Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Gemeente Amsterdam Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties
Colofon
Uitgave Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Amsterdam
Datum September 2013
Auteur Kees Dignum
Begeleidingsgroep Vertegenwoordigers van stadsdelen, corporaties,
de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties, de dienst Wonen, Zorg en Samenleven en Bureau Onderzoek en Statistiek
Grafische vormgeving Arie de Zeeuw Foto voorkant Edwin van Eis In opdracht van De Dienst Wonen, Zorg en Samenleven,
de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties en de Amsterdamse stadsdelen Gemeente Amsterdam Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Jodenbreestraat 25 Postbus 1900 1000 BX Amsterdam
Telefoon 020 552 7474 E-mail
[email protected] Website www.amsterdam.nl/wonen
Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties
Delflandlaan 4
Postbus 9959 1006 AR Amsterdam
Telefoon 020 346 0360
E-mail
[email protected]
Website www.afwc.nl
Wonen in Amsterdam 2011
Woonwensen en verhuisgedrag
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
4
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Inhoudsopgave
Samenvatting en interpretatie Hoofdstuk 1 Inleiding
5 9
Hoofdstuk 2 Verhuisplannen en locatievoorkeuren 2.1 Inleiding 2.2 Verhuisintentie 2.3 Ruimtelijke verschillen 2.4 Verschillen tussen categorieën 2.5 Conclusie
11 11 12 14 16 20
Hoofdstuk 3 Verhuisredenen 3.1 Inleiding 3.2 Verklaring verhuisgeneigdheid 3.3 Verhuisredenen in de verschillende buurten 3.4 Conclusie
21 21 21 28 29
Hoofdstuk 4 Gewenste woning 4.1 Inleiding 4.2 Het gewenste woningtype 4.3 Huren of kopen 4.4 Prijscategorieën 4.5 Conclusie
31 31 31 35 42 44
Hoofdstuk 5 Recente bewoners enrecent bewoonde woningen 5.1 Inleiding 5.2 Het Amsterdamse woningaanbod 5.3 Kenmerken van recente bewoners 5.4 Vorige woonsituatie 5.5 Doorstroming 5.6 Conclusie
45 45 45 48 50 52 54
Bijlage 1 Amsterdamse woonmilieus Bijlage 2 Enquête
55 56
3
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
4
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Samenvatting en interpretatie
Editie Wonen in Amsterdam 2011 levert op het thema woonwensen drie belangrijke conclusies. -- Verhuiswensen nemen toe door lagere dynamiek in de woningmarkt -- Wooncarrières in de knel: meer huishoudens wonen te klein en te duur -- Belangstelling voor koop en grote huizen minder op Amsterdam gericht Cumulatie van verhuiswensen door geringere dynamiek In 2009 was 21,9% van de huishoudens beslist van plan binnen twee jaar te gaan verhuizen in 2011 is dat 23,9%. In de periode 1999-2011 ontwikkelen de verhuisbehoefte en ook het actief zoeken naar een woning zich omgekeerd ten opzichte van de werkelijke dynamiek. De economische recessie werkt via geringere nieuwbouw door in lagere dynamiek, maar de verhuisbehoefte heeft een tegengestelde trend. Kennelijk komt bij een stagnerende woningmarkt een groter aantal huishoudens in problemen om zijn verhuiswens te realiseren. De dalende trend in de mutatiegraad vanaf 2010 leidt tot de verwachting dat de verhuisgeneigdheid bij de volgende WiA-meting in 2013 opnieuw hoger zal uitpakken. De opstapeling van de verhuisbehoefte zal er waarschijnlijk ook toe leiden dat bij aantrekkende economie en opleving van de bouwtrend, de afname van woningen snel zal aantrekken. Wooncarrière in de knel In 2011 geven meer huishoudens dan in 2009 aan dat de te kleine woning en de te dure woning bijdragen aan de verhuiswens. Ook dat is een teken van cumulatie van verhuiswensen. De woningmarktstagnatie tekent zich ook af in de eigendomsvorm die men zou kiezen bij verhuizing. Voor het eerst sinds jaren is de koopwoning minder in trek dan het voorgaande jaar. Toch is de koopinteresse niet heel veel lager. De belangstelling voor koopwoningen ligt weer ongeveer op het niveau van 2005.
5
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Binnen of buiten Amsterdam selectiever Het merendeel (73%) van de verhuisgeneigden wil in Amsterdam blijven wonen. Traditioneel tekent zich in de voorkeuren een selectief patroon af tussen Amsterdam en de woningmarkt daarbuiten. Huishoudens die in Amsterdam willen blijven wonen zijn meer gericht op huur en op relatief kleinere woningen. Zoekt men buiten Amsterdam, dan denkt men vaker aan grote woningen, overwegend in de koopsector. De kenmerken van de woningvoorraad binnen en buiten Amsterdam bepalen de keuze. Dit selectieve patroon is tussen 2009 en 2011 sterker geworden. -- De belangstelling voor kleine woningen is gegroeid voor Amsterdamgeoriënteerden en de belangstelling voor grote woningen verder gegroeid bij huishoudens die buiten Amsterdam willen gaan wonen. -- De geneigdheid om te kopen richt zich meer op de markt buiten Amsterdam en de behoefte aan een huurwoning meer op Amsterdam zelf. -- Het gemiddelde inkomen van degenen die zich buiten Amsterdam oriënteren ligt in 2011 hoger dan van de Amsterdam-geïnteresseerden (ongeacht of men zou willen huren of kopen), terwijl die verschillen in 2009 nog klein waren. -- Ongeacht de oriëntatie op huur of koop zijn huishoudens bereid meer uit te gaan geven voor een woning buiten Amsterdam dan in Amsterdam. Vooral verhuisgeneigden van de stadsdelen Centrum en Zuid dragen bij aan de toename van de verwachte huur- en koopbedragen buiten Amsterdam. Op zoek naar betere kwaliteit De belangrijkste verklarende variabele voor verhuisgeneigdheid is de ontevredenheid over de woning. Veel Amsterdammers zouden graag verhuizen naar een grotere woning. De verhuisbehoefte is hoog op die locaties waar de kwaliteit van woningen en woonomgeving als laag beoordeeld wordt. In West en Nieuw-West bevindt zich een uitgestrekte zone waar de verhuisgeneigdheid boven de 30% ligt. Hoge percentages zijn ook te vinden in Bijlmer Centrum en de Venserpolder, Banne Buiksloot en Transvaalbuurt/Oosterparkbuurt. Leeftijd en wooncarrière Leeftijd is de tweede belangrijkste verklarende variabele voor verhuisgeneigdheid. Jongeren zijn vaker op zoek naar een andere woning dan ouderen. Verschillende stappen tijdens de wooncarrière leiden naar betere woonkwaliteit. Als ouderen willen verhuizen geldt relatief vaak als verhuisreden dat de woning niet gelijkvloers is; bij de leeftijd 65-74 jaar wordt dat aspect genoemd door 47%. Verschillen per eigendomsector De eigendomssector is eveneens van invloed. De verhuisgeneigdheid is groter in de beide huursectoren dan in de koopsector. In de corporatiesector speelt overlast van buren, de sfeer in de buurt en ook het feit dat de woning niet gelijkvloers is een rol. In de particuliere huursector is de huurprijs vaak een probleem. In de koopsector wordt met name de kleine woning als verhuismotief genoemd. Koophuisbewoners zijn vaak huishoudens van tweeverdieners in de fase van gezinsvorming of –uitbreiding. Ook al hebben ze al vaker een grotere woning, ruimtebehoefte speelt met name bij deze groep een grote rol.
6
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Herkomst Herkomst is zelf geen variabele die sterk van invloed is op verhuisgeneigdheid. Maar vanwege het feit dat diverse groepen met een niet westerse achtergrond aangeven in een slechtere woonkwaliteit te leven dan autochtonen en westerse allochtonen, is die invloed op verhuisgeneigdheid er toch, maar indirect. Huishoudens met een Turkse herkomst geven vaker dan gemiddeld aan dat overlast van buren een verhuisargument is. Surinaamse Amsterdammers noemen vaker fysieke barrières in de woning (woning niet gelijkvloers) als verhuismotief. Marokkaanse Amsterdammers hebben de grootste behoefte om te verhuizen. Gerichtheid op eigen stadsdeel Van de verhuisgeneigden die in Amsterdam willen blijven zou 61% in het eigen stadsdeel willen verhuizen (waarvan 42% eigen buurt). In Nieuw-West is de wens om binnen het eigen stadsdeel te verhuizen hoog onder Turkse en Marokkaanse Amsterdammers. In Zuidoost is dit in sterke mate het geval onder Surinaamse/ Antilliaanse Amsterdammers. Huishoudens van Nederlandse origine hebben in deze stadsdelen juist behoefte om het stadsdeel te verlaten. Belangstelling voor kopen vooral gedaald in koopmilieus De belangstelling voor kopen of huren lijkt in 2011 op de situatie in 2005. In Amsterdam is de belangstelling om een woning te kopen vooral afgenomen in de woonmilieus waar veel koopwoningen staan, zoals het centrummilieu, maar ook in enkele van de nieuwbouwmilieus. In de oudere nieuwbouw, met onder meer Gaasperdam en Gein, is de belangstelling om te kopen sterk afgenomen, maar ook in de recentere nieuwbouw waartoe delen van IJburg en de stedelijke vernieuwing van de Bijlmermeer behoren, is de koopbereidheid sterk geslonken. Animo voor kopen huurwoning iets gedaald De belangstelling om de eigen huurwoning te kopen is in 2011 iets geringer dan in 2009. Van degenen die dat zouden willen, is de koopprijs die men in gedachte heeft gemiddeld hoger dan in 2009, terwijl het inkomen van deze huishoudens lager is. Kenmerken van recente bewoners en recent bewoonde woningen -- In 2011 geeft bijna een vijfde van de huishoudens (19,9%) aan de woning in de afgelopen 2,5 jaar te hebben betrokken. Dat aandeel is iets hoger dan in 2009 maar minder hoog dan in 2007. -- Bijna 31% van de huishoudens is doorgestroomd van een onzelfstandige woonruimte in Amsterdam naar een zelfstandige woning. Dat ligt in 2011 hoger dan in 2009. -- Recente bewoning van koopwoningen is in 2011 aanzienlijk gedaald, na geleidelijke stijging het voorbije decennium. De particuliere huursector kent in 2011 een aanzienlijke stijging. -- De huursector tussen € 412 en € 643 kent tussen 2009 en 2011 de sterkste stijging bij de instroom (28% in 2009 en 41% in 2011). Recente bewoning van de duurdere koopwoningen nam ook toe. -- De meeste van recente bewoners behoren tot de lage inkomens, namelijk 31%. Bij recente bewoners zijn lage en middeninkomens relatief licht ondervertegenwoordigd en de hoge inkomens ( 2x modaal of hoger) oververtegenwoordigd.
7
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
--
---
8
Net als in de populatie als geheel zijn alleenwonenden het sterkst aanwezig onder recente bewoners. Wel is de instroom veel jonger dan de ‘zittende’ bevolking. Drie kwart komt uit Amsterdam zelf, vaker uit een ander dan uit hetzelfde stadsdeel. Instromers uit de omgeving van Amsterdam behoren vaker tot lagere inkomensgroepen (veel studenten en jongeren op zoek naar werk) dan recente bewoners uit Amsterdam zelf. De Amsterdamse doorstromers hebben al enige inkomensontwikkeling bereikt. De instromers uit het buitenland hebben voor meer dan de helft hoge inkomens (2x modaal of hoger).
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
1
Inleiding
De gegevens over verhuiswensen en woonsatisfactie leveren door de jaren heen redelijk vergelijkbare profielen op. Het aantal huishoudens dat wil verhuizen fluctueert. Levensfase (leeftijd) speelt een belangrijke rol bij de verhuiswens, en aan de kant van de woonsituatie vooral het ervaren gebrek aan woonkwaliteit. Als men ontevreden is over de woning waarin men woont is de wil om weg te gaan groter: meestal gaat het om een te kleine woning. Ook de woonomgeving is belangrijk, vooral het ‘thuisvoelen’ in de buurt speelt een rol: dat verwijst sterk naar de sociale dimensie van de woonomgeving. Ook in deze versie van Wonen in Amsterdam zullen die patronen niet veel afwijken van de vorige edities van het onderzoek. In 2009 was er nog weinig te merken van de woningmarktmalaise in het woonwensengedeelte van Wonen in Amsterdam. Met het aanhouden van het laagtij in de economie en het effect op het bouwen zal hier in WiA 2011 meer van te zien zijn. Bij welke groepen, in welke woonsituaties en bij welke woningmarktsectoren zijn de effecten sterker en zwakker? Traditioneel is het ook van belang om naar de ruimtelijke verschillen te kijken. De woningmarkt van Amsterdam bestaat uit ruimtelijke onderdelen met een zeer verschillend woningmarkt- en bewoningsprofiel. In welke van de woongebieden zijn de woon- en verhuiswensen meer of minder sterk veranderd ten opzichte van het voorgaande jaar? Hoe werkt de verhuisbehoefte uit voor huishoudens die op Amsterdam gericht zijn tegenover de huishoudens die buiten Amsterdam willen gaan wonen? In het tweede hoofdstuk worden de verhuisplannen aan de orde gesteld, samen met de locatievoorkeuren. Welke motieven er achter de verhuisintentie schuilgaan is het thema van het derde hoofdstuk. Wat voor soort woning men op het oog heeft, wordt in het vierde hoofdstuk behandeld. In het laatste hoofdstuk wordt de blik niet naar de toekomst gericht maar naar het verleden: de kenmerken van recente bewoners en van recent bewoonde woningen worden tegen het licht gehouden.
9
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
10
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
2
Verhuisplannen en locatievoorkeuren
2.1 Inleiding De ‘match’ tussen woningvoorraad en bevolking is een continu-proces. Er is steeds voor veel mensen reden om de woonsituatie aan te passen aan de omstandigheden in het huishouden of om simpelweg op zoek te gaan naar betere woonkwaliteit. Dat levert verhuisdynamiek op, maar tegelijkertijd heeft een groot deel van de Amsterdamse bevolking geen enkele behoefte aan verhuizen. Zij wonen al goed, of er treden in de omstandigheden van het huishouden (werk, kinderen geboren of juist het huis uit, scheiding of juist samenwoning) geen zodanige veranderingen op dat verhuizen wenselijk wordt. Daarom is de verhuisbehoefte gering van mensen die lang in Amsterdam wonen en hoog voor de recent gearriveerde Amsterdammers. Kort en lang wonen heeft een parallel met jonge en oudere huishoudens. Veel of weinig te winnen op de woningmarkt laat zich zien in lage of hogere woonkwaliteit van de woningen en woonomgeving waarin men zich bevindt.
11
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
2.2 Verhuisintentie Van de Amsterdamse huishoudens geeft 23,9 % aan beslist binnen twee jaar te willen verhuizen (21,9 % in 2009). Het gaat om 92.250 huishoudens. Als de beslist verhuisgeneigden worden aangevuld met de huishoudens die aangeven misschien (in plaats van beslist) te willen verhuizen dan is het aandeel verhuisgeneigden meer dan de helft (54% = 208.500). Ook dit aandeel is hoger dan in 2009 (52%), maar lager dan in de jaren ervoor.
Figuur 2.1: Verhuisgeneigdheid, actief woningzoekenden en mutatiegraad in de bevolking, 1997-2011 1997
1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
Actief 70%
30% 28%
65%
26% 60%
24% 22%
55%
20% 50%
18% 16%
45%
14% 40% 12% 35%
10% Verhuisgeneigd
Waarvan actief verhuisgeneigd
Mutatiegraad
De verhuisgeneigdheid is in figuur 2.1 afgezet tegen de mutatiegraad in de Amsterdamse bevolking. Dat is de optelsom van het aantal personen dat binnen Amsterdam verhuist, zich in Amsterdam vestigt en uit Amsterdam vertrekt, gedeeld op het totale bevolkingsaantal van Amsterdam. In 1997 is deze mutatiegraad 17,0% en in 2011 17,2%. De golvende trend tussen beide jaren is van belang voor de trend in de verhuisgeneigdheid. De verhuisgeneigdheid is hoger als de mutatiegraad lager is en andersom. We kunnen de mutatiegraad interpreteren als een indicator voor de dynamiek op de actuele woningmarkt. Is de dynamiek (mutatiegraad) hoger dan zijn recent meer huishoudens
12
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
erin geslaagd hun verhuiswensen te realiseren. Dan is het percentage verhuisgeneigden lager. Daalt de dynamiek, dan loopt het percentage onvervulde verhuiswensen op. Het percentage verhuisgeneigden ligt dan hoger en ook het aandeel verhuisgeneigden dat actief is op de woningmark neemt toe. Ten opzichte van 2009 is het aandeel verhuisgeneigden gestegen van 21,9% naar 23,9% in 2011. Ook het aandeel actief woningzoekenden steeg. Van de verhuisgeneigden is het percentage dat werkelijk actief zoekt 63% in 2011, dat was 57% in 2009. De dynamiek daalde in deze jaren van 17,5% naar 17,2%. Het volgende meetjaar voor verhuiswensen is 2013. Op basis van de daling van de mutatiegraad in 2012 naar 16,4% en wellicht verdere daling onder de 16% in 2013 (voorspelling op basis van een zeer laag aantal opgeleverde woningen) mag verwacht worden dat het percentage verhuisgeneigden in WiA-jaar 2013 misschien wel boven de 25% uitkomt1. Actief woningzoekenden Huishoudens, die beslist willen verhuizen en daarnaast ook actief op zoek zijn, hebben een andere verhuistermijn voor ogen dan huishoudens die misschien willen verhuizen. Van de actieve, beslist verhuisgeneigde huishoudens is de termijn waarop men dat wil realiseren ongeveer gelijk verdeeld over korte, middellange en lange termijn. Bij de huishoudens die misschien willen verhuizen denkt het merendeel in termen van een jaar tot twee jaar. Dit patroon verandert niet veel in de tijd.
Figuur 2.2: Verhuisintentie naar gewenste verhuistermijn
Misschien Misschien actief Ja
Binnen 6 maanden
Over 6 tot 12 maanden
Over 12 tot 24 maanden
Totaal
1%
5%
93%
100%
3%
15%
82%
100%
14%
20%
66%
100%
Ja actief
33%
26%
40%
100%
Totaal
15%
17%
68%
100%
1 Vanaf 1970 daalde de mutatiegraad slechts in drie jaren onder de 15% (de jaren 1979, 2000 en 2001). Een mutatiegraad boven de 18% kwam in deze jaarreeks negen keer voor (maximum 20,7% in 1984). Gegevens over verhuisgeneigdheid zijn er in het onderzoek Wonen in Amsterdam sinds 1997.
13
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
2.3 Ruimtelijke verschillen De verhuisgeneigdheid is laag in de bekende buurtcombinaties met hoge welstand, zoals de grachtengordel, delen van stadsdeel Zuid ten zuiden van het Museumplein doorlopend naar Buitenveldert, de dorpsmilieus van Waterland, Driemond en enkele tuindorpen en nieuwbouwlocaties zoals Nieuw-Sloten en de Aker.
Figuur 2.3: Beslist verhuisgeneigden per buurtcombinatie
> 30% 24 - 30% 15 - 24% < 15%
West en Nieuw-West hebben samen een grote aaneengesloten zone met een verhuisintentie hoger dan 30%. Zowel de buurtcombinaties ten westen als ten oosten van Ringweg A-10 west kennen deze sterke verhuisbehoefte. Andere gebieden met een hoge potentiële dynamiek binnen de ring zijn Oosterpark buurt/Transvaalbuurt en de Schinkelbuurt. In Stadsdeel Noord is Banne Buiksloot en in Zuidoost zijn Venserpolder en Bijlmer Centrum de buurtcombinaties met hoge verhuisgeneigdheid. Buurtcombinatie de Omval in stadsdeel Oost heeft veruit de hoogste verhuisgeneigdheid (59%), maar dat komt door het omvangrijke studentencomplex aan de Wenckebachweg. Van de buurten zonder een dergelijke vertekening heeft De Kolenkit in stadsdeel West de hoogste score (45%).
14
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Een woonmilieu is een verzameling van buurten die op het gebied van wonen en bevolking op elkaar lijken. In de Amsterdamse indeling worden 12 woonmilieus onderscheiden2. De relatie tussen woonkwaliteit en verhuisgeneigdheid is mooi te zien in de woonmilieus. Gemiddeld genomen geldt, hoe hoger in een gebied het percentage lage rapportcijfers is voor de woning en de buurt, des te hoger het percentage huishoudens dat wil verhuizen. In figuur 2.4 is het percentage rapportcijfers lager dan een 7 per woonmilieu weergegeven en het percentage verhuisgeneigden. Blijft het aandeel huishoudens dat rapportcijfers 7 of lager geeft beperkt tot hooguit een vijfde, dan ligt het percentage verhuisgeneigden niet boven het stedelijk gemiddelde van 24%. Ligt het percentage lage rapport cijfers hoger, dan heeft dat invloed op het aandeel verhuisgeneigden. Zo telt het woonmilieu Verbinding meer dan een kwart relatief lage rapportcijfers en ligt de verhuisgeneigdheid op 28%. In het Transitiemilieu, met ruim 40% lage rapportcijfers, is de verhuisgeneigdheid 34%. In een paar woonmilieus leidt een relatief hoog aandeel minder tevreden huishoudens niet tot verhoogde verhuisgeneigdheid, zoals in Vergrijsde Tuinstad (een hoog aandeel ouderen met geringe verhuisbehoefte) en Compacte Vernieuwing. In Compacte vernieuwing is men overigens veel meer tevreden over de woning die men bewoont, terwijl de woonomgeving lager gewaardeerd wordt, vermoedelijk omdat de bouwactiviteiten in dit nieuwbouwmilieu nog niet zijn afgerond. In een ander woonmilieu, Moderne stad is de verhuisgeneigdheid iets hoger dan in nieuwbouwmilieus gebruikelijk is, ondanks de relatief hoge woontevredenheid. In deze recent opgeleverde inbreidingsbuurten, waaruit dit milieu bestaat, is kennelijk de onrust van het recent verhuisd zijn nog niet uitgewoed.
Figuur 2.4: Verhuisgeneigdheid, oordeel over de woning en woonomgeving naar woonmilieu
Verhuisgeneigd
Rapportcijfer lager dan 7 Woning
Buurt
Welgesteld Stedelijk
19%
15%
8%
Vergrijsde Tuinstad
21%
22%
24%
Centrum
21%
15%
11%
Centrumrand
21%
17%
9%
Verbinding
28%
29%
27%
Transitie
34%
40%
46%
Amsterdamse Suburb
10%
11%
17%
Water en Groen
14%
5%
11%
Moderne Stad
15%
7%
19%
Transformatie
17%
14%
25%
Compacte Vernieuwing
21%
9%
16%
Amsterdam totaal
24%
23%
22%
2 Voor een nadere uitleg: zie de fact sheet: Transformatie door nieuwbouw, Amsterdamse Woonmilieus 2008 en het rapport Wonen in Amsterdam 2011, Stand van Zaken, hoofdstuk 5.
15
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
2.4 Verschillen tussen categorieën Eenoudergezinnen en gezinnen met twee ouders zijn meer dan gemiddeld verhuisgeneigd. De verhuisgeneigdheid van eenoudergezinnen (34% beslist verhuisgeneigd in 2011) groeide het sterkst na 2009 (30%).
Figuur 2.5: Verhuisintentie naar huishoudenstype 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Amsterdam
24
30
46
Stel met kind
29
26
46
Eenoudergezin
34
26
40
Stel zonder kind
22
31
47
Alleenstaand
20
32
48
Ja
Misschien
100%
Nee
Marokkaanse Amsterdammers zijn het meest (beslist) verhuisgeneigd (43%) en dat was in voorgaande jaren ook al zo. De Turkse Amsterdammers zijn in 2011 aanzienlijk meer verhuisgeneigd (38% tegenover 28% in 2009). De brede verzameling van overige niet westerse Amsterdammers is als enige groep minder verhuisgeneigd in 2011 (28% tegenover 31% in 2009).
Figuur 2.6: Verhuisgeneigdheid naar herkomstgroep 0%
10%
Amsterdam
24
Marokkaans
43
Turks
38
Surinaams en Antilliaans
30
Overige niet-westers allochtonen
28
Westerse allochtonen
23
Autochtonen
20 Ja
16
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
46
30
21 18
36 44 43
27
42
30
46
31
48
32 Misschien
Nee
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Figuur 2.7: Verhuisgeneigdheid naar leeftijdscategorie 0%
10%
Amsterdam
24
Vanaf 75 jaar
10
65 t/m 74
13
55 t/m 64
16
45 t/m 54
22
35 t/m 44
29
25 t/m 34
36
18 t/m 24
40
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
46
30
72
18
66
21
58
26
51
28
37
33
24
40
19
42
Ja
Misschien
Nee
Jonge huishoudens hebben vaak nog meer te bereiken op het gebied van wonen en huishoudensontwikkeling dan oudere. Het beeld van de met leeftijd afnemende verhuisgeneigdheid verandert dan ook niet in de tijd. Ten opzichte van 2009 is alleen de verhuisgeneigdheid van de jongste groep (18-24 jaar) en de twee oudste groepen licht afgenomen. Inkomen heeft maar weinig betekenis voor de verhuisgeneigdheid. Alleen bij de laagste inkomensgroep is deze hoger dan gemiddeld (31%).
Figuur: 2.8: Verhuisgeneigdheid naar inkomensgroep 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Amsterdam
24
31
45
> 2x modaal
20
33
47
1,5 - 2x modaal
22
32
47
€ 43.000 - 1,5x mod
19
37
44
Modaal - € 43.000
21
33
45
Laag - modaal
22
33
46
Lage inkomens
31
27
42
Ja
Misschien
100%
Nee
17
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Zoekgedrag De wijze waarop de actief woningzoekende zich op de woningmarkt oriënteert, is ten opzichte van 2007 ook nagenoeg ongewijzigd gebleven. De actief woningzoekende zoekt met name via WoningNet (54%), gevolgd door Funda (41%), op een andere wijze (21%) en via de makelaar (8%). De zoekmethode hangt natuurlijk samen met het type woning dat men zoekt; een huur- of een koopwoning. Mensen met huurwensen of geen voorkeur zoeken vooral via Woningnet. Jonge mensen maken gebruik van meerdere zoekmogelijkheden, terwijl ouderen juist vaker alleen WoningNet gebruiken.
Figuur: 2.9: Zoekgedrag van actief woningzoekenden 0%
Op een andere manier
2011
10%
20%
30%
40%
50%
60%
21
2009 2007 Makelaar ingeschakeld
2011
8
2009 2007 Via funda, internet
2011
41
2009 2007 Via Woningnet
2011
52
2009 2007 2007
2009
2011
Voorkeurslocatie: Amsterdam geniet grootste voorkeur Het merendeel van de beslist verhuisgeneigden wil in Amsterdam blijven (73%)3, 12% zou naar een gemeente binnen 25 kilometer willen verhuizen (de regio). Naarmate het inkomen hoger is, is de verhuisbehoefte minder op Amsterdam zelf gericht (figuur 2.10). Oriëntatie op de regio, in plaats van op Amsterdam ligt beduidend hoger bij inkomens boven de € 43.000. Verder zijn de jongste (18-24 jaar: 82%) en de hogere leeftijdgroep (75+: 83%) meer op Amsterdam georiënteerd. Samenhangend met de inkomensverdeling zijn Marokkaanse (89%) en Turkse (94%) Amsterdammers meer dan gemiddeld gericht op de Amsterdamse woningmarkt. Bij Amsterdammers afkomstig uit westerse landen blijft bij hun verhuiswens het buitenland in gedachte (10%). Opvallend is dat de verhuisoriëntatie van stellen zonder kinderen meer dan gemiddeld op de regio (18%) gericht is terwijl huishoudens die al kinderen hebben, de gezinnen, in hun oriëntatie niet veel afwijken van het gemiddelde. Amsterdam is tussen 2001 en 2011 aantrekkelijker geworden voor gezinnen 3 Deze gegevens zijn niet te vergelijken met voorgaande jaren omdat de antwoordcategorieën gewijzigd zijn. In 2009 gaf 60% van de beslist verhuisgeneigden aan beslist in Amsterdam te willen blijven en 20% liever in Amsterdam te willen blijven.
18
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Figuur 2.10: Bestemmingsvoorkeur verhuisgeneigden naar inkomensgroep 0%
10%
20%
Amsterdam
73
> 2x modaal
59
1,5 - 2x modaal
62
€ 43.000 - 1,5x mod
63
Modaal - € 43.000
72
Laag - modaal
77
Lage inkomens
81
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
12
6
10
20
9
20
9
22
7
13
6
9 7
Amsterdam
Elders in Nederland
Regio
Buiten Nederland
100%
3
Heb geen voorkeur
concludeert Lexane van der Zee in haar scriptie getiteld ‘Relative growth of family households in Amsterdam as a result of a more urban residential preference’. Dat geldt vooral voor gezinnen met twee ouders. De WiA-bestan den van 2001 en 2011 analyseerde zij met behulp van logistische regressie. Zij onderzocht de kans op verhuisgeneigdheid naar buiten Amsterdam en zag dat die in 2001 voor zowel eenoudergezinnen als twee-oudergezinnen groter was dan voor andere huishoudens. In 2011 nam die verhuiswens naar buiten Amsterdam voor eenoudergezinnen wel af, maar bleef bestaan. Voor koppels met kinderen was er geen verschil meer met andere groepen zoals alleen wonenden en stellen. In de analyse werden huishoudensinkomen, de leeftijd
Figuur 2.11: Voorkeurslocatie binnen Amsterdam van beslist-verhuisgeneigden naar leeftijd 0%
10%
20%
Amsterdam
42
Vanaf 75 jaar
61
65 t/m 74
53
55 t/m 64
47
45 t/m 54
41
35 t/m 44
46
25 t/m 34
34
18 t/m 24
32
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
22
19
7
16 19
14 18
19 18
22
19
19 28
20 19
30
Bij voorkeur in eigen buurt
Bij voorkeur naar een ander stadsdeel
Bij voorkeur in eigen stadsdeel blijven, andere buurt
Heb geen voorkeur
19
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
van de hoofdbewoner, huur of koop, de leeftijd van het oudste thuiswonende kind en het aantal kinderen in het huishouden onder controle gehouden. Op de vraag of men liever in of buiten het eigen stadsdeel verhuist, geven jongeren tot 24 jaar relatief vaak aan het liefst naar een ander stadsdeel te willen (30%). Gemiddeld geeft 42% van de verhuisgeneigden aan binnen de eigen buurt te willen verhuizen. Bij 75+ers is dit aandeel beduidend hoger (61%). Ook gezinnen zijn wat meer buurtgebonden in hun verhuiswens (gezinnen van twee ouders, 48%, éénoudergezinnen, 43%). Amsterdammers van Surinaams/ Antilliaanse, Marokkaanse en Turkse herkomst zijn vaker (> 65%) gericht op het stadsdeel waar men al woont, meestal met een voorkeur voor de eigen buurt. Amsterdammers uit overige herkomstlanden en ook Nederlandse Amsterdammers willen juist vaker naar een ander stadsdeel dan waar men nu woont. Dat laatste geldt ook voor de meer geliefde stadsdelen Centrum en Zuid. De wens om binnen het eigen stadsdeel te verhuizen is onder alle Amsterdammers 61% en onder de bewoners van Centrum en Zuid zelfs respectievelijk 73% en 70%. Onder verhuisgeneigde huishoudens van Nederlandse herkomst in beide stadsdelen ligt de behoefte om in Centrum, respectievelijk Zuid te blijven negen en zeven procentpunten lager. Met name in Zuidoost en Nieuw-West ligt de behoefte van Nederlandse huishoudens om in het stadsdeel te blijven wonen aanzienlijk lager dan het stadsdeelgemiddelde (respectievelijk 17 en 18 procentpunten lager). In Zuidoost ligt de wens van Surinaams/Antilliaanse huishoudens om in het stadsdeel te blijven wonen juist ver boven het stadsdeelgemiddelde (+14 procentpunten), in Nieuw-West is de wens om in stadsdeel te blijven wonen juist groot onder Turkse (+17) en Marokkaanse (+14) Amsterdammers.
2.5 Conclusie De behoefte om te verhuizen is in 2011 groter dan in 2009, ook het aandeel verhuisgeneigden dat actief zoekt is gestegen. Over de reeks van jaren 1997-2011blijkt dat verhuisgeneigdheid en ook actief op zoek zijn toeneemt als de dynamiek op de woningmarkt daalt. Kennelijk is een stijging van de verhuisgeneigdheid een teken dat meer huishoudens hun woonwensen niet kunnen vervullen. Lage verhuisgeneigdheid is juist een teken van een meer ontspannen woningmarkt. De verhuisbehoefte is hoog op die locaties waar de kwaliteit van woningen en woonomgeving als laag beoordeeld wordt. In West en Nieuw-West bevindt zich een uitgestrekte zone waar de verhuisgeneigdheid boven de 30% ligt. Hoge percentages zijn ook te vinden in Bijlmer Centrum en de Venserpolder. De verhuisgeneigdheid is hoog bij jongeren en Amsterdammers met een niet-westerse herkomst (het hoogst bij de Marokkaanse Amsterdammers). Huishoudens met een laag inkomen en de behoefte om te verhuizen hebben voor 81% Amsterdam in gedachte als volgende woonlocatie (73% bij alle verhuisgeneigden). In Nieuw-West is de wens om binnen het eigen stadsdeel te verhuizen hoog onder Turkse en Marokkaanse Amsterdammers. In Zuidoost is dit in sterke mate het geval onder Surinaamse/Antilliaanse Amsterdammers. Autochtone huishoudens hebben in deze stadsdelen juist behoefte om het stadsdeel te verlaten.
20
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
3
Verhuisredenen
3.1 Inleiding Er bestaan binnen Amsterdam grote verschillen met betrekking tot de wens om te verhuizen. Ouderen willen veel minder graag verhuizen dan jongeren, Nederlanders van Marokkaanse afkomst willen vaker verhuizen dan autochtone Nederlanders. In dit hoofdstuk gaan we na wat de redenen zijn van die verschillen in verhuisgeneigdheid. Welke factoren zijn het meest van invloed op de neiging of de behoefte om te gaan verhuizen. Een aantal factoren is al genoemd in hoofdstuk 2. Wat zijn voor de verschillende groepen respondenten de belangrijkste verhuisreden?
3.2 Verklaring verhuisgeneigdheid Door middel van een regressieanalyse kunnen we een rangorde opstellen van de belangrijkste verklarende factoren voor verhuisgeneigdheid (zie figuur 3.1). Uit de regressieanalyse blijkt dat het oordeel over de woning net als in 2007 en 2009 de zwaarst wegende verklaring is voor het wel of niet willen verhuizen. Hoe hoger het rapportcijfer voor de woning, des te minder de behoefte om te verhuizen. Daarnaast blijken leeftijd, het thuis voelen in de buurt, en in mindere mate het hebben van een koop- of huurwoning van invloed te zijn op de verhuis geneigdheid van Amsterdamse huishoudens. De eigendomssituatie was als verklarende variabele voor verhuisgeneigdheid in 2009 sterker dan de hoogte van het inkomen. In 2011 is dat zo gebleven.
Figuur 3.1: Belangrijkste verklarende variabelen voor verhuisgeneigdheid 1. tevredenheid woning 2. leeftijd 3. thuisvoelen in de buurt 4. huur- of koopwoning
21
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Verhuisredenen en prioriteiten Het al of niet tevreden zijn met de huidige woning is een belangrijke verklarende factor voor verhuisgeneigdheid. Bijna de helft (48%) van de beslist verhuisgeneigde huishoudens noemt de te geringe oppervlakte van de woning als één van de verhuisredenen (zie figuur 3.2).
Figuur 3.2: Verhuisredenen 0%
Te grote woning
Sloop
Onvoldoende parkeervoorz.
De drukte in de stad
Omstandigheden werk/studie
Te dure woning
Lawaai, stank, etc
Omstandigheden huishouden
Overlast buren
Woning niet gelijkvloers
Sfeer in de buurt
Woningtype
Geen tuin, balkon
Slechte kwaliteit woning
Te kleine woning
5%
15%
20%
25%
6
7
7
8
9
12
16
17
17
18
20
21
21
23
48
2009
22
10%
2011
30%
35%
40%
45%
50%
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Dit is dan ook veruit de meest genoemde verhuisreden in Amsterdam. Gezien de samenstelling van de woningvoorraad van Amsterdam is dat niet vreemd: een zeer groot deel van de woningen is een etagewoning met een beperkt woonoppervlak. Dat het percentage verhuisgeneigden dat de woning te klein vindt nog gegroeid is tussen 2009 en 2011, zegt waarschijnlijk iets over de afgenomen mogelijkheden om te verhuizen. Ook de toename van het aandeel dat de woning te duur vindt (van 10% naar 12%), is een indicatie voor de huidige problemen op de woningmarkt. Naast de grootte van de woning wordt de slechte kwaliteit van de woning, het woningtype, het ontbreken van tuin of balkon en de sfeer in de buurt door ongeveer 20% van de huishoudens genoemd als een verhuisargument. De verhuisgeneigde huishoudens hebben verschillende redenen genoemd om te willen verhuizen. Daarnaast is gevraagd wat zij als de belangrijkste verhuisreden zien. Ook dat blijkt de te kleine woning te zijn (25%). Mensen vinden een grotere woning belangrijk. Vaak omdat zij echt klein wonen, vaak omdat zij meer ruimte wensen ondanks dat zij – voor Amsterdamse begrippen – al redelijk ruim wonen. Wel blijken sommige veelgenoemde verhuisredenen niet als de belangrijkste te worden beschouwd en andersom, vergelijk de figuren 3.2 en 3.3. Bijvoorbeeld het ontbreken van tuin of balkon wordt door 21% van de respondenten genoemd als een van de redenen om te willen verhuizen, terwijl het maar door 4% van de verhuisgeneigde huishoudens genoemd wordt als belangrijkste verhuisreden. Naast de te kleine woning worden ‘woning niet gelijkvloers’, de sfeer in de buurt, de kwaliteit van de woning en omstandigheden in het huishouden genoemd als belangrijkste redenen. De te dure woning is ook bij de belangrijkste verhuisreden geklommen in het rijtje. Overigens noemt 15% ‘overige redenen’ als belangrijkste verhuisreden, het gaat om een zeer brede verzameling van onderwerpen die niet in de vragenlijst waren opgenomen.
Figuur 3.3: Belangrijkste verhuisredenen 0%
Te dure woning
Slechte kwaliteit woning
Sfeer in de buurt
Woning niet gelijkvloers
Omstandigheden huishouden
Te kleine woning
5%
10%
15%
20%
25%
30%
5
6
7
7
8
25
2009
2011
23
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Leeftijd Leeftijd is de belangrijkste demografische variabele. Met name jongere en jong- middelbare huishoudens zijn nog in ontwikkeling wat betreft hun huishouden, hun werkcarrière en hun wooncarrière. Zo is te zien dat bij de leeftijdgroepen 25-34 en 35-44 jaar de te kleine woning een veel belangrijkere verhuisreden is dan gemiddeld. Ook de omstandigheden in het huishouden worden vaker genoemd in deze leeftijdsgroepen, dat is vermoedelijk ook de reden waarom de tuin vaker gemist wordt. De niet gelijkvloerse woning is voor huishoudens vanaf 55 jaar een belangrijke verhuisreden en dit onderwerp wordt door deze groep in 2011 vaker genoemd dan in 2009.
Figuur 3.4: Verhuisredenen naar leeftijdscategorie 18-24
25-34
Te kleine woning
35%
65%
Slechte kwaliteit woning
21%
23%
35-44
45-54
55-64
65-74 >75 jaar Totaal
57%
40%
22%
17%
20%
48%
25%
24%
22%
18%
12%
23%
Geen tuin, balkon
16%
28%
24%
16%
15%
11%
7%
21%
Woningtype
23%
24%
21%
17%
18%
12%
14%
21%
Sfeer buurt
17%
22%
20%
21%
19%
13%
14%
20%
5%
10%
13%
23%
31%
47%
41%
18%
Woning niet gelijkvloers Overlast buren
12%
15%
17%
19%
22%
17%
12%
17%
Hoge score
Omstandigheden huishouden
14%
25%
21%
9%
5%
6%
6%
17%
Lage score
Lawaai, stank, etc
7%
16%
16%
18%
16%
12%
9%
16%
Huishoudenssituatie De beperkte grootte van de huidige woning wordt vanzelfsprekend vaker genoemd door grote huishoudens dan door kleine huishoudens (figuur 3.5). Daarbij maakt het weinig uit of het om echt grote huishoudens (minimaal 5 personen) gaat of om huishoudens van 3 of 4 personen. Grote huishoudens noemen bovendien relatief vaak de slechte kwaliteit van de woning: 39% van hen geeft dit als verhuisreden. Het gaat hier vaak om Nederlanders van Marok kaanse of Turkse afkomst (zie ook figuur 3.10).
Figuur 3.5: Verhuisredenen naar huishoudensgrootte
Te kleine woning
24
1 persoon
2 personen
3 of 4 personen
5 of meer personen
Totaal
40%
44%
56%
59%
48%
Slechte kwaliteit woning
22%
19%
24%
36%
23%
Geen tuin, balkon
17%
24%
24%
17%
21%
Woningtype
18%
21%
22%
25%
21%
Sfeer in buurt
20%
20%
20%
20%
20%
Woning niet gelijkvloers
17%
18%
17%
26%
18%
Overlast buren
19%
15%
16%
16%
17%
Omstandigheden huishouden
13%
19%
20%
13%
17%
Hoge score
Lawaai, stank
15%
13%
17%
19%
15%
Lage score
Te dure woning
11%
14%
12%
14%
12%
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Eigendomsector Of men in een koop- of een huurwoning woont speelt mee in de mate waarin men verhuisgeneigd is. In 2011 is de actieve verhuisgeneigdheid van bewoners van beide huursectoren meer gestegen dan van koophuisbewoners. Zo werd in 2009 14% van de corporatiewoningen bewoond door een huishouden dat beslist wilde verhuizen en hier actief mee bezig was. In 2011 ligt dit percentage op 17%.
Figuur 3.6: Verhuisgeneigdheid naar eigendomsector 0%
10%
19
Particuliere huurwoning
9
30%
10
17
Corporatiewoning Koopwoning
20%
6
7
Ja actief
50%
9
11 5
40%
60%
70%
80%
25
100%
37
21
46
26
Ja
90%
53
Misschien actief
Misschien
Nee
De te kleine woning is voor alle groepen bewoners de meest genoemde verhuisreden, maar opvallend genoeg halen eigenaren-bewoners op deze verhuisreden het hoogste percentage. Uit de combinatie van een verhoogde score op ‘omstandigheden in het huishouden’ en ‘geen tuin of balkon’ kan vermoed worden dat het vaak huishoudens betreft in de gezinsfase. Ruimtebehoefte blijft bij deze groep dus de belangrijkste verhuisreden, ondanks dat men met een koopwoning al ruimer bemeten is dan huishoudens in een huurwoning. Bewoners van corporatiewoningen noemen wat vaker de sfeer in de buurt, overlast van buren en de ‘niet gelijkvloerse woning’ als verhuisreden. Bewoners van particuliere huurwoningen noemen relatief vaak de ‘te dure woning’ en omstandigheden in werk of studie. Dat is typerend voor deze sector. Veel meer dan de corporatiesector liggen de huren in de particuliere huursector boven de liberalisatiegrens, waardoor de klantenkring meer gekenmerkt wordt door een kortere woonduur van huishoudens zoals studenten of mensen in de dynamische fase van de arbeidscarrière.
Figuur 3.7: Verhuisredenen naar eigendomsector
Te kleine woning Slechte kwaliteit woning
Eigen woning
Corporatie woning
Particuliere huurwoning
Totaal
53%
46%
48%
48%
3%
28%
27%
23%
Geen tuin, balkon
28%
16%
25%
21%
Woningtype
20%
21%
21%
21%
Sfeer in buurt
19%
23%
15%
20%
Woning niet gelijkvloers
14%
22%
13%
18%
Overlast buren
12%
20%
13%
17%
Omstandigheden huishouden
29%
11%
19%
17%
Lawaai, stank
15%
15%
16%
16%
Hoge score
Te dure woning
7%
12%
18%
12%
Lage score
Omstandigheden in werk of studie
9%
6%
13%
9%
25
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Inkomen Het hebben van een koop- of huurwoning is een belangrijkere verklarende variabele dan het inkomen. Bewoners van particuliere huurwoningen zijn het meest verhuisgeneigd; eigenaren-bewoners het minst. De verhuisgeneigdheid van de hogere inkomensgroepen wijkt maar weinig af van het gemiddelde. Alleen de laagste inkomensgroep heeft een verhoogde verhuisgeneigdheid (31%). De verhuismotieven zijn echter niet zo evenwichtig verdeeld. Hogere inkomens komen vaker voor bij huishoudens van tweeverdieners. De hogere inkomensgroepen bestaan hierdoor vaker uit huishoudens van twee volwassenen die vaker dan huishoudens van alleenwonenden kinderen hebben of aan de vooravond staan van gezinsvorming. Dat is de reden dat de hogere inkomens meer behoefte hebben aan een grotere woning, een balkon of een tuin en daarnaast aangeven dat omstandigheden in het huishoudens aanleiding zijn om te willen verhuizen. Bij de laagste inkomensgroep speelt de slechte kwaliteit van de woning vaker een rol bij de wens te willen verhuizen.
Figuur 3.8: Verhuisredenen naar inkomensgroep Lage inkomens
Laag modaal
Modaal € 43.000
€ 43.000 - 1½x modaal 1½x modaal 2x modaal
>2x modaal
Totaal
Te kleine woning
45%
48%
48%
50%
57%
58%
49%
Slechte kwaliteit woning
32%
23%
18%
26%
19%
9%
23%
Geen tuin, balkon
17%
16%
20%
20%
32%
35%
22%
Woningtype
23%
18%
15%
18%
30%
20%
21%
Sfeer in buurt
24%
20%
20%
26%
20%
16%
21%
Omstandigheden huishouden
12%
17%
14%
24%
25%
28%
18%
Woning niet gelijkvloers
21%
17%
14%
13%
15%
13%
17%
Overlast buren
17%
17%
15%
18%
17%
10%
16%
Lawaai, stank
16%
15%
15%
18%
14%
15%
16%
Te dure woning
12%
11%
12%
14%
19%
9%
12%
Hoge score
Lage score
Herkomst De herkomst van de huishoudens speelt geen belangrijke rol in de mate van verhuisgeneigdheid omdat andere variabelen het effect van herkomst overschaduwen, zoals de kwaliteit van de woning, en de woningsector (huur- of koopwoning). De herkomstgroepen zijn niet gelijk verdeeld over de Amsterdamse woningvoorraad naar sector en kwaliteitsniveau. Uit figuur 3.9 blijkt dat Nederlanders van Turkse en Marokkaanse komaf hun woning veel lager waarderen dan de andere groepen. Daarom zijn huishoudens met een Nederlandse herkomst iets minder verhuis geneigd (20% tegenover 24% voor Amsterdam gemiddeld) en sommige van de huishoudensgroepen met een allochtone herkomst juist meer dan gemiddeld. Huishouden met Marokkaanse herkomst zijn het meest verhuisgeneigd (43%).
26
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Figuur 3.9: Waardering woning naar herkomstgroep Rapportcijfer 7,5
7,7
7,8
7 6,5
6,9
6,7
6
6,1
5,5 5
5,5
4,5 4
5,9 Marokkaans
6,0
6,5
Turks
6,8
Overig niet westers
2009
Surinaams en Antilliaans
7,5 Westerse allochtonen
7,7 Autochtonen
2011
Maar ook huishoudens met een Turkse (38%) en een Surinaamse/Antilliaanse herkomt (30%) stijgen ruim boven het gemiddelde uit. Nederlanders van Turkse en Marokkaanse komaf geven veel vaker dan de andere etnische groepen aan dat de kwaliteit van de woning (slecht, te klein) de reden is om te verhuizen (figuur 3.10). Voor autochtone Nederlanders is de kwaliteit van de woning veel minder een reden om te verhuizen. Opvallend is dat huishoudens uit ‘overige westerse landen’ vaker dan gemiddeld de sfeer in de buurt als verhuisreden noemen, terwijl zij juist vaker in de buurten wonen met goede leefbaarheids cijfers. Huishoudens van Turkse herkomst noemen vaker overlast van buren als verhuisreden. Tot slot is het opmerkelijk dat Surinaamse/Antilliaanse huishoudens vaker fysieke barrières in de woning (woning niet gelijkvloers) als verhuismotief noemen.
Figuur 3.10: Verhuisredenen naar herkomstgroep Surinaams en antilliaans
Turks
Marokkaans
Te kleine woning
48%
51%
57%
Slechte kwaliteit woning
30%
39%
Geen tuin, balkon
17%
20%
Overig Westerse Autochtonen niet westers allochtonen 45%
Totaal
48%
48%
48%
38%
26%
18%
17%
23%
9%
15%
21%
25%
21%
Woningtype
21%
22%
20%
27%
19%
20%
21%
Sfeer in buurt
22%
21%
17%
23%
25%
18%
20%
Woning niet gelijkvloers
29%
22%
22%
21%
13%
15%
18%
Overlast buren
18%
21%
15%
15%
18%
17%
17%
Omstandigheden in huishouden
14%
11%
10%
14%
20%
19%
17%
Lawaai, verkeersdrukte, vervuiling
13%
24%
15%
18%
17%
14%
16%
Te dure woning
20%
13%
9%
18%
13%
10%
12%
Hoge score
Lage score
27
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
3.3 Verhuisredenen in de verschillende buurten De mate van verhuisgeneigdheid is ongelijk over de stad verdeeld. Dat kwam in het vorige hoofdstuk aan de orde. De verhuismotieven verschillen per woonmilieu. Zowel de kwaliteit van woningen en woonomgeving als die van de verschillende typen huishoudens zijn ongelijk over de stad verspreid. De woonmilieu-indeling is een handige manier om daar naar te kijken (figuur 3.11). Het woonmilieu dorp is weggelaten (te weinig verhuisgeneigden) en de vijf nieuwbouwmilieus zijn samengevoegd naar ouderdom: De woonmilieus Amsterdamse suburb en Transformatie (Nb1+Nb2) zijn de twee oudere nieuwbouwmilieus, Water en Groen, Moderne Stad en Compacte Vernieuwing (Nb345) vertegenwoordigen de recentste toevoegingen. In Centrum en Centrumrand is de te kleine woning de belangrijkste verhuis reden. In Centrum spelen daarnaast lawaai en stank, drukte in de stad, onvol doende parkeerplaatsen en het voorzieningenniveau een rol: dit zijn de typerende karaktertrekken van het centrum waar wonen sterk gemengd is met andere functies. Opvallend daarbij is dat de sfeer in de buurt veel minder als verhuisreden wordt opgevoerd en dat overlast van buren ook geen rol speelt. Aan het feit dat omstandigheden in het huishouden en omstandigheden in werk of studie een rol spelen, is te zien dat ook de bewoners een bijzonder profiel hebben.
Figuur 3.11: Verhuisredenen van beslist verhuisgeneigden naar woonmilieu Centrum Te kleine woning
56%
Centrum- Welgesteld Vergrijsde Verbinding rand Stedelijk Tuinstad 56%
47%
41%
56%
Transitie
Nb1+Nb2
Nb345
Totaal
41%
33%
35%
48%
Slechte kwaliteit woning
20%
20%
16%
21%
29%
30%
7%
8%
23%
Geen tuin, balkon
42%
29%
26%
13%
20%
14%
15%
33%
21%
Woningtype
21%
20%
24%
19%
20%
21%
18%
17%
20%
Sfeer in buurt
11%
7%
7%
23%
22%
30%
24%
23%
20%
Woning niet gelijkvloers
9%
19%
18%
17%
17%
23%
22%
7%
18%
Overlast buren
7%
15%
14%
17%
20%
19%
12%
13%
17%
Omstandigheden huishouden
30%
20%
21%
16%
17%
14%
8%
15%
17%
Lawaai, stank
26%
18%
11%
13%
15%
17%
10%
15%
16%
Te dure woning
10%
9%
11%
14%
10%
15%
19%
23%
12%
De drukte in de stad
28%
13%
10%
3%
11%
3%
3%
3%
8%
Omstandigheden werk/studie
14%
7%
11%
9%
8%
5%
5%
9%
8%
Parkeervoorzieningen
13%
12%
8%
4%
8%
5%
7%
6%
7%
Sloop
0%
4%
0%
10%
6%
13%
0%
1%
7%
Te grote woning
3%
4%
5%
5%
6%
8%
10%
9%
6%
Voorzieningen, winkels etc.
8%
3%
2%
6%
6%
6%
7%
5%
5%
Slechte kwaliteit van de woning is een verhuisreden in de milieus Transitie en Verbinding. In Transitie springen bovendien de sfeer in de buurt, de geringe toegankelijkheid van woningen en het feit dat er woningen gesloopt worden eruit als verhuisargumenten.
28
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Geen tuin of balkon worden vaker genoemd in de compactere delen van Amsterdam waartoe Centrum, Centrumrand en Verbinding behoren. Opvallend is dat ook in de recentere nieuwbouwmilieus (Nb345) het ontbreken van voldoende privé buitenruimte naar boven komt al verhuisreden, terwijl overige verhuisredenen van gering belang zijn in deze moderne woonbuurten met de hoogste woonkwaliteit. Een aspect dat minder met kwaliteit te maken heeft is de prijs. Het aantal huishoudens dat de ‘te dure woning’ meldt als motief om te willen verhuizen ligt in de nieuwbouwmilieus op bijna het dubbele van Amsterdam en ook het aantal huishoudens dat de ‘te grote woning’ als motief aangeeft is in deze milieus aanwezig, terwijl het in de stad als geheel bijna geen rol speelt.
3.4 Conclusie De belangrijkste verklarende variabele voor verhuisgeneigdheid is de ontevredenheid over de woning. Veel Amsterdammers vinden dat ze te klein wonen en zouden graag verhuizen naar een grotere woning. Leeftijd is de tweede belangrijkste verklarende variabele voor verhuisgeneigdheid. Jongeren zijn vaker op zoek naar een andere woning dan ouderen. Ze zijn net gestart op de woningmarkt en hebben over het algemeen hun ideale woning nog niet gevonden. Naarmate men ouder is en een betere woning heeft verworven, is men minder op zoek naar een andere woning. Voor de 55-plussers geldt relatief vaak als verhuisreden dat de woning niet gelijkvloers is. In 2011 komt de te kleine woning en de te dure woning als argument om te willen verhuizen sterker naar voren dan in 2009. Wellicht is de stijging van deze argumenten een uiting van de moeilijkheden om de verhuiswensen te realiseren. De eigendomssector is eveneens van invloed. De verhuisgeneigdheid is groter in de beide huursectoren dan in de koopsector. In de corporatiesector speelt overlast van buren, de sfeer in de buurt en ook het feit dat de woning niet gelijkvloers is een rol. In de particuliere huursector is de huurprijs vaak een probleem. In de koopsector wordt met name de kleine woning als verhuismotief genoemd. Koophuisbewoners zijn vaak huishoudens van tweeverdieners in de fase van gezinsvorming of –uitbreiding. Ook al hebben ze al vaker een grotere woning, ruimtebehoefte speelt met name bij deze groep. In recente nieuwbouwmilieus is te weinig buitenruimte en het prijsniveau vaak een verhuisargument. Herkomst is zelf geen variabele die sterk van invloed is op verhuisgeneigdheid. Maar vanwege het feit dat diverse groepen met een niet westerse achtergrond aangeven in een slechtere woonkwaliteit te leven dan Nederlanders en westerse allochtonen is die invloed op verhuisgeneigdheid er toch, maar indirect. Huishoudens met een Turkse herkomst geven vaker dan gemiddeld aan dat overlast van buren een verhuisargument is. Surinaamse Nederlanders noemen vaker fysieke barrières in de woning (woning niet gelijkvloers) als verhuismotief. Marokkaanse Amsterdammers hebben de grootste behoefte om te verhuizen.
29
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
30
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
4
Gewenste woning
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt gekeken in hoeverre de woonwensen verschillen tussen huishoudens die in Amsterdam willen blijven en huishoudens die hun nieuwe woning buiten Amsterdam willen gaan zoeken. Ook is het interessant om te zien of de woningmarktcrisis die sinds 2008 heerst, doorwerkt in het soort woningen dat men wenst. Is er een omslag van huur naar koop bij de verhuiswensen?
4.2 Het gewenste woningtype Welk type woning wil de Amsterdammer die binnen twee jaar beslist wil verhuizen? Een kleine dertig procent is op zoek naar een eengezinswoning (28%). Daarbij is er een duidelijk verschil tussen huishoudens die in Amsterdam willen blijven en de huishoudens die buiten Amsterdam willen gaan wonen. Binnen Amsterdam wil 22% een eengezinswoning, terwijl van de huishoudens die Amsterdam willen verlaten de helft (49%) als voorkeur een eengezinswoning opgeeft. Bij huishoudens die in Amsterdam willen blijven is de belangstelling voor etagewoningen (31%) en benedenwoningen met tuin (32%) groot en dat past natuurlijk goed bij de woningvoorraad van Amsterdam met overwegend gestapelde woningen.1
1 Het onderzoek Wonen in Amsterdam legt de nadruk op woonwensen en dat is iets anders dan woningbehoefte. In het landelijke Woningbehoefteonderzoek (WoON) wordt ingegaan op de daadwerkelijke woningbehoefte waardoor een beeld verkregen wordt van woningtekorten en woningoverschotten.
31
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Figuur 4.1: Voorkeur woningtype van beslist verhuisgeneigden, naar locatievoorkeur 0%
10%
Totaal
28
Buiten Amsterdam
49
Binnen Amsterdam
22
20%
30%
40%
50%
60%
70%
30
80%
90%
25
23
5
12
32
3
31
Eengezinswoning
Benedenwoning met tuin
Ouderenwoning
Geen voorkeur en overig
100%
11
13 5
10
Etagewoning (appartement, flat)
De woningvoorraad waarop degenen zich oriënteren die in Amsterdam willen blijven, is per stadsdeel verschillend van samenstelling en dat werkt door in de voorkeuren. Het is realistisch dat slechts een klein deel van de woningzoekenden in Centrum en Zuid (8%) een eengezinswoning zou willen, de 38% die graag een benedenwoning zou willen stemt echter lang niet overeen met de verhouding in de woningvoorraad. Noord is het stadsdeel waar de voorkeur voor eengezins woningen het hoogst is en dat correspondeert met het feit dat in Noord veel eengezinswoningen staan. In dit stadsdeel is de behoefte om door te stromen naar een woning die geschikt is voor ouderen met 10% het hoogst van alle stadsdelen: Noord telt dan ook het hoogste aandeel 65-plussers en 75-plussers van alle stadsdelen.
Figuur 4.2: Woningvoorkeur van verhuisgeneigde huishoudens (beslist + misschien) die in Amsterdam willen blijven wonen, naar stadsdeel Zuid
Eengezinswoning 8%
Benedenwoning
Etagewoning
41%
34%
Ouderenwoning 7%
Geen voorkeur 6%
Anders, namelijk 5%
Totaal 100%
Centrum
8%
38%
40%
4%
9%
2%
100%
West
20%
38%
30%
3%
7%
2%
100%
Oost
25%
29%
31%
2%
10%
3%
100%
Zuidoost
25%
30%
25%
8%
9%
2%
100%
Nieuw-West
32%
22%
32%
5%
5%
3%
100%
Noord
40%
23%
20%
10%
5%
2%
100%
Amsterdam
22%
32%
31%
5%
7%
3%
100%
De samenstelling van de huishoudens bepaalt grotendeels de voorkeur van het woningtype (figuur 4.3). Gezinnen met twee ouders hebben het vaakst een voorkeur voor een eengezinswoning, 47%. Eenoudergezinnen hebben vaker een voorkeur (29%) voor een eengezinswoning dan stellen zonder kinderen (15%) of alleenwonenden (10%), maar onder de eenoudergezinnen is de belangstelling voor eengezinswoningen wel het meest gedaald tussen 2009 en 2011 (acht procentpunten). Bij de stellen zonder kinderen is de belangstelling voor benedenwoningen met tuin toegenomen (van 29% in 2007 naar 39% in 2011).
32
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Figuur 4.3: Voorkeur van beslist verhuisgeneigden die in Amsterdam willen blijven, naar huishoudenstype 0%
10%
Amsterdam
22
Stel met kind
47
Eenoudergezin
29
Stel zonder kind
15
Alleenwonend
10
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Benedenwoning met tuin
Ouderenwoning
Overig
12
8
39
Eengezinswoning
9
6
32
39
11
2
24
34
8
1
19
25
32
10
5
31
32
100%
Etagewoning (appartement, flat)
Aangezien de huishoudens van Nederlanders van Turkse en Marokkaanse afkomst voor een groot deel uit gezinnen bestaan, is het niet verwonderlijk dat bij hen de voorkeur voor eengezinswoningen het grootst is (figuur 4.4). Bij Marokkaanse Nederlanders is die belangstelling zelfs nog enigszins gegroeid tussen 2009 en 2011, terwijl die bij de overige groepen afnam. Bij Turkse Nederlanders daalde de belangstelling voor eengezinswoningen van 49% naar 37%, bij huishoudens met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond van 30% naar 20%.
Figuur 4.4: woningvoorkeuren van beslist verhuisgeneigden die in Amsterdam willen blijven, naar herkomstgroep 0%
10%
Amsterdam
22
Marokkaans
50
Turks
37
Overige niet-westers
28
Surinaams en Antilliaans
22
Westerse allochtonen
14
Autochtonen
13
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
18
20
23
28 28
28
37
Eengezinswoning
Benedenwoning met tuin
Ouderenwoning
Overig
11
1
12
34
12
4 4 6
38
31
2
31
35
100%
10
5
31
32
90%
7
9 11 10
Etagewoning (appartement, flat)
33
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Figuur 4.5 woningvoorkeuren van beslist verhuisgeneigden die in Amsterdam willen blijven, naar inkomensgroep 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
10
4
32
32
Amsterdam
23
> 2x modaal
24
34
32
1,5 - 2x modaal
24
34
35
€ 43.000 - 1,5x mod
31
Modaal - € 43.000
18
Laag - modaal
18
Lage inkomens
24
3
28
33
Eengezinswoning
Benedenwoning met tuin
Ouderenwoning
Overig
3
11
3
41
26
5
8
35
32
9
1
24
35
100%
6
11
4
11
Etagewoning (appartement, flat)
De huishoudenssamenstelling is veel meer bepalend voor de behoefte aan soorten woningen dan het inkomen. De belangstelling voor een eengezinswoning is bij de laagste inkomensgroep net zo groot (24%) als bij de twee hoogste inkomensgroepen (figuur 4.5). Bij de inkomens van modaal – 1,5x modaal is die belangstelling iets groter (31%). Oppervlakte Huishoudens die Amsterdam willen verlaten zijn op zoek naar beduidend grotere woningen dan de huishoudens die in Amsterdam willen blijven. In hoofdstuk 3 hebben we al gezien dat met name stellen zonder kinderen en
Figuur 4.6 Gewenst aantal vierkante meters bij beslist verhuisgeneigden naar voorkeurslocatie
45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2009
2011
< 60 m² Amsterdam
34
2009
2011
60 tot 80 m²
2009
2011
80 tot 100 m² Buiten Amsterdam
2009
2011
> 100 m²
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
de hogere inkomens willen verhuizen naar een woning buiten Amsterdam. Beide kenmerken verwijzen ook naar de behoefte aan grote woningen. Buiten Amsterdam is het aanbod van grotere woningen ruimer en zijn de prijzen per vierkante meter lager. Mensen die de voorkeur aan Amsterdam geven zullen vaker een kleinere woning accepteren. Van de huishoudens die binnen Amsterdam willen verhuizen denkt 66% aan een woning met een oppervlakte van minder dan 80 m² (figuur 4.6). Van de huishoudens die ergens buiten Amsterdam willen gaan wonen, denkt 35% aan een woning van minder dan 80 m². Die belangstelling voor kleine woningen binnen Amsterdam en grotere woningen buiten Amsterdam gaat verder uit elkaar lopen. Tussen 2009 en 2011 is de belangstelling voor woningen tot 80 m² in Amsterdam gegroeid (van 50% naar 66%), terwijl die belangstelling buiten Amsterdam licht afnam. Van de huishoudens die op wonen buiten Amsterdam gericht zijn, zou 44% (40% in 2009) een woning van 100 m² of meer willen. Bij de Amsterdam-georiënteerden is dat 14% (23% in 2009).
4.3 Huren of kopen De wens om te kopen in plaats van een woning te huren steeg in de 21ste eeuw geleidelijk. 2007 Blijkt in de reeks van twee-jaarlijkse Wonen in Amsterdam onderzoeken het hoogtepunt te zijn geweest. Toen gaf 45% aan uitsluitend of bij voorkeur te willen kopen, dat percentage was toen iets groter dan het aandeel dat beslist of bij voorkeur wilde huren (41%). In 2011 wil 47% van de verhuisgeneigden huren en 40% een eigen woning, en daarmee zijn de verhoudingen weer vergelijkbaar met 2005.
Figuur 4.7: De ontwikkeling van de koop/huurwens (beslist + misschien verhuizers) 0%
10%
20%
30%
40%
50%
1999
19
2001
16
2003
18
21
13
2005
20
19
14
2007
25
2009
23
2011
22 Uitsluitend kopen Liever kopen
17 19
6 13
90%
100%
35 29
19
34
13 11
14
20
80%
38
17
13
19
70%
13
12
18
60%
30 39
10 12
Geen voorkeur
35 Uitsluitend huren Liever huren
35
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
In de stadsdelen Zuid en Centrum voelen mensen het meest voor het kopen van een woning. Dit sluit aan bij het ruimere aanbod koopwoningen, en de hogere inkomens van bewoners in deze stadsdelen. In Noord, Nieuw-West en Zuidoost is de voorkeur van huurwoningen veel sterker. Stadsdeel West valt op met een daling van het aandeel koop-geïnteresseerden (van 37% naar 31%). Stadsdeel Oost valt juist op door een omgekeerde beweging (een groei van de koopinteresse van 33% naar 37%). Ook in Zuidoost is er een groeiende wens om een woning te kopen (van 25% naar 27%).
Figuur 4.8: Voorkeur koop of huur naar stadsdeel (alleen beslist verhuisgeneigden) Uitsluitend kopen
Uitsluitend huren
Liever kopen
Liever huren
Geen voorkeur
Totaal
Centrum
24%
31%
24%
15%
6%
100%
West
17%
45%
14%
14%
10%
100%
Nieuw-West
13%
54%
12%
11%
11%
100%
Zuid
27%
29%
21%
12%
11%
100%
Oost
22%
38%
15%
14%
11%
100%
Noord
7%
47%
15%
15%
16%
100%
Zuidoost
15%
47%
12%
13%
14%
100%
Amsterdam
18%
42%
16%
13%
11%
100%
De verdeling naar woonmilieus is behulpzaam bij de constatering dat juist in die delen van de stad waar de koopsector sterk vertegenwoordigd is, de belangstelling voor kopen geringer geworden is. In het centrummilieu wil nog altijd meer dan de helft zijn volgende woning kopen, maar dat was in 2009 bij twee derde het geval.
Figuur 4.9: Voorkeur koop of huur naar woonmilieu (beslist verhuisgeneigden)
36
Kopen
Huren
2009
2011
2009
2011
Centrum
65%
52%
29%
45%
Centrumrand
46%
46%
45%
44%
Welgesteld Stedelijk
53%
52%
40%
39%
Vergrijsde Tuinstad
25%
26%
63%
61%
Verbinding
29%
31%
60%
58%
Transitie
17%
20%
72%
68%
Nb1 Amsterdamse Suburb
65%
38%
29%
47%
Nb2 Tranformatie
51%
44%
46%
44%
Nb3 Water en Groen
63%
66%
26%
30%
Nb4 Modene Stad
63%
57%
30%
36%
Nb5 Compacte Vernieuwing
59%
44%
30%
45%
Amsterdam
34%
34%
56%
55%
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
In de oudste van de nieuwbouwmilieus Amsterdamse suburb, met een groot aantal buurten van Gein en Gaasperdam (Zuidoost), is de koopgeneigdheid geslonken van 65% naar 38%. Ook in het nieuwste woonmilieu, Compacte Vernieuwing is de wil om te gaan kopen sterk geslonken (van 59% naar 44%) en de behoefte om te gaan huren navenant gestegen (naar 45%). Tot dit milieu behoren delen van IJburg en de stedelijke vernieuwing van de Bijlmermeer. Dat juist twee woonmilieus die sterk vertegenwoordigd zijn in stadsdeel Zuidoost een verschuiving van koop naar huur te zien geven in de woningvoorkeur bij eventuele verhuizing, valt op omdat voor het stadsdeel als geheel juist het tegenovergestelde het geval is. Dat komt doordat in het andere woonmilieu dat sterk in Zuidoost vertegenwoordigd is, het transitiemilieu zich juist wel een lichte verschuiving voordoet ten gunste van de koopsector. Naarmate mensen meer verdienen neemt de wens om te kopen toe. Bij huishoudens met een inkomen van 2x modaal of hoger wil drie kwart beslist of bij voorkeur een koopwoning, bij de lage inkomens is dat precies omgekeerd. Bij elke inkomensgroep tussen de hoogste en de laagste is de wens om te gaan kopen stapsgewijs geringer en de wens om te huren stapsgewijs groter (figuur 4.10). Bij elke inkomensgroep is in 2011 de wens om te kopen geringer dan in 2009 behalve bij de inkomens tussen 1,5 en 2x modaal (van 59% naar 63%).
Figuur 4.10: Voorkeur koop of huur naar inkomenscategorie (beslist verhuisgeneigden) 0%
10%
Amsterdam
20
> 2x modaal
52
1,5 - 2x modaal
37
€ 43.000 - 1,5x mod
26
Modaal - € 43.000
21
Laag - modaal
12
Lage inkomens
3
20%
30%
40%
18
50%
60%
11
70%
14
26 24
17 9
14
Uitsluitend kopen Liever kopen
13
8
90%
4 9
15
13
9
9
16 27
8
32
19
39
14
100%
39
26
26
80%
60
Geen voorkeur
Uitsluitend huren Liever huren
37
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Naast inkomen is huishoudenstype een belangrijke verklarende factor voor de koop- of huurwens. Stellen met en zonder kinderen hebben een grotere koopwens dan alleenwonenden of eenoudergezinnen. Daarnaast geldt hoe groter het gezin, hoe minder koopgeneigd men is.
Figuur 4.11: Voorkeur koop of huur naar huishoudenstype (beslist verhuisgeneigden) 0%
10%
Amsterdam
18
Stel zonder kind
27
Stel met kind
26
Alleenwonend
13
Eenoudergezin
7
20%
30%
40%
16
50%
11
9
19 6
12
80%
90%
100%
42
11
14
70%
13
23
16
60%
14 11
30 38
13
47
13
53
Uitsluitend kopen
Uitsluitend huren
Geen voorkeur
Liever kopen
Liever huren
Inkomen bepaalt de voorkeur voor een koop- of huurwoning. Herkomst hangt nauw samen met inkomen en huishoudenstype, maar is op zichzelf niet bepalend voor de voorkeur voor koop of huur. Marokkaanse Nederlanders hebben over het algemeen een laag gemiddeld inkomen. Dit zie je terug in de geringe koopwens en relatief grotere voorkeur voor huren.
Tabel 4.12: Voorkeur koop of huur naar herkomstgroep (beslist verhuisgeneigden) 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
Marokkaans
3
5
Turks
14
Surinaams en Antilliaans
9
Overige niet-westers
10
Westerse allochtonen
23
Autochtonen
25
6
48
16 17
15
Liever kopen
52
13
10 14
8
Uitsluitend kopen
38
76
5
8
100%
42
13
11
16
18
Amsterdam
90%
19
19 21
44
14
11
Geen voorkeur
13 14
34 33
Uitsluitend huren Liever huren
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Ook zien we bij Nederlanders van Turkse afkomst, die een iets hoger gemiddeld inkomen hebben, dat huren de voorkeur geniet. Nederlanders van Surinaamse afkomst laten ongeveer het zelfde patroon zien als de Turkse Nederlanders. Autochtonen en westerse allochtonen zijn het sterkst gericht op koopwoningen. Bij hogere leeftijd is de behoefte om de volgende woning te gaan huren veel sterker dan de interesse om te kopen. De leeftijdsgroep 55-64 jaar wil voor driekwart van de gevallen liever of uitsluitend huren, bij de hogere leeftijdsgroepen is dat percentage nog hoger. De interesse voor koopwoningen is vooral te vinden bij de leeftijdsgroepen die zich in de fase bevinden van huishoudensontwikkeling en inkomenscarrière, ofwel de leeftijdsgroepen tussen 25 en 44 jaar. Momenteel wil iets minder dan de helft van deze groepen een eigen woning, dat was in 2009 nog ruimschoots de helft. Bij de leeftijdsgroep 25-34 kelderde de interesse voor koopwoningen van 68% naar 49%.
Figuur 4.13: Voorkeur koop of huur naar leeftijdsgroep (beslist verhuisgeneigden) 0%
Amsterdam
10%
20%
18
30%
40%
16
50%
11
60%
70%
13
80%
90% 42
2 3
8
7
80
65 t/m 74
3 4
5
8
80
55 t/m 64
6
7
Vanaf 75 jaar
12
8
68
45 t/m 54
13
35 t/m 44
27
18
25 t/m 34
25
24
18 t/m 24
8
9
24
Uitsluitend kopen Liever kopen
100%
14
13
7
50 12
11 11
24
Geen voorkeur
32 16
25 37
Uitsluitend huren Liever huren
39
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Huren of kopen en voorkeur Amsterdam of daar buiten In de oriëntatie op kopen of huren binnen Amsterdam of daar buiten is sinds de woningmarktcrisis een verschuiving gaande. Conform de verhoudingen in de voorraad waren huishoudens met een voorkeur voor Amsterdam meer op huur gericht en huishoudens met een oriëntatie op de regio meer op koop.
Figuur 4.14: Koop- of huurwensen van beslist-verhuisgeneigden In Amsterdam
Buiten Amsterdam
Liever kopen
Liever huren
Liever kopen
Centrum
44%
56%
83%
Liever huren 17%
West
30%
70%
57%
43%
Nieuw-West
22%
78%
49%
51%
Zuid
44%
56%
80%
20%
Oost
35%
65%
61%
39%
Noord
24%
76%
39%
61%
Zuidoost
24%
76%
52%
48%
Amsterdam
32%
68%
62%
38%
€ 2.977
€ 1.612
€ 3.470
€ 2.039
Gemiddeld Inkomen
Die discrepantie is in 2011 aanzienlijk sterker geworden. In 2009 dacht bij een eventuele verhuizing 57% van de Amsterdam-geïnteresseerden aan een huurwoning, dat is 68% in 2011. Bij de geïnteresseerden in een verhuisstap naar buiten Amsterdam dacht in 2009 56% aan een koopwoning, dat is in 2011 gegroeid naar 62%. In 2009 verschilde het gemiddelde inkomen van koopgeoriënteerden op Amsterdam en de wereld buiten Amsterdam maar 36 euro, in 2011 ligt het gemiddelde inkomen van de geïnteresseerden in een Amsterdamse koopwoning op € 2.977 (dat is bijna € 200 lager dan in 2009) en dat van belangstellenden voor een koopwoning in de markt buiten Amsterdam op € 3.470 (dat is ruim € 250 hoger dan in 2009). Ook in de huurmarkt voor potentiële verhuizers zien we een verschuiving. Het gemiddelde inkomensniveau van huishoudens die geïnteresseerd zijn in een huurwoning buiten Amsterdam ligt ruim € 400 hoger (€ 2.039 tegenover € 1.612) dan van huurhuisgegadigden die op Amsterdam gericht zijn. Het lijkt erop dat Amsterdamse geïnteresseerden in een koopwoning meer dan in 2009 hun vizier op de regio richten (zowel de percentuele verschuiving als die van het gemiddelde inkomen wijzen hier op). Vooral bij koop-geïnteresseerden uit de stadsdelen Centrum, Zuid, Oost en Zuidoost geldt dit. Daarnaast gaat de afgenomen interesse in koopwoningen in Amsterdam, afgemeten aan de gemiddelde inkomens in de huursector, gepaard met een verschuiving naar belangstelling voor huurwoningen buiten Amsterdam.
40
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
De eigen huurwoning kopen Van de bewoners van huurwoningen zou 9% de woning willen kopen, 14% zou dat eventueel willen. De belangstelling hiervoor is hoger in de stadsdelen, Centrum en Zuid en gering in Noord en Nieuw-West. De belangstelling om een woning te kopen is in 2011 iets geringer dan in 2009. Tegelijkertijd ligt bij degenen die serieus zouden willen kopen (in figuur 4.15: ja) de gemiddelde prijs die men in gedachte heeft bij een dergelijke aankoop hoger dan in 2009 (€ 227.000 in 2011 tegenover € 207.000 in 2009), terwijl het gemiddelde inkomen van deze groep lager ligt (€ 2.292 in 2011 en € 2.410 in 2009).
Figuur 4.15: Wens om de huurwoning die men bewoont te kopen 0%
Amsterdam
10%
9
20%
30%
40%
50%
14
Centrum
15
Zuid
11
Oost
9
Zuidoost
8
West
8
Noord
5
Nieuw-West
5
19 19 14 9 14 8 8
Ja
Eventueel
60%
70%
80%
90%
100%
68
9
60
7
61
9
68
9
72
12
68
9
75
11
77
10
Nee
Weet niet, geen antwoord
Figuur 4.16: Financiële kenmerken van huurders die hun woning willen kopen Wens om te kopen
Gemiddelde huidige huur
Eventuele koopprijs
Gemiddeld inkomen
Ja
€ 531
€ 227.000
€ 2.292
Eventueel
€ 515
€ 200.000
€ 2.134
Nee
€ 444
n.v.t.
€ 1.735
Weet niet
€ 440
n.v.t.
€ 1.627
41
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
4.4 Prijscategorieën Aan de verhuisgeneigden is gevraagd hoe hoog de huur- of koopprijs zou mogen bedragen na verhuizing. Huishoudens die zich buiten Amsterdam oriënteren zijn bereid een iets hogere huurprijs te betalen dan mensen die in Amsterdam willen verhuizen. In het bijzonder betreft het hier de hoge inkomens groep. Bij de inkomensgroep boven 2x modaal is het verschil iets meer dan € 100. Ook huishoudens die een woning willen kopen, willen buiten Amsterdam gemiddeld meer voor een woning uitgeven dan binnen Amsterdam. maar het verschil is kleiner dan in de huursector.
Figuur 4.17: Gewenste huur- of koopprijs naar locatie naar inkomensgroep Lage inkomens Laag - modaal Modaal - € 43.000 € 43.000 - 1,5x mod. 1,5 - 2x modaal > 2x modaal Totaal
Huidige huur
Gewenste huur
Gewenste koopprijs
In Amsterdam
€ 384
€ 492
€ 207.000
Buiten Amsterdam
€ 389
€ 495
€ 207.000
In Amsterdam
€ 382
€ 557
€ 211.000
Buiten Amsterdam
€ 417
€ 548
€ 226.000
In Amsterdam
€ 465
€ 648
€ 259.000
Buiten Amsterdam
€ 438
€ 599
€ 247.000
In Amsterdam
€ 503
€ 680
€ 288.000
Buiten Amsterdam
€ 501
€ 694
€ 289.000
In Amsterdam
€ 621
€ 766
€ 326.000
Buiten Amsterdam
€ 615
€ 769
€ 297.000
In Amsterdam
€ 842
€ 989
€ 457.000
Buiten Amsterdam
€ 936
€ 1.093
€ 460.000
In Amsterdam
€ 458
€ 616
€ 316.000
Buiten Amsterdam
€ 532
€ 697
€ 345.000
De huur- en koopprijzen die verhuisgeneigden in gedachte hebben verschillen per stadsdeel en corresponderen met het verschil in inkomensniveau van de stadsdelen. Zo denkt een verhuisgeneigde bewoner van stadsdeel Centrum voor een volgend huurhuis gemiddeld bijna € 700 te gaan betalen als hij in Amsterdam blijft, maar dat bedrag ligt op € 835 als hij denkt buiten Amsterdam te gaan wonen. De gemiddelde koopprijs die Centrumbewoners in gedachte hebben ligt rondom de € 400.000. Bij verhuisgeneigde bewoners van Zuidoost ligt de huurprijs die men zich voorstelt op € 508 als men in Amsterdam zou blijven en op € 555 als men Amsterdam zou verlaten. De bijbehorende koop prijzen voor verhuisgeneigden uit Zuidoost liggen gemiddeld op respectievelijk € 208.000 en € 248.000.
42
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Figuur 4.18: Gewenste huurprijs (per maand) of koopprijs (x € 1.000) naar locatie, per stadsdeel
€ 900 € 800 € 700 € 600 € 500 € 400 € 300 € 200 € 100 €0 Centrum
Zuid
Huren Amsterdam
Oost
West
Huren elders
Noord
Nieuw-West Zuidoost Kopen Amsterdam
Amsterdam Kopen elders
De huur- en koopprijzen die men in gedachte heeft liggen voor Amsterdam gemiddeld hoger dan in 2009, maar vooral voor woningen buiten Amsterdam. De verwachte huurprijs in Amsterdam steeg met € 58 en buiten Amsterdam met € 103. De verwachte koopprijs in Amsterdam steeg met € 2.000, buiten Amsterdam met € 13.000. Vooral verhuisgeneigden van de stadsdelen Centrum en Zuid dragen bij aan de toename van de verwachte huur- en koopbedragen buiten Amsterdam
43
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
4.5 Conclusie De belangstelling voor eengezinswoningen daalde over de hele linie, maar steeg juist bij Marokkaanse Nederlanders. Het feit dat het bij deze groep vaak gezinshuishouden betreft, maakt de behoefte aan eengezinswoningen begrijpelijk, het gemiddeld lage inkomensniveau zal hierbij een belemmering kunnen zijn. De belangstelling om te kopen is in 2011 geringer dan in 2009, maar toch niet dramatisch veel lager. De verhouding kopen of huren lijkt in 2011 op de situatie in 2005. Of men bij het zoeken naar een woning gericht is op Amsterdam of juist buiten Amsterdam gaat gepaard met een overwegende oriëntatie op etagewoningen of eengezinswoningen. Als men gericht is op Amsterdam zelf dan vormt de voorraadsamenstelling van de stadsdelen het profiel van de woonvoorkeuren (meer gerichtheid op eengezinswoningen in stadsdeel Noord bijvoorbeeld). Het profiel van woningvoorkeuren en achtergrondkenmerken van de bewoners is sinds 2011 uit elkaar gaan lopen voor wat betreft de keuze voor een woning in Amsterdam of ergens anders. Tussen 2009 en 2011 is de belangstelling voor kleine woningen gegroeid voor Amsterdam-georiënteerden en de belangstelling voor grote woningen gedaald. Voor huishoudens die buiten Amsterdam willen gaan wonen is de belangstelling voor ‘groot’ verder gegroeid en voor kleine woningen gedaald. Tegelijkertijd richt de geneigdheid om te kopen zich meer op de markt buiten Amsterdam en de behoefte aan een huurwoning meer op Amsterdam zelf. Ook ligt in 2011 het gemiddelde inkomen van degenen die zich buiten Amsterdam oriënteren hoger dan van de Amsterdam-geïnteresseerden (ongeacht of men zou willen huren of kopen), terwijl die verschillen in 2009 nog klein waren. Huishoudens die zich oriënteren op een koophuis zijn gemiddeld bereid meer uit te gaan geven voor een woning buiten Amsterdam dan in Amsterdam. Als men een huurwoning wenst is het verschil naar richtbedrag nog groter tussen binnen en buiten Amsterdam. Vooral verhuisgeneigden van de stadsdelen Centrum en Zuid dragen bij aan de toename van de verwachte huur- en koopbedragen buiten Amsterdam. In Amsterdam is de belangstelling om een woning te kopen vooral afgenomen in de woonmilieus met veel koopwoningen, zoals het centrummilieu en enkele van de nieuwbouwmilieus. In de oudere nieuwbouw, met onder meer Gaasperdam en Gein, is de belangstelling om te kopen sterk afgenomen, maar ook in de recentere nieuwbouw waartoe delen van IJburg en de stedelijke vernieuwing van de Bijlmermeer behoren, is de koopbereidheid sterk geslonken. De belangstelling om de eigen huurwoning te kopen is in 2011 iets geringer dan in 2011. Opvallend is dat van degenen die dat zouden willen de koopprijs die men in gedachte heeft gemiddeld hoger is dan in 2009, terwijl het inkomen van deze huishoudens lager is.
44
5
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Recente bewoners en recent bewoonde woningen
5.1 Inleiding In dit hoofdstuk kijken we naar de huishoudens die recentelijk binnen Amsterdam verhuisd zijn en naar de woningen die daarbij betrokken zijn. Wat zijn de kenmerken in vergelijking met de gehele Amsterdamse bevolking of de gehele woningvoorraad? Allereerst wordt ingegaan op de kenmerken van de woningen die in de voorbije twee-en-een-half jaar door nieuwe bewoners zijn betrokken (§ 5.2). In § 5.3 worden de recente bewoners onder de loep genomen. § 5.4 is gewijd aan de vorige woonsituatie van de recente bewoners en § 5.5 vergelijkt de vorige woonsituatie met de huidige woonsituatie (doorstroming).
5.2 Het Amsterdamse woningaanbod In april 2011, toen de vragenlijsten van het onderzoek Wonen in Amsterdam 2011 werden verspreid, woonde 20% van de Amsterdamse huishoudens vanaf 2009 in hun huidige woning. Deze huishoudens kunnen we aanmerken als ‘recente verhuizers’ of ‘recente bewoners’. Dit aandeel ligt hoger dan in 2009 (18%) maar lager dan in 2007 (22%).
Figuur 5.1: Huishoudens naar woonduur op adres Woonduur
2007
2009
Tot 2,5 jaar
22%
81.690
68.560
20%
76.700
Vanaf 2,5 jaar
78%
285.410
82% 309.440
80%
309.300
100%
367.100
100% 378.000
100%
386.000
Totaal
18%
2011
45
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Het totaal aantal woningen dat deze recente bewoners hebben betrokken vormt het aanbod van vrijgekomen woningen in de 28 maanden van januari 2009 tot mei 2011. Dit zijn immers de woningen die in die periode beschikbaar waren. In figuur 5.2 staat de totale woningvoorraad en het aanbod van vrijgekomen woningen in de periode 2005-2011.
Figuur 5.2: Vrijgekomen woningaanbod in 2007-2011 2007
2009
2011
379.300
389.230
394.500
Vrijgekomen woningaanbod*
81.690
68.560
75.500
Percentage van de totale woningvoorraad
21,5%
17,6%
19,1%
Totale woningvoorraad
* Het betreft in elk meetjaar de vrijgekomen woningen in de voorafgaande 2,5 jaar.
Eigendom en prijsklasse In figuur 5.3 en 5.4 is het aandeel koopwoningen, particuliere huurwoningen en corporatiewoningen in het totale aanbod vergeleken met het aandeel van deze eigendomsvormen in de totale woningvoorraad. Er zijn ten opzichte van de totale voorraad relatief weinig corporatiewoningen voor verhuur vrijgekomen in de periode 2009 - mei 2011. Vooral het aandeel vrijgekomen koopwoningen is sinds 2009 aanzienlijk gedaald. In 2009 lag het percentage recent bewoonde koopwoningen op ruim 36%, in 2011 op 30%. Vooral het aandeel vrijgekomen particuliere huurwoningen steeg, van 22% naar 30%.
Figuur 5.3: Gehele woningvoorraad en vrijgekomen woningaanbod naar eigendom 0%
Gehele voorraad
Vrijgekomen*
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
2011
30
47
23
2009
29
49
22
2011
30
40
30
2009
36
42
22
Koopwoning
Corporatiewoning
100%
Particuliere huurwoning
* Het betreft in elk meetjaar de vrijgekomen woningen in de voorafgaande 2,5 jaar.
46
90%
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
In figuur 5.4 is te zien dat de scherpe daling van het aandeel koopwoningen en de stijging van de particuliere huursector in het recente aanbod een flinke trendwijziging is in het voorbije decennium. In de periode tot aan 2009 steeg het aanbod van koopwoningen ongeveer net zo sterk als het aanbod aan corporatiewoningen daalde, met ongeveer tien procentpunten.
Figuur 5.4: Vrijgekomen woningaanbod* naar eigendomsector, 2001-2011
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Koopwoningen 2001
Corporatiehuur
2003
2005
Particuliere huur 2007
2009
2011
* Het betreft in elk meetjaar de vrijgekomen woningen in de voorafgaande 2,5 jaar.
Figuur 5.5 geeft het woningaanbod weer in de periode vanaf 2005, onderverdeeld naar koopprijsgrenzen en huurklassen. De huurprijscategorie € 412- 545 is het sterkst gegroeid bij recente bewoning. In 2005 maakte dit segment nog 20% uit van het totale aanbod, in 2011 is dat 30%. Het goedkope huurwoningensegment, met huren tot € 412 daalde het sterkst in het aanbod. Het aanbod van betaalbare koopsector met koopprijzen tot € 151.400, dat vooral gevoed wordt door de verkoop van corporatiewoningen, daalde in de laatste meting naar 3%. Het dure koopsegment boekte nog twee procentpunten winst en kwam in 2011 op 14% uit, terwijl het dure huursegment juist aanzienlijk slonk in het recente aanbod (12% in 2009 en 85 in 2011).
Figuur 5.5: Vrijgekomen woningaanbod naar prijsklasse
2011
0%
10%
3
14
20%
7
17
2007
7
16
5
16
40%
50%
12
24 27
12 9
60%
70%
80%
33
22
8
6
12
6
11
20
8
10
Huur < € 412
Koop € 151.400 - € 261.000
Huur € 412 - € 545
Prijsklassen ‘geïndexeerd’ naar mei 2011
100%
21
Koop < € 151.400 Koop > € 261.000
90%
10
30
20
14
2009
2005
30%
Huur € 545 - € 643 Huur > € 643
47
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
5.3 Kenmerken van recente bewoners Van de Amsterdamse huishoudens woonde in mei 2011 20% korter dan 28 maanden in de huidige woning. De meeste van deze ‘recente bewoners’ behoren tot de lage inkomens, namelijk 31%. Dit is bijna gelijk aan het aandeel lage inkomens onder alle Amsterdamse huishoudens (32%). Bij recente bewoners zijn lage en middeninkomens relatief licht ondervertegenwoordigd en de hoge inkomens ( 2x modaal of hoge) oververtegenwoordigd. Dit patroon wijkt niet af van 2009.
Figuur 5.6: Recente bewoners naar inkomensgroep 0%
5%
10%
15%
20%
25%
> 2x modaal
1,5 - 2x modaal
€ 43.000 - 1,5x mod
Modaal - € 43.000
Laag - modaal
Lage inkomens
48
2009 heel Amsterdam
2011 heel Amsterdam
2009 recente bewoners
2011 recente bewoners
30%
35%
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Net als bij het totaal van de Amsterdamse huishoudens vormen alleenwonenden de grootste groep recente bewoners: 45%. Onder recente bewoners zijn stellen zonder kinderen licht oververtegenwoordigd in 2011 en eenoudergezinnen licht ondervertegenwoordigd. Ook bij de huishoudensgrootte zijn de verschillen tussen recente bewoners en Amsterdam als geheel niet groot. Er is wel een ondervertegenwoordiging van grote huishoudens bij de recente bewoners. Kleine huishoudens van één of twee personen domineren in Amsterdam (74%). Bij de recente bewoners is dat niet anders. Wel is deze dominantie in 2009 en 2011 aanzienlijk geringer dan in voorgaande jaren.
Figuur 5.7: Recente bewoners naar huishoudenstype
Alle huishoudens
Aandeel recente bewoners 2003
2005
2007
2009
2011
2011
Alleenwonend
52%
48%
50%
48%
45%
46%
Stel zonder kinderen
24%
25%
27%
22%
27%
23%
8%
8%
8%
8%
6%
9%
Eenoudergezin
13%
16%
14%
17%
18%
19%
Overig
Stel met kinderen
3%
4%
2%
5%
4%
2%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Figuur 5.8: Recente bewoners naar huishoudensgrootte
Alle huishoudens
Aandeel recente bewoners 2003
2005
2007
2009
2011
2011
1 of 2 personen
82%
78%
82%
76%
77%
74%
3 of 4 personen
14%
18%
15%
21%
19%
21%
5 of meer personen Totaal
4%
4%
3%
3%
4%
6%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
De meeste recente bewoners zijn jong; ruim de helft van hen is jonger dan 35 jaar. Dit is niet verwonderlijk aangezien de Amsterdamse woningvoorraad wat betreft woningtype en huurprijs goed bij deze leeftijdsgroep aansluit. Daarnaast groeit de Amsterdamse bevolking de laatste jaren gestaag, waarbij de instroom van jongeren (studenten en afgestudeerden) een belangrijke rol speelt. Bij de hogere leeftijdsgroepen is het aandeel recente bewoners beduidend lager dan hun aandeel in de totale bevolking. Dit geldt met name voor de 50-plussers.
Figuur 5.9: Recente bewoners naar leeftijdsgroep
Alle huishoudens
Aandeel recente bewoners 2003
2005
2007
2009
2011
2011
18 - 34 jaar
53%
52%
55%
56%
23%
35 - 49 jaar
28%
28%
29%
27%
30%
50 - 64 jaar
10%
12%
11%
12%
28%
65 of ouder
11%
8%
5%
6%
18%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal
100%
De leeftijdsvariabele in WiA 2009 is niet bruikbaar
49
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
5.4 Vorige woonsituatie Drie van de vier recente bewoners (74%) woonde reeds in Amsterdam voordat zij verhuisden naar de huidige woning. Dat aandeel fluctueert licht, het is in 2011 een fractie lager dan in 2009 (75%) en nog lager dan in 2005 (79%).
Figuur 5.10: Recente bewoners naar vorige woonlocatie 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
Buitenland
Elders in Nederland
In omgeving van Amsterdam
In Amsterdam, ander stadsdeel
Zelfde stadsdeel, andere buurt
In dezelfde buurt
2009
2011
Bij de recente bewoners die uit de omgeving van Amsterdam komen ligt een iets groter accent op inkomens tot modaal (65%) dan bij de Amsterdamse recente bewoners, tussen 42% en 49% afhankelijk van of men uit dezelfde buurt, het zelfde stadsdeel of elders uit Amsterdam komt. Voor recente bewoners uit het buitenland geldt een oververtegenwoordiging van hoge inkomens (55% > 2x modaal). Uit de rest van Nederland komen veel jongeren (62% 18-34jr)). Uit eigen buurt komen veel vaker middelbare en ook veel oudere recente bewoners (36% is 50 jaar of ouder) Bijna 31% van de huishoudens is doorgestroomd van een onzelfstandige woonruimte in Amsterdam naar een zelfstandige woning (figuur 5.12). Dat was in 2009 28% en in 2007 26%. Bij 43% van deze huishoudens gaat het om doorstroming vanuit een kamer of studentenflat, in de overige gevallen gaat het om jongeren die vanuit een inwoonsituatie (bijv. het ouderlijk huis) zelfstandig zijn gaan wonen. Bijna de helft (47%) van de recente bewoners uit Amsterdam heeft een zelfstandige huurwoning achtergelaten, vaker een corporatiehuurwoning dan een particuliere huurwoning. Het aandeel huishoudens dat een koopwoning heeft achtergelaten lag in 2009 met 17% hoog ten opzichte van 2005 en 2007 (resp. 10% naar 11%) en daalde naar 15% in 2011.
50
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Figuur 5.11: Recente bewoners naar inkomensgroep en vorige woonlocatie 0%
10%
20%
30%
40%
50%
31
Buitenland
25
Elders in Nederland
30
In de omgeving van Amsterdam
41
In Amsterdam, ander stadsdeel
31
19
In hetzelfde stadsdeel, andere buurt
33
14
In dezelfde buurt
27
80%
6
10
27
9
9
14
24 11 12 8
12
15
100%
55 11
13
90%
27
8
4
6
8
70%
7
11
16
Totaal
2
60%
5
6
9
25
7
8
25 29
9
Lage inkomens
Laag - modaal
Modaal - € 43.000
€ 43.000 - 1,5x mod
1,5 - 2x modaal
> 2x modaal
Figuur 5.12: Vorige woonsituatie recente bewoners 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
Anders
Koopwoning
Corporatiewoning
Particuliere huur
Inwonend
Studentenflat/kamer
2009
2011
51
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
5.5 Doorstroming In figuur 5.13 zijn de oude en de nieuwe situatie van de recente bewoners naast elkaar gezet. Op deze manier krijgen we een indruk van de doorstroming in de huur- en de koopsector. De doorstroming binnen de zelfstandige huurwoningen van de corporaties is het grootst (68%). Mensen die eerst op kamers of in een studentenflat woonden of inwonend woonden, komen meestal terecht in de corporatiewoningen (respectievelijk 36% en 49%) of particuliere huurwoningen (43% en 30%), maar de koopsector is voor deze categorie geen onbeduidende doorstroommogelijkheid (21%). Verder is de dynamiek het hoogst binnen de twee particuliere eigendomssectoren: huishoudens verhuizen vanuit de koopsector vaak door naar een andere koopwoning (66%) en van zelfstandige particuliere huur naar een koopwoning (37%).
Figuur 5.13: Oude en nieuwe woonsituatie van recente bewoners Vorige woonsituatie
Nieuwe woonsituatie Koop
Particuliere huur Corporatiehuur
Totaal
Op kamers/studentenflat
21%
43%
36%
100%
Inwonend bij ouders
21%
30%
49%
100%
Zelfstandige particuliere huur
37%
38%
25%
100%
Zelfstandige corporatie huur
21%
10%
68%
100%
Koop
66%
23%
11%
100%
Overig
19%
26%
55%
100%
Totaal
31%
27%
42%
100%
Tussen de recente bewoners (zowel vanuit Amsterdam als daarbuiten) die in de koopwoningen, corporatiewoningen of particuliere huurwoningen terecht zijn gekomen, bestaan flinke verschillen wat betreft leeftijd, huishoudenstype en inkomen. In de drie tabellen hieronder worden de recente bewoners in de verschillende sectoren op deze kenmerken vergeleken. Recente bewoners van de koopsector zijn relatief vaak tussen de 35-49 jaar oud. De particuliere sector is relatief vaak de sector waar jongeren tot 34 jaar terecht komen. De corporatiesector krijgt relatief veel recente bewoners van 50 jaar of ouder te verwerken.
52
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Figuur 5.14: Recente bewoners naar leeftijd en eigendomsector Horizontaal % 18-34
35-49
50-64
65+
Totaal
Koopwoning
53%
36%
8%
2%
100%
Particuliere huurwoning
47%
25%
17%
11%
100%
Corporatiewoning
73%
18%
7%
2%
100%
Totaal
56%
27%
12%
6%
100%
18-34
35-49
50-64
65+
Totaal
Koopwoning
30%
42%
22%
12%
31%
Particuliere huurwoning
35%
39%
63%
79%
42%
Verticaal %
Corporatiewoning Totaal
35%
18%
16%
9%
27%
100%
100%
100%
100%
100%
In de koopsector zijn veel stellen met of zonder kinderen terecht gekomen. De particuliere huursector kent bij de recente instroom een oververtegenwoordiging van stellen zonder kinderen. In de corporatiesector zijn gezinnen en alleenwonenden sterk vertegenwoordigd bij de recente instroom.
Figuur 5.15: Recente bewoners naar huishoudenstype en eigendomsector Horizontaal %
Alleenwonend
Stel zonder Eenouderkinderen gezin
Stel met kinderen
Overig
Totaal
Koopwoning
36%
34%
4%
24%
2%
100%
Particuliere huurwoning
41%
36%
3%
12%
8%
100%
Corporatiewoning
53%
17%
9%
17%
3%
100%
Totaal
45%
27%
6%
18%
4%
100%
Stel met kinderen
Overig
Totaal
Verticaal %
Alleenwonend
Stel zonder Eenouderkinderen gezin
Koopwoning
25%
38%
20%
42%
18%
31%
Particuliere huurwoning
25%
35%
14%
18%
52%
27%
Corporatiewoning Totaal
51%
27%
66%
40%
30%
42%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
In de koopsector zijn veel stellen zonder of met kinderen terecht gekomen. De kans op tweeverdienerschap is hiermee hoog waardoor de hogere inkomens sterk aanwezig zijn. De particuliere huursector kent onder de recente bewoners ook een oververtegenwoordiging van hoge inkomens. De corporatiesector kent een hoge instroom van inkomens tot aan modaal.
53
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Figuur 6.16: Recente bewoners naar inkomensgroep en eigendomsector Horizontaal %
Lage inkomens
Laag tot modaal
Modaal tot € 43.000
€ 43.000 tot 1½x modaal
1½ tot 2x modaal
Meer dan 2x modaal
Totaal
Koopwoning
6%
13%
12%
11%
13%
46%
100%
Particuliere huurwoning
25%
15%
14%
6%
9%
30%
100%
Corporatiewoning
57%
20%
9%
4%
4%
7%
100%
Totaal
31%
16%
11%
7%
8%
27%
100%
1½ tot 2x modaal
Meer dan 2x modaal
Totaal
Verticaal %
Lage inkomens
Laag tot modaal
Modaal tot € 43.000 tot € 43.000 1½x modaal
Koopwoning
6%
27%
35%
53%
52%
59%
34%
Particuliere huurwoning
23%
26%
36%
25%
31%
31%
28%
Corporatiewoning Totaal
71%
47%
29%
22%
17%
10%
38%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
5.6 Conclusie In 2011 geeft bijna een vijfde van de huishoudens (19,9%) aan de woning recent (korter dan 2,5 jaar) te hebben betrokken. Dat aandeel is iets hoger dan in 2009 maar minder hoog dan in 2007. Recente bewoning van koopwoningen is in 2011 aanzienlijk gedaald, na een geleidelijke stijging het voorbije decennium. Recente bewoning van de particuliere huursector kent in 2011 een aanzienlijke stijging. De huursector tussen € 412 en € 643 kent tussen 2009 en 2011 de sterkste stijging bij de instroom (28% in 2009 en 41% in 2011). Recente bewoning van de duurdere koopwoningen nam ook toe. De meeste van recente bewoners behoren tot de lage inkomens, namelijk 31%. Dit is bijna gelijk aan het aandeel lage inkomens onder alle Amsterdamse huishoudens (32%). Bij recente bewoners zijn lage en middeninkomens relatief licht ondervertegenwoordigd en de hoge inkomens ( 2x modaal of hoge) oververtegenwoordigd. Net als in de populatie als geheel zijn alleenwonenden het sterkst aanwezig onder recente bewoners. Wel is de instroom veel jonger dan de ‘zittende’ bevolking. Drie kwart komt uit Amsterdam zelf, vaker uit een ander dan uit hetzelfde stadsdeel. Instromers uit de omgeving van Amsterdam behoren vaker tot lagere inkomensgroepen dan recente bewoners uit Amsterdam zelf. Bij die instromers gaat het vaak om jongeren die komen studeren of op zoek zijn naar werk. De Amsterdamse doorstromers hebben al enige inkomensontwikkeling bereikt. De instromers uit het buitenland zijn voor meer dan de helft hoge inkomens (2x modaal of hoger). Bijna 31% van de huishoudens is doorgestroomd van een onzelfstandige woonruimte in Amsterdam naar een zelfstandige woning. Dat ligt in 2011 hoger dan in 2009.
54
Wonen in Amsterdam 2011 Woonwensen en verhuisgedrag
Bijlage 1: Amsterdamse woonmillieus
Woonmilieus (versie 2008) Centrumrand Centrum Welgesteld Stedelijk
Nb1 Amsterdamse Suburb
Vergrijsde Tuinstad
Nb2 Transformatie
Verbinding
Nb3 Water en Groen
Transitie
Nb4 Moderne Stad
Dorp
Nb5 Compacte Vernieuwing
55
Bijlage 2: Enquête
Wonen in Amsterdam 2011 De gemeente Amsterdam en de Amsterdamse woningcorporaties willen graag weten hoe u denkt over uw woning, uw woonomgeving en de leefbaarheid in uw buurt. Daarom vragen wij u deze vragenlijst in te vullen en zo snel mogelijk terug te sturen in de bijgevoegde envelop (een postzegel is niet nodig). U bent door middel van een steekproef geselecteerd voor dit onderzoek. Uw gegevens worden vertrouwelijk en anoniem behandeld. De Dienst Onderzoek en Statistiek verzamelt alle ingevulde gegevens en draagt de onderzoeksresultaten zonder naam en adres over aan de Dienst Wonen, Zorg en Samenleven.
1 Woongeschiedenis
2.3 1
□ kachel
1.1
2
□ CV zonder warmwatervoorziening
Sinds welk jaar woont u in uw huidige woning? sinds
1.2 1
____
Waar woonde u voordat u deze woning betrok?
□ in dezelfde buurt
Wat voor soort verwarming heeft uw woning?
3
□ CV met warmwatervoorziening
4
□ stadsverwarming zonder eigen meter
5
□ stadsverwarming met eigen meter
6
□ blokverwarming op gas of olie zonder eigen meter
2
□ in hetzelfde stadsdeel, andere buurt
7
□ blokverwarming op gas of olie met eigen meter
3
□ in Amsterdam, ander stadsdeel
8
□ andersoortige verwarming, nl. ________________________
4
□ in de omgeving van Amsterdam
5
□ elders in Nederland
2.4
6
□ in het buitenland
1
□ ja
7
□ woon hier al sinds geboorte
2
□ ja, gedeeltelijk
3
□ nee
1.3
Heeft u dubbele beglazing in uw woning?
Wat was uw vorige woonsituatie?
1
□ op kamers/studentenflat
2
□ inwonend bij ouders/familie/vrienden
2.5
Is uw woning te bereiken zonder trappen te hoeven lopen?
3
□ zelfstandige huurwoning van particulier
1
□ ja
4
□ zelfstandige huurwoning van woningcorporatie
2
□ nee
5
□ koopwoning
6
□ anders, nl. _________________________________________
2.6
Zijn in uw woning alle vertrekken op dezelfde verdieping gelegen? (zolder/berging/kelder buiten beschouwing gelaten)
2 Uw woning
1
□ ja
2
□ nee
2.1
2.7
Wat is uw huidige woonsituatie?
Heeft u of iemand van uw huishouden moeite met trap-
1
□ zelfstandige huurwoning van particulier
lopen als gevolg van een langdurige ziekte, aandoening,
2
□ zelfstandige huurwoning van woningcorporatie
handicap of ouderdomsverschijnselen?
3
□ koopwoning
1
□ ja
4
□ anders, nl. _________________________________________
2
□ nee
2.2
2.8
Hoeveel kamers heeft uw woning in totaal?
Denkt u dat uw huidige woning geschikt is om oud in te worden?
(zonder de keuken en badkamer)
__ kamers 1
1
□ ja
2
□ ja, na enige aanpassingen
3
□ nee
2.13 Hoe tevreden bent u over de afhandeling van
LET OP! Bij de twee onderstaande vragen kunt u een rapportcijfer
de onderhoudsklacht(en)?
van 1 t/m 10 aankruisen. Een hoog rapportcijfer betekent een positief oordeel, een laag cijfer betekent een negatief oordeel.
2.9
zeer
1
ontevreden
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □
2
3
4
5
6
7
8
9 10
zeer tevreden
Wilt u aangeven in welke mate u tevreden bent over
2.14 Heeft u de laatste 2 jaar wel eens een overlastsituatie
uw woning? (totaaloordeel) zeer
1
ontevreden
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □
2
3
4
5
6
7
8
9 10
gemeld bij uw verhuurder/beheerder of VvE?
zeer tevreden
1 □
2.10 Hoe beoordeelt u de staat van onderhoud van uw woning? zeer
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10
slecht
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □
ja, meerdere meldingen van overlast
2 □
ja, één melding van overlast
3 □
nee
4 □
niet van toepassing
� naar 2.17 � naar 2.17
zeer
2.15 Welke overlast heeft u aan de verhuurder/beheerder of VvE
goed
gemeld? (U kunt hier meer dan één antwoord aankruisen)
2.11 Op welke aspecten (voor zover aanwezig) zou uw woning
1
□ lawaai buren
2
□ overlast bewoners in gemeenschappelijke ruimten (gangen, bergingen, trappenhal, lift)
□ gevel, dak, dakgoot
3
□ vervuiling gemeenschappelijke ruimten
2
□ fundering
4
□ vernieling gemeenschappelijke ruimten
3
□ buitenschilderwerk, buitenkozijnen
5
□ criminaliteit in het gebouw (openbreken boxen, postbussen; prostitutie, dealen)
6
□ overlast van mensen buiten op straat
verbeterd moeten worden? (U kunt hier meer dan één antwoord aankruisen) 1
4
□ indeling van de woning
5
□ balkon/dakterras
6
□ berging
7
□ vervuiling en vernieling van straten, pleinen, groen
7
□ plafonds, binnenmuren
8
□ overig, nl.
8
□ lift en andere gemeenschappelijke installaties
9
□ trappenhuis/galerij
2.16 Hoe tevreden bent u over de afhandeling van deze overlastmelding(en)?
10 □ keuken/keukenblok 11 □ toilet
zeer
1
12 □ badkamer, douche
ontevreden
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □
2
3
4
5
6
7
8
9 10
zeer tevreden
13 □ verwarming 14 □ warmte-isolatie
2.17 Beschikt uw huishouden over één of meerdere auto’s?
15 □ vochtwering
1
□ geen auto
16 □ geluidsisolatie tegen lawaai van buiten
2
□ ja, 1 auto
17 □ geluidsisolatie tussen woningen
3
□ ja, 2 auto’s
18 □ ventilatiemogelijkheden
4
□ ja, 3 of meer auto’s
� naar 3.1
19 □ beveiliging tegen inbraak
2.18 Waar parkeert u uw auto(‘s) meestal? (bij meerdere auto’s
20 □ overig, nl. 21 □ geen, woning is goed
kunt u meerdere antwoorden aankruisen)
2.12 Heeft u de laatste 2 jaar wel eens onderhoudsklachten
1
□ op straat in de buurt (met of zonder parkeervergunning)
2
□ op straat, buiten de eigen buurt (met of zonder parkeer-
3
□ op eigen terrein (bij de woning, inpandig, in een garage-
4
□ (gehuurde) parkeerplek in een parkeergarage
5
□ anders, nl.
gemeld aan uw verhuurder/beheerder of VvE? 1
□ ja, meerdere onderhoudsklachten
2
□ ja, één onderhoudsklacht
3
□ nee
4
□ niet van toepassing
vergunning) box, etc.)
� � naar 2.14 naar 2.14
2
3 Uw huishouden en het inkomen 3.1
3.4
Hoeveel personen in uw huishouden hebben een eigen (regulier) inkomen? (kinderen met alleen een vakantie- of bijbaantje buiten beschouwing laten)
__ personen
Uit hoeveel personen bestaat uw huishouden? (alleen personen meetellen die in uw woning wonen, inclusief
3.5
uzelf)
Hoeveel bedraagt het totale netto maandinkomen van deze personen bij elkaar? (niet meetellen: vakantiegeld,
__ personen
reis- en onkostenvergoedingen, etc.) �
3.2
3.6
Wilt u hieronder aangeven hoe uw huishouden precies is samengesteld?
______ , —
netto per maand
Kunt u in onderstaand schema voor de verschillende personen in uw huishouden (maximaal drie) aankruisen welke bronnen van inkomsten zij hebben?
personen
leeftijd
uzelf
__ __ __ __ __ __
partner 1e kind (oudste) 2e kind 3e kind 4e kind
M
V
jaar
□
□
jaar
□
□
jaar
□
□
eigen onderneming
□
□
□
jaar
□
□
freelance arbeid, ZZP
□
□
□
jaar
□
□
jaar
□
□
uitkering van de Dienst Werk en Inkomen (WWB/IOAW/IOAZ/Wwik/ bijzondere bijstand)
□
□
□
uitkering van uitvoeringsinstantie (UWV) (WAO/WIA/WAZ/Wajong/WW)
□
□
□
ID-banen/WIW/WSW
□
□
□
uitkering van de Sociale Verzekeringsbank (AOW/ANW)
□
□
□
pensioenfonds(en)
□
□
□
lijfrente, rente op vermogen
□
□
□
aantal overige thuiswonende kinderen
aantal overige personen (familie/kostganger e.d.)
3.3
(per persoon zijn meerdere antwoorden mogelijk) bron van inkomsten betaalde arbeid (werkgever)
__ __
Wilt u hieronder aankruisen wat het hoogst behaalde diploma is van u en van uw eventuele partner? uzelf partner
geen diploma of enkele jaren lagere school
□
□
basisonderwijs/lagere school
□
□
VSO (voortgezet speciaal onderwijs)
□
□
VBO/LBO (huishoud-, ambacht-, technische school of interne bedrijfsopleiding), MBO-kort, leerlingwezen, ULO
□
□
MAVO, MULO, VMBO
□
□
MBO-lang, of interne bedrijfsopleiding op MBO-niveau
□
□
HAVO, VWO, gymnasium, HBS, MMS
□
□
HBO of interne bedrijfsopleiding op HBO-niveau
□
□
WO, universiteit
□
□
anders, nl.
□
□
anders, nl.
□
□
3
uzelf partner □
□
3e persoon □
VUT/FPU of andere uittredingsregeling
□
□
□
alimentatie voor uzelf of uw kinderen
□
□
□
studiefinanciering/bijdrage van ouders
□
□
□
anders, nl.___________________________
□
□
□
LET OP: Bent u huurder van uw woning, vul dan blok 4 in
4.6
(Vragen aan huurders). Als u eigenaar van uw woning bent,
1
□ ja
ga dan naar blok 5 (Vragen aan eigenaren).
2
□ nee
3
□ weet niet
4.7
4 Vragen aan huurders LET OP! De meeste huurders krijgen elk jaar in april een
Ontvangt u huurtoeslag? (voorheen huursubsidie)
� naar 4.9 � naar 4.9
Hoeveel bedraagt deze huurtoeslag per maand?
____ , —
1
□ �
2
□ weet niet
per maand
aankondiging van de huurverhoging. Als u deze aankondiging
4.8
van vorig jaar april erbij pakt, kunt u de volgende vragen
Wordt deze huurtoeslag overgemaakt naar uw eigen rekening, of direct naar de rekening van uw verhuurder?
gemakkelijker beantwoorden. Mocht u alleen de aankondiging van dit jaar ter beschikking hebben, gebruik dan de huidige
1
□ naar eigen rekening
(oude) huurbedragen die gelden tot 1 juli 2011.
2
□ naar rekening verhuurder
3
□ weet niet
4.1
Wat is de huidige kale huur (ook wel nettohuur genoemd)
4.9
van uw woning? Dit is de huur zonder watergeld, servicekosten, kosten voor verwarming/gas en kosten van een
Welk totaalbedrag betaalt u nu per maand voor uw woning aan de verhuurder?
eventuele parkeerplaats. � �
____ , —
____, — per maand
per maand
4.10 Zou u de woning die u nu huurt willen kopen? 4.2
Wordt er door de verhuurder een bedrag in rekening
1
□ ja
gebracht voor verwarming/gas (bijvoorbeeld bij
2
□ eventueel
collectieve verwarming)? Zo ja, hoeveel?
3
□ nee
4
□ weet niet
____ , —
1
□ ja, �
2
□ nee
3
□ weet niet
4.3
� naar 4.12 � naar 4.12
per maand
4.11 Indien u uw huidige huurwoning zou kunnen kopen, wat voor een koopprijs zou u bereid zijn maximaal te betalen?
_______ , —
Worden er door de verhuurder nog overige kosten
1
□ �
(servicekosten, watergeld) voor uw woning in rekening
2
□ weet niet
gebracht, naast de kale huur en eventuele verwarmings/
4.12 Hoe tevreden bent u in het algemeen over
gaskosten? Zo ja, hoeveel?
uw verhuurder? 1
□ ja, �
2
□ nee
4.4
____ , —
per maand
Hoeveel betaalt u per maand aan energielasten
____ , —
□ �
2
□ weet niet
4.5
per maand
Betaalt u voor een parkeerplaats bij de woning (dus niet op straat)?
1
□ ja, �
____ , —
per maand
2
□ ja, deze zijn bij de servicekosten inbegrepen
3
□ nee
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10
ontevreden
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □
� Ga door naar vraag 6.1
(exclusief de kosten uit vraag 4.2)? 1
zeer
4
zeer tevreden
5 Vragen aan eigenaren 5.1
U bent eigenaar van de woning, welke situatie is op u
LET OP!! Bij onderstaande vragen kunt u een ‘rapportcijfer’ van
van toepassing?
1 t/m 10 aankruisen. Een hoog rapportcijfer betekent een positief
1
□ lid van coöperatieve flatexploitatievereniging
2
□ lid van vereniging van eigenaren (VvE/appartementsrecht)
3
□ bezitter van eengezinswoning (geen VvE)
4
□ eigenaar-bewoner en verhuurder van pand
5
□ anders, nl.
5.2
6 Uw woonomgeving oordeel, een laag rapportcijfer een negatief oordeel.
6.1
� naar 5.3 � naar 5.3 � naar 5.3
1
ontevreden
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □
6.2
Welk rapportcijfer geeft u met betrekking tot het functioneren van de VvE?
2
3
4
3
4
5
6
7
8
9 10
zeer tevreden
Wat vindt u van het aanbod van onderstaande
functio2
5
voorzieningen in uw buurt?
functioneert
1
zeer slecht
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □
5.3
Hoe tevreden bent u met uw buurt? (totaaloordeel)
zeer
6
7
8
9 10
ruim onvoldoende
neert zeer goed
ruim voldoende
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1
parkeervoorzieningen
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
Wat zijn uw netto hypotheek(woon)lasten per maand?
2
openbaar vervoer
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
(Dus na belastingteruggave!)
3
winkels
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
4
basisscholen
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
5
sportgelegenheden
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
_____ , —
1
□ �
2
□ niet van toepassing
6
speelvoorzieningen
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
3
□ weet niet
7
buurthuizen/wijkcentra
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
8
zorgvoorzieningen
5.4
per maand
Hoeveel betaalt u aan energielasten?
____ , —
1
□ �
2
□ weet niet
(zoals huisarts)
6.3
per maand
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □
Hoe beoordeelt u de onderstaande zaken in uw buurt? zeer lelijk
zeer mooi
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
5.5
Hoe hoog schat u de huidige marktwaarde van
de woningen in de buurt
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
uw woning?
de inrichting van de woonomgeving
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
de groenvoorzieningen
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
�
_______ , —
6.4
Hoe beoordeelt u het schoonhouden van de onderstaande zaken in uw buurt? ruim onvoldoende
ruim voldoende
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 straten en stoepen
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
de groenvoorzieningen
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
speelvoorzieningen
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
6.5
Hoe beoordeelt u de staat van onderhoud van de onderstaande zaken in uw buurt? ruim onvoldoende
ruim voldoende
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
5
de woningen in de buurt
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
straten en stoepen
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
de groenvoorzieningen
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
speelvoorzieningen
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
6.6
1
Op welke zaken zou de woonomgeving volgens u
6.11 Voelt u zich thuis in uw buurt?
verbeterd kunnen worden? (U kunt hier meer dan
helemaal
1
9 10
zeer
één antwoord aankruisen)
niet
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □
thuis
2
3
4
5
6
7
8
□ onderhoud/verbeteren bestaande woningen
2
□ meer nieuwbouw (sloop oude woningen)
3
□ schoonhouden straten en stoepen
4
□ schoonhouden groen
5
□ onderhoud straten en stoepen
6.12 Hoe veilig voelt u zich in uw buurt? zeer onveilig
zeer veilig
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
6
□ onderhoud groen
overdag
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □
7
□ andere inrichting straten, stoepen en groen
’s avonds
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
8
□ meer winkels
9
□ meer buurthuizen/wijkcentra
6.13 Hoe denkt u dat de buurt waar u woont zich de komende jaren zal ontwikkelen?
10 □ meer zorgvoorzieningen (zoals huisarts) 11 □ meer openbaar vervoer
zeer
1
9 10
zeer
12 □ meer parkeergelegenheid
negatief
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □
positief
2
3
4
5
6
7
8
13 □ veiligheid
6.14 Denkt u dat de mensen uit deze buurt iets doen als
14 □ anders, nl.
ze zien dat spijbelende kinderen hier rondhangen?
15 □ niets te verbeteren
6.7
6.8
Kunt u uit voorgaande vraag het nummer opschrijven van
1
□ ja, zeker wel
2
□ waarschijnlijk wel
hetgeen dat als eerste aangepakt zou moeten worden?
3
□ eerder niet dan wel
__
4
□ zeker niet
5
□ niet van toepassing
Hoe gaan verschillende groepen mensen in uw buurt
6
□ weet niet
met elkaar om? zeer
1 2
3
4
5
6
7
8
9 10
onprettig
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □
6.15 Denkt u dat de mensen uit deze buurt iets doen als
zeer
ze zien dat jongeren hier graffiti op de muren spuiten?
prettig 1
6.9
□ ja, zeker wel
Hoe beoordeelt u de betrokkenheid van de buurt-
2
□ waarschijnlijk wel
bewoners bij de buurt?
3
□ eerder niet dan wel
geen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 grote
betrokkenheid □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ betrokkenheid
4
□ zeker niet
5
□ niet van toepassing
6
□ weet niet
6.10 Kunt u met een rapportcijfer 1 t/m 10 aangeven in welke 6.16 Denkt u dat de mensen uit deze buurt iets doen
mate u overlast ondervindt bij de onderstaande categorieën?
als ze zien dat hier op straat een tamelijk heftige
Een laag cijfer betekent dat u veel overlast ondervindt
woordenwisseling is?
en een hoog cijfer dat u weinig overlast ondervindt. ernstige overlast
1
□ ja, zeker wel
geen overlast
2
□ waarschijnlijk wel
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3
□ eerder niet dan wel
buren
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
4
□ zeker niet
andere groepen mensen
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
5
□ niet van toepassing
6
□ weet niet
verkeersdrukte
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
verkeerslawaai
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
parkeren
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
vervuiling
□ □ □ □ □ □ □ □ □□
horeca (hotels, restaurants, cafés) criminaliteit
□ □ □ □ □ □ □ □ □□ □ □ □ □ □ □ □ □ □□
6
6.17 Denkt u dat de mensen uit deze buurt iets doen als
7.5
ze zien dat hier in de buurt wordt ingebroken?
Als u zou verhuizen, waarmee heeft dat dan te maken? (U kunt hier meer dan één antwoord aankruisen)
1
□ ja, zeker wel
1
□ te grote woning
2
□ waarschijnlijk wel
2
□ te kleine woning
3
□ eerder niet dan wel
3
□ woningtype
4
□ zeker niet
4
□ woning niet gelijkvloers/te veel trappen
5
□ niet van toepassing
5
□ sloop
6
□ weet niet
6
□ slechte kwaliteit woning
7
□ te dure woning
8
□ overlast buren
ze zien dat iemand bezig is aan een geparkeerde auto
9
□ lawaai, stank, verkeersdrukte, vervuiling
van een van de bewoners?
10 □ de drukte in de stad
6.18 Denkt u dat de mensen uit deze buurt iets doen als
1
□ ja, zeker wel
11 □ voorzieningen, winkels, scholen, etc.
2
□ waarschijnlijk wel
12 □ sfeer in de buurt (criminaliteit, asociaal gedrag, soort
3
□ eerder niet dan wel
4
□ zeker niet
13 □ onvoldoende parkeervoorzieningen
5
□ niet van toepassing
14 □ omstandigheden in mijn huishouden (gezinsuitbreiding,
6
□ weet niet
mensen, etc.)
scheiding, overlijden, etc.) 15 □ omstandigheden in werk of studie 16 □ geen tuin/balkon
7 Woonwensen
17 □ anders, nl.
7.1
7.6
Wilt u binnen twee jaar verhuizen?
Kunt u uit de voorgaande vraag het nummer opschrijven van de belangrijkste verhuisreden?
1
□ beslist niet
2
□ eventueel wel, misschien
3
□ zou wel willen, kan niets vinden
4
□ beslist wel
5
□ heb al andere huisvesting gevonden
� naar 7.4 � naar 7.4 � naar 7.4 � naar 7.4
__ 7.7
Wilt u buiten Amsterdam gaan wonen of in Amsterdam blijven?
7.2 1
Wat zijn de twee belangrijkste redenen voor u om
1
□ in Amsterdam blijven
niet te willen verhuizen?
2
□ buiten Amsterdam gaan wonen, binnen 25 km van Amsterdam
□ huidige woning is goed
2
□ buurt bevalt goed
3
□ elders in Nederland
3
□ financiële situatie
4
□ buiten Nederland
4
□ verhuizen is veel werk
5
□ heb geen voorkeur
5
□ mijn leeftijd
6
□ hier zijn voldoende parkeermogelijkheden
7
□ dichtbij werk/studie
8
□ dichtbij familie/vrienden
9
□ ik heb te weinig woonduur/inschrijfduur
7.8
Als u binnen Amsterdam verhuist, wilt u dan liever in uw eigen stadsdeel blijven of naar een ander stadsdeel verhuizen?
1
□ bij voorkeur in eigen buurt
10 □ er is geen geschikt aanbod
2
□ bij voorkeur in eigen stadsdeel blijven, andere buurt
11 □ anders, nl.
3
□ bij voorkeur naar een ander stadsdeel
4
□ heb geen voorkeur
7.3
5
□ weet niet
6
□ niet van toepassing, wil uitsluitend buiten Amsterdam
Denkt u binnen twee jaar te moeten verhuizen?
1
□ ja
2
□ nee
7.4
�
gaan wonen
naar 7.16
Op welke termijn denkt u te verhuizen?
1
□ binnen 6 maanden
2
□ over 6 tot 12 maanden
3
□ over 12 tot 24 maanden
7
7.9
7.13 Indien u zou huren, wat voor een huurprijs zou u bereid
Wilt u de toekomstige woning kopen of huren?
□ uitsluitend kopen
zijn maximaal (maandelijks) te betalen, exclusief service-
2
□ uitsluitend huren
en stookkosten?
3
□ liever kopen, eventueel huren
1
____ , —
4
□ liever huren, eventueel kopen
1
□ �
5
□ heb geen voorkeur
2
□ niet van toepassing, wil uitsluitend kopen
6
□ weet niet
per maand
7.14 Indien u zou kopen, wat voor een koopprijs zou u bereid 7.10 Heeft u voor uw toekomstige woning de voorkeur voor
zijn maximaal te betalen?
bestaande bouw (die nu al bewoond is) of nieuwbouw (die door u als eerste bewoond wordt)? 1
□ liever bestaande bouw
2
□ liever nieuwbouw
3
□ heb geen voorkeur
4
□ weet niet
_______ , —
1
□ �
2
□ niet van toepassing, wil uitsluitend huren
7.15 Bent u dit jaar actief op zoek geweest naar een andere woning? (meer dan één antwoord mogelijk) 1
□ nee, niet actief
7.11 Wat voor een soort woning heeft uw eerste voorkeur?
2
□ ja, via WoningNet
1
3
□ ja, via Funda, internet
□ eengezinswoning
2
□ benedenwoning met tuin
4
□ ja, makelaar ingeschakeld
3
□ etagewoning (appartement, flat)
5
□ ja, op andere manier
4
□ ouderenwoning of WIBO-woning
5
□ heb geen voorkeur
6
□ anders, nl.
7.16 Dit waren alle vragen, heeft u nog opmerkingen dan kunt u die hier kwijt.
7.12 Hoe groot moet de nieuwe woning zijn die u zoekt? 1
1
□ kleiner dan 40 vierkante meter
2
□ 40 tot 60 vierkante meter
3
□ 60 tot 80 vierkante meter
4
□ 80 tot 100 vierkante meter
5
□ 100 vierkante meter of meer
2 3
Hartelijk bedankt voor uw medewerking
8
Wonen in Amsterdam 2011 bevat ook de uitgaven: Stand van zaken Stadsdeelprofielen (alleen digitaal) Leefbaarheid (alleen digitaal)