Zorg & Welzijn Opleiding MBO-VP Leerjaar 4 periode 15

Zorg & Welzijn Opleiding MBO-VP Leerjaar 4 periode 15

Titel integrale opdracht: Eindverantwoordelijke.

Uitstroombranche: geschikt voor alle uitstromen

Werkprocessen: 1.8 Verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in één specifieke branche 2.5 Biedt verpleegkundige begeleiding in één specifieke branche 3.4 voert beleidsmatige taken uit (met betrekking tot kwaliteitszorg)

Competenties: kwaliteit leveren / instructies en procedures opvolgen/ beslissen en activiteiten initiëren/ vakdeskundigheid toepassen/ presenteren/ op de behoeften en verwachtingen van de klant richten/ ondernemend en commercieel handelen/ relaties bouwen en netwerken/ aandacht en begrip tonen/overtuigen en beïnvloeden Beginvereisten: student is 4e jaars MBO-VP Leerweg en leerjaar: BOL en BBL leerjaar 4 periode 15

Aantal lesweken (lesdagen): 10 weken BOL en BBL - 1 lesdag per lesweek

Dit is een Individuele opdracht

Integrale opdracht eindverantwoordelijke niveau 4 VP ROCvA MBO-college Hilversum februari 2012

1

Situatieschets/ illustratie

Eindverantwoordelijke algemeen ziekenhuis:

Eindverantwoordelijke VVT:

Eindverantwoordelijke GHZ:

Opfrisdeel Het belang van het opfrisdeel is dat de student voortbouwt op eerder opgedane kennis , houding en vaardigheden, zowel opgedaan op school als in de praktijk. Geef hier richtlijnen zodat de student weet welke kennis, houding en vaardigheden, die in het 1e en 2e leerjaar aan bod geweest zijn, hij moet opfrissen - Verwijs naar onderdelen van projecten leerjaar 1 en 2 - Benoem Specifieke leerinhouden uit studieboeken - verwijs naar behaalde certificeerbare eenheden - Geef aan welke acties de student moet leerling

Verdiepingsdeel

Plan met je leidinggevende een aantal diensten waarin je eindverantwoordelijk bent voor de verpleegkundige zorg voor een aantal cliënten (wat past binnen de gewoonten van de instelling waar je werkt of stage loopt): eerst meelopen – dan onder begeleiding –dan zelfstandig. 1. Beschrijf hoe de eindverantwoording voor de verpleegkundige zorg gedurende 24 uur is geregeld binnen jouw instelling waar je werkt of stageloopt 2. Welke taken/ verantwoordelijkheden heeft desbetreffende verpleegkundige. Beschrijf deze puntsgewijs.


2

3. Voordat je een gerichte werkplanning kunt maken moet je de nodige informatie verzamelen. Noem een 15-tal punten die je moet weten / waar je rekening mee dient te houden. 4. Maak een werkplanning. 5. Bespreek deze door met je begeleider.

Eindproduct

Schrijf een reflectieverslag over een eindverantwoordelijke dienst die je gedraaid hebt op niveau 4. Laat het verslag beoordelen door je leidinggevende of een andere ervaren collega. Schrijf een reflectieverslag waarin je ingaat op de volgende aspecten: - Werkverdeling - inspelen op calamiteiten


3

Beoordelingslijst eindproduct A.

O / V

Inhoudelijke criteria mbt inhoud - objectief en meetbaar -

Beschrijf hier criteria waar het eindproduct inhoudelijk aan moet voldoen – waar moet het eindproduct inhoudelijk aan voldoen

B.

Algemene criteria mbt uitvoering opdracht –objectief en meetbaar (presentatie/ schriftelijk verslag/ voeren van een gesprek)- zie bijlage 2

C.

Algemene criteria mbt schrijfvaardigheid - zie bijlage 2


4

Waardering van het eindresultaat eindproduct

beoordelaar

Waardering 1e kans O/V/G

Waardering herkansing O/V/G

deel 1

Onvoldoende als minder dan 60% van de criteria niet voldaan zijn

idem

Voldoende als 60 -84 % van de criteria voldaan zijn Goed als 85 % of meer van de criteria voldaan zijn

deel 2

idem

idem

etc

Eindbeoordeling totale opdracht

Nog bepalen


5

Bijlage 1. Suggesties voor integrale opdrachten Voorbeelden van generieke prestaties: - ondersteun twee zorgvragers met verschillende zelfzorgtekorten bij de persoonlijke zorg ’s morgens en ’s avonds - maak een inventarisatie van taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van huishoudelijk werk. Geef knelpunten aan en wat jouw rol is - onderzoek hoe de rechten van de zorgvrager in jouw instelling worden gewaarborgd - geef een inbreng in een MDO of een ander overleg - maak kwaliteit van zorg bespreekbaar in een overlegsituatie - onderzoek in jouw instelling hoe er wordt omgegaan met culturele verschillen en breng een advies uit - observeer een zorgvrager gedurende een week ( minimaal 4 diensten). Geef weer wat de situatie voor deze zorgvrager is en maak hiervoor gebruik van Gordon en het SAMPC model. - coördineer de zorg rondom een zorgvrager. - zoek op wat de wetgeving is over het omgaan met het beroepsgeheim en de privacy. - maak een werkindeling voor je afdeling waarbij de zorg volgens zorgplan wordt uitgevoerd, terwijl één persoon minder wordt ingezet ( door ziekte, scholing,vakantie) - onderzoek of verzorgenden voldoende op de hoogte zijn van de wetgeving die met het beroep samenhangt - onderzoek hoe er op jouw afdeling wordt omgegaan met middelen en maatregelen en toets dat aan de BOPZ. - schrijf een brief over een misstand in de zorg - schrijf een sollicitatiebrief voor een stageplaats en voer een sollicitatiegesprek - oefen alle voorkomende verpleegtechnische handelingen en toon je bekwaamheid aan - begeleid een stagiaire of leerling bij het aanleren van vaardigheden - los een conflict op en geef aan welke strategie je gebruikt hebt - geef voorlichting over de opleiding aan nieuwe studenten. - verzorg een klinische les over een verpleegkundig onderwerp - informeer een groep over de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van een werknemer en/ of stagiaire - organiseer een scholing met als onderwerp de wet BIG of WGBO of Kwaliteits wet of Zorgzwaartepakketten. - onderzoek hoe het tuchtrecht werkt - geef een analyse van een situatie op je werk/ stage waarbij het contact met een collega ’niet lekker’ liep. Maak een plan hoe je een volgende keer zal reageren - onderzoek of het werkrooster conform het CAO is - organiseer een ethisch beraad aan de hand van een casus uit de praktijk - organiseer een verkiezingscampagnevoor de deelnemersraad. - organiseer een voorlichtingsbijeenkomst voor de deelnemersraad - organiseer een voorlichtingsbijeenkomst voor vrijwilligers. - organiseer een voorlichtingsbijeenkomst voor familieleden van de zorgvrager - onderzoek het nut en de knelpunten van vrijwilligers in jouw instelling - beoordeel een internetsite of programma op de televisie op bruikbaarheid voor de opleiding - onderzoek of er op de afdeling op de afgesproken wijze wordt omgegaan met zorgdossiers. - onderzoek de invloed van de euthanasiewetgeving op de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de verzorgende - organiseer een MDO waarin 3 zorgvragers met 3 verschillende zorgproblemen worden besproken - organiseer en geef een workshop waarbij je een zorgvrager hebt uitgenodigd. Werk je eigen prestatie uit


6

Prestaties gekoppeld aan een doelgroep: - maak een sociale kaart van de omgeving van een zorgvager - stel een dag/ weekprogramma samen voor een groep zorgvragers - organiseer een activiteit met betrekking tot vrijetijdsbesteding en begeleid deze in een zorginstelling - voer een opnamegesprek of een ontslaggesprek met een zorgvrager en/of zijn naasten - maak een observatieverslag van een ‘opvallende ‘ zorgvrager - begeleid een zorgvrager bij een onderzoek verricht door een andere discipline - bespreek de procedure rondom voorbehouden en risicovolle handelingen. Let op de wet BIG - verleen zorg aan een zorgvrager in de terminale fase - begeleid een zorgvrager bij het informeren van zijn naasten over zijn beperkingen en handicaps. - maak beleidsregels over een therapieontrouwe zorgvrager - verzorg kennis en informatieoverdracht voor collega’s over ervaringen van zorgvragers met een bepaalde chronische aandoening - maak een inventarisatie van de disciplines betrokken bij de zorg rondom de zorgvrager - geef psycho-educatie aan de familie van een zorgvrager - geef een klinische les over een zorgvrager - pas een specifieke benaderingswijze toe in een zorgsituatie met een zorgvrager - verdiep je in specifieke verpleegproblemen van een zorgvrager en plaats deze in het kader van actuele maatschappelijke ontwikkelingen - coördineer de zorg bij een zorgvrager in een complexe situatie - geef een presentatie over de manier waarop de zorgvisie op je werk gestalte krijgt in de geboden zorg - bedenk een manier om een zorgvrager uitleg te geven over zijn/ haar programma ( het volgen van agressietraining lessen) bespreek de protocollen ten aanzien van agressie die er in jouw instelling gehanteerd worden. Werk je eigen prestatie uit


7

Bijlage 2. Standaarden beoordelingscriteria

Algemene eisen schriftelijke opdracht (werkstuk/verslag) Beoordelingscriteria

Voldaan

Niet voldaan

Het werkstuk wordt ingeleverd in een snelhechter (niet in plastic hoesjes), tenzij anders vermeld in de opdracht Het werkstuk of het verslag is getypt in lettertype Verdana 10 of Arial 12, zwart Het werkstuk of het verslag is geschreven in correct Nederlands (zie uitwerkingen niveau 2F en 3F) Het werkstuk begint met een voorblad met linksonder: naam, e-mail, groep, datum, periode, naam opdracht en naam docent/begeleider Het verslag heeft linksboven: naam, e-mail, groep, datum, periode, naam opdracht en naam docent/begeleider Het werkstuk heeft een overzichtelijke inhoudsopgave Het werkstuk of het verslag heeft een inleiding met daarin uitleg over de opdracht en de opbouw van het verslag De uitwerking van de opdracht is overzichtelijk met (vetgedrukte) titels en tussenkopjes Het werkstuk of het verslag wordt afgesloten met een nawoord waarin de student terugkijkt op het uitvoeren van de opdracht De gehele opdracht (behalve het voorblad) is voorzien van paginanummering


8

Nederlands op niveau 2F (mbo niveau 2 en 3) Beoordelingscriteria schriftelijk verslag/werkstuk (2F)

Voldaan

Niet voldaan

De student gebruikt titels en eventueel tussenkopjes De student verdeelt de tekst duidelijk in verschillende alinea’s (tussen elke alinea een regel wit) De student bouwt zijn/haar tekst op aan de hand van een inleiding, kern en slot. De student schrijft de werkwoorden in tegenwoordige tijd, verleden tijd en het voltooid deelwoord (vrijwel) foutloos De student spelt de woorden goed genoeg om de tekst probleemloos te lezen De student gebruikt de gangbare leestekens (punt, komma, vraagtekens en uitroeptekens) foutloos De student maakt leesbare zinnen. Zinnen van maximaal 15 woorden zijn leesbaar. De student begint elke zin met een hoofdletter. Ook namen van personen, instanties, adressen en landen worden met een hoofdletter geschreven. De student past zijn/haar taalgebruik aan aan de situatie en het doel van het verslag (formeel/informeel) De student schrijft grammaticaal kloppende zinnen met minimaal een onderwerp en gezegde


9

Beoordelingscriteria mondelinge presentatie (2F)

Voldaan

Niet voldaan

De student kan een duidelijk verhaal houden in korte eenvoudige zinnen De student bouwt zijn/haar verhaal op aan de hand van een inleiding, kern en slot. De student kan het publiek overtuigen met argumenten De student gebruikt (audio)-visuele hulpmiddelen als ondersteuning van zijn/haar verhaal De student heeft een actieve lichaamshouding (rechtop staan) De student maakt oogcontact met het publiek De student past zijn/haar taalgebruik aan aan de situatie en het doel van het verslag (formeel/informeel) De student stelt het publiek in de gelegenheid om vragen te stellen De student leest niet voor. Hij/zij vertelt zijn/haar verhaal aan de hand van een aantal kernwoorden op papier De student hanteert een prettig volume en spreektempo De student kan grammaticaal incorrecte zinnen zelf corrigeren De student gebruikt enkel woorden waarvan hij/zij zelf de betekenis kent


10

Beoordelingscriteria gesprek (2F)

Voldaan

Niet voldaan

De student kan de beurt nemen wanneer dat van hem/haar wordt verwacht De student kan gesprekken voeren met een duidelijk doel (informeren, instrueren, overtuigen, amuseren) De student kan zonder veel moeite inspelen op vragen van de gesprekspartner zonder de draad van het gesprek kwijt te raken De student past zijn taal aan aan de situatie en de gesprekspartner (formeel/informeel) De student kan doorvragen als dingen niet duidelijk zijn of als hij/zij meer over het onderwerp wil weten De student maakt oogcontact met de gesprekspartner De student neemt een actieve lichaamshouding aan De student heeft een redelijke woordenschat binnen zijn/haar vakgebied en de meest algemene onderwerpen De student kan, wanneer zijn/haar gesprekspartner dingen niet begrijpt, afwisselen in de manier van formuleren en zaken herhalen en samenvatten De student kan grammaticaal incorrecte zinnen zelf corrigeren


11

Nederlands op niveau 3F (mbo niveau 4) Beoordelingscriteria schriftelijk verslag/werkstuk (3F)

Voldaan

Niet voldaan

De student gebruikt titels en eventueel tussenkopjes De student verdeelt de tekst duidelijk in verschillende alinea’s (tussen elke alinea een regel wit) De student bouwt zijn/haar tekst op aan de hand van een inleiding, kern en slot. De student schrijft de werkwoorden in tegenwoordige tijd, verleden tijd en het voltooid deelwoord foutloos De student spelt de woorden foutloos De student gebruikt de leestekens (punt, komma, vraagtekens, uitroeptekens, dubbele punt, aanhalingstekens) foutloos De student maakt leesbare zinnen. Zinnen van maximaal 15 woorden zijn leesbaar. De student begint elke zin met een hoofdletter. Ook namen van personen, instanties, adressen en landen worden met een hoofdletter geschreven. De student past zijn taalgebruik aan aan de situatie en het doel van het verslag (formeel/informeel) De student schrijft grammaticaal kloppende zinnen met minimaal een onderwerp en gezegde De student gebruikt regelmatig signaalwoorden om tekstverbanden duidelijk te maken


12

Beoordelingscriteria mondelinge presentatie (3F)

Voldaan

Niet voldaan

Voldaan

Niet voldaan

De student kan een duidelijk verhaal houden in goedlopende zinnen De student bouwt zijn/haar verhaal op aan de hand van een inleiding, kern en slot. De student kan het publiek overtuigen met argumenten De student gebruikt (audio)-visuele hulpmiddelen als ondersteuning van zijn/haar verhaal De student heeft een actieve lichaamshouding (rechtop staan) De student maakt oogcontact met het publiek De student past zijn/haar taalgebruik aan aan de situatie en het doel van het verslag (formeel/informeel) De student stelt het publiek in de gelegenheid om vragen te stellen De student leest niet voor. Hij/zij vertelt zijn/haar verhaal aan de hand van een aantal kernwoorden op papier De student hanteert een prettig volume en spreektempo De student spreekt met grammaticaal correcte zinnen De student heeft voldoende woordenschat om het verhaal duidelijk over te brengen De student kan zonder aarzeling inspelen op reacties van het publiek

Beoordelingscriteria gesprek (3F) De student kan de beurt nemen wanneer dat van hem/haar wordt verwacht De student kan zonder moeite gesprekken voeren met verschillende doelen (informeren, instrueren, overtuigen, amuseren) De student kan zonder moeite inspelen op vragen van de gesprekspartner zonder de draad van het gesprek kwijt te raken De student past zijn taal aan aan de situatie en de gesprekspartner (formeel/informeel) De student kan doorvragen als dingen niet duidelijk zijn of als hij/zij meer over het onderwerp wil weten


13

De student maakt oogcontact met de gesprekspartner De student neemt een actieve lichaamshouding aan De student heeft een grote woordenschat binnen zijn/haar vakgebied en de meest algemene onderwerpen De student kan, wanneer zijn/haar gesprekspartner dingen niet begrijpt, afwisselen in de manier van formuleren en zaken herhalen en samenvatten De student maakt nauwelijks grammaticale fouten


14

Bijlage 3. Checklist voor ontwerper

Checklist voor ontwerper 1. Bij integrale opdrachten is er sprake van 3-voudige integratie: a. Integratie van school en praktijk b. Integratie van kennis, houding en vaardigheden bij het uitvoeren van beroepsgerichte prestaties/ handelingen – het eindproduct c. Integratie leerinhouden; verpleegkunde, ziektekunde , interactie 2. Zorg/ Verpleging staat centraal: In deze opdracht staat de zorg/ verpleging van een zorgvrager centraal. De zorg/ verpleging bestaat uit het ondersteunen van de zelfzorg van de zorgvrager en/ of het ondersteunen van andere disciplines die betrokken zijn de zorgvrager. Ga bij het bedenken van de opdracht dus uit van de genoemde werkprocessen in de KD’s. 3. Aansluiting fase en niveau van de opleiding; De opdracht sluit goed aan bij de uitstroomfase van niveau 4 (zie bijlage 4). Denk aan:  aansluiting bij de praktijk – de uitstroombranche  complexiteit van zorg  reeds behandelde leerstof 4. Check goed of de competenties zoals genoemd in de opdracht aan bod komen in de opdracht. 5. Dekt de opdracht de werkprocessen 6. Verschil voor BOL-BBL: Er is duidelijk aangegeven dat er wel/ geen andere acties/ resultaat verwacht worden van de BOL en van de BBL-student. 7. Individuele- en/of groepsopdracht: Er zijn extra aanwijzingen opgenomen in de opdracht als de opdracht individueel gebruikt kan worden/ of voor een groepje (2 a 3 studenten) gebruikt kan worden. 8. De opdracht is uitdagend/ inspirerend: a. Variëteit: De opdracht omvat een variëteit aan activiteiten. b. Grenzen verleggen: Door deze opdracht worden studenten gestimuleerd om grenzen te verleggen. c. Initiatief tonen: De opdracht stimuleert tot het tonen van initiatief/ eigen inbreng van de student. d. Creativiteit: de opdracht geeft de student ruimte om creativiteit te ontwikkelen/ te tonen e. Complexiteit: de opdracht is gecompliceerd genoeg om de student uit te dagen. 9. Kritisch vermogen: De opdracht omvat een onderdeel waarin de student kritisch reflecteert op eigen handelen. 10. Plaats van uitvoering: De opdracht vindt zowel op school, in het werkveld als daarbuiten plaats. 11. Versnellingsmogelijkheden: Deze opdracht geeft de mogelijkheid om te versnellen??. De formule hiervoor is nog niet bedacht. 12. De opdrachten hebben een duurzaam karakter. Dit blijkt uit de volgende onderdelen: a. een praktijk en schooldeel (wat zegt school en wat zegt de praktijk – overeenkomsten en verschillen) b. kennisdeel – er wordt verwacht dat minimaal een artikel/ onderzoek gebruikt wordt bij het uitvoeren van de opdracht c. de opdracht omvat een onderdeel waarin de student kritisch reflecteert op eigen handelen of de situatie in de praktijk of school


15


16

Bijlage 4. Descriptoren voor de mbo-niveaus

Niveau

MBO-1 De beroepsbeoefenaar (assistent) vervult een assisterende/ondersteunende rol. Hij is verantwoordelijk voor het opgedragen werk. Hij vraagt advies bij wisselende of onverwachte omstandigheden. Zijn werk kent niet of nauwelijks afbreukrisico’s. De beroepsbeoefenaar werkt onder toezicht. Hij ontvangt steeds instructies van zijn meerdere. De beroepsbeoefenaar verricht werk waarvoor standaardwerkwijzen gelden. Om zijn werk te doen beschikt de beroepsbeoefenaar over taakgerichte kennis en vaardigheden, die voor de uitoefening van het beroep nodig zijn.

MBO-2 De beroepsbeoefenaar (vakman) vervult een uitvoerende/ ondersteunende rol. De beroepsbeoefenaar is verantwoordelijk voor zijn eigen werk. Hij vraagt advies bij wisselende of onverwachte omstandigheden. In zijn werk is een geringe mate van afbreukrisico’s mogelijk. De beroepsbeoefenaar werkt zelfstandig onder begeleiding. Bij een kortdurende opdracht werkt hij volledig zelfstandig. Hij ontvangt instructies van zijn meerdere. De beroepsbeoefenaar verricht werk waarvoor standaardwerkwijzen gelden. Om zijn werk te doen, beschikt de beroepsbeoefenaar over algemene basiskennis en -vaardigheden, die voor de uitoefening van het beroep nodig zijn MBO-3 De beroepsbeoefenaar (vakman) vervult verschillende rollen; hij heeft naast een uitvoerende rol ook een vaktechnisch corrigerende/ begeleidende/ instruerende/ aansturende/ adviserende rol. Hij kan in opdracht een organiserende, controlerende rol krijgen.

Complexiteit Aard van het werk

Aard van de kennis en de vaardigheden

• werk waarvoor standaardwerkwijzen gelden

• taakgerichte kennis en vaardigheden voor uitoefening van het beroep

• routinematige werkzaamheden

Rol

Verantw

• assisterend

• verant opgedra

• ondersteunend

• schake in/vraag wisselen onverwa omstand

• kennis van relevante benamingen, functionele feitelijke kennis • vereiste basisvaardigheden om eenvoudige taken uit te voeren

• werk waarvoor standaardwerkwijzen gelden

• algemene basiskennis van en basisvaardigheden voor uitoefening van het beroep

• routinematige werkzaamheden

• basiskennis van feiten van een werkgebied • praktische vaardigheden om taken uit te voeren door toepassing van basismethodes, hulpmiddelen, materialen en informatie.

• werk waarvoor standaardwerkwijzen gelden • routinematige Werkzaamheden

• specialistische kennis van en specialistische vaardigheden voor uitoefening van het beroep • algemene kennis van en vaardigheden voor

• geen / afbreukr

• reflect handele verbeter

• uitvoerend

• verant eigen we

• ondersteunend

• schake in/vraag

wisselen onverwa omstand

• gering afbreukr

• reflect handele verbeter

• uitvoerend • organiserend in opdracht • controlerend in opdracht • vaktechnisch


17

• verant eigen we

• op vak gebied

verantw de uitvo werk do

De beroepsbeoefenaar is verantwoordelijk op vakinhoudelijk gebied voor zijn eigen werk en voor de uitvoering van het werk door een team/medewerker in het project. Hij speelt in op wisselende en onverwachte omstandigheden. In zijn werk heeft hij te maken met afbreukrisico’s. De beroepsbeoefenaar werkt zelfstandig binnen langdurige opdrachten. De beroepsbeoefenaar verricht werk waarvoor standaardwerkwijzen gelden, maar verricht ook werk dat naar eigen inzicht wordt uitgevoerd, waarbij verschillende standaardwerkzaamheden gecombineerd moeten worden. Zijn werkzaamheden zijn van divers van aard. Om zijn werk te doen beschikt de beroepsbeoefenaar over specialistische kennis en vaardigheden, die voor de uitoefening van het beroep nodig zijn. Ook beschikt hij over algemene kennis en vaardigheden voor de bedrijfsvoering.

MBO-4 De beroepsbeoefenaar (vakman of middenkaderfunctionaris) vervult veel verschillende rollen, van uitvoerend tot leidinggevend, van coördinerend tot beleidsbepalend en van begeleidend tot innoverend. De beroepsbeoefenaar is verantwoordelijk voor zijn eigen werk en voor de resultaten van (meerdere) teams/projecten/afdelingen in de organisatie. Hij speelt in op wisselende en onverwachte omstandigheden. In zijn werk heeft hij (in hoge mate) te maken met afbreukrisico’s. De beroepsbeoefenaar werkt zelfstandig (zonder tussentijds) verantwoording af te leggen aan een leidinggevende en kan meerdere opdrachten naast elkaar uitvoeren. De beroepsbeoefenaar verricht werk waarvoor standaardwerkwijzen gelden, maar verricht ook werk dat naar eigen inzicht wordt uitgevoerd en waarbij verschillende standaardwerkzaamheden gecombineerd moeten worden. Zijn werkzaamheden zijn divers van aard. Om zijn werkzaamheden uit te voeren, beschikt de beroepsbeoefenaar over specialistische kennis en - vaardigheden, die voor de uitoefening van het beroep

bedrijfsvoering

corrigerend

• praktische vaardigheden om taken uit te voeren door toepassing van basismethodes, hulpmiddelen, materialen en informatie.

• vaktechnisch begeleidend

• kennis van feiten, processen en algemene begrippen van een werkgebied

• vaktechnisch Adviserend

• vaktechnisch instruerend • vaktechnisch aansturend

medewe project

• speelt grenzen wisselen onverwa omstand

• heeft t afbreukr

• reflect handele van and verbeter

werk en anderen

• werk waarvoor standaardwerkwijzen gelden en werk dat naar eigen inzicht wordt uitgevoerd • werk waarbij verschillende standaardwerkwijzen gecombineerd moeten worden werk waarbij hij standaarden aanpast en/of nieuwe standaarden maakt • diversiteit aan werkzaamheden

• specialistische kennis van en vaardigheden voor uitoefening van het beroep en theoretische kennis van het werkveld van het beroep • specialistische kennis van en vaardigheden voor bedrijfsvoering • kennis van feiten, methoden, principes; kan argumenten analyseren; kan kennis en vaardigheden overdragen. • feiten en theoretische kennis in brede contexten van werkgebied • cognitieve en praktische vaardigheden om taken uit te voeren en problemen op te lossen door de keuze en toepassing van basismethodes, hulpmiddelen, materialen en

• uitvoerend • adviserend • organiserend • initiërend • innovatief • leidinggevend • coördinerend • controlerend • aansturend • coachend/begeleid end • beleidsondersteuend • beleidsbepalend


18

• verant eigen we

• medeve voor de (meerde projecte de organ

• speelt wisselen onverwa omstand

• heeft t (hoge m afbreukr

• reflect handele van and verbeter en werk

nodig zijn. Daarnaast beschikt hij over theoretische kennis van het werkveld en specialistische kennis (vakman) en vaardigheden voor de bedrijfsvoering (middenkaderfunctionaris).

informatie. • cognitieve en praktische vaardigheden om in een werkgebied specifiek problemen op te lossen.

Overgenomen uit: Servicedocument Vakkennis Verzorgende-IG VVT © Copyright Calibris 2011


19

Zorg & Welzijn Opleiding MBO-VP Leerjaar 4 periode 15

Recommend Documents