Woonwensen middeninkomensgroepen in werkgebied QuaWonen Rapport 16 november 2011
Woonwensen middeninkomensgroepen in werkgebied QuaWonen Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van: QuaWonen
Auteurs: Dr. J.S.C.M. Hoekstra
16 november 2011 Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft Jaffalaan 9, 2628 BX Delft Tel. (015) 278 30 05 Fax (015) 278 44 22 E-mail
[email protected] http://www.otb.tudelft.nl
© Copyright 2011 by OTB Research Institute for the Built Environment No part of this report may be reproduced in any form by print, photo print, microfilm or any other means, without written permission from the copyright holder.
Inhoudsopgave 1
Inleiding .................................................................................................... 2 1.1 Aanleiding voor het onderzoek .................................................................. 2 1.2 Onderzoeksopzet ..................................................................................... 2 1.2.1 Een kwantitatieve analyse van de middeninkomensgroepen in het werkgebied van QuaWonen: omvang en kenmerken ................................................. 2 1.2.2 Een woonwensenonderzoek op basis van de website www.middeninkomens.nl ..................................................................................................... 3 1.2.3 Conclusies en aanbevelingen .................................................................... 3
2
Middeninkomensgroepen in werkgebied QuaWonen: omvang en kenmerken ................................................................................................................... 4 2.1 Inleiding .................................................................................................. 4 2.1.1 Basiskenmerken van de middeninkomensgroepen ...................................... 4 2.1.2 Verdeling middeninkomensgroep over eigendomssectoren en prijsklassen .... 6 2.1.3 Woonlasten ........................................................................................... 10
3
Telefonisch veldwerk: respons en kenmerken van huishoudens ............ 12 3.1 Inleiding ................................................................................................ 12 3.2 Respons van het telefonisch veldwerk ..................................................... 12 3.3 Kenmerken van de respondenten ............................................................ 12
4
Huidige woonsituatie van de huishoudens .............................................. 15 4.1 Inleiding ................................................................................................ 15 4.2 Eigendomsverhouding van de woning ...................................................... 15 4.3 Woningtype ........................................................................................... 16 4.4 Woonlasten ........................................................................................... 17
5
Verhuisredenen ....................................................................................... 22 5.1 Inleiding ................................................................................................ 22 5.2 Verhuisgeneigdheid ................................................................................ 22 5.3 Verhuisredenen ...................................................................................... 23
6
Woonwensen ........................................................................................... 26 6.1 Inleiding ................................................................................................ 26 6.2 Gewenste eigendomsverhouding ............................................................. 26 6.3 Gewenste woning .................................................................................. 27
7
Gewenste woonlasten ............................................................................. 37 7.1 Inleiding ................................................................................................ 37 7.2 Gewenste woonlasten van huishoudens die willen huren ........................... 37 7.3 Gewenste woonlasten van huishoudens die willen kopen .......................... 40 7.4 Gewenste woonlasten van huishoudens die een KoopGarant woning willen kopen ................................................................................................... 41 7.5 Gewenste woonlasten van huishoudens zonder specifieke voorkeur voor huren of kopen .......................................................................................... 41
8
Samenvatting en conclusies .................................................................... 42 8.1 Inleiding ................................................................................................ 42 8.2 Samenvatting van de onderzoeksresultaten ............................................. 42 8.3 Aanbevelingen van de ondervraagde huishoudens .................................... 43 8.4 Aanbevelingen ....................................................................................... 43
1
Inleiding
1.1
Aanleiding voor het onderzoek
Per 1 januari 2011 is er nieuwe regelgeving van kracht op de Nederlandse huurmarkt. Deze regelgeving bepaalt dat 90% van de vrijkomende corporatiehuurwoningen met een huurprijs onder de liberaliseringsgrens (€ 652,52 per 1 juli 2011) moet worden toegewezen aan huishoudens met een verzamelinkomen onder de € 33.614. Daarnaast is in het regeerakkoord overeengekomen dat huurders van een niet-geliberaliseerde huurwoning met een verzamelinkomen boven de € 43.000 een huurverhoging van inflatie + 5% mogen krijgen (deze maatregel is echter nog niet geëffectueerd). De genoemde regelgeving zal naar verwachting grote invloed hebben op de woningmarktpositie van middeninkomensgroepen in het werkgebied van QuaWonen. Middeninkomensgroepen worden in dit verband gedefinieerd als huishoudens met een verzamelinkomen tussen € 33.614 en € 45.000. Van oudsher maken deze huishoudens deel uit van de doelgroep waar QuaWonen zich op richt. QuaWonen verwacht dat een deel van de middeninkomensgroepen door de nieuwe regelgeving lastig aan een andere woning zal kunnen komen. Om meer inzicht te krijgen in de omvang van dit probleem heeft QuaWonen in april 2011 de website www.middeninkomens.nl geopend. Op deze website konden middeninkomensgroepen die verwachten door de nieuwe regels in de knel te komen zich melden. Begin september hadden ruim 400 mensen zich via de genoemde website gemeld. Van deze 400 mensen is ruim 90% van plan binnen drie jaar te verhuizen. QuaWonen wilde deze verhuisgeneigde huishoudens graag verder bevragen over hun woonwensen door middel van een telefonische enquête. Deze telefonische enquête is tussen 10 en 15 oktober 2011 door het Onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft afgenomen. In dit rapport worden de belangrijkste resultaten van het telefonisch veldwerk, aangevuld met extra woningmarktinformatie uit het WoON 2009, beschreven.
1.2
Onderzoeksopzet
Het onderzoek wordt opgesplitst in de volgende drie modules: 1. Een kwantitatieve analyse van het WoOn 2009; 2. Een kwantitatieve analyse van de resultaten van het telefonisch veldwerk; 3. Een samenvattend hoofdstuk met daarin opgenomen een kort beleidsadvies voor QuaWonen. Hieronder wordt nader ingegaan op elk van deze drie modules.
1.2.1 Een kwantitatieve analyse van de middeninkomensgroepen in het werkgebied van QuaWonen: omvang en kenmerken Het bestand met huishoudens die zich hebben gemeld via de Internetpagina www.middeninkomens.nl vormt een goed startpunt voor het verrichten van een onderzoek naar de meest actuele woonwensen van de middeninkomensgroepen die in het werkgebied van QuaWonen woonachtig zijn. Voor het verkrijgen van inzicht in de totale omvang van de middeninkomensgroep is dit bestand echter niet geschikt. Om hier toch iets over te kunnen zeggen hebben we een korte analyse op het WoON 2009 uitgevoerd. Deze analyse heeft betrekking op de twee COROP-regio’s waarin QuaWonen actief is: OostZuid Holland en Groot-Rijnmond. Voor elk van deze twee COROP-regio’s zijn de volgende tabellen uitgedraaid:
• • •
Leeftijd, huishoudenssamenstelling en opleidingsniveau per inkomensgroep; Verdeling van de inkomensgroepen over eigendomssectoren en prijsklassen; Huur- en woonquotes van huurders, uitgesplitst naar huurprijsklasse en inkomensgroep.
Feitelijk gaat het hierbij om een reproductie op COROP-niveau van de tabellen 1 t/m 7 uit het analysedeel van het advies ‘Open deuren, dichte deuren. Middeninkomensgroepen op de woningmarkt’ (Raden voor de leefomgeving en infrastructuur, 2011). Een beschrijving van de genoemde tabellen is te vinden in hoofdstuk 2 van dit rapport.
1.2.2 Een woonwensenonderzoek op basis van de website www.middeninkomens.nl Onder de verhuisgeneigde huishoudens die zich hebben aangemeld via de website www.middeninkomens.nl is een telefonisch woonwensenonderzoek afgenomen. De belangrijkste resultaten van dit onderzoek worden gerapporteerd in de hoofdstukken 3 t/m 7. Hierbij komen de volgende aspecten aan de orde: • De respons van het onderzoek en de kenmerken van de huishoudens (hoofdstuk 3) • De huidige woonsituatie van de huishoudens (hoofdstuk 4) • De verhuisgeneigdheid en de verhuisredenen van de huishoudens (hoofdstuk 5) • De woonwensen van de verhuisgeneigde huishoudens (hoofdstuk 6) • De gewenste kosten van het wonen (hoofdstuk 7)
1.2.3 Conclusies en aanbevelingen In hoofdstuk 8 van dit rapport worden de resultaten van de modules 1 en 2 samengevat en worden er enkele aanbevelingen voor QuaWonen geformuleerd (hoofdstuk 8).
2
Middeninkomensgroepen in werkgebied QuaWonen: omvang en kenmerken
2.1
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de kenmerken van de middeninkomensgroepen en de wijze waarop deze verspreid zijn over de verschillende eigendomssectoren. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van informatie uit het landelijke woningbehoefteonderzoek WoON 2009. In de analyses wordt onderscheid gemaakt naar de twee COROP-regio’s waarin QuaWonen actief is: Oost-Zuid Holland en Groot-Rijnmond. Voor wat betreft de afbakening van de middeninkomensgroep wordt aangesloten bij de definities zoals die worden gebruikt in het advies ‘ Open deuren, dichte deuren. Middeninkomensgroepen op de woningmarkt’ (Raden voor de leefomgeving, 2011). Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat het WoON 2009 een steekproefbestand is en de in dit hoofdstuk gepresenteerde bevindingen daarom omgeven zijn door een zekere mate van statistische (on)betrouwbaarheid. Hoe groot deze (on)betrouwbaarheid is, hangt af van de omvang van de steekproef. Voor de COROP-regio Groot-Rijnmond is de steekproef een stuk groter (8.606 huishoudens) dan voor de COROP-regio Oost-Zuid Holland (1.393 huishoudens), en zijn de onderzoeksresultaten dus ook betrouwbaarder. Daarnaast neemt de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten af naarmate de tabellen meer uitsplitsingen bevatten.
2.1.1 Basiskenmerken van de middeninkomensgroepen De tabellen 2.1 en 2.2 geven inzicht in de basiskenmerken van de middeninkomensgroepen, waarbij onderscheid gemaakt wordt naar Oost-Zuid Holland en Groot-Rijnmond. Op basis van de tabellen 2.1 en 2.2 kunnen de volgende conclusies worden getrokken: • Huishoudens in de middeninkomensgroepen (verzamelinkomens tussen € 33.614 en € 43.000 of tussen € 43.000 en 2 x modaal) zijn gemiddeld genomen iets jonger dan huishoudens die tot de nieuwe doelgroep van de woningcorporaties behoren (verzamelinkomen < € 33.614). • Zowel in de nieuwe doelgroep voor de woningcorporaties als ook de in lagere middeninkomensgroep (verzamelinkomen tussen € 33.614 en € 43.000) komen relatief veel alleenstaanden voor. • Er bestaat een vrij sterke relatie tussen inkomen en opleidingsniveau; hoe hoger het opleidingsniveau, hoe hoger het inkomen. In Oost-Zuid Holland bestaat de nieuwe doelgroep voor de woningcorporaties uit 40.745 huishoudens, hetgeen overeenkomt met 31,5% van alle huishoudens in dit gebied. In Groot-Rijnmond bestaat de nieuwe doelgroep voor de woningcorporaties uit 246.046 huishoudens, hetgeen overeenkomt met 41.1% van alle huishoudens in dit gebied. In Nederland als geheel behoort 39,4% van alle huishoudens tot de nieuwe doelgroep van de woningcorporaties.
Tabel 2.1
Kenmerken van de middeninkomensgroepen, Oost-Zuid-Holland (rijpercentages voor het aantal huishoudens, verder kolompercentages) < € 33.614
Aantal huishoudens
€ 33.614 € 43.000
€ 43.000 2x modaal
> 2x modaal
Totaal
40.745
17.424
29.683
41.478
129.331
31,5
13,5
23,0
32,1
100,0
59
50
48
48
51
< 34
15,7
30,1
21,3
11,8
17,7
35-45
11,8
16,3
22,5
29,5
20,6
45-65
25,8
29,9
43,7
52,2
38,9
65 +
46,6 100
23,7
12,5
6,4
22,8
100
100
100
100
% Gemiddelde leeftijd hoofd huishouden Leeftijd hoofd huishouden
Totaal Samenstelling huishouden Eenpersoonshuishouden
58,7
41,4
20,7
6,5
30,9
Paar
25,0
34,8
34,2
34,3
31,4
Paar met kinderen
6,5
16,4
41,4
55,3
31,5
1-ouder gezin
9,0
6,5
3,0
3,3
5,4
Niet-gezinshuishouden
,8
,9
,7
,6
,7
100
100
100
100
100
VMBO
58,3
40,7
28,9
20,8
37,2
Havo/MBO/VWO
28,8
36,4
42,3
35,7
35,1
HBO/universitair
12,9
22,9
28,8
43,4
27,7
Totaal Bron: WoON, 2009
100
100
100
100
100
Totaal Hoogst voltooide opleiding
Tabel 2.2
Kenmerken van de middeninkomensgroepen, Groot-Rijnmond (rijpercentages voor het aantal huishoudens, verder kolompercentages) < € 33.614
Aantal huishoudens
€ 33.614 € 43.000
€ 43.000 2x modaal
> 2x modaal
Totaal
246.046
75.454
128.093
149.261
598.854
41,1
12,6
21,4
24,9
100,0
55
50
49
48
51
< 34
20,2
21,3
19,8
12,5
18,3
35-45
16,2
23,4
23,2
24,9
20,8
45-65
24,6
33,2
43,3
56,4
37,6
65 +
39,1 100
22,1
13,7
6,1
23,3
100
100
100
100
Eenpersoonshuishouden
58,1
45,0
22,7
5,3
35,7
Paar
19,0
25,9
34,0
35,5
27,2
Paar met kinderen
9,4
18,6
34,8
55,2
27,4
1-ouder gezin
12,2
9,7
7,3
3,0
8,5
% Gemiddelde leeftijd hoofd huishouden Leeftijd hoofd huishouden
Totaal Samenstelling huishouden
Niet-gezinshuishouden
1,3
,8
1,2
1,0
1,2
Totaal
100
100
100
100
100
VMBO
59,0
43,6
32,5
19,8
41,6
Havo/MBO/VWO
26,8
31,0
38,6
38,1
32,6
HBO/universitair
14,3
25,5
28,9
42,2
25,8
Totaal
100
100
100
100
100
Hoogst voltooide opleiding
Bron: WoON, 2009
2.1.2 Verdeling middeninkomensgroep over eigendomssectoren en prijsklassen Tabel 2.3 laat zien dat er in Oost-Zuid Holland bijna 17.000 hurende huishoudens met een middeninkomen zijn (16.923) die niet tot de nieuwe EC-doelgroep behoren (zie de groen gearceerde cellen). Voor de COROP-regio Groot-Rijnmond bedraagt dit aantal 105.597. Vooral voor deze groep, en voor de starters op de woningmarkt, is de nieuwe regelgeving relevant. Hurende huishoudens met een middeninkomen zullen immers minder eenvoudig toegang krijgen tot een niet-geliberaliseerde sociale huurwoning als ze willen doorverhuizen, terwijl ze de kans lopen op een extra hoge huurverhoging als hun verzamelinkomen boven de € 43.000 ligt.
Tabel 2.3
Verdeling van de verschillende inkomensgroepen over de eigendomssectoren, Oost-Zuid Holland, absolute aantallen en rijpercentages
Inkomensgroep
Huursector
Koopsector
Totaal
< € 33.614
27.377 (67,2%)
13.368 (32,8%)
40.745 (100%)
€ 33.614 - € 43.000
7.486 (43,0%)
9.938 (57,0%)
17.424 (100%)
€ 43.000 - 2x modaal
6.072 (20,5%)
23.611 (79,5%)
29.683 (100%)
< 2x modaal
3.364 (8,1%)
38.114 (91,9%)
41.478 (100%)
44.300 (34,3%)
85.031 (65,7%)
129.331 (100%)
Totaal Bron: WoON, 2009
Tabel 2.4
Verdeling van de verschillende inkomensgroepen over de eigendomssectoren, Groot-Rijnmond, absolute aantallen en rijpercentages
Inkomensgroep
Huursector
Koopsector
Totaal
203.111 (82,6%)
42.935 (17,4%)
246.046 (100%)
€ 33.614 - € 43.000
37.192 (49,3%)
38.263 (50,7%)
75.454 (100%)
€ 43.000 - 2x modaal
47.343 (37,0%)
80.750 (63,0%)
128.093 (100%)
< 2x modaal
21.062 (14,1%)
128.199 (85,9%)
149.261 (100%)
308.708 (51,5%)
290.146 (48,5%)
598.854 (100%)
< € 33.614
Totaal Bron: WoON, 2009
De tabellen 2.5 tot en met 2.8 zoomen verder in op de huishoudens die in een huurwoning wonen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de sociale huursector en de particuliere huursector. De huishoudens die uitgaande van het regeerakkoord te maken kunnen krijgen met een huurverhoging van inflatie + 5% zijn in deze tabellen rood gearceerd: • In Oost-Zuid Holland betreft dit 8.046 huishoudens, oftewel ruim 18% van alle huurders. Van deze 8.046 huishoudens wonen er 7.091 (88%) in de sociale huursector en 955 (12%) in de particuliere huursector. • In Groot-Rijnmond betreft dit 55.968 huishoudens, oftewel eveneens ruim 18% van alle huurders. Van deze 55.968 huishoudens wonen er 47.834 (86%) in de sociale huursector en 8.134 (14%) in de particuliere huursector.
Tabel 2.5
Verdeling van de inkomensgroepen over de huurprijsklassen, sociale huursector, Oost-Zuid Holland, absolute aantallen en kolompercentages < € 33.614
€ 33.614 € 43.000
€ 43.000 2x modaal
< kortingsgrens (€ 361,66)
6.755 (29%)
565 (9%)
856 (18%)
329 (12%)
8.506 (23%)
Kortingsgrens -aftoppingsgrens (€ 361,66 - € 554,76)
12.048
4.058 (67%)
2.649 (57%)
1.385 (51%)
20.140
Aftoppingsgrens - maximale huur-grens (€ 554,76 € 652,52)
3.485 (15%)
893 (15%)
1.174 (25%)
698 (25%)
6.249 (17%)
Maximale huurgrens - € 878 (€ 652,52 - € 878)
960 (4%)
518 (9%)
0 (0%)
329 (12%)
1.478 (4%)
0 (0%)
0 (0%)
0 (0%)
0 (0%)
0 (0%)
> € 878 Totaal
> 2x modaal
(52%)
Totaal
(55%)
23.248
6.034
4.679
2.741
36.373
(100%)
(100%)
(100%)
(100%)
(100%)
Bron: WoON, 2009
Tabel 2.6
Verdeling van de inkomensgroepen over de huurprijsklassen, particuliere huursector, Oost-Zuid Holland, absolute aantallen en kolompercentages < € 33.614
€ 33.614 € 43.000
€ 43.000 2x modaal
< kortingsgrens (€ 361,66)
1.158
97 (9%)
0
Kortingsgrens -aftoppingsgrens (€ 361,66 - € 554,76)
951 (24%)
445 (43%)
258 (21%)
Aftoppingsgrens - maximale huur-grens (€ 554,76 € 652,52)
743 (19%)
Maximale huurgrens - € 878 (€ 652,52 - € 878)
1.107
> 2x modaal
1.254
(29%)
(18%)
Bron: WoON, 2009
22 (3%)
1.675 (24%)
122 (12%)
417 (34%)
258 (30%)
1.540 (22%)
379 (36%)
558 (45%)
532 (61%)
2.577
61 (7%)
61 (1%)
(28%)
(36%)
> € 878 Totaal
Totaal
3.959
1.043
1.233
(100%)
(100%)
(100%)
873 (100%)
7.107 (100%)
Tabel 2.7
Verdeling van de inkomensgroepen over de huurprijsklassen, sociale huursector, Groot-Rijnmond, absolute aantallen en kolompercentages < € 33.614
€ 33.614 € 43.000
€ 43.000 2x modaal
< kortingsgrens (€ 361,66)
50.219
7.254
6.679
(29%)
(24%)
(18%)
Kortingsgrens -aftoppingsgrens (€ 361,66 - € 554,76)
95.837
15.688
(55%)
Aftoppingsgrens - maximale huur-grens (€ 554,76 € 652,52)
22.833
Maximale huurgrens - € 878 (€ 652,52 - € 878)
> 2x modaal
Totaal
1.014 (6%)
65.166
20.239
8.025
139.789
(52%)
(54%)
(50%)
(54%)
6.047
8.376
3.501
40.757
(13%)
(20%)
(22%)
(22%)
(16%)
4.319 (2%)
1.221 (4%)
2.119 (6%)
(25%)
2.584
10.243
(16%)
(4%)
786 (5%)
1.863 (1%)
> € 878
582 (05)
Totaal
173.790
30.448
37.670
15.910
257.818
(100%)
(100%)
(100%)
(100%)
(100%)
238 (1%)
257 (1%)
Bron: WoON, 2009
Tabel 2.8
Verdeling van de inkomensgroepen over de huurprijsklassen, particuliere huursector, Groot-Rijnmond, absolute aantallen en kolompercentages < € 33.614
< kortingsgrens (€ 361,66) Kortingsgrens-aftoppingsgrens (€ 361,66 - € 554,76) Aftoppingsgrens - maximale huur-grens
(€
554,76
-
€ 33.614 -
€ 43.000 -
>2x
€ 43.000
2x modaal
modaal
Totaal
7.882
1.122
1.341
1.495
11.839
(33%)
(17%)
(16%)
(30%)
(27%)
7.701
1.946
2.938
486 (10%)
13.071
(32%)
(29%)
(34%)
3.784
1.923
1.368
(16%)
(29%)
(16%)
(30%) 506 (10%)
7.580 (17%)
€ 652,52) Maximale huurgrens - € 878 (€ 652,52 - € 878) > € 878
3.393
1.433
1.856
1.487
8.170
(14%)
(22%)
(22%)
(30%)
(19%)
1.274 (5%)
195 (3%)
1.080
945 (20%)
3.494 (8%)
24.034
6.619
8.583
4.919
44.154
(100%)
(100%)
(100%)
(100%)
(100%)
(13%) Totaal Bron: WoON, 2009
2.1.3 Woonlasten In deze paragraaf kijken we naar de woonlasten van de huishoudens in de geselecteerde COROPregio’s. De tabellen 2.9 en 2.10 geven inzicht in de netto huurquote (netto maandelijkse kale huur als percentage van het maandelijks besteedbare inkomen) en de netto woonquote (netto totale woonuitgaven als percentage van het maandelijks besteedbare inkomen) van de huurders, uitgesplitst naar inkomensgroep en huurprijsklasse. Omdat deze quotes voor sommige cellen betrekking hebben op een zeer beperkt aantal waarnemingen, dienen de gepresenteerde cijfers louter als indicatief beschouwd te worden. De tabellen laat duidelijk zien dat de huur- en woonquotes lager worden naarmate het inkomen hoger wordt. Van grote verschillen tussen Oost-Zuid Holland en Groot-Rijnmond is wat dit betreft geen sprake. Tabel 2.9
Netto huurquote en netto woonquote (%) van huurders, uitgesplitst naar inkomensgroep en huurprijsklasse, Oost-Zuid Holland
Huurprijsklasse
Inkomensgroep
Netto
Netto woonquote
huurquote < € 33.614
19,8
36,6
€ 33.614 - € 43.000
12,6
21,8
€ 43.000 – 2x modaal
10,1
17,8
> 2x modaal
6,7
12,7
Totaal
18,0
33,1
Kortingsgrens - aftoppingsgrens
< € 33.614
24,8
40,1
(€ 361,66 - € 554,76)
€ 33.614 - € 43.000
20,0
30,1
€ 43.000 – 2x modaal
14,8
22,5
> 2x modaal
10,8
17,6
Totaal
21,5
34,1
< € 33.614
33,3
47,5
€ 33.614 - € 43.000
23,3
31,9
€ 43.000 – 2x modaal
21,2
29,2
> 2x modaal
14,9
21,5
Totaal
27,2
38,4
< Kortingsgrens (€ 361,66)
Aftoppingsgrens
–
maximale
huurgrens (€ 554,76 - € 652,52)
Maximale
huurgrens
(€ 652,52 - € 878)
> € 878
Bron: WoON, 2009
–
€ 878
< € 33.614
45,3
58,7
€ 33.614 - € 43.000
31,4
42,2
€ 43.000 – 2x modaal
23,8
31,3
> 2x modaal
10,9
15,3
Totaal
34,8
45,6
< € 33.614
-
-
€ 33.614 - € 43.000
-
-
€ 43.000 – 2x modaal
-
-
> 2x modaal
25,2
35,0
Totaal
25,2
35,0
Tabel 2.10
Netto huurquote en netto woonquote (%) van huurders, uitgesplitst naar inkomensgroep en huurprijsklasse, Groot-Rijnmond
Huurprijsklasse
Inkomensgroep
Netto
Netto woonquote
huurquote < Kortingsgrens (€ 361,66)
Kortingsgrens - aftoppingsgrens (€ 361,66 - € 554,76)
Aftoppingsgrens
–
maximale
huurgrens (€ 554,76 - € 652,52)
Maximale
huurgrens
(€ 652,52 - € 878)
> € 878
Bron: WoON, 2009
–
€ 878
< € 33.614
19,0
35,5
€ 33.614 - € 43.000
13,6
23,3
€ 43.000 – 2x modaal
10,2
17,6
> 2x modaal
6,6
11,7
Totaal
17,2
31,7
< € 33.614
25,9
40,7
€ 33.614 - € 43.000
20,1
29,5
€ 43.000 – 2x modaal
15,3
23,3
> 2x modaal
10,7
16,6
Totaal
22,8
35,4
< € 33.614
33,0
48,4
€ 33.614 - € 43.000
25,1
34,8
€ 43.000 – 2x modaal
19,1
27,1
> 2x modaal
13,1
18,7
Totaal
27,3
39,5
< € 33.614
46,9
61,6
€ 33.614 - € 43.000
32,1
41,5
€ 43.000 – 2x modaal
24,4
32,1
> 2x modaal
16,8
22,7
Totaal
33,0
43,7
-
-
€ 33.614 - € 43.000
37,0
44,2
€ 43.000 – 2x modaal
40,4
48,7
> 2x modaal
21,2
26,1
Totaal
47,6
53,4
< € 33.614
3
Telefonisch veldwerk: respons en kenmerken van huishoudens
3.1
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de respons van het telefonisch veldwerk en de kenmerken van de ondervraagde huishoudens.
3.2
Respons van het telefonisch veldwerk
Na opschoning van het internetbestand en selectie van alleen verhuisgeneigde huishoudens resteerde een bestand van 369 personen. Hieronder wordt beschreven hoe de respons van het telefonisch veldwerk is uitgevallen: • 369 potentiële respondenten; • 78 niet bereikt, ondanks herhaaldelijk bellen; • 291 bereikt; • 235 geslaagde enquêtes; • 32 personen wilden niet meewerken; • 6 personen met onjuist telefoonnummer; • 18 personen: anders: hierbij kunnen verschillende redenen een rol spelen. Het responspercentage is 235/291= 81% (uitgaande van de bereikte personen). Op basis van het totale bestand bedraagt het responspercentage 235/369=64%
3.3
Kenmerken van de respondenten
Deze paragraaf behandelt de belangrijkste kenmerken van de respondenten. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de huishoudenssamenstelling, de leeftijdsopbouw, het inkomen en de woonduur.
Huishoudenssamenstelling Tabel 3.1 geeft inzicht in de huishoudenssamenstelling van de ondervraagde huishoudens. Hierbij worden inwonende kinderen die de vragenlijst hebben beantwoord (7 gevallen) gezien als alleenstaanden (indien ze geen partner hebben: 6 gevallen) of tweepersoonshuishoudens (indien ze een partner hebben: 1 geval). Dit is immers de huishoudenssamenstelling die na de geplande verhuizing van toepassing is. Duidelijk is dat de categorie ‘ paar zonder kinderen’ de meest voorkomende groep is.
Tabel 3.1
Huishoudenssamenstelling van de respondenten, absolute aantallen en kolompercentages
Type huishouden
N
%
Alleenstaand
44
18,7
Paar zonder kinderen
136
57,9
Paar met kinderen
44
18,7
Eenoudergezin
11
4,7
Totaal
235
100,0
Leeftijd De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 54,6 jaar. De jongste respondent is 20 jaar, de oudste 88. Tabel 3.2 geeft een meer gedetailleerd overzicht van de leeftijdsopbouw. Duidelijk is dat er relatief veel respondenten zijn met een leeftijd tussen de 60 en de 70 jaar. Tabel 3.2
Leeftijd van de respondenten (hoofdbewoner), absolute aantallen en kolompercentages
Leeftijdscategorie
N
%
<30 jaar
23
9,8
30 t/m 44 jaar
44
18,7
45 t/m 59 jaar
58
24,7
60 t/m 69 jaar
71
30,2
70 jaar en ouder
39
16,6
Totaal
235
100,0
In tabel 3.3 wordt de leeftijd van de respondenten afgezet tegen de huishoudensamenstelling. Duidelijk is dat de meeste respondenten te vinden zijn in de categorie ‘paar zonder kinderen’ van 60 tot en met 69 jaar en de categorie ‘ paar zonder kinderen’ van 70 jaar en ouder. Tabel 3.3
Kruistabel van leeftijd en huishoudenstype (absolute aantallen)
Leeftijdscategorie
Alleenstaand
Paar zonder
Paar met kin-
kinderen
deren
Eenoudergezin
<30 jaar
10
8
3
2
30 t/m 44 jaar
16
6
21
1
45 t/m 59 jaar
7
27
17
7
60 t/m 69 jaar
6
61
3
1
70 jaar en ouder
5
34
0
0
Totaal
44
136
44
11
Inkomen Tabel 3.4 geeft inzicht in de inkomensverdeling van de ondervraagde huishoudenstypen. Hierbij hebben we ons gebaseerd op de belastbare inkomens die de respondenten hebben doorgegeven via de website www.middeninkomensgroepen.nl. Duidelijk wordt dat de respondenten relatief evenwichtig verspreid zijn over de verschillende onderscheiden inkomenscategorieën. Wel verschilt de inkomensverdeling per huishoudenstype; alleenstaanden behoren duidelijk vaker tot de laagste van de drie onderscheiden inkomenscategorieën dan de overige huishoudenstypen (zie tabel 3.5).
Tabel 3.4
Belastbaar inkomen van de respondenten (huishoudensniveau), absolute aantallen en kolompercentages
Inkomen
N
%
tussen € 33.614 en € 37.500
93
39,6
tussen € 37.500 en € 42.500
78
33,2
tussen € 42.500 en € 45.000
62
26,4
Weet niet / wil niet zeggen Totaal
Tabel 3.5
2
,9
235
100
Kruistabel van inkomen en huishoudenstype (kolompercentages)
Inkomen
Alleenstaand
Paar zonder
Paar met kin-
kinderen
deren
Eenoudergezin
tussen € 33.614 en € 37.500
52
38
32
36
tussen € 37.500 en € 42.500
30
34
34
36
tussen € 42.500 en € 45.000
16
28
32
27
Weet niet / wil niet zeggen Totaal
2
0
2
0
100 (n=44)
100 (n=136)
100 (n=44)
100 (n=11)
Woonduur Tabel 3.6 geeft inzicht in de woonduur van de respondenten, uitgesplitst naar leeftijdscategorie. Deze tabel laat zien dat twee op de drie (66%) respondenten al langer dan tien jaar in hun huidige woning wonen. Ook bestaat er een duidelijk positief verband tussen de leeftijd van de hoofdbewoner en de woonduur. Tabel 3.6
Woonduur van de respondenten, uitgesplitst naar leeftijd (kolompercentages)
Woonduur
<30 jaar
30 t/m 44
45 t/m 59
60 t/m 69
70 jaar en
jaar
jaar
jaar
ouder
Korter dan 5 jaar
61
41
28
13
3
5 tot 10 jaar
9
21
5
10
3
Langer dan 10 jaar
30
39
67
78
95
Totaal
100 (n=23)
100 (n=44)
100 (n=58)
100 (n=71)
100 (n=39)
4
Huidige woonsituatie van de huishoudens
4.1
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de huidige woonsituatie van de ondervraagde huishoudens. Achtereenvolgens besteden we aandacht aan de eigendomsverhouding, het woningtype en de woonlasten.
4.2
Eigendomsverhouding van de woning
Tabel 4.1 geeft inzicht in de eigendomsverhouding van de huidige woning van de respondenten. Duidelijk is dat de meerderheid van de respondenten een sociale huurwoning bewoont. Waarschijnlijk gaat het hier voor een belangrijk deel om huurders van QuaWonen. Tabel 4.1
Eigendomsverhouding (huidige woning)van de respondenten, absolute aantallen en kolompercentages
Eigendomsverhouding
N
%
Koopwoning
80
34
Huurwoning van woningcorporatie
133
56,6
Huurwoning van particuliere verhuurder
20
8,5
Inwonend Totaal
2
0,9
235
100
Tabel 4.2 geeft weer hoe de huur-koopverhoudingen liggen onder de verschillende inkomensgroepen, huishoudenstypen en leeftijdscategorieën. Over het algemeen blijken de verschillen tussen de diverse categorieën betrekkelijk beperkt te zijn. Wel valt op dat oudere huishoudens met een middeninkomen vaker in een koopwoning wonen dan jongere huishoudens met een middeninkomen.
Tabel 4.2
Huur-koopverhouding, uitgesplitst naar type huishouden, inkomen en leeftijdscategorie (rijpercentages) Koop
Huur
Totaal
Type huishouden Alleenstaand
28
72
100
Paar zonder kinderen
39
61
100
Paar met kinderen
23
77
100
Eenoudergezin
46
55
100
Totaal
34
66
100
tussen € 33.614 en € 37.500
29
71
100
tussen € 37.500 en € 42.500
39
62
100
Inkomen
tussen € 42.500 en € 45.000
36
64
100
Totaal
34
66
100
<30 jaar
27
73
100
30 t/m 44 jaar
19
81
100
45 t/m 59 jaar
28
72
100
60 t/m 69 jaar
41
59
100
70 jaar en ouder
54
46
100
Totaal
34
66
100
Leeftijdscategorie
4.3
Woningtype
Tabel 4.3 geeft inzicht in het woningtype van de huidige woning van de respondenten. Duidelijk wordt dat verreweg de meeste respondenten een eengezinswoning bewonen. Tabel 4.4. geeft inzicht in de relatie tussen woningtype en eigendomsverhouding. De tabel laat zien dat de kleine meergezinswoningen zich relatief vaak in de huursector bevinden, terwijl de grotere eengezinswoningen relatief vaak koopwoningen zijn. Tabel 4.3
Woningtype van de respondenten (huidige woning), absolute aantallen en kolompercentages
Woningtype
N
%
Meergezinswoning (flat, appartement, bovenwoning), maximaal 3
30
12,8
12
5,1
Eengezinswoning, maximaal 4 kamers (woon- en slaapkamers)
128
54,5
Eengezinswoning, 5 of meer kamers (woon- en slaapkamers)
61
26,0
Specifieke ouderenwoning
1
0,4
kamers (woon- en slaapkamers) Meergezinswoning (flat, appartement, bovenwoning), 4 of meer kamers (woon- en slaapkamers)
Inwonend of woningtype niet bekend Totaal
3
1,3
235
100
Tabel 4.4
Woningtype van de respondenten, uitgesplitst naar eigendomsverhouding (rijpercentages)
Woningtype
Koop
Huur
Totaal
20
80
100
42
58
100
Eengezinswoning, maximaal 4 kamers (woon- en slaapkamers)
31
69
100
Eengezinswoning, 5 of meer kamers (woon- en slaapkamers)
48
53
100
Specifieke ouderenwoning
0
100
100
Meergezinswoning (flat, appartement, bovenwoning), maximaal 3 kamers (woon- en slaapkamers) Meergezinswoning (flat, appartement, bovenwoning), 4 of meer kamers (woon- en slaapkamers)
4.4
Woonlasten
Deze paragraaf gaat in op de huidige woonlasten van de respondenten, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen huurders en eigenaar-bewoners.
Woonlasten in de huursector Tabel 4.5 geef inzicht in de kale huurprijs (huurprijs zonder servicekosten en zonder kosten voor gas/licht en water) die de hurende respondenten maandelijks betalen. Het merendeel van de genoemde respondenten betaalt een kale huurprijs die ligt tussen de 362 € en de 518 €. In totaal 14% van de hurende huishoudens met een middeninkomen betaalt een kale huurprijs die ligt boven de liberaliseringsgrens van € 653. Tabel 4.5
Maandelijkse kale huurprijs van de hurende respondenten, absolute aantallen en kolompercentages
Kale huurprijs
N
%
minder dan 362 Euro
6
4%
362 Euro - 518 Euro
95
62%
519 Euro - 653 Euro
27
18%
654 Euro - 750 Euro
9
6%
meer dan 750 Euro
12
8%
Weet niet / wil niet zeggen/onbekend
4
3%
153
100%
Totaal
In tabel 4.6 wordt de maandelijkse kale huurprijs die hurende respondenten betalen uitgesplitst naar inkomenscategorie. De tabel laat zien dat er geen duidelijke relatie bestaat tussen de kale huurprijs enerzijds, en het inkomen van het huishouden anderzijds.
Tabel 4.6
Maandelijkse kale huurprijs van de hurende respondenten, uitgesplitst naar inkomenscategorie, absolute aantallen en kolompercentages
Kale huurprijs
€ 33.614 - € 37.500
€ 37.500- € 42.500
€ 42.500 - € 45.000
minder dan 362 Euro
3 (5%)
1 (2%)
2 (5%)
362 Euro - 518 Euro
44 (70%)
28 (60%)
23 (59%)
519 Euro - 653 Euro
8 (13%)
10 (21%)
9 (23%)
654 Euro - 750 Euro
3 (5%)
3 (6%)
3 (8%)
meer dan 750 Euro
5 (8%)
5 (11%)
2 (5%)
63 (100%)
47 (100%)
39 (100%)
Totaal
Tabel 4.7 geeft aan hoeveel de hurende respondenten maandelijks kwijt zijn aan gas, water en licht. De grootste groep hurende respondenten (44%) spendeert hier per maand minder dan 150 Euro aan. Een kwart van de hurende respondenten is maandelijks tussen de 150 en de 184 Euro aan gas, water en licht kwijt. Tabel 4.7
Maandelijkse uitgaven aan gas, water en licht van de hurende respondenten
Maandelijkse uitgaven aan GWL
N
%
minder dan 150 Euro
67
44
150 Euro - 184 Euro
39
25
185 Euro - 219 Euro
13
8
220 Euro - 264 Euro
14
9
265 Euro of meer
3
2
Weet niet / wil niet zeggen/onbekend
17
11
Totaal
153
100
In tabel 4.8 worden de resultaten van tabel 4.7 uitgesplitst naar woningtype. Om voldoende celvulling te krijgen, wordt er hierbij alleen onderscheid gemaakt naar eengezinswoningen en meergezinswoningen. De tabel laat zien dat de uitgaven aan gas, water en licht gemiddeld genomen wat hoger liggen in eengezinswoningen dan in meergezinswoningen. Dit is overigens niet verwonderlijk omdat eengezinswoningen over het algemeen ook groter zijn. Tabel 4.8
Maandelijkse uitgaven aan gas, water en licht van de hurende respondenten, uitgesplitst naar woningtype, absolute aantallen en kolompercentages
Maandelijkse uitgaven aan GWL
Meergezinswoningen
Eengezinswoningen
minder dan 150 Euro
18 (67%)
49 (45%)
150 Euro - 184 Euro
7 (26%)
32 (29%)
185 Euro - 219 Euro
1 (4%)
12 (11%)
220 Euro - 264 Euro
1 (4%)
13 (12%)
265 Euro of meer Totaal
0 (0%)
3 (3%)
27 (100%)
109 (100%)
Woonlasten in de koopsector De woonlasten voor de koopsector bestaan uit de hypotheekrentekosten en de eventuele aflossingsen premiekosten van de hypotheek, verminderd met de hypotheekrenteaftrek. Tabel 4.9 geeft inzicht in deze kosten. In totaal 55% van de huishoudens in een koopwoning blijkt maandelijkse netto hypotheeklasten van minder dan 400 Euro te hebben. Maandelijkse netto hypotheeklasten van meer dan 800 Euro komen voor bij 10% van de huishoudens in een koopwoning. In tabel 4.10 wordt voor elk van de categorieën uit tabel 4.9 de gemiddelde leeftijd van het hoofd van het huishouden weergegeven. Er blijkt een duidelijke relatie bestaan tussen de leeftijd van het hoofd van het huishouden enerzijds, en de maandelijkse netto hypotheeklast anderzijds. Huishoudens met geen hypotheeklasten (hetgeen waarschijnlijk betekent dat de hypotheek al is afgelost) of lage hypotheeklasten, zijn gemiddeld genomen duidelijk ouder dan huishoudens met hogere hypotheeklasten. Tabel 4.9
Maandelijkse netto hypotheeklasten van respondenten met een koopwoning, absolute aantallen en kolompercentages
Netto hypotheeklasten
N
%
Geen hypotheeklasten
12
15
Tussen 1 en 400 Euro
32
40
401-600 Euro
10
12,5
601-800 Euro
10
12,5
Meer dan 800 Euro
8
10
Weet niet
8
10
Totaal
80
100
Tabel 4.10
Maandelijkse netto hypotheeklasten van respondenten met een koopwoning: gemiddelde leeftijd van het hoofd van het huishouden per categorie
Netto hypotheeklasten Geen hypotheeklasten
Gemiddelde leeftijd hoofd huishouden 68
Tussen 1 en 400 Euro
65
401-600 Euro
56
601-800 Euro
49
Meer dan 800 Euro.
48
Weet niet
54
Waarde van koopwoningen De woonlasten van respondenten die in een koopwoning wonen zijn niet alleen afhankelijk van de hypotheeklasten maar ook van de waarde van de woning (via het eigenwoningforfait en de lokale belastingen). Tabel 4.11 geeft inzicht in deze woningwaarde. Bij het leeuwendeel van de respondenten met een koopwoning blijkt de WOZ-waarde tussen de 150.000 Euro en de 300.000 Euro te liggen. In tabel 4.12 wordt weergegeven in welke mate de gemiddelde WOZ-waarde differentieert naar leeftijd, inkomen en woningtype. Deze tabel laat zien dat met name eigenaar-bewoners met een leeftijd boven de 70 jaar relatief dure woningen bezitten.
Tabel 4.11
WOZ-waarde woning respondenten met een koopwoning, absolute aantallen en kolompercentages
WOZ-waarde
N
%
< € 150.000
3
3,8
€ 150.000 - € 225.000
31
38,8
€ 225.000 - € 300.000
25
31,3
Meer dan € 300.000
16
20,0
Weet niet
5
6,3
Totaal
80
100
Tabel 4.12
Gemiddelde WOZ-waarde van de woning van respondenten met een koopwoning, uitgesplitst naar leeftijd, inkomen en woningtype
Leeftijd
Gemiddelde WOZ-waarde
<30 jaar
231.000 € (n=4)
30 t/m 44 jaar
188.000 € (n=8)
45 t/m 59 jaar
254.000 € (n=15)
60 t/m 69 jaar
250.000 € (n=27)
70 jaar en ouder
289.000 € (n=21)
Inkomen Tussen € 33.614 en € 37.500
254.000 € (n=25)
Tussen € 37.500 en € 42.500
247.000 € (n=28)
Tussen € 42.500 en € 45.000
265.000 € (n=21)
Woningtype
Meergezinswoning, maximaal 3 kamers Meergezinswoning, 4 of meer kamers (woonen slaapkamers) Eengezinswoning, maximaal 4 kamers Eengezinswoning, 5 of meer kamers
Tabel 4.13
233.000 € (n=5) 261.000 € (n=5) 253.000 € (n=39) 258.000 € (n=26)
Maandelijkse uitgaven aan gas, water en licht van de respondenten met een koopwoning, absolute aantallen en kolompercentages
Maandelijkse uitgaven aan GWL
N
%
minder dan 150 Euro
22
28
150 Euro - 184 Euro
19
24
185 Euro - 219 Euro
17
21
220 Euro - 264 Euro
7
9
265 Euro of meer
5
6
Weet niet / wil niet zeggen/onbekend
10
13
Totaal
80
100
Tabel 4.14
Maandelijkse uitgaven aan gas, water en licht van de respondenten met een koopwoning uitgesplitst naar woningtype, absolute aantallen en kolompercentages
Maandelijkse uitgaven aan GWL
Meergezinswoningen
Eengezinswoningen
Minder dan 150 Euro
9 (82%)
13 (22%)
150 Euro - 184 Euro
0 (0%)
19 (32%)
185 Euro - 219 Euro
2 (18%)
15 (25%)
220 Euro - 264 Euro
0 (0%)
7 (12%)
265 Euro of meer
0 (0%)
5 (9%)
11 (100%)
59 (100%)
Totaal
Tenslotte is ook voor de respondenten met een koopwoning gekeken naar de kosten van gas, water en licht (tabellen 4.13 en 4.14). Wanneer we de resultaten van de tabellen 4.7 en 4.13 met elkaar vergelijken, dan wordt duidelijk dat respondenten met een koopwoning door de bank genomen iets meer uitgeven aan gas, water en licht dan respondenten met een huurwoning. Ook in de koopsector liggen de uitgaven aan gas, water en licht hoger bij bewoners van een eengezinswoning dan bij bewoners van een meergezinswoning (tabel 4.14).
5
Verhuisredenen
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt nagegaan of, en zo ja op welke termijn, de ondervraagde huishoudens met een middeninkomen willen verhuizen, waarom ze willen verhuizen en hoe snel ze denken een passende woning te kunnen vinden.
5.2
Verhuisgeneigdheid
Bij het telefonische veldwerk zijn alleen huishoudens benaderd die op de website www.middeninkomens.nl hebben aangegeven zeker of misschien binnen een termijn van drie jaar te willen verhuizen. Met behulp van de telefonische vragenlijst is vervolgens nagegaan welk deel van deze huishoudens binnen 1 jaar wenst te verhuizen (zie tabel 5.1). Tabel 5.1 laat zien dat meer dan de helft van de respondenten (52%) simpelweg niet weet of ze al dan niet binnen één jaar zullen verhuizen. Waarschijnlijk speelt onzekerheid over de woningmarktpositie hierbij een rol; men wil wel verhuizen maar weet niet of het ook zal lukken om binnen het jaar een geschikte woning te vinden. Tabel 5.1
Van plan om binnen één jaar te verhuizen, absolute aantallen en kolompercentages?
Verhuizen binnen 1 jaar?
N
%
Ja
65
28
Nee
46
20
Misschien
123
52
Totaal
234
100
Aan de huishoudens die niet of misschien van plan zijn om binnen één jaar te verhuizen is vervolgens gevraagd of ze van plan zijn om binnen drie jaar te verhuizen (tabel 5.2). In totaal 48% van de respondenten is er behoorlijk zeker van binnen drie jaar te verhuizen. Nog eens 34% geeft aan misschien in de komende drie jaar te willen verhuizen. Tot slot blijkt 18% van de respondenten niet verhuisgeneigd te zijn (het gaat hier om 42 huishoudens: 28 huurders en 14 eigenaar-bewoners). Dit is opvallend omdat er voor het telefonisch veldwerk in principe alleen huishoudens zijn geselecteerd die zeker of misschien willen verhuizen. Er zijn twee verklaringen voor dit fenomeen: 1. Een deel van de huishoudens is verhuisd tussen het moment dat ze de website hebben ingevuld, en het moment dat het telefonisch veldwerk is afgenomen. Omdat ze net in een nieuwe woning wonen, zullen deze huishoudens in de regel niet meer verhuisgeneigd zijn. 2. Een deel van de huishoudens is van gedachte veranderd met betrekking tot de voorgenomen verhuizing. Uiteindelijk resteren er 192 huishoudens die (misschien) van plan zijn om binnen drie jaar te verhuizen. In de rest van dit rapport wordt steeds gewerkt met dit aantal van 192 verhuisgeneigde huishoudens. Tabel 5.3 geeft weer hoe verhuisgeneigdheid verdeeld is naar huishoudenstype, inkomen en leeftijdscategorie. Uit de tabel blijkt dat er geen al te grote verschillen tussen de verschillende categorieën be-
staan. Dit betekent dat de gegevens zoals die gepresenteerd zijn in de hoofdstukken 3 en 4 ook representatief zijn voor de verhuisgeneigde huishoudens. Tabel 5.2
Van plan om binnen drie jaar te verhuizen, absolute aantallen en kolompercentages?
Verhuizen binnen 3 jaar?
N
%
Ja, wil binnen 1 jaar verhuizen
65
28
Ja, wil binnen 1 tot 3 jaar verhuizen
47
20
Misschien
80
34
Nee
42
18
Totaal
234
100
Tabel 5.3
Verhuisgeneigdheid, uitgesplitst naar type huishouden, inkomen en leeftijdscategorie (rijpercentages) Verhuisgeneigd
Niet verhuisgeneigd
Totaal
Type huishouden Alleenstaand
89
11
100
Paar zonder kinderen
79
21
100
Paar met kinderen
80
21
100
Eenoudergezin
91
9
100
Totaal
82
18
100
86
14
100
Inkomen tussen € 33.614 en € 37.500 tussen € 37.500 en € 42.500
81
19
100
tussen € 42.500 en € 45.000
77
23
100
Totaal
82
18
100
<30 jaar
96
4
100
30 t/m 44 jaar
82
18
100
45 t/m 59 jaar
78
22
100
60 t/m 69 jaar
79
21
100
70 jaar en ouder
85
15
100
Totaal
82
18
100
Leeftijdscategorie
5.3
Verhuisredenen
Tabel 5.4 geeft inzicht in de redenen die de 192 verhuisgeneigde huishoudens hebben om te willen verhuizen. De redenen ‘gezondheid of hogere leeftijd’ en ‘ de wens voor een kleinere woning’ blijken de belangrijkste verhuismotieven te zijn. Dit hangt uiteraard samen met de gemiddeld hoge leeftijd van de respondenten. Daarnaast zijn er ook opvallend veel respondenten die aangeven te willen huren i.p.v. te kopen.
Tabel 5.4
Verhuisredenen van verhuisgeneigde respondenten (rijpercentages)
Verhuismotief
Wel een reden
Geen reden
Totaal
Verandering in werk of studie
15,6
84,4
100
Zelfstandig gaan wonen
7,3
92,3
100
Veranderingen in de huishoudenssamenstelling (sa-
23,4
76,6
100
menwonen, kindje op komst) Gezondheid of hogere leeftijd
47,9
42,1
100
De wens om te willen kopen i.p.v. huren
15,61
84,4
100
De wens om te willen huren i.p.v. kopen
29,72
70,3
100
Goedkoper willen wonen
21,9
82,1
100
Te verwachten extra sterke jaarlijkse huurverhoging
11,0
89,0
100
De wens voor betere woning
30,2
69,8
100
De wens voor een grotere woning
20,3
79,7
100
De wens voor een kleinere woning
41.1
59,9
100
De wens voor een woning met (meer) tuin of balkon
18,8
81,8
100
Ontevredenheid met de huidige buurt
14,1
85,9
100
voor huishoudens in sociale huurwoning met een hoger inkomen
Andere verhuisredenen Van de 192 verhuisgeneigde respondenten gaven er 91 aan nog een reden te hebben om te verhuizen die niet in tabel 5.4 wordt genoemd. Hierbij werd een groot aantal verschillende redenen genoemd, veelal in de persoonlijke sfeer. Snel een andere woning gevonden? Tabel 5.5 geeft inzicht in de mate waarin de verhuisgeneigde respondenten snel een andere, passende woning denken te vinden. De tabel laat duidelijk zien dat de meeste respondenten wat dit betreft niet erg optimistisch zijn. Tabel 5.5
Denkt snel een andere, passende woning te vinden, absolute aantallen en kolompercentages
Denkt snel een passende woning te vinden?
N
%
Ja
34
18
Misschien
36
19
Nee
118
61
Weet niet Totaal
4
2
192
100
Aan de 118 verhuisgeneigde respondenten die verwachten problemen te ondervinden bij het vinden van het passende woning, is gevraagd naar de achtergrond van deze problemen (tabel 5.6). Er zijn twee redenen die door een grote meerderheid van de respondenten worden genoemd: het gebrek aan passend woningaanbod en de nieuwe regels die de toegankelijkheid van de sociale huursector beperken. Redenen die betrekking hebben op de koopsector worden relatief weinig door de respondenten genoemd.
1 2 2
Dit percentage heeft betrekking op 26 huurders en 3 eigenaar-bewoners. Dit percentage heeft betrekking op 47 eigenaar-bewoners en 9 huurders. Dit percentage heeft betrekking op 47 eigenaar-bewoners en 9 huurders.
Tabel 5.6
Redenen waarom men verwacht niet snel een passende woning te kunnen vinden (rijpercentages)
Reden
Wel een reden
Geen reden
Totaal
Er is te weinig passend woningaanbod
81
19
100
De verwachting de huidige woning niet snel ver-
9
91
100
41
59
100
kocht te krijgen De aanwezigheid van lange wachtlijsten voor sociale huurwoningen Te hoge huurprijzen van particuliere huurwoningen
54
46
100
De hoge prijzen van voor mij geschikte koopwonin-
28
72
100
23
77
100
80
20
100
gen Mogelijke terughoudendheid van banken bij hypotheekverstrekking Nieuwe regels die de toegankelijkheid van de sociale huursector beperken
6
Woonwensen
6.1
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de woonwensen van de verhuisgeneigde huishoudens met een middeninkomen. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan de gewenste eigendomsverhouding, de gewenste woning en de gewenste kenmerken van de buurt.
6.2
Gewenste eigendomsverhouding
Aan de 192 verhuisgeneigde respondenten is gevraagd wat de gewenste eigendomsverhouding is van de woning waarnaar ze op zoek zijn. Tabel 6.1 geeft de resultaten. Uit de tabel komt een overweldigende voorkeur voor het huren van een woning naar voren. Omdat er zo weinig respondenten kiezen voor een koopwoning of een KoopGarantwoning (waarbij het opvallend is dat de laatstgenoemde eigendomsvorm nog populairder is dan de eerste), zullen deze beide categorieën in het vervolg van de analyse bij elkaar worden gevoegd. Tabel 6.1
Gewenste eigendomsverhouding van de verhuisgeneigde respondenten, absolute aantallen en kolompercentages
Gewenste eigendomsverhouding
N
%
Huur
145
76
Koop
13
7
KoopGarant
15
8
Weet niet / geen voorkeur
19
10
Totaal
192
100
Tabel 6.2 laat zien hoe de gewenste eigendomsverhouding verschilt naar huishoudenstype, inkomen, leeftijd en huidige eigendomsverhouding. Wat betreft huishoudenstype en inkomen zijn er geen spectaculaire verschillen tussen de diverse categorieën. Voor wat betreft leeftijd kan worden geconstateerd dat huishoudens onder de 45 jaar beduidend vaker willen kopen dan oudere huishoudens. Tot slot is het opvallend dat ook verhuisgeneigde huishoudens die nu nog in een koopwoning wonen in grote meerderheid een voorkeur hebben voor de huursector.
Tabel 6.2
Gewenste eigendomsverhouding, uitgesplitst naar type huishouden, inkomen, leeftijdscategorie en huidige eigendomsverhouding (rijpercentages) Huren
Kopen/KoopGarant
Totaal
Type huishouden Alleenstaand
80
20
100
Paar zonder kinderen
90
10
100
Paar met kinderen
73
27
100
Eenoudergezin
67
33
100
Totaal
84
16
100
Tussen € 33.614 en € 37.500
87
13
100
Tussen € 37.500 en € 42.500
78
22
100
Tussen € 42.500 en € 45.000
86
14
100
Weet niet / wil niet zeggen
100
0
100
Totaal
84
16
100
53
47
100
Inkomen
Leeftijdscategorie <30 jaar 30 t/m 44 jaar
66
34
100
45 t/m 59 jaar
86
14
100
60 t/m 69 jaar
96
4
100
70 jaar en ouder
91
9
100
Totaal
84
16
100
Huurwoning
82
18
100
Koopwoning
85
15
100
Totaal
100
0
100
Huidige eigendomsverhouding
6.3
Gewenste woning
In deze paragraaf gaan we in op de kenmerken van de gewenste woning, waarbij steeds een onderscheid wordt gemaakt tussen huishoudens die willen kopen en huishoudens die willen huren. Daarnaast wordt ook een onderscheid gemaakt naar leeftijd. Dit omdat verwacht kan worden dat er een sterke samenhang bestaat tussen leeftijd en woonvoorkeuren.
Gewenst woningtype Tabel 6.3 geeft inzicht in het woningtype dat de verhuisgeneigde respondenten wensen. De tabel laat zien dat er een grote voorkeur bestaat voor het woningtype ‘ flat/appartement’. Tabel 6.4 laat zien in hoeverre deze voorkeur verschilt naar gewenste eigendomsverhouding. Opvallend in deze tabel is dat de belangstellenden voor een eengezinswoning relatief vaak willen kopen, terwijl de belangstellenden voor een meergezinswoning in grote meerderheid kiezen voor een huurwoning. In tabel 6.5 wordt de informatie uit tabel 6.3 uitgesplitst naar leeftijd. In deze tabel valt op dat de eengezinswoningen eigenlijk alleen maar worden gevraagd door huishoudens onder de 60 jaar, terwijl de 60-plussers een overweldigende voorkeur hebben voor het woningtype ‘ flat/appartement’. Tot slot geeft tabel 6.6 weer hoe het gewenste woningtype verschilt naar huishoudenstype. Deze tabel maakt duidelijk dat met name alleenstaanden en paren zonder kinderen een sterke voorkeur voor een flat/appartement hebben. Paren met kinderen en eenoudergezinnen kiezen daarentegen relatief vaak voor een rijtjeswoning.
Tabel 6.3
Gewenst woningtype van de verhuisgeneigde respondenten, absolute aantallen en kolompercentages
Gewenste woningtype
N
%
Woning in rijtje
42
22
Hoekwoning
12
6
2-onder-1 kap
2
1
Vrijstaande woning
1
1
Flat, appartement
116
60
Benedenwoning
5
3
Iets anders
5
3
Weet niet Totaal
Tabel 6.4
9
5
192
100
Gewenst woningtype van de verhuisgeneigde respondenten, uitgesplitst naar gewenste eigendomsverhouding, absolute aantallen en kolompercentages
Gewenst woningtype
Wil huren
Wil kopen / KoopGarant
Woning in rijtje
68
32
Hoekwoning
67
33
2-onder-1 kap
50
50
Vrijstaande woning
-
-
Flat, appartement
93
7
Benedenwoning
75
25
Iets anders
50
50
Totaal
84
16
Tabel 6.5
Gewenst woningtype van de verhuisgeneigde respondenten, uitgesplitst naar leeftijdscategorie , absolute aantallen en kolompercentages
Gewenst woningtype
< 30 jaar
30-44
45-59
60-69
jaar
jaar
jaar
>69 jaar
Woning in rijtje
12 (60%)
15 (47%)
12 (27%)
3 (6%)
0 (0%)
Hoekwoning
3 (15%)
8 (25%)
1 (2%)
0 (0%)
0 (0%)
2-onder-1 kap
0 (0%)
0 (0%)
2 (5%)
0 (0%)
0 (0%)
Vrijstaande woning
0 (0%)
0 (0%)
1 (2%)
0 (0%)
0 (0%)
Flat, appartement
4 (20%)
7 (22%)
27 (61%)
47 (96%)
31 (97%)
Benedenwoning
1 (5%)
0 (0%)
1 (2%)
2 (4%)
1 (3%)
Iets anders
0 (0%)
2 (6%)
0 (0%)
3 (6%)
0 (0%)
20 (100%)
32 (100%)
44 (100%)
55 (100%)
32 (100%)
Totaal
Tabel 6.6
Gewenst woningtype van de verhuisgeneigde respondenten, uitgesplitst naar huishoudenstype, absolute aantallen en kolompercentages
Gewenst woningtype
Alleenstaand
Paar
Paar met
Eenouder-
zonder
kinderen
gezin
kinderen Woning in rijtje
8 (22%)
14 (13%)
15 (47%)
5 (50%)
Hoekwoning
4 (11%)
3 (3%)
5 (16%)
0 (0%)
2-onder-1 kap
0 (0%)
1 (1%)
1 (3%)
0 (0%)
Vrijstaande woning
0 (0%)
1 (1%)
0 (0%)
0 (0%)
Flat, appartement
23 (64%)
80 (76%)
9 (28%)
4 (40%)
1 (3%)
3 (3%)
0 (0%)
1 (10%)
Benedenwoning Iets anders Totaal
0 (0%)
3 (3%)
2 (6%)
0 (0%)
36 (100%)
105 (100%)
32 (100%)
10 (100%)
Tuin of balkon? Tabel 6.7 laat zien in hoeverre de verhuisgeneigde respondenten een tuin of balkon wensen. In totaal 85% van de verhuisgeneigde respondenten kiest voor een dergelijke voorziening. Uiteraard zullen belangstellenden voor een eengezinswoning hierbij opteren voor een tuin, terwijl belangstellenden voor een appartement een balkon zullen wensen. Tabel 6.7
Mate waarin de verhuisgeneigde respondenten een tuin of balkon wensen, absolute aantallen en kolompercentages
Tuin of balkon?
N
%
Met tuin of balkon
164
85
Zonder tuin of balkon
15
8
Maakt me niks uit
13
7
Totaal
192
100
Aantal kamers De gewenste woning van de verhuisgeneigde respondenten moet gemiddeld 3,46 kamers bevatten. Tabel 6.8 geeft aan hoe het gemiddelde gewenste kamertal verschilt per woningtype. Duidelijk wordt dat de eengezinswoningen gemiddeld over ongeveer vier kamers moeten beschikken, terwijl voor de meergezinswoningen een gemiddeld kamertal van ruim drie volstaat. Tabel 6.8
Gemiddeld gewenst aantal kamers, uitgesplitst naar woningtype
Gewenst woningtype
Gemiddeld gewenst aantal kamers
Woning in rijtje
3,9
Hoekwoning
4,1
2-onder-1 kap
4,5
Vrijstaande woning
4,0
Flat, appartement
3,2
Benedenwoning
3,2
Iets anders
3,8
Totaal
3,46
Oppervlakte woonkamer Tabel 6.9 geeft aan welke oppervlakte de woonkamer van de gewenste woning bij voorkeur moet hebben. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen eengezinswoningen (rijtjeswoning, twee-ondereen kapwoning of vrijstaande woning) en meergezinswoningen (flat, appartement, benedenwoning, bovenwoning/maisonette). De tabel laat zien dat de meeste verhuisgeneigden een behoorlijk grote woonkamer wensen; van de belangstellenden voor een meergezinswoning wil 44% een woonkamer met een oppervlakte van tenminste 35 vierkante meter. In tabel 6.10 wordt de informatie uit tabel 6.9 uitgesplitst naar huishoudenstype. Uit de tabel blijkt dat de verschillen tussen de diverse typen huishoudens relatief beperkt zijn. Tabel 6.9
Gewenste oppervlakte woonkamer, uitgesplitst naar gewenst woningtype, absolute aantallen en kolompercentages
Gewenste oppervlakte
Eengezinswoning
Meergezinswoning
Totaal
Minder dan 20 vierkante meter
0 (0%)
1 (1%)
1 (1%)
Tussen de 20 en 25 vierkante meter
9 (18%)
14 (14%)
23 (15%)
Tussen de 25 en 35 vierkante meter
31 (63%)
43 (42%)
74 (49%)
Meer dan 35 vierkante meter
9 (18%)
45 (44%)
54 (35%)
49 (100%)
103 (100%)
1523 (100%)
Totaal
Tabel 6.10
Gewenste oppervlakte woonkamer, uitgesplitst naar huishoudenstype, absolute aantallen en kolompercentages
Gewenste oppervlakte
Alleen-
Paar
Paar met
Eenouder-
staand
zonder
kinderen
gezin
kinderen Minder dan 20 vierkante meter
0 (0%)
1 (1%)
0 (0%)
0 (0%)
Tussen de 20 en 25 vierkante meter
5 (17%)
14 (14%)
4 (14%)
2 (33%)
Tussen de 25 en 35 vierkante meter
18 (60%)
46 (46%)
17 (59%)
2 (33%)
Meer dan 35 vierkante meter
7 (23%)
39 (39%)
8 (28%)
2 (33%)
30 (100%)
100 (100%)
29 (100%)
6 (100%)
Totaal
Oppervlakte woning Tabel 6.11 geeft inzicht in de totale woonoppervlakte die de gewenste woning bij voorkeur moet hebben. Wederom wordt er hierbij onderscheid gemaakt naar eengezinswoningen en meergezinswoningen. Duidelijk wordt dat meer dan de helft van de verhuisgeneigde respondenten (56%) opteert voor een woonoppervlak tussen de 80 en de 110 vierkante meter. In tabel 6.12 wordt de informatie uit tabel 6.11 uitgesplitst naar huishoudenstype. Deze tabel maakt duidelijk dat gezinnen met kinderen door de bank genomen meer woonoppervlak wensen dan de overige huishoudenstypen.
3 Dit totaal betreft slechts 152 waarnemingen omdat veel verhuisgeneigde respondenten de vraag naar de gewenste oppervlakte van de woonkamer hebben beantwoord met ‘weet niet’.
Tabel 6.11
Gewenst woonoppervlak, uitgesplitst naar gewenst woningtype, absolute aantallen en kolompercentages
Gewenst woonoppervlak minder dan 50 m2
Eengezinswoning
Meergezinswoning
Totaal
3 (6%)
1 (1%)
4 (3%)
tussen de 50 en 80 m2
6 (13%)
21 (23%)
27 (20%)
tussen de 80 en 110 m2
25 (53%)
52 (58%)
77 (56%)
tussen de 110 en 140 m2
12 (26%)
13 (14%)
25 (18%)
1 (2%)
3 (3%)
4 (3%)
47 (100%)
90 (100%)
1374 (100%)
meer dan 140 m2 Totaal
Tabel 6.12
Gewenst woonoppervlak, uitgesplitst naar huishoudenstype, absolute aantallen en kolompercentages
Gewenst woonoppervlak
Alleenstaand
minder dan 50 m2
1 (4%)
Paar zonder
Paar met
Eenouderge-
kinderen
kinderen
zin
0 (0%)
3 (12%)
0 (0%)
tussen de 50 en 80 m2
9 (32%)
16 (19%)
2 (8%)
1 (17%)
tussen de 80 en 110 m2
14 (50%)
54 (64%)
11 (42%)
3 (50%)
tussen de 110 en 140 m2
4 (14%)
12 (14%)
9 (35%)
1 (17%)
meer dan 140 m2
0 (0%)
2 (2%)
1 (4%)
1 (17%)
28 (100%)
84 (100%)
26 (100%)
6 (100%)
Totaal
Gelijkvloerse woning? In totaal wil maar liefst 57% van de respondenten een gelijkvloerse woning: een woning waarbij de woonkamer, de keuken, de badkamer en minstens één slaapkamer zich op dezelfde verdieping bevinden (zie tabel 6.13). Deze voorkeur voor gelijkvloerse woningen is niet verwonderlijk gezien de al eerder geconstateerde voorkeur voor appartementen. Zoals verwacht kan worden bestaat er ook een sterke positieve relatie tussen leeftijd en de voorkeur voor een gelijkvloerse woning. Tabel 6.13
Gelijksvloerse
Voorkeur voor een gelijkvloerse woning, uitgesplitst naar leeftijd, absolute aantallen en kolompercentages < 30 jaar
30-44 jaar
45-59 jaar
60-69 jaar
>69 jaar
Totaal
1 (5%)
2 (6%)
25 (56%)
51 (91%)
30 (91%)
109 (57%)
Nee
21 (95%)
34 (94%)
20 (44%)
5 (9%)
3 (9%)
83 (43%)
Totaal
22 (100%)
36 (100%)
45 (100%)
56 (100%)
33 (100%)
192 (100%)
woning? Ja
Seniorenwoning? Van de 192 verhuisgeneigde respondenten wil 40% een specifieke seniorenwoning. In totaal 12% kiest voor een seniorenwoning met zorgaanbod. Uiteraard bestaat er ook hier een sterke relatie met de leeftijd van de respondenten (zie tabel 6.14).
4
Ook hier hebben veel verhuisgeneigde respondenten de vraag beantwoord met ‘weet niet’.
Tabel 6.14
Voorkeur voor een specifieke seniorenwoning, uitgesplitst naar leeftijd, absolute aantallen en kolompercentages
Seniorenwoning? Ja, zonder zorgaanbod Ja, met zorgaanbod
< 30 jaar
30-44 jaar
45-59 jaar
60-69 jaar
>69 jaar
0 (0%)
0 (0%)
12 (27%)
29 (54%)
13 (39%)
Totaal 54 (28%()
0 (0%)
0 (0%)
2 (4%)
6 (11%)
15 (46%)
23 (12%)
Nee
22 (100%)
36 (100%)
31 969%)
19 (35%)
5 (15%)
113 (60%)
Totaal
22 (100%)
36 (100%)
45 (100%)
54 (100%)
33 (100%)
190 (100%)
Nieuwbouw of bestaande bouw? Tabel 6.15 geeft inzicht in de voorkeur voor hetzij nieuwbouw, hetzij bestaande bouw, van verhuisgeneigde huishoudens. Hoewel de meeste respondenten geen voorkeur voor één van deze typen hebben, laat de tabel niettemin zien dat er ook veel respondenten zijn die een nieuwbouwwoning prefereren boven een bestaande woning. Tabel 6.16 laat zien hoe de voorkeur voor respectievelijk nieuwbouw en bestaande bouw verdeeld is naar leeftijd, huishoudenstype, gewenste eigendomsverhouding en gewenst woningtype. Op basis van deze tabel kunnen de volgende twee conclusies worden getrokken: 1. Huishoudens die willen huren kiezen vaker voor een nieuwbouwwoning dan huishoudens die willen kopen; 2. Huishoudens die naar een eengezinswoning willen verhuizen kiezen vaker voor een nieuwbouwwoning dan huishoudens die naar een meergezinswoning willen verhuizen. Hierbij dient wel aangetekend te worden dat tabel 6.16 betrekking heeft op slechts een beperkt deel van de verhuisgeneigde huishoudens. De meeste huishoudens hebben helemaal geen voorkeur voor hetzij een nieuwbouwwoning, hetzij een bestaande woning. Tabel 6.15
Voorkeur voor nieuwbouw of bestaande bouw van verhuisgeneigde huishoudens, absolute aantallen en kolompercentages
Nieuwbouw of bestaande bouw?
N
%
Nieuwbouwwoning
67
35
Bestaande woning
14
7
Geen voorkeur
111
58
Totaal
192
100
Tabel 6.16
Voorkeur voor nieuwbouw of bestaande bouw van verhuisgeneigde huishoudens, uitgesplitst naar type huishouden, leeftijd, gewenste eigendomsverhouding en gewenst woningtype (rijpercentages) Nieuwbouw
Bestaande bouw
Totaal
Type huishouden Alleenstaand
81
19
100
Paar zonder kinderen
84
16
100
Paar met kinderen
80
20
100
Eenoudergezin
80
20
100
Totaal
83
17
100
<30 jaar
60
40
100
30 t/m 44 jaar
83
17
100
45 t/m 59 jaar
79
21
100
Leeftijdscategorie
60 t/m 69 jaar
83
17
100
70 jaar en ouder
91
10
100
Totaal
83
17
100
Gewenste
eigendomsverhou-
ding Huurwoning
88
12
100
Koopwoning
50
50
100
Totaal
83
17
100
59
41
100
Gewenst woningtype Meergezinswoning Eengezinswoning
92
8
100
Totaal
83
17
100
Bouwperiode buurt Aan de verhuisgeneigde huishoudens die kiezen voor een bestaande woning, of die geen voorkeur hebben voor nieuwbouw of bestaande bouw, is gevraagd in welke periode de buurt waarin de gewenste woning moet liggen bij voorkeur gebouwd dient te zijn (tabel 6.17). Duidelijk wordt dat de meeste respondenten wat dit betreft geen duidelijke voorkeur hebben. Tabel 6.17
Bouwperiode van de buurt waarin de gewenste woning moet liggen, absolute aantallen en kolompercentages
Nieuwbouw of bestaande bouw?
N
%
Voor 1945
3
2
1945 t/m 1959
0
0
1960 t/m 1979
2
2
1980 t/m 1999
10
8
Vanaf 2000
20
16
Geen voorkeur
90
72
Totaal
125
100
Gewenste woonplaats Aan de verhuisgeneigde respondenten is ook gevraagd in welke woonplaats de gewenste woning bij voorkeur moet liggen (zie tabel 6.18). Krimpen aan de IJssel is wat dit betreft het meest populair. Dit is echter ook de plaats waar de meeste respondenten nu al woonachtig zijn (laatste twee kolommen tabel 6.18). Wanneer de eerste twee kolommen van tabel 6.14 vergelijken met de laatste twee kolommen van deze tabel, dan kan voorzichtig worden geconcludeerd dat de meeste verhuisgeneigde huishoudens binnen hun eigen woonplaats willen verhuizen. Tabel 6.18
Gewenste woonplaats en huidige woonplaats van verhuisgeneigde huishoudens, absolute aantallen en kolompercentages
Nieuwbouw of bestaande bouw?
Gewenste
%
Huidige
woonplaats
%
woonplaats
Schoonhoven
29
15
26
14
Bergambacht
10
5
5
3
Lekkerkerk
14
7
20
10
Krimpen aan de Lek
16
8
21
11
Krimpen aan de IJssel
75
39
77
40
Stolwijk
2
1
5
3
Ouderkerk
3
2
4
2
in een andere woonplaats
19
10
34
17
geen voorkeur
24
13
-
0
Totaal
192
100
192
100
Locatie binnen woonplaats van gewenste woning Tabel 6.19 geeft aan waar binnen de gewenste woonplaats de gewenste woning bij voorkeur moet liggen. Een locatie in of nabij het centrum is wat dit betreft het meest gewild (33%). Er zijn echter ook veel respondenten (38%) die geen voorkeur hebben voor een specifieke locatie binnen de door hen gewenste woonplaats. Tabel 6.19
Gewenste woonlocatie binnen de gewenste woonplaats, absolute aantallen en kolompercentages
Gewenste woonlocatie
N
%
In of nabij het centrum
63
33
Op 15 minuten of minder lopen van het centrum van de
26
14
14
7
Aan de rand van de woonplaats
12
6
Buiten de bebouwde kom in het landelijk gebied
5
3
woonplaats Op meer dan 15 minuten lopen van het centrum, maar niet aan de rand van de woonplaats
Geen voorkeur
72
38
Totaal
192
100
Tabel 6.20 laat zien hoe de informatie uit tabel 6.19 differentieert naar gewenste eigendomsverhouding en gewenst woningtype. Tabel 6.21 differentieert tabel 6.19 naar leeftijd, terwijl tabel 6.22 een uitsplitsing naar huishoudenstype laat zien.
Tabel 6.20
Gewenste woonlocatie binnen de gewenste woonplaats, uitgesplitst naar gewenste eigendomsverhouding en gewenst woningtype, kolompercentages
Gewenste woonlocatie
Wil huren
Wil kopen / KoopGarant
In of nabij het centrum
38
29
Op 15 minuten of minder lopen van het
12
14
6
4
Aan de rand van de woonplaats
6
11
Buiten de bebouwde kom in het landelijk
2
0
36
43
centrum van de woonplaats Op meer dan 15 minuten lopen van het centrum, maar niet aan de rand van de woonplaats
gebied Geen voorkeur Totaal
100
Gewenste woonlocatie
100
Wil eengezins-
Wil meergezinswoning
woning In of nabij het centrum
19
43
Op 15 minuten of minder lopen van het
9
16
16
4
centrum van de woonplaats Op meer dan 15 minuten lopen van het centrum, maar niet aan de rand van de woonplaats Aan de rand van de woonplaats
4
4
Buiten de bebouwde kom in het landelijk
5
1
gebied Geen voorkeur
47
32
Totaal
100
100
Tabel 6.21
Gewenste woonlocatie binnen de gewenste woonplaats, uitgesplitst naar leeftijd, kolompercentages
Gewenste woonlocatie
< 30 jaar
30-44 jaar
45-59 jaar
60-69 jaar
>69 jaar
In of nabij het centrum
14
19
27
38
61
Op 15 minuten of minder
9
6
18
18
12
18
17
2
5
0
9
11
4
2
0
5
3
4
2
0
lopen van het centrum van de woonplaats Op meer dan 15 minuten lopen
van
het
centrum,
maar niet aan de rand van de woonplaats Aan de rand van de woonplaats Buiten de bebouwde kom in het landelijk gebied Geen voorkeur
46
44
45
36
18
Totaal
100
100
100
100
100
Tabel 6.22
Gewenste woonlocatie binnen de gewenste woonplaats, uitgesplitst naar huishoudenstype, kolompercentages
Gewenste woonlocatie
Alleenstaand
Paar zonder
Paar met
Eenoudergezin
kinderen
kinderen
In of nabij het centrum
28
42
17
10
Op 15 minuten of minder lopen
12
17
9
0
3
7
14
10
Aan de rand van de woonplaats
7
5
11
0
Buiten de bebouwde kom in het
5
1
6
0
Geen voorkeur
44
30
43
80
Totaal
100
100
100
100
van het centrum van de woonplaats Op meer dan 15 minuten lopen van het centrum, maar niet aan de rand van de woonplaats
landelijk gebied
Op basis van de tabellen 6.20 t/m 6.22 kunnen de volgende conclusies worden getrokken: • Verhuisgeneigde respondenten die willen huren, willen relatief vaak in of nabij het centrum wonen; • Verhuisgeneigde respondenten die op zoek zijn naar een meergezinswoning willen relatief vaak in of nabij het centrum wonen; • Verhuisgeneigde respondenten met een leeftijd boven de 69 jaar willen relatief vaak in of nabij het centrum wonen; • Paren zonder kinderen willen relatief vaak in of nabij het centrum wonen.
Voorzieningen in de buurt Tabel 6.23 laat zien welke voorzieningen de verhuisgeneigde huishoudens bij voorkeur in de buurt zouden willen hebben. Duidelijk wordt dat groenvoorzieningen, winkels en medische voorzieningen het meest gewild zijn. Tabel 6.23
Voorzieningen die de verhuisgeneigde huishoudens in de buurt willen hebben (rijpercentages)
Voorziening
Ja
Misschien
Nee
Totaal
Groenvoorzieningen (grasveld,
79
13
8
100
Waterpartijen (sloot, beekje, vijver)
45
23
32
100
Speelgelegenheid voor kinderen
24
18
58
100
Sportvoorzieningen
27
10
63
100
Kinderopvang
9
6
85
100
parkje)
Scholen
20
5
75
100
Buurtcentrum voor bewoners
36
17
47
100
Winkels
86
9
5
100
Café, restaurant
19
17
64
100
Medische voorzieningen (huisarts,
71
13
16
100
fysiotherapie)
7
Gewenste woonlasten
7.1
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de woonlasten die de verhuisgeneigde huishoudens na hun verhuizing wensen te hebben. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen huishoudens die naar een huurwoning willen verhuizen, huishoudens die naar een koopwoning willen verhuizen, huishoudens die naar een KoopGarant woning willen verhuizen en huishoudens die nog geen voorkeur hebben voor een bepaalde eigendomsvorm.
7.2
Gewenste woonlasten van huishoudens die willen huren
Verhuisgeneigde huishoudens die een woning willen huren, willen gemiddeld 668 € aan kale huur betalen voor de door hen gewenste woning. In tabel 7.1 wordt de gewenste huurprijs uitgesplitst naar een aantal huurprijsklassen. Uit deze tabel blijkt dat 60% van de respondenten die een woning willen huren, bereid is om meer dan 652 € (de huurgrens van de sociale huursector) aan huur te betalen. Tabel 7.2 laat zien hoe de gemiddelde huurprijs die men bereid is te betalen, verschilt per inkomenscategorie, leeftijdsgroep en huishoudenstype. Omdat de cijfers soms betrekking hebben op beperkte aantallen respondenten dienen ze slechts als indicatief te worden beschouwd. Over het algemeen blijken de verschillen tussen de verschillende categorieën relatief beperkt te zijn. Wel is het opvallend dat huishoudens van 70 jaar en ouder bereid zijn om duidelijk meer aan huur te betalen dan jongere huishoudens.
Betaalbaarheidsanalyse Wanneer de cijfers uit tabel 7.2 vergelijken met de cijfers uit tabel 16 van het advies ‘ Open deuren, dichte deuren’ (Raden voor de leefomgeving en infrastructuur, 2011, p.77), dan valt op dat de gemiddelde huurprijs die de verhuisgeneigde respondenten willen betalen in een aantal gevallen behoorlijk dicht in de buurt komt van de maximale huurprijs die betaald kan worden uitgaande van de middennorm van het NIBUD (een precieze vergelijking is helaas niet mogelijk omdat de gebruikte categorieën, inkomensgrenzen en definities niet precies overeenkomen tussen beide tabellen). Dit betekent dat de door de respondenten genoemde huurprijzen weliswaar betaalbaar zijn, maar er ook voor zorgen dat men minder aan zaken buiten het wonen kan besteden dan het gemiddelde huishouden met een vergelijkbaar inkomen kan doen (zie Raden voor de leefomgeving en infrastructuur, 2011, voor een uitgebreidere toelichting op de middennorm van het NIBUD).
Tabel 7.1
Gewenste kale huurprijs van verhuisgeneigde respondenten die willen huren, absolute aantallen en kolompercentages
Gewenste kale huurprijs
N
%
< 500 Euro
18
12
500-652 Euro
40
28
652-750 Euro
55
38
Meer dan 750 Euro
32
22
Totaal
145
100
Tabel 7.2
Gemiddelde huurprijs die verhuisgeneigde respondenten wensen te betalen, uitgesplitst naar type huishouden, inkomen en leeftijd Gemiddelde gewenste kale huurprijs
Type huishouden Alleenstaand
628 (n=23)
Paar zonder kinderen
681 (n=87)
Paar met kinderen
667 (n=24)
Eenoudergezin
651 (n=6)
Totaal
668 (n=140)
Inkomen Tussen € 33.614 en € 37.500
636 (n=59)
Tussen € 37.500 en € 42.500
696 (n=44)
Tussen € 42.500 en € 45.000
688 (n=37)
Totaal
668 (n=140)
Leeftijdscategorie <30 jaar
679 (n=7)
30 t/m 44 jaar
611 (n=19)
45 t/m 59 jaar
638 (n=36)
60 t/m 69 jaar
675 (n=50)
70 jaar en ouder
732 (n=28)
Totaal
668 (n=140)
Aan de huishoudens die een gewenste huurprijs noemen van minder dan 652 €, is gevraagd wat hun keuze zou zijn als ze gezien de hoogte van hun inkomen niet in staat zouden zijn om een dergelijke woning te bemachtigen. Tabel 7.3 laat zien dat bijna de helft van deze huishoudens dan niet zou verhuizen.
Tabel 7.3
De alternatieve keuze van verhuisgeneigde huishoudens die willen huren indien een woning met een huurprijs onder de 652 € niet mogelijk blijkt
Gewenste kale huurprijs
N
%
Niet verhuizen
28
48
Een woning met de gewenste huurprijs, maar wel van iets mindere
13
22
Een corporatiewoning met een hogere huurprijs
8
14
Een woning kopen
5
9
kwaliteit, in de particuliere huursector
Weet niet
4
7
Totaal
58
100
Aan de 8 huishoudens die dan kiezen voor een corporatiewoning met een hogere huurprijs (zie tabel 7.3) is gevraagd hoe hoog deze huurprijs dan in tweede instantie zou mogen zijn. Zes van deze acht huishoudens kiezen dan voor een huurprijs tussen de 652 en 700 Euro per maand. Eén huishouden kiest voor een huurprijs tussen de 700 en de 750 Euro en nog eens één huishouden kiest voor een huurprijs tussen de 750 en de 850 Euro. Aan de 5 huishoudens die als alternatieve keuze voor een koopwoning kiezen, is gevraagd of ze dan voor een KoopGarantwoning of voor een ‘normale’ koopwoning opteren. Vier van de vijf huishoudens kiezen een KoopGarantwoning, terwijl één huishouden een normale koopwoning prefereert. Gemiddeld willen deze vijf huishoudens 612 € aan netto maandelijkse kooplasten betalen. Aan de 45 overige huishoudens in tabel 7.3 is gevraagd waarom een huurwoning met een maandhuur boven de 652 € geen goed alternatief is. Tabel 7.4 geeft inzicht in de antwoorden die deze respondenten hebben gegeven. Duidelijk wordt dat de meeste respondenten niet bereid, of in staat zijn, om een huurprijs boven de 652 € te betalen. Tabel 7.4
Waarom is een huurwoning met een huurprijs boven de 652 € geen goed alternatief?
Reden
Aantal keren genoemd
Allebei AOW over 3 jaar en inkomsten zijn dan te laag
1
Dat kan de heer niet bekostigen
1
Financieel steeds moeilijker
1
Financieel niet haalbaar
1
Gaat meneer opeens tweemaal zoveel betalen
1
Geen
1
Gezondheid
1
Het huis is prima, ze hoeven niet per se weg
1
Het inkomen is niet voldoende
1
In dat geval zit ze prima
1
Inkomen worden minder dus meer huur is dan niet
1
haalbaar Kan ik niet opbrengen. Ik heb een inkomen van 1300-
1
1400 Euro en dan nog vaste lasten Kleed je uit politiek, ik kan het niet meer inleveren
1
Meneer kan het niet bekostigen
1
Moeten dan zolang gezondheid dat toelaat te veel in-
1
leveren qua levensinvulling Meneer kan het niet betalen, en wanneer hij blijft
1
moet de woningcorporatie verbeteren. Niet meer geld
1
Niet te behappen
1
Omdat je dan geen huursubsidie krijgt.
1
Onbetaalbaar
1
Respondent kan het niet bekostigen
1
Te duur
17
Te weinig inkomen
1
Vind mevrouw te veel
1
Woont na scheiding in bij ouders
1
Ziektewet
1
Weet niet
3
Totaal
45
7.3
Gewenste woonlasten van huishoudens die willen kopen
Aan de 13 verhuisgeneigde respondenten5 met een eerste voorkeur voor een koopwoning is gevraagd hoeveel de koopprijs van de gewenste woning mag bedragen wanneer deze woning aan al hun eisen voldoet. Gemiddeld is men bereid om 203.000 € neer te leggen voor de gewenste woning6. De gemiddelde netto hypotheeklasten die men maandelijks wil betalen bedragen 773 €. Aan deze respondenten is ook gevraagd wat hun alternatieve keuze zou zijn als de gewenste koopwoning gezien de hoogte van hun inkomen financieel niet bereikbaar is (tabel 7.5). In totaal 4 respondenten kiezen dan voor een huurwoning, terwijl 3 respondenten in een dergelijke situatie voor een KoopGarant woning opteren. De vier respondenten die in tweede instantie willen huren zijn bereid om gemiddeld 663 € aan maandelijkse kale huur te betalen. Tabel 7.5
Alternatieve keuzes van huishoudens die naar een koopwoning willen verhuizen wanneer de door hen gewenste woning financieel niet bereikbaar is, absolute aantallen en kolompercentages
Alternatieve keuze
N
%
Niet verhuizen
3
23
Een woning kopen die goedkoper is, maar ook van iets mindere
2
15
Een KoopGarantwoning kopen
3
23
Een woning huren
4
31
kwaliteit is
Weet niet
1
8
Totaal
13
100
5
Van deze 13 huishoudens wonen er 3 in Krimpen aan de Ijssel, 2 in Krimpen aan de Lek, 2 in Schoonhoven, 2 in Lekkerkerk, 1 in Gouderak, 1 in Ouderkerk aan de Ijssel, 1 in Stolwijk en 1 in Lelystad. 6 Van de 13 respondenten kiezen er 7 voor een eengezinswoning 5 voor een meergezinswoning terwijl 1 respondent geen voorkeur heeft voor een bepaald woningtype.
7.4
Gewenste woonlasten van huishoudens die een KoopGarant woning willen kopen
De 15 verhuisgeneigde respondenten met een eerste voorkeur voor een KoopGarant woning zijn bereid om gemiddeld 193.000 € neer te leggen voor de gewenste woning7. De gemiddelde netto hypotheeklasten die men maandelijks wil betalen bedragen 641 €. Aan deze respondenten is ook gevraagd wat hun alternatieve keuze zijn als de gewenste KoopGarantwoning gezien de hoogte van hun inkomen financieel niet bereikbaar is (tabel 7.6). In totaal 6 respondenten kiezen dan voor een huurwoning, terwijl 3 respondenten in een dergelijke situatie voor een KoopGarant woning met minder kwaliteit en een lagere prijs opteren. De zes respondenten die in tweede instantie willen huren zijn bereid om gemiddeld 813 € aan maandelijkse kale huur te betalen. Tabel 7.6
Alternatieve keuzes van huishoudens die naar een KoopGarant woning willen verhuizen wanneer de door hen gewenste woning financieel niet bereikbaar is, absolute aantallen en kolompercentages
Alternatieve keuze
N
%
Niet verhuizen
3
20
Een woning kopen die goedkoper is, maar ook van iets mindere
1
7
De gewenste koopwoning in een goedkopere regio zoeken
2
13
Een KoopGarant-woning kopen met minder kwaliteit en een lagere
3
20
Een woning huren
6
40
Totaal
15
100
kwaliteit is
prijs
7.5
Gewenste woonlasten van huishoudens zonder specifieke voorkeur voor huren of kopen
In totaal 19 verhuisgeneigde huishoudens hebben aangegeven geen specifieke voorkeur voor huren, kopen of KoopGarant te hebben. Deze huishoudens zijn bereid om gemiddeld 676 Euro aan kale huur te betalen. Voor een koopwoning die al aan hun wensen voldoet, willen ze gemiddeld 201.000 Euro betalen. De netto hypotheeklasten die men maandelijks bereid is om te betalen bedragen 759 Euro. Van de 15 huishoudens die de vragen naar de maximale koopprijs en de maximale netto hypotheeklasten hebben beantwoord, wensen er 8 een KoopGarant woning en 6 een ‘normale’ koopwoning (één huishouden weet het niet).
7
Van deze 15 huishoudens willen er 8 een eengezinswoning, 4 een meergezinswoning, 2 een seniorenwoning en is er 1 respondent die het niet weet.
8
Samenvatting en conclusies
8.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit de voorgaande hoofdstukken kort samengevat (paragraaf 8.2) en vertaald naar een aantal aanbevelingen voor QuaWonen (paragraaf 8.3 en paragraaf 8.4).
8.2
Samenvatting van de onderzoeksresultaten
Dit onderzoek bestaat uit twee delen: een kwantitatieve analyse van het landelijke woningbehoefteonderzoek (WoON 2009) en een telefonische enquête onder huishoudens met een middeninkomen (tussen € 33.614 en € 45.000) die zich hebben aangemeld via de website www.middeninkomens.nl.
Belangrijkste bevindingen van de WoON 2009 analyse In de COROP-regio Oost-Zuid Holland behoort 13,5% van alle huishoudens tot de middeninkomensgroep (belastbaar inkomen € 33.614- € 43.000 €). In de COROP-regio Groot Rijnmond ligt dit percentage op 12,6%. Huishoudens in de middeninkomensgroep zijn relatief vaak alleenstaand. In Zuid-Holland Oost zijn er 16.923 hurende huishoudens die niet tot de nieuwe corporatiedoelgroep behoren (38% van alle hurende huishoudens). Van deze 16.923 hurende huishoudens hebben er 8.046 (18% van alle hurende huishoudens) een verzamelinkomen boven de 43.000 € en een huurprijs onder de liberaliseringsgrens, hetgeen betekent dat ze uitgaande van het voorgenomen regeringsbeleid met een huurverhoging van inflatie + 5% te maken kunnen krijgen. In de COROP-regio Groot Rijnmond liggen de genoemde percentages op respectievelijk 34% en 18%. Telefonisch veldwerk: respons en kenmerken van de huishoudens Het bestand dat als basis diende voor het telefonische veldwerk bestond uit 369 personen. Van deze 369 zijn er 291 telefonisch bereikt. Van de 291 bereikte personen hebben er 235 (81%) uiteindelijk meegewerkt aan de telefonische enquête. Het meest voorkomende huishoudenstype onder deze 235 personen is het ‘paar zonder kinderen’ (58% van alle respondenten). De gemiddelde leeftijd van de ondervraagde personen bedraagt 54,6 jaar, hetgeen impliceert dat oudere huishoudens een relatief groot aandeel hebben binnen de groep respondenten. Onder de respondenten van het telefonisch veldwerk komen naar verhouding minder alleenstaanden en meer ouderen voor dan onder de totale middeninkomensgroep. Huidige woonsituatie van de respondenten De groep respondenten bestaat voor ongeveer twee derde uit huurders en voor een derde uit eigenaar-bewoners. Ongeveer driekwart van de respondenten bewoont op dit moment een eengezinswoning. Verhuisgeneigdheid en verhuisredenen Van de respondenten wil 28% binnen één jaar verhuizen en 20% binnen één tot drie jaar. In totaal 34% wil misschien binnen drie jaar verhuizen. Redenen die samenhangen met de leeftijd en de wens om kleiner te gaan wonen, zijn de belangrijkste verhuismotieven. Veel respondenten denken dat het moeilijk zal worden om snel een andere passende woning te vinden. Het gebrek aan passend woningaanbod en het feit dat nieuwe Europese regels de toegang tot de
sociale huursector voor middeninkomensgroepen beperken, worden gezien als de belangrijkste belemmerende factoren.
Woonwensen De volgende woonwensen worden door een relatief grote groep respondenten geuit: • Huurwoning (76%); • Flat/appartement (60%); • Met balkon of tuin (85%); • 3 tot 4 kamers (90%); • Oppervlakte woonkamer tussen 25 en 35 vierkante meter (49%); • Woonoppervlak tussen 80 en 110 vierkante meter (56%); • Gelijkvloerse woning (57%); • In of nabij het centrum van de woonplaats (33%); • In de buurt van winkels (86%), groenvoorzieningen (79%) en medische voorzieningen (71%). Gewenste woonlasten Van de verhuisgeneigde huishoudens die willen huren is 60% bereid om een kale huurprijs te betalen van 652 € of meer. Wanneer men zeker zou weten niet in aanmerking te komen voor een huurwoning met een huurprijs onder de 652 €, dan stijgt dit percentage tot 66%. Van de verhuisgeneigde huishoudens met een huurwens die geen huurprijs boven de 652 € wensen, geeft een grote meerderheid aan dergelijke huurprijzen niet te kunnen of willen betalen. De meeste van deze huishoudens zullen niet verhuizen als ze geen woning met een huurprijs onder de 652 € kunnen bemachtigen. Huishoudens die een woning willen kopen (vrije koop of KoopGarant) zijn bereid om ongeveer 190.000 € tot 200.000 € neer te tellen voor een woning die aan al hun wensen voldoet. De gemiddelde maandelijkse netto hypotheeklasten die men hiervoor bereid is te dragen, liggen tussen de 600 en de 800 €.
8.3
Aanbevelingen van de ondervraagde huishoudens
Aan het eind van de het telefonisch veldwerk is aan de ondervraagde huishoudens gevraagd wat QuaWonen volgens hen het beste zou kunnen ondernemen om de woningmarkt beter toegankelijk te maken. Er is een aantal zaken dat door meerdere respondenten wordt genoemd: • Europese Regelgeving negeren of aanpassen; • Zorgen voor meer nieuwbouwaanbod; • Huurprijzen verlagen; • Doorstroming bevorderen; • Zorgen voor meer betaalbare woningen; • Zorgen voor meer woningen in het middensegment; • Meer investeren in seniorenwoningen;
8.4
Aanbevelingen
De resultaten van dit onderzoek leiden tot de volgende twee aanbevelingen.
Aanbeveling m.b.t. de woningbouwdifferentiatie Gezien de woonvoorkeuren van de ondervraagde middeninkomensgroepen ligt het voor de hand om woningen te bouwen die voldoen aan de in paragraaf 8.2 (kopje woonwensen) geformuleerde eisen. Oudere huishoudens (boven de 60 jaar) vormen de primaire doelgroep voor dergelijke woningen. Het verdient aanbeveling de te bouwen woningen gedoseerd op de markt te brengen, omdat de precieze omvang van de toekomstige woningvraag moeilijk kan worden ingeschat. Twee overwegingen
spelen hierbij een rol. In de eerste plaats is de groep die nog niet zeker weet of men wel of niet wil verhuizen relatief groot (34%). Ten tweede leert de ervaring dat woningbehoefteonderzoeken de woningvraag van met name oudere huishoudens vaak overschatten. Een deel van deze huishoudens geeft wel aan te willen verhuizen, maar blijft in de praktijk toch zo lang mogelijk in de huidige woning wonen, of verhuist pas wanneer men hier door omstandigheden (bijvoorbeeld gezondheidsproblemen) toe wordt gedwongen. Nieuwbouw van eengezinswoningen voor middeninkomensgroepen lijkt op het eerste gezicht minder noodzakelijk. Wanneer de verhuisgeneigde oudere huishoudens hun woonwensen kunnen realiseren, zullen er door doorstroming namelijk al extra eengezinswoningen vrijkomen, voor een deel ook in de koopsector. Wel kan worden overwogen om een deel van de vrijkomende eengezinshuurwoningen bij mutatie te liberaliseren en een huurprijs net boven de 652 € te geven, zodat ze beter bereikbaar worden voor jongere huishoudens met een middeninkomen. Gezien de woonwensen van de middeninkomensgroepen ligt het voor de hand om voornamelijk woningen in de huursector te bouwen. Indien QuaWonen ook een (beperkt) aantal koopwoningen wil realiseren, dan verdient het aanbeveling om dit in een KoopGarant constructie te doen. KoopGarantwoningen worden door de middeninkomensgroepen meer gevraagd dan gewone koopwoningen en hebben bovendien als voordeel dat ze in een later stadium weer in huurwoningen getransformeerd kunnen worden, mochten de omstandigheden op de woningmarkt daartoe aanleiding geven.
Aanbeveling met betrekking tot de prijsstelling van nieuw te bouwen woningen Het verdient aanbeveling om de nieuw te bouwen huurwoningen kale huurprijzen te geven die tussen de 652 € en de 700 € liggen. Op die manier zijn de nieuwbouwwoningen acceptabel geprijsd voor twee van de drie verhuisgeneigde respondenten (66%) die een woning willen huren. De vraag is vervolgens hoe de resterende 34% van deze groep bediend moet worden. Op het eerste gezicht ligt het voor de hand om deze huishoudens te huisvesten in de niet-geliberaliseerde huurwoningenvoorraad (huurprijzen tussen de 500 € en 652 €), gebruik makend van het 10% quotum dat de Europese regelgeving toestaat. Een groot deel van dit quotum wordt in de praktijk echter al gebruikt voor de herhuisvesting van huishoudens in het kader van de herstructurering, waardoor deze oplossing slechts in beperkte mate soelaas biedt. Bij de benutting van de beperkte ruimte in de niet-geliberaliseerde woningvoorraad zou bij voorkeur voorrang moeten worden gegeven aan gezinnen en tweepersoonshuishoudens onder de 65 jaar. Bij een gelijk inkomen kunnen deze huishoudens namelijk minder aan wonen besteden dan alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens boven de 65 jaar (Raden voor de leefomgeving en infrastructuur, 2011, p. 77). Daarnaast zou onderzocht kunnen worden of het mogelijk is om zonder staatssteun woningen met een huurprijs onder de 652 € te realiseren. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan zal een deel van verhuisgeneigde huishoudens met een middeninkomen zijn/haar verhuiswens waarschijnlijk niet kunnen realiseren en noodgedwongen in de huidige woning blijven wonen. In de koopsector kunnen KoopGarantwoningen met koopprijzen rond de 180.000 € (na verrekening van de korting) worden gerealiseerd. Met dergelijke prijzen zijn de woningen bereikbaar voor een groot deel van de verhuisgeneigde huishoudens met een middeninkomen die een woning willen kopen.