Woord vooraf
Woord vooraf
De macro-economie is ongetwijfeld een van de boeiendste disciplines uit de sociale wetenschappen. Ze bestudeert de hoogte en de evolutie van variabelen die cruciaal zijn voor de welvaart van een samenleving. In de eerste plaats zijn dat de economische groei, het inkomen per hoofd van de bevolking, de werkgelegenheid en de werkloosheid, en de inflatie. Een goede kennis van macro-economie is dan ook van groot belang voor al wie de sociaal-economische gang van zaken in de samenleving wil begrijpen. We denken daarbij zowel aan beleidsmakers op het niveau van de overheid, als aan bedrijfs leiders, vakbonden, beleggers,… en gewone burgers en kiezers. Ieder van deze ‘spelers’ zal bij het nemen van beslissingen gebaat zijn met een inzicht in de macro-economie en in de huidige en verwachte macro-economische omgeving. Deze omgeving is immers bepalend voor het antwoord op vragen als: welk monetair, begrotings- of arbeidsmarktbeleid is wenselijk; hoeveel en waar moeten we investeren; welke looneisen zijn verantwoord; hoeveel zullen we consumeren dan wel sparen; zullen we aandelen kopen of eerder verkopen; wordt dit land macro-economisch goed bestuurd? Dit handboek bestaat uit vijf delen. Het eerste deel is een algemene inleiding in de macro-economie. In dit deel stellen we eerst de belangrijkste macroeconomische variabelen voor, evenals een aantal verbanden tussen deze variabelen. We schuiven meteen een groot aantal vragen naar voren die in latere delen een antwoord moeten krijgen. We vermelden er hier al enkele. Waarom is de koopkracht van de bevolking in België vandaag veel hoger dan in 1950? Wat zijn de oorzaken van de enorme verschillen in het inkomen per persoon tussen Europa en Afrika? Hoe ontstaan recessies, en hoe kunnen ze bestreden worden? En is er daarbij een rol voor de overheid? Hoe krijgen we meer mensen aan het werk? Daarnaast leiden we in het eerste deel de zogenaamde macroeconomische identiteiten af. We tonen hoe die identiteiten een handig instrument kunnen zijn om na te gaan of landen zich macro-economisch evenwichtig dan wel onevenwichtig ontwikkelen. Onevenwichtige ontwikkelingen zijn in de regel niet duurzaam. Vanaf het tweede deel staat de macro-economische analyse en verklaring centraal. Deel 2 bestudeert de vraagzijde van de macro-economie. We analyseren
xxiv
Woord vooraf
in dit deel de hoogte en de evolutie van de vraag naar goederen en diensten, d.w.z. de gezinsconsumptie, de bedrijfsinvesteringen, de overheidsbestedingen en de netto-uitvoer. We gaan daarbij uitgebreid in op de invloed van het monetair beleid en het begrotingsbeleid van de overheid op de vraag naar goederen en diensten. We hebben ook aandacht voor de invloed van ontwikkelingen op de financiële markten, bijv. via het financieel vermogen van de gezinnen of via de wisselkoers van de munt en de concurrentiekracht. Mochten bedrijven passief aanbieden wat gevraagd wordt, dan volstond inzicht in de vraag naar goederen en diensten voor een verklaring van de economische activiteit. Zo gaat het evenwel niet. Deel 3 bestudeert de aanbodzijde van de macro-economie. We bestuderen de factoren die de productie mogelijkheden van de bedrijven en hun prijszetting bepalen. Deze factoren hebben o.a. te maken met de loonvorming en de arbeidsmarktsituatie, het arbeidsmarktbeleid, en de beschikbaarheid van kapitaal en technologie. In deel 4 brengen we de vraag- en de aanbodzijde samen in één globale analyse. Op het einde van dit deel moet de lezer een behoorlijk inzicht hebben in de werking van – en de samenhang tussen – de goederen-en-dienstenmarkt, de geldmarkt, de wisselmarkt en de arbeidsmarkt. Dit inzicht maakt vervolgens een grondige verklaring mogelijk van de hoogte en de evolutie op korte en middellange termijn van o.a. de macro-economische activiteit en de conjunctuur, de werkgelegenheid en de werkloosheid, de inflatie en de rente. Wat werkgelegenheid en inflatie betreft, analyseren we in deel 4 ook wat hen op lange termijn bepaalt. Voor inflatie komt dan opnieuw het monetair beleid op de voorgrond, en de mogelijke invloed daarop van het begrotingsbeleid. Ook voor de werkgelegenheid is het begrotingsbeleid op lange termijn determinerend. We denken dan aan de hoogte en de samenstelling van de belastingen (bijv. op arbeid of consumptie) en de overheidsuitgaven (bijv. voor scholing, infrastructuur, of uitkeringen aan wie niet werkt). Deel 5 analyseert het ontwikkelingsniveau en de economische groei van landen op lange termijn. De enorme inkomenskloof tussen rijke en arme landen in de wereld vormt hier het uitgangspunt. Naast het bekende Solow-model van economische groei behandelen we in deel 5 ook uitvoerig de moderne groeitheorie, in het bijzonder de endogene-groeitheorie. De combinatie van beide tradities laat toe in grote mate te verklaren waarom sommige landen rijk zijn en andere arm, waarom sommige landen snel groeien en andere traag (of helemaal niet), en welk overheidsbeleid wenselijk is met het oog op een structurele verbetering van de economische groei. Sinds de vorige editie van dit handboek in 2004 is er heel veel veranderd, zowel voor de reële macro-economie als voor de macro-economie als wetenschap. De reële macro-economie werd grondig door elkaar geschud door een opeenvolging van crisissen, te beginnen met de wereldwijde financiële crisis van 2007-2008. Ook voor de macro-economische wetenschap brak een moei-
Woord vooraf xxv
lijke periode aan. Waarom hadden zo weinig macro-economen de crisis zien aankomen? Waarom hielpen de op vele plaatsen gebruikte (complexe) macroeconomische modellen niet om de crisis te begrijpen, of om een afdoend antwoord op de crisis te formuleren? Van binnenuit formuleerden sommige van de meest gereputeerde economen zeer scherpe kritiek op de weg die de macroeconomische wetenschap vanaf de jaren 70 en 80 had gekozen. “Rethinking macroeconomics” zou absoluut nodig zijn, aldus Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz (2011). Wereldwijd protesteerden ook veel studenten tegen de inhoud van hun cursussen economie als te abstract en te ver weg van de realiteit. De empirische relevantie is voor ons altijd een belangrijk aandachtspunt geweest. Het tekent de Gentse (macro-)econoom om niet alleen een sterke theoretische onderbouw en methodologische discipline na te streven, maar ook inbedding in wat de maatschappij en haar beleidsvoerders bezighoudt. Een aantal essentiële thema’s die de voorbije jaren op de voorgrond kwamen, waren ook al in de vorige editie van dit handboek aanwezig1. Toch raakte de recente kritiek ook ons. In de mate dat – misschien vooral – een basishandboek de meerwaarde van (een goede kennis van) macro-economie kan aan tonen, is de grootste vernieuwing in deze derde en sterk herziene editie dat we nog meer inzetten op de combinatie van theorie en empirische relevantie. Ons doel was een handboek te schrijven dat een coherent theoretisch denkkader aanreikt dat ‘werkt’. Zoals in de vorige edities blijven het IS-LM-model, het Mundell-Fleming model, en het AD-AS-model (en alle achterliggende theorieën over gezinsconsumptie, investeringen, werking van de arbeidsmarkt, e.d.) onze belangrijkste instrumenten voor de macro-economische analyse op korte en middellange termijn. Het al vermelde Solow-model vormt nog steeds het startpunt voor de analyse van de economische ontwikkeling op lange termijn. Maar doorheen het boek tonen we nu ook expliciet de directe bruikbaarheid van deze theorieën en modellen voor de verklaring van feitelijke macro-economische ontwikkelingen uit het verleden en het heden, en voor de correcte inschatting van de mogelijke gevolgen van gebeurtenissen in de toekomst. We tonen tevens hun relevantie in actuele discussies, bijvoorbeeld over het gewenste begrotingsbeleid of over het noodzakelijke beleid om de werkgelegenheid te bevorderen. Praktisch trachten we deze ambitie waar te maken aan de hand van korte besprekingen van empirisch onderzoek in aanvulling op de theorie, voorbeelden uit de realiteit, en vooral dertig uitgewerkte toepassingen, samen goed voor ruim 100 pagina’s. Deze toepassingen nemen 1 Denken we bijvoorbeeld aan de evaluatie van de (al dan niet) evenwichtigheid van de macroeconomische ontwikkeling van landen en de risico’s verbonden aan grote onevenwichten op de lopende rekening van de betalingsbalans, de monetaire effecten van kredietverlening door de banken, de mogelijke ineffectiviteit van het monetair beleid (liquiditeitsval), de discussie over de positieve dan wel negatieve effecten van budgettaire sanering op de economische groei, de analyse van de oorzaken en de gevolgen van deflatie, hoge werkloosheid en het risico op hysteresis.
xxvi
Woord vooraf
de lezer mee doorheen de belangrijkste macro-economische ontwikkelingen en discussies van de laatste 10 tot 15 jaar: de wereldwijde financiële en economische crisis die in 2008 losbarstte, de economische onevenwichten in de eurozone die uitmondden in de eurocrisis, de publieke-schuldencrisis, het gevoerde monetair en budgettair beleid en de effecten daarvan, de discussies over effectief werkgelegenheidsbeleid, enzovoort. We werken met de theorie in de hand ook verschillende concrete gevalstudies uit, zoals Frankrijk in 1981-1984, Rusland in 1997-1998, Argentinië in 1999-2002 en Zuid-Europa na 2007. Deze toepassingen zijn in de opmaak van het handboek duidelijk van de hoofdtekst onderscheiden. Wie sneller vooruit wil in het boek, kan ze ook overslaan. De gevolgen van deze aanpak voor de omvang van het handboek maakt dat een aantal gevorderde hoofdstukken en onderdelen uit de vorige editie niet meer zijn opgenomen. Het gaat dan vooral over de hoofdstukken waarin de nieuw-klassieke macro-economie was uiteengezet (o.a. rationele verwachtingen, ‘real business cycle’-theorie, speltheoretische aspecten van macro- economie). Ook het Diamond-model van overlappende generaties, een belangrijk werkpaard in zeer veel domeinen van economische analyse waarbij de intertemporele dimensie van belang is, hebben we met spijt in het hart niet meer opgenomen. Voor deze onderdelen verwijzen we de lezer naar de vorige editie van het handboek en naar een bijhorende website (http://users.ugent. be/~fheylen/macro-economie). Via deze website geven we ook toegang tot actualiseringen, een uitgebreide reeks meerkeuzevragen (met oplossingen) en ander mogelijk relevant aanvullend materiaal. Bij de ontwikkeling van dit handboek heb ik kunnen rekenen op de hulp van een groot aantal mensen die ik hier graag wil bedanken. Ik was voor de eerste twee edities veel dank verschuldigd aan Tine Dhont, Sabien Dobbelaere, Tiny Ergo, Arne Schollaert en Tanja Termote. Ook voor deze derde editie kon ik een beroep doen op bijzonder goede medewerkers. Mijn grootste dank gaat uit naar Ewoud Quaghebeur die heel actief betrokken was bij elke fase, in het bijzonder het actualiseren en opmaken van veel figuren en tabellen en het kritisch doornemen en becommentariëren van nieuwe teksten. Ewoud was ook een heel belangrijk klankbord bij de ontwikkeling van de dertig toepassingen. Ik wil ook Brecht Boone, Tim Buyse en Willem Devriendt bedanken voor het nalezen van alle teksten, en voor hun grote hulp bij het opmaken van de bibliografie en de registers. Tim Buyse en Ewoud Quaghebeur namen bovendien het initiatief om een deel van de inhoud van het laatste hoofdstuk over de moderne groeitheorie te herschrijven. Tot slot bedank ik graag de Gentse economie studenten. Hun positieve reacties op de cursussen macro-economie hebben me ervan overtuigd dat de enorme inspanningen die het schrijven en herwerken van een omvangrijk handboek met zich meebrengen, de moeite waard zijn. Ik wil hen ook bedanken voor hun kritische ingesteldheid en hun vele vragen.
Woord vooraf xxvii
Die hebben er sterk toe bijgedragen dat de huidige tekst beter is geworden dan de vorige versies. Natuurlijk zou het een illusie zijn te denken dat dit boek daarom geen tekortkomingen meer vertoont. Ik roep alle toekomstige lezers dan ook graag op die te blijven opsporen en mij hun opmerkingen door te geven. Freddy Heylen oktober 2014