One need not be visionary to understand that establishing a sustainable economy and environment is among the biggest challenges facing humanity in the 21st century. The solutions must be global but we all have a stake and we all should contribute: citizens, civil society, authorities at national, European and international level. An organization like the Federal Council for Sustainable Development with its unique composition, is well equipped to feed this process. This symposium testifies to this important role and I’m sure that the Council will keep the necessary momentum in months and years to come.
Prins Filip, Erevoorzitter van de FRDO, Academische zitting 20 jaar Brundtland rapport 17 oktober 2007
INHOUD Woord vooraf.......................................................................................................................................3 1. Doel en Samenstelling ....................................................................................................................4 2 Activiteiten van de raad....................................................................................................................6 2.1 Adviezen....................................................................................................................................6 Enkele cijfers…............................................................................................................................6 Aanbevelingen uit de adviezen van de raad................................................................................8 Mobiliteit uitdaging bij uitstek om ontkoppeling in België te realiseren .........................8 Drie dimensies DO en bestaande DO-instrumenten moeten meer aan bod komen in het Belgische rapport ter opvolging van de Lissabonstrategie .....................................9 DO-beleid in België verankeren in het kernbeleid.......................................................11 Een instrumentenbord duurzame ontwikkeling belangrijk Instrument om een DO beleid gestalte te geven ..............................................................................................13 Het debat over het energiebeleid tegen 2030 in een DO kader voeren .....................14 De federale overheden dienen op een coherente en geïntegreerde manier communiceren over DO ..............................................................................................15 Het respect voor kinderrechten in het ontwikkelingsbeleid .........................................16 Spaarlampen moeten gloeilampen vervangen ...........................................................18 Reductieprogramma biociden en pesticiden meer oog voor preventie en lange termijn .....................................................................................................................................19 Beleid inzake verwarmingstoestellen draagt bij tot verminderde uitstoot luchtvervuilende stoffen ..............................................................................................20 SAICM stelt Belgische ontwikkelingssamenwerking voor uitdagingen .......................20 Meer controle en alternatieve behandelingswijzen gewenst voor begassing .............21 Voorwaarden verkoop van gewasbeschermingsmiddelen aan particulieren goede zaak .............................................................................................................................22 Normen voor composteerbare, biologisch afbreekbare, hernieuwbare en ggo-vrije materialen brengen duidelijkheid ................................................................................24 Uitbreiden levensduur van behandeld hout toelaten...................................................24 Correcte rechtzetting omzetting Europese richtlijn over bestrijdingsmiddelen ...........25 2.2 Forumactiviteiten .....................................................................................................................25 Academische zitting “Duurzame Ontwikkeling: onze toekomst? Twintig jaar Brundtlandrapport” ......................................................................................................................................26 Intern seminarie biomassa.........................................................................................................27 Rondetafel over de Wereldhandelsorganisatie..........................................................................27 2.3 Informatie en communicatie ....................................................................................................27 Informatie-activiteiten.................................................................................................................27 FRDO-info ...................................................................................................................27 Website .......................................................................................................................27 Pers .............................................................................................................................28 Vertegenwoordiging en contacten .............................................................................................28 Op internationaal niveau .............................................................................................28 Het Europees netwerk van milieu- en duurzame ontwikkelingsraden EEAC .............28 2.4. Studie en onderzoek ..............................................................................................................29 3 Werking van de raad......................................................................................................................31 3.1 Algemene vergadering ............................................................................................................31 3.2 Bureau .....................................................................................................................................34 3.3 Werkgroepen...........................................................................................................................35 Deelname aan de werkgroepen ................................................................................................36 Evaluatie van de werkgroepen ..................................................................................................39 Werkgroep Strategieën voor duurzame ontwikkeling .................................................40 Werkgroep Energie en klimaat ....................................................................................40 Werkgroep Wetenschappelijk onderzoek ...................................................................41 Werkgroep Internationale betrekkingen ......................................................................42 Werkgroep Productnormen .........................................................................................42 Werkgroep Sensibilisatie en communicatie ................................................................43 1/61
Inhoudstafel Werkgroep Biodiversiteit .............................................................................................44 Werkgroep ad hoc Biomassa ......................................................................................44 3.4 Secretariaat .............................................................................................................................45 Taken .........................................................................................................................................45 Samenstelling ............................................................................................................................45 Ecodynamische onderneming ...................................................................................................46 4 Financieel verslag ..........................................................................................................................47 Bijlage 1 Uiteenzetting door Theo Rombouts op de Viering 10 jaar wet duurzame ontwikkeling ....50 Bijlage 2 Leden van de FRDO ..........................................................................................................56 Bijlage 3 Aanwezigheid op de Algemene Vergadering in 2007........................................................59 Bijlage 4 Lijst van Adviezen in 2007 .................................................................................................61
2/61
FRDO Jaarverslag 2007
Woord vooraf
Woord vooraf Geachte lezer, Zoals steeds houden we de vormgeving van ons jaarverslag sober. Dat is een bewuste keuze. Maar de inhoud is wel rijk uitgewerkt. Want er valt heel wat te rapporteren. Ik vraag uw bijzondere aandacht voor het overzicht met de samenvatting van onze adviezen en de opvolging die eraan werd gegeven door de overheid. Zestien documenten met concrete voorstellen over thema’s als elektrische verlichting in huishoudens en duurzame mobiliteit tot een evaluatie van en aanbevelingen voor het federale duurzame-ontwikkelingsbeleid. In dat laatste advies wijst de raad op een aantal positieve evoluties. Maar tegelijkertijd stellen we vast dat duurzame ontwikkeling nog steeds niet “mainstream” is, dat het nog geen verantwoordelijkheid is van de hele regering. Dat is nochtans noodzakelijk om succesvol de transitie naar een koolstofarme, sociale en innovatieve welvaartsstaat te kunnen maken. Met het oog op die gewenste transitie kunnen we zeggen dat de beslissing van de Europese Lentetop 2007 i.v.m. klimaat- en energiebeleid getuigde van leiderschap. Maar laat ons niet onderschatten welk ingrijpend beleid nodig zal zijn om de driemaal 20%-doelstelling tegen 2020 te realiseren. Dat vergt een kleine revolutie. Het zal niet meer volstaan meer geld te investeren in milieubeleid. De sleutel tot een succesvolle aanpak bestaat erin economische, sociale en ecologische performantie in samenhang te bekijken. In zulke benadering vormen ecologische en sociale bekommernissen als rationeel energie- en grondstoffengebruik of de bescherming van milieu en volksgezondheid geen rem, maar een stimulans voor sociaal-economische doelstellingen als groei, competitiviteit, werkgelegenheid en begrotingsevenwicht. Tijdens de viering 10 jaar wet duurzame ontwikkeling in het voorjaar, beoordeelde ik de werking van onze raad op vlak van effectiviteit, efficiëntie en doelmatigheid. De tekst vindt u in bijlage 1 bij dit jaarverslag. Een positieve vaststelling was dat we als raad de voorbije jaren van een groot aantal beleidsmakers adviesvragen ontvingen. Maar het valt ook op dat we nooit een adviesvraag ontvingen van een minister van financiën of van begroting. En dat is jammer. Het vormt een aanduiding dat het economische belang van duurzame ontwikkeling nog steeds wordt onderschat. De raad heeft in zijn adviezen van het voorbije jaar aangeboden om mee na te denken over de invoering van een vorm van groene fiscaliteit. Adviezen uitbrengen aan de overheid is onze eerste opdracht. Maar we spelen ook een belangrijke rol als maatschappelijk overlegforum. We creëren vertrouwen tussen belangrijke stakeholders en vormen een leerschool in “geïntegreerd denken”. Dat blijkt uit de evaluatie die we het voorbije jaar organiseerden van onze interne werking, meer specifiek van de zeven werkgroepen van de raad. De leden ervaren het al een belangrijke toegevoegde waarde dat we er naar streven hun visie te integreren en te verduidelijken waar het gemeenschappelijk maatschappelijke belang ligt, vandaag en morgen. We hebben immers ook de ambitie de stem van toekomstige generaties te laten horen. Daarom zijn we blij dat de vertegenwoordigers van de koepels van jeugdbewegingen het voorbije jaar lid werden van onze raad. Wanneer een evaluatie leidt tot positieve besluiten, dan is dat te danken aan de constructieve inzet van iedereen, de leden van de raad, van de werkgroepen en van het secretariaat. Ik wens ze daarvoor te danken, evenals de vertegenwoordigers van de overheid die met ons samenwerken. In het bijzonder dank ik ook de federale beleidsverantwoordelijken voor duurzame ontwikkeling en de directie van de FOD Volksgezondheid en Milieu voor de middelen die zij ons ter beschikking stellen om onze taak op een professionele wijze te vervullen. Theo Rombouts Voorzitter
3/61
Doel en samenstelling
1. Doel en Samenstelling De Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) is een multi-stakeholder overleg- en adviesorgaan rond duurzame ontwikkeling, samengesteld uit verschillende maatschappelijke groepen in ons land. Het overleg is in eerste instantie gericht op het adviseren van de federale overheid inzake het beleid duurzame ontwikkeling waarbij de raad rekening houdt met de internationale verbintenissen zoals aangegaan op de Wereldtop van Rio (1992) en van Johannesburg (2002). Daarnaast wil de raad door zijn activiteiten bijdragen tot het versterken van het publiek draagvlak voor duurzame ontwikkeling. Zo organiseert de raad elk jaar een publiek forum rond een actueel thema in het kader van duurzame ontwikkeling. Experts, vertegenwoordigers van de overheid en van maatschappelijke organisaties en het publiek krijgen de kans om standpunten toe te lichten en met elkaar te dialogeren. De Raad benut nadien de resultaten van de gedachtewisseling bij de formulering van adviezen. Ten slotte heeft de Raad ook de taak om organisaties en burgers te sensibiliseren voor duurzame ontwikkeling. De FRDO werd als maatschappelijk participatieorgaan opgericht door de Wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling als opvolger van de Nationale Raad voor Duurzame Ontwikkeling. De raad kreeg later nog twee specifieke adviesopdrachten in het kader van de Wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid en van de Wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking. De raad beschikt over drie organen die de goede werking verzekeren: -
de algemene vergadering die het beleid bepaalt en de adviezen goedkeurt, het bureau dat de werking coördineert en als arbitrageorgaan functioneert, de werkgroepen die de adviezen en fora-activiteiten voorbereiden.
Ter ondersteuning van deze drie organen beschikt de raad eveneens over een vast secretariaat.
Foto: Algemene Vergadering in het Egmontpaleis. 4/61
FRDO Jaarverslag 2007
Doel en samenstelling
De raad telt in 2007 77 leden, waarvan 38 met stemrecht. De stemgerechtigde leden worden telkens voor een periode van vier jaar aangesteld. De samenstelling van de raad is te raadplegen op de website www.frdo.be/nl/raad/leden.htm
Erevoorzitter (1)
Vertegenwoordiger van de erevoorzitter (1) Andere waarnemers (13)
Voorzitter en Ondervoorzitters (4)
NGO / milieubescherming (6)
NGO / ontwikkelingssamenwerking (6)
Wetenschappelijke raadgevers (4) NGO / verbruikers (2)
Werknemersorganisaties (6)
Gewest- en gemeenschapsregeringen (6)
Werkgeversorganisaties (6)
Energieproducenten (2) Federale regering (14)
Wetenschappelijke milieus (6)
Diagram 1: Samenstelling van de raad De stemgerechtigde leden zijn als volgt onderverdeeld: - een voorzitter - drie ondervoorzitters - zes leden van de NGO’s voor milieubescherming - zes leden van de NGO’s voor ontwikkelingssamenwerking - twee leden van de NGO’s van de verbruikers - zes leden van de werknemersorganisaties - zes leden van de werkgeversorganisaties - twee leden van de energieproducenten - zes leden van de wetenschappelijke milieus. De andere leden hebben geen stemrecht. Naast de vertegenwoordiger van de ere-voorzitter, prins Filip, kunnen deze waarnemers in vier categorieën worden ondergebracht: -
vier wetenschappelijke waarnemers vertegenwoordigers van de federale regering, van de gemeenschappen en van de gewesten vertegenwoordigers van zeven raden bevoegd voor milieu- en socio-economische aangelegenheden (zie bijlage 1) vertegenwoordigers van de federale overheidsdiensten voor duurzame ontwikkeling: het Federaal Planbureau (Task Force Duurzame Ontwikkeling) de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling de Programmatorische Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling
Op de algemene vergadering van 23 november werd beslist twee vertegenwoordigers te coöpteren van de jeugdraden.
5/61
Adviezen
2 Activiteiten van de raad 2.1 Adviezen Enkele cijfers… Het uitbrengen van adviezen op vraag van de federale regering of het parlement is één van de hoofdtaken van de FRDO. De raad kan ook adviezen op eigen initiatief uitbrengen. De werkgroepen van de raad bereiden deze adviezen voor, waarna ze aan de Algemene Vergadering worden voorgelegd. Een advies wordt daar aangenomen bij gewone meerderheid van stemmen. Verdeelde standpunten worden in de adviezen steeds duidelijk weergegeven. Twaalf van de zestien adviezen werden in 2007 met consensus goedgekeurd (75%). Bij twee adviezen onthield een lid of onthielden enkele leden zich, het advies over een indicatorenset voor duurzame ontwikkeling en het advies over de strategienota Eerbied voor de Rechten van het Kind in Ontwikkelingsamenwerking. Bij één advies namen de leden een verdeeld standpunt in over één onderwerp, namelijk in het advies over 3 ontwerp KB's inzake verwarming. Tot slot bevatte één advies meerdere verdeelde standpunten, het advies over het voorlopige rapport van de Commissie Energie 2030. De vorige jaren schommelde het cijfer van eensgezinde adviezen tussen 60% en 80%. Grafiek 1 geeft het totaal aantal adviezen sedert 1993, evenals het aantal consensusadviezen per jaar.
35
31
Aantal uitgebrachte adviezen
30
25
21
18
20
15
15
16
15
14 11
10
11
12
11
9
5
3
4
3 3
3
3
7
5
4 4
12
9
8
9
6
4
aantal adviezen per jaar
20 07
20 06
20 05
20 04
20 03
20 02
20 01
20 00
19 99
19 98
R 19 D 96 O =2 ,F R DO =2
19 97 /N
19 95
O R D 19 93 /N
19 94
00
0
consensuele adviezen
Grafiek 1: Aantal adviezen per jaar vergeleken met het aantal adviezen aangenomen met consensus
6/61
FRDO Jaarverslag 2007
Activiteiten van de raad
De raad heeft dit jaar twee adviezen op eigen initiatief uitgebracht, met name het advies over elektrische verlichting in huishoudens en het advies over een indicatorenset voor duurzame ontwikkeling, dat reeds door de werkgroep werd voorbereid sedert 2006. Adviezen per jaar
35
2
30
Totaal aantal adviezen
25
20
3 15
1
2
29
1
4 2
10
5
0
1
1 3
2 1
1 2
2 2
NRDO/1994
1995
1996
1
15
14
4
11
10
1998
14
2006
2007
8
5
4
1997/NRDO (2), FRDOD (2)
13
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Jaar
Gevraagd
Op initiatief
Grafiek 2: Aantal adviezen (gevraagd en op eigen initiatief)
Met een totaal van zestien adviezen in 2007 bevindt de raad zich boven het gemiddelde van het aantal adviezen per jaar (12) vanaf 1998, het atypisch jaar 2002 niet meegerekend. Het gemiddelde aantal pagina’s per advies (15) is hoger dan het gemiddelde (12,9 vanaf 1998).
25,0 23,1
22,9
Totaal aantal pagina's
20,0
16,2 15,0
15,0
11,1
10,8
10,0 7,8
8,3
8,6
6,8
6,3 5,0 3,8
0,0 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Jaren
Grafiek 3: Gemiddeld aantal pagina’s per jaar van de adviezen (gebaseerd op de franstalige versies)
7/61
Adviezen
Aanbevelingen uit de adviezen van de raad Hierna volgt een synthetische voorstelling van de adviezen die de FRDO heeft uitgebracht in 2007. Vervolgens geven we een overzicht van de opvolging die de regering aan de adviezen heeft gegeven (in kader). Hiervoor maken we ondermeer gebruik van de rapportering van de ministers of hun vertegenwoordigers tijdens de algemene vergadering van 27 februari 2008. Een overzicht van de adviezen die de raad in 2007 uitbracht, is te vinden in bijlage 4 en op de website van de raad http://www.frdo.be/nl/pubnl/adviezen/adviezen.htm.
De ministers verwelkomen Prins Filip bij de jaarvergadering over de opvolging van de adviezen (27 februari 2008)
Mobiliteit uitdaging bij uitstek om ontkoppeling in België te realiseren Advies over de ontkoppeling van groei en hulpbronnengebruik/milieudruk in België (2007a09n), gevraagd door staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie Els Van Weert “Ontkoppeling” houdt in dat we economisch groeien zonder in eenzelfde mate hulpbronnen te gebruiken en het milieu te belasten. Dit advies bekijkt eerst of er op dit vlak de laatste jaren vooruitgang is geboekt. Ontkoppeling blijkt op het Belgische niveau een complex verhaal: in sommige domeinen en voor bepaalde indicatoren is er vooruitgang, op andere terreinen minder of niet. Zo zullen er in ons land inspanningen nodig zijn om de doelstellingen te bereiken op het vlak van de uitstoot van broeikasgassen, fijn stof, biodiversiteit, visbestand binnen referentiewaarden, ozonconcentraties en hernieuwbare energie. Na deze analyse van de situatie bekijkt de raad de reeds bestaande beleidsmaatregelen op het vlak van ontkoppeling en initiatieven van de maatschappelijke organisaties. Ook de voorstellen in vroegere adviezen van de FRDO komen aan bod. De raad heeft immers reeds specifieke acties voorgesteld voor een vermindering van het materiaal- en energieverbruik of een beperkter milieuimpact. Hierbij beklemtoonde hij het belang van een geïntegreerd beleid om tot ontkoppeling te komen, en van de sociale en mondiale aspecten van een ontkoppelingsbeleid. In dit advies gaat de
8/61
FRDO Jaarverslag 2007
Activiteiten van de raad
raad dieper in op drie andere transversale aandachtpunten voor een ontkoppelingsstrategie: data en indicatoren, innovatie en het fiscale instrument. De FRDO meent dat een ontkoppelingsbeleid zich dient toe te spitsen op de domeinen waar de druk het grootst is en acties van overheden en stakeholders nodig zijn om de trend om te buigen. In ons land zijn met name in het domein transport/mobiliteit inspanningen vereist om het grondstoffen- en energiebruik en de milieu-impact te verminderen. Daarom gaat de FRDO in het tweede deel van zijn advies nader in op deze problematiek. Mobiliteit is voor ons land een belangrijk aandachtspunt omdat de ontkoppelingstrend in dit domein momenteel niet of nauwelijks aanwezig is. De raad bekijkt in dit deel eerst de situatie op het vlak van mobiliteit in ons land, het beleid van de overheden en initiatieven van maatschappelijke organisaties. Dan stelt hij zes pistes voor om de milieu-impact en het energiegebruik in dit domein te verminderen, rekening houdend met het economische belang van deze activiteiten en de sociale aspecten van mobiliteit. Deze pistes vormen een uitwerking en actualisering van de standpunten over mobiliteit die de FRDO vroeger ingenomen heeft, vooral in zijn kaderadvies mobiliteit van 2004. De raad formuleert in dit deel van zijn advies eerst een aantal voorstellen om de vraag naar mobiliteit bij te sturen, en het aanbod van duurzame-mobiliteitsalternatieven te verbeteren. Dan komen acties aan bod om tot een “modal shift” te komen, dat wil zeggen om over te stappen naar duurzamer mobiliteitskeuzes. Hier gaat onder meer aandacht naar de inplanting van activiteitenzones, de uitbreiding van het spoor- en binnenvaartnetwerk (bv. het GEN-netwerk) en de mobiliteitsplannen van ondernemingen en instellingen. Een volgende piste betreft de technologische aanpassingen die de energie- en milieu-efficiëntie van voertuigen bevorderen. De raad bekijkt hier onder andere de roetfilter voor dieselwagens in het kader van de fijnstofproblematiek. Fiscaliteit is één van de instrumenten die kan gebruikt worden om een “modal shift” naar duurzamer vervoersmodi te bevorderen, en om de keuze voor de meer energie- en milieu-efficiënte types te stimuleren waar het gaat om de minder duurzame vervoersmodi. De FRDO bekijkt een aantal evoluties en voorstellen in dit domein, onder meer wat betreft het vergroenen van de vaste verkeersbelastingen en het “rekeningrijden”. Er wordt ook even stilgestaan bij de rol van de bedrijfswagens in het mobiliteitsvraagstuk. Tenslotte suggereert de raad een aantal acties om actoren en burgers te informeren over en te sensibiliseren voor duurzame mobiliteitskeuzes. De raad wijst er nog op dat deze zes pistes als één geheel dienen bekeken te worden. Om tot een duurzamer mobiliteit te komen, is het immers nodig meerdere invalshoeken te combineren en verschillende instrumenten te koppelen om effect te bereiken. Opvolging: De minister wijst er op dat door het feit dat de interim-regering pas eind december 2007 is aangetreden, er nog maar weinig gevolg gegeven is aan dit advies: “Aangezien u vooral rond mobiliteit heeft geadviseerd, wijs ik u erop dat het passender zou zijn dat de Minister van Mobiliteit hierop antwoordt. Desalniettemin kan ik u melden dat de ambtelijke ICDO-werkgroep “voorontwerp van federaal plan inzake duurzame ontwikkeling 2009-2012” de ontkoppelingsproblematiek in overweging heeft genomen bij het opstellen van de mobiliteitsaspecten van het huidige tekstvoorstel van voorontwerpplan. Als het voorontwerp ter raadpleging zal worden voorgelegd in zijn huidige vorm, zal u merken dat bepaalde voorstellen uit uw advies erin voorkomen. Tenslotte nodig ik beide FRDO-werkgroepen die het advies hebben voorbereid, graag uit om verder na te denken over de rol van andere actoren dan de federale overheid in deze problematiek. Mijns inziens heeft het advies daar te weinig aandacht aan geschonken.”
Drie dimensies DO en bestaande DO-instrumenten moeten meer aan bod komen in het Belgische rapport ter opvolging van de Lissabonstrategie Advies voor het Vooruitgangsverslag 2007 over de Lissabonstrategie - uitvoering van het Nationale hervormingsprogramma van België (2007a12n), gevraagd door eerste minister Guy Verhofstadt In 2005 keurde de Europese raad de hernieuwde Lissabon-strategie “voor groei en jobs” goed. In de nieuwe benadering krijgen de lidstaten een belangrijke rol toebedeeld. Zij dienen een Nationaal
9/61
Adviezen
Hervormingsprogramma (NHP) op te stellen (driejaarlijks) en jaarlijks te rapporteren over de vooruitgang op dit vlak. In juni van 2007 ontving de raad een adviesvraag voor het tweede Vooruitgangsrapport. In zijn advies vraagt de FRDO dat het vooruitgangsverslag 2007 van België over de Lissabonstrategie: Opgesteld wordt door een breed gamma actoren, die de drie dimensies van de Lissabonstrategie vertegenwoordigen - inclusief Leefmilieu. Expliciet verwijst naar en een band legt met de beleidsprocessen op het vlak van duurzame ontwikkeling in ons land (o.a. de nationale strategie duurzame ontwikkeling). Verslag uitbrengt over de vorderingen inzake de “nationale strategie voor de promotie van duurzame productie- en consumptiepatronen” en het “nationaal actieplan voor groene openbare aankopen”. Hierbij dient vermeldt hoe ons land zijn zwakke positie op het vlak van duurzame overheidsaankopen kan verbeteren. Weergeeft wat de kansen en de risico’s zijn op het vlak van groene fiscaliteit in ons land. Aandacht besteedt aan de duurzame-ontwikkelingseffectbeoordeling (DOEB) als instrument voor de integratie van de economische, sociale en ecologische doelstellingen van de Lissabon-strategie. Dieper ingaat op het innovatiebeleid van ons land. In dit kader uitgebreid rapporteert over het nationale “Environmental Technology Action Plan” (ETAP). Een overkoepelende en geïntegreerde aanpak van eco-innovatie in ons land bepleit, als antwoord op de maatschappelijke uitdagingen die zich stellen, en een Commissie van overheden en actoren in het leven roept om dit vorm te geven. Hierbij zowel aandacht besteedt aan een beleid om het aanbod te stimuleren (o.a. via financiering van onderzoek & ontwikkeling en van marktintroductie van innovatieve producten) als om de vraag te bevorderen.
Opvolging: De vertegenwoordiger van de premier dankt de FRDO voor dit derde advies over de Lissabon-strategie, en hij hoopt dat de gewoonte door zijn opvolger zal worden overgenomen. De premier meent dat het Belgische nationale hervormingsprogramma dat werd aangenomen in 2007 de adviezen weerspiegelt die werden bekomen van de FRDO en vanwege de sociale partners: “Zoals het FRDO-advies suggereert werd het voortgangsrapport opgesteld door een hele reeks actoren, via een politiek Begeleidingscomité en een redactiecomité onder leiding van de diensten van de Eerste Minister. De deelnemers aan dit proces vertegenwoordigen de drie dimensies van de Lissabonstrategie, namelijk de economische, sociale en milieudimensie. Net zoals vorig jaar houdt het voortgangsrapport het zessporenbeleid aan voor meer groei en werk. Met name in sporen 5 en 6 komen de drie dimensies van de Lissabon-strategie terug : Spoor 5 “het versterken van de sociale zekerheid” met aandacht voor de Multidimensionale strijd tegen de armoede en Spoor 6 “het versterken van de synergieën tussen de bescherming van het leefmilieu en de groei”.
De heer Van der Hasselt volgde tijdens de algemene vergadering van 27 februari 2008 het advies “Lissabonstrategie” op in naam van de eerste minister In het onderdeel “Stimuleren van duurzaam gebruik van hulpbronnen en versterken van synergieën tussen milieubescherming en groei” vinden we een aantal suggesties uit het advies terug. Ook binnen het vierde spoor “Investeren om de economie te stimuleren” en doorheen het hele 10/61
FRDO Jaarverslag 2007
Activiteiten van de raad
voortgangsrapport wordt uitgebreid ingegaan op verschillende maatregelen die het innovatiebeleid beogen te versterken.” Verder wijst de premier erop dat een aantal elementen uit het advies in de uitvoering van de Structuurfondsen terug te vinden zijn. Wat tenslotte de duurzame-ontwikkelings-effectbeoordeling betreft: volgens de premier is deze sinds het najaar van 2007 op het niveau van de Ministerraad stilaan als standaardprocedure is ingeburgerd. De procedures werden opnieuw door de eerste Ministerraad van de nieuwe regering op 21 december 2007 goedgekeurd.
DO-beleid in België verankeren in het kernbeleid Evaluatie van en aanbevelingen voor het beleid Duurzame Ontwikkeling van de federale regering (2007a07n), gevraagd door de federale regering In dit advies evalueert de FRDO het duurzame -ontwikkelingsbeleid van de voorbije legislatuur, en formuleert hij een aantal aandachtspunten voor de toekomstige regering. De raad stelt vast dat ons land op een aantal terreinen van duurzame ontwikkeling (DO) vooruitgang boekt, maar dat in andere domeinen problemen nog moeten worden opgelost (bijvoorbeeld waar het gaat om klimaatverandering en vergrijzing). Het DO-beleid in ons land dient dan ook verdergezet en op bepaalde vlakken zelfs versterkt, zowel om bestaande verbintenissen na te komen als om nieuwe doelstellingen te formuleren waar nodig. Een politiek van “business as usual” zal immers niet volstaan, er is een transitiebeleid nodig. De afgelopen maanden is het draagvlak daarvoor groter geworden, vooral vanuit de klimaat- en energieproblematiek. Zowel bij politici, de media als het grote publiek lijkt er een grotere bereidheid om duurzamer te denken en te handelen. De nieuwe regering moet gebruik maken van dit momentum. Dit transitiebeleid moet leiden tot een koolstofarme, sociale en innovatieve welvaartsstaat, waarin economische groei niet langer gekoppeld is aan de toename van milieudruk. Hierbij is de referentie voor ontwikkeling niet alleen kwantitatieve groei (stijging van het BNP), maar kwalitatieve groei: een groei met aandacht voor de sociale en ecologische dimensie – ook op mondiaal vlak. Voor een dergelijk performant DO-beleid beschikt ons land over een goed institutioneel kader, dat bij wet vastgelegd is. Momenteel levert dit echter nog te weinig meerwaarde op. Een meer geïntegreerde aanpak van de regering, op basis van dit raamwerk, zou tot nog betere resultaten leiden. DO is niet de verantwoordelijkheid van één minister of staatssecretaris, maar een prioriteit van de hele regering. Daarom wordt de bevoegdheid voor DO in de regering best toebedeeld aan de persoon die verantwoordelijk is voor het beleid in zijn geheel, namelijk de eerste minister. Een belangrijk instrument voor een dergelijke geïntegreerde aanpak, zijn de vierjaarlijkse federale plannen DO (FPDO). De uitvoering van de acties ervan, hangt echter nog teveel af van de goede wil van de betrokkenen. Dit vloeit voort uit het onduidelijke statuut van de FPDO. Daarom zouden de acties van de FPDO opgenomen moeten worden in de klassieke plannings- en budgetprocessen. Een ander instrument dat kan bijdragen tot een onderbouwd en geïntegreerd beleid, is de duurzame-ontwikkelingseffectbeoordeling (DOEB) die ingevoerd is voor beslissingen op de ministerraad. De raad zal de DOEB verder opvolgen en evalueren, en vraagt dat deze procedure transparant zou verlopen. Naast “horizontale” is ook “verticale” integratie nodig voor een performant DO-beleid. Sinds 2005 werkt men in ons land aan een nationale strategie DO, maar die NSDO lijkt weinig vooruitgang te boeken. Dit terwijl het door de complexe bevoegdheidsverdeling op het vlak van DO in ons land, van cruciaal belang is beleidsdomeinen op verschillende niveaus beter met elkaar te verbinden. Ook specifieke “nationale” initiatieven die verband houden met DO, worden niet of laattijdig gerealiseerd, zoals het Nationale Klimaatplan of het Nationale Mobiliteitsplan. De overheden dienen het frequent falen van nationale acties te analyseren en maatregelen te nemen om de samenwerking tussen beleidsniveaus te verbeteren. Om een DO-beleid uit te voeren, dient men een “mix” van instrumenten in te zetten: naast “zachte” instrumenten als onderzoek, opleiding, sensibilisering en vrijwillige initiatieven zijn ook “harde” instrumenten nodig van juridische (regulering) en economische aard. Wat dit laatste punt betreft, merkt de raad op dat fiscaliteit als instrument om de milieudruk te beperken, meer aandacht krijgt. De raad formuleert in zijn advies tenslotte nog enkele aandachtspunten in specifieke beleidsdomeinen:
11/61
Adviezen
•
•
•
•
•
Klimaatbeleid: de FRDO meent dat ons land nog onvoldoende een structureel en geïntegreerd beleid voert om de huidige en toekomstige Europese doelstellingen te kunnen bereiken, en onvoldoende de mogelijkheden benut die een klimaatbeleid biedt op sociaal, economisch en ecologisch vlak; Energie: in alle sectoren bestaat nog een groot potentieel van economisch rendabele en sociaal aanvaardbare maatregelen om de energie-efficiëntie te verbeteren. Het is ook absoluut nodig de vraag naar energie te beperken; Mobiliteit: er is ruimte zowel om de vraag beter te beheren, het aanbod van duurzamer transportmodi te verbeteren, en de milieu-impact van transportmiddelen te beperken door technologische innovaties; Productbeleid: de nieuwe regering dient een stand van zaken op te stellen van de aangekondigde “strategie voor duurzame producten”. De FRDO kan voor deze strategie een bijdrage leveren ; Internationaal: er is meer aandacht nodig voor de klimaatdimensie in het Belgische ontwikkelingsbeleid. Ook het handels- en ontwikkelingsbeleid dient beter afgestemd te worden met de duurzame-ontwikkelingsstrategie, en dit zowel op bilateraal als op multilateraal vlak. Opvolging: Ook hier wijst de minister op een implementatieprobleem door het feit dat de interim-regering pas eind december 2007 is aangetreden: “Het advies blijft mijns inziens evenwel bijzonder waardevol voor de definitief te vormen federale regering. Ik wil hierbij twee zaken beklemtonen. De ambtelijke werkgroep “voorontwerp van federaal plan inzake duurzame ontwikkeling 2009-2012” van de ICDO heeft haar werkzaamheden rond dit voorontwerp beëindigd. Ze heeft een tekstvoorstel voorgelegd aan de ICDO die momenteel opnieuw wordt samengesteld. Rekening houdend met uw advies zal er een duidelijke lijst als bijlage worden opgenomen die voor elke beleidsmaatregel aangeeft wie verantwoordelijk is voor de uitvoering ervan. Daarmee wordt er duidelijk gemikt op een betere uitvoering van het plan. Ook wordt er momenteel onderzocht hoe het plan een budgettair luik kan omvatten. Wat de duurzame-ontwikkelingseffectbeoordeling of duurzaamheidstest betreft, vestig ik er uw aandacht op dat de regering de DOEB-procedure heeft gehandhaafd. Zij heeft dat op haar eerste ministerraad beslist. De POD Duurzame Ontwikkeling heeft daartoe nauw samengewerkt met de FOD Kanselarij van de Eerste Minister tijdens de periode van lopende zaken. De Ministerraad van 25 januari 2008 heeft daarenboven beslist dat voor 42 dossiers het zogenoemd quick-scanformulier zal moeten worden opgesteld vooraleer het dossier op een interkabinettenwerkgroep wordt behandeld. Concreet betekent dit dus drie dossiers per minister. Hiermee hebben we willen bijdragen tot een grotere efficiëntie en zinvolheid van de duurzaamheidstest. Ook hier houden we dus met uw advies rekening. Ik wil er u in dat verband duidelijk op wijzen dat we met deze beslissing de duurzaamheidstest niet hebben ondergraven zoals uit sommige persartikels zou kunnen blijken.”
12/61
FRDO Jaarverslag 2007
Activiteiten van de raad
Minister Magnette, tijdens de algemene vergadering van 27 februari 2008: de nieuwe regering behoudt de duurzaamheidstest
Een instrumentenbord duurzame ontwikkeling belangrijk Instrument om een DO-beleid gestalte te geven Advies over een indicatorenset voor duurzame ontwikkeling (2007a15n), op eigen initiatief Duurzame ontwikkeling vergt een transversaal beleid, waarbij economische, sociale en ecologische thema’s geïntegreerd worden.. Om een dergelijk beleid te kunnen voeren, zijn meetinstrumenten nodig: indicatoren om de feitelijke situatie in te schatten, niet-duurzame trends te identificeren, het beleid te evalueren, toekomstscenario’s uit te werken en de impact van maatregelen te voorspellen. De FRDO heeft in zijn adviezen steeds het belang onderstreept van dergelijke indicatoren, en gepleit voor een nationaal instrumentenbord duurzame ontwikkeling, zoals dat reeds in enkele van onze buurlanden bestaat. Dit instrumentenbord dient een wezenlijk onderdeel te vormen van een nationale strategie voor duurzame ontwikkeling – een overkoepelende aanpak die voor een land als België, met zijn complexe bevoegdheidsverdeling, van cruciaal belang is. In dit licht is de FRDO sinds 2006 van start gegaan met een denkoefening rond het uitwerken van indicatoren voor duurzame ontwikkeling, als bijdrage vanuit het maatschappelijke middenveld tot een nationaal instrumentenbord. Omwille van die nationale dimensie heeft de raad ook de Gewesten en Gemeenschappen bij de gesprekken betrokken. De werkzaamheden in de raad hebben tot een advies geleid met een lijst van indicatoren opgebouwd rond tien thema’s en drie niveaus. Dit levert veertien sleutelindicatoren op, aangevuld met verduidelijkende indicatoren en aanvullende indicatoren: reëel BBP per capita, totale factorproductiviteit, graad van ondernemerschap, armoederisico, langdurige werkloosheid, afhankelijkheidspercentage van bejaarden, levensverwachting in goede gezondheid, uitstoot van broeikasgassen, index van de grondstoffenstroom (te ontwikkelen), biodiversiteitsindex, indicator van verzadiging van transportnetwerken, ratio openbare schuld/BBP, percentage ontwikkelingshulp, indicator voor globalisering (te ontwikkelen). De FRDO benadrukt dat deze lijst in zijn geheel moet worden bekeken om de stand van zaken van duurzame ontwikkeling in België te kunnen meten, en dat deze lijst geenszins definitief is: het gaat om een eerste voorstel dat de raad later nog zal verfijnen. Bovendien moeten bepaalde indicatoren nog worden ontwikkeld of verbeterd.
13/61
Adviezen
De raad hoopt dat dit advies een nieuwe impuls vormt voor de uitwerking van een nationale strategie voor duurzame ontwikkeling, en is bereid actief bij te dragen tot de indicatorenset die in dit kader ontwikkeld zou worden.
Het debat over het energiebeleid tegen 2030 in een DO kader voeren Advies over het voorlopige rapport van de Commissie Energie 2030 (2007a02n), gevraagd door de minister van energie en wetenschapsbeleid Marc Verwilghen De Commissie Energie 2030 (CE2030) kreeg bij KB van 6 december 2005 de opdracht een rapport op te stellen als bijdrage tot een energiebeleid voor 2030 in ons land. CE2030 maakte op 13 november 2006 een voorlopig rapport over aan minister van Energie Marc Verwilghen, die dit ter advies heeft voorgelegd aan de FRDO. In dit document geeft de FRDO eerst het analysekader weer dat hij gebruikte om zijn advies op te stellen. Dit kader is gebaseerd op de principes van duurzame ontwikkeling die economische, sociale en ecologische bekommernissen omvatten, waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan de lange termijn. Vervolgens gaat de FRDO in op de vijf richtinggevende principes en de tien concrete aanbevelingen die CE2030 formuleert in zijn rapport. De FRDO gaat akkoord met deze vijf richtinggevende principes, mits volgende bedenkingen: - België moet zijn beleid in het Europese kader plaatsen: men moet er hierbij over waken dat het Europese kader wordt versterkt en de coherentieproblemen tussen de verschillende Europese beleidsdomeinen worden opgelost. - De wetgeving en het regulerende kader moet voldoende stabiel zijn en gebaseerd op een lange termijn visie: deze eis geldt zowel voor het Belgisch als voor het Europese niveau en is essentieel om investeringen veilig te stellen, in het bijzonder investeringen in hernieuwbare energiebronnen. - De verschillende Belgische bevoegdheden inzake energie moeten op een coherente en harmonieuze manier worden uitgeoefend: de FRDO heeft steeds aangedrongen op een verticale en een horizontale integratie van het energiebeleid, en gepleit voor het mutualiteitsprincipe, waarbij elk beleidsniveau moet bijdragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van andere beleidsniveaus. - België moet zijn energiebeleid baseren op een evenwichtige "mix": hierbij dient voorrang gegeven aan een transitie naar de meest efficiënte oplossingen op economisch, sociaal en ecologisch vlak. - België dient zijn energiebeleid op middellange en op lange termijn in te schrijven in de reductiedoelstellingen voor CO 2 -uitstoot: hierbij dient men ook rekening te houden met de veronderstelling dat de reductiepercentages (bv voor de industrie) op Europese schaal worden gehaald, met voor België de mogelijkheid om een beroep te kunnen doen op de Europese quotauitwisselingsmarkt en op de flexibiliteitmechanismen. Wat de tien aanbevelingen van CE2030 betreft, zijn de meningen van de FRDO-leden verdeeld. De milieu- en ontwikkelings NGO’s, consumentenorganisaties en vakbonden zijn van mening dat CE2030 zijn mandaat slechts gedeeltelijk ingevuld heeft. De analyse van de verschillende scenario’s is vooral gebaseerd op het kostenaspect van het energiesysteem en de zekerheid van de bevoorrading en houdt te weinig rekening met sociale en ecologische componenten (op de CO 2 -uitstoot na) of andere economische componenten dan de kost (monopoliemarges, externaliteiten). CE2030 moet een beter evenwicht vinden tussen de drie componenten van duurzame ontwikkeling, aandacht hebben voor de ethische aspecten van langetermijnbeslissingen en naast de elektriciteitsector ook andere sectoren (transport, verwarming) bekijken. Het voorlopige CE2030-rapport bevat voor deze leden dan ook niet voldoende elementen om keuzes te kunnen maken voor het energiebeleid op (middel)lange termijn. Daarom vragen ze bijkomende scenarioanalyses. De werkgeversorganisaties daarentegen stemmen in zeer grote mate in met de aanbevelingen van het rapport van CE2030. Zij menen dat de aanpassing van een aantal hypothesen en parameters de algemene conclusies van het rapport niet op een betekenisvolle manier zullen wijzigen, en dat daarom dat een aanvullend scenario niet noodzakelijk is. Deze leden pleiten ervoor om zowel wat energiebronnen als wat technologie betreft, alle opties open te houden. Hierbij menen ze dat België het in 2030 niet kan stellen zonder kernenergie, omwille van de impact van deze energiebron op de energieonafhankelijkheid van het land, de 14/61
FRDO Jaarverslag 2007
Activiteiten van de raad
competitiviteit van de zo geproduceerde energie en de uitstoot van broeikasgassen. De beslissing tot een verlenging van de uitbating van kerncentrales is voor hen dus onvermijdelijk, mits de veiligheid van hun uitbating verzekerd is en een gepaste oplossing uitgewerkt wordt voor het beheer van het radioactief afval. De NGO’s en de vakbonden menen dat in deze visie te weinig rekening gehouden wordt met het potentieel van energiebesparing en van hernieuwbare energie in ons land. Zij menen dat de wet op de kernuitstap voldoende flexibel is voor het geval zich daadwerkelijk bevoorradingsproblemen zouden voordoen. Indien er toch een verlenging zou komen van de uitbating van de (afgeschreven) kerncentrales, moeten een aantal voorwaarden gerespecteerd worden. Zo dient men de “windfall profits” van deze centrales te gebruiken om verdere maatregelen voor energiebesparingen en hernieuwbare energie te financieren. In die context van winsten en kosten, menen deze leden dat CE2030 te weinig aandacht heeft voor de gebrekkige liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkt in ons land. De werkgevers zijn daarentegen van mening dat een analyse van het liberaliseringsproces niet tot de bevoegdheid van CE2030 behoort, en dat eventuele “windfall profits” bij een verdere uitbating van de kerncentrales gebruikt zou worden om de elektriciteitsprijs te doen dalen. De FRDO-leden zijn het ook niet eens over de optie van de koolstofopslag (Carbon Capture and Storage, CCS). De milieu-organisaties zien dit als een “end-of-pipe”-technologie die niet beantwoordt aan de principes van duurzame ontwikkeling; de werkgevers- en werknemersorganisaties wensen de optie wel open te houden, al beseffen ze dat de toepassingsmogelijkheden in België beperkt zijn. Opvolging: Volgens het opvolgingsrapport werden naast de FRDO ook andere instanties geraadpleegd over het voorlopige rapport van de Commissie Energie 2030. Volgens het rapport zou de FRDO helemaal akkoord gaan met sommige conclusies en aanbevelingen van de Commissie terwijl er over een aantal andere onderwerpen geen akkoord zou werden bereikt. Er wordt vastgesteld dat voor bepaalde gevoelige onderwerpen zoals de uitfasering van kernenergie de FRDO geen consensus heeft bereikt. De FRDO had aangekondigd bereid te zijn over het definitieve rapport een advies te geven indien de minister dit wenste. Deze adviesvraag werd echter niet gesteld. Tot slot werd een breed debat over de energiekwestie in het Parlement aangekondigd gebaseerd op de conclusies en aanbevelingen van de Commissie. Deze heeft nog niet plaatsgevonden.
De federale overheden dienen op een coherente en geïntegreerde manier communiceren over DO Advies over het communicatiebeleid van de Federale Overheid inzake duurzame ontwikkeling (2007a06n), gevraagd door staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie Els Van Weert Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling Els Van Weert vroeg de FRDO om advies over de communicatie van de federale instellingen die werken rond duurzame ontwikkeling: de Programmatorische Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling (POD DO), de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling (ICDO), de Task Force Duurzame Ontwikkeling van het Federaal Planbureau (TFDO) en de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) zelf. Het eerste deel van het advies behandelt verschillende aspecten van de communicatie van deze instellingen: objectieven, taken, doelgroep(en), doelstellingen, instrumenten, verspreiding, evaluatie. Hierbij evalueert de FRDO deze aanpak en doet hij enkele voorstellen om instrumenten te verbeteren of te creëren. Wat de PODDO betreft, gaat dit advies dieper in op de raadpleging over het voorontwerp van federaal plan duurzame ontwikkeling (FPDO). De raad beveelt aan de raadpleging voortaan anders aan te pakken, met instrumenten die aangepast zijn aan de prioritaire doelstellingen. De FRDO heeft zich hierover reeds uitgesproken in vorige adviezen, en is bereid dit thema verder te behandelen met het oog op de raadpleging van de bevolking over het derde FPDO (begin 2008). In het tweede deel van het advies geeft de raad transversale aanbevelingen. Hij beklemtoont onder meer het belang van een coherente en professionele aanpak van de communicatie rond duurzame ontwikkeling, en de noodzaak om de aanpak regelmatig te evalueren
15/61
Adviezen
Ten slotte herinnert de raad eraan dat de Duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling (DOEB) een goed instrument is dat elke minister zou kunnen gebruiken om over zijn beleid te communiceren in een context van duurzame ontwikkeling. Dat zou ook bijdragen tot een coherente communicatie van het beleid. De raad beklemtoont dat niet alleen een “horizontale” coherentie nodig is (tussen de verschillende beleidsdomeinen) maar ook een “verticale” (tussen de beleidsniveaus: federaal, regionaal, lokaal). Daarom is het belangrijk dat de nationale strategie duurzame ontwikkeling, die sinds 2005 in de steigers staat, een luik “communicatie” bevat.
Opvolging: Volgende aanbevelingen van de FRDO zullen door de Programmatorische Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling (POD DO) in aanmerking worden genomen: 1. het professionaliseren van de communicatie van de overheid inzake duurzame ontwikkeling door - in het FPDO 3 een actie op te nemen om de communicatie inzake duurzame ontwikkeling op federaal vlak coherenter en efficiënter te maken en te doen aansluiten bij de noden van de burger - een werkgroep op te richten binnen de administratie met de communicatieverantwoordelijken van de cellen DO om zowel de acties inzake DO-communicatie van verschillende diensten te coördineren als om nieuwe acties te organiseren zoals gemeenschappelijke campagnes - een nieuwe communicatiestrategie op te stellen met behulp van een consultant rekening houdend met verschillende doelgroepen, een keuze aan boodschappen, verscheidene informatiekanalen en met een aangepaste stijl. De POD DO heeft het voornemen om met de POD Wetenschapsbeleid een studie inzake sociale marketing (type “mentality model”) te laten realiseren om doeltreffender communicatie-acties te kunnen ontwikkelen die tevens beter afgestemd zijn op het doelpubliek. 2. De communicatie-acties zullen zich baseren op een communicatiestrategie en aangeven wat de doelstellingen zijn, evenals de doelgroepen, boodschappen en informatiekanalen. Achteraf zullen de acties worden geëvalueerd. 3. Voor het beheer van de webstekken portaalsite DO en duurzame-info.be zal een openbare aanbesteding worden gelanceerd. Een redactiecomité met vertegenwoordigers van de maatschappelijke groepen zal ervoor instaan dat met hun bezorgdheden wordt rekening gehouden. 4. Voor de week DO zal worden samengewerkt met lagere overheden (gemeenten en provincies), waarbij de POD DO het federale/nationale kader zal aanreiken (communicatieinstrumenten).
Het respect voor kinderrechten in het ontwikkelingsbeleid Advies voor de strategienota Eerbied voor de Rechten van het Kind in Ontwikkelingsamenwerking (2007a16), gevraagd door de minister van ontwikkelingssamenwerking Sabine Laruelle De Wet op de Internationale Samenwerking voorziet strategische nota’s (landennota’s, sectornota’s en thematische nota’s) voor de uitwerking van het Belgische beleid Ontwikkelingssamenwerking. Deze nota’s worden minstens om de vier jaar geëvalueerd en aangepast aan de gewijzigde context van de internationale samenwerking, waarbij telkens het advies wordt gevraagd van de FRDO. In dit verband vroeg minister Sabine Laruelle op 27 september 2007 het advies van de raad over de strategische nota kinderrechten. De FRDO spreekt zijn waardering uit voor het voorstel van beleidsnota. Het gaat om een vrij interessant document dat een goede basis vormt voor het samenwerkingsbeleid met de partnerlanden op het gebied van de kinderrechten. De beleidsnota omvat bijzonder veel concrete voorstellen. De raad vindt het dan ook positief dat een drietal prioriteiten werden gedefinieerd. Deze prioriteiten kunnen een belangrijke leidraad vormen bij de beleidsdialoog met de partnerlanden. Met het oog daarop zou een vermelding van de motivatie voor de selectie van deze prioriteiten nuttig kunnen zijn. De raad is van mening dat de nota voor een vijftal aspecten aanvulling verdient: de draagkracht, coherentie van het beleid, de situatieschets, conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en de sociale dialoog en opmerkingen betreffende beleidsmatige aanbevelingen, technische aanbevelingen en algemene beleidsopties.
16/61
FRDO Jaarverslag 2007
Activiteiten van de raad
Zo vestigt de FRDO, wat beleidscoherentie betreft, de aandacht op de rol van België als donorland en van andere actoren zoals internationale organisaties, instellingen, maatschappelijke organisaties en ondernemingen. Verder vraagt de raad een ruimere vermelding van de twee fundamentele conventies inzake kinderarbeid die de IAO publiceerde.
Minister Charles Michel kondigt op de Algemene Vergadering twee adviesvragen aan over de strategische nota’s onderwijs en gezondheidszorg en de organisatie van een internationale conferentie over klimaat en ontwikkelingssamenwerking op 7 maart 2008
Opvolging: De Minister bedankt de raad voor de constructieve opmerkingen. Het merendeel ervan werd in de nota geïntegreerd. Het gaat om: - de motivering voor de 3 prioriteiten die in de nota vermeld worden (bescherming van kinderen, toegang voor kinderen tot diensten en middelen en participatie van kinderen) - de expliciete vermelding dat het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind het eerste mensenrechtenverdrag in de geschiedenis is dat de burger- en politieke rechten in één verdrag samenbrengt met de sociale en economische rechten en dat het het meest geratificeerde mensenrechtenverdrag ter wereld is - de verwijzing naar ILO conventies - het belang van een uitbreiding van de sociale dialoog - het betrekken van landbouwers en landbouworganisaties bij sensibilisering rond sanitaire risico’s voor kinderen die werken in de landbouwsector - de vermelding van het niet exhaustieve karakter van de lijst met technische aanbevelingen - het toevoegen van een verwijzing naar de nood aan respect voor recht op onderwijs Een aantal aanbevelingen van de FRDO werden ook niet weerhouden: - het voorstel om de problematiek van schuld aan te halen (dit ligt niet in de bevoegdheid van OS) - de aandacht voor andere dan de partnerlanden (dit ligt niet in de bevoegdheid van OS)
17/61
Adviezen
Spaarlampen moeten gloeilampen vervangen Advies over elektrische verlichting in huishoudens (2007a05n), op eigen initiatief In de pers zijn berichten verschenen over de plannen voor een verbod op gloeilampen in Californië en Australië. Dat de gloeilamp met de vinger gewezen wordt, is niet verwonderlijk: deze lamp is in vergelijking met verlichtingssystemen als spaarlampen en LED’s zeer weinig energie-efficiënt. Toch maken gloeilampen nog steeds het grootste deel uit van de verlichting in huishoudens. Een omschakeling naar alternatieve verlichtingssystemen zou voor een belangrijke daling kunnen zorgen van het energieverbruik en zo ook van de CO 2 - uitstoot. Een daling met 50% van het huishoudelijke elektriciteitsverbruik voor verlichting in België zou een besparing opleveren van 3,5% van het eindverbruik voor elektriciteit, en de CO 2 - uitstoot met iets minder dan een miljoen ton verminderen. Op die manier zouden de gezinnen kunnen bijdragen tot het halen van de Kyotoverbintenissen. België moet zijn broeikasgasemissies in de periode 2008-2012 immers met 7,5% terugdringen ten opzichte van 1990. In die context besloot de FRDO op eigen initiatief een advies op te stellen rond de verlichting in huishoudens. De raad meent dat een omschakeling naar energie-efficiëntere verlichting een winwinsituatie creërt: het vermindert niet alleen de CO 2 -uitstoot, maar zorgt ook voor een kostenbesparing bij de huishoudens, aangezien de fluocompactlampen (spaarlampen) over de hele levensduur bekeken voordeliger zijn dan gloeilampen. Bovendien zal de innovatie van de lampen en de verlichtingsarmatuur hierdoor worden gestimuleerd. De FRDO stelt in zijn advies vast dat op Europees vlak maatregelen worden voorbereid om energie-verbruikende producten energiezuiniger te maken. De raad vindt dat België in deze onderhandelingen een ambitieuze voortrekkersrol zou moeten spelen voor de sector van de verlichting (zowel in de huishoudens, kantoren, als voor de publieke verlichting). Concrete maatregelen voor de huishoudelijke verlichting worden op Europees vlak echter niet verwacht vóór 2009. Daarom is het noodzakelijk dat België nu reeds een aantal maatregelen neemt. Een verbod op gloeilampen is momenteel niet aan de orde, omdat dit op Europees niveau dient onderhandeld te worden. Ons land kan wel reeds een aantal maatregelen nemen om de consumenten aan te zetten tot een energiezuiniger verlichtingsgedrag. Een belangrijk onderdeel daarvan is het informeren van gezinnen en tussenpersonen in de bouwen distributiesector over de energie-efficiëntie van de verschillende toepassingen, de correcte installatie en het rationeel gebruik van verlichting. Ook dient het aanbod van energie-efficiënte verlichting en armaturen in de winkels verbeterd, en de verkoop van de minst minst energieefficiënte verlichting ontmoedigd (bv. de halogeen uplighters). De FRDO vraagt dat de overheid hierover een vrijwillig akkoord met de productie-, import- en distributiesector sluit. Tegelijk moet de overheid de controle op de kwaliteit van de energie-efficiënte lampen opdrijven: momenteel zijn er spaarlampen op de markt die niet aan de kwaliteitseisen voldoen, en dat kan het imago van dergelijke lampen bij de consument schaden. Bij de keuze van verlichting mogen we niet voorbijgaan aan het prijsaspect. Hoewel spaarlampen op termijn goedkoper zijn, kosten ze bij aankoop vaak viermaal meer dan gloeilampen. Dit blijkt vooral voor de laagste inkomens een belangrijke hinderpaal. Daarom kunnen ook financiële stimuli in belangrijke mate bijdragen tot een meer energiezuinige verlichting. Er bestaan verschillende mogelijkheden op dit vlak. Zo zou men een hogere BTW op gloei- en halogeenlampen kunnen overwegen, en een lagere BTW op energiezuinigere lampen. België dient wat dit laatste betreft, in ieder geval op Europees vlak te blijven pleiten voor een verlaging van de BTW voor energiebesparende maatregelen. Naast deze fiscale bonus vormt ook subsidiëring of gedeeltelijke terugbetaling een piste om het prijsverschil te milderen. Opvolging: In het kader van de richtlijn voor ecologisch ontwerp van energieverbruikende producten vinden consultatievergaderingen plaats over verschillende productgroepen. Op 28 maart 2008 vond het consultatieforum “domestic lighting” plaats waar alle betrokken partijen hun commentaren kunnen meedelen. De vertegenwoordiger van de Minister van leefmilieu heeft het advies van de FRDO in rekening genomen bij de Belgische standpuntbepaling.
18/61
FRDO Jaarverslag 2007
Activiteiten van de raad
Reductieprogramma biociden en pesticiden meer oog voor preventie en lange termijn Advies over het programma voor de reductie van pesticiden en biociden (2007a01n), gevraagd door de minister van leefmilieu Bruno Tobback In ons land bestaat sinds februari 2005 een Programma voor de Reductie van Pesticiden en Biociden (PRPB). Dit programma wordt om de twee jaar geactualiseerd. De ministers voor Leefmilieu en van Volksgezondheid vroegen de FRDO om een advies met het oog op de eerste actualisering van het PRPB, gepland voor het voorjaar 2007. Over het PRPB zelf heeft de raad op 18 oktober 2004 reeds advies uitgebracht. Het document dat de actualisering beschrijft, en waarover de FRDO om advies wordt gevraagd, bevat onder meer een stand van zaken van de maatregelen uit het PRPB en een overzicht van bijkomende aandachtspunten (12 prioritaire actiethema’s en twee aanvullende acties). In zijn advies betreurt de raad dat aan deze voorstellen voor actualisering van het PRPB geen beleidsmatig luik gekoppeld is, zodat het programma té vrijblijvend is en er coherentie ontbreekt. De voorgestelde maatregelen blijven teveel steken in end-of-pipe oplossingen en bereiden niet genoeg de langetermijnuitdagingen voor. Het is hierbij belangrijk de afhankelijkheid van pesticiden en biociden terug te dringen. Het PRPB zou bovendien een aangepast kader moeten bevatten zodat met de sociaal-economische impact rekening kan worden gehouden na consultatie van de betrokken partijen. Ook zouden een reeks maatregelen moeten worden uitgewerkt om de internationale dimensie van de problematiek aan te pakken. Verder vindt de FRDO het jammer dat men er niet in geslaagd is om tussentijdse doelstellingen voor te stellen om de impact van pesticiden en biociden te verminderen. Een efficiëntere erkenningsprocedure voor biociden is hierbij belangrijk als bijdrage in de vermindering van hun impact. Als bijkomende prioriteit vindt de raad dat onderzoek en vorming over alternatieve middelen en technieken, zoals uit de biologische landbouw, aan bod moeten komen. In de sensibilisatie-acties is het informeren van de gebruikers over zowel preventiemaatregelen om gebruik van pesticiden en biociden te voorkomen, als over het correcte gebruik van deze middelen essentieel. Controle zou moeten garanderen dat de voorgestelde maatregelen effectief en conform worden uitgewerkt. De raad vraagt ten slotte dat het overlegcomité reeds voorbereidingen treft om een nationaal reductieprogramma voor te bereiden. Opvolging: Een gedetailleerd rapport over de opvolging van het advies heeft de administratie (mijnheer Vincent Van Bol van de dienst Risicobeheersing, FOD Leefmilieu) reeds op 23 april 2007 overgemaakt aan de raad. Volgens dit rapport is er een grote draagkracht bij alle betrokken politieke instanties om dit geactualiseerd plan uit te voeren. Om de afhankelijkheid van pesticiden of biociden aan te pakken, zal in eerste instantie naar een pragmatische definitie van afhankelijkheid worden gezocht. Om de sociaal-economische aspecten van de voorgestelde maatregelen in rekening te nemen, zal in het voorgestelde participatieve proces met alle verschillende belangen en standpunten rekening worden gehouden. Van de internationale dimensie zal werk worden gemaakt door deelname van de administratie aan de expertgroep voor de Europese Thematische Strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden. Het vastleggen van tussentijdse doelstellingen hangt af van de beschikbaarheid van voldoende middelen om deze doelstellingen te meten. De erkenningsprocedure voor biociden zal vlotter verlopen, aangezien een Toelatingscomité voor Biociden vanaf april 2007 operationeel zal zijn. Aan controle wordt veel belang gehecht. Het voorstel van de raad om onderzoek en vorming te spenderen aan alternatieve bestrijdingsmiddelen en -technieken zal worden besproken in het kader van het Fonds voor onderzoek.
19/61
Adviezen
Beleid inzake verwarmingstoestellen draagt bij tot verminderde uitstoot luchtvervuilende stoffen Advies over 3 ontwerp KB’s inzake verwarming (2007a03n), gevraagd door de minister van leefmilieu Bruno Tobback Minister van leefmilieu Bruno Tobback vroeg de FRDO om advies over drie KB’s die de luchtvervuiling door verwarmingstoestellen willen beperken. Die wetgeving past in een aantal internationale verbintenissen ter reductie van de uitstoot van schadelijke stoffen in de lucht, zoals de Europese richtlijn over de luchtkwaliteit (National Emissions Ceiling), het Kyoto-protocol, de Europese kaderrichtlijn inzake het ecologisch ontwerp van energieverbruikende producten en de internationale en Europese aanpak van de ozonproblematiek. De KB’s in kwestie betreffen meer bepaald de stikstofoxides (NOx) en koolmonoxide (CO) emissieniveaus voor olie- en gasgestookte centrale verwarmingsketels en branders, het rendement en de emissieniveaus van verontreinigende stoffen voor verwarmingsapparaten voor vaste brandstoffen (kachels) en de normen voor radiatoren en convectoren. In het algemeen verwelkomt de FRDO het initiatief van de federale overheid om de uitstoot van verontreinigende stoffen zoals stikstofoxides, koolmonoxide en roet terug te dringen en om meer energie-efficiënte apparaten te stimuleren. Het is evenwel belangrijk dat onze bedrijven zich kunnen aanpassen aan de nieuwe eisen. Daarom vraagt de raad een overgangstermijn voor de inwerkingtreding van de ontwerpKB’s. De raad stemt in met een verstrenging van de uitstootniveaus van de voormelde verontreinigende stoffen voor de verwarmingstoestellen waarop de ontwerp-KB’s betrekking hebben, mits enkele aanpassingen. De raad is het er ook mee eens dat de gegevens over de uitstoot en het rendement van de verwarmingstoestellen aan de consument meegedeeld moeten worden. De FRDO verkiest deze informatie voorlopig alleen mee te delen in het verkooppunt en geen etiket op te leggen voor België, omdat men dit binnen enkele jaren opnieuw zou moeten aanpassen aan de Europese reglementering. De raad vraagt dat ons land een voortrekkersrol zou spelen bij de Europese onderhandelingen over deze etikettering. Verwarmingstoestellen maken deel uit van een verwarmingsinstallatie van een gebouw. De raad meent dan ook dat een geïntegreerde aanpak nodig is die rekening houdt met de karakteristieken van het gebouw (oriëntatie, isolatie, ventilatie e.d.). Verder is een correcte dimensionering van de installaties (ketel, brander, radiator, regelapparatuur e.d.) aangewezen om het energieverbruik en de uitstoot van schadelijke stoffen te beperken. Een coherent beleid en samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus is dan ook belangrijk is om een doelmatig beleid op het vlak van efficiënte verwarmingsinstallaties te kunnen realiseren. Tenslotte vraagt de FRDO dat de overheid verder inspanningen zou leveren om tegemoetkomingen te voorzien voor de burgers zodat ook lagere-inkomensgroepen deze energieen milieuvriendelijke toestellen – die meestal duurder zijn – te kunnen verwerven. Opvolging: Met een overgangstermijn van drie maanden, zal rekening worden gehouden, zodat de ondernemingen zich kunnen aanpassen aan de nieuwe eisen. Met enkele aanpassingen van emissieniveaus kan rekening worden gehouden, met andere niet. In de Europese discussies over de etikettering van deze toestellen wil België een voortrekkersrol spelen. Indien de Europese etikettering pas op een later tijdstip in werking zou treden, wil België met de sector reeds op vrijwillige basis met etikettering starten. België zal de etiketteringvereisten ondersteunen op het vlak van informatietechnologie. Het ontwerp-KB over de normering van radiatoren en convectoren wordt ingetrokken gezien de herziening van de richtlijn van bouwmaterialen. Een gedetailleerd rapport over de opvolging van het advies heeft de raad reeds op 13 februari 2008 ontvangen van mijnheer Michel Degaillier van de dienst Productbeleid (FOD Leefmilieu) en kan worden geconsulteerd op de website.
SAICM stelt Belgische ontwikkelingssamenwerking voor uitdagingen Advies over Strategic Approach to International Chemicals Management (SAICM) (2007a13n), gevraagd door de minister van leefmilieu Bruno Tobback Op 6 februari 2002 keurde het Global Ministerial Environmental Forum van UNEP (United Nation Environmental Programme) de Strategic Approach to International Chemicals Management (SAICM) goed. Op de Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling in Johannesburg (september 2002) 20/61
FRDO Jaarverslag 2007
Activiteiten van de raad
werd SAICM nog eens bekrachtigd en werd ook volgende doelstelling uit SAICM hernomen: “Deze strategie heeft als doel een rationeel beheer van chemische producten te realiseren zodat tegen 2020 de nefaste gevolgen van het gebruik van chemische producten voor de menselijke gezondheid en het leefmilieu tot een minimum zijn herleid.” In 2009 moet België een rapport afleveren over welke maatregelen het neemt in het kader van SAICM. Om dit opvolgingsrapport voor te bereiden, wenst de overheid te weten welke acties reeds in België in uitvoering of in voorbereiding zijn, en aan welke prioriteit moeten worden gegeven. Op 1 juni 2007 vroeg Minister Tobback de raad om advies in dit verband. In zijn advies stelt de raad vast dat er een spanningsveld bestaat tussen het vrijwillige karakter van de verbintenissen uit het Mondiaal Actieplan enerzijds en de overeengekomen doelstellingen voor 2020. De raad vindt het aangewezen dat er in het SAICM-proces een trajectplanning wordt afgesproken met een indicatie van de betrokken partijen en de vereiste middelen met een tussentijdse evaluatie. De uitvoering van bestaande internationale verdragen inzake chemische stoffen zou in een aantal gevallen moet worden versterkt. België zou de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie over de risico’s verbonden aan chemische stoffen op de arbeidsplaats moeten ratificeren. Technische en financiële bijstand verlenen aan de landen die er het meeste nood aan hebben, is volgens de raad een prioriteit voor de Belgische overheid, gezien de grote kloof tussen de geïndustrialiseerde wereld en de minst ontwikkelde landen inzake het beheer van chemische stoffen. De Belgische ontwikkelingssamenwerking zou de nationale profielen van zijn partnerlanden, - een evaluatie van het beheer van chemische producten in een land om lacunes te kunnen vaststellen en prioriteiten te stellen - moeten aanwenden om er het totstandkomen van een nationale strategie chemische beheer te stimuleren en via een participatief proces te ondersteunen. De raad meent dat de Belgische overheid erop moet toezien dat beste praktijken inzake productie, distributie, handel, gebruik en verwijdering van chemische stoffen worden aangemoedigd, of waar nodig en mogelijk worden opgelegd. Verder onderstreept de FRDO het belang van controle, inspectie en toezicht om de opvolging van afgesproken maatregelen te verzekeren. Duurzaam beheer van chemische stoffen lijkt de raad een meer aangewezen terminologie dan een rationeel beheer van stoffen. Deze term legt meer de nadruk op een geïntegreerde aanpak, op participatie en een streven naar win-winsituaties zowel op milieuvlak en op sociaal vak als op economisch gebied. Tenslotte hoopt de FRDO dat REACH gelijke spelregels zal bevorderen over de hele wereld. De raad acht het nuttig dat de ontwikkelingslanden worden geïnformeerd over de gevolgen en de voordelen die REACH zal teweegbrengen.
Opvolging: De voorbereiding in België van SAICM bevindt zich in een analysefase. In een verdere fase zou volgens de vertegenwoordiger van de minister met het advies van de raad rekening worden gehouden.
Meer controle en alternatieve behandelingswijzen gewenst voor begassing Advies over een ontwerp KB houdende reglementering van begassingen (2007a11n), gevraagd door de minister van leefmilieu Bruno Tobback Begassen van goederen, containers, transportmiddelen en dergelijke is nodig om deze te ontdoen van parasieten, ziektes en ongedierte. Aangezien het begassen gebeurt met zeer toxische stoffen zijn veiligheidsmaatregelen nodig voor de personen die de begassing uitvoeren of zich in de buurt van de werken bevinden. De bestaande reglementering over begassing (KB van 14 januari 1992) was aan herziening toe. Wetenschappelijke en technologische evoluties en internationale afspraken inzake methylbromide of inzake quarantaine en preshipment vereisten (QPS) liggen aan de basis van een ontwerp-KB, waarover minister van Leefmilieu Bruno Tobback het advies van de FRDO vroeg.
21/61
Adviezen
De raad meent dat dit ontwerp-KB de nodige actualisering en verfijning doorvoert om enerzijds de gezondheid van werknemers en anderen te beschermen die in aanraking (kunnen) komen met de gassen. Anderzijds is het ook voor het leefmilieu een grote verbetering dat het gebruikte methylbromide niet meer in de lucht zal worden vrijgelaten, maar in grote mate zal worden gerecupereerd. De raad meent dat het recupereren van methylbromide een onontbeerlijke maatregel is gezien de problemen voor de stratosferische ozon en gezien de internationale afspraken over de productie en het gebruik van methylbromide. De bevoegde diensten zouden de verdere evolutie inzake de recuperatie van de andere gassen goed moeten opvolgen om ervoor te zorgen dat deze terugwinning ook kan worden voorzien. Voorliggende reglementering dient volgens de raad te worden gecontroleerd door de bevoegde inspectie-diensten inzake arbeidsomstandigheden, inzake milieu en inzake de veiligheid van de voedselketen op een gecoördineerde wijze. De raad meent dat een vollediger rapportering door de begassers de overheid beter in staat zal stellen zijn controle- en inspectietaken te vervullen. In tweede instantie zal dit de overheid eveneens in staat stellen interessante informatie uit de aanmeldingsformulieren te distilleren, en het gebruik van de diverse gassen voor de verschillende toepassingsmogelijkheden en het aanwenden van recuperatiesystemen te evalueren. De raad vindt het eveneens belangrijk dat er gedetailleerd wordt gerapporteerd zowel naar het secretariaat van het Protocol van Montreal als naar de Commissie (onder verordening 2037/2000/EG) over het gebruik van methylbromide, zodat zij de problematiek correct kunnen opvolgen. De raad meent dat verhoogde aandacht moet gaan naar volwaardige alternatieve methoden in plaats van begassingen met de zeer toxische gassen. De raad vindt dat België op de pertinente internationale fora moet aandringen op samenwerking voor verder onderzoek en evaluatie van volwaardige alternatieve methoden. Dit zou moeten leiden tot betere afspraken of en wanneer de best geschikte behandelingsmethode moet worden toegepast. Op Belgisch vlak zou een studie over de uitfasering van methylbromide verder moeten worden opgevolgd. Opvolging: Aangezien een ander gevraagd advies, namelijk dat van de Hoge Raad voor Bescherming en Preventie op het Werk, nog niet is afgeleverd aan de Minister, kan zijn vertegenwoordiger nog niet aangeven in welke mate met het FRDO-advies rekening zal worden gehouden.
Voorwaarden verkoop van gewasbeschermingsmiddelen aan particulieren goede zaak Advies over een ontwerp-KB tot wijziging van het KB van 28/02/1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik (splitsing van de erkenningen) (2007a10n), gevraagd door de minister van leefmilieu Bruno Tobback Gewasbeschermingsmiddelen worden momenteel zowel door particuliere tuiniers als door beroepsgebruikers aangewend om ongewenste organismen te bestrijden. Het voorgestelde ontwerp van koninklijk besluit wil de erkenning van deze producten voor deze twee groepen splitsen, zodat de producten die enkel bestemd zijn voor particuliere gebruikers aan specifieke voorwaarden zouden voldoen. De raad vindt deze splitsing van de erkenningen een positieve maatregel. Er zijn namelijk een aantal fundamentele verschillen tussen een particuliere tuinier en een beroepsgebruiker van pesticiden op het vlak van kennis, behoeften, materiaal e.d. De raad wijst op de gevolgen van het afschaffen van klassen A en B en vraagt zich af hoe de erkenning zal worden gegeven aan categorieën gebruikers die momenteel geen erkenning nodig hebben. Daarnaast vindt de raad dat het uitsluiten van een aantal gevarencategorieën voor producten bestemd voor amateur-gebruik, duidelijker zou moeten worden omschreven. Voor een aantal gevarencategorieën die wel zijn toegelaten voor amateur-gebruik, zou bij de evaluatie van het product, waarop de erkenning is gebaseerd, hier verhoogde aandacht aan moeten worden besteed.
22/61
FRDO Jaarverslag 2007
Activiteiten van de raad
De raad is van oordeel dat als algemene regel voor de erkenning van een verpakking voor amateur-gebruik een oppervlakte van 5 are maximum moet worden gehanteerd. De uitzonderingsmogelijkheid om verpakkingen voor een groter oppervlakte te erkennen, zou slechts restrictief mogen worden toegepast met respect van strikte criteria. Als criterium kan worden gehanteerd dat hetzelfde product tegelijkertijd moet worden aangeboden in een verpakking voor 5 are maximum. Bij de verkoop zou de consument moeten worden geïnformeerd en gesensibiliseerd over goede praktijken om niet gewenste organismen in de tuin te bestrijden. Enerzijds zijn voor een correct gebruik van de bestrijdingsmiddelen, het etiket, de bijsluiter of de productfiche essentiële hulpmiddelen. Op het belang van de instructies op deze informatiedragers zou moeten worden gewezen via het verkoopspersoneel of via de informatie bij de winkelrekken. Anderzijds zou ook aan de mogelijkheid voor volwaardige alternatieve bestrijdingsmiddelen en -methodes aandacht moeten worden besteed via informatie bij de winkelrekken. De raad meent dat een periode van uitfasering van 5 jaar té lang is voor producten op de markt waarvoor geen aanvraag tot erkenning voor amateur-gebruik wordt ingediend.
Minister Laruelle overloopt enkele aanpassingen ten gevolge van de FRDO-aanbevelingen aan het Federaal reductieprogramma pesticiden en biociden en aan de splitsing van erkenningen voor particulier en professioneel gebruik van pesticiden Opvolging: Met de gevolgen van de afschaffing van de klassen A en B wordt rekening gehouden. De opmerking voor een duidelijker omschrijving van gevarencategorieën, wordt niet pertinent geacht. De volumeverpakking zal in principe voor 5 are maximum worden toegestaan. De uitzonderingsmogelijkheid zoals door de raad gesuggereerd, zal worden voorzien. Informatie en sensibilisatie over goede praktijken om niet gewenste organismen in de tuin te bestrijden kunnen niet aan bod komen in voorliggend KB, maar zal worden georganiseerd in het kader van het reductieprogramma voor pesticiden en biociden (thematische groep Garden). Een terugtrekkingsprocedure wordt in het KB gevoegd in het geval geen erkenningsaanvraag voor particulier gebruik is aangevraagd.
23/61
Adviezen
Normen voor composteerbare, biologisch afbreekbare, hernieuwbare en ggovrije materialen brengen duidelijkheid Advies over productnormen voor composteerbare, biologisch afbreekbare, hernieuwbare en ggovrije materialen (2006a04n), gevraagd door de minister van leefmilieu Bruno Tobback Er komen de laatste jaren steeds meer materialen op de markt die “composteerbaar”, “biologisch afbreekbaar” of “hernieuwbaar” worden genoemd. Deze materialen kunnen aan het einde van hun levenscyclus op een specifieke manier verwerkt worden, onder meer door thuiscompostering, compostering in industriële installaties, biogasificatie (methanisatie) of in-situ biodegradatie (voornamelijk voor land- en tuinbouwtoepassingen). Om die verwerking mogelijk te maken, dient het materiaal in kwestie wel effectief de vermelde eigenschappen te bezitten (met name biologisch afbreekbaar of composteerbaar zijn) en geen giftige bestanddelen vrij te geven bij het afbreken. Met uitzondering van de verpakkingen die beantwoorden aan norm EN 13 432 (composteerbaarheid van verpakkingen) is er nog geen normering voor dergelijke producten in ons land. Daarom ligt nu een ontwerp van Koninklijk Besluit voor “houdende vaststelling van productnormen voor composteerbare en biologisch afbreekbare materialen”. Dit ontwerp legt vast aan welke voorwaarden materialen moeten voldoen om respectievelijk “thuis composteerbaar”, “composteerbaar” en “biologisch afbreekbaar” genoemd te mogen worden. Het ontwerp bevat ook een normering voor de vermelding “van vernieuwbare oorsprong” en “vrij van genetisch gemodificeerde organismen”. In zijn advies stelt de FRDO dat het KB een nuttig en noodzakelijk initiatief is: productnormen voor dergelijke materialen zijn nuttig voor de ontwikkeling door de producenten, om de consumenten correct te informeren en als basis voor een overheidsbeleid. De FRDO formuleert verder enkele specifieke bedenkingen bij de definitie van “composteerbaar” en “biologisch afbreekbaar”, en vraagt een omstandiger omschrijving voor materialen van hernieuwbare oorsprong. Hij pleit voor een minimale tolerantie wat het aanwezige % hernieuwbare grondstoffen betreft om de term “hernieuwbare oorsprong” te mogen gebruiken voor materialen. Wat verpakkingen betreft, begrijpt de FRDO dat men om praktische redenen van de bestaande logo’s vertrekt, maar pleit hij voor een harmonisering tot één label op termijn. Waar het gaat om een verbod op de vermelding “biologisch afbreekbaar” op verpakkingen, meent de raad dat het voor de consument in de eerste plaats duidelijk moet zijn of de biologisch afbreekbare verpakking zich al dan niet leent tot compostering. Opvolging: De terminologie in het KB “composteerbaar”/”thuis composteerbaar” werd niet aangepast teneinde de comformiteit met norm NBN EN 13432 te bewaren. Het KB werd aangepast door de termen “biologisch afbreekbaar” en “biodégradable” als dusdanig niet meer te gebruiken als voorwaarde voor de composteerbaarheid van materialen. Art. 3 § 5 inzake materialen van hernieuwbare oorsprong werd niet opgenomen in de definitieve versie van het KB. De omschrijving “van natuurlijke oorsprong” is vollediger dan “plantaardige en/of dierlijke oorsprong” en werd bijgevolg behouden in het KB.
Uitbreiden levensduur van behandeld hout toelaten Advies over een wijziging van het KB met betrekking tot het op de markt brengen en gebruiken van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PFOS en arseen) (2007a14n), gevraagd door de minister van leefmilieu Bruno Tobback. De Europese richtlijn inzake de beperking van het op de markt brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten wordt regelmatig aangepast op basis van geactualiseerde informatie over de schadelijkheid van stoffen. Zo was er recent een aanpassing voor het gebruik van perfluoroctaansulfonaten (PFOS) en arseenverbindingen. Deze wijzigingen op EU-niveau dienen omgezet in Belgisch recht. In uitvoering van de wet over de productnormen werd de FRDO hierbij om advies gevraagd door minister van leefmilieu Bruno Tobback. Wat de PFOS betreft, beoogt de wetswijziging geharmoniseerde voorschriften in te voeren in de interne markt en een hoog beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu te waarborgen. De nieuwe richtlijn voor arseenverbindingen harmoniseert de wetgeving rond het gebruik van deze stoffen als biocide voor de behandeling van hout, onder meer waar het gaat om de 24/61
FRDO Jaarverslag 2007
Activiteiten van de raad
tweedehandsmarkt. Eén bepaling uit de richtlijn laat de keuze aan de lidstaten om met een bepaalde soort koper-, chroom of arseenoplossing behandeld hout toe te laten dat vóór 30 september 2007 in de Gemeenschap in gebruik was; - voor gebruik of hergebruik voor eerder vermelde toepassingen, - voor de tweedehandsmarkt voor eerder vermelde toepassingen. Deze toepassingen betreffen bijvoorbeeld utiliteitsbouw, bruggen, telefoon- en elektriciteitspalen. De FRDO stelt vast dat het ontwerp-KB dat ter advies voorligt, een correcte omzetting is van beide richtlijnen. De raad vraagt dat de omzetting van de bepaling uit de richtlijn inzake arseenverbindingen wordt aangepast: niet alleen het op de tweedehandsmarkt brengen van dit zo behandelde hout, maar ook het gebruik en hergebruik ervan zou toegelaten moeten zijn. Dit maakt het mogelijk de levensduur te verlengen van het product. Opvolging: Met de opmerking is rekening gehouden. Het KB is vastgesteld op 2 november 2007 en is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 9 november 2007.
Correcte rechtzetting omzetting Europese richtlijn over bestrijdingsmiddelen Advies over een ontwerp-KB tot wijziging van het KB van 28/02/1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik (2007a08n), gevraagd door de minister van volksgezondheid Rudy Demotte De raad stemt in met dit ontwerp-KB dat gericht is op een coherente reglementering, en gaat akkoord met de retro-actieve inwerkingtreding ervan.
2.2 Forumactiviteiten De FRDO organiseert fora, seminaries, hoorzittingen en rondetafels, zowel om de discussie rond duurzame ontwikkeling te stimuleren als om informatie bijeen te brengen voor het opstellen van adviezen. Ook organiseert de raad rondetafels op vraag van een minister om deze de mogelijkheid te geven in dialoog te treden met het middenveld en snel een idee te krijgen van de standpunten van verschillende doelgroepen over een bepaald onderwerp. Over deze initiatieven vindt u presentaties, verslagen en foto’s terug op onze webstek www.frdo-cfdd.be.
Volker Hauff, lid van de Brundlandtcommissie en voorzitter van de Duitse Raad aan het woord op de academische zitting 25/61
Forumactiviteiten
Academische zitting “Duurzame Ontwikkeling: onze toekomst? Twintig jaar Brundtland-rapport” Jaarlijks organiseert de FRDO een forumactiviteit voor een ruim publiek rond een actueel thema van duurzame ontwikkeling. In 2007 vond het forum plaats op 17 oktober, en het thema was de twintigste verjaardag van het rapport "Our Common Future", beter bekend als het Brundtlandrapport. Het Brundtland-rapport bezorgde duurzame ontwikkeling niet alleen een definitie (“meet the need for the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs”), maar ook een ruim denkkader, en een beleidsproces met mijlpalen als de conferenties van Rio (1992) en Johannesburg (2002). Twintig jaar na publicatie heeft het rapport nog niet aan actualiteit of relevantie ingeboet. Doel van de conferentie was dan ook niet zozeer even terug te blikken, maar vooral vooruit te kijken. Is duurzame ontwikkeling na twee decennia nog steeds “our common future”? Wat is reeds gerealiseerd, waar zijn meer inspanningen nodig, welke nieuwe uitdagingen stellen zich, hoe kunnen we ze aanpakken? Deze vragen werden behandeld zowel door één van de auteurs van het rapport (Volker Hauff) als door een lid van de federale regering (Els Van Weert) en vertegenwoordigers van verschillende maatschappelijke groepen (Thomas Leysen, James Howard, John Hontelez, Elenita Dano, Isabelle Letawe). Er was ook een toespraak van Prins Filip, erevoorzitter van de FRDO. In totaal namen 155 personen deel aan de conferentie, vooral vanuit de politieke wereld, de administratie, de ondernemingen, vakbonden, NGO’s en universiteiten. Ter gelegenheid van de jaarconferentie werd de nieuwe presentatiebrochure van de raad voorgesteld. Deze brochure beschrijft de eigenheid van de FRDO als “multistakeholder”-forum en maatschappelijk klankbord voor duurzame ontwikkeling. Verder komen de historiek, de activiteiten en de werking van de raad aan bod. U kunt de brochure on-line bekijken op onze website: www.frdo.be, en gedrukte exemplaren aanvragen bij het secretariaat.
Richard Doornbosch licht op het interne seminarie over biobrandstoffen een recent rapport van de OESO toe
26/61
FRDO Jaarverslag 2007
Activiteiten van de raad
Intern seminarie biomassa De FRDO organiseerde op 3 oktober een intern seminarie over het gebruik van biomassa voor energiedoeleinden. In het kader van de klimaatproblematiek en de energiezekerheid werden ambitieuze internationale doelstellingen geformuleerd op gebied van het gebruik van biomassa voor energiedoeleinden. Steeds meer rijzen er vragen i.v.m. de gevolgen voor het milieu, de biodiversiteit, de voedselprijzen, …. Het gaat om een complexe materie met een sterke internationale dimensie. In het seminarie, dat op een grote belangstelling kon rekenen (67 deelnemers), werd de focus gelegd op belangrijke economische, sociale en ecologische kosten en baten van het gebruik van biomassa voor energiedoeleinden en de toepassing van duurzaamheidscriteria. Een aantal internationale experten werden uitgenodigd om het publiek wegwijs te maken in de kansen, knelpunten en beleidskeuzes in verband met het gebruik van biomassa: Gustav Resch (Vienna Universtiy for Technology), Justus von Geibler (Wuppertal Institute), Richard Doornbosch (OECD), Kiriakos Maniatis (DG TREN).
Rondetafel over de Wereldhandelsorganisatie Op 30 mei 2007 organiseerde de FRDO samen met het kabinet van Minister De Gucht (Buitenlandse Zaken) een rondetafel over de onderhandelingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Ambassadeur Liliane Bloem, vertegenwoordiger van minister van BZ Karel De Gucht, beantwoordde de talrijke vragen die door de leden werden bezorgd. De FRDO-delegatie bestond uit 13 deelnemers o.l.v. voorzitter Theo Rombouts en voorzitter van de werkgroep internationale betrekkingen Dries Lesage.
2.3 Informatie en communicatie Informatie-activiteiten De FRDO vindt het belangrijk goed te communiceren over zijn opdracht, met name adviezen opstellen over en activiteiten organiseren rond duurzame ontwikkeling. De raad communiceert op een directe manier over zijn werking en zijn producten via een website en een elektronische nieuwsbrief, en indirect via de pers. De raad richt zich hierbij tot prioritaire doelgroepen als politici, ambtenaren en maatschappelijke organisaties, maar ook tot een ruimer publiek, om zo het draagvlak voor duurzame ontwikkeling te vergroten en het begrip meer vertrouwd te maken bij de burger. In zijn communicatie beklemtoont hij het belang van een participatieve beleidsaanpak, waarbij de raad als multistakeholder-forum een toegevoegde waarde kan bieden.
FRDO-info De FRDO zond afgelopen jaar vijf nummers van zijn elektronische nieuwsbrief, “FRDO-Info” naar zo’n 1500 bestemmelingen. De nieuwsbrief verschijnt normaliter na elke algemene vergadering van de FRDO, om de goedgekeurde adviezen bekend te maken en voor te stellen. Naast de adviezen en activiteiten in de werkgroepen behandelt FRDO-Info ook andere onderwerpen, zoals fora, ontwikkelingen in het federale beleid duurzame ontwikkeling ... U vindt de nieuwsbrieven chronologisch geklasseerd op onze website.
Website De website van de raad biedt tal van informatie over duurzame ontwikkeling en de werking van de FRDO. Op de site worden geschiedenis, samenstelling en werking van de raad uit de doeken gedaan. Hij bevat ook een bibliotheek met informatie over duurzame ontwikkeling en relevante wetgeving. Ook alle adviezen van de raad sinds zijn oprichting en die van diens voorganger, de nationale raad voor duurzame ontwikkeling, zijn er terug te vinden. De site biedt verder een aantal links naar verslagen van onderzoek, fora of andere activiteiten die de raad organiseerde.” In 2007 telde onze site zo’n 10.000 bezoekers. De site werd ook grondig vernieuwd, een proces dat het secretariaat in 2008 verderzet.
27/61
Informatie en communicatie
Pers De FRDO nodigde de pers uit op zijn jaarlijkse forum, en verzond een persbericht rond zijn advies over de ontkoppeling van groei en hulpbronnengebruik/ milieudruk in België. Dit leidde tot artikelen in verschillende publicaties. Voorzitter Theo Rombouts publiceerde naar aanleiding van de klimaatconferentie in Bali in december een vrije tribune in De Standaard en Le Soir onder de titel “Het klimaat, een prioriteit van de regering?”. Op 26 september organiseerde de FRDO een perslunch met de communicatiespecialisten van zijn lidorganisaties. Bedoeling ervan was “goede praktijken” uit te wisselen op het vlak van communicatie rond duurzame ontwikkeling. De raad blijft de komende jaren inspanningen doen om zijn standpunten via de media bekend te maken en zo het politieke en maatschappelijke debat over duurzame ontwikkeling te bevorderen.
Vertegenwoordiging en contacten Op internationaal niveau Beslissingen die op internationaal niveau tot stand komen, hebben een impact op het nationale vlak. De raad blijft dan ook internationale ontwikkelingen op de voet volgen. Zo nemen de leden en het secretariaat deel aan internationale conferenties. Op die manier verwerft de raad de nodige expertise en doet hij ideeën op om zijn activiteiten (adviesfunctie, sensibilisering, fora) verder te ontplooien. Dit jaar namen de leden van de raad of het secretariaat deel aan volgende internationale conferenties. De verslagen en de eventueel bijhorende (achtergrond)informatie zijn beschikbaar op het secretariaat van de raad.
Epigov Conferentie, Mainstreaming Environmental Concerns in European Governance, Brussel, 15 februari 2007 Quinzième Session de la Commission du développement durable des Nations Unies (CSD 15), New York, 30 april-11 mei 2007 EEA - EEAC Research Dissemination Workshop, Kopenhagen, 10-11 mei 2007 Workshop "on the European Commission's proposal on bringing aviation into the EU emission trading scheme", Brussel, 7 juni 2007 ESB07-conference European Sustainable Development Network (ESDN), Berlijn, 3-5 juni 2007 Hearing SD-Observatory (ECOSOC) on EUSDS Progress Report, Brussel, 7 november 2007 Beyond GDP - Measuring progress, true wealth and the well-being of nations, Brussel, 19-20 november 2007 COP 13 en COP/MOP 3 UNFCCC Klimaatconferentie, Bali, 3-14 december 2007
Het Europees netwerk van milieu- en duurzame ontwikkelingsraden EEAC Op Europees vlak is de FRDO lid van de European Environment and Sustainable Development Advisory Councils (EEAC). Dit netwerk groepeerde tot 2004 voornamelijk milieuadviesraden. Vandaag zijn eveneens heel wat raden voor duurzame ontwikkeling lid en binnen het netwerk bestaat ook een werkgroep duurzame ontwikkeling. Bijgevolg verruimde de EEAC in 2004 zijn naam: ook Sustainable Development wordt nu vermeld. De FRDO besliste in 2004 om volwaardig lid te worden van het netwerk. De FRDO nam aan volgende vergaderingen en conferenties deel (een uitgebreid verslag is beschikbaar op het secretariaat):”
EEAC Working Group Sustainable Development, Brussel, 15 februari 2007 en Parijs, 22 november 2007 Energy Efficiency, Key Pillar for a Competitive, Secure and Sustainable Europe, 15th annual Conference EEAC, Evora (Portugal), 10-13 oktober 2007 EEAC Working Group Sustainable Development, Parijs, 22 november 2007
28/61
FRDO Jaarverslag 2007
Activiteiten van de raad
Deelnemers aan Evora-conferentie: Marc Depoortere (FRDO- secretariaat), Grégoire Wallenborn, (IGEAT-ULB, spreker op de sessie Demand Side management and Culture) en Jacqueline Miller (Inter-Environnement Wallonie, FRDO-lid) De EEAC publiceerde de verklaring “Energy Efficiency, Key pillar for a competitive, secure and environmentally friendly European Energy Policy “. Het netwerk organiseerde zijn jaarlijkse conferentie ook rond energie-efficiëntie, een sleutelthema voor duurzame ontwikkeling gezien hier economische, ecologische en sociale bekommernissen op het spel staan. Energie-efficiëntie is bovendien één van de doelstellingen van de strategie van Lissabon en de Europese strategie voor DO.
Op nationaal niveau Op nationaal niveau, wordt de FRDO als waarnemer uitgenodigd op de maandelijkse Coördinatie Duurzame Ontwikkeling (COORMULTI) van de FOD Buitenlandse Zaken (directie M4.1) die de Belgische deelname aan en de coördinatie van de Belgische houding bij internationale ontmoetingen in het kader van de Verenigde Naties (CSD en andere conferenties) coördineert. De meeste lidorganisaties van de raad en het secretariaat worden ook uitgenodigd op het halfjaarlijkse stakeholders-overleg van het Coördinatie Comité Internationale Milieupolitiek (CCIM) van de Federale diensten voor Leefmilieu. Het personeel van het secretariaat neemt eveneens deel aan conferenties, studiedagen, seminaries, fora in België naargelang de thema’s en de beschikbare middelen. Een overzicht van deze activiteiten is beschikbaar op het secretariaat.
2.4. Studie en onderzoek Draagvlakenquête In 2007 werd met de voorbereiding gestart voor een nieuwe draagvlakenquête die in 2008 zal uitgevoerd worden.
Begeleidingscomité Consentsus 2007- 2010 De onderzoeksgroep werkt aan scenario’s en de verkenning van transitiepaden van duurzame consumptiepatronen. Bedoeling is om: - een wetenschappelijke beoordeling maken van de kenmerken van scenario’s en transitiemanagement - een evaluatie van hun bruikbaarheid voor het beleid en beoordelen of de en hoe Belgische beleidsmakers dergelijke methodieken beoordelen 29/61
Informatie en communicatie
-
schetsen van scenario’s en transities te ontwikkelen voor België op het vlak van duurzame consumptie met tijdshorizon 2050
De betrokken onderzoeksinstellingen zijn het Centrum voor Duurzame Ontwikkeling (UGent), het Institut pour un Développement Durable (IDD), het Institut de Gestion de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire (IGEAT) en het Centre d’Etudes de Développement Durable (CEDD) (ULB).
30/61
FRDO Jaarverslag 2007
Werking van de raad
3 Werking van de raad 3.1 Algemene vergadering De leden stemmen op de algemene vergadering adviezen die door de verschillende werkgroepen werden voorbereid, brengen verslag uit van internationale conferenties en overlopen de planning. Daarnaast brengen de verschillende ministers of hun vertegenwoordiger aan het begin van elk kalenderjaar verslag uit van de opvolging van de door de raad uitgebrachte adviezen. Grafiek 4: Gemiddelde deelname per ledengroep aan de Algemene Vergadering 2003 - 2007
Gemiddeld aantal deelnemers Algemene Vergaderingen
6,0 5,3 5,0
4,8
4,8
4,8 4,5
4,3 4,0
3,8
3,0
2,8
2,7
3,8
3,7
3,8
3,5
3,4
3,4
3,3 3,3
4,3
4,3 4,0
3,3
3,2 2,8
3,5
3,2
3,2
2,8
2,8
2,5
2,4
2,3
2,0 2,0
2,0 2,0
1,7 1,5
1,6
1,3
1,0 0,8
1,0
1,0
1,5 1,5
1,4 1,3
0,8
0,6
0,5
0,0 Vz en Ovz
NGO Milieu
NGO Ontw.
NGO Cons.
2004 (relatief)
Werkn.
Werkg.
2005 (relatief)
Energ. Prod.
Wet. Wer.
2006 (relatief)
Fed. OH
Reg. OH
Wet Raadg.
Waarn.
2007 (relatief)
De Algemene Vergadering kwam in 2007 zes maal bijeen. Na een stijgende deelname van alle stemgerechtigde leden de jaren voordien, is er een daling vast te stellen in 2007, en dit terwijl het aantal adviezen er licht is op vooruitgegaan evenals de graad van consensus.
TABEL Activiteiten van de Algemene Vergadering in 2007 Algemene Vergadering van 28 februari 2007 Adviezen - Advies over het voorlopige rapport van de Commissie Energie 2030 - Advies over elektrische verlichting in huishoudens - Advies over 3 ontwerp KB’s inzake verwarming - Advies over productnormen voor composteerbare, biologisch afbreekbare, hernieuwbare en ggo-vrije materialen Planning Opvolging van de adviezen
Goedkeuring van de planning en activiteiten Opvolging van de adviezen van de raad door: - mevrouw Els Van Weert, staatsecretaris voor Duurzame Ontwikkeling - mevrouw Nele Roobrouck, vertegenwoordigster van de eerste Minister - mevrouw Marileen Vandenberghe, vertegenwoordigster van Bruno Tobback, minister van leefmilieu
31/61
Bureau
Algemene Vergadering van 23 maart 2007 Adviezen Advies over het communicatiebeleid van de Federale overheid inzake duurzame ontwikkeling Jaarverslag 2006 Planning
Goedkeuring van het jaarverslag Goedkeuring van de planning en activiteiten Goedkeuring van het jaarprogramma
Internationale conferenties
Uiteenzettingen van M. de Ambassadeur Marc Gedopt en mevr. Leida Rijnhout (VODO) over de voorbereidende vergadering voor CSD 15
Algemene Vergadering van 25 mei 2007 Adviezen - Evaluatie van en aanbevelingen voor het beleid Duurzame Ontwikkeling van de federale regering - Advies over een ontwerp-KB tot wijziging van het KB van 28/02/1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik Goedkeuring van de rekeningen van 2006 Financieel verslag 2006 Planning Goedkeuring van de planning en activiteiten Uiteenzetting door M. Hadelin de Beer de Laer Database met acties van het PFDO CSD 15 Uiteenzettingen door - mevr Nadine Gouzée (Task Force DD) - M. Jehan Decrop (CSC) - mevr. An Heyerick (VODO) - M. Marc Depoortere (FRDO secretariaat)
Hadelin de Beer (Programmatorische Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling) en Nadine Gouzée (Task Force Duurzame Ontwikkeling), in gesprek met elkaar, gaven beiden uiteenzettingen op de algemene vergadering van 25 mei 2007
32/61
FRDO Jaarverslag 2007
Werking van de raad
Algemene Vergadering van 22 juni 2007 Adviezen - Advies over een ontwerp-KB tot wijziging van het KB van 28/02/1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik (splitsing van de erkenningen) - Advies over een ontwerp KB houdende reglementering van begassingen - Advies over de ontkoppeling van groei en hulpbronnengebruik/ milieudruk in België Benoeming Aanstelling van prof. Sleuwagen tot voorzitter van de werkgroep wetenschappelijk onderzoek Planning Goedkeuring van de planning en activiteiten Academische zitting 20 jaar Brundtlandrapport Voorstelling conceptnota Uiteenzetting van gesubsidieerde projecten: Subsidies van Staatsecretaris Els - Geert Vancronenburg (VBO) Van Weert - An Heyerick (VODO) - Anne Panneels en Fre Maes (FGTB)
Algemene Vergadering van 28 september 2007 Adviezen - Advies over een indicatorenset voor duurzame ontwikkeling - Advies over een wijziging van het KB met betrekking tot het op de markt brengen en gebruiken van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PFOS en arseen) - Advies over Strategic Approach to International Chemicals Management (SAICM) - Verslag over het advies “Nationaal Hervormingsprogramma” Wetenschappelijk raadgever Planning Subsidies van Staatsecretaris Els Van Weert
Aanstelling van mevr. Delphine Misonne ter vervanging van M. Thunis Goedkeuring van de planning en activiteiten Uiteenzetting van gesubsidieerd project door Dirk Knapen (BBL)
Isabelle Letawe (Conseil de la Jeunesse d’expression francophone de Belgique) pleit er op de academische zitting 20 jaar Brundtland voor dat jeugdorganisaties vertegenwoordigd worden in de FRDO. Op de Algemene Vergadering van 23 november 2007 is de raad hier op ingegaan.
33/61
Bureau
Algemene Vergadering van 23 november 2007 Adviezen - Advies voor de strategienota Eerbied voor de Rechten van het Kind in Ontwikkelingsamenwerking - Voorstelling van het advies "Nationaal Hervormingsprogramma" Federaal Plan M. de Beer de Laer: kalender van voorbereiding Planning Goedkeuring van de planning en activiteiten Coöptatie van de Goedkeuring van de coöptatie van twee vertegenwoordigers vertegenwoordigers van jeugdraden Evaluatie Forum 20 jaar Brundtlandrapport Belgische uitvoering Uiteenzetting van M. Van Eycken (POD DO) over het Belgisch EUSDS vooruitgangsrapport over de uitvoering van de EUSDS Subsidies van Uiteenzetting van gesubsidieerd project door Catherine Rousseau Staatsecretaris Els (CRIOC) Van Weert
3.2 Bureau Het bureau bestaat ondermeer uit een erevoorzitter (waarvan een vertegenwoordiger deelneemt aan de vergaderingen), een voorzitter en drie ondervoorzitters. Daarnaast stellen sinds begin 2004 de werkgeversorganisaties, vakbonden, milieu NGO’s en ontwikkelings NGO’s beleidsverantwoordelijken aan om in het Bureau te zetelen. Ook de twee secretarissen van de raad nemen deel aan de vergaderingen en stellen de verslagen op. Het Bureau is ondermeer belast met de voorbereiding en opvolging van de Algemene Vergadering, met het ter goedkeuring voorleggen van de ontwerpadviezen van de werkgroepen, het jaarverslag en het financieel verslag aan de Algemene Vergadering, met de aanwerving van het personeel, met het nemen van belangrijke praktische beslissingen en met het leiding geven aan het secretariaat. Het Bureau komt nagenoeg elke maand bijeen. In 2007 gebeurde dit 9 maal: op 1 februari, 14 februari, 14 maart, 18 april, 9 mei, 13 juni, 30 augustus, 17 oktober, en 14 november.
Samenstelling van het Bureau samenstelling Bureau Voorzitter Onder-voorzitters
Werkgeversorg.
Werknemersorg.
Milieu NGO
Ontwikkelings
34/61
tot 14 februari 2007
vanaf 14 maart 2007
vanaf 9 mei 2007
Dhr. Theo Rombouts Mme Anne Panneels M. Jean-Yves Saliez Mevr. Caroline Ven Mevr. Caroline Ven (VBO) Dhr. Johan Bortier (UNIZO) M. Claude Rolin (CSC) Mme Anne Demelenne (FGTB) Dhr. Jan Turf (BBL) Mme Thérèse Snoy (IEW) Dhr. Bogdan Van den
Dhr. Theo Rombouts Mme Anne Panneels M. Jean-Yves Saliez Mevr. Caroline Ven Dhr. Geert Vancronenburg (VBO) Dhr. Johan Bortier (UNIZO) M. Claude Rolin (CSC) Mme Anne Demelenne (FGTB) Dhr. Jan Turf (BBL) Mme Jacqueline Miller (IEW) Dhr. Bogdan Van den
Dhr. Theo Rombouts Mme Anne Panneels M. Jean-Yves Saliez Dhr. Geert Vancronenburg (VBO) Dhr. Johan Bortier (UNIZO) M. Claude Rolin (CSC) Mme Anne Demelenne (FGTB) Dhr. Jan Turf (BBL) Mme Jacqueline Miller (IEW) Dhr. Bogdan Van den
FRDO Jaarverslag 2007
Werking van de raad
NGO
Vertegenwoordiger van de Prins Secretarissen
Berghe (11.11.11) M. Etienne Van Parys (ACODEV) Dhr. Boudewijn Dereymaeker Dhr. Jan De Smedt Mme Catherine Mertens
Berghe (11.11.11) M. Etienne Van Parys (ACODEV) Dhr. Boudewijn Dereymaeker Dhr. Jan De Smedt Mme Catherine Mertens
Berghe (11.11.11) M. Etienne Van Parys (ACODEV) Dhr. Boudewijn Dereymaeker Dhr. Jan De Smedt Mme Catherine Mertens
3.3 Werkgroepen De werkgroepen bereiden - elk vanuit hun specialiteit - de adviezen, rondetafels en forumactiviteiten voor. In 2007 waren zeven werkgroepen actief, waarvan zes permanente: Strategieën voor Duurzame Ontwikkeling (ST) Energie en Klimaat (EK) Internationale Betrekkingen (IB) Productnormen (PN) Wetenschappelijk Onderzoek en Duurzame Ontwikkeling (WO) Sensibilisatie et Communicatie (SC) De werkgroep Biodiversiteit en bossen is dit jaar niet samengekomen. Daarnaast was ook een "ad hoc" werkgroep actief, de werkgroep Biomassa.
Foto: De werkgroep ad hoc biomassa bereidt het interne seminarie voor
35/61
Werkgroepen
De werkgroepen bestaan uit leden van de Raad of hun plaatsvervangers en door hen aangeduide experts. De werkgroepen kunnen ambtenaren en andere deskundigen uitnodigen. De Algemene Vergadering duidt de voorzitters van de werkgroepen aan op voordracht van het Bureau. De werkgroepen bereiden de adviezen grondig voor, zodat de Algemene Vergadering hoogstens nog enkele knelpunten dient te beslechten. Elke werkgroep wordt bijgestaan door minstens één lid van het secretariaat.
Deelname aan de werkgroepen Tabel 2 geeft een overzicht van de activiteit van de verschillende werkgroepen van de raad. Dit jaar vonden in totaal 60 werkgroepvergaderingen plaats (gemiddelde vanaf 1998 ligt op 72). Dit hangt samen met een streven naar een grotere efficiëntie. De gemiddelde aanwezigheid bedroeg 8,3 personen per vergadering. Werkgroepen
ST
EK
IB
PN
SC
WO
BM
2007
2006
2005
Vergaderingen
14
13
4
10
8
10
1
60
51
79
NGO Milieu
24
42
0
9
3
4
3
85
76
125
NGO Ontwikkeling
11
2
11
2
15
19
4
64
65
134
NGO consumenten
4
0
0
10
15
0
0
29
25
26
Werkgeversorganisaties
22
36
4
22
9
17
2
112
79
136
Werknemersorganisaties
16
20
9
6
0
18
0
69
92
133
Energieproducenten
0
16
0
0
0
0
1
17
8
25
Wetenschappelijke wereld
7
9
4
0
1
8
5
34
40
63
Totaal 1
84
125
28
49
43
66
15
410
385
649
Overheid
5
1
1
11
2
4
2
26
20
60
Wetenschappelijke raadgevers
7
3
0
11
5
5
1
32
25
22
Totaal 2
12
4
1
22
7
9
3
58
45
85
Externe experten
3
6
5
0
2
9
3
28
41
65
Totaal Deelnemers
99
135
34
71
52
84
21
496
471
802
Gemiddelde per vergadering
7,1
10,4
8,5
7,1
6,5
8,4
21,0
8,3
9,2
10,2
Tabel 3: Deelnemers werkgroepen 2007
36/61
FRDO Jaarverslag 2007
Werking van de raad
Vertegenwoordigers van milieu- en ontwikkelingsorganisaties: Jacqueline Gilissen (InterEnvironnement Bruxelles), Brigitte Gloire (Oxfam-Soliarité) en Ann Heyerick (Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling - VODO) Wat de gemiddelde deelname per werkgroepvergadering betreft, stellen we vast dat er een goede vertegenwoordiging is van de verschillende ledengroepen. De werkgevers hebben de hoogste gemiddelde deelname (diagram 2). De gemiddelde deelname van stemgerechtigde leden aan de werkgroepen ligt ten opzichte van het jaargemiddelde (1998-2007) lager bij de NGO’s en hoger bij de andere (status quo bij de werknemers en energieproducenten). (grafiek 5, op volgende pagina).
Wetensch. raadgevers 6%
Experten 6%
NGO - Milieu 17%
Overheid 5% NGO - Ontwikkeling 13%
Wetensch. wereld 7% Energieproducenten 3%
NGO - Consumenten 6%
Werknemers 14% Werkgevers 23%
Diagram 2: Gemiddelde deelname aan de werkgroepen
37/61
1,9
2,00 1,80
1,6
1,6
1,5
1,60
1,4
1,40
1,2 1,2
1,1
1,20
1,0
1,0
1,00
0,8
0,80 0,6
0,60
0,5
0,5
0,4
0,5
0,4
0,3 0,3
0,3
0,40 0,20
te n Ex p
er
. W et
.R aa dg
id rh e ve O
.W er el d
. rg ie pr
od
kn W er
Gemiddelde 1998 tot 2007
W et
.
. kg
En e
O NG
W er
-C on
nt NG
O
-O
-M O NG
s.
w.
0,00 ili e u
Gemiddeld aantal deelnemers per vergadering
Werkgroepen
Gemiddelde 2007
Grafiek 5: Gemiddelde deelname aan de vergaderingen per ledengroep
38/61
FRDO Jaarverslag 2007
Werking van de raad
Evaluatie van de werkgroepen Tweejaarlijks evalueert de raad de werking van de werkgroepen. Het beeld dat uit de voorbije evaluatie van de werkgroepen naar voor komt is algemeen genomen vrij positief.
De resultaten liggen in de lijn van de vorige evaluatie (2005). De leden zijn tevreden tot zeer tevreden over zowel de kwaliteit van de producten als over het overlegproces. De mogelijkheden tot opbouw van capaciteit en de kwaliteit van de stakeholderdialoog worden zeer gewaardeerd. Ook over het functioneren van het voorzitterschap van de werkgroepen en het secretariaat is men tevreden. Het meeste vragen hebben de leden over de mogelijke beleidsimpact van de adviezen.
Bij de bespreking van kwaliteit van de adviezen wordt verwezen naar een dubbele spanning. Het belangrijkste spanningsveld dat haast bij elke evaluatie aanbod komt betreft het bereiken van een consensus enerzijds en het formuleren van beleidsvoorstellen met voldoende pertinentie of substantie anderzijds. In verband met productbeleid pleiten sommigen voor een focus op de technische aspecten, terwijl anderen voldoende aandacht willen besteden aan het ontwikkelen van een visie op dossiers.
De raad streeft naar het formuleren van geïntegreerde beleidsvoorstellen. Dit vergt een uitgebreide expertise. Soms moeten leden hiervoor andere experten in hun organisatie aanspreken. In dat geval is het belangrijk dit in de planning te voorzien. De mogelijkheid om op externe deskundigen een beroep te doen wordt gewaardeerd. In de regel moet het gaan om “neutrale” experten. De invulling van neutraal vergt wellicht enige verduidelijking (voorstel: niet-partijdig). Sommige leden vinden “gekleurde” experten ook waardevol.
De werkgroepleden merken op dat de beleidsimpact van adviezen moeilijk te meten is. De indruk bestaat dat de adviezen vaak moeilijk de weg naar het beleid vinden. Er worden hiervoor een aantal verklaringen gegeven. Men vraagt meer aandacht te besteden aan de communicatie van de adviezen, hoewel men zich realiseert dat deze producten niet zijn bestemd voor het grote publiek en het compromis soms moeilijk ligt bij de achterban.
Iedere werkgroep somt een aantal thema’s op die in het licht van de politieke agenda meer aandacht zouden moeten krijgen. Meestal beperkt men zich tot het opmaken van een inventaris. Enkele thema’s worden wel in consensus naar voor geschoven: groene fiscaliteit (ST), smart metering (EK), uitdiepen advies DO-indicatoren (WO).
Men vindt dat de participatie van de verschillende ledengroepen over het algemeen evenwichtig is. Inzake de mogelijkheden voor capaciteitsopbouw die de raad biedt, zijn de leden zeer tevreden. Wel wordt opgemerkt dat het niet makkelijk is deze over te dragen naar de eigen organisatie.
De stakeholderdialoog wordt succesvol gevoerd, men vindt de raad daartoe een uniek forum vormt waar men veel van elkaar leert. De werkgroep internationale betrekkingen merkt op dat het belangrijk is dat het bureau de scope en output voor adviezen steeds duidelijk formuleert en dat het secretariaat dit klaar communiceert. Men stelt voor om de verslagen van het bureau onder de leden van de werkgroepen te verspreiden. Sommige leden wijzen op de moeilijkheid wanneer eenzelfde adviesvraag in meerdere raden aanbod komt.
Inzake voorzitterschap en secretariaat worden geen noemenswaardige problemen gesignaleerd. Men vindt dat het ook de taak van de voorzitter is om erover te waken dat adviezen voldoende “pertinent” zijn. Wat de rol van het secretariaat betreft vindt men het interessant in sommige gevallen bij de start van een advies een inventaris van de voorstellen uit vorige adviezen te voorzien. Bij een advies op korte termijn is het aangewezen de suggesties van de leden vooraf op te vragen en reeds in de conceptnota van het secretariaat te verwerken.
39/61
Werkgroepen
Werkgroep Strategieën voor duurzame ontwikkeling
Voorzitter: : M. Jan Turf (BBL, foto) Sinds 28/6/2007 : professeur Wim Moesen (KULeuven) Ondervoorzitter: dhr. Jan Turf
Adviezen:
- Evaluatie van en aanbevelingen voor het beleid Duurzame Ontwikkeling van de federale regering - Advies over de ontkoppeling van groei en hulpbronnengebruik/milieudruk in België - Advies voor het Vooruitgangsverslag 2007 over de Lissabonstrategie - uitvoering van het Nationale hervormingsprogramma van België Patrick Ten Brink Institute for European Environmental Policy (IEEP) Jean-Roger Drèze (SPF Santé publique/Environnement) Kris Bachus (HIVA) Grégoire Wallenborn (ULB)
Uitgenodigde experts:
-
Aantal vergaderingen:
15 waarvan 13 in samenwerking met de WG Productnormen en 2 met de WG Sensibilisatie en communicatie
Werkgroep Energie en klimaat
Voorzitter: Professor JeanPascal van Ypersele de Strihou (UCL, foto) Ondervoorzitter: M. Roger Aertsens (Essenscia, tot 26 april 2007)
Adviezen: 40/61
-
Advies over het voorlopige rapport van de Commissie Energie 2030 FRDO Jaarverslag 2007
Werking van de raad
Uitgenodigde experts:
-
Aantal vergaderingen:
Advies over elektrische verlichting in huishoudens Bijdrage voor het advies inzake evaluatie van en aanbevelingen voor het beleid Duurzame Ontwikkeling van de federale regering Catherine Lootens (Groen Licht Vlaanderen, Laboratorium voor Lichttechnologie KaHo Sint-Lieven) Didier Goetghebuer (ICEDD) Marc Vanden Bosch (Laborelec) Peter Wittoeck (Hoofd klimaatcel - FOD Leefmilieu) Wolfgang Eichhammer (Fraunhofer Institute) Dominique Gusbin (Bureau fédéral du Plan)
13, waarvan 2 bijeenkomsten in samenwerking met de WG Productnormen
Werkgroep Wetenschappelijk onderzoek
Voorzitter: Prof. Xavier THUNIS (FUNDP) tot 26 februari, M. Jehan DECROP (CSC) tot 15 juni 2007, prof. Leo SLEUWAEGEN (KU Leuven)
Ondervoorzitter: prof. Leo SLEUWAEGEN (KU Leuven), vanaf 15 juni 2007 M. Jehan DECROP (foto)
Adviezen:
Advies over een indicatorenset voor duurzame ontwikkeling Bijdrage voor het advies inzake evaluatie van en aanbevelingen voor het beleid Duurzame Ontwikkeling van de federale regering
Uitgenodigde experts:
-
Aantal vergaderingen:
10
Juliette De Villers (Institut bruxellois pour la Gestion de. l’Environnement, IBGE) Marc Installé (Conseil économique et social de la Région wallonne, CESRW) Annick Meurrens (Institut bruxellois pour la Gestion de. l’Environnement, IBGE) Bruno Kestemont
41/61
Werkgroepen
Werkgroep Internationale betrekkingen
Voorzitter: Professor Dries Lesage (UGent, foto) Ondervoorzitter: Dhr. Daniël Van Daele (FGTB)
Adviezen:
-
Fora en seminaries:
-
Uitgenodigde experts:
5
Aantal vergaderingen:
Advies over de strategienota Eerbied voor de Rechten van het Kind in Ontwikkelingsamenwerking Bijdrage voor het advies inzake evaluatie van en aanbevelingen voor het beleid Duurzame Ontwikkeling van de federale regering Interne hoorzitting Financing for Development Rondetafel met Minister De Gucht in het kader van de Doha ronde van de WTO Igor Driesmans (Europese Commissie) Rudy De Meyer (11.11.11) Marta Ruiz (Eurodad) Francisco Padilla (CNCD)
Werkgroep Productnormen
Voorzitter: Professor Luc Lavrysen (UGent) Ondervoorzitster: Mevr. Delphine Misonne (FUSL, foto)
Adviezen:
42/61
- Advies over het programma voor de reductie van pesticiden en biociden - Advies over 3 ontwerp KB's inzake verwarming - Advies over productnormen voor composteerbare, biologisch afbreekbare, hernieuwbare en ggo-vrije materialen - Advies over een ontwerp-KB tot wijziging van het KB van 28/02/1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik FRDO Jaarverslag 2007
Werking van de raad
Uitgenodigde experts:
Aantal vergaderingen:
- Advies over een ontwerp-KB tot wijziging van het KB van 28/02/1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik (splitsing van de erkenningen) - Advies over een ontwerp KB houdende reglementering van begassingen - Advies Strategic Approach to International Chemicals Management (SAICM) - Advies over een wijziging van het KB met betrekking tot het op de markt brengen en gebruiken van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PFOS en arseen) - Bijdrage voor het advies inzake evaluatie van en aanbevelingen voor het beleid Duurzame Ontwikkeling van de federale regering - Michel Degailler (SPF Santé Public et Environnement) - Denis Pohl (SPF Santé Publique et Environnement) - Raffael Buonatesta (Direction Générale Animaux, Végétaux Et Alimentation) - Gaston Motte (Service Maîtrise Des Risques, DG Environnement, SPF Santé Publique) - Eric Liégeois (Service Maîtrise des risques, DG Environnement, SPF Santé Publique)) - Frédéric Denauw (DG Environnement, Maîtrise des Risques) 19, waarvan 9 in samenwerking met de WG Strategieën
Werkgroep Sensibilisatie en communicatie
Voorzitster: Mevr. Catherine Rousseau (CRIOC, foto) Ondervoorzitster: Mevr. Anke van Altena (VODO)
Adviezen:
- Advies over het communicatiebeleid van de Federale Overheid inzake duurzame ontwikkeling - Bijdrage voor het advies inzake evaluatie van en aanbevelingen voor het beleid Duurzame Ontwikkeling van de federale regering
Publicaties:
Een brochure met voorstelling van de raad
Fora en seminaries: Uitgenodigde experts:
Voorbereiding perslunch - Jean Cech - Lise-Anne Hondekyn (POD DO) - Hadelin de Beer (voorzitter POD DO)
Aantal vergaderingen:
7 waarvan met de WG Strategieën
43/61
Werkgroepen
Werkgroep Biodiversiteit
Voorzitter: Reinhart Ceulemans (UA, foto)
Adviezen: Aantal vergaderingen:
Bijdrage voor het advies inzake evaluatie van en aanbevelingen voor het beleid Duurzame Ontwikkeling van de federale regering geen
Werkgroep ad hoc Biomassa
Voorzitter: Professor Luc Lavrysen (UGent, foto)
Fora en seminaries: Uitgenodigde experts:
Aantal vergaderingen:
44/61
Voorbereiding intern seminarie Biomassa - Dominique Perrin (SPF SPSCAE) - Lieven Van Lieshout (VEA) - Florence Van Stappen (CWRAG) - Michel Degailler (SPF SPSCAE) - Isabelle Brose (FUNDP, Namur) 1
FRDO Jaarverslag 2007
Werking van de raad
3.4 Secretariaat Taken Het secretariaat is verantwoordelijk voor:
de redactie van de ontwerpadviezen op basis van de discussies binnen de verschillende werkgroepen ; organiseren van vergaderingen: Algemene Vergadering, Bureau, werkgroepen, rondetafels en symposia georganiseerd door de Raad ; redactie van de verslagen van vergaderingen: Algemene Vergadering, Bureau, werkgroepen, rondetafels en symposia ; redactie van de FRDO-Info (vijf maal per jaar) ; redactie van het jaarverslag en financieel verslag ; organisatie van persconferenties en redactie van de perscommuniqués ; samenstelling en voortdurende actualisering van de website van de Raad ; opvolging van conferenties m.b.t. duurzame ontwikkeling in België en het Buitenland, en de redactie van verslagen voor de leden ; het verzamelen van de nodige documentatie voor de werkgroepen ; de vertaling van documenten ; de dagelijkse werking, onder de verantwoordelijkheid van het Bureau ; de boekhouding ; het onthaal ; de administratie.
Samenstelling In 2007 was het secretariaat samengesteld uit volgende personen: Dhr. Jan De Smedt, secretaris (NL), licentiaat in de sociologie, speciaal baccalaureaat in de filosofie en de aanvullende opleiding aan het instituut voor de ontwikkelingslanden: verantwoordelijk voor de algemene werking van het secretariaat, de externe vertegenwoordiging en de communicatie Mevr. Catherine Mertens, secretaris (FR), licentiaat in de biologie: verantwoordelijk voor de administratieve organisatie van het secretariaat, van het financiële beleid en de opmaak van het budget, wetenschappelijk medewerkster van de werkgroep sensibilisatie en communicatie, verslaggever van de statutaire vergaderingen van de Raad Dhr. Marc Depoortere, wetenschappelijk medewerker (FR), burgerlijk natuurkundig ingenieur, DEA sociologie: wetenschappelijk medewerker van de werkgroepen Energie en Klimaat en Wetenschappelijk Onderzoek Mevr. Stefanie Hugelier, wetenschappelijk medewerkster (NL), licentiaat in de rechten, aanvullende studies in de internationale betrekkingen: wetenschappelijk medewerkster van de werkgroepen Productnormen, Wetenschappelijk Onderzoek, Biodiversiteit en Bossen (ad hoc); ze volgt eveneens het beheer op van het label “eco-dynamische onderneming” Dhr. Koen Moerman, wetenschappelijk medewerker (NL), licentiaat in de filosofie en communicatie: wetenschappelijk medewerker van de werkgroep Strategieën Duurzame Ontwikkeling, verantwoordelijk voor de redactie van de FRDO-info Dhr. Pieter Decruynaere, wetenschappelijk medewerker (NL), licentiaat in de geschiedenis en de aanvullende opleiding internationale betrekkingen en conflictbeheersing: wetenschappelijk medewerker van de werkgroep Internationale Betrekkingen, verantwoordelijk voor het beheer van de website Mevr. Ingrid Emmery, directiesecretaresse (NL) Dhr. Jean-Pierre Peetermans, boekhouder (NL)
45/61
Secretariaat
Ecodynamische onderneming Sinds 2005 heeft het secretariaat het label voor ecodynamische onderneming behaald dat wordt toegekend door het Brussels Instituut voor Milieubeheer. De acties spitsen zich enerzijds toe op het beperken van het verbruik en het afval. Zo wordt de communicatie met de leden vooral per elektronische weg gerealiseerd. Voor het drinkwater wordt kraantjeswater gebruikt. Een aantal energiebesparende acties worden ondernomen. Alle werknemers nemen de trein naar het werk. vervoer. Anderzijds worden goederen of diensten gebruikt die milieuvriendelijk zijn of afkomstig uit de eerlijke handel. Het aangekochte papier respecteert de meest verrregaande eisen op milieuvlak. Thee en koffie zijn gelabelde producten uit de eerlijke handel. Bij het organiseren van fora let de raad erop lokaties te kiezen die toegankelijk zijn met het openbaar vervoer. Voor de catering bij externe activiteiten wordt, indien mogelijk, beroep gedaan op bedrijven uit de sector de van de sociale economie. Gezien een aantal maatregelen afhangen van de kenmerken van het kantoorgebouw, werkt het secretariaat mee aan de werkgroep “greening” van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Maatregelen voor het hele kantoorgebouw werden reeds uitgewerkt om minder water te verbruiken, om de personeelsleden te sensibiliseren om minder afval te produceren en om het afval te sorteren.
De nieuwsbrief van de FRDO wordt voortaan enkel nog electronisch naar de geabonneerden verstuurd. Wenst u een abonnement? Neem dan contact op met het secretariaat op 02/743 31 50 of
[email protected]
46/61
FRDO Jaarverslag 2007
Financieel verslag
4 Financieel verslag Het volledige budget van de raad bedraagt in 2007 284.000 EURO. Dit bedrag is als volgt verdeeld: 266.000 EURO voor werkingskosten behalve informatica (basisallocatie 12.01) 10.000 EURO voor werkingskosten i.v.m. informatica (AB 12.04) 2.000 EURO voor investeringen behalve informatica (AB 74.01) 6.000 EURO voor investeringen i.v.m. informatica (AB 74.04) 2007 was een moeilijk budgettair jaar: Vooreerst is 5.000 € afgehouden door de FOD Budget op basisallocatie 12.01, waardoor het bedrag werd teruggebracht tot 261.000 €. Vervolgens hebben we na de verkiezingen van juni moeten werken met voorlopige 15en (de kredieten worden enkel maandelijks vrijgemaakt op basis van 1/15 van het budget 2006). Hierdoor hebben we de draagvlakenquête, die de FRDO driejaarlijks organiseert, moeten uitstellen. Uiteindelijk werd in november meegedeeld dat er in alle federale overheidsdiensten 3/15en werd besnoeid, wat voor de FRDO neerkwam op 55.800 €. Dit bracht de beschikbare kredieten op 205.200 € voor AB 12.01, en op 223.200€ voor de totale kredieten. In 2006 bleef er een aanzienlijk saldo over op de FRDO-rekeningen gezien de regeringsbeslissing van eind oktober om geen nieuwe verbintenissen meer te aanvaarden en om sommige betalingen uit te stellen. Daarentegen waren de kredieten in 2007 bijna volledig opgebruikt ten gevolge van de vermindering met 1/3 van het budget. Bepaalde uitgaven, zoals de draagvlakenquête en een forum zijn uitgesteld tot 2008. De grootste uitgavenposten in 2007 zijn: - presentiegelden ( 22.871 €) - deelname aan internationale conferenties (27.730 €) - huurgelden (19.255 €) - vertalingen (15.872 €) - academische zitting “20 jaar Brundtland” en seminarie Biomassa (16.600 €) - bijdrage van de FRDO aan EEAC, European Environmental and Sustainable Development Advisory Councils (6.000 €) - installatie van nieuwe server (3.393 €) In de volgende tabel vindt u gedetailleerd de uitgaven weer van 2007, in vergelijking met de uitgaven van 2006.
47/61
Financieel verslag
A. Werking 1. werking (uitgezonderd informatica) AB 55.42.12.01 afhouding(FOD Budget) 1.1 veroedingen en terugbetaling kosten Presentiegeld, reiskosten, experten Deelname conferenties Deelname confer - saldo kosten 2006 Total 1.1 1.2 lokalen secretariaat Onderhoud lokalen Aanpassing lift + beveiliging ingang 17 huurlasten, beveiliging… Total 1.2 1.3 goederen en diensten recepties, onkosten AV, sandwiches vergaderingen leasing (fotokopieermachine, fax) kantoorartikelen, drukwerk, post telefoon, fax Internet Boeken, kranten, publicaties Maaltijdcheques Opleiding Vertalingen Selectie aanwerving Totaal 1.3 1.4 sensibilisatie en communicatie Studiedagen Publicaties Persconferenties Draagvlakenenquête en/of onderzoek Totaal 1.4 1.5 financiële bijdrage Bijdrage EEAC-netwerk Total 1.5
Budget 07
Uitgaven 07
266 000,00 -5 000,00 261 000,00
Budget 06
Uitgaven 06
264 000,00 -3 000,00 261 000,00
26 000,00 32 000,00 5 000,00 63 000,00
24 391,00 27 730,00 5 646,00 57 767,00
41 000,00 20 000,00 0,00 61 000,00
28 375,00 8 612,00 0,00 36 987,00
17 000,00 0,00 28 500,00 45 500,00
18 995,00 13 558,00 22 470,00 55 023,00
20 000,00 0,00 18 500,00 38 500,00
18 696,00 0,00 17 689,00 36 385,00
9 000,00 8 000,00 7 000,00 6 000,00 8 000,00 2 500,00 11 000,00 1 000,00 20 000,00 0,00 72 500,00
7 514,00 7 451,00 5 794,00 3 959,00 12 720,00 2 861,00 7 296,00 550,00 15 872,00 0,00 64 017,00
11 000,00 9 000,00 5 000,00 5 500,00 12 000,00 5 000,00 12 000,00 1 500,00 25 000,00 1 500,00 87 500,00
7 175,00 6 960,00 7 827,00 4 255,00 12 897,00 2 687,00 10 846,00 2 026,00 18 655,00 0,00 73 328,00
25 000,00 8 000,00 1 000,00 40 000,00 74 000,00
16 600,00 605,00 170,00 0,00 17 375,00
20 000,00 12000,00 1 000,00 35 000,00 68 000,00
11 500,00 12 000,00 0,00 0,00 23 500,00
6 000,00 6 000,00
6 000,00 6 000,00
6 000,00 6 000,00
6 000,00 6 000,00
Totaal A1 budget 2007: -3/15e
261 000,00 -55 800,00
200 182,00
261 000,00
176 200,00
Totaal A1 na afhouding
205 200,00
200 182,00
48/61
FRDO Jaarverslag 2007
Financieel verslag
Totaal A1 2. Werking informatica
205 200,00 Budget 07
200 182,00
261 000,00
176 200,00
Uitgaven 07
Budget 06
Uitgaven 06
7 000,00 4 000,00
1 753,00
3 000,00
200,00
A.B. 55.42.12.04 Onderhoud, klein materieel, installatie Database Installatie nieuwe serveur Opleiding
10 000,00 3 000,00 3 500,00 3 500,00
Totaal A2
10 000,00
6 173,00
7 000,00
1 953,00
215 200,00
206 355,00
268 000,00
178 153,00
A.B. 55.42.74.01 Audio materieel Bureaustoelen Digitaal fototoestel
2 000,00 500,00 1 500,00
0,00 0,00
2 000,00 1 700,00
0,00
300,00
0,00
Totaal B1
2 000,00
0,00
2 000,00
0,00
10 000,00 2 500,00 2 500,00 5 000,00
0,00 920,00 8 182,00
TOTAAL A
2 780,00 0,00 3 393,00
B. INVESTERINGEN 1. Investeringen (uitgezonderd informatique)
2. Investeringen informatica A.B. 55.42.74.04 Klein materieel software serveur 1 Hub 1 lap top
6 000,00 500,00 1 000,00
320,00 637,00
1 800,00 2 700,00
0,00 1 330,00
Totaal B2
6 000,00
2 287,00
10 000,00
9 102,00
TOTAAL B
8 000,00
2 287,00
12 000,00
9 102,00
223 200,00
208 642,00
280 000,00
187 255,00
TOTAAL (2007: na afhouding) GLOBAAL TOTAAL bij aanvang Saldo:
279 000,00
280 000,00 14 558,00
92 745,00
49/61
Bijlagen
Bijlage 1 Uiteenzetting door Theo Rombouts op de Viering 10 jaar wet duurzame ontwikkeling 1. INLEIDING De FRDO heeft reeds een kleine voorgeschiedenis. In 1991 richtte de toenmalige regering (minister M. Smet) een Adviesraad Klimaat, Milieu en Ontwikkeling op om haar te adviseren bij de voorbereiding van de Rio-conferentie over Milieu en Ontwikkeling (1992). In 1993 werd de Nationale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (NRDO) boven de doopvont gehouden. Met dit initiatief was België een voorloper in Europa. We waren het eerste land dat een onafhankelijke adviesraad voor duurzame ontwikkeling oprichtte. Daarmee kwam de Belgische overheid een engagement na dat in Rio werd aangegaan (Agenda 21 hoofdstuk 38). De overheid had duidelijk begrepen dat duurzaam denken en handelen een bijzonder ingrijpend gebeuren is, dat zonder de steun en medewerking van de civiele samenleving nooit zou slagen. Het initiatief paste ook in de overlegcultuur die wortelt in een sterk ontwikkeld middenveld dat ons land kenmerkt. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de rol van de CRB en de NAR. Onder leiding van de toenmalige voorzitter Prins Filip werd de NRDO op de sporen gezet. Het samenbrengen van maatschappelijke actoren waarvan sommige voordien niet echt on speaking terms waren, om op voet van gelijkheid te overleggen, vormde een kleine trendbreuk, die werd mogelijk gemaakt door Rio. In de eerste fase ging veel energie naar het zoeken van de nodige werkingsmiddelen. Het eerste van de 12 adviezen die de NRDO in vier jaar tijd uitbracht, handelde – wat had u gedacht - over het Belgisch programma ter vermindering van CO²-uitstoot (1994). Een van de laatste over het Voorontwerp van Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling (1996). Door de goedkeuring van de wet die ons vandaag samenbrengt, beschikt de raad over een wettelijke basis en een duidelijk mandaat . 2. DE RAAD IN DE WET VAN 5 MEI 1997 Samenstelling In de lijn van de actoren (Major Groups) vermeld in Agenda 21, werd de raad samengesteld uit vertegenwoordigers van diverse maatschappelijke groepen: milieuorganisaties, organisaties voor ontwikkelingssamenwerking, verbruikers-, werknemers- en werkgeversorganisaties, energieproducenten en de wetenschappelijke wereld. Vertegenwoordigers van de federale overheid, de regio’s en andere raden werden lid als waarnemer. Opdrachten De wet voorzag vier taken voor de raad: - het adviseren van de federale overheid over alle maatregelen betreffende het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor uitvoering van internationale verbintenissen; - een forum te zijn waar van gedachten wordt gewisseld over DO; - onderzoek voor te stellen ivm DO; - de ruimst mogelijke medewerking van de openbare en particuliere organisaties alsook de burgers op te wekken om deze doelstellingen te verwezenlijken. Deze vrij brede opdracht qua werkterrein - zowel de economische, sociale als milieuaspecten van duurzame ontwikkeling - en qua taken werd in de loop van de jaren nog aangevuld met specifieke adviesopdrachten op gebied van productnormen (21/12/98), internationale samenwerking (25/9/99), milieuplannen en -programma’s (13/2/06) en duurzaam gewonnen hout (25/4/06). De wet bevat nog twee interessante vermeldingen: (1) de raad kon een beroep doen op de medewerking van de overheidsdiensten en (2) de overheid diende een afwijken van het advies van de raad te motiveren. 3. REALISATIES VOORBIJE 10 JAAR Gezien het beknopte tijdsbestek, beperk ik mij in dit overzicht tot de voornaamste functies van de raad. 3.1 Adviesfunctie - De raad keurde de voorbije jaren 138 adviezen goed, waarvan een 50-tal deze legislatuur (20032007). 50/61
FRDO Jaarverslag 2007
Bijlagen
-
-
-
-
Deze adviezen behandelen een breed gamma van beleidsthema’s, typisch voor duurzame ontwikkeling. Uiteraard de federale plannen DO, maar ook o.m. klimaat, energie, mobiliteit, biodiversiteit, ggo’s en biotechnologie, wereldhandel, ontwikkelingssamenwerking, productbeleid, gezondheid en milieu, duurzaam hout, MVO, participatie en communicatie. Daarnaast gaf de raad ook advies over nationale beleidsdocumenten zoals de strategie DO, het Nationale Hervormingsprogramma (Lissabon) en verder ook nog Europese Groen- en Witboeken. Sinds deze legislatuur werden de beleidsvoorbereidende adviezen aangevuld met evaluaties van het federale DO-beleid. 19 adviezen - 1 op 7- werden goedgekeurd op eigen initiatief over diverse thema’s die de raad op de politieke agenda wilde plaatsen of een hogere prioriteit geven, zoals bijvoorbeeld multi-level governance, indicatoren, het voorzorgsbeginsel en fiscaliteit (in het kader van klimaatbeleid). Zoals de verschillende thema’s al aangaven, waren ook de adviesvragers heel divers. De voorbije 10 jaar ontving de raad adviesvragen van 20 verschillende ministers, inclusief de premier, van de regering als geheel, van de voorzitters van Kamer en Senaat en van de ICDO. Een goede informatiedoorstroming tussen overheid en raad i.v.m. onze adviezen wordt o.m. gewaarborgd doordat de ministers eenmaal per jaar op de algemene vergadering van de FRDO rapporteren over de opvolging die zij aan onze adviezen gaven.
Jaarlijkse receptie naar aanleiding van de algemene vergadering met Prins Filip en de ministers: Piet Vanden Abeele (Unizo) en Jehan Decrop (CSC) in gsprek 3.2 Forum- en sensibilisatiefunctie - De plaats waar de leden elkaar het vaakst ontmoeten zijn de werkgroepen van de raad. De voorbije 10 jaar vonden 678 werkgroepvergaderingen plaats waar de stakeholders met elkaar in dialoog gingen. - De raad organiseerde een 15-tal publieke fora om het debat tussen de maatschappelijke organisaties onderling en tussen hen en de overheid te bevorderen. Thema’s waren o.m. het Protocol van Kyoto - uiteraard -, duurzame productie en consumptie, indicatoren, kwalitatieve groei, participatie en communicatie. Deze fora leverden ook grondstof voor onze adviezen. - Ook werden in samenwerking met de overheid rondetafels georganiseerd die als klankbord voor ministers dienden, bijvoorbeeld rond de Wereldhandelsproblematiek of de Europese strategie voor duurzame ontwikkeling. - Via onze website en Nieuwsbrief worden onze adviezen en activiteiten bekendgemaakt aan de overheden, de middenveldorganisaties en de media. 51/61
Bijlagen
3.3 Governance (bestuur van de raad) - De algemene vergadering van de raad vergadert een vijftal keren per jaar, keurt de adviezen goed die in de werkgroepen worden voorbereid, legt de grote beleidslijnen vast. - Het bureau treedt op als beleidsvoorbereidend orgaan. Naast de voorzitter en drie ondervoorzitters die volgens de wet deel uitmaken van het bureau, werd reeds in 1997 beslist het bureau te verruimen met vertegenwoordigers van de werkgevers, werknemers, milieu- en ontwikkelingsngo’s. In 2003 werd, gezien de nood aan politieke arbitrage, in een tweede bijsturingoperatie beslist de sturende functie van het bureau te versterken. Daarom spraken de betrokken stakeholdergroepen af nationale beleidsverantwoordelijken naar het bureau af te vaardigen. - De werkgroepen stellen zoals gezegd de ontwerpadviezen op voor de algemene vergadering. De FRDO heeft momenteel 7 werkgroepen: strategieën duurzame ontwikkeling, energie en klimaat, internationale betrekkingen, productnormen, wetenschappelijk onderzoek, biodiversiteit, en sensibilisatie en communicatie. - Het secretariaat (8 medewerkers) werkt ondersteunend voor de FRDO-instanties. 4. EVALUATIE In het kader van deze viering lijkt het me zinvol ons functioneren als raad kort te evalueren alvorens naar de toekomstige prioriteiten te kijken. Bekijken we drie aspecten: 4.1 Effectiviteit Hebben we de vooropgezette doelen bereikt? -
De kwaliteit Volgens een rondvraag die we vorig jaar organiseerden blijken onze “klanten” nl de kabinetten en administraties, vrij tevreden te zijn over de kwaliteit van onze adviezen. De integratie van de verschillende dimensies van duurzame ontwikkeling die wordt bevorderd door onze multistakeholder-samenstelling wordt als zeer interessant bestempeld. De adviezen worden als nuttig, goed gestructureerd en leesbaar beoordeeld. Wel werd opgemerkt dat ze soms te algemeen zijn en te weinig concrete voorstellen bevatten. Dat hangt natuurlijk ook wel eens samen met een te algemeen gestelde adviesvraag. Bij de voorbereiding van zijn adviezen maakt de raad vaak gebruik van internationale, Europese en Belgische referentiedocumenten voor duurzame ontwikkeling, evenals wetenschappelijk rapporten, waarbij we er naar streven de wetenschappelijke expertise te verrijken met maatschappelijke deskundigheid. Daardoor kan de raad zorgen voor kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door hinderpalen voor implementatie van een beleidsdossier te signaleren, of bijdragen tot het creëren van maatschappelijk draagvlak, doordat we de diverse invalshoeken van de stakeholders integreren. Het helpt om geen tunnel- maar wel een helikoptervisie te ontwikkelen.
-
De impact Het effect van onze adviezen is natuurlijk moeilijk te meten. Dezelfde ondervraagde klanten signaleerden dat onze adviezen te weinig bekend zijn bij een aantal sleutel- personen in de administraties. Dat vermindert uiteraard de impact. Maar uit de rapporten die we jaarlijks van de ministers op onze algemene vergadering ontvangen, blijkt wel dat met de adviezen effectief wordt rekening gehouden. Een opsomming zou ons te ver leiden, maar toch enkele voorbeelden: (1) de betere integratie van de internationale dimensie in het tweede federaal plan duurzame ontwikkeling, (2) het voorstel i.v.m. de erkenning van labels bij duurzaam gelabeld hout dat de verdeeldheid tussen en binnen regeringen hielp overbruggen, (3) de vele verbeteringen die we voorstelden op gebied van de KB’s inzake productnormen. De impact van adviezen wordt ook vergroot doordat twee op drie teksten worden goedgekeurd met consensus. Zo toont de raad zijn toegevoegde waarde. Hoewel verdeelde adviezen natuurlijk ook nuttig kunnen zijn om duidelijk de knelpunten inzake een voorgestelde beleidsmaatregel te identificeren. Anderzijds is het duidelijk dat er ook heel wat van onze voorstellen niet werden vertaald in concreet beleid. Bij voorbeeld de vraag om duurzame ontwikkeling te verankeren in het kernbeleid (mainstreaming), hoewel de invoering van de DOEB een duidelijke stap in de goede richting is. Hetzelfde geldt voor ons advies over multilevel governance, over de nood aan meer samenwerking tussen de overheden in ons land (vanuit het mutualiteitsprincipe).
52/61
FRDO Jaarverslag 2007
Bijlagen
-
Overlegforum en sensibilisatie De forumfunctie lijkt vrij behoorlijk vervuld te zijn, hoewel de persaandacht die we konden wekken toch nog beter kan. Wat het zgn. ownership van duurzame ontwikkeling bij onze leden betreft, kunnen we zeggen dat dit in de loop der jaren zeker toenam, bijvoorbeeld de aandacht voor de klimaatproblematiek, maar er valt nog wel vooruitgang te boeken. Gelukkig waren er het voorbije jaar Al Gore, Stern en een ongewoon zachte winter die een sense of urgency creëerden. Onze inspanningen op vlak van communicatie en sensibilisatie zijn beperkt gebleven, maar dit is o.m. te wijten aan de bescheiden middelen waarover we voor deze opdracht beschikken. Onze algemene vergadering heeft vorig jaar beslist ter zake de inspanningen vooral toe te spitsen op de overheid en (de kaders van) de middenveldorganisaties en de media.
4.2 Efficiëntie Wat i.v.m. de inzet van middelen? -
de voorbije jaren hebben we met quasi dezelfde resources steeds meer activiteiten ontwikkeld, zoals blijkt uit onze jaarverslagen. Dit was mogelijk door de grote inzet van heel wat leden en een kleine maar gemotiveerde staf en een zuinig beheer. Om de twee jaar evalueren we overigens de werking van onze beleidsorganen en werkgroepen, zodat waar nodig kan worden bijgestuurd.
-
De transparantie van onze werking maakt trouwens dat problemen snel aan de oppervlakte komen en worden uitgepraat. We communiceren hierover ook vrij openlijk, alle vertegenwoordigers van overheden en andere raden die als waarnemer lid zijn ontvangen alle documenten. Via het jaarlijks krantje dat we uitgeven, wordt open naar een breder publiek gecommuniceerd. Eigenlijk hebben in de geschiedenis van de raad weinig tijd verloren met het oplossen van conflicten tussen leden of medewerkers. En zo er al spanningen waren, dan ging het eerder om groeipijnen. Bovendien mag ook worden onderlijnd dat onze werking steeds werd gekenmerkt door een goede samenwerking tussen de taalgroepen. Ongetwijfeld hebben ook de academici die meestal onze werkgroepen voorzitten, een positieve rol gespeeld als go-between tussen de leden.
4.3 Doelmatigheid Wat valt er te zeggen over de bredere doelen van onze acties? - We hebben als raad steeds onze onafhankelijkheid tegenover de overheid bewaard, maar zijn ook nooit opgetreden als drukkingsgroep. We trachten steeds te vertrekken van een duurzame ontwikkelinginvalshoek en het algemeen belang voor ogen te houden. Gekoppeld met het feit dat onze leden actief participeren aan de activiteiten, lijkt ons dat wel kredibiliteit te hebben opgeleverd. -
Soms hadden we misschien wel scherper op de bal kunnen spelen, indien we beter of tijdig geïnformeerd waren geweest over een dossier. Het coöpteren van de raad als waarnemer in de ICDO, zoals destijds gevraagd, had in dit verband wellicht nuttig kunnen zijn.
-
Het creëren van gebruikerswaarde voor de leden. We hebben heel wat geïnvesteerd in capaciteitsopbouw, o.m. om waar nodig de leden in een gelijke uitgangspositie te brengen qua kennis van een dossier (leveling the playing field). We stellen ook vast dat deze kennis evenals het beter leren kennen van mekaars standpunt, en vooral de reële belangen erachter, leden heeft toegelaten om een nuttige inbreng te doen in hun internationale netwerken. Ook de kansen die het departement Buitenlandse Zaken leden biedt om als lid van de officiële delegatie deel te nemen aan internationale conferenties heeft op dat vlak zijn nut bewezen. Maar natuurlijk volstaat het niet de dingen correct te doen (doing the things right), maar het is ook belangrijk de juiste dingen te doen (doing the right things). En deden we dat?
-
We hebben heel wat adviezen uitgebracht, maar hebben we over de juiste dossiers adviezen uitgebracht? We zijn uiteraard in belangrijke mate bepaald door de adviesvragen die we ontvingen. Zoals reeds gezegd ging het om uiteenlopende beleidsdomeinen. Van de zgn. gezagsdepartementen (justitie, binnenlandse zaken, ..) ontvingen we geen adviesvragen, dat is niet zo verwonderlijk. Maar misschien minder evident is dat we evenmin een adviesvraag ontvingen van de departementen begroting of financiën. Voor de mainstreaming (verankeren in het kernbeleid) van duurzame ontwikkeling, en om bedrijven en burgers aan te zetten tot duurzame productie en consumptie, gaat het nochtans om een belangrijke piste.
-
Het realiseren van maatschappelijke winst. Ik denk te mogen zeggen dat we steeds erg veel belang hebben besteed aan een respectvolle omgang met elkaar - het spelen van de bal en niet de man - en daardoor ook begrip voor mekaars belangen hebben helpen creëren (o.m. via Mutual
53/61
Bijlagen
Gains Approach), wat dan weer veel heeft bijdragen tot sociale cohesie en de opbouw van sociaal kapitaal in de samenleving. -
Om voldoende kritische massa te mobiliseren hebben we ook beslist te investeren in de uitbouw van een netwerk van raden duurzame ontwikkeling in Europa. De FRDO was de initiatiefnemer voor de oprichting van het netwerk van DO-raden in het kader van EEAC. De vorig jaar goedgekeurde nieuwe Europese strategie voor duurzame ontwikkeling verwijst overigens naar het belang van onafhankelijke raden voor DO. Gezien het belang van het Europese beleidsniveau voor het regeringsbeleid in de lidstaten, heeft ons dit al een interessante meerwaarde opgeleverd.
5. NADENKEN OVER DE TOEKOMST 5.1 Aandachtpunten voor de raad - Prioriteiten stellen. Moeten we voor onze adviezen niet meer aandacht besteden aan de thema’s die op middellange termijn belangrijk zijn, en daaraan meer aandacht besteden om dossiers effectiever te kunnen beïnvloeden in de richting van duurzame ontwikkeling? Participatief scenario-denken zou daarbij nuttig kunnen zijn. Vooruitkijken vergt dat we wellicht nog meer aandacht moeten besteden aan het Europese niveau. Misschien moeten we ook minder tijd investeren in meer technische adviezen en meer in strategische? Het is niet onze bedoeling over alles te adviseren, maar wel specifiek en gericht. Dan moeten we nadenken over de criteria die we daarbij gaan hanteren. Ik denk dat we ook meer aandacht moeten besteden aan de economische dimensie van duurzame ontwikkeling. In het advies over de evaluatie van en aanbevelingen voor het duurzameontwikkelingsbeleid van de federale regering hebben we gezegd dat we bereid zijn om mee na te denken over de mogelijkheid tot invoering van een vorm van groene fiscaliteit. -
Representativiteit We moeten zien dat we als raad een spiegel van de civiele samenleving blijven vormen. De staatssecretaris stelde ons de vraag of we niet moeten nadenken over de opname van nieuwe ledengroepen in de raad. Dat is natuurlijk een beslissing van de wetgever. Maar we stellen vast dat bijvoorbeeld de vertegenwoordigers van de jongeren die aan de recente vergadering van de CSD (Commissie Duurzame Ontwikkeling van de VN) deelnamen, erg enthousiast waren over duurzame ontwikkeling. Het is in dit verband natuurlijk zeer belangrijk het zeer delicate punt van de evenwichten in de raad niet uit het oog te verliezen.
-
Partnerschappen Misschien moeten we meer aandacht besteden aan een meer actieve rol van de stakeholders in het realiseren van duurzame ontwikkeling. Dat vergt misschien ook nog meer inspanningen voor het mainstreamen van duurzame ontwikkeling in de eigen organisaties. Om vooruitgang te boeken is het van belang dat niet alleen de overheid, maar alle stakeholders blijk geven van leiderschap op gebied van duurzame ontwikkeling. Misschien kunnen en moeten we een actievere rol spelen bij de ontwikkeling van de federale plannen duurzame ontwikkeling, die nu nog tamelijk sterk topdown worden opgesteld? Daarbij zouden partnerschappen tussen overheid en maatschappelijke organisaties en tussen de stakeholders onderling zo moeten worden opgevat dat ze een meerwaarde voor alle partijen opleveren.
5.2 Aandachtspunten voor de overheid We deden ter zake in ons vorige vrijdag goedgekeurd advies over het federale beleid duurzame ontwikkeling een reeks suggesties aan de regering. Ik ga hier niet dieper op ingaan. Alleen twee bedenkingen. -
We bouwden op federaal vlak een interessant institutioneel beleidskader uit voor duurzame ontwikkeling. Het brengt ons vandaag samen en er is al veel over gezegd. Het is een noodzakelijke voorwaarde voor een effectief beleid duurzame ontwikkeling. Je hebt een zekere extra capaciteit nodig om de beleidsomslag die duurzame ontwikkeling vergt te realiseren. Maar het is geen voldoende voorwaarde. We moeten ons wel de vraag stellen of we als land met dit beleidskader reeds voldoende het verschil maken tegenover andere landen, en zo niet waarom? Laat ons oppassen dat duurzame ontwikkeling met zijn “beleidscyclus” niet teveel een gesloten circuit wordt voor professionelen. Een structuur is noodzakelijk, maar het is slechts een middel. Een Peer-Review zou in dit verband zeker nuttig zijn om ons te leren waar het (nog) beter kan. Er lijkt terloops gezegd ook nog ruimte voor meer uitwisseling tussen de actoren van de wet. Misschien moeten we onze algemene vergaderingen meer als platform daartoe valoriseren?
54/61
FRDO Jaarverslag 2007
Bijlagen
-
Ten tweede lijkt het me nuttig dat de overheid zou nadenken over het nut en de efficiëntie om voor sommige dossiers dezelfde adviesvraag te stellen aan vier of vijf raden, waarin gedeeltelijk dezelfde groepen zijn vertegenwoordigd. Ik denk dat iedereen inziet dat op die wijze veel tijd en energie voor alle betrokkenen verloren gaat, dat dit vaak ook gevolgen heeft voor de kwaliteit van de adviezen, en dat dit niet echt een efficiënte besteding is van overheidsmiddelen .
5.3 Effectiviteit van de wet verbeteren Een aantal van de suggesties in ons vorige week goedgekeurd advies aan de regering zou zeker kunnen worden opgenomen, bijvoorbeeld i.v.m. de verantwoordelijkheid van de premier voor het beleid duurzame ontwikkeling, de DOEB, en de jaarlijkse evaluatie van het beleid. I.v.m. de publieke consultatie over federale plannen duurzame ontwikkeling, verwijs ik naar een advies over communicatie dat we vorige maand goedkeurden. Het is misschien nuttig een Peer-Review af te wachten vooraleer aan de wet te gaan sleutelen. Een stevig parlementair debat ter zake zou zeker zinvol zijn. Ik denk te mogen zeggen dat de FRDO in de loop van de voorbije jaren niet alleen legitimiteit heeft verworven, door zijn multistakeholder-samenstelling (multi-actor) en zijn geïntegreerde benadering (multi-sector) van dossiers, maar eveneens kredibiliteit heeft opgebouwd door de goede participatie van zijn leden en de kwaliteit van zijn adviezen. De raad heeft zijn meerwaarde bewezen en wordt door zijn leden gedragen. En dat lijkt me een positief besluit om mee te eindigen. Maar laat ons, zoals duidelijk gemaakt bij de evaluatie, niet op onze lauweren rusten. Graag dank ik nog de leden voor hun inzet voor de raad, de overheid voor de autonomie en de ter beschikking gestelde middelen en de staatssecretaris voor het vertrouwen en de samenwerking.
55/61
Bijlagen
Bijlage 2 Leden van de FRDO Z.K.H. Prins Filip (Erevoorzitter) Stemgerechtigde leden
De heer Theo ROMBOUTS (voorzitter) Madame Anne PANNEELS (ondervoorzitster) Madame Caroline VEN (ondervoorzitster) Monsieur Jean-Yves SALIEZ (ondervoorzitter) De heer Bart BODE (Broederlijk delen) Professeur Monique CARNOL (Université de Liège, ULg) Professor Reinhart CEULEMANS (Universiteit Antwerpen, UA) Madame Isabelle CHAPUT (Essenscia) Mevrouw Hilde DE BUCK (Electrabel) Monsieur Jehan DE CROP (Confédération des syndicats chrétiens, CSC) Madame Anne DEMELENNE, (FGTB) Monsieur Roland de SCHAETZEN (Natagora) Monsieur Geoffroy DE SCHUTTER (World Wide Fund For Nature - Belgium) Mevrouw Ilse DIELEN (Algemeen Christelijk Vakverbond, ACV) Monsieur Arnaud DEPLAE (Fédération Nationale des Unions des Classes Moyennes) Doctor Lieve HELSEN (Katholieke Universiteit Leuven, KULeuven) De heer Marc-Olivier HERMAN (Greenpeace Belgium vzw) Mevrouw An HEYERICK (Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling, VODO) Madame Jacqueline GILISSEN (Inter-Environnement Bruxelles, IEB) Madame Brigitte GLOIRE (Oxfam Solidarité) De heer Fre MAES (Algemeen Belgisch Vakverbond, ABVV) Doctor Dries LESAGE (Universiteit Gent, UG) Madame Valérie VANHEMELEN (Centrale Générale des Syndicats Libérales, CGSLB) Madame Ann NACHTERGAELE (Fédération de l’Industrie Alimentaire (Fevia) Monsieur Claude ROLIN (Confédération des Syndicats Chrétiens de Belgique, CSC) Madame Catherine ROUSSEAU (Centre de Recherche et d'Information des Organisations de Consommateurs, CRIOC) De heer Christiaan ROUSSEAU (Test Aankoop) De heer Frank SCHOONACKER (Samenwerkende vennootschap productie Elektriciteit, SPE) Madame Marie-Laurence SEMAILLE (Fédération Wallonne de l’Agriculture, FWA) Madame Thérèse Snoy, Madame Jacqueline MILLER (Inter-Environnement Wallonie, IEW) …, (ACODEV) De heer Wendel TRIO (Greenpeace Belgium), vervangen door dhr Marc-Olivier HERMAN De heer Jan TURF, Bond Beter Leefmilieu (BBL) De heer Geert VANCRONENBURG (Verbond van Belgische Ondernemingen, VBO) Monsieur Daniel VAN DAELE (Fédération Générale du Travail de Belgique, FGTB) De heer Piet VANDEN ABEELE (Unie van Zelfstandige Ondernemers, UNIZO) De heer Bogdan VANDEN BERGHE (11.11.11) Professeur Jean-Pascal van YPERSELE de STRIHOU (Université Catholique de Louvain, UCL) Professeur Edwin ZACCAÏ (Université Libre de Bruxelles, ULB) Madame Oumou ZE (CNCD)
Waarnemers Vertegenwoordigers van de Ministers en Staatssecretarissen Mevrouw Nele ROOBROUCK (eerste minister Guy Verhofstadt) … (vice-eerste minister en minister van Justitie Laurette Onkelinx) 56/61
FRDO Jaarverslag 2007
Bijlagen Madame Catherine Lejeune (vice-eerste minister en minister van Financiën Didier Reynders) De heer Wim VAN DAMME (vice-eerste minister en minister van Begroting en van Consumentenzaken Freya Van den Bossche) Madame Michèle OLEO (vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael) De heer Pascal GREGOIRE (minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht) De heer Jozef DEPOORTER (minister van Landsverdediging André Flahaut) … (Minister van Economie, Energie, Buitenlandse handel en Wetenschapsbeleid Marc Verwilghen) Madame Patricia BERNAERT (Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Rudy Demotte) Monsieur Pierre-Jean DELVOIE (minister van Middenstand en Landbouw Sabine Laruelle) Madame Marion VAN OFFELEN (minister voor Ontwikkelingssamenwerking Armand De Decker) ... (minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen Christian Dupont) Mevrouw Els BRUGGEMAN (minister van Mobiliteit Renaat Landuyt) Mevrouw Marileen VANDENBERGHE (minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen Bruno Tobback) … (minister van Werk Peter Vanvelthoven) … (staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, toegevoegd aan de Minister van Financiën Hervé Jamar) ... (staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de Eerste Minister Vincent Van Quickenborne) Monsieur Frank DUHAMEL (staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken Didier Donfut) De heer Steven VERMEULEN (staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de Minister van Begroting en Overheidsbedrijven Els Van Weert) Madame Cécile DENIS (staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en volksgezondheid Gisèle Mandaila Malamba) … (Staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de Minister van Begroting Bruno Tuybens) Vertegenwoordigers voor elk Gewest of elke Gemeenschap Monsieur Renaud DAELE, vertegenwoordiger van de Minister-president – Duitstalige gemeenschap Mevrouw Roos RENDERS, vertegenwoordiger van de Minister-president – Vlaamse gemeenschap Monsieur Eric VAN POELVOORDE, vertegenwoordiger van de Minister van Leefmilieu, van het waterbeleid en van buitenlandse handel – Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Wetenschappelijke raadgevers
Professor Luc LAVRYSEN (Universiteit Gent) Professor Wim MOESEN (K.U. Leuven) Professor Leo SLEUWAEGEN (K.U. Leuven en UGent) Professeur Xavier THUNIS (Faculté Univ. Namur), vervangen door Prof. Delphine Misonne Professeur Delphine MISONNE (Facultés universitaires Saint-Louis, FUSL)
Andere waarnemers
Monsieur Hadelin de BEER de LAER (Programmatorische Federale Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling) Monsieur Jean-Louis CANIEAU (Conseil Wallon de l'Environnement pour le Développement Durable, CWEDD) Madame Fabienne DIDEBERG (Conseil Économique et Social de la Région Wallonne, CESRW) De heer Luc GOETEYN (Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, MiNa-raad) Madame Nadine GOUZÉE (Bureau Fédéral du Plan) 57/61
Bijlagen
De heer Ton HARDING (Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, CRB) Madame Amélie NASSAUX (Conseil Economique et Social de la Région de Bruxelles-Capitale) De heer Peter KERREMANS (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, SERV) Madame Amélie NASSAUX (Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) De Heer Boudewijn DEREYMAEKER (raadgever van ZKH Prins Filip) De heer Cédric VAN DE WALLE (Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling, ICDO) Mevrouw Ira LARDINOIS (staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, Els Van Weert) De heer Jean-Pierre DE LEENER (11.11.11)
58/61
FRDO Jaarverslag 2007
Bijlagen
Bijlage 3 Aanwezigheid op de Algemene Vergadering in 2007 x : aanwezig, = : verontschuldigd, 0 : niet verontschuldigd, …: geen vertegenwoordiger Stemgerechtigde leden 28/02 23/03 25/05 22/06 28/09 23/11 Rombouts Theo Panneels Anne Saliez Jean-Yves Ven Caroline/…..
x x x =
NGO leefmilieu de Schaetzen Roland x Gilissen Jacqueline x De Schutter Geoffroy 0 Wendel Trio/Fawaz Al x Bitar Miller Jacqueline x Turf Jan x NGO ontwikkeling Bode Bart 0 Gloire Brigitte = Heyerick An x Zé Oumou x Vanden Berghe x Bogdan … … NGO consumenten Rousseau Catherine x Rousseau Christian x Werknemersorganisaties Decrop Jehan x Vanhemelen Valérie … Van Daele Daniel x Maes Fre x Rolin Claude x Dielen Ilse 0 Werkgeversorganisaties Nachtergaele An x Chaput Isabelle x Deplae Arnaud = Semaille Marie0 Laurence Vanden Abeele Piet x Vancronenburg Geert x Energieproducenten Schoonacker Frank x De Buck Hilde x Wetenschappelijke milieus Carnol Monique x Ceulemans Reinhart x
x x x =
= = x …
x x x ….
x x x …
x x x …
x 0 0 0
x 0 x x
= 0 x x
x x = 0
= = x 0
x x
= x
= x
x x
x x
0 x x 0 0
x x x x 0
= = x = =
x = x x =
x x x x x
…
…
…
x x
x x
= x
x =
x x
= …
x =
= =
x =
= x
0 x = 0
x = = 0
x x = 0
= = = 0
= x = 0
x x x 0
x = 0 0
= x = =
= x x =
x x x =
= x
= x
= x
= x
= x
0 x
= 0
x 0
= =
= x
= x
0 x
= x
= x
= x
59/61
Bijlagen
x : aanwezig, = : verontschuldigd, 0 : niet verontschuldigd, …: geen vertegenwoordiger Stemgerechtigde leden 28/02 23/03 25/05 22/06 28/09 23/11 van Ypersele de x x x = x x Strihou Jean-Pascal Helsen Lieve x = x 0 x x Lesage Dries x x x = = x Zaccaï Edwin x = x = = x 28/02 Waarnemers Federale Regering Roobrouck Nele x Lejeune Catherine 0 Oleo Michèle 0 Grégoire Pascal 0 Van Liefferinge Martine/ x Depoorter Jozef Van Ackere Nicolas x Bernaert Patricia … Robaux Marie 0 Van Damme Wim 0 Van Offelen Marion 0 Plasman Cathy … Vandenberghe Marileen x Debonte Nathalie … Wuillaume Jean-François … Vermeulen x Steven/Lardinois Ira Van Offelen Marion …. Denis Cecile … Gewest- en gemeenschapsregeringen Daele Renaud 0 Vermeylen Annemie 0 Renders Roos 0 Wetenschappelijke raadgevers Thunis A./…/Misonne = Delphine Sleuwaegen Leo x Moesen Wim = Lavrysen Luc = Andere waarnemers Dereymaeker Boudewijn x de Beer de Laer Hadelin x Dideberg Fabienne 0 Rouxhet Frédéric/Canieau 0 Jean-Louis Gouzée Nadine x Harding Ton 0 Goeteyn Luc 0 Kerremans Peter 0 Van Lierde Johan 0 Nassaux Amélie 0 Van De Walle Cédric x
60/61
23/03
23/05
22/06
28/09
23/11
0 0 0 x x
0 0 0 0 x
0 … 0 0 x
0 0 0 0 x
0 0 0 0 x
x 0 0 0 0 0 0 … … x
0 … 0 x x 0 x 0 … x
0 0 0 0 0 0 0 0 0 x
0 0 0 0 0 0 x 0 0 0
0 0 0 0 0 0 x 0 0 0
…. …
… …
… …
x ...
… …
0 0 x
0 0 0
0 … 0
0 0 =
0 0 X
x
…
…
…
x
x = =
x = =
x 0 0
x 0 0
x =
= x 0 X
x x 0 0
0 x 0 =
0 x 0 x
0 x 0 0
X 0 0 0 0 x x
x 0 0 0 0 x x
= 0 0 0 0 0 0
= 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0
FRDO Jaarverslag 2006
Bijlagen
Bijlage 4 Lijst van Adviezen in 2007 Titel van het advies Advies over het programma voor de reductie van pesticiden en biociden Advies over het voorlopige rapport van de Commissie Energie 2030 Advies over 3 ontwerp KB's inzake verwarming Advies over productnormen voor composteerbare, biologisch afbreekbare, hernieuwbare en ggo-vrije materialen Advies over elektrische verlichting in huishoudens Advies over het communicatiebeleid van de federale overheid inzake duurzame ontwikkeling Evaluatie van en aanbevelingen voor het beleid Duurzame Ontwikkeling van de federale regering Advies over een ontwerp-KB tot wijziging van het KB van 28/02/1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik Advies over de ontkoppeling van groei en hulpbronnengebruik/milieudruk in België Advies over een ontwerp-KB tot wijziging van het KB van 28/02/1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik (splitsing van de erkenningen) Advies over een ontwerp KB houdende reglementering van begassingen Advies over een ontwerp-KB tot wijziging van het KB van 28/02/1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik (splitsing van de erkenningen) Advies voor het Vooruitgangsverslag 2007 over de Lissabonstrategie – uitvoering van het Nationale hervormingsprogramma van België Advies Strategic Approach to International Chemicals Management (SAICM) Advies over een wijziging van het KB met betrekking tot het op de markt brengen en gebruiken van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PFOS en arseen) Advies over een indicatorenset voor duurzame ontwikkeling Advies over de strategienota Eerbied voor de Rechten van het Kind in Ontwikkelingsamenwerking
Datum goedkeuring 26 januari 2007 28 februari 2007 28 februari 2007 28 februari 2007 28 februari 2007 23 maart 2007
25 mei 2007
Vrager minister van leefmilieu B. Tobback en minister van volksgezondheid R. Demotte minister van energie en wetenschapsbeleid M. Verwilghen minister van leefmilieu B. Tobback minister van B. Tobback
op eigen initiatief staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en sociale economie E. Van Weert federale regering
25 mei 2007
minister van volksgezondheid R. Demotte
22 juni 2007
staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en sociale economie E. Van Weert de minister van leefmilieu en pensioenen B. Tobback
22 juni 2007
22 juni 2007 22 juni 2007
minister van leefmilieu B. Tobback minister van leefmilieu B. Tobback
4 september 2007
eerste minister G. Verhofstadt
28 september 2007 28 september 2007
minister van leefmilieu B. Tobback minister van leefmilieu B. Tobback
28 september 2007 23 november 2007
op eigen initiatief minister van ontwikkelingssamenwerking S. Laruelle
61/61
Bijlagen
Gedrukt op milieuvriendelijk papier
FRDO Jaarverslag 2007