Onderwijs en zorg Inleiding Twee onderwerpen hebben dit jaar in het bijzonder de aandacht van de ombudsman gevraagd: het leerlingenvervoer en de klachtbehandeling bij uitbesteding van overheidstaken in de zorg. Ouders kwamen in de knel door het gedeeltelijk afschaffen van leerlingenvervoer naar de naschoolse opvang. Overheidstaken worden steeds vaker uitbesteed aan organisaties die geen bestuursorgaan zijn. De ombudsman onderzocht de klachtbehandeling bij een opdrachtnemer van de Dienst Wonen, Zorg en Samenleven, omdat de ombudsman tweedelijns klachtinstantie is.
Onderwijs Ten aanzien van het onderwijs hebben met name het leerlingenvervoer, de leerplicht, inburgering en behandeling van klachten over scholen de aandacht van de ombudsman gehad.
Leerlingenvervoer Ouders van leerplichtige kinderen met een handicap kunnen voor hun kind vervoer van en naar school aanvragen. Tot schooljaar 2009-2010 werden talloze kinderen op verzoek van hun ouders in diverse stadsdelen na school niet naar huis, maar naar de naschoolse opvang gebracht. Die mogelijkheid zou vervallen na de fusie van de stadsdelen en het overdragen van het leerlingenvervoer aan de centrale stad. De gemeente streefde naar uniformering van het aanbod en koos voor het laagste niveau van dienstverlening. Daarmee werd vervoer naar de naschoolse opvang voor ouders uit alle stadsdelen afgeschaft. Ouders die al gebruik maakten van het leerlingenvervoer konden daar nog tot het eind van schooljaar 2009-2010 een beroep op doen maar nieuwe aanvragen werden niet gehonoreerd. Diverse ouders vreesden dat zij hun baan zouden moeten opzeggen of dat hun kind in ontwikkeling zou terugvallen. Een aantal van hen wendde zich tot de Gemeentelijke Ombudsman. Ook nam MEE Amstel en Zaan, belangenbehartiger voor mensen met een beperking, contact op met de ombudsman. Ook deze organisatie vroeg aandacht voor de kwestie, met name van gehandicapte kinderen. Naar aanleiding van deze signalen organiseerde de ombudsman in juni een rondetafelbijeenkomst, waarbij ook de gemeente vertegenwoordigd was. Via een brief heeft de ombudsman daarna bij de wethouder aandacht gevraagd voor het probleem. Kort hierop heeft deze laten weten dat een overgangsregeling werd getroffen voor bestaande gebruikers. Hun kinderen zouden ook in het nieuwe schooljaar in aanmerking komen voor vervoer naar de naschoolse opvang. De gemeente streeft ernaar om voor het schooljaar 2011-2012 een nieuwe verordening op te stellen. Hierbij zal de gemeente onderzoeken of het logistiek en financieel haalbaar is om vervoer naar de naschoolse opvang volledig te verzorgen.
46
Jaarverslag 2010
De brandbrief van de ombudsman en een door SP raadlid Maureen van der Pligt ingediende motie zijn in de commissie Onderwijs, Zorg en Kunst en vervolgens in de gemeenteraad uitvoerig aan de orde geweest. Tijdens deze bespreking zegde de wethouder toe de afgewezen aanvragen nog eens te beoordelen op schrijnendheid. Naar aanleiding van de toezegging van de wethouder kijkt DMO indringender naar schrijnende gevallen. Dit heeft in verschillende zaken alsnog tot toewijzingen geleid.
Leerplicht In 2010 is de handhaving van de leerplicht van de stadsdelen overgedragen aan de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Bureau Leerplicht Plus (BLP). In 2010 zijn twee rapporten verschenen over het handelen van de leerplichtambtenaar. Eén had betrekking op de informatieverstrekking aan ouders over de mogelijkheid onderwijs in het buitenland te volgen. Het andere rapport ging over een vermeend schoolverzuim en een onduidelijke brief over de gevolgen ervan. Daarnaast werd een klacht over de situatie niet herkend. Mede naar aanleiding van deze rapporten heeft de leiding van Bureau Leerplicht Plus de ombudsman verzocht een bijdrage te leveren aan de verbetering van klachtherkenning van de leerplichtambtenaren. De ombudsman zal naar aanleiding hiervan de Workshop Klachtherkenning verzorgen.
Inburgering In het kader van het jaarplan 2010 heeft de ombudsman onderzoek gedaan naar inburgering. Onderzocht is het proces dat de verplichte inburgeraar moet doorlopen van het eerste contact met de gemeente tot het volgen van het onderwijs door taalaanbieders of het opleiden voor het staatsexamen. Ook beoordeelt de ombudsman het functioneren van de klachtenregeling en de manier waarop DWI, verantwoordelijk voor de verplichte inburgeraars, toezicht houdt op de klachtbehandeling door de taalaanbieders.Verder heeft de ombudsman gekeken naar de voorbereiding van handhavingstrajecten. Twee onderzoekers hebben dossieronderzoek gedaan en interviews gehouden met diverse professionals en inburgeraars. Het resultaat van dit onderzoek wordt in het eerste kwartaal van 2011 (na het ter perse gaan van dit jaarverslag) verwacht. De urgentie van een goed lopend proces is vergroot nu de termijn van drie en een half jaar, waarbinnen inburgeraars aan hun verplichting moeten voldoen is gaan lopen. Met de handhaving door middel van boetes zal een begin worden gemaakt. Ook van belang is dat vanaf 2014 de financiering door de overheid zal eindigen.
Bureau Jeugdzorg Eind 2009 verscheen het resultaat van een onderzoek dat de Gemeentelijke Ombudsman in afstemming met de Nationale ombudsman heeft gedaan naar de infrastructuur van klachtbehandeling bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam. Een van de conclusies van het rapport was dat het leereffect van klachten nog onvoldoende was door summiere verslaglegging van informele klachtafhandeling. Aan het rapport zijn verder diverse aanbevelingen verbonden die zowel de klager als de organisatie meer houvast beogen te bieden bij klachten en waarmee het leereffect kan worden vergroot. In het voorjaar van 2010 heeft de portefeuillehouder Jeugdzorg van de stadsregio, Lodewijk Asscher, laten weten de aanbevelingen over te nemen. In de loop van 2010 publiceerde de Nationale ombudsman de resultaten van zijn onderzoek bij drie andere Bureaus Jeugdzorg. Uitgangspunt van dit onderzoek was om met de bureaus te verkennen waar en hoe klachtbehandeling kan worden verbeterd. Dit resulteerde in de handreiking ‘Goede klachtbehandeling in de jeugdzorg’, die uitgangspunten voor goede, eerlijke en eenduidige klachtbehandeling bevat. Het stuk is te vinden is op www.nationaleombudsman.nl.
Zorg In het onderdeel over de dienst Wonen, Zorg en Samenleven (WZS) komt de uitbesteding van overheidstaken aan de orde. In dat verband bracht de Gemeentelijke Ombudsman een aantal rapporten uit over klachten over opdrachtnemers. Bij de GGD speelden diverse zaken over het afleggen van een huisbezoek. Ook hierover heeft de ombudsman rapporten uitgebracht.
Jaarverslag 2010
47
Dienst Wonen Zorg en Samenleven Bracht de ombudsman in 2009 slechts drie rapporten over de dienst uit, dit jaar waren dat er tien. Ter vergelijking: in 2008 werden acht rapporten gepubliceerd. In een enkele zaak ging het om een bejegeningsklacht. Het Instroomhuis, een centraal aanmeldloket voor daklozen in Amsterdam, wekte valse verwachtingen. WZS heeft in 2010 maatregelen getroffen, werkprocessen aangepast en (interne) afspraken gemaakt om verbeteringen, met name in de procedure voor het aanvragen van voorzieningen, door te voeren. Klachtbehandeling bij uitbesteding van overheidstaken Eén van de jaarplanonderzoeken was gewijd aan klachtbehandeling bij uitbesteding van overheidstaken in de zorg. De ombudsman signaleerde dat de overheid steeds vaker overheidstaken uitbesteedt aan organisaties die geen bestuursorgaan zijn.Voorbeelden zijn parkeerhandhaving, schuldsanering, re-integratie van bijstandsgerechtigden en de uitvoering van Wmo-taken. De vraag is dan hoe het is gesteld met de verantwoordelijkheid van de dienst bij klachten over opdrachtnemers. Op welk moment komt de Gemeentelijke Ombudsman in beeld wanneer burgers klachten over een opdrachtnemer hebben? Voor de ombudsman geldt als criterium of een activiteit als overheidshandelen kan worden aangemerkt: ‘alles wat de overheid betaalt, bepaalt en organiseert’. De ombudsman onderzocht de klachtbehandeling door één van de opdrachtnemers van WZS. De ombudsman deed naar aanleiding van dit onderzoek onder meer de aanbeveling om bij de opdrachtnemer een klachtenprocedure conform de Algemene wet bestuursrecht te waarborgen. Daarmee wordt de ombudsman, en niet WZS, de tweedelijnsklachtinstantie. In een gesprek met de wethouder Zorg zei de wethouder het met dit standpunt van de Gemeentelijke Ombudsman eens te zijn. Hij trok dat breder en verwacht, als portefeuillehouder dienstverlening, aan de ombudsman en het college van B&W een algemeen voorstel te doen ter waarborging van een behoorlijke klachtbehandeling bij uitbesteding van overheidstaken. Dit zal in het eerste kwartaal van 2011 aan de orde komen. Intussen heeft CentraM, een welzijnsinstelling in Centrum en West, de ombudsman gevraagd als tweedelijns klachtbehandelaar voor alle taken van de stichting, al dan niet in opdracht van de gemeente, te fungeren. Het inrichten van de klachtenprocedure conform de Awb wil niet zeggen dat WZS buiten beeld blijft als een burger bij de ombudsman een klacht over een opdrachtnemer indient. De huidige werkwijze is dat de Gemeentelijke Ombudsman zich met een klacht over de opdrachtnemer tot het verantwoordelijke bestuursorgaan als opdrachtgever wendt.Voorwaarde daarvoor is dat zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer in staat is snel te handelen en goede contacten met de ander onderhoudt. Bij WZS is dat het geval vanwege een goed en alert optredend klachtenteam. Klachtbehandeling door opdrachtnemers De ombudsman heeft in dit verslagjaar nog drie rapporten naar aanleiding van klachten over opdrachtnemers uitgebracht (‘Klachtbehandeling door een thuiszorgorganisatie’ RA1046603 en ‘Eisen aan klachtafhandeling’ RA1046612). In twee zaken ging het om de manier waarop de organisaties op de klachten hadden gereageerd. In geen van beide zaken werd voldaan aan de eisen die WZS aan klachtafhandeling stelt: - de klager wordt altijd zo volledig mogelijk geïnformeerd over het onderzoek dat naar aanleiding van de klacht is uitgevoerd; - in de klachtafhandelingsbrief staat op welke wijze, op welke datum en door wie is gehoord; - bij een gegronde klacht wordt excuus aangeboden; - de klager wordt op de hoogte gebracht van de maatregelen die DZS of de uitvoerder neemt/heeft genomen naar aanleiding van de klacht; - in de afhandelingsbrief staat ook vermeld dat de klager bij ontevredenheid over de klachtafhandeling met zijn klacht naar DZS kan gaan. WZS voelt zich als opdrachtgever verantwoordelijk voor de klachtbehandeling door opdrachtnemers en wil daar ook een rol in spelen. Dat betekent dat de dienst zijn toezichthoudende rol moet waarmaken. In deze zaken was dat onvoldoende gebeurd, oordeelde de ombudsman.
48
Jaarverslag 2010
De derde zaak betrof de behandelingstermijn van een aanvraag waarvoor een medisch advies nodig was (RA1050023). Tussen het moment van aanvraag bij CIZ en het besluit van WZS lagen meer dan drie maanden, terwijl de wettelijke beslissingstermijn acht weken bedraagt. De dienst bleek de behandelingsperiode bij CIZ niet mee te rekenen en vond daarom dat WZS het besluit binnen de wettelijke termijn had genomen. Vanwege de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen per 1 oktober 2009 heeft de dienst dit veranderd. Niet de ontvangstdatum van de aanvraag bij WZS maar de ontvangstdatum van de aanvraag bij CIZ geldt sindsdien als aanvraagdatum. De ombudsman oordeelde dat de overheid zich aan wet- en regelgeving moet houden, dus ook aan wettelijke termijnen. De werkwijze tot 1 oktober 2009 was daarmee in strijd. Aanvullend openbaar vervoer Over het aanvullend openbaar vervoer schreef de ombudsman al uitgebreid in zijn jaarverslag 2009. In 2010 heeft de ombudsman hier opnieuw aandacht aan besteed. Positief is dat de gebruikers de kwaliteitsverbetering bij het AOV goed merken en dat er geregeld contact met WZS en de vervoerders is. De inspanningen van de vervoerders en WZS werpen kennelijk hun vruchten af. Dit schept ook verplichtingen voor de gemeente voor de aanbesteding van het AOV in 2011. Die zal met de nodige waarborgen omringd dienen te zijn om een kwalitatief hoogstaande uitvoering van het AOV te garanderen. De punctualiteit blijft een aandachtspunt, blijkt uit de klanttevredenheidsonderzoeken van WZS. Individuele vervoersvoorziening Drie inwoners van Amsterdam gingen naar de ombudsman, omdat ze vonden dat ze wel erg lang op hun voorziening moesten wachten. In al deze zaken publiceerde de ombudsman een rapport. Eén zaak (RA1053271) betrof een vrouw die een aanvraag voor het vergoeden van aanpassingskosten van haar auto indiende. Na vijf maanden wees de dienst de aanvraag af. De vrouw diende een bezwaarschrift in en na negen maanden ontving ze de beslissing. Bij zowel de beslissing op de aanvraag als de beslissing op bezwaar deden zich geen omstandigheden voor die de overschrijding van de behandeltermijnen verklaarden. Naar aanleiding van deze zaak berichtte WZS dat de dienst zich inspant om doorlooptijden te verlagen. Zo zijn er intern en met CIZ – dat de indicatieadviezen geeft – afspraken gemaakt over het versturen van opschortingsberichten en verdagingen aan cliënten. Een andere Amsterdammer vroeg een bruikleenauto aan bij de gemeente (RA1050285). Zijn aanvraag werd afgewezen. Een juridische procedure tot aan de Centrale Raad van Beroep volgde. Tijdens de zitting bij de Raad kwamen de inwoner en de dienst tot overeenstemming: de dienst kende de bruikleenauto toe. Het duurde meer dan zeven maanden voordat de man de bruikleenauto eindelijk ontving. De dienst vertelde de Gemeentelijke Ombudsman dat er een werkachterstand was en dat het leveringsklaar maken ook twee maanden had geduurd. De dienst heeft extra mensen ingezet en de interne procedures aangepast. Dat moet de doorlooptijd van aanvragen zoveel mogelijk verkorten. Een derde zaak (RA1059823) betrof de verstrekking van een gesloten buitenwagen. In eerste instantie wees WZS de aanvraag af. Na beroep besloot WZS de aanvraag alsnog toe te kennen. Dat ging echter niet zonder slag of stoot. De uiteindelijke levering van de wagen liet ook nog eens maanden op zich wachten. WZS verlangde dat de man zijn auto van de hand deed alvorens de aanvraag in behandeling werd genomen. Uiteindelijk overleed hij een maand na verstrekking van de Canta. (Een volledige samenvatting van dit rapport is onderaan dit hoofdstuk te vinden.) Instroomhuis wekt valse hoop bij daklozen Het Instroomhuis, geopend in het najaar van 2008, is een centraal loket waar daklozen zich kunnen aanmelden voor opvang in Amsterdam.
Jaarverslag 2010
49
Bij één van de eerste daklozen, die ook ‘ambassadeur’ voor het Instroomhuis was, was het beeld ontstaan dat het Instroomhuis een reële bijdrage kon leveren om zijn woonprobleem op te lossen. Hij was dan ook teleurgesteld dat hij na zes weken Instroomhuis werd verwezen naar de nachtopvang en op een wachtlijst voor (begeleid) wonen werd geplaatst. De wachttijd hiervoor bedroeg anderhalf tot twee jaar. De man was van mening dat de gemeente de zaken te rooskleurig had voorgesteld. De verwachting dat het Instroomhuis het einde van dakloosheid betekende, bleek niet te kloppen. Twee organisaties die de belangen van daklozen behartigen, onderschreven dit. De ombudsman concludeerde na zijn onderzoek dat de informatievoorziening van de gemeente tekort was geschoten. Op de daklozen gerichte informatie ontbrak en ook bij de doelgroepambassadeurs was een verkeerd beeld ontstaan over de mogelijkheden van het instroomhuis.Verder was er nagelaten reële informatie te geven over de termijn waarbinnen het woonprobleem kon worden opgelost. De ombudsman begrijpt dat er bij de politiek een gevoel van urgentie bestond om het project zo snel mogelijk op te starten, maar dit had niet ten koste mogen gaan van de kwaliteit van de dienstverlening. Tijdens een werkbezoek in november constateerde de ombudsman dat de instroom weliswaar soepeler verliep, maar dat een groot aantal daklozen wegens het ontbreken van regiobinding, of omdat zij niet voldoen aan de hiervoor door de GGD opgestelde criteria, niet in aanmerking komen voor plaatsing. Ook de doorstroming naar passende woonvoorzieningen stagneert. Tevens waren de communicatie en voorlichting over het instroomhuis niet op orde.
Geneeskundige en Gezondheidsdienst Geleerd van klachten In december 2009 verscheen het rapport ‘Slordige overdracht heeft grote gevolgen’. Het rapport betrof een ernstig incident naar aanleiding van gebrekkige afstemming tussen het Meldpunt Zorg&Overlast (gecoördineerd door een welzijnsinstelling), de GGD en het toenmalige stadsdeel Bos en Lommer. De organisaties betreuren de gang van zaken en hebben excuses aangeboden. Het rapport werd tweemaal in de stadsdeelraad besproken. De deelraad was geschokt over het feit dat de klachtenprocedure in strijd met de Algemene wet bestuursrecht was en dat de betrokken organisaties zich niet verantwoordelijk voelden. Naar aanleiding van dit rapport heeft het stadsdeel duidelijke afspraken met de welzijnsinstelling (CentraM) gemaakt over de manier waarop klachten worden behandeld. Het stadsdeel heeft de regierol op zich genomen en monitort de klachtbehandeling door CentraM. Als de burger niet tevreden is, kan hij zich in tweede instantie tot de Gemeentelijke Ombudsman wenden. Ook andere stadsdelen zouden een voorbeeld kunnen nemen aan de afspraken die het stadsdeel met de welzijnsinstelling heeft gemaakt over de behandeling van klachten. Huisbezoek De GGD kent een onderdeel Hygiënisch Woningtoezicht, ondergebracht bij de afdeling Vangnet&Advies. De inspecteur legt huisbezoeken af bij klachten over stank, vervuiling etc. Ook verzorgt hij het schoonmaken van ernstig vervuilde woningen. In 2010 zijn naar aanleiding van huisbezoeken diverse klachten bij de ombudsman ingediend. De ombudsman heeft over één zaak een rapport geschreven (RA1059723). Een huisbezoek is een ingrijpend middel, zeker als het de GGD is die langskomt vanwege een klacht over bijvoorbeeld stankoverlast. De burger is zich vaak nergens van bewust en voelt zich overvallen en aangevallen. Dan is een zorgvuldige procedure waarbij wat er gebeurt helder wordt vastgelegd van groot belang. Als de GGD constateert dat er van overlast geen sprake is, is het voor de burger een vorm van genoegdoening wanneer hij dit vervolgens schriftelijk bevestigd krijgt. Dat moet dan wél gebeuren. Klachtencommissie De GGD moet op grond van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ) een klachtencommissie hebben. In november 2010 ontmoetten de ombudsman en de klachtencommissie elkaar. Zij spraken onder meer over de bevoegdheden van de commissie en van de ombudsman, rekening houdend met de verschillen tussen de Algemene wet bestuursrecht en de WKCZ, en de gevolgen daarvan voor de klachtbehandeling. Naar aanleiding van het rapport ‘Slordige overdracht heeft grote gevolgen’ (RA0945853) is gesproken over 50
Jaarverslag 2010
de Meldpunten Zorg en Overlast in de stadsdelen. Ten slotte is, vooruitlopend op de publicatie van het rapport ‘Tekortschietende rapportage over snuffelbezoek’ van gedachten gewisseld over de noodzaak van een deugdelijke rapportage over een huisbezoek door de GGD. Ook de klachtencommissie erkent de noodzaak daarvan.
Rapporten AOV-pas onterecht geblokkeerd (RA1049267) Een inwoonster van Amsterdam met een AOV-vervoerspas maakte gebruik van een rolstoel en een scootmobiel. Ze wil niet altijd met een rolstoel reizen, maar in haar situatie is gebruik van het AOV (Aanvullend Openbaar Vervoer) zonder rolstoel niet mogelijk. Daarom vroeg ze een vervoerskostenvergoeding aan. Op het aanvraagformulier schreef ze dat ze niet met het AOV kan reizen. Daarop blokkeerde de Dienst Zorg en Samenleven haar vervoerspas. Door tussenkomst van de Gemeentelijke Ombudsman werd dat weer hersteld. De gebeurtenis was aanleiding voor de dienst om de werkwijze aan te passen: voortaan wordt een pas alleen geblokkeerd als de gebruiker heeft gezegd dat hij die niet meer wil gebruiken. Tekortschietende rapportage over snuffelbezoek (RA1059723) Na een klacht over stankoverlast legt de inspecteur woonhygiëne een huisbezoek bij een vrouw af. Hij ruikt door de brievenbus en neemt een penetrante hondenlucht waar. Een maand later is de lucht verdwenen. De gang van zaken is voor de vrouw aanleiding een klacht bij de GGD in te dienen. Zij en de inspecteur verschillen met elkaar van mening over de vraag of er nu wel of geen sprake was van stankoverlast. Ook heeft de inspecteur zijn bevindingen slechts zeer summier vastgelegd en niet aan de vrouw teruggemeld. Daarom wendt de vrouw zich tot de Gemeentelijke Ombudsman. Die houdt een hoorzitting. De ombudsman overweegt dat een deugdelijk verslag van het huisbezoek kan bijdragen aan het vertrouwen van de burger. Dit verslag dient teruggekoppeld te worden naar de burger. Zo kunnen klachten worden voorkomen. Om deugdelijke verslaglegging te realiseren heeft de inspecteur woonhygiëne administratieve ondersteuning nodig. De GGD heeft de noodzaak hiervan bevestigd. De dienst heeft niet voldaan aan het vereiste van adequate organisatorische voorzieningen. Wachten op een Canta (RA1059823) Een 82-jarige gehandicapte Amsterdammer vraagt in augustus 2007 een gesloten buitenwagen (Canta) aan bij de gemeente ter vervanging van zijn eigen 18 jaar oude auto. De aanvraag wordt afgewezen. De man maakt bezwaar en de gemeente kent de buitenwagen in augustus 2009 alsnog toe, mits de man zijn eigen auto wegdoet. Omdat de man dan geen vervoersvoorziening meer heeft, is er een nieuwe situatie ontstaan en kan hij een aanvraag voor de Canta indienen. Omdat de man in die tijd zonder vervoer zou zitten, gaat hij in beroep tegen de eis om zijn auto van de hand te doen. Tijdens de zitting in oktober 2009 zegt de dienst voor de periode van vier weken tussen afstand van de auto en levering van de Canta een taxikostenvergoeding toe. Deze wordt pas vanaf februari 2010 uitbetaald. De man trekt zijn beroep in en krijgt vier maanden later, op 1 april 2010, zijn Canta. Eind mei 2010 overlijdt de man. De Canta heeft hij niet meer kunnen gebruiken. Zijn gemachtigde legt de zaak aan de Gemeentelijke Ombudsman voor. De ombudsman toetst de zaak aan het evenredigheidsvereiste. Dat houdt in dat een bestuursorgaan zijn doel bereikt op een manier die het minst ingrijpend voor de burger is (subsidiariteit) en dat die manier in evenredige verhouding staat tot het te bereiken doel (proportionaliteit). De Dienst Wonen, Zorg en Samenleven had de minst ingrijpende procedure voor het verstrekken van de Canta moeten volgen en de gekozen procedure had in redelijkheid van de burger moeten kunnen worden gevergd. De eis om afstand te doen van de eigen auto was ingrijpend, omdat het tot gevolg had dat de man tijdelijk geen vervoersvoorziening had. Het indienen van een nieuwe aanvraag was geen redelijke eis omdat de Canta al was toegekend. De dienst heeft zich daarom niet aan het evenredigheidsvereiste gehouden, vond de Gemeentelijke Ombudsman. Jaarverslag 2010
51