft van hen tevreden over de afhandeling van die melding (49%). Jongeren tot 29 jaar geven minder vaak een melding door. 2.3 Politiek en inspraak INTERESSE IN PLAATSELIJKE POLITIEK
Ruim een derde van de respondenten (36%) heeft geen interesse in lokale politiek. Iets meer dan de helft toont enige belangstelling (56%) en slecht 8% is zeer geïnteresseerd. Dit beeld komt overeen met dat uit de Zaanpeiling van 2007. Vooral respondenten tot 30 jaar geven vaker aan geen interesse te hebben in de lokale politiek (49%). Ook onder vrouwen is de belangstelling minder aanwezig (41%). STELLINGEN OVER DE PLAATSELIJKE POLITIEK
De respondenten is gevraagd aan te geven in hoeverre ze het eens zijn met een aantal stellingen over de betrouwbaarheid van het lokale bestuur. Tabel 3 laat zien dat daar een wisselend beeld uit naar voren komt. Enerzijds is het vertrouwen in de gemeenteraad laag en neemt ook het vertrouwen in de visie van het gemeentebestuur af, maar aan de andere kant is nog steeds een meerderheid van de inwoners van mening dat de gemeente het belastinggeld dat ze ontvangt wel degelijk waard is. Stellingen gemeentepolitiek (percentage mee eens) het gemeentebestuur heeft een duidelijke visie op de toekomst van Zaanstad ik heb alle vertrouwen in de gemeenteraad het gemeentebestuur van Zaanstad doet veel om de mensen bij het bestuur van de gemeente te betrekken de gemeente heeft duidelijke regels, verordeningen de gemeente controleert en handhaaft haar regels, verordeningen goed op een aantal terreinen ontbreken gemeentelijke regels een burger in onze gemeente heeft te maken met tegenstrijdige gemeentelijke regels ik krijg voldoende terug voor mijn gemeentelijke belastingen de gemeente is mijn belastinggeld niet waard Tabel 3
11
1993
1996
2000
2004
2006
2007
2008
-
-
-
24%
16%
17%
15%
12%
7%
9%
10%
10%
9%
6%
9%
9%
7%
16%
10%
11%
10%
-
-
-
-
-
-
23%
-
-
-
-
-
-
12%
-
-
-
-
-
-
19%
-
-
-
-
-
-
17% 9% 20%
RAPPORTCIJFER VOOR GEMEENTELIJKE ORGANISATIE ALS GEHEEL
Wanneer de respondenten een rapportcijfer moeten geven voor de gemeentelijke organisatie als geheel, dan scoort de gemeente een 6,0. Respondenten van 25 tot 30 jaar geven met een 6,4 het hoogste cijfer. INSPRAAK
Van de respondenten heeft 20% wel eens een gemeentelijke inspraak- of informatiebijeenkomst bezocht. In 2007 was dat percentage vrijwel even hoog. Het animo voor inspraak- of informatiebijeenkomsten hiervoor is lager onder respondenten tot 30 jaar (8%). Iets meer dan de helft van de respondenten die een bijeenkomst bezocht, beoordeelde deze als min of meer waardevol (53%) en een kwart (25%) als waardevol. Ook hierin is vrijwel niets veranderd vergeleken met 2007. Over het totaal aan inspraakmogelijkheden bij gemeentelijke maatregelen is ruim een derde negatief gestemd, want 35% van de respondenten geeft aan die onvoldoende te vinden. Daar staat tegenover dat 11% van mening is juist wel voldoende inspraak te hebben. Ook hier geen veranderingen ten opzichte van 2007. BETROKKENHEID BIJ DE WIJK
Van de respondenten is 13% actief betrokken bij de wijk, 11% is dit niet maar zou dit wel willen. In Oude Haven (21%), Oud Zaandijk (19%) en Poelenburg (18%) is de actieve betrokkenheid bij de buurt op dit moment het grootst, in Krommenie West het minst (7%). 2.4 Communicatie vanuit de gemeente Een gemeente communiceert op veel manieren met haar inwoners: via internet, de krant, bewonersbrieven, etc. Deze communicatiemiddelen van de gemeente Zaanstad zijn door de respondenten beoordeeld. GEBRUIK WEBSITE ZAANSTAD
De website www.zaanstad.nl is door de helft van de respondenten wel eens bezocht. Het bezoek aan de website van de gemeente ligt daarmee hoger dan in 2007 en 2006 (resp. 42% en 43%). Autochtonen (53%) bezoeken de website vaker dan allochtonen (35%). Vergeleken met 2007 is het bezoek onder autochtonen gestegen (43% in 2007) terwijl die onder allochtonen vrijwel niet is gewijzigd (34% in 2007). Ook onder 65-plussers is het bezoek relatief laag (21%). De bezoekers van de website zijn redelijk tevreden over de site. Zo geeft 30% aan deze goed te vinden en nog eens 53% vindt deze redelijk. Het oordeel komt overeen met dat van 2007. ZAANSTAD JOURNAAL
Het Zaanstad Journaal wordt door 71% van de respondenten wel eens gelezen. Dat was bij de vorige peiling ook al zo. Vooral 55-plussers lezen het Zaanstad Journaal vaak (84%). Tussen de 30 en 45 jaar is dat gemiddeld nog 68% maar daaronder daalt het naar 45%. Het Zaanstad Journaal heeft een groter bereik onder autochtone (71%) dan onder allochtone inwoners (58%). Het grootste deel (53%) van de lezers van het Zaanstad Journaal beoordeelt de krant als redelijk. Nog eens 39% vindt hem zelfs goed. Dit oordeel is gelijk aan dat van 2007. Van de lezers zijn vooral de 50-plussers positief gestemd over het Zaanstad Journaal (44% goed). INTERESSE IN INFORMATIE
Als het gaat om informatie vanuit de gemeente dan gaat de interesse vooral uit naar informatie over de buurt waarin men woont (84%), gevolgd door gemeentelijke bekendmakingen (63%). Die cijfers zijn sinds 2006 niet veranderd. Wel is de behoefte aan informatie over het gemeentelijke beleid gedaald van 45% in 2007 naar 39% in 2008), zie Figuur 5. De wijkuitvoeringsplannen voor de eigen wijk zijn bij 17% van de bewoners bekend, het meest in Rooswijk (34%) en Rosmolenwijk (28%), het minst in Assendelft Zuid (9%). De bekendheid is het laagst onder inwoners tot 30 jaar (9%). Allochtone inwoners zijn vrijwel even goed op de hoogte van de wijkuitvoeringsprogramma’s (wup’s) als autochtonen (resp. 15% en 18%).
12
Interesse in soort gemeentelijke informatie
informatie over gemeentelijke diensten en producten informatie over het gemeentelijk beleid
2008 2007
buurtinformatie
2006 2004 gemeentelijke bekendmakingen
politiek actuele informatie
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Figuur 5 De beste manier om met de inwoners te communiceren over dit soort informatie is volgens de ondervraagden via bewonersbrieven (59%) en via Zaanstad Journaal (54%). Er zijn hierbij nauwelijks verschillen met 2007. Stellingen ten aanzien van gemeentelijke communicatie
De informatie op de gemeentelijke website is goed
De gemeentelijke informatie via de lokale kranten is goed
Ik kan gemakkelijk aan gemeentelijke informatie komen
Ik weet welk beleid mijn gemeente voert oneens Eens
De gemeente geeft in het algemeen duidelijke informatie
De communicatie vanuit de gemeente is goed verzorgd Gemeentelijke informatie is via de internetsite van de gemeente goed bereikbaar De gemeente gebruikt heldere taal in de brieven die zij naar burgers stuurt 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Figuur 6 De helft van de respondenten is het eens met de stelling dat de gemeente heldere taal gebruikt in de brieven die zij naar bewoners stuurt, 43% deelt de mening dat de gemeentelijke informatie via de lokale kranten goed is. Desondanks vindt slechts 10% dat zij op de hoogte is van het beleid dat de gemeente voert.
13
Opvallend is ook het hoge percentage dat een mening heeft tussen ‘eens’ en ‘oneens’ in. Dat is bij bijna alle stellingen meer dan 50%. Die respondenten hebben dus geen mening over de gemeentelijke communicatie. De ‘geen mening’ categorie is het grootst bij 65-plussers wanneer ze gevraagd wordt over de communicatie via Internet. En ze hebben vaak moeite om aan gemeentelijke informatie te komen en met het taalgebruik in brieven. Over de gemeentelijke informatie in de stadskrant zijn ouderen positiever gestemd, wellicht vanwege de hogere leesdichtheid onder deze groep. INFORMATIE OVER GEMEENTELIJKE MAATREGELEN
De respondenten zijn redelijk (48%) tot zeer (35%) geïnteresseerd in informatie van de gemeente over plannen voor hun wijk of buurt. Ruim de helft van hen (59%) is van mening dat de gemeente hen goed voorlicht over maatregelen waarmee ze te maken krijgen, waarmee men nog positiever is dan in 2007 toen 53% vond dat men goed werd voorgelicht. In 2006 was dit slechts 27%. Net als in de twee voorgaande jaren, geeft 93% van de respondenten aan het op prijs te stellen als de gemeente hen via bewonersbrieven informeert. Bewonersbrieven zijn dus een zeer geschikt communicatiemiddel. 2.5 Conclusie hoe doet de gemeente het De tevredenheid over het contact met de balie is groot en is nog iets verder toegenomen. De bekendheid van het centrale telefoonnummer is, na een toename tussen 2004 en 2006 en een stabilisatie in 2007, weer iets toegenomen. Opvallend is de geringere bekendheid met en het gebruik van de internetdiensten die Zaanstad aanbiedt vergeleken met 2007. In de jaren ervoor was sprake van een toename. Het gebruik van de website van de gemeente is wel toegenomen. De rapportcijfers voor het onderhoud van de openbare ruimte zaten sinds 1998 in de lift, maar de daling die in 2007 is ingezet gaat verder in 2008. Net als in 2007 is de helft van de respondenten tevreden over het afhandelen van meldingen over de openbare ruimte. De interesse in de politiek onder de respondenten is niet erg hoog. Het vertrouwen in de gemeenteraad is eveneens niet heel groot en neemt verder af. De respondenten hebben niet het gevoel dat het gemeentebestuur veel doet om de mensen bij het bestuur van de gemeente te betrekken. Ook vinden mensen dat ze onvoldoende inspraak hebben. Hoewel het Zaanstad Journaal niet door iedereen gelezen wordt, heeft het wel een breed publiek, waaronder ouderen en autochtonen. De gemeente licht de bewoners ieder jaar beter in als het gaat om gemeentelijke maatregelen. Inwoners van Zaanstad zijn vooral geïnteresseerd in informatie van de gemeente over hun buurt. Zij zien de bewonersbrieven als een prima middel om die informatie te verspreiden.
14
3 Economie en Welvaart In dit hoofdstuk komen zaken aan de orde als: welke luxe goederen kan men zich veroorloven en kan men goed rondkomen van het inkomen. Daarnaast wordt besproken waar Zaanstadters werken en of zij in Zaanstad zouden willen werken. Tevens komen de dagelijkse dingen als boodschappen doen en winkelen aan de orde. 3.1 Welvaart CRITERIA WELVARENDHEID
Om zicht te krijgen op de welvaartsverdeling in Zaanstad zijn vragen gesteld over het bezit van luxe goederen als een pc, internet en met vakantie gaan. Uit de antwoorden blijkt dat daarin nog steeds een stijging zit (2007-waarde tussen haakjes): • • •
Thuis een computer: 90% (was 87%); Thuis toegang tot internet: 97% (was 95%); Afgelopen jaar één of meer keer met vakantie geweest: 83% (was 80%).
Het aantal respondenten dat niet met vakantie is geweest in het afgelopen jaar is bovengemiddeld groot, in de inkomenscategorieën tot € 1.900, zie Figuur 7. Percentage inwoners dat niet met vakantie is geweest in het afgelopen jaar
maandinkomen huishouden
> € 3.150
€ 1.900 - € 3.150
€ 1.300 - € 1.900
€ 950 - € 1.300
< € 950
Totaal
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
Figuur 7
Het pc-bezit onder 65-plussers stijgt snel. Van hen beschikt thans 67% over een pc en daarvan heeft 93% toegang tot het internet. 65-Plussers gaan wel iets minder op vakantie (75%) maar dit aandeel is sterk gestegen vergeleken met 2007 (55%). Van de inwoners met een netto huishoudinkomen tot € 1.300 per maand heeft 73% een pc. Een groot deel van hen (94%) heeft thuis toegang tot het internet. HOE GOED KAN MEN RONDKOMEN?
Van alle respondenten geeft 22% aan dat zij minder goed of slecht kunnen rondkomen. In eerdere jaren was dat een vergelijkbaar percentage. Allochtonen geven vaker aan niet rond te kunnen komen dan autochtonen (resp. 43% en 19%). Van de respondenten met een inkomen tot € 950 kan 60% minder goed of slecht rondkomen. Dat is een toename ten opzichte van 2007 (54%). In deze groep zitten ook veel jongeren.
15
VERSCHILLEN PER WIJK
De omvang van de groep die minder goed kan rondkomen verschilt per wijk. De percentages die daarop wijzen zijn echter minder betrouwbaar door de verschillen in respons tussen wijken. Daarom wordt hier slechts een rangorde gegeven. Daarbij betekent een hoge positie (bijvoorbeeld positie 1) dat er in de betreffende wijk meer mensen wonen die minder goed kan rondkomen dan in een wijk met een lagere positie. Zie Tabel 4. Rangorde % dat aangeeft niet goed rond te kunnen komen positie in 2008 positie in 2007 1 Poelenburg 1 2 Peldersveld 6 3 Zaandam Zuid 2 4 Rosmolenwijk 5 5 Wormerveer 13 6 Kogerveldwijk 3 7 Westzaan 11 8 Oud Zaandijk 10 9 Zaandam Noord 7 10 Krommenie Oost 9 11 Oud Koog a/d Zaan 4 12 Oude Haven 14 13 Nieuw West 16 14 Rooswijk 18 15 Assendelft Zuid 17 16 Zaandam West 8 17 Assendelft Noord 12 18 Krommenie West 15 19 Westerkoog 19 Tabel 4
positie in 2004 1 2 6 4 8 7 18 9 11 15 5 12 14 10 13 16 19
In Poelenburg wonen verhoudingsgewijs de meeste mensen die niet goed kunnen rondkomen, in Westerkoog het kleinste aantal. Opvallend is de verslechtering van de positie Wormerveer: van positie 13 naar positie 5. Ook Westzaan gaat achteruit, van plaats 18 naar 11 in 2007 en naar 7 in 2008. Oud Koog aan de Zaan en Zaandam West daarentegen hebben zich juist verbeterd. De hier gegeven lijst is gebaseerd op de perceptie van de inwoners met betrekking tot hun inkomenssituatie. Het is dus een subjectieve maat. De veranderingen in positie betekenen dan ook niet dat wijken ook daadwerkelijk armer of rijker zijn geworden4. AANVULLENDE INKOMENSVOORZIENINGEN
Net als in 2007 is 43% van de respondenten bekend met de aanvullende voorzieningen die de gemeente aanbiedt voor inwoners met een minimum inkomen. Van alle respondenten maakt 3% hier ook gebruik van. Dit is vergelijkbaar met 2007. Van de respondenten die bekend zijn met de aanvullende voorzieningen gaat het om 8%. Ook dit beeld is gelijk aan dat van 2007. Ter vergelijking: volgens de Armoedemonitor van de gemeente Zaanstad (2007) zou bijna 12% van de huishoudens in Zaanstad gebruik mogen maken van de aanvullende voorzieningen. Allochtonen zijn minder bekend met de mogelijkheden voor aanvullende voorzieningen dan autochtonen (resp. 32% en 45%), maar toch maken zij er wel meer gebruik van (resp. 8% en 3%). Jongeren tussen de 18 en 29 jaar zijn het minst bekend met de aanvullende voorzieningen (24%). Het is voor de hand liggend dat respondenten met een laag inkomen (tot € 950,-) het meest gebruik maken van de aanvullende voorzieningen (22%). Het zijn vooral de respondenten met een bijstandsuitkering die gebruik maken van de aanvullende voorzieningen (56%).
4
Zie ook de publicatie “Metropoolregio Amsterdam 2008, Arm en rijk in beeld” Gemeente Amsterdam (DSO), maart 2009.
16
RUIM DE HELFT VAN GEBRUIKERS TEVREDEN MET DE AANVULLENDE VOORZIENINGEN
Van de mensen die bekend zijn met de aanvullende voorzieningen is 22% er tevreden over en 8% is dat niet. Dit beeld is identiek aan 2007. De tevredenheid onder de respondenten die daadwerkelijk gebruik maken van de voorzieningen ligt een stuk hoger dan van de mensen die er alleen bekend mee zijn (59% tevreden). De tevredenheid onder de gebruikers ligt daarmee iets hoger dan in 2007 (53%). 3.2 Betaald werkende Zaanstadters Ruim de helft van de respondenten (55%) werkt in loondienst en 6% is werkzaam als zelfstandig ondernemer. Het aantal mensen dat 36 uur of meer werkt neemt in vergelijking met 2007 af, zowel onder werknemers (van 62% naar 55%) als onder zelfstandigen (van 71% naar 63%). Relatief de meeste respondenten zijn werkzaam in de sectoren gezondheidszorg en welzijn (18%) en detailhandel (11%). In de industrie en bij de overheid zijn ook relatief veel respondenten werkzaam (respectievelijk 9% en 8%). Bijna de helft van de respondenten is werkzaam in Zaanstad (47%) en een kwart (27%) in Amsterdam. De respondenten die in Zaanstad werkzaam zijn, werken vooral in de gezondheidszorg en welzijn (21%), detailhandel en horeca (15%) en de industrie (12%). Vergeleken met 2007 werken nu meer mensen in Zaanstad in de gezondheidszorg en welzijn (18% in 2007). FORENSEN DIE IN ZAANSTAD WILLEN WERKEN
Van de mensen die buiten Zaanstad werken overweegt 41% een baan in Zaanstad te zoeken. Dan gaat het om mensen die werkzaam zijn in het bank- en verzekeringswezen en de ict-sector, zie Figuur 8. Gevraagd is naar sectoren waar zij dan zouden willen werken. Er is opvallend veel belangstelling voor een baan bij de overheid of bij het onderwijs. De belangstelling voor de gezondheidszorg en welzijn is vergeleken met 2007 toegenomen, die voor de overheid gedaald. Percentage forensen dat er wel eens aan denkt een baan in Zaanstad te zoeken (per sector)
Bank- en verzekeringswezen
ICT, research-activiteiten
Gezondheidszorg en welzijn Overige dienstverlening (cultuur, nutsbedrijven, recreatie)
Onderwijs Adviesdiensten (economisch, juridisch, accountancy, reclame)
Overheid (gemeente, Rijk, politie)
Groothandel
Bouw
Industrie
Transport, vervoer, opslag en communicatie Detailhandel (winkels) en horeca
Facilitaire diensten (uitzendbureau, schoonmaak, callcentra) Anders
0%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
Figuur 8
17
3.3 Boodschappen en winkelen DAGELIJKSE BOODSCHAPPEN
Het merendeel van de winkelcentra in Zaanstad wordt bezocht door de inwoners uit de wijk waarin het winkelcentrum is gevestigd of aangrenzende wijken. Uitzondering hierop is Westzijde in Zaandam, waar relatief veel bezoekers uit andere delen van de stad komen. Ook het winkelcentrum A8/Oud Koog trekt klanten aan uit meerdere wijken zoals Oud Zaandijk, Rooswijk, Kogerveldwijk en Zaandam Noord. Inwoners van Assendelft Zuid verlaten Zaanstad nogal eens voor hun dagelijkse boodschappen. MARKTBEZOEK
Een kwart van de respondenten bezoekt (bijna) elke week de markt (24%). Dit aandeel lag in 2004 nog op 29%. Het bezoek aan de markten in Zaanstad verschilt nogal. Hieronder staat het percentage respondenten dat een bepaalde markt bezoekt: • • • • •
De zaterdagmarkt in Zaandam: 61%; De donderdagmarkt in Zaandam: 40%; De woensdagmarkt in Wormerveer: 37%; De markt in Krommenie: 11%; De biologische vrijdagmarkt in Zaandam: 5%.
Respondenten uit Zaanstad Noord bezoeken vaker de markten van Krommenie en Wormerveer, de respondenten uit Zaanstad Zuid bezoeken vaker de Zaandamse markt. Al een aantal jaren blijkt dat vrouwen en allochtonen over het algemeen het vaakst naar de markt gaan. De frequentie van het marktbezoek stijgt met de leeftijd. Verder zien we dat de laagste (waarschijnlijk vanwege de vele jongeren) en hoogste inkomensgroep wat minder vaak naar de markt gaan dan de middelste inkomensgroepen. AANKOOP DUURZAME GOEDEREN
De respondenten is tevens gevraagd waar ze doorgaans hun duurzame goederen kopen zie Figuur 9.
18
Percentage inwoners dat duurzame artikelen koopt, per locatie
Buiten Zaanstad Elders in Zaanstad Wormerveer Noorderveld
doe het zelf/tuinartikelen witgoed/bruingoed
Wormerveer centrum
meubelen kleding/schoenen
Krommenie centrum Zaandam Zuiderhout Zaandam Centrum 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% Figuur 9
Uit tabel 8 blijkt dat het centrum van Zaandam de vaakst bezochte locatie is om kleding/schoenen te kopen (53%) en ook wit- en bruingoed wordt daar door ruim een derde van de respondenten gekocht. Doe-het-zelf- of tuinartikelen worden het meest gekocht op Zuiderhout, maar ook elders in Zaanstad worden deze artikelen gekocht. Respondenten die op zoek zijn naar meubelen doen dat vooral buiten Zaanstad. Opvallend is dat de meubelboulevard op Zuiderhout en de meubelzaken op het Noorderveld in Wormerveer slechts een klein deel van de Zaanstedelijke kopers weten te trekken. WINKELEN BUITEN ZAANSTAD
Het winkelen in steden in de regio blijft ook in 2008 populair. Zo gaat ongeveer twee derde van de respondenten wel eens winkelen in Amsterdam Centrum of in Alkmaar. In 2006 was dit nog ongeveer de helft van de respondenten. Ook steden als Beverwijk, Purmerend, Haarlem en Amsterdam Noord worden regelmatig door Zaanstadters bezocht om te winkelen, zie Tabel 5. Winkelen in de regio Purmerend Alkmaar Beverwijk Haarlem Amsterdam-Noord Amsterdam-Centrum Tabel 5
2008 44% 62% 47% 38% 36% 65%
2007 42% 60% 46% 38% 36% 65%
2006 33% 51% 37% 30% 30% 49%
2004 34% 48% 36% 28% 29% 54%
Steden als Alkmaar en Haarlem worden vaker bezocht door de hogere inkomensgroepen. Veel jongeren tot 30 jaar gaan naar het centrum van Amsterdam om te winkelen. Amsterdam Noord, Beverwijk en Amsterdam Centrum worden vaker door allochtonen bezocht dan door autochtonen. Alkmaar, Purmerend en trekken juist relatief meer autochtonen dan allochtonen. Vrouwen winkelen over het algemeen vaker in een andere gemeente in de regio dan mannen.
19
Vanuit een aantal wijken is een duidelijke voorkeur te ontdekken voor het winkelen in bepaalde steden buiten Zaanstad. Hieronder volgt een overzicht met steden waar bovengemiddeld veel Zaanstadters heen trekken, verdeeld naar de wijken: • • • • •
Purmerend: Zaandam Noord; Alkmaar: Krommenie West, Assendelft Zuid en Noord en Westzaan; Beverwijk: Assendelft Zuid; Haarlem: Assendelft en Krommenie; Amsterdam Noord: Zaandam.
WINKELEN VIA INTERNET
Ruim de helft van de respondenten (60%) heeft het afgelopen jaar wel eens een aankoop via internet gedaan. Het meest populair is dit onder de 30 tot 35-jarigen (87%). Kopen via internet wordt vaker door autochtonen (61%) dan door allochtonen (51%) gedaan. Vooral de hogere inkomensgroepen (meer dan € 3.150,-) verrichten aankopen via internet (82%). Onder inkomensgroepen tot € 1.300,ligt het gebruik van internet om aankopen te doen duidelijk lager (37%). 3.4 Conclusie Economie en Welvaart Circa 85% van de respondenten kan op basis van gegevens over hun pc-bezit en het aantal keer dat ze met vakantie gaan, tot de welvarenden van Zaanstad gerekend worden. Circa één op de vijf respondenten geeft aan niet goed rond te kunnen komen van het inkomen (22%). Respondenten in Poelenburg kunnen het minst goed rondkomen. Dit hangt wellicht samen met het relatief hoge aandeel allochtonen, een groep die meer dan gemiddeld heeft aangegeven niet goed te kunnen rond komen. Hoewel ouderen gemiddeld goed rond kunnen komen, gaan zij iets minder vaak op vakantie. Van de respondenten maakt een klein deel gebruik van aanvullende voorzieningen (3%). Het gaat hierbij vooral om respondenten met een bijstandsuitkering. In de sectoren gezondheidszorg en welzijn en detailhandel zijn de meeste Zaanstadters werkzaam. Een groot deel van de respondenten die buiten Zaanstad werken, zou graag een baan in Zaanstad willen hebben. Dagelijkse boodschappen doet men over het algemeen binnen de eigen wijk. Bijna een kwart van de respondenten bezoekt wekelijks de markt. Winkelen in de regio is populair. Amsterdam en Alkmaar zijn de meest populaire plaatsten voor een dagje winkelen buiten Zaanstad. Internet geniet ook een steeds grotere populariteit om zaken aan te schaffen.
20
4 Sport, vrijwilligerswerk en cultuur 4.1 Sport Desgevraagd zegt 56% van de respondenten dat zij aan sport doen. Van deze sportbeoefenaars beoefent 58% twee sporten en 19% zelfs drie sporten. Het aandeel respondenten dat sport is min of meer gelijk aan dat van 2007 (59%), maar het aantal respondenten dat meerdere sporten uitoefent, is gedaald van 63% naar 58%. Mannen en vrouwen doen evenveel aan sport, en allochtonen minder vaak dan autochtonen (resp. 51% en 57%). Oudere respondenten doen minder aan sport dan jongere. Opvallend is dat de laagste inkomensgroep ook relatief veel sport. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het grote aandeel jongeren in deze inkomensgroep. De belangrijkste redenen om niet aan sport te doen zijn: • • • • •
tijdgebrek (30%); fysieke problemen (24%); gebrek aan interesse (21%); kosten (19%); te hoge leeftijd (16%).
Allochtonen verschillen hierin overigens niet van autochtonen. MEEST BEOEFENDE SPORTEN
Fitness is de meest beoefende sport in Zaanstad (23%), op afstand gevolgd door joggen en trimmen (12%) en wielrennen of toerfietsen (11%). Vergeleken met de voorgaande jaren heeft vooral fitness aan populariteit gewonnen. De dalende lijn van wielrennen en toerfietsen is verder doorgezet, maar vooral de wandelsport heeft aan populariteit verloren, zie Tabel 6. Top 7 sport Positie 1 2 3 4 5 6 7 Tabel 6
2008 23% 12% 11% 8% 7% 7% 5%
Fitness Joggen/trimmen Wielrennen/Toerfietsen Zwemmen Tennis Wandelsport Veldvoetbal
2007 17% 12% 14% 10% 8% 12% 4%
2006 18% 10% 16% 8% 7% 13% 5%
Bij vrouwen is fitness, zwemmen en wandelen populairder dan bij mannen. Voetbal, joggen/trimmen en wielrennen wordt vaker door mannen beoefend. Respondenten vanaf 50 jaar fietsen en wandelen vaker en joggen en trimmen minder vaak. Fitness en veldvoetbal zijn het meest populair onder jongeren tot 30 jaar. Allochtonen wandelen, tennissen en joggen/trimmen minder vaak, maar spelen juist weer relatief vaak veldvoetbal. HOE, WAAR EN WANNEER SPORTEN
De helft van de sportende respondenten sport meer malen per week. De intensiteit is vergeleken met 2007 iets toegenomen toen nog 44% van de sporters meer keren per week aan sport deed. Doordeweeks sport ruim de helft (58%) van de respondenten ’s avonds. In het weekend sport men liever overdag (91%). Over het algemeen beoefent men de eerste sport in georganiseerd verband (70%), maar bij de tweede en derde sport stijgt het percentage dat dit in ongeorganiseerd verband beoefent tot ruim de helft (55%). Vergeleken met 2007 worden ook tweede en derde sporten vaker in georganiseerd verband uitgeoefend. In georganiseerd verband sport men voornamelijk als lid van een sportvereniging, gevolgd door de commerciële sportaanbieder. Juist omdat vooral de eerste sport vaak in georganiseerd verband wordt beoefend, is bij die sport ook vaak een sportcomplex belangrijk, bij de tweede en derde sport zijn dat ook openbare gebieden, zoals recreatiegebieden en ander openbaar gebied.
21
Eén derde (33%) van de sporters sport in Zaandam, 28% in Zaanstad Noord en 17% in Zaanstad Midden. Vergeleken met 2007 sport men nu vaker in Zaanstad Noord (21% in 2007). Gevraagd naar het oordeel over de sportvoorzieningen, is 16% van de respondenten ontevreden over de sportvoorzieningen in de eigen wijk. Voor de sportvoorzieningen in Zaanstad als geheel is dat maar 8%. Als het gaat om Zaanstad als geheel dan missen bewoners vooral een schaatsbaan. De gemiddelde afstand die men aflegt tussen de eigen woning en de plaats waar men sport is 5,4 kilometer. In 2007 was dit nog 6,7 kilometer. BEWEEGNORM
Er is in Nederland een beweegnorm, die aangeeft dat men minimaal 5 dagen per week minstens een half uur matig intensief moet bewegen. In de Zaanpeiling is gevraagd op hoeveel dagen van de week men minstens een half uur op deze manier beweegt. In de zomer is dat 54% van de respondenten, maar in de winter daalt dat naar 45%. Vergeleken met 2007 halen in 2008 minder respondenten de beweegnorm in de zomer (61% in 2007). Vrouwen bewegen iets vaker dan mannen. In de zomer voldoet 59% van de vrouwen en 48% van de mannen aan de norm. In de winter is het 49% om 39%. Wat opvalt is dat vooral 65-plussers in de zomer vaker de beweegnorm halen dan de overige leeftijdsgroepen. In tegenstelling tot 2007 toen de verschillen tussen allochtonen en autochtonen vrijwel nihil waren, halen allochtonen in 2008 de beweegnorm in de zomer minder vaak (34%) dan autochtonen (58%). Ook in de winter is het verschil groot: allochtonen 27% en autochtonen 48%. RECREËREN RONDOM ZAANSTAD
Zaanstad kent verschillende recreatiegebieden. Van de respondenten bezoekt 72% wel eens een recreatiegebied in en rondom Zaanstad. Dit aandeel ligt lager dan in 2007 toen 80% wel eens naar een recreatiegebied in de buurt van Zaanstad ging. Aantal keren dat respondenten recreatiegebieden bezoeken
Duinen/strand
Landschap Waterland (o.a. Hemmeland) > 10 x per jaar
Landschap Laag Holland
7-10 x per jaar 3-6 x per jaar Alkmaarder- en Uitgeestermeer
1-2 x per jaar
Jagersveld
Twiske 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
Figuur 10 De duinen en het strand zijn voor de Zaanstadters het meest populaire recreatiegebied aangezien deze relatief het meest frequent bezocht worden, zie Figuur 10. Ook het Jagersveld wordt relatief vaak bezocht. Autochtonen bezoeken in verhouding vaker een recreatiegebied rondom Zaanstad dan allochtonen.
22
4.2 Vrijwilligerswerk Van alle respondenten is 30% actief als vrijwilliger. De helft van deze vrijwilligers is daar minstens 1x per week mee bezig (31%). Dat percentage is door de jaren heen vrijwel gelijk. Daarnaast geeft éénvijfde deel van de vrijwilligers aan ook nog ander vrijwilligerswerk te willen doen. Van de respondenten die nog geen vrijwilliger zijn, geeft 19% aan dit in de nabije toekomst te willen gaan doen. Aantrekkelijke sectoren zijn vooral buren-, ouderen- en gehandicaptenhulp (mantelzorg), sport en onderwijs. ACTIEVE VRIJWILLIGERS
Ongeveer evenveel mannen als vrouwen zijn actief als vrijwilliger. Respondenten tot 30 jaar doen het minst aan vrijwilligerswerk (18%), respondenten tussen de 30 en 75 jaar het meest (31%). Van de respondenten van 75 jaar en ouder doet nog circa een vijfde aan vrijwilligerswerk. Autochtonen (32%) doen relatief wat meer aan vrijwilligerswerk dan allochtonen (19%). Ook het inkomen speelt een rol; respondenten met een inkomen boven de € 1.900 zijn vaker actief als vrijwilliger (35%) dan respondenten met een lager inkomen (26%) . POTENTIËLE VRIJWILLIGERS
De potentiële vrijwilliger is jonger dan 65 jaar. Vooral respondenten van 18 tot 30 jaar geven iets vaker aan eventueel vrijwilligerswerk te gaan doen (27%). Het zijn iets vaker mensen met een inkomen onder de € 950 omdat in deze groep relatief veel jongeren zitten. Opvallend is daarnaast dat allochtonen (25%) meer interesse hebben in vrijwilligerswerk dan autochtonen (18%). DE VRIJWILLIGERSCENTRALE
Vier op de tien respondenten kennen de vrijwilligerscentrale. Bij de huishoudens met een laag inkomen (tot € 950,-) en onder allochtonen is de bekendheid van de vrijwilligerscentrale minder groot (resp. 33% en 30%). Onder vrouwen is de vrijwilligerscentrale bekender (48%) dan onder mannen (34%). 4.3 Contact en integratie In deze peiling is aan de respondenten gevraagd of ze vinden dat ze voldoende contacten hebben buiten werk, school of het eigen gezin. Net als in 2007 vindt 82% dat men zeker voldoende contacten heeft, 10% zou wel meer contacten willen en 8% geeft aan dat men te weinig contacten heeft. Dit beeld is nauwelijks gewijzigd in de loop van de jaren. WIE HEBBEN WEINIG CONTACTEN?
Naar leeftijd zijn het vooral jongeren tot 30 jaar die iets vaker aangeven dat men te weinig contact heeft (11%). Dit aandeel is wel duidelijk gedaald ten opzichte van 2007 toen 16% van de jongeren aangaf te weinig contacten te hebben. 75-Plussers geven nauwelijks vaker dan gemiddeld aan te weinig contacten te hebben (9%). Het aandeel 75-plussers dat meer contacten wil is zelfs lager dan gemiddeld (5%). In 2006 gaven ouderen vaker aan dat men te weinig contacten had. In 2007 was dit aandeel al gedaald. Ook mensen met een laag inkomen (waaronder veel jongeren) vinden dat ze te weinig contact hebben (25%). Dit aandeel daalt naarmate het inkomen stijgt. Allochtonen geven ook vaker aan te weinig contacten te hebben (12% tegenover 7% van de autochtonen). Dit aandeel is sterk gedaald vergeleken met 2007 toen 29% van de allochtonen van mening was te weinig contacten te hebben. In 2006 lag dit aandeel ook lager, op 17%. MEER CONTACT GEWENST
De respondenten die te weinig contact hebben of meer contact willen, geven aan dat contact vooral te willen op het gebied van vrienden ontmoeten (51%), hobby’s (34%), uitgaan/recreatie (34%) en sport (22%). Vergeleken met 2007 hebben vooral contacten op sportgebied aan populariteit ingeboet (31% in 2007). Wel blijkt er nog wat variatie te zijn binnen de verschillende groepen respondenten. Zo zoeken allochtonen meer contact op het gebied van sport en autochtonen juist op het gebied van vrienden ontmoeten. Respondenten tot 34 jaar zoeken meer contacten op het gebied van sport en uitgaan of
23
recreatie dan de andere leeftijdsgroepen, die juist weer wat sterker inzetten op het ontmoeten van vrienden. De belangrijkste redenen waarom men op dit moment dat contact niet heeft zijn: • • •
tijdgebrek (48%); geld (32%); niemand weten om samen dingen te ondernemen (30%).
Vergeleken met 2007 lijkt tijdgebrek een minder grote rol te spelen (55% in 2007). Hier lijkt sprake te zijn van een trend want in 2006 speelde tijdgebrek een nog grotere rol (59%). DISCRIMINATIE
Van de respondenten geeft, net als in 2007 en 2006, 8% aan het afgelopen jaar te zijn gediscrimineerd. Allochtonen voelen zich duidelijk vaker gediscrimineerd (27%). OORDEEL OVER RELATIE TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN
Twee derde van de respondenten (68%) kenschetst de relatie tussen autochtonen en allochtonen inwoners als neutraal, 17% als positief en 15% als negatief. Het aandeel dat negatief hiertegenover staat, is de laatste drie jaar nauwelijks veranderd (17% in 2006 en 16% in 2007). Allochtonen staan relatief positief tegenover de relatie tussen beide bevolkingsgroepen (25%). Een kwart van de respondenten is van mening dat er te weinig contact is tussen allochtonen en autochtonen in Zaanstad, 18% vindt dit voldoende. Op hoofdlijnen komt dit beeld overeen met 2007. Opvallend is dat allochtonen zowel vaker aangeven dat er voldoende contacten zijn (30%) dan dat er te weinig contacten zijn tussen allochtonen en autochtonen (34%). 4.4 Cultuur DEBIEB
Bijna de helft van de respondenten brengt wel eens een bezoek aan deBieb in Zaanstad (47%). De verschillende vestigingen van de bibliotheek worden in verschillende mate bezocht. Hieronder volgt een overzicht van de filialen met daarachter het percentage respondenten dat het afgelopen jaar een bezoek heeft gebracht: • • • •
Vermiljoenweg in Zaandam (40%); Westerkoog (30%); Krommenie (23%); Wormerveer (6%).
Gemiddeld geven de bezoekers van deBieb het rapportcijfer 7,5. Het cijfer varieert van een 7,3 voor de hoofdvestiging en het filiaal Westerkoog tot een 7,8 voor het filiaal Krommenie. Vrouwen (51%) bezoeken vaker deBieb dan mannen (42%). Respondenten van 25 tot 35 jaar komen minder vaak in de bibliotheek (38%) evenals 55-plussers (37%). Allochtonen brengen – in verhouding tot de andere onderscheien groepen – vrij vaak een bezoek aan de bibliotheek (72%). Het bezoek aan deBieb lijkt ook samen te hangen met het inkomen. Zo komen respondenten met een inkomen van € 1.900,- of meer, vaker (46%) in de bibliotheek dan respondenten met een lager inkomen (34%). WAARDERING CULTUURAANBOD
Het overall oordeel (rapportcijfer) van de respondenten over het cultuuraanbod in Zaanstad is een 6,7. Dat is gelijk aan dat in de voorgaande jaren. Er zijn ook vrijwel geen (significante) verschillen tussen de verschillende groepen (jong/oud, arm/rijk, allochtoon/autochtoon). De respondenten is gevraagd om voor een aantal soorten voorstellingen aan te geven of zij die de afgelopen twaalf maanden bezocht hebben en zo ja, hoe vaak zij die bezocht hebben, zie Tabel 7.
24
Bezoek aan culturele voorstellingen gemiddeld aantal bezoeken 2008 2007 2006 4,1 4,3 3,2 2,5 2,3 2,0 2,1 2,1 2,0 1,7 1,6 1,4 2,1 1,9 2,1 2,0 2,7 3,0 2,5 1,6 2,3 1,8 3,8 4,9 4,3 1,9 2,1 1,6 2,0 2,1 1,5
bezoek Type voorstelling film in bioscoop of filmhuis concert pop-/wereldmuziek cabaret of kleinkunst Musical Toneelvoorstelling concert koor, harmonie, fanfare, brassband concert klassieke muziek jazz-/bluesconcert dance-/houseparty ballet-/dansvoorstelling opera of operette Tabel 7
2008 59% 35% 35% 30% 26% 17% 16% 13% 11% 11% 9%
2007 56% 34% 28% 28% 23% 14% 13% 10% 11% 8%
2006 44% 23% 27% 27% 18% 9% 17% 8% 8% 7%
De film heeft de grootste belangstelling, gevolgd door popconcerten, cabaret of kleinkunst en musicals. Vergeleken met voorgaande jaren is er een lichte stijging te zien in het bezoek aan culturele voorstellingen. Vooral cabaret of kleinkunst geniet in 2008 een grotere belangstelling. BEZOEK VOORSTELLINGEN
Vrouwen bezoeken over het algemeen vaker een voorstelling dan mannen. Dit geldt vooral voor toneelvoorstellingen, musicals en balletvoorstellingen. Sommige voorstelling trekken vooral oudere bezoekers (kooruitvoering, harmonie, fanfare of brassband, opera of operette, concert klassieke muziek, ballet). Popconcerten, dancefeesten en de bioscoop worden juist vooral door jongeren bezocht. Inkomen is voor de meeste voorstellingen ook een factor van betekenis. Respondenten met een hoog inkomen bezoeken vaker een voorstelling dan minder vermogenden. Dat is vooral te zien bij cabaret, musicals en concerten klassieke muziek. Autochtonen bezoeken vaker een voorstelling dan allochtonen. BEKENDHEID VAN EN BEZOEK AAN EVENEMENTEN
Uit Tabel 8 blijkt dat bekendheid en bezoek van evenementen redelijk gelijk opgaan. Hoe bekender het evenement, hoe meer het bezocht wordt. De skeelerronde, de kinderboekenmarkt en de ‘Wereldreis door de Zaanstreek’ trekken gezien hun bekendheid minder bezoekers. Bekendheid van en bezoek aan Zaanse evenementen van gehoord Evenementen 2008 2007 2006 Dam tot Damloop 96% 97% * Zingen op de Zaan 81% * * Skeelerronde 79% 77% 79% Open Monumentendag 72% * * Jazz & Bluesfestival 60% 64% 67% Cultuurmarkt / Musicalfestival 59% 68% 69% Atelier-route 54% 51% 46% Kinderboekenmarkt (Zaanse 40% 43% 44% Schans) Midzomerzaan 41% * * de Wereldreis door de Zaanstreek 25% 16% 17% Theater op de noord 23% 15% 14% Moisefestival 10% * * Tabel 8
25
2004 97% * 86% * 75% 79% 45%
2008 51% 37% 15% 22% 24% 24% 19%
Bezocht 2007 2006 47% * * * 16% 21% * * 29% 35% 29% 30% 19% 20%
*
10%
10%
11%
*
* 14% 9% *
9% 7% 6% 2%
* 6% 7% *
* 8% 5% *
* 2% 2% *
2004 44% * 16% * 25% 26% 10%
De bekendheid van de Wereldreis door de Zaanstreek is in 2008 sterk toegenomen, terwijl het bezoek aan dit evenement stabiel is gebleven. De bekendheid van de Cultuurmarkt en het Jazz & Bluesfestival is in de loop der jaren gedaald. Toch heeft ruim de helft van de respondenten van deze evenementen gehoord. Opvallend is dat de Atelierroute en Zingen op de Zaan vooral door ouderen wordt bezocht. Jongeren tot 30 jaar zijn minder dan gemiddeld aanwezig bij vrijwel alle evenementen. Allochtonen brengen meer dan gemiddeld een bezoek aan de Wereldreis door de Zaanstreek en aan de Cultuurmarkrt / Musicalfestival, terwijl autochtone Zaanstadters relatief vaker aanwezig zijn bij de Atelierroute, Zingen op de Zaan en de Open Monumentendag. Het aantal respondenten dat zelf kunstzinnige activiteiten beoefent is niet zo groot, en varieert van slechts enkele respondenten die aan klassiek ballet doen, tot 13% van de respondenten die tekenen, schilderen of grafisch werk verrichten. Ook film, video en fotografie wordt door circa één op de tien respondenten uitgeoefend. Het gemiddeld aantal keren dat uiting wordt gegeven aan een kunstzinnige activiteit varieert sterk. Het bespelen van een instrument of individuele zang wordt het meest actief beoefend gevolgd door het zingen in een band of een orkest. Het aantal beoefenaars is vergeleken met 2004 toegenomen, maar het verschil met 2007 is niet heel groot, zie Tabel 9. Deelname aan kunstzinnige activiteiten Kunstzinnige activiteiten tekenen, schilderen, grafisch werk film, video en fotografie muziekinstrument bespelen muziekinstrument bespelen/zang individueel bespelen instrument/zang in band/orkest zang in koor Zingen ontwerpen voor nieuwe media / websites) beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden maken werken met textiel, wandkleden maken, weven verhalen/gedichten schrijven theater, toneel, mime Musical dans, ballet opera/operette Jazzballet
2008 13% 11% *
% deelname 2007 2006 15% 12% 11% 8% 11% 9%
2004 10% 7% 6%
gemiddeld aantal keer 2008 2007 2006 2004 22,7 26,4 14,8 24,6 18,3 28,7 19,5 28,2 * 75,7 74,9 78,8
8%
*
*
*
77,0
*
*
*
3%
*
*
*
42,7
*
*
*
5% *
* 10%
* 9%
* 6%
33,6 *
* 54,3
* 38,6
* 55,9
6%
8%
7%
5%
15,5
10,6
4,8
15,4
6%
7%
7%
5%
9,2
17,6
10
11,1
5%
4%
5%
3%
20,0
21,3
23,4
11,3
7% 2% * 4% * *
6% 2% * 3% * *
4% 1% * 2% * *
20,6 6,5 5,2 * 14,1 16,5
15,0 63,8 * 25,3 * *
16,8 18,8 * 28,3 * *
23,8 30 * 34 * *
wereld (volks) dans
3% 3% 3% * 1% 1% 1%
*
*
*
12,7
*
*
*
breakdance/streetdance/rappen
1%
*
*
*
18,5
*
*
*
klassiek ballet
0%
*
*
*
1,9
*
*
*
Tabel 9 4.5 Conclusie sport, recreatie en cultuur Ruim de helft van de Zaanstadters doet aan sport. Fitness is duidelijk het meest populair. De belangrijkste redenen om niet te sporten zijn gebrek aan tijd en fysieke problemen. Veel sporters beoefenen meerdere sporten. De eerste sport wordt vaak in georganiseerd verband op een sportcomplex beoefend. De tweede en derde sport worden veelal ongeorganiseerd beoefend op bijvoorbeeld een trapveldje in de buurt. Eén op de zes respondenten is ontevreden over de sportvoorzieningen in hun
26
wijk, één op de dertien over de sportvoorzieningen in de stad. In de zomer voldoet iets meer dan de helft van de respondenten aan de landelijk geldende beweegnorm, in de winter zakt dat percentage naar iets minder dan de helft. De norm wordt in 2008 minder vaak gehaald dan in 2007. Als recreatiegebied zijn de duinen en het strand het meest populair. Respondenten tussen de 25 en 44 jaar bezoeken relatief het vaakst een recreatiegebied. Allochtonen bezoeken wat vaker een park dan autochtonen. De autochtonen bezoeken op hun beurt weer wat vaker een recreatiegebied dan de allochtonen. Bijna éénderde van de respondenten is actief als vrijwilliger. Allochtonen zijn minder vaak actief als vrijwilliger dan autochtonen, maar zij zijn wel meer bereid om als vrijwilliger actief te worden dan autochtonen. Circa acht op de tien inwoners hebben in het algemeen voldoende contacten met andere mensen. Maar er is ook een deel dat graag wat meer contacten zou willen hebben; zij zouden dat graag willen op het gebied van vrienden ontmoeten, hobby’s, uitgaan/recreatie en sport. Twee derde van de inwoners beoordeelt de relatie tussen allochtonen en autochtonen in Zaanstad als neutraal. Van de inwoners vindt een kwart dat er te weinig contact is tussen allochtonen en autochtonen. Allochtonen zijn iets positiever over de relatie met autochtonen dan andersom. Bijna de helft van de respondenten komt wel eens in deBieb. Het hoofdfiliaal aan de Vermiljoenweg in Zaandam wordt het meest bezocht. Als rapportcijfer krijgt deBieb een ruime voldoende (7,5). Het ‘overall’ cultuuraanbod in Zaanstad krijgt een 6,7. Naar de film gaan is duidelijk het meest populair onder de Zaanstadters, op afstand gevolgd door popconcerten, cabaret of kleinkunst, musicals of toneelvoorstellingen. Voor de Zaanse evenementen en festivals geldt hoe bekender het evenement des te meer het bezoek. Het aantal respondenten dat zelf kunstzinnige activiteiten beoefent, is niet zo groot. Het aantal beoefenaars is vergeleken met 2004 gestegen, maar vergeleken met vorig jaar zijn de verschillen niet heel groot.
27
5 Onderwijs, gezondheid en zorg In dit hoofdstuk staan de ervaringen van ouders met het onderwijs van hun kinderen centraal. Tevens wordt ingegaan op de gezondheid van mensen en de zorg die zij ontvangen. 5.1 Onderwijs Van de respondenten heeft 15% kinderen in de basisschoolleeftijd (4 – 12 jaar). Deze ouders hebben een aantal vragen beantwoord over het onderwijs van hun kind. SCHOOLKEUZE
Bij 52% van de ouders staat de school van hun kind in de buurt waar zij wonen, bij 31% staat de school in de wijk waar ze wonen en 14% zit elders in Zaanstad op school. Slechts 3% van de ouders heeft kinderen die buiten Zaanstad op school zitten. Kinderen zitten nu iets vaker in de eigen buurt op school dan in 2007 (48%). De belangrijkste redenen om voor een bepaalde school te kiezen zijn de kwaliteit van het onderwijs (36%) en de ligging van de school (36%). Dit is gelijk aan 2007. De sfeer op school is voor 17% van de ouders (ook) nog een reden om voor een school te kiezen. KWALITEIT ONDERWIJS
Van de ouders beoordeelt 93% de kwaliteit van het basisonderwijs als voldoende (51%) tot goed (42%). Dit beeld komt overeen met dat uit 2007. Over de veiligheid rond de school zijn ouders iets minder te spreken. Van de ouders vindt 20% de veiligheid goed en 44% voldoende. Daarnaast is een kwart van mening dat de veiligheid onvoldoende is, vooral vanwege verkeersonveilige situaties. VOORTGEZET ONDERWIJS
Van de respondenten heeft 10% kinderen in het voortgezet onderwijs. Hun schoolkeuze is vooral ingegeven door de voorkeur van het kind zelf (39%) of door de kwaliteit van het onderwijs (31%). Ligging en sfeer speelden in mindere mate een rol (resp. 14% en 11%). De veiligheid op het voorgezet onderwijs scoort beter dan bij het basisonderwijs: 89% vindt de veiligheid voldoende tot goed. OPVOEDINGSONDERSTEUNING
Van de ouders heeft 11% behoefte aan advies met betrekking tot de opvoeding van hun kinderen. Allochtone ouders hebben hieraan meer behoefte (18%) dan autochtone ouders (10%). Het starten van een campagne om het alcoholgebruik van jongeren onder de 16 jaar terug te dringen, kan op een brede steun rekenen (92%). 5.2 Gezondheid ERVAREN GEZONDHEID Over het algemeen zijn de Zaanstadters zeer tevreden over hun eigen gezondheid. Veel respondenten (85%)
ervaren de eigen gezondheid als goed tot uitstekend en 15% als matig tot slecht. Die cijfers zijn min of meer gelijk aan die van 2007. Allochtonen zijn iets minder tevreden over hun gezondheid (19% matig tot slecht) dan autochtonen (14%), hoewel vorig jaar het verschil groter was. Ouderen zijn ook minder tevreden met de eigen gezondheid (32% van de 75-plussers vindt die matig tot slecht), evenals de respondenten in de lage inkomensgroepen. PSYCHISCH WELBEVINDEN
Een maat voor psychisch welbevinden is de vraag of men tevreden is met zijn of haar leven. Het overgrote deel van de respondenten is tevreden (65%) tot zeer tevreden (27%) hierover, 6% geeft aan minder tevreden te zijn en 2% is niet tevreden. Ook hierover zijn de meningen niet echt veranderd vergeleken sinds 2007. De verschillen in psychisch welbevinden blijken min of meer gelijk te lopen met die in lichamelijk welbevinden. Allochtonen en respondenten in lagere inkomensgroepen zijn doorgaans minder tevreden met hun leven.
28
BEPERKINGEN
Van de respondenten ondervindt 4% in ernstige mate lichamelijke belemmeringen in de dagelijkse bezigheden, 11% heeft dat in matige mate en 23% in lichte mate. Allochtonen ondervinden wat vaker dan autochtonen lichamelijke belemmeringen in de dagelijkse bezigheden, respectievelijk 20% en 14% (ernstig of matig). Ouderen ondervinden vaker lichamelijke belemmeringen en respondenten van 65 jaar en ouder het vaakst (26% ervaart ernstige of matige lichamelijke belemmeringen). HUISARTS
Het merendeel van de respondenten staat ingeschreven bij een huisarts (99%) en een tandarts (94%). Voor de huisartsen geldt dat 97% is ingeschreven in Zaanstad en 2,6% buiten Zaanstad. Bij de tandartsen ligt het percentage dat buiten Zaanstad staat ingeschreven hoger, namelijk op 13%. Dit beeld komt overeen met dat uit 2007. In de tabel 10 wordt het huisartsbezoek in de laatste jaren met elkaar vergeleken. Daaruit blijkt dat er sinds 2004 een lichte daling is in het huisartsbezoek. Bijna de helft van de respondenten is het afgelopen jaar niet of hooguit één keer naar de huisarts geweest. In 2004 gold dit voor aanzienlijk minder respondenten (37%). Huisartsenbezoek afgelopen jaar Niet 1 keer 2 of 3 keer 4 of 5 keer 5 tot 10 keer > 10 keer Tabel 10
2008 20% 27% 31% 12% 7% 3%
2007 19% 23% 33% 14% 8% 4%
2006 18% 23% 33% 16% 7% 4%
2004 16% 21% 35% 15% 9% 4%
Het huisartsenbezoek ligt hoger onder vrouwen (84% ten opzichte van 74% van de mannen), allochtonen (85% ten opzichte van 79% van de autochtonen). Ook 65-plussers bezochten de huisarts het afgelopen jaar vaak (90%). GEZONDHEID PER WIJK
De respondenten in de wijken Zaandam Zuidoost en de Oude Haven zijn minder tevreden over hun eigen gezondheid dan de respondenten in de andere wijken van Zaanstad, maar die verschillen zijn niet groot. Respondenten uit Poelenburg zijn het minst tevreden met hun leven (7% niet tevreden). Of er een verband bestaat met de eveneens in Poelenburg gemeten hoge ontevredenheid over de eigen gezondheid, is niet duidelijk. 5.3 Zorg In de Zaanpeiling is naar een tweetal vormen van zorg gevraagd, thuiszorg5 en mantelzorg6. Thuiszorg is professionele zorg zoals huishoudelijke zorg, maar het kan ook medische zorg betreffen. Mantelzorg is hulp van familie, vrienden of bekenden, zoals het doen van boodschappen en dergelijke. ZELFREDZAAMHEID
Gevraagd is of men zich voldoende kan redden. Van de respondenten geeft 4% aan zich niet voldoende te kunnen redden. Dat zijn met name 75-plussers (11%), allochtonen (11%) en mensen met een laag inkomen (9% van de respondenten met een inkomen tot € 1.300,- netto per maand). Eén derde van de respondenten die ernstige lichamelijke belemmeringen ervaren in het dagelijkse leven, geeft aan zich niet voldoende te kunnen redden. Datzelfde geldt voor 11% van de respondenten die matige lichamelijke belemmeringen ervaren. Dit aandeel is vergeleken met 2007 iets toege5 Een kleine groep van 100 respondenten maakt gebruik van thuiszorg. De betrouwbaarheid van de resultaten is daardoor beperkt en niet alle uitsplitsingen zijn mogelijk. 6 Mantelzorg:”Alle zorg die mensen op vrijwillige basis – dus niet in professioneel verband – verlenen aan oudere mensen of mensen met een chronische ziekte of handicap, die voortvloeit uit de sociale relatie die men met elkaar heeft”.
29
nomen (8% in 2007). Van de respondenten die gebruik maken van thuiszorgfaciliteiten kan 25% zich niet voldoende redden. Bij respondenten die mantelzorg ontvangen, ligt dit aandeel een stuk hoger (41%). Mensen met een verstandelijke-, lichamelijke- of visuele beperking kunnen zich aanzienlijk minder goed redden (resp. 27%, 18% en 18%). TEVREDENHEID OVER THUISZORG
Van de respondenten maakt 3% gebruik van de thuiszorgfaciliteiten. Ruim een derde van deze respondenten (36%) krijgt huishoudelijke hulp, 11% krijgt hulp bij de verzorging (douchen, kousen aantrekken) en een kwart krijgt andere hulp. Vergeleken met 2007 krijgen respondenten nu beduidend minder huishoudelijke hulp (53% in 2007). Het merendeel van de Thuiszorggebruikers is tevreden over de hulp die men krijgt (88%), 12% is ontevreden. In 2007 was nog 98% tevreden over de hulp die men kreeg. WIE GEBRUIKEN DE THUISZORG
Respondenten uit de twee laagste inkomensgroepen maken vaker gebruik van de Thuiszorg dan de hogere inkomens (9% om 1%). Ook onder 70-plussers is het gebruik uiteraard hoger (15%). Vooral de ouderen zijn zeer positief over de hulp. MANTELZORG ONTVANGEN
Van de respondenten ontvangt 2% mantelzorg7. Dit percentage is vergeleken met 2007 sterk gedaald (6% in 2007). Van de respondenten die mantelzorg ontvangen, krijgt 36% meerdere keren per maand en 56% enkele keren per week mantelzorg. De intensiteit waarin respondenten mantelzorg ontvangen, lijkt te zijn toegenomen. In 2007 kreeg 39% meer keren per week mantelzorg. Deze verschuivingen kunnen echter samenhangen met het beperkte aantal respondenten dat mantelzorg ontvangt. Allochtonen (5%) ontvangen relatief vaker mantelzorg dan autochtonen (1%). Van de respondenten die in ernstige mate lichamelijke belemmeringen ervaren, ontvangt 14% mantelzorg. Respondenten met een beperking of chronische aandoening ontvangen relatief de meeste mantelzorg. MANTELZORG GEVEN
Eén op de tien respondenten (11%) verricht mantelzorg. Vorig jaar lag dit aandeel iets hoger (13%). Bijna de helft (45%) van deze mensen doet dat enkele uren per week en een vijfde (20%) enkele uren per maand. Een kwart van de respondenten verricht intensiever mantelzorg variërend van hele dagen (7%) tot enkele uren per dag (18%). Zij die heel frequent mantelzorg verrichten, ervaren dit meer als een belasting dan zij die dat minder frequent doen. Het zijn over het algemeen iets meer vrouwen en mensen tussen 45 en 65 jaar die mantelzorg verrichten. Er is geen verschil tussen allochtonen en autochtonen voor wat betreft het verrichten van mantelzorg. Het merendeel van de respondenten verricht al langer dan 12 maanden mantelzorg (86%). Eén op de vijf mantelzorgers heeft behoefte aan ondersteuning (19%). 5.4 Conclusie onderwijs, gezondheid en zorg Ouders zijn over het algemeen tevreden over het onderwijs van hun kinderen, waarbij het basisonderwijs wel wat beter gewaardeerd wordt dan het voortgezet onderwijs. De veiligheid in en rond de basisschool wordt minder goed gewaardeerd. De ligging en de kwaliteit van het basisonderwijs zijn de belangrijkste beweegredenen bij de keuze voor de school. Bij het voortgezet onderwijs is naast de kwaliteit, de keuze van het kind het meest bepalend bij de schoolkeuze. De Zaanstadters zijn behoorlijk tevreden over hun gezondheid en over hun leven. Allochtonen zijn minder tevreden over deze zaken dan gemiddeld. Ruim een derde van de respondenten ervaart in meer of mindere mate lichamelijke belemmeringen. Het gaat dan vaak om chronische aandoeningen. Een klein deel van de respondenten geeft aan gebruik te maken van thuiszorg en/of mantelzorg. Opvallend is dat allochtonen relatief vaker mantelzorg ontvangen dan autochtonen. Zij die thuiszorg ontvangen, zijn daar erg tevreden over. 7
Door het lage aantal respondenten dat aangeeft mantelzorg te ontvangen is de betrouwbaarheid van deze achtergrondkenmerken laag.
30
6 Algemene gegevens De algemene vragen over de achtergrond van de respondenten zijn vooral bedoeld als achtergrondvariabelen voor de andere hoofdstukken. Ze leveren echter ook aanvullende informatie over de bevolking van Zaanstad, zoals een indicatie van het opleidingsniveau en het inkomen. OPLEIDINGSNIVEAU JONGEREN
Kijken we naar het opleidingsniveau van de respondenten van 18-648 jaar, dan zien we dat het opleidingsniveau wat hoger is dan gemiddeld, zie Tabel 11. Van de 18-29 jarigen heeft 28% een HBO/WO-opleiding en bij de 30-39 jarige is dat 33%. Gemiddeld ligt dat op 25%. Opleidingsniveau totale Zaanse bevolking vergeleken met die van de 18-64 jarigen Totale bevolking 18-64 jarigen Basisonderwijs 5% 4% Mavo/vbo 36% 33% Havo/mbo 32% 35% Hbo/universiteit 25% 26% geen opleiding 2% 2% Tabel 11 Allochtonen (16%) volgen minder vaak dan autochtonen (26%) een hogere opleiding. Ook hebben allochtonen vaker dan autochtonen geen opleiding gevolgd. DAGELIJKSE BEZIGHEDEN
De vraag naar de dagelijkse activiteiten levert globale informatie op over zowel de inkomstenbron als de belangrijkste tijdsbesteding, zie Tabel 12. Dagelijkse activiteiten naar geslacht Activiteiten
Man
vrouw
ik heb betaald werk in loondienst werkzaam als zelfstandige huisvrouw of huisman scholier/student/stagiair vut/gepensioneerd/AOW arbeidsongeschiktheidsuitkering Werkloosheidsuitkering Bijstandsuitkering Nabestaandenuitkering Tabel 12
58% 9% 1% 3% 23% 4% 1% 2% 0%
54% 5% 17% 4% 13% 5% 1% 2% 1%
totaal 2008 55% 6% 10% 4% 18% 4% 1% 2% 0%
totaal 2007 56% 6% 10% 4% 17% 4% 1% 1% 1%
totaal 2006 55% 6% 9% 5% 16% 4% 2% 2% 0%
totaal 2005 56% 6% 10% 4% 16% 5% 2% 2% 1%
totaal 2003 56% 6% 10% 3% 15% 5% 1% 1% 1%
totaal 2002 54% 5% 10% 5% 16% 5% 1% 2% 2%
Uit de bovenstaande tabel kan worden opgemaakt dat meer mannen dan vrouwen betaald werk hebben. Ook blijkt dat mannen vaker werkzaam zijn als zelfstandige. Vergeleken met 2007 is het verschil tussen mannen en vrouwen verder gedaald. Van de respondenten met een betaalde baan is 34% fulltime werkzaam, 29% werkt parttime, 5% werkt minder dan 12 uur per week en 32% is niet (langer) betaald werkzaam. Het aandeel respondenten dat fulltime werkt is teruggelopen van 39% naar 34%, het aandeel parttimers is juist gestegen van 22% naar 29%. INKOMENSSITUATIE
Van de alleenstaanden heeft 18% een inkomen op het sociaal minimum, zie Tabel 13. Van de éénoudergezinnen leeft 14% op het sociaal minimum voor alleenstaanden. Het merendeel van de gezinnen 8 De potentiële beroepsbevolking omvat normaal gesproken alle personen in de leeftijd 15 t/m 64 jaar. Omdat de Zaanpeiling wordt afgenomen bij respondenten vanaf 18 jaar mist er een stukje van die potentiële beroepsbevolking, namelijk degenen tussen 15 en 18 jaar.
31
met kinderen leeft van een modaal inkomen of zelfs twee keer modaal. Ook samenwonenden zitten over het algemeen op een modaal inkomen of daarboven. Vergeleken met 2007 is vooral het aandeel eenoudergezinnen met een laag inkomen gedaald. Het netto maandinkomen per huishoudenscategorie9
Alleenstaand Eenoudergezin Stel zonder kinderen Stel met kinderen Totaal Tabel 13
< € 950,18% 14% 2% 2% 7%
€ 950 - € 1.300 25% 27% 8% 4% 10%
€ 1.300 - € € 1.900 - € 1.900 3.150 > € 3.150,40% 14% 3% 31% 25% 3% 27% 42% 21% 16% 48% 30% 25% 38% 20%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100%
De inkomensgrenzen voor de Zaanpeiling 2008 zijn ingesteld op de inkomensgrenzen zoals die landelijk gelden. Het inkomen tot € 950 is het sociaal minimum voor alleenstaanden. Het inkomen € 950 - € 1.300 is het sociaal minimum voor samenwonenden. Een modaal inkomen is een inkomen tussen € 1.300- € 1.900 en € 1900- € 3.150 is twee keer modaal. WIE HEBBEN DE ZAANPEILING INGEVULD?10
Er zijn iets meer vrouwen (57%) dan mannen (43%) die de Zaanpeiling ingevuld hebben. Ruim de helft van de respondenten is van middelbare leeftijd (35 – 64 jaar). Het overgrote deel van de respondenten heeft een Nederlandse achtergrond (93%). Deze verdeling is anders wanneer we het aanvullende face-to-face onderzoek onder allochtonen ook meenemen. Dan heeft namelijk 85% van de respondenten een Nederlandse achtergrond. Daarmee is de ondervertegenwoordiging van allochtonen in de respons gecompenseerd. Van het totaal aantal respondenten is: • 43% gehuwd of samenwonend zonder kinderen; • 32% is gehuwd of samenwonend met kinderen; • 16% is alleenstaand; • 3% is alleenstaand met kinderen; • 4% woont in bij de ouders. Bovendien is: • 55% betaald werkzaam; • 23% is gepensioneerd; • 11% is huisvrouw/man; • 2% is student; • 8% ontvangt een uitkering. 18% van de respondenten heeft een netto inkomen tot € 1.300 in de maand, en 82% heeft dus een modaal inkomen of hoger. Vergeleken met de Zaanpeiling 2007 zijn de verschillen naar kenmerken van de respondenten minimaal.
9 De inkomenscategorieën zijn voor de Zaanpeiling 2007 aangepast. Hierdoor is een vergelijking met eerdere jaren niet meer mogelijk. 10 In deze alinea is niet gewogen. Er wordt hier puur gekeken naar de achtergrond van de respondent om een beeld te geven van wie de Zaanpeilingvragenlijst invult.
32