Workshops en Praktijkopdrachten Periode 1 Schooljaar 2015-2016 Opleiding: Maatschappelijke Zorg Groep: HWEMZO3V, niveau 4 Workshop 1: Ouderenzorg Werkproces: 1.1, 1.2, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.6, 3.1, 3.6 Met een diploma Maatschappelijke Zorg kun je ook in de Ouderenzorg gaan werken. Door de enorme vergrijzing komen er de komende jaren steeds meer banen beschikbaar. Als we spreken over de doelgroep ‘Ouderen’, kunnen dat mensen zijn die voor hun leeftijd normaal functioneren, maar niet meer helemaal zelfstandig kunnen wonen vanwege lichamelijke klachten. Het kan ook gaan over ouderen die ziek zijn of een psychiatrische aandoening hebben. In de zorg voor mensen met een handicapt worden cliënten steeds ouder, ook daar kan sprake zijn van speciale “ouderenzorg” en komen bovengenoemde problemen veelvuldig voor. Er verandert de laatste jaren veel in de zorg voor ouderen. Men komt steeds meer te weten over veel voorkomende ziekten, en ook de huisvesting van ouderen verandert. Steeds meer mensen gaan in kleinschalige woonvoorzieningen wonen, waar ze hun eigen leefwijze zo lang mogelijk vol kunnen houden. Dat is heel mooi, maar door de bezuinigingen lijkt deze ontwikkeling weer teruggedraaid te moeten worden. Competenties en Werkprocessen: met de kennis die je verkrijgt in deze workshop schep je voorwaarden om te kunnen voldoen aan de Competenties D, C, K, M, N, en R zoals verwacht voor het goed kunnen begeleiden van de oudere cliënt. Deze competenties zijn beschreven in de voortgangsrapportages voor MMZ, Persoonlijk Begeleider Specifieke Doelgroepen en Persoonlijk Begeleider Gehandicaptenzorg. Inhoud: Lichamelijke veranderingen Psychische veranderingen Sociale veranderingen Mogelijke problemen, zoals bijv. Depressie en Dementie Mogelijke somatische problemen Terminale zorg Hulpverlening aan ouderen Resultaat: Je bent bekend met de inhoud van de levensfase van ouderen. Je kent de meest voorkomende somatische problemen van ouderen. Je kent de meest voorkomende psychische problemen van ouderen. Je weet wat terminale zorg inhoudt. Je bent op de hoogte van de maatschappelijke veranderingen die van invloed zijn op de zorg aan ouderen.
1
Literatuur: Uitgeverij Angerenstein: Client & Omgeving; Thema 18.5, 18.6, 18.7 en Tips en Thema 19 Uitgeverij Angerenstein: Gehandicaptenzorg; Thema 6, 11 en 12 Uitgeverij Angerenstein: Specifieke doelgroepen: Thema 10 en 12. Toets: Je sluit de workshop af met een kennistoets in de week van 12 t/m 16 okt. NB: Niv. 4 heeft een zwaardere beoordeling dan niv. 3 over dezelfde stof. Duur: ± 7 x 1 ½ uur lessen.
WORKSHOP 2: Anatomie Werkproces: 2.1, 2.6 In je werk zal je mogelijk soms, in meer of minder mate, een aantal verpleegtechnische handelingen uit moeten voeren. Waarschijnlijk hebben jullie met een aantal van deze handelingen al ervaring op gedaan, bijvoorbeeld met het uitdelen van medicijnen of het verzorgen van wonden. Om verpleegtechnische handelingen op een verantwoorde manier uit te kunnen voeren, is het belangrijk dat je weet hoe het lichaam in elkaar zit. Deze workshop vormt de basis voor het onderdeel Verpleegtechnische handelingen dat in periode 3 wordt aangeboden. Anatomie wordt aan het eind afgesloten met een schriftelijke kennistoets. Je dient de toets met een voldoende af te ronden. Inhoud: • Anatomie van het lichaam. Resultaat: • Je bent in staat de kennistoets Anatomie met een voldoende af te sluiten.
Duur: ± 7 x 1 ½ uur lessen. Toets: in de week van 12 t/m 17 oktober.
2
WORKSHOP 4: Gesprekstechnieken Werkproces: 1.1 Gesprekken voeren is een belangrijk onderdeel van het examen. De bedoeling is dat je gesprekken kunt voeren met cliënten, met belangrijke personen uit het sociale netwerk van de cliënten en met collega's. Met 'gesprekken voeren' worden geen gezellige gespreken over de weersverwachtingen bedoeld. De gesprekken waar op gedoeld wordt zijn gesprekken om de hulpvraag van de cliënt te achterhalen. Dat lijkt misschien gemakkelijk, maar dat is het niet altijd. In deze workshop leer je hoe je gesprekstechnieken kunt hanteren om de hulpvraag van de cliënt vast te kunnen stellen. Vaak zal het zo zijn dat je verschillende gesprekjes voert tijdens de dagelijkse activiteiten die je met een cliënt doet. Gewoon tijdens het koffiedrinken, tijdens het eten, of tijdens een wandeling. Tijdens dit soort ‘terloopse’ gesprekjes kun je veel te weten komen over de verschillende hulpvragen. Je hoeft dus niet per se apart met de cliënt te gaan zitten en een ‘officieel’ gesprek inplannen. Dat kan voor sommige cliënten juist veel spanning oproepen. Je kijkt dus allereerst goed naar de cliënt en bedenkt wat er voor nodig is om de hulpvraag te achterhalen. Met sommige cliënten kun je helemaal geen gesprekken voeren omdat ze niet in staat zijn te praten. Als je niet via een gesprek te weten kunt komen hoe de cliënt de zorg en ondersteuning ervaart, kun je daar toch iets over te weten komen door de cliënt goed te observeren. Er wordt dan wel van jou verwacht dat je de signalen die de cliënt afgeeft goed kunt interpreteren. In zo'n geval beschrijf je op basis van je observaties waaruit blijkt dat de cliënt iets als wel/niet prettig ervaart. Aan de hand van een casus voer je tijdens de les een gesprek met iemand die een cliënt speelt, of met iemand die een verzorger/ouder/verantwoordelijke van de cliënt speelt. Tijdens dit gesprek toon je aan dat je je gespreksvaardigheden beheerst. Het gesprek wordt gevoerd in tweetallen en duurt ongeveer 5 minuten. Het gesprek wordt geobserveerd en beoordeeld door de medestudenten en door de docent. De beoordelingscriteria van het gesprek staan op pagina 5 en 6.. Inhoud: Gesprekstechnieken: Open vragen stellen, aandachtig luisteren, actief luisteren, samenvatten, doorvragen, gericht informatie verzamelen, conclusies trekken Non-verbale communicatie Prestatie: Drie gespreksverslagen, drie beoordelingsformulieren (pagina 5, 6 en 9) van je praktijkopdracht. Literatuur: De docent geeft literatuur op. Duur: 7 x 1 ½ uur
3
Praktijkopdracht Gesprekstechnieken Je gaat 1. één of meerdere gesprekken met de cliënt voeren met als doel de hulpvraag van de cliënt te inventariseren 2. één of meerdere gesprekken met collega’s voeren met als doel de hulpvraag van de cliënt te inventariseren 3. één of meerdere gesprekken voeren met iemand uit het sociale systeem van de cliënt met als doel de hulpvraag van de cliënt te inventariseren Indien het niet mogelijk is een (verbaal) gesprek te voeren met de cliënt ga je door middel van observaties van mimiek en lichaamstaal en andere vormen van non-verbale communicatie informatie achterhalen over de hulpvraag van de cliënt. Van deze drie gesprekken schrijf je een gespreksverslag. In elk gespreksverslag laat je de volgende punten terug komen: Doel van het gesprek Tijd en duur van het gesprek Motivatie gesprekspartner; waarom heb je voor deze gesprekspartner gekozen? De aanwezigen bij het gesprek Keuze en opstelling van de gespreksruimte Voorbereiding. Hoe heb je dit gesprek voorbereid? Hoe heb je degene waar je een gesprek mee voert benaderd? Hoe heeft deze persoon op jouw verzoek om een gesprek gereageerd? Welke verschillende gespreksonderwerpen komen er aan de orde? Wat voor een soort gesprek is het? Is het een probleemoplossend gesprek, een informatief gesprek, vraag je alleen iemand zijn mening of moeten er ook besluiten worden genomen? Welke vragen heb je gesteld? Welke hulpmiddelen (plaatjes, picto's, foto's) heb je bij dit gesprek gebruikt? Wat waren de antwoorden? Hoe verliep het gesprek? Wanneer heb je: doorgevraagd, samengevat, gespiegeld Wat zijn gemaakte afspraken en/of conclusies? Beschrijf wat volgens jou de hulpvraag is/hulpvragen zijn. De gespreksverslagen voeg je toe aan je verzamelmap. Het de bedoeling dat jouw praktijkbeoordelaar in ieder geval aanwezig is bij de gesprekken, zodat deze beoordeeld kunnen worden aan de hand van de beoordelingslijsten. Per gevoerd gesprek vult de praktijkbegeleid(st)er het bijbehorend beoordelingsformulier in (op pagina 5, 6 en 9) en ondertekent deze.
4
Beoordelingsformulier gesprekstechnieken voor praktijkbegeleid(st)er: O
V
G
Het is duidelijk dat het doel van het gesprek is om de hulpvraag vast te kunnen stellen. Feedback:
De student luistert aandachtig naar de gesprekpartner. Aan welk gedrag merkt u dat? Feedback
De student gebruikt gesprekstechnieken die passen bij de mogelijkheden en beperkingen van de gesprekspartner. Feedback
Waren de vragen zinvol en duidelijk voor de gesprekspartner? Zo niet, waarom niet? Feedback
De gesprekspartner krijgt alle ruimte zijn/haar mogelijkheden en wensen kenbaar te maken. Hoe merkt u dat? Feedback
De student vat het gesprek samen. Wanneer? Hoe vaak? Past het bij de mogelijkheden en beperkingen van de gesprekspartner om het gesprek samen te vatten? Feedback
5
De student laat merken dat hij/zij non-verbale signalen van de gesprekspartner goed interpreteert. Feedback:
De gespreksruimte past bij de gesprekspartner en de situatie? Zo niet, waarom niet? Feedback
Aan het eind van het gesprek zijn afspraken gemaakt of vervolgacties besproken met de gesprekspartner. Was dit passend bij de gesprekspartner en de situatie? Feedback
Heeft de student het gesprek goed afgerond? Was dit passend bij de gesprekspartner en de situatie? Zo niet, waarom niet? Feedback
Naam student:
Naam praktijkbegeleid(st)er:
Handtekening praktijkbegeleid(st)er:
6
Beoordelingsformulier gesprekstechnieken voor docent O
V
G
Het is duidelijk dat het doel van het gesprek is om de hulpvraag vast te kunnen stellen. Feedback:
De student luistert aandachtig naar de gesprekpartner. Aan welk gedrag merkt u dat? Feedback
De student gebruikt gesprekstechnieken die passen bij de mogelijkheden en beperkingen van de gesprekspartner. Feedback
Waren de vragen zinvol en duidelijk voor de gesprekspartner? Zo niet, waarom niet? Feedback
De gesprekspartner krijgt alle ruimte zijn/haar mogelijkheden en wensen kenbaar te maken. Hoe merkt u dat? Feedback
De student vat het gesprek samen. Wanneer? Hoe vaak? Past het bij de mogelijkheden en beperkingen van de gesprekspartner om het gesprek samen te vatten? Feedback
7
De student laat merken dat hij/zij non-verbale signalen van de gesprekspartner goed interpreteert. Feedback:
De gespreksruimte past bij de gesprekspartner en de situatie? Zo niet, waarom niet? Feedback
Aan het eind van het gesprek zijn afspraken gemaakt of vervolgacties besproken met de gesprekspartner. Was dit passend bij de gesprekspartner en de situatie? Feedback
Heeft de student het gesprek goed afgerond? Was dit passend bij de gesprekspartner en de situatie? Zo niet, waarom niet? Feedback
Naam student:
Naam docent:
Handtekening docent:
8
Beoordelingsformulier Praktijkopdracht Gesprekstechnieken en Observeren Periode 1, Maatschappelijke Zorg Naam:
Klas:
Datum:
Naam en handtekening praktijkbegeleid(st)er: Competentie
Beoordelingscriteria
Product
O/V
1.1 Inventariseert de hulpvragen van de cliënt Aandacht en begrip tonen
Je toont belangstelling voor, toont betrokkenheid bij, luistert actief, vraagt door bij de cliënt (en het cliëntsysteem). Ze geven je de informatie die je nodig hebt en voelen zich door jou begrepen. Onderzoeken Je gebruikt verschillende bronnen om informatie te verzamelen. Je krijgt zo een volledig beeld van de situatie en wensen van de cliënt Op de behoeften en Je gaat op professionele wijze in gesprek met de cliënt (en het cliëntsysteem). Je verwachtingen van de toont interesse in de cliënt. Je vraagt door, zodat je informatie krijgt over de “klant” richten mogelijkheden, wensen en verwachtingen van de betrokkenen. 3.4 Evalueert de geboden ondersteuning Aandacht en begrip tonen Je signaleert of de cliënt en andere betrokkenen tevreden zijn over de geboden zorg en begeleiding. Je zorgt er voor dat je deze informatie inbrengt bij je praktijkbegeleid(st)er tijdens de evaluatie van de gesprekken Analyseren Je haalt uit alle gegevens die je verzamelt (gesprekken, observaties) de belangrijkste informatie. Je concludeert op basis hiervan of de geboden opvang en begeleiding voldoen. Ook concludeer je of er voldoende voortgang is. Je komt zonodig met haalbare oplossingen. Je vertelt dit aan je praktijkbegeleid(st)er tijdens de evaluatie van de gesprekken.
Gespreksverslagen
Observatieverslagen Gespreksverslagen
Gespreksverslagen
9
EVALUATIEFORMULIER BOL MZ Periode 1 Naam: Klas: Loopbaanbegeleider: Zet een kruisje in het vakje dat het best aansluit bij je mening 5: helemaal mee eens 4: mee eens 3: gedeeltelijk mee eens 2: gedeeltelijk mee oneens 1: geheel mee oneens 1
2
3
4
5
Prestatie De lessen hebben mij goed voorbereid op het maken van de opdrachten en de toets. De had genoeg tijd om mijn opdrachten zelfstandig te maken. Ik begreep al snel wat er van me verwacht werd tijdens de lessen Het kunnen maken van deze opdrachten vind ik nuttig voor mijn werkzaamheden in de praktijk. Workshops De workshop Observeren was leerzaam De workshop Gesprekstechnieken was leerzaam De workshop Ouderenzorg was leerzaam De workshop Aantomie was leerzaam Ik vond de meeste workshops leuk De periode handleiding is duidelijk geschreven Rooster De roosters deze periode waren in orde Er was geen of weinig lesuitval Praktijkopdrachten De praktijkopdrachten vond ik zinvol voor mijn werk
Tips en opmerkingen a.u.b. op achterzijde
10
11